Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2004/0055(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0240/2005

Ingediende teksten :

A6-0240/2005

Debatten :

Stemmingen :

PV 13/12/2005 - 8.31

Aangenomen teksten :

P6_TA(2005)0499

Aangenomen teksten
PDF 523kWORD 173k
Dinsdag 13 december 2005 - Straatsburg
Europese betalingsbevelprocedure ***I
P6_TA(2005)0499A6-0240/2005
Resolutie
 Geconsolideerde tekst

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (COM(2004)0173 – C6-0006/2004 – 2004/0055(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2004)0173)(1),

–   gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 61, onder c) van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0006/2004),

–   gelet op artikel 51 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6-0240/2005),

1.   hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.   verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.   verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) Nog niet in het PB gepubliceerd.


Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 13 december 2005 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2006 van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure
P6_TC1-COD(2004)0055

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 61, onder c),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)  De Gemeenschap heeft zich ten doel gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid te handhaven en te ontwikkelen waarin het vrije verkeer van personen is gewaarborgd. Met het oog daarop moet de Gemeenschap onder meer de maatregelen op het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken nemen die nodig zijn voor de goede werking van de interne markt.

(2)  De Europese Raad van Tampere van 15 en 16 oktober 1999 heeft de Raad en de Commissie verzocht nieuwe wetgeving uit te werken betreffende kwesties die een soepele justitiële samenwerking en een betere toegang tot het recht bevorderen, en heeft in deze context uitdrukkelijk verwezen naar het betalingsbevel.

(3)  Op 30 november 2000 heeft de Raad een gezamenlijk programma van de Commissie en de Raad aangenomen betreffende maatregelen voor de uitvoering van het beginsel van wederzijdse erkenning van beslissingen in burgerlijke en handelszaken(3). Dit programma voorziet in de mogelijkheid om in de Gemeenschap een specifieke, eenvormige of geharmoniseerde procedure in te voeren om op bepaalde gebieden, waaronder dat van de niet-betwiste schuldvorderingen, een rechterlijke beslissing te verkrijgen.

(4)  Op 20 december 2002 heeft de Commissie een Groenboek betreffende een Europese procedure inzake betalingsbevelen en maatregelen ter vereenvoudiging en bespoediging van de procesvoering over geringe vorderingen aangenomen. Het groenboek heeft een raadpleging op gang gebracht over de mogelijke doelstellingen en kenmerken van een eenvormige of geharmoniseerde Europese procedure voor de invordering van niet-betwiste schuldvorderingen.

(5)  De snelle en efficiënte invordering van openstaande schulden die niet het voorwerp van een rechtsgeschil zijn, is van het grootste belang voor het bedrijfsleven in de Europese Unie aangezien betalingsachterstanden een belangrijke oorzaak zijn van insolventie die het voortbestaan van bedrijven, vooral kleine en middelgrote bedrijven, in gevaar brengt en tot een groot verlies aan banen leidt.

(6)  Hoewel alle lidstaten de kwestie van de invordering van het grote aantal niet-betwiste schuldvorderingen proberen aan te pakken, waarbij de meeste lidstaten een vereenvoudigde betalingsbevelprocedure uitwerken, verschilt zowel de inhoud van de nationale wetgeving als de doeltreffendheid van de interne procedures aanzienlijk. Bovendien zijn acties op grond van de huidige regelgeving in grensoverschrijdende geschillen vaak niet-ontvankelijk of in de praktijk niet haalbaar.

(7)  De daaruit voortvloeiende belemmeringen voor de toegang tot efficiënte verhaalmogelijkheden, met name in grensoverschrijdende geschillen, en de verstoring van de mededinging in de interne markt ten gevolge van de ongelijke doeltreffendheid van de procedurele middelen die de schuldeisers in de verschillende lidstaten ter beschikking staan, maken gemeenschapswetgeving noodzakelijk die schuldeisers en schuldenaren in de gehele Europese Unie gelijke concurrentievoorwaarden waarborgt.

(8)  De bij deze verordening ingestelde procedure dient als aanvullende en optionele mogelijkheid voor de eiser aan wie het vrij blijft staan om een procedure op grond van het interne recht in te leiden. Dientengevolge vervangt noch harmoniseert deze verordening de bestaande mechanismen voor de invordering van niet-betwiste schuldvorderingen.

(9)  Het Europese betalingsbevel moet voor alle contractuele en niet-contractuele civiele geldvorderingen beschikbaar zijn, met uitzondering van vorderingen in verband met de vermogensrechtelijke gevolgen van een huwelijk, testament en successie, aangezien rechterlijke instanties - zelfs ingeval de vordering niet wordt betwist - in dat soort zaken vaak niet mogen voortgaan op beweringen van de eiser maar ambtshalve de feiten moeten onderzoeken. De procedure mag niet worden beperkt tot vorderingen onder een bepaald maximumbedrag. De procedure mag evenwel niet gelden voor vorderingen die op het ogenblik van het verzoek nog niet opeisbaar zijn, en met name toekomstige periodieke betalingen.

(10)  In het kader van de procedure moet voor de communicatie tussen de rechterlijke instantie en de partijen zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van standaardformulieren, teneinde de afhandeling ervan te vergemakkelijken en het gebruik van automatische gegevensverwerking mogelijk te maken.

(11)  De eiser moet worden verplicht om in het verzoek om een Europees betalingsbevel gegevens te verstrekken die het mogelijk maken de vordering en de gronden ervoor duidelijk te identificeren, waardoor de verweerder met kennis van zaken kan beslissen of hij de vordering al dan niet wil betwisten. In deze context moet de eiser ook verplicht zijn enig bewijs aan te voeren waarop hij zou kunnen steunen om de juistheid van zijn beweringen aan te tonen, zonder dat hij daadwerkelijk een schriftelijk bewijsstuk moet overleggen aan de rechterlijke instantie.

(12)  De rechterlijke instantie onderzoekt de aanvraag, met inbegrip van het vraagstuk van de bevoegde rechter en de beschrijving van de bewijsmiddelen, op basis van de in het formulier verstrekte informatie. Aldus kan het gerecht prima facie de gronden van de vordering beoordelen en onder andere duidelijk ongegronde of niet ontvankelijke vorderingen uitsluiten. Het onderzoek hoeft niet noodzakelijkerwijs te worden uitgevoerd door een rechter.

(13)  Hoewel er geen rechtsmiddel openstaat tegen afwijzing van een verzoek om een Europees betalingsbevel, sluit dit niet de mogelijkheid uit van herziening van het besluit door dezelfde instantie.

(14)  Herziening in uitzonderlijke gevallen betekent niet dat de verweerder een tweede kans krijgt om bezwaar te maken tegen de vordering. Tijdens de herzieningsprocedure dienen alleen de gronden van de vordering te worden beoordeeld die voortvloeien uit de door de verweerder aangegeven uitzonderlijke omstandigheden.

