Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2005/2528(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : B6-0216/2005

Ingediende teksten :

B6-0216/2005

Debatten :

PV 14/04/2005 - 4

Stemmingen :

PV 14/04/2005 - 10.8

Aangenomen teksten :

P6_TA(2005)0135

Aangenomen teksten
PDF 18kWORD 42k
Donderdag 14 april 2005 - Straatsburg
Culturele verscheidenheid
P6_TA(2005)0135B6-0216/2005

Resolutie van het Europees Parlement over "Op weg naar een conventie over bescherming van de verscheidenheid van culturele inhoud en kunstzinnige expressie"

Het Europees Parlement,

-   gezien zijn resolutie van 14 januari 2004 over instandhouding en bevordering van culturele verscheidenheid: rol van de Europese regio's en van de internationale organisaties zoals UNESCO en de Raad van Europa(1),

-   gezien de mededeling van de Commissie "Op weg naar een internationaal instrument inzake culturele verscheidenheid" (COM(2003)0520),

-   onder verwijzing naar zijn resolutie van 12 maart 2003 over de Algemene Overeenkomst betreffende Handel en Diensten (GATS) in het kader van de WTO, met inbegrip van culturele verscheidenheid(2),

-   gezien de Universele Verklaring van de UNESCO betreffende culturele diversiteit van 2 november 2001,

-   gelet op artikel 149, lid 1 en artikel 151 van het EG-Verdrag,

-   gezien de preambule en artikel 22 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

-   gelet op artikel I-3, vierde alinea, van het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa, waarin staat dat de Unie haar rijke culturele en taalkundige verscheidenheid moet eerbiedigen en ervoor moet zorgen dat het cultureel erfgoed van Europa instandgehouden en ontwikkeld wordt en op artikel III-315, lid 4, derde alinea, waarin staat dat de Raad bij unanimiteit besluit wanneer het onderhandelt over en overgaat tot het sluiten van overeenkomsten op het gebied van handel in culturele en audiovisuele diensten, wanneer deze afbreuk dreigen te doen aan de culturele en taalkundige verscheidenheid in de Unie,

-   gezien het besluit van de algemene conferentie van de UNESCO op 17 oktober 2003 om te werken aan een ontwerpconventie over culturele verscheidenheid als voorbereiding op de volgende algemene conferentie in 2005,

-   gelet op artikel 108, lid 5, van zijn Reglement,

A.   overwegende dat tussen december 2003 en mei 2004 onafhankelijke deskundigen bijeen zijn geweest om een eerste voorontwerp van een conventie op te stellen,

B.   overwegende dat met ingang van september 2004 een reeks intergouvernementele vergaderingen heeft plaatsgevonden om het voorontwerpconventie van conventie en het rapport te voltooien,

C.   overwegende dat de Universele Verklaring van de UNESCO betreffende culturele verscheidenheid, goedgekeurd in november 2001, een verheugende stap is in de richting van internationale samenwerking, maar naar gebleken niet toereikend als reactie op de bedreiging van de culturele verscheidenheid in een globaliserende wereld,

D.   overwegende dat de ontwerpconventie van de UNESCO tot doel heeft om de verscheidenheid van culturele inhoud en kunstzinnige expressie ruimte te bieden en te beschermen, en dat dit ontwerp bedoeld is om de ontwikkeling en goedkeuring gemakkelijker te maken van een cultureel beleid en passende maatregelen ter bescherming en bevordering van de verscheidenheid van culturele expressie alsook om bredere internationale culturele uitwisseling aan te moedigen,

E.   overwegende dat het doel van de conventie verband houdt met culturele zaken - een terrein waarop, gezien artikel 151 van het Verdrag, de Gemeenschap geen harmoniseringsbevoegdheden heeft -, de maatregelen waarmee deze doelstellingen worden nagestreefd, kunnen bepalingen bevatten die raken aan het "acquis communautaire"; dat met andere woorden: de ontwerpconventie van de UNESCO een heterogene overeenkomst is en een aantal bepalingen omvat die binnen de communautaire bevoegdheden vallen,

F.   overwegende dat de Raad daarom op 16 november 2004 is overeengekomen dat de Commissie toestemming krijgt om namens de Gemeenschap te onderhandelen over die gedeelten van de ontwerptekst van de UNESCO die binnen de bevoegdheid van de Gemeenschap vallen,

G.   overwegende dat de lidstaten verplicht zijn om nauw met de Gemeenschap samen te werken ter wille van de eenheid bij het onderhandelen het afsluiten van een overeenkomst,

H.   overwegende dat artikel 300 van het Verdrag de procedurele regels vastlegt in verband met door de Gemeenschap te sluiten akkoorden en raadpleging van het Parlement voorziet met betrekking tot een voorstel om een dergelijk akkoord te sluiten,

I.   overwegende dat het belangrijk is in verband met een gemengd akkoord dat er nauwe samenwerking plaatsvindt tussen de lidstaten en alle communautaire instellingen,

1.   wijst erop dat de conventie een instrument moet zijn voor internationale samenwerking ten behoeve van de culturele ontwikkeling, is van mening dat de ontwerpconventie een serieuze poging is in te spelen op de uitdaging en waaraan de culturele verscheidenheid het hoofd moet bieden vanwege de globalisering en het internationale handelsbeleid, en is verheugd over het proces om een verplicht normstellend instrument in het leven te roepen voor de bescherming van de culturele verscheidenheid;

