Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2006/2292(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0149/2007

Ingediende teksten :

A6-0149/2007

Debatten :

PV 22/05/2007 - 6
CRE 22/05/2007 - 6

Stemmingen :

PV 22/05/2007 - 9.11
CRE 22/05/2007 - 9.11
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2007)0196

Aangenomen teksten
PDF 258kWORD 97k
Dinsdag 22 mei 2007 - Straatsburg
Europa als wereldspeler – Externe aspecten van het concurrentievermogen
P6_TA(2007)0196A6-0149/2007

Resolutie van het Europees Parlement van 22 mei 2007 over Europa als wereldspeler – externe aspecten van het concurrentievermogen (2006/2292(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's getiteld "Europa als wereldspeler: wereldwijd concurreren. Een bijdrage aan de EU-strategie voor groei en werkgelegenheid" (COM(2006)0567),

–   gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Europa als wereldspeler: De handelsbeschermingsinstrumenten van Europa in een veranderende wereldeconomie. Groenboek voor een openbare raadpleging" (COM(2006)0763),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 28 september 2006 over de economische en handelsrelatie van de EU met India(1),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 25 oktober 2006 over het jaarverslag van de Commissie aan het Europees Parlement over antidumping-, antisubsidie- en vrijwaringsmaatregelen van derde landen tegen de Gemeenschap (2004)(2),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 4 april 2006 over de evaluatie van de Doha-ronde na de ministersconferentie van de WTO in Hongkong(3),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 12 oktober 2006 over de economische en commerciële betrekkingen tussen de EU en de Mercosur met het oog op het sluiten van een interregionale associatieovereenkomst(4),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 1 juni 2006 over de transatlantische economische betrekkingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten(5),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 13 oktober 2005 over de vooruitzichten voor de handelsbetrekkingen tussen de EU en China(6),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 6 september 2005 over de textiel- en kledingsector na 2005(7),

–   gezien het werkdocument van de Commissiediensten behorende bij de mededeling van de Commissie, getiteld "Economische hervormingen en concurrentievermogen: de belangrijkste boodschappen uit het verslag over het Europese concurrentievermogen 2006" (SEC(2006)1467),

–   gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Brussel van 23 en 24 maart 2006(8),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 maart 2006 over de inbreng in de Europese Voorjaarsraad 2006 in verband met de strategie van Lissabon(9),

–   gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement getiteld "EU - China: Hechtere partners, groeiende verantwoordelijkheden" en het bijbehorende werkdocument van de Commissie getiteld "Hechtere partners, groeiende verantwoordelijkheden: Document betreffende het handels- en investeringsbeleid van de EU ten aanzien van China: concurrentie en partnerschap" (COM(2006)0631 en 0632),

–   gezien de in het kader van de jaarlijkse bijeenkomst van de Parlementaire Conferentie over de WTO bij consensus goedgekeurde verklaring van 2 december 2006,

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie internationale handel en het advies van de Commissie economische en monetaire zaken (A6-0149/2007),

A.   overwegende dat het handelsbeleid een doorslaggevende bijdrage kan leveren aan de stimulering van groei en het scheppen van banen overeenkomstig de doelstellingen van de vernieuwde Agenda van Lissabon,

B.   overwegende dat de EU voor een gepaste strategie moet kiezen om de uitdagingen van de globalisering aan te pakken en de toenemende concurrentie door grote opkomende economieën het hoofd te kunnen bieden onder handhaving van het Europese model van economische, regionale en sociale samenhang,

C.   overwegende dat consistentie tussen de interne en externe aspecten van de vernieuwde Agenda van Lissabon onontbeerlijk is voor het welslagen van dit initiatief,

D.   overwegende dat binnenlandse structurele hervormingen een belangrijke rol spelen voor de verbetering van zowel de interne als de externe concurrentiepositie van EU-ondernemingen,

E.   overwegende dat door de opschorting van de Ontwikkelingsagenda van Doha (DDA - Doha Development Agenda) op 24 juli 2006, na bijna vijf jaar onderhandelen, een nieuwe situatie is ontstaan waardoor de EU genoodzaakt is de prioriteiten en instrumenten van haar handelsbeleid tijdelijk aan te passen, waarbij multilateralisme de hoofdprioriteit moet blijven,