(15)  In de Europese uitnodiging tot betaling moet de verweerder ervan in kennis worden gesteld dat hij ofwel de openstaande schuld aan de eiser kan betalen, ofwel binnen een termijn van drie weken een verweerschrift kan indienen, indien hij de vordering wil betwisten. Naast volledige informatie over de vordering, die door de eiser wordt verstrekt, moet de verweerder op de hoogte worden gebracht van de juridische betekenis van de uitnodiging tot betaling en met name van de gevolgen van het niet betwisten van de vordering.

(16)  Een tijdig ingediend verweerschrift moet een einde stellen aan de Europese betalingsbevelprocedure en moet de zaak automatisch doen overgaan naar een gewone burgerrechtelijke procedure, tenzij de eiser uitdrukkelijk heeft verzocht om de procedure in dat geval stop te zetten.

(17)  Het bij gebreke van verweerschrift af te geven Europees betalingsbevel moet onmiddellijk uitvoerbaar zijn tegen de verweerder. Het moet evenwel mogelijk zijn daartegen verzet aan te tekenen, dat in wezen dezelfde gevolgen moet hebben als een verweerschrift. Wanneer geen verzet wordt aangetekend, moet het betalingsbevel dezelfde status hebben als een eindvonnis dat wordt gewezen in gewone burgerrechtelijke procedures.

(18)  Met het oog op de berekening van de termijnen is Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden(4) van toepassing.

(19)  Via het standaardformulier moet de verweerder worden meegedeeld dat de termijnen moeten worden berekend overeenkomstig Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71, rekening houdend met de feestdagen in de lidstaat waar de rechterlijke instantie is gevestigd.

(20)  Indiening van een verzoek om een Europees betalingsbevel impliceert de betaling van alle toepasselijke gerechtskosten.

(21)  De rechterlijke instanties moeten rekening houden met alle andere schriftelijke vormen van verzet indien deze duidelijk zijn geformuleerd.

(22)  Het concept "gewone burgerrechtelijke procedure" in deze verordening dient niet noodzakelijkerwijs te worden geïnterpreteerd in de zin van het nationale recht.

(23)  De totale gerechtskosten van een Europees betalingsbevel en van de gewone burgerrechtelijke procedurein geval van verzet mogen de gerechtskosten van de gewone burgerrechtelijke procedurezonder een voorafgaand Europees betalingsbevel niet overschrijden; deze kosten omvatten bijvoorbeeld niet de kosten van een advocaat of de kosten voor betekening van documenten door een ander orgaan dan een rechterlijke instantie.

(24)  Bij het besluit over de vraag welke rechterlijke instanties bevoegd zijn om een Europees betalingsbevel uit te vaardigen, dienen de lidstaten naar behoren rekening te houden met de noodzaak te zorgen voor toegang tot de rechter.

(25)  Deze verordening doet geen afbreuk aan de toepassing van zowel Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken(5) als Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad van 29 mei 2000 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken(6).

(26)  Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk de invoering van een eenvormig, snel en efficiënt mechanisme voor de invordering van niet-betwiste geldvorderingen binnen de Europese Unie, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen van de verordening beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken; en beperkt zij met name de ingrepen in het nationale procesrecht tot een minimum aangezien zij de nationale vereenvoudigde procedures niet vervangt maar daaraan een extra mogelijkheid toevoegt.

(27)  Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden erkend als algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht. Deze verordening beoogt meer bepaald te waarborgen dat het recht op een eerlijk proces, zoals dat wordt erkend in artikel 47 van het Handvest, volledig wordt geëerbiedigd.

(28)  De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(7).

(29)  Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, hebben het Verenigd Koninkrijk en Ierland schriftelijk kenbaar gemaakt dat zij wensen deel te nemen aan de aanneming en de toepassing van deze verordening.

(30)  Denemarken neemt overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, gevoegd bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, niet deel aan de aanneming van deze verordening, zodat deze niet verbindend voor, noch van toepassing op Denemarken is,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Doelstelling

1.  Doel van deze verordening is:

   a) grensoverschrijdende geschillen in verband met onbetwiste geldvorderingen te vereenvoudigen, te bespoedigen en proceskosten ervan te verminderen door de instelling van een Europese betalingsbevelprocedure; en
   b) het vrij verkeer van Europese betalingsbevelen in alle lidstaten mogelijk te maken door de vaststelling van minimumnormen waarvan de naleving tussenkomende procedures in de lidstaat van tenuitvoerlegging vóór de erkenning en tenuitvoerlegging overbodig maakt.

2.  Deze verordening belet een eiser niet een vordering in de zin van artikel 5 geldend te maken door gebruik te maken van een andere procedure op grond van het recht van een lidstaat of van communautair recht.

Artikel 2

Werkingssfeer

1.  Deze verordening is in grensoverschrijden geschillen van toepassing op burgerlijke en handelszaken, ongeacht de aard van de betrokken rechterlijke instantie. Zij heeft met name geen betrekking op fiscale zaken, douanezaken of administratiefrechtelijke zaken of de aansprakelijkheid van de staat voor handelen en nalaten bij de uitoefening van het staatsgezag ("acta iure imperii").

2.  Deze verordening is niet van toepassing op:

   a) de vermogensrechtelijke gevolgen van een huwelijk, testament en successie;
   b) faillissement, akkoorden en andere soortgelijke procedures;
   c) de sociale zekerheid;
  d) vorderingen op grond van niet-contractuele verplichtingen, tenzij:
   i) deze het voorwerp zijn van een overeenkomst tussen partijen of indien er sprake is van schulderkenning; of
   ii) deze betrekking hebben op geliquideerde schulden die voortvloeien uit gezamenlijk eigendom van vermogensbestanddelen.

3.  In deze verordening wordt onder 'lidstaat' verstaan: alle lidstaten behalve Denemarken.

Artikel 3

Grensoverschrijdende geschillen

1.  Voor de toepassing van deze verordening is sprake van een grensoverschrijdend geschil wanneer tenminste een van de partijen zijn woonplaats of zijn gebruikelijke verblijfplaats heeft in een andere lidstaat dan de lidstaat van de rechterlijke instantie waar de zaak aanhanging is.

2.  De woonplaats wordt vastgesteld overeenkomstig de artikelen 59 en 60 van Verordening (EG) nr. 44/2001.

3.  Het geschikte moment om vast te stellen of sprake is van een grensoverschrijdend geschil is het moment waarop het verzoek om een Europees betalingsbevel overeenkomstig deze verordening wordt ingediend.

Artikel 4

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

1.   "lidstaat van oorsprong": de lidstaat waar een Europees betalingsbevel wordt uitgevaardigd;

2.   "lidstaat van tenuitvoerlegging": de lidstaat waar wordt verzocht om tenuitvoerlegging van het Europees betalingsbevel;

   3. "rechterlijke instantie": instantie in de lidstaten die bevoegd is voor het Europese betalingsbevel of andere verwante zaken;
   4. "rechterlijke instantie van oorsprong": de rechterlijke instantie die het Europese betalingsbevel uitvaardigt.