2.   is van mening dat de lidstaten alles in het werk moeten stellen om hun standpunten onderling en met de Gemeenschap te coördineren;

3.   maakt zich zorgen dat gebrek aan eenheid het standpunt en de geloofwaardigheid van de Gemeenschap zal ondermijnen bij de onderhandelingen en benadrukt het belang van EU-eenheid en de noodzaak dat het Parlement volledig wordt betrokken bij het definiëren van een duidelijk mandaat, alsook rekening te houden met de meningen van de civil society;

4.   beklemtoont dat de Commissie niet alleen de Raad moet informeren over de vooruitgang van de onderhandelingen binnen de UNESCO, maar er ook voor moet zorgen dat het Parlement op de hoogte is;

5.   is van mening dat de voorgestelde UNESCO-conventie heel duidelijk de nadruk moet leggen op het recht van staten die partij zijn, om beleid en wetten te ontwikkelen, handhaven en implementeren die bedoeld zijn ter bevordering en bescherming van de culturele verscheidenheid en pluratisme van de media, en dat het van essentieel belang is de rechten te versterken en zich te verzetten tegen elke poging om deze rechten op enigerlei wijze te doen verwateren of verzwakken door middel van deze conventie;

6.   is van mening dat de conventie moet erkennen hoe belangrijk de rol is die openbare diensten vervullen, vooral de publieke omroepen, bij het instandhouden, ondersteunen en ontwikkelen van de culturele verscheidenheid en identiteit, alsook van toegang voor alle burgers tot kwalitatief hoogstaande inhoud en kennis;

7.   benadrukt dat culturele diensten en producten weliswaar een tweeledig karakter hebben (zowel economische als cultuurgoederen), maar dat ze niet op één lijn mogen worden gesteld met gewone koopwaar;

8.   onderstreept tevens dat het fundamenteel recht is toegang te hebben tot een gevarieerd aanbod aan nationale culturele inhoud en tot een aanbod uit alle delen van de wereld;

9.   benadrukt dat de Europese Unie en de lidstaten in het onderhandelingsproces en bij het afsluiten van deze conventie alles achterwege moeten laten dat de culturele verscheidenheid in gevaar kan brengen of het vermogen van regeringen om culturele verscheidenheid en identiteit te ondersteunen, kan ondermijnen;

10.   verzoekt de Algemene Conferentie van de UNESCO en de onderhandelende partijen ervoor te zorgen dat de conventie recht doet aan alle vormen van culturele expressie;

11.   verzoekt alle onderhandelingspartijen alles in het werk te stellen om het ontwerp af te ronden zodat het kan worden goedgekeurd op de volgende algemene conferentie van de UNESCO in oktober 2005 te Parijs;

12.   is van mening dat pluralisme van de media een fundamenteel beginsel van de conventie moet zijn;

13.   benadrukt dat de conventie garanties moet bieden voor transparantie, het evenredigheidsbeginsel en de democratische beginselen;

14.   dringt erop aan dat de conventie gebaseerd wordt op de beginselen van individuele mensenrechten zoals verankerd in internationale instrumenten, o.a. het recht op vrijheid van informatie, meningsuiting en intellectuele eigendom;

15.   is van mening dat de kwestie van het verband tussen het internationale handelsrecht en de toekomstige UNESCO-conventie een centraal aspekt is dat ideaal gezien zo moet worden benaderd dat de bescherming van de culturele verscheidenheid ten minste op één en hetzelfde niveau staat als andere beleidslijnen en er in geen geval voor onder doet;

16.   is van mening dat de conventie een eenvoudig enkelvoudig en bindend mechanisme voor het beslechten van conflicten moet bieden om in het internationaal recht een cultureel verscheiden rechtspraak te ontwikkelen;

17.   is van mening dat een definiëring van de culturele industrie in de conventie niet alleen productie moet inhouden, maar ook creatie, publicatie, promotie, verspreiding, tentoonstelling, terbeschikkingstelling, verkoop, verzamelen, opslaan en behoud van culturele goederen en diensten;

18.   is van mening dat de conventie het belang moet erkennen van zowel rechtstreekse als indirecte overheidssteun en dat de staten die partij zijn, het karakter, bedrag en de ontvangers van deze steun mogen vaststellen;

19.   is van mening dat de staten het recht moeten behouden om de organisatie, de financiering en de opdracht vast te stellen van de openbare dienstverleners die zich bezighouden met de instandhouding van de culturele verscheidenheid en het pluralisme van de media, vooral van de openbare omroepen, als garantie voor hun democratische en maatschappelijke relevantie voor de samenleving en dat dit ook van toepassing moet zijn in de digitale kennismaatschappij;

20.   is daarom van mening dat de conventie de rechten moet beschermen van de staten die partij zijn, om hun cultureel beleid uit te breiden tot de inhoud van de nieuwe media en tot de nieuwe distributiewijzen en dat het principe van technologische neutraliteit uitdrukkelijk in de conventie moet worden vermeld;

21.   is verheugd over het voorstel voor een waarnemingscentrum van de UNESCO voor culturele verscheidenheid dat moet fungeren in samenwerking met de beroepsorganisaties;

22.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de lidstaten, de regeringen van de kandidaat-landen, het Comité van de regio's, het Europees Economisch en Sociaal Comité, de Raad van Europa en de UNESCO.

(1) PB C 92 E van 16.4.2004, blz. 322.
(2) PB C 61 E van 10.3.2004, blz. 289.

Juridische mededeling - Privacybeleid