F.   overwegende dat het handelsbeleid een middel en geen doel op zich is, en zodanig moet zijn opgezet dat het bijdraagt aan het welzijn van de burgers binnen en buiten de EU;

G.   overwegende dat de EU in de meeste sectoren reeds een van de meest open economieën ter wereld is,

H.   overwegende dat het geïntegreerde karakter van het gemeenschappelijk handelsbeleid een belangrijk pluspunt van de EU is en haar in staat stelt een vooraanstaande rol te spelen binnen het internationale handelsstelsel,

I.   overwegende dat door protectionisme inefficiënte sectoren van de economie op kunstmatige wijze worden afgeschermd tegen internationale concurrentie, middelen worden onttrokken aan productievere sectoren, prijsverhogingen worden veroorzaakt en uiteindelijk werkloosheid ontstaat,

J.   overwegende dat het publiek vaak zijn ongenoegen uit over het verstorende effect van de openstelling van de handel op bepaalde regio's en economische sectoren, terwijl de positieve effecten wat innovatie, concurrentievermogen en werkgelegenheid betreft al te vaak over het hoofd worden gezien,

K.   overwegende dat de toegang tot de markt in toenemende mate door verschillende soorten non-tarifaire barrières wordt belemmerd,

L.   overwegende dat hoge tarieven nog steeds een aanzienlijke handelsbelemmering vormen, met name in de betrekkingen met belangrijke opkomende landen,

M.   overwegende dat het door de WTO belichaamde multilaterale handelsstelsel nog steeds het doeltreffendste kader is om tot eerlijke en billijke handel op mondiaal niveau te komen, omdat het zorgt voor de ontwikkeling van passende regels en de naleving van deze regels,

N.   overwegende dat de EU zich blijft inzetten voor het welslagen van de DDA en reeds blijk gegeven heeft van haar goede wil door een reeks belangrijke voorstellen op alle onderhandelingsterreinen,

O.   overwegende dat onder bepaalde voorwaarden opnieuw dient te worden overwogen om bilaterale en regionale vrijhandelsovereenkomsten te sluiten, maar dat een overdreven uitbreiding van dergelijke overeenkomsten de versterking van het multilaterale stelsel, waarvan de EU voorstander is, in gevaar kan brengen,

P.   overwegende dat het van essentieel belang is dat er een juiste balans wordt gevonden tussen multilaterale, bilaterale en plurilaterale overeenkomsten,

Q.   overwegende dat de EU erop voorbereid dient te zijn zichzelf zonodig tegen inbreuken op de overeengekomen regels te beschermen door een beroep te doen op mechanismen voor geschillenbeslechting, en zich tegen oneerlijke handelspraktijken teweer te stellen door de toepassing van doeltreffende en wettelijk geoorloofde handelsbeschermingsmaatregelen waardoor de benadeelde industriesectoren onmiddellijk worden geholpen,

R.   overwegende dat geen geloofwaardig en legitiem handelsbeleid kan worden gevoerd zonder daadwerkelijke betrokkenheid van het Parlement,

S.   overwegende dat het van belang is dat het Parlement te gelegener tijd toegang heeft tot de teksten van de diverse aan de Commissie verleende onderhandelingsmandaten,

De EU in de mondiale concurrentie

1.   is van oordeel dat het handelsbeleid een onontbeerlijke component is van elke strategie die tot doel heeft de groei te bevorderen en banen te scheppen door een verbetering van het concurrentievermogen van Europa; verwelkomt derhalve bovengenoemde mededeling van de Commissie getiteld "Europa als wereldspeler: wereldwijd concurreren", als een belangrijke bijdrage aan de vernieuwde agenda van Lissabon;

2.   is van oordeel dat de ontwikkeling van de handel geen doel op zich is, maar moet worden beoordeeld in het licht van het effect ervan op economische groei, werkgelegenheid en duurzame ontwikkeling; wijst erop dat bij een analyse van het concurrentievermogen van de Europese economie niet alleen naar de handelscijfers mag worden gekeken, maar dat ook rekening moet worden gehouden met het aandeel van de Europese producenten in de mondiale productie en de ontwikkeling van de werkgelegenheid;