Artikel 5

Europese betalingsbevelprocedure

Er wordt een Europese betalingsbevelprocedure ingevoerd voor de invordering van liquide geldvorderingen die opeisbaar zijn op het ogenblik waarop het verzoek om een Europees betalingsbevel wordt ingediend.

Artikel 6

Bevoegde rechterlijke instantie

1.  Voor de toepassing van deze verordening wordt de bevoegde rechterlijke instantie vastgesteld overeenkomstig de desbetreffende regels van het Gemeenschapsrecht, met name Verordening (EG) nr. 44/2001.

2.  Indien de vordering echter betrekking heeft op een overeenkomst gesloten door een persoon, de consument, voor een gebruik dat als niet bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd, en indien de consument verweerder is, zijn alleen de rechterlijke instanties bevoegd in de lidstaat waar de verweerder zijn woonplaats heeft in de zin van artikel 59 van Verordening (EG) nr. 44/2001.

Artikel 7

Verzoek om een Europees betalingsbevel

1.  Een verzoek om een Europees betalingsbevel wordt ingediend aan de hand van het in de bijlage opgenomen standaardformulier.

2.  In het verzoek wordt vermeld:

   a) de namen en adressen van de partijen en, voorzover van toepassing, van hun vertegenwoordigers en van de rechterlijke instantie waarbij het verzoek is ingediend;
   b) het bedrag van de vordering, met inbegrip van de hoofdsom en, indien van toepassing, rente en contractuele sancties;
   c) indien rente wordt gevorderd over de schuldvordering, de rentevoet en de periode waarvoor rente wordt gevorderd, tenzij de hoofdsom krachtens de wetgeving van de lidstaat van oorsprong automatisch wordt vermeerderd met de wettelijke rente;
   d) het voorwerp van de actie, met inbegrip van een beschrijving van de omstandigheden die worden aangevoerd als grondslag van de vordering en, in voorkomend geval, van de gevorderde rente;
   e) een beschrijving van het bewijs ter staving van de vordering;
   f) de gronden voor de rechtsmacht; en
   g) de grensoverschrijdende aard van het geschil overeenkomstig artikel 3.

3.  In het verzoek geeft de eiser aan dat hij de informatie naar beste weten en naar waarheid heeft verstrekt en hij erkent dat het opzettelijk verstrekken van valse informatie kan leiden tot passende sancties op grond van het recht van de lidstaat van oorsprong.

4.  In een bijlage bij het verzoek kan de eiser de rechterlijke instantie meedelen dat hij bezwaar maakt tegen de overgang naar de gewone burgerrechtelijke procedure in de zin van artikel 17 in geval van verzet van de verweerder. Dit belet de eiser niet de rechterlijke instantie hierover vervolgens te informeren, maar in ieder geval vóór het bevel wordt uitgevaardigd.

5.  Het verzoek wordt ingediend op papier of via enig ander communicatiemiddel, onder meer langs elektronische weg, dat door de lidstaat van oorsprong wordt geaccepteerd en waarover de rechterlijke instantie van oorsprong beschikt.

6.  Het verzoek moet door de eiser of, indien van toepassing, door zijn vertegenwoordiger worden ondertekend. Indien het verzoek overeenkomstig lid 5 in elektronische vorm wordt ingediend, wordt het ondertekend overeenkomstig artikel 2, punt 2 van Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen(8). De ondertekening wordt door de lidstaat van oorsprong erkend en mag geen voorwerp zijn van bijkomende vereisten.

Een dergelijke elektronische handtekening is echter niet vereist indien en voorzover een alternatief elektronisch communicatiesysteem bij de rechterlijke instanties van de lidstaat van oorsprong bestaat dat beschikbaar is voor een bepaalde groep van tevoren geregistreerde geauthentiseerde gebruikers en dat veilige identificatie van deze gebruikers mogelijk maakt. De lidstaten dienen de Commissie in kennis te stellen van een dergelijk communicatiesysteem.

Artikel 8

Onderzoek van het verzoek

1.  De rechterlijke instantie waarbij een verzoek om een Europees betalingsbevel is ingediend, onderzoekt zo spoedig mogelijk en op basis van het aanvraagformulier of is voldaan aan de in de artikelen 2, 3, 5, 6 en 7 bedoelde vereisten en of de vordering gegrond en ontvankelijk voorkomt. Dit onderzoek kan geschieden via een geautomatiseerde procedure.

2.  Wanneer de rechterlijke instantie overweegt het verzoek af te wijzen wegens niet-naleving van de vereisten van artikel 7, kan zij de eiser de mogelijkheid bieden om het verzoek aan te vullen of te corrigeren.

Artikel 9

Aanvulling en correctie van het verzoek

1.  Indien niet wordt voldaan aan de vereisten van artikel 7 en tenzij het verzoek duidelijk ongegrond of niet-ontvankelijk is, geeft de rechterlijke instantie de eiser de gelegenheid zijn verzoek aan te vullen of te corrigeren. De rechterlijke instantie maakt gebruik van het in de bijlage opgenomen standaardformulier.

2.  Indien de rechterlijke instantie de eiser verzoekt het verzoek aan te vullen of te corrigeren, stelt deze een termijn vast die het in deze omstandigheden passend acht. De rechterlijke instantie kan de termijn naar eigen goeddunken verlengen.

Artikel 10

Wijziging van het verzoek

1.  Indien slechts voor een gedeelte van het verzoek is voldaan aan de vereisten van artikel 8, stelt de rechterlijke instantie de eiser hiervan in kennis met gebruikmaking van het in de bijlage opgenomen standaardformulier. De eiser wordt verzocht het voorstel voor een Europees betalingsbevel voor het door de rechterlijke instantie gespecificeerde bedrag te aanvaarden of af te wijzen en wordt in kennis gesteld van de gevolgen van zijn besluit. De eiser reageert door terugzending van het door de rechterlijke instantie toegezonden standaardformulier binnen de door de rechterlijke instantie overeenkomstig artikel 9, lid 2 aangegeven termijn.

2.  Indien de eiser het voorstel van de rechterlijke instantie aanvaardt, vaardigt de rechterlijke instantie een Europees betalingsbevel uit overeenkomstig artikel 12 voor het gedeelte van het verzoek dat door de eiser wordt aanvaard. De gevolgen met betrekking tot het resterende gedeelte van de oorspronkelijke vordering worden beheerst door nationaal recht.

3.  Indien de eiser zijn antwoord niet binnen de door de rechterlijke instantie aangegeven termijn terugstuurt of het voorstel van de rechterlijke instantie afwijst, wijst de rechterlijke instantie het verzoek om een Europees betalingsbevel in zijn geheel af in overeenstemming met artikel 11.