3.   herinnert aan de verbintenis van de EU tot beleidscoherentie, en is van oordeel dat deze verbintenis vereist dat de EU-doelstellingen bij onderhandelingen op handelsgebied stroken met het EU-ontwikkelingsbeleid, en dat daaraan met name bijzondere aandacht wordt geschonken in het geval van de minst ontwikkelde en de ontwikkelingslanden;

4.   is van mening dat een verbetering van het externe concurrentievermogen van vitaal belang is om de doelstellingen van de strategie van Lissabon inzake groei en werkgelegenheid te verwezenlijken; is van oordeel dat de EU bij haar externe acties hervormingen en internationale samenwerking op economisch gebied moet stimuleren, teneinde een gunstig handelsklimaat te scheppen en wereldwijd duurzame ontwikkeling te bevorderen; wil met het oog hierop streven naar grotere samenhang en compatibiliteit van haar macro-economische beleidsmaatregelen, grotere monetaire en financiële zekerheid alsmede samenwerking op fiscaal gebied, waarbij een einde moet worden gemaakt aan oneerlijke belastingconcurrentie;

5.   acht het ten eerste noodzakelijk een monetair beleid na te streven op basis van prijsstabiliteit, teneinde in staat te zijn de technologische vooruitgang te financieren en middelgrote en kleine bedrijven (MKB's) te steunen door ze in staat te stellen toegang te krijgen tot markten buiten de eurozone; vindt ten tweede dat er ondernemingsvriendelijke belastingstelsels moeten worden opgezet die de oprichting van nieuwe bedrijven bevorderen, en dat hiertoe de belastingen moeten worden verlaagd die de efficiency kunnen ondergraven en het scheppen van banen belemmeren, met name voor bepaalde maatschappelijke groepen zoals vrouwen, langdurig werklozen en ouderen; is ten derde van mening dat de concurrentie op de interne markt moet worden vergroot, want hoe heviger de concurrentie binnen de EU is, des te beter zijn de in de EU gevestigde bedrijven in staat buiten de EU te concurreren;

6.   is ervan overtuigd dat het sociale model dat ten grondslag ligt aan de Europese arbeidsverhoudingen de EU in staat heeft gesteld een hoog niveau van globaal concurrentievermogen ten aanzien van haar belangrijkste concurrenten te handhaven; is van mening dat het de grootste uitdaging voor de EU is ervoor te zorgen dat dit sociale model blijft functioneren, ongeacht de druk die op steeds concurrerender wereldmarkten wordt uitgeoefend om de sociale en milieukosten van de productie verder te verlagen;

7.   is ervan overtuigd dat de voordelen van een open handelsstelsel zwaarder wegen dan het potentiële verstorende effect ervan; is derhalve van oordeel dat de EU moet blijven streven naar de voltooiing van de interne markt, toenemende globale liberalisering alsmede vrije en eerlijke handel moet blijven bevorderen en protectionisme moet tegengaan; is echter ook van mening dat de potentiële verstorende effecten ervan op bepaalde sectoren, regio's en landen, zoals de effecten van bedrijfsverhuizingen en -verplaatsingen, niet mogen worden genegeerd;

8.   is van mening dat vooral de landen die tarifaire en non-tarifaire barrières wegnemen en hun markten openen profiteren van de voordelen van liberalisering; is derhalve van oordeel dat het vermogen van de EU om haar concurrentiepositie te versterken onder andere afhankelijk is van haar capaciteit om belemmeringen voor de handel op mondiaal niveau af te bouwen, de voltooiing van de interne markt zeker te stellen en haar markten open te stellen voor derde landen;

9.   stemt in met de strategie van de Commissie om het globaliseringsproces positief te beïnvloeden en risico's te beheersen;

10.   betreurt dat de EU-burgers de teruggang van de Europese productie en het verlies aan banen toeschrijven aan de globalisering; dringt erop aan dat de EU een adequate strategie ontwikkelt om de hervormingen door te voeren die noodzakelijk zijn om de EU in staat te stellen profijt te trekken van de globalisering en aldus de productie en de werkgelegenheid te stimuleren;

11.   verzoekt de Commissie en de lidstaten de Europese burgers beter te informeren over alle aspecten van globalisering en de concrete voordelen van de deelneming van de EU aan het internationale handelsstelsel;

12.   is van oordeel dat de concepten die een leven lang leren onderbouwen nuttige instrumenten zijn, maar niet het adequate antwoord vormen op de voorgenomen veranderingen in de mondiale productiestructuren; wenst dat de tenuitvoerlegging van de nieuwe globale concurrentiestrategie van de EU afhankelijk wordt gesteld van de vooruitgang die geboekt wordt bij de verwezenlijking van de agenda van Lissabon, waaraan een nieuwe richting moet worden gegeven om een beter antwoord te kunnen geven op de gerechtvaardigde vrees van de Europese burgers dat zij zich niet zullen kunnen aanpassen aan de veranderingen;

13.   is van mening dat de toegenomen concurrentie de EU moet aanzetten tot nog grotere inspanningen op het gebied van onderwijs alsmede onderzoek en ontwikkeling, teneinde haar positie op de wereldmarkten voor innovatieve producten en hooggespecialiseerde diensten te handhaven en verder te versterken door het scheppen van nieuwe comparatieve voordelen;

14.   meent dat het van cruciaal belang is dat een soepele integratie van hoog innovatieve Europese hightechbedrijven in de mondiale handelscontext wordt ondersteund;

15.   beklemtoont de strategische noodzaak voor de EU om, ondanks externe concurrentiedruk, een industriële basis te behouden die voldoende breed en gedifferentieerd is; is derhalve van oordeel dat het openstellen van de handel gepaard moet gaan en consistent moet zijn met een solide industrieel beleid op zowel Europees als op nationaal niveau;

16.   wijst er nadrukkelijk op dat de ruggengraat van het economische succes van de EU wordt gevormd door de activiteiten van haar MKB's, die door een verbeterde toegang tot mogelijkheden op het gebied van onderzoek en ontwikkeling in staat moeten worden gesteld de productie van hoogwaardige goederen aan het einde van de waardeketen te waarborgen;

17.   herinnert eraan dat de EU in de meeste sectoren reeds een van de meest open economieën ter wereld is en dat zij in grote mate heeft bijgedragen tot en geprofiteerd heeft van de aanzienlijke uitbreiding van de mondiale handel in de laatste vijftig jaar;

18.   is evenwel van oordeel dat de prestaties van de EU ten aanzien van reeds ontwikkelde en opkomende economieën negatief beïnvloed worden door het ontbreken van wederkerigheid in markttoegangsvoorwaarden, het onvoldoende naleven van overeengekomen handelsregels en de uitbreiding van oneerlijke handelspraktijken;

19.   constateert dat tal van landen in de wereld, met inbegrip van grote opkomende economieën, vasthouden aan hoge tarifaire en non-tarifaire barrières voor de EU-export; beschouwt de opheffing of significante beperking van die barrières, met adequate inachtneming van de ontwikkelingsaspecten, als een van de hoofdprioriteiten van het Europese handelsbeleid;

20.   is het er met de Commissie over eens dat het wereldhandelsstelsel niet langer het exclusieve domein is van de OESO-landen; beveelt niettemin aan dat landen als Mexico worden opgenomen in de lijst van landen die de Commissie als opkomende landen beschouwt; herinnert eraan dat opkomende landen als China, Brazilië, Rusland, India en Mexico al meer dan 18% van de mondiale handelsstromen vertegenwoordigen;

21.   wenst dat het externe beleid van de EU eerlijke economische ontwikkeling in de partnerlanden garandeert, sociale uitsluiting bestrijdt en bijdraagt aan de naleving van de sociale wetgeving en voorschriften inzake behoorlijke arbeidsnormen die, zoals voorgesteld door de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), de werknemers en hun gezinnen een behoorlijk inkomen, recht op veiligheid en gezondheid op het werk, recht op sociale bescherming en vakbondsvrijheid garanderen;

22.   onderstreept de noodzaak gedragscodes te bevorderen die de doelstellingen omvatten van fatsoenlijke arbeidsnormen en andere aspecten van de sociale bedrijfsverantwoordelijkheid van derden die dochterondernemingen, onderaannemers of toeleveranciers van in de EU gevestigde bedrijven zijn;