Artikel 11

Afwijzing van het verzoek

1.  De rechterlijke instantie wijst het verzoek af indien:

   a) de eiser zijn antwoord niet binnen de door de rechterlijke instantie overeenkomstig artikel 9, lid 2 aangegeven termijn terugzendt; of
   b) de eiser zijn antwoord niet binnen de door de rechterlijke instantie aangegeven termijn terugzendt of het voorstel van de rechterlijke instantie afwijst overeenkomstig met artikel 10, lid 3; of
   c) niet wordt voldaan aan de vereisten van de artikelen 2, 3, 5, 6 en 7; of
   d) de vordering klaarblijkelijk ongegrond of niet-ontvankelijk is.

De eiser wordt via het in de bijlage opgenomen standaardformulier in kennis gesteld van de redenen voor afwijzing.

2.  Tegen de afwijzing van het verzoek kan geen rechtsmiddel worden ingesteld.

3.  De afwijzing van het verzoek belet de eiser niet een vordering in te stellen via een hernieuwd verzoek om een Europees betalingsbevel of enige andere procedure op grond van het recht van een lidstaat.

Artikel 12

Uitvaardiging van een Europees betalingsbevel

1.  Indien wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 8, vaardigt de rechterlijke instantie zo spoedig mogelijk en normaal gesproken binnen 30 dagen na indiening van het verzoek een Europees betalingsbevel uit met gebruikmaking van het in de bijlage opgenomen standaardformulier.

De periode van 30 dagen omvat niet de tijd die de eiser nodig heeft om het verzoek aan te vullen, te corrigeren of te wijzigen.

2.  Het Europese betalingsbevel wordt uitgevaardigd samen met een afschrift van het aanvraagformulier. Het omvat niet de door de eiser overeenkomstig artikel 7, lid 4 verstrekte informatie.

3.  In het Europese betalingsbevel wordt de verweerder in kennis gesteld van zijn mogelijkheden om:

   a) aan de eiser het bedrag te betalen dat is aangegeven in het bevel;
   b) bezwaar te maken tegen het bevel door binnen de termijn als bedoeld in artikel 16, lid 2 verzet aan te tekenen bij de rechterlijke instantie van oorsprong.

4.  In het Europese betalingsbevel wordt de verweerder meegedeeld dat:

   a) het bevel werd uitgevaardigd alleen op basis van de informatie die door de eiser is verstrekt en niet door de rechterlijke instantie is geverifieerd;
   b) het bevel uitvoerbaar wordt tenzij overeenkomstig artikel 16 verzet bij de rechterlijke instantie wordt aangetekend;
   c) indien verzet wordt aangetekend, de procedure zal worden voortgezet voor de bevoegde rechterlijke instanties van de lidstaat van oorsprong in overeenstemming met de regels van de gewone burgerrechtelijke procedure, tenzij de eiser uitdrukkelijk heeft verzocht om de procedure in dat geval stop te zetten.

5.  De rechterlijke instantie zorgt ervoor dat het bevel aan de verweerder wordt betekend of dat hem er kennis van wordt gegeven in overeenstemming met het nationale recht via een methode die voldoet aan de minimumnormen als bedoeld in de artikelen 13 tot en met 15 hierna.

Artikel 13

Betekening ok kennisgeving met bewijs van ontvangst door de verweerder

Betekening ok kennisgeving van het Europees betalingsbevel aan de verweerder kan overeenkomstig het nationale recht van de betrokken lidstaat op een van de volgende manieren gebeuren:

   a) door persoonlijke betekening of kennisgeving blijkend uit een door de verweerder ondertekende bevestiging met de datum van ontvangst;
   b) door persoonlijke betekening of kennisgeving blijkend uit een document ondertekend door de bevoegde persoon die de betekening of kennisgeving heeft verricht, en waarin wordt verklaard dat de verweerder het stuk in ontvangst heeft genomen of zonder wettige grond geweigerd heeft, en waarin de datum van betekening of kennisgeving is vermeld;
   c) door betekening of kennisgeving per post, blijkend uit een door de verweerder ondertekende en teruggezonden ontvangstbevestiging met de datum van ontvangst;
   d) door betekening of kennisgeving langs elektronische middelen, bijvoorbeeld door middel van een faxbericht of een elektronisch postbericht, blijkend uit een door de verweerder ondertekende en teruggezonden ontvangstbevstiging met de datum van ontvangst.

Artikel 14

Betekening of kennisgeving zonder bewijs van ontvangst door de verweerder

1.  Betekening of kennisgeving van het Europees betalingsbevel aan de verweerder kan overeenkomstig het nationale recht van de betrokken lidstaat ook op een van de volgende manieren gebeuren:

   a) in persoon of op het persoonlijke adres van de verweerder, aan een persoon die als huisgenoot van de verweerder dezelfde woonplaats heeft of aldaar in dienst is;
   b) wanneer de verweerder een zelfstandige of een rechtspersoon is, in persoon op het zakenadres van de verweerder, aan een persoon die bij de verweerder in dienst is;
   c) door deponering van het stuk in de brievenbus van de verweerder;
   d) door deponering van het stuk op het postkantoor of bij de bevoegde autoriteiten, en schriftelijke mededeling daarvan in de brievenbus van de verweerder, mits in de schriftelijke mededeling duidelijk wordt vermeld dat het om een gerechtelijk stuk gaat of dat deze schriftelijke mededeling rechtsgeldig is als betekening of kennisgeving en de toepasselijke termijnen doet ingaan;
   e) per post zonder bewijs overeenkomstig lid 3 indien de verweerder zijn adres in de lidstaat van oorsprong heeft;
   f) langs elektronische weg, blijkens een automatische aankomstbevestiging, op voorwaarde dat de verweerder vooraf uitdrukkelijk met deze wijze van betekening of kennisgeving heeft ingestemd.

2.  Voor de toepassing van deze verordening is betekening of kennisgeving overeenkomstig lid 1 niet toegestaan indien het adres van de verweerder niet met zekerheid bekend is.

3.  Betekening of kennisgeving overeenkomstig lid 1, onder a) tot en met d), blijkt uit:

  a) een document dat is ondertekend door de bevoegde persoon die de betekening of de kennisgeving heeft verricht, en waarin het volgende wordt vermeld:
   i) de wijze waarop betekening of kennisgeving is geschied, en
   ii) de datum van betekening of kennisgeving, en
   iii) indien het stuk ter betekening of kennisgeving is aangeboden aan een andere persoon dan de verweerder, de naam van die persoon en zijn relatie tot de verweerder, of
   b) voor de toepassing van lid 1, onder a) en b), een ontvangstbevestiging van de persoon aan wie betekening of kennisgeving is geschied.

Artikel 15

Betekening of kennisgeving aan een vertegenwoordiger

De betekening of kennisgeving overeenkomstig de artikelen 13 en 14 mogen ook geschieden aan een vertegenwoordiger van de verweerder.

Artikel 16

Verzet tegen het Europese betalingsbevel

1.  De verweerder kan verzet aantekenen tegen het Europese betalingsbevel bij de rechterlijke instantie van oorsprong door middel van het in de bijlage opgenomen standaardformulier, dat hem wordt verstrekt samen met het Europese betalingsbevel.