23.   wijst op het belang dat de EU heeft bij het voortzetten en intensiveren van bilaterale onderhandelingen met haar meest ontwikkelde handelspartners, mits daarbij de milieu- en gezondheidsnormen van de EU niet in gevaar komen en het UNESCO-Verdrag van 20 oktober 2005 betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen wordt geëerbiedigd;

De WTO

24.   is van mening dat het door de WTO belichaamde multilaterale handelsstelsel nog steeds het verreweg doeltreffendste kader is om tot vrije handel op mondiaal niveau te komen; is evenwel van oordeel dat het WTO-stelsel tot op zekere hoogte moet worden hervormd om de transparantie en de doeltreffendheid ervan te vergroten; verwelkomt de hervatting van formele onderhandelingen over de DDA en herhaalt dat het een succesvolle afronding van deze onderhandelingen resoluut steunt;

25.   is van oordeel dat een ambitieus en evenwichtig resultaat van de DDA-onderhandelingen van cruciaal belang is voor de Europese ondernemingen en moet worden beschouwd als een prioriteit voor de EU-onderhandelaars;

26.   wijst erop dat de Doha-ronde een ontwikkelingsronde is, en dat de nieuwe handelsagenda van de EU derhalve ontwikkelingsdoelstellingen moet weerspiegelen; merkt voorts op dat de nieuwe handelsagenda tevens een bijzondere verantwoordelijkheid impliceert wat betreft de doeltreffendheid van het ontwikkelingsbeleid van de EU, met name ten aanzien van de armste landen in de wereld;

27.   beschouwt een diepgaande hervorming van de institutionele structuur en het besluitvormingsproces van de WTO als essentieel om de werking ervan te verbeteren en het probleem van het gestaag groeiende ledenaantal het hoofd te bieden; roept de Commissie ertoe op actief bij te dragen aan een mondiale bezinning over deze kwestie en constructieve voorstellen te doen;

28.   is van mening dat indien de EU de vaststelling van multilaterale basisregels op het gebied van het mededingingsbeleid bevordert en de internationale samenwerking terzake wordt versterkt, de markten toegankelijker, evenwichtiger en efficiënter kunnen worden;

Bilaterale en regionale vrijhandelsovereenkomsten

29.   beklemtoont dat de WTO het meest geëigende forum is om zeker te stellen dat de uit de toegenomen globalisering voortvloeiende voordelen billijk worden verdeeld; is derhalve van mening dat een ambitieus, ontwikkelingsgericht resultaat van de DDA-onderhandelingen de hoogste prioriteit van de EU moet zijn; beschouwt bilaterale en regionale vrijhandelsovereenkomsten als een suboptimale oplossing; wijst er nogmaals op dat dergelijke overeenkomsten leiden tot verlegging van het handelsverkeer, vaak onevenwichtig zijn, discriminatie in internationale handelsbetrekkingen in de hand werken en veelal een verminderd engagement van deelnemende landen in de WTO tot gevolg hebben;

30.   is van mening dat nieuwe initiatieven voor bilaterale of regionale vrijhandelsovereenkomsten alleen mogen worden gelanceerd wanneer deze noodzakelijk zijn om de concurrentiepositie van de EU-exporteurs op cruciale buitenlandse markten te verbeteren, vooral in gevallen waarin andere grote handelsmogendheden reeds zulke overeenkomsten hebben gesloten of over de sluiting ervan onderhandelen met de betrokken landen of regio's; verlangt van de Commissie volledige transparantie ten aanzien van de criteria die worden toegepast bij de keuze van nieuwe partners voor vrijhandelsovereenkomsten en dringt erop aan dat de economische gevolgen van deze overeenkomsten en het effect ervan in termen van duurzame ontwikkeling grondig worden geëvalueerd, met medewerking van alle belanghebbenden, en dat de resultaten van deze evaluaties openbaar worden gemaakt;