2.  Het verzetschrift wordt toegezonden binnen 30 dagen na betekening of kennisgeving van het bevel aan de verweerder.

3.  Bij het aantekenen van verzet moet de verweerder vermelden dat hij de betrokken vordering betwist zonder dat hij hiervoor de redenen hoeft aan te geven.

4.  Het verzetschrift wordt ingediend op papier of via enig ander communicatiemiddel, onder meer langs elektronische weg, dat door de lidstaat van oorsprong wordt geaccepteerd en waarover de rechterlijke instantie van oorsprong beschikt.

5.  Het verzetschrift moet door de verweerder of, indien van toepassing, door zijn vertegenwoordiger worden ondertekend. Indien het verzetschrift overeenkomstig lid 4 in elektronische vorm wordt ingediend, wordt het ondertekend overeenkomstig artikel 2, punt 2 van Richtlijn 1999/93/EG. De ondertekening wordt door de lidstaat van oorsprong erkend en mag geen voorwerp zijn van bijkomende vereisten.

Een dergelijke elektronische handtekening is echter niet vereist indien en voorzover een alternatief elektronisch communicatiesysteem bij de rechterlijke instanties van de lidstaat van oorsprong bestaat dat beschikbaar is voor een bepaalde groep van te voren geregistreeerde en geauthentiseerde gebruikers. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van dergelijke communicatiesystemen.

Artikel 17

Gevolgen van het aantekenen van verzet

1.  Indien verzet wordt aangetekend binnen de in artikel 16, lid 2, vastgestelde termijn, wordt de procedure voor de bevoegde rechterlijke instanties van de lidstaat van oorsprong voortgezet overeenkomstig de regels van de gewone burgerrechtelijke procedure, tenzij de eiser uitdrukkelijk heeft verzocht om de procedure in dat geval stop te zetten overeenkomstig artikel 7, lid 4.

Indien de eiser zijn vordering inleidde via de Europese betalingsbevelprocedure, is geen enkele bepaling krachtens nationaal recht nadelig voor zijn positie in de daaropvolgende gewone burgerrechtelijke procedure.

2.  De overgang naar de gewone burgerrechtelijke procedure in de zin van lid 1 wordt beheerst door het recht van de lidstaat van oorsprong.

3.  Aan de eiser wordt meegedeeld of de verweerder verzet heeft aangetekend en of wordt overgegaan op de gewone burgerrechtelijke procedure.

Artikel 18

Uitvoerbaarheid

1.  Indien binnen de in artikel 16, lid 2 vastgestelde termijn, rekening houdend met een passende periode voor verzending van het verzet, geen verzet is aangetekend, verklaart de rechterlijke instantie het Europese betalingsbevel onverwijld uitvoerbaar met gebruikmaking van het in de bijlage opgenomen standaardformulier. De rechterlijke instantie van oorsprong controleert de datum van betekening of kennisgeving.

2.  Onverminderd lid 1 worden de formele uitvoerbaarheidsvereisten beheerst door het recht van de lidstaat van oorsprong.

3.  De rechterlijke instantie zendt het uitvoerbare Europese betalingsbevel aan de eiser toe.

Artikel 19

Afschaffing van de exequatur

Een Europees betalingsbevel dat uitvoerbaar is geworden in de lidstaat van oorsprong wordt erkend en ten uitvoer gelegd in de andere lidstaten zonder dat een verklaring van uitvoerbaarheid nodig is en zonder dat het mogelijk is bezwaar te maken tegen de erkenning ervan.

Artikel 20

Herziening in uitzonderlijke gevallen

1.  Na het verstrijken van de in artikel 16, lid 2 vastgestelde termijn, kan de verweerder bij de bevoegde rechterlijke iunstantie in de lidstaat van oorsprong om herziening van het betalingsbevel verzoeken indien:

   a) (i) het betalingsbevel werd betekend of ervan kennis werd gedaan op een van de manieren als bedoeld in artikel 14; en
   ii) de betekening of kennisgeving buiten zijn toedoen laattijdig of zodanig werd verricht dat hij niet in staat was zich te verdedigen; of
   b) de verweerder als gevolg van overmacht of wegens uitzonderlijke, buiten zijn toedoen ingetreden omstandigheden de vordering niet kon betwisten;
  

mits hij in beide gevallen onmiddellijk handelt.

2.  Na het verstrijken van de in artikel 16, lid 2 vastgestelde termijn, kan de verweerder bij de bevoegde rechterlijke instantie in de lidstaat van oorsprong eveneens om herziening van het betalingsbevel verzoeken indien het Europese betalingsbevel duidelijk op verkeerde wijze werd toegestaan gelet op de vereisten als bedoeld in deze verordening of als gevolg van andere uitzonderlijke omstandigheden.

3.  Indien de rechterlijke instantie het verzoek afwijst op basis van het feit dat geen van de gronden voor herziening als bedoeld in de leden 1 en 2 van toepassing zijn, blijft het Europese betalingsbevel van kracht.

4.  Indien de rechterlijke instantie beslist dat herziening gerechtvaardigd is wegens een van de gronden als bedoeld in de leden 1 en 2, is het Europese betalingsbevel nietig.

Artikel 21

Tenuitvoerlegging

1.  Onverminderd de bepalingen van deze verordening worden de tenuitvoerleggingsprocedures beheerst door het recht van de lidstaat van tenuitvoerlegging.

Een Europees betalingsbevel dat uitvoerbaar is geworden wordt op dezelfde voorwaarden tenuitvoergelegd als een uitvoerbare beslissing die is uitgevaardigd in de lidstaat van tenuitvoerlegging.

2.  Met het oog op de tenuitvoerlegging in een andere lidstaat legt de eiser aan de bevoegde tenuitvoerleggingsinstanties van die lidstaat het volgende voor:

   a) een afschrift van het Europese betalingsbevel, zoals uitvoerbaar verklaard door de rechterlijke instantie van oorsprong, dat voldoet aan de voorwaarden die nodig zijn om de authenticiteit ervan vast te stellen; en
   b) indien nodig, een vertaling van het Europese betalingsbevel in de officiële taal van de lidstaat van tenuitvoerlegging of, indien er in die lidstaat verschillende officiële talen bestaan, de officiële taal of een van de officiële talen van de procesvoering van de plaats waar de tenuitvoerlegging moet plaatsvinden, in overeenstemming met het recht van die lidstaat, of in een andere taal waarvan de lidstaat van tenuitvoerlegging heeft aangegeven dat hij deze kan accepteren. Elke lidstaat kan een of meer officiële talen van de instellingen van de Europese Gemeenschap, andere dan de zijne, aangeven die hij voor het Europese betalingsbevel kan accepteren. De vertaling wordt door een gekwalificeerd persoon in een van de lidstaten gecertificeerd.

3.  Van een eiser die in een lidstaat verzoekt om tenuitvoerlegging van een Europees betalingsbevel dat in een andere lidstaat is uitgevaardigd, kan geen zekerheidsstelling, borg of onderpand, worden verlangd op grond van het feit dat hij een buitenlands onderdaan is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats niet in de lidstaat van tenuitvoerlegging heeft.