31.   is van mening dat alle nieuwe door de EU gesloten vrijhandelsovereenkomsten allesomvattend, ambitieus en compatibel met de WTO dienen te zijn, tot een wederzijdse markttoegang moeten leiden en bovendien een ruime liberalisering van diensten en investeringen moeten waarborgen, die verder gaat dan de bestaande multilaterale verbintenissen en de verbintenissen die naar verwachting zullen resulteren uit een succesvolle afronding van de DDA;

32.   is van oordeel dat de Commissie bij de onderhandelingen over de sluiting van een vrijhandelsovereenkomst rekening moet houden met het risico dat de kleinste en de zwakste handelspartners worden uitgesloten van de voordelen van de internationale handel; beklemtoont dan ook dat gedurende het hele onderhandelingsproces rekening moet worden gehouden met hun belangen;

33.   verzoekt de Raad bij het formuleren van onderhandelingsmandaten voor de sluiting van vrijhandels- of associatieovereenkomsten een onderscheid te maken tussen opkomende economieën en ontwikkelingslanden, en te garanderen dat bij onderhandelingen met ontwikkelingslanden steeds in de eerste plaats wordt gedacht aan de ontwikkelingsbehoeften van deze landen;

34.   is ervan overtuigd dat alle toekomstige vrijhandelsovereenkomsten modern van aard moeten zijn en de in de fundamentele IAO-overeenkomsten vastgestelde normen moeten bevatten;

35.   wenst dat alle nieuwe door de EU gesloten vrijhandelsovereenkomsten mechanismen omvatten die het mogelijk maken de toepassing ervan geheel of gedeeltelijk op te schorten, wanneer blijkt dat de andere partijen hun uit de vrijhandelsovereenkomst voortvloeiende verplichtingen niet nakomen; is van oordeel dat de Commissie met de activering van die mechanismen dient in te stemmen wanneer zij daarom wordt verzocht in een resolutie van het Parlement;

36.   verzoekt de Commissie met gelijkgestemde leden van de WTO een akkoord te sluiten over gemeenschappelijke basisvoorschriften voor vrijhandelsovereenkomsten, bijvoorbeeld met betrekking tot preferentiële oorsprongregels, teneinde een grotere coherentie tussen dergelijke overeenkomsten tot stand te brengen en het gebruik ervan ten behoeve van economische actoren te vereenvoudigen;

Plurilaterale/sectorale onderhandelingen

37.   verzoekt de Commissie en de Raad tevens na te gaan of het nuttig kan zijn in bepaalde gevallen plurilaterale/sectorale onderhandelingen aan te vatten, naar het voorbeeld van de Overeenkomst inzake de handel in burgerluchtvaartuigen, de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten en de Overeenkomst inzake de handel in informatietechnologieproducten;

Algemene benadering van handelsonderhandelingen

38.   dringt erop aan dat concessies van de EU aan haar onderhandelingspartners, behalve wanneer zij duidelijk kunnen worden gerechtvaardigd op grond van ontwikkelingsoverwegingen, worden gecompenseerd door concessies van de kant van de betrokken landen;

39.   wijst op het strategische belang en het multifunctionele karakter van de landbouw in de EU; beklemtoont dat de landbouw in de handelsonderhandelingen niet het enige gebied mag zijn waarop de EU concessies doet en dat het handelsbeleid steeds moet beantwoorden aan de fundamentele beginselen van de diverse, opeenvolgende hervormingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;

40.   herinnert eraan dat de EU als "s werelds grootste interne markt voor goederen en diensten in de ogen van exporteurs in de hele wereld zeer attractief is; vestigt de aandacht op de aanzienlijke invloed die de EU-onderhandelaars daaraan kunnen ontlenen in een multilateraal zowel als in een bilateraal of regionaal kader;

41.   is van oordeel dat de EU en al haar handelspartners bij de tenuitvoerlegging van beleidsmaatregelen voor eerlijke handel geleidelijk aan grotere nadruk moeten leggen op internationale erkenning van minimumnormen inzake milieubescherming, waardoor gelijke concurrentievoorwaarden voor alle partners gecreëerd worden;