Artikel 22

Weigering van tenuitvoerlegging

1.  Op verzoek van de verweerder kan de tenuitvoerlegging door de bevoegde rechterlijke instantie in de lidstaat van tenuitvoerlegging worden geweigerd indien het Europese betalingsbevel onverenigbaar is met een eerdere beslissing of bevel in een lidstaat of derde land, op voorwaarde dat:

   a) de eerdere beslissing betrekking had op hetzelfde voorwerp en dezelfde partijen; en
   b) de eerdere beslissing voldoet aan de voorwaarden die nodig zijn voor erkenning ervan in de lidstaat van uitvoering; en
   c) de onverenigbaarheid niet als bezwaar kon worden aangevoerd tijdens de procesvoering in de lidstaat van oorsprong.

2.  Op verzoek wordt de tenuitvoerlegging eveneens geweigerd indien en voorzover de verweerder aan de eiser het in het Europese betalingsbevel toegekende bedrag heeft betaald.

3.  In geen geval kan het Europese betalingsbevel inhoudelijk worden herzien in de lidstaat van tenuitvoerlegging.

Artikel 23

Opschorting of beperking van de tenuitvoerlegging

Wanneer de verweerder overeenkomstig artikel 20 om herziening heeft verzocht, kan de bevoegde rechterlijke instantie in de lidstaat van tenuitvoerleggingop verzoek van de verweerder:

   a) de tenuitvoerleggingsprocedure tot bewarende maatregelen beperken; of
   b) de tenuitvoerlegging afhankelijk maken van een door de rechterlijke instantie te bepalen zekerheid; of
   c) onder uitzonderlijke omstandigheden de tenuitvoerleggingsprocedure opschorten.

Artikel 24

Procesvertegenwoordiging

Vertegenwoordiging door een advocaat of een andere beoefenaar van een juridisch beroep is niet verplicht

   a) voor de eiser bij het indienen van het verzoek om een Europees betalingsbevel;
   b) voor de verweerder bij het indienen van een verzetschrift tegen een Europees betalingsbevel.

Artikel 25

Gerechtskosten

1.  De totale gerechtskosten van een Europese betalingsbevelprocedure en van de gewone burgerrechtelijke procedure die volgt op het indienen van een verweerschrift of het aantekenen van verzet tegen het Europese betalingsbevel in een lidstaat, zijn niet hoger dan de gerechtskosten van een gewone burgerrechtelijke procedure waaraan geen Europese betalingsbevelprocedure in die lidstaat is voorafgegaan.

2.  Voor de toepassing van deze verordening omvatten de gerechtskosten aan de rechterlijke instantie te betalen kosten en lasten waarvan de hoogte overeenkomstig het nationale recht wordt vastgesteld.

Artikel 26

Verhouding tot het nationale procesrecht

Alle procedurekwesties die niet specifiek worden geregeld in deze verordening, worden beheerst door nationaal recht.

Artikel 27

Verhouding tot Verordening (EG) nr. 1348/2000

Deze verordening laat de toepassing van Verordening (EG) nr. 1348/2000 onverlet.

Artikel 28

Gegevens over kosten voor betekening of kennisgeving, en de tenuitvoerlegging

De lidstaten werken samen, met name via het Europese justitiële netwerk in burgerlijke en handelszaken zoals opgericht krachtens Beschikking 2001/470/EG van de Raad van 28 mei 2001(9), om het publiek en de beroepskringen informatie te verstrekken over

   a) de kosten voor betekening of kennisgeving van stukken; en
   b) welke instanties bevoegd zijn voor de tenuitvoerlegging met het oog op de toepassing van de artikelen 19 tot en met 21.

Artikel 29

Informatie over rechterlijke bevoegdheid, herzieningsprocedures, communicatiemiddelen en talen

1.  Uiterlijk ... delen de lidstaten de Commissie het volgende mee:

   a) welke rechterlijke instanties bevoegd zijn voor het uitvaardigen van een Europees betalingsbevel;
   b) de herzieningsprocedure en de bevoegde rechterlijke instanties voor de toepassing van artikel 20;
   c) de communicatiemiddelen die geaccepteerd zijn met het oog op de Europese betalingsbevelprocedure en die voor de rechterlijke instanties beschikbaar zijn;
   d) de talen die geaccepteerd zijn overeenkomstig artikel 21, lid 2, onder b).

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van alle latere wijzigingen van deze informatie.

2.  De Commissie maakt de overeenkomstig lid 1 medegedeelde informatie bekend via publicatie in het Publicatieblad van de Europese Unie en via elk ander passend middel.

Artikel 30

Wijzigingen van de bijlage

De in de bijlage opgenomen standaardformulieren worden bijgewerkt of technisch aangepast, met inachtneming van de bepalingen van deze verordening, overeenkomstig de in artikel 31 bedoelde procedure.

Artikel 31

Comité

1.  De Commissie wordt bijgestaan door het in artikel 75 van Verordening (EG) nr. 44/2001 bedoelde comité.

2.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

Artikel 32

Verslaglegging

Uiterlijk ...(10) legt de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een uitvoerig verslag voor inzake de werking van de Europese betalingsbevelprocedure. Dit verslag bevat een beoordeling van de tot dusverre gehanteerde procedure en een uitgebreide effectbeoordeling voor elke lidstaat.

Met het oog hierop en om ervoor te zorgen dat naar behoren rekening wordt gehouden met de beste praktijken in de Europese Unie waarin de beginselen van een betere wetgeving tot uiting komen, verstrekken de lidstaten de Commissie gegevens over de grensoverschrijdende werking van het Europese betalingsbevel. Deze gegevens hebben betrekking op de gerechtskosten, de snelheid van de procedure, de efficiëntie, het gebruiksgemak en de interne betalingsbevelprocedures van de lidstaten.

Het verslag van de Commissie gaat zonodig vergezeld van voorstellen tot aanpassing.

Artikel 33

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op ....

Zij is van toepassing met ingang van ..., met uitzondering van de artikelen ..., ... en ... die van toepassing zijn met ingang van ....

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Gedaan te

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitter De Voorzitter

BIJLAGE

VERZOEK OM EEN EUROPEES BETALINGSBEVEL

[Artikel 7, lid 1 van Verordening (EG) nr. ..../2006 van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure]

BERICHT AAN DE VERZOEKER

1. U kunt dit formulier invullen in uw eigen taal of in een van de talen die wordt gebruikt door de rechterlijke instantie waar het verzoek wordt ingediend.

2. Indien de verweerder verzet tegen uw vordering aantekent, wordt de procedure voortgezet voor de bevoegde rechterlijke instanties in overeenstemming met de regels van de gewone burgerrechtelijke procedure. Indien u de procedure in een dergelijk geval wenst stop te zetten, dient u ook bijlage A bij dit formulier te ondertekenen. Deze informatie wordt niet aan de verweerder meegedeeld.

1.  Rechterlijke instantie

1.1  Naam:

1.2  Adres:

1.2.1  Straat en nummer/postbus:

1.2.2  Stad:

1.2.3  Postcode:

1.2.4  Land:

2.  Eiser

2.1  Naam:

2.2  Voornaam:

2.3  Naam van het bedrijf/activiteit (**):

2.4  Adres:

2.4.1  Straat en nummer/postbus:

2.4.2  Stad:

2.4.3  Postcode:

2.4.4  Land:

2.5  Telefoon(*):

2.6  Fax (*):

2.7  E-mail(*):

3.  Vertegenwoordiger van de eiser (**)

3.1  Naam:

3.2  Voornaam:

3.3  Naam van het bedrijf/activiteit (**):

3.4  Adres:

3.4.1  Straat en nummer/postbus:

3.4.2  Stad:

3.4.3  Postcode:

3.4.4  Land:

3.5  Telefoon(*):

3.6  Fax (*):

3.7  E-mail(*):

4.  Bankgegevens met het oog op betaling

4.1  Rekeninghouder:

4.2  Rekeningnummer:

4.2.1  IBAN(**)

4.3  Naam en adres van de bank:

4.4  Bankidentificatiecode (bijv.BIC of een andere relevante bankcode)(**):

5.  Verweerder(s)

5.1  Naam:

5.2  Voornaam:

5.3  Naam van het bedrijf/activiteit (**):

5.4  Adres:

5.4.1  Straat en nummer/postbus:

5.4.2  Stad:

5.4.3  Postcode:

5.4.4  Land:

5.5  Telefoon(*):

5.6  Fax (*):

5.7  E-mail(*):

6.  Vertegenwoordiger van de verweerder (indien van toepassing)

6.1Naam:  

6.2  Voornaam:

6.3  Naam van het bedrijf/activiteit (**):

6.4  Adres:

6.4.1  Straat en nummer/postbus:

6.4.2  Stad:

6.4.3  Postcode:

6.4.4  Land:

6.5  Telefoon(*):

6.6  Fax (*):

6.7  E-mail(*):

7.  Vordering

7.1  De vordering heeft betrekking op:

7.1.1  Verkoopovereenkomst □

7.1.2  Huurovereenkomst - roerend goed □

7.1.3  Huurovereenkomst - onroerend goed □

7.1.4  Huurovereenkomst - bedrijfshuur □

7.1.5.  Dienstencontract – elektriciteit, gas water, telefoon □

7.1.6  Dienstencontract – medische diensten □

7.1.7  Dienstencontract – vervoer □

7.1.8  Dienstencontract – juridisch, belasting, technisch advies □

7.1.9  Dienstencontract – hotel, restaurant □

7.1.10  Dienstencontract – reparatie □

7.1.11  Dienstencontract –makelarij □

7.1.12  Dienstencontract – andere gevallen □

7.1.13  Bouwcontract □

7.1.14  Verzekeringscontract □

7.1.15  Lening □

7.1.16  Garantie of andere zekerheid □

7.1.17  Schade - verkeersongeval □

7.1.18  Schade - contract □

7.1.19  Schade - andere gevallen □

7.1.20  Abonnement (krant, tijdschrift) □

7.1.21  Lidmaatschapskosten □

7.1.22  Arbeidscontract □

7.1.23  Minnelijke schikking □

7.1.24  Schade - ongerechtvaardigde verrijking □

7.1.25  Ander (nader aangeven) □

7.2  Heeft de vordering betrekking op zaken in verband met consumentencontracten?:

Ja □ Nee □

7.2.1  Zo ja,

Is de verweerder de consument?

Ja □ Nee □

7.2.2  Zo ja,

Heeft verweerder zijn woonplaats in de lidstaat waar de rechtelijke instantie wordt ingeschakeld (in de zin van artikel 59 van Verordening (EG) nr. 44/2001)?

Ja Nee □

7.3  Aangevoerde omstandigheden

7.3.1  Datum waarop het probleem/de problemen zich voordeed/voordeden (dag/maand/jaar): ___/___/_____

Geef aan of het probleem zich voor het eerst heeft voorgedaan:

Ja □

Nee □

7.3.2.  Problemen in verband met:

7.3.2.1  Niet-betaling □

7.3.2.2  Onvoldoende betaling □

7.3.2.3  Te late betaling □

Betalingsachterstand: __jaren ____maanden ____dagen

7.3.2.4  Niet-levering van goederen of diensten □

7.3.2.5  Levering van goederen met gebreken of diensten van slechte

kwaliteit □

7.3.2.6  Details: ___________________

Gedeeltelijke levering van goederen of diensten □

7.3.2.7  Details: ____________________

7.3.2.7 Te late levering van goederen of diensten □

7.3.2.8  Achterstand: jaren :_____ maanden ____ dagen ____

7.3.2.8  Product of dienst niet in overeenstemming met de bestelling

7.3.2.9  Niet bestelde producten of diensten

7.3.2.10  Weigering om de garantie te erkennen

7.3.2.11  Weigering om te verkopen

7.3.2.12  Weigering om de dienst te verlenen

7.3.2.13  Onjuiste informatie verstrekt

7.3.2.14  Inadequate informatie verstrekt

7.3.2.15  Onjuiste prijs

7.3.2.16  Niet juiste betalingregelingen

7.3.2.17  Voorschot en aanbetaling

7.3.2.18  Bijkomende kosten

7.3.2.19  Ongerechtvaardigde kosten

7.3.2.20  Contractvoorwaarden

7.3.2.21  Dekking van het contract

7.3.2.22  Beoordeling van de schade

7.3.2.23  Weigering om compensatie te betalen

7.3.2.24  Inadequate compensatie

7.3.2.25  Wijziging van het contract

7.3.2.26  Slechte uitvoering van het contract

7.3.2.27  Opzegging/herroeping van het contract

7.3.2.28  Opzegging van de dienst

7.3.2.29  Terugbetaling van de lening

7.3.2.30  Gevraagde rente

7.3.2.31  Afspraken niet nagekomen

7.3.2.32  Ander soort probleem (nader aangeven) □

7.4  Andere gegevens over de vordering (nader aangeven)

7.4.1  Plaats van aankoop

7.4.2  Plaats van levering

7.4.3  Datum van aankoop: (datum/maand/jaar): __/__/____

7.4.4  Datum van levering: (datum/maand/jaar): __/__/____

7.4.5  Adres van het onroerend goed of gebouw:

7.4.6  Soort goed(eren) of vervoerd/verzekerd/gerepareerd goed

7.4.7  In gevallen met betrekking tot telecommunicatie, het desbetreffende telefoonnummer

7.4.8  In gevallen met betrekking tot medische diensten, de naam van de arts, de specialist of het ziekenhuis:

7.4.9  In gevallen met betrekking tot makelarij, de desbetreffende goederen:

7.4.10  In geval van garantie of andere zekerheid, de desbetreffende goederen:

7.4.11  In geval van een lening, het doel van de lening:

7.4.11.1  Consumentenkrediet

   7.4.11.2 Hypothecair krediet

7.4.11.  3 ____

7.4.11.4  Ander:

7.4.12  In geval van een abonnement, krant, tijdschrift, ... aangeven:

7.4.13  In geval van lidmaatschap, club, vereniging, organisatie, .... aangeven:

In geval van geschillenbeslechting, het onderwerp van het geschil:

7.5  …………

7.5  De vordering is opeisbaar geworden op(datum/maand/jaar): __/__/____

7.6  De vordering is gecedeerd aan de eiser door (**)

7.6.1  Naam:

7.6.2  Voornaam:

7.6.3  Naam van het bedrijf/activiteit (**):

7.6.4  Adres:

7.6.4.1  Straat en nummer:

7.6.4.2  Stad:

7.6.4.3  Postcode:

7.6.4.4  Land:

7.6.5  Telefoon(*):

7.6.6  Fax (*):

7.6.7  E-mail(*):

7.7  Bedrag van de vordering

7.7.1  Hoofdsom

7.7.1.1  Bedrag (rente en kosten uitgezonderd)

Munteenheid

CYP (Cyprisch pond) □

CZK (Tsjechische kroon) □

EEK (Estlandse kroon) □

EUR (Euro) □

GBP (pond sterling) □

HUF (forint) □

LTL (litas) □

LVL (lati) □

MTL (Maltese lire) □

PLN (zloty) □

SEK (Zweedse kroon) □

SIT (tolar) □

SKK (Slowaakse kroon) □

7.7.2  Andere (toe te lichten) □

7.7.2  Rente

   7.7.2.1 Rentevoet (op de hoofdsom totdat betaling is geschied):
   7.7.2.1. 1 % .....

7.7.2.1.  2 % boven de rentevoet van de ECB(11)

7.7.2.1.  3 wettelijke rentevoet(12)

7.7.2.2  Rente te innen vanaf (datum aangeven):

7.7.2.3  Korte beschrijving van de grondslag van de gevraagde rentevoet:

7.7.2.3.1  Wettelijke rentevoet □

7.7.2.3.2  Door partijen overeenkomen rentevoet □

   7.7.2.3.3 Rentevoet van een door de eiser aangegane lening die tenminste gelijk is aan het bedrag van de hoofdsom □

7.7.2.3.4  Andere (nader aangeven) □

   7.7.3 Contractuele sancties (**) (nader aangeven) □

7.7.4  Totaalbedrag van de vordering (nader aangeven)

8.  Kosten (bedrag en munteenheid aangeven)

8.1  Kosten in verband met deze procedure

8.1.1  Kosten van het verzoek: □

8.1.2  Kosten van de vertegenwoordiger van eiser: □

8.1.3  Andere (nader aangeven) □

8.2  Pre-contentieuze kosten(nader aangeven):

9.  Beschikbaar bewijs om de vordering te staven:

Schriftelijk bewijs (bijv. contract, rekening, schriftelijke erkenning) □

Datum: van het document __/__/____

Referentie/identificatienummer:

Op de rekening vermeld bedrag:

In geval van een contract, het ondertekende contract

Persoonlijk □

Per post □

9.2  Elektronisch □

Getuigenbewijs □

9.3  Naam van de getuige:

Deskundigenbewijs □

Naam van de deskundige of de organisatie

9.4  Datum van het verslag __/__/____

Inspectie van een voorwerp of locatie □

Locatie van het voorwerp

Datum van inspectie:

9.5  Naam/instantie die de inspectie heeft uitgevoerd

9.5  Andere (nader aangeven) □

10.  Gronden voor de bevoegdheid van de rechterlijke instantie

10.1  Woonplaats van de (mede)verweerder □

10.2  Plaats van naleving van de desbetreffende verplichting □

10.3  Woonplaats van de onderhoudsgerechtigde □

10.4  Plaats waar het tot schade leidende feit plaatsvond □

10.5  Indien een geschil voortvloeit uit activiteiten van een filiaal, agentschap of andere vestiging, de plaats waar het filiaal, het agentschap of de andere vestiging is gevestigd: □

10.6  Woonplaats van de trust □

10.7  Indien een geschil ontstaat over de betaling van een beloning voor de redding van een lading of vracht, de plaats van de rechterlijke instantie op gezag waarvan de lading of de vracht is of kon worden tegengehouden □

10.8  Woonplaats van de polishouder, verzekerde of begunstigde in verzekeringszaken □

10.9  Woonplaats van de consument □

10.10  Plaats waar de werknemer gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht □

10.11  Plaats van vestiging van het bedrijf waar de werknemer werkzaam is □

10.12  Plaats waar het onroerend goed is gelegen □

10.13  Door partijen overeengekomen forumkeuze □

10.14  Andere (nader aangeven) □

Grensoverschrijdend karakter van de zaak

12.  ..........................................

Verdere informatie aan de rechterlijke instantie (**)

..........................................

Hierbij verklaar ik dat de informatie naar beste weten en naar waarheid is verstrekt. Ik ben mij ervan bewust dat de verstrekking van valse informatie kan leiden tot sancties.

Gedaan te .............................. Datum: ............................................

...................................

Handtekening en/of stempel

BIJLAGE BIJ HET VERZOEK OM EEN EUROPEES BETALINGSBEVEL

Indien de verweerder verzet aantekent, wens ik de procedure stop te zetten.

Gedaan te ....................... Datum ........................

..............................................

Handtekening en/of stempel

(1) PB C 221 van 8.9.2005, blz. 77.
(2) Standpunt van het Europees Parlement van 13 december 2005.
(3) PB C 12 van 15.1.2001, blz. 1.
(4) PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1.
(5) PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2245/2004 van de Commissie (PB L 381 van 28.12.2004, blz. 10).
(6) PB L 160 van 30.6.2000, blz. 37.
(7) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
(8) PB L 13 van 19.1.2000, blz. 12.
(9) PB L 174 van 27.6.2001, blz. 25.
(10)* Vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
(11) Door de Europese Centrale Bank toegepaste rentevoet op haar belangrijkste herfinancieringstransacties.
(12) Bij handelstransacties als bedoeld in Richtlijn 2000/35/EG van 29 juni 2000 is dit de rentevoet die door de Europese Centrale Bank wordt gehanteerd voor haar meest recente basisherfinancieringstransactie voor de eerste kalenderdag van het betreffende halfjaar ("de referentie-interestvoet", vermeerderd met ten minste 7 procentpunten). Voor lidstaten die niet aan de derde fase van de Economische en Monetaire Unie deelnemen, is de referentie-interestvoet de door hun centrale bank vastgestelde equivalente interestvoet. In beide gevallen is gedurende de eerstvolgende zes maanden de referentie-interestvoet van toepassing op de eerste kalenderdag van het betrokken half jaar (zie artikel 3, lid 1, onder (d) van Richtlijn 2000/35/EG).

Juridische mededeling - Privacybeleid