42.   is van oordeel dat de handelsonderhandelingen op multilateraal, bilateraal of regionaal niveau erop gericht moeten zijn internationale handel te benaderen overeenkomstig mondiaal overeengekomen verbintenissen op sociaal gebied en op het gebied van milieu en mensenrechten, waardoor een bijdrage wordt geleverd aan de respectieve inspanningen die al in een ander kader zijn geleverd; onderstreept dat vooruitgang met betrekking tot dergelijke onderwerpen moet worden afgewogen tegen de louter economische belangen van de EU, aangezien handel met het buitenland slechts één, zij het belangrijk, aspect is van de duurzame economische ontwikkeling in de EU;

43.   roept de Commissie op om te verduidelijken wat zij verstaat onder sociale en milieuregelgeving en –normen binnen de context van haar internationaal handelsbeleid, de uitgangspunten en de inhoud van het geplande sociale en milieuhoofdstuk van nieuwe vrijhandelszone- en associatieovereenkomsten uit te werken en een overtuigende strategie uit te stippelen om de handelspartners van de EU ertoe te bewegen met dergelijke hoofdstukken in te stemmen;

Transatlantische betrekkingen

44.   is van mening dat de EU haar economische betrekkingen moet diversifiëren, moet vasthouden aan haar beleid op terreinen als volksgezondheid en milieu, en haar economische betrekkingen met andere regio's in de wereld moet versterken op basis van vrede en de beginselen van soevereiniteit, eerbiediging van de burgerlijke vrijheden, instandhouding van het milieu, sociale normen, mensenrechten en ontwikkeling;

45.   is van mening dat de transatlantische economische betrekkingen moeten worden versterkt met inachtneming van de milieu- en volksgezondheidsnormen van de EU, en dat de onafhankelijkheid van het concurrentiebeleid van de EU en haar regels inzake de bescherming van openbare diensten en culturele diversiteit daarbij niet op het spel mogen worden gezet;

46.   pleit ervoor dat betrouwbare gegevens worden verzameld om de relevantie van de integratie van de economische markten van de EU en de VS voor de Mexicaanse en de Canadese economie en samenleving te analyseren; vestigt er de aandacht op dat directe buitenlandse investeringen in Mexico zeer vaak geschieden via Europese dochterondernemingen die opereren vanuit de VS, hetgeen verklaart waarom deze activiteiten niet concreet terug te vinden zijn in de gegevens over de betrekkingen tussen de EU en Mexico;

China

47.   verwijst naar zijn bovenvermelde resolutie over de vooruitzichten voor de handelsbetrekkingen tussen de EU en China; beschouwt China als een duidelijke illustratie van het positieve effect van liberalisering van de handel en actieve deelneming aan de mondiale en concurrerende markten, in termen van economische groei en welvaart; is zich bewust van de aanzienlijke maatschappelijke en milieu-uitdagingen waarvoor dit land zich geplaatst ziet; dringt erop aan dat China al zijn WTO-verplichtingen nakomt, zoals de naleving van internationale arbeidsnormen en de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten; verwelkomt de bovenvermelde mededeling van de Commissie en het bijbehorende werkdocument en steunt de inspanningen van de Commissie om een adequate strategie te bepalen die alle aspecten van de betrekkingen tussen de EU en China omvat;

48.   is van mening dat de ontwikkeling van economische en handelsbetrekkingen met China gekoppeld moet worden aan een politieke dialoog waarbij wordt ingegaan op de sociale en milieuverantwoordelijkheden van beide partners; onderstreept dat de economische en handelsbetrekkingen tussen de EU en China gebaseerd moeten zijn op de inachtneming van eerlijke en loyale handelsregels en de toepassing van de WTO-regels;

49.   is van oordeel dat de inadequate bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten een van de grootste uitdagingen is waarvoor de EU zich geplaatst ziet in haar bilaterale betrekkingen met de Chinese autoriteiten; verzoekt daarom de Commissie haar inspanningen te intensiveren om China ertoe te brengen de TRIPS-overeenkomsten ten volle na te leven en de omzetting van uitspraken van rechtbanken te verbeteren;

Regelgevingskwesties

50.   beklemtoont het toenemende belang van regelgevingskwesties in de internationale handel; pleit voor grotere samenhang tussen de regels en praktijken van de EU en die van onze belangrijkste handelspartners; beklemtoont dat dit niet tot een uitholling van de harmonisatie van normen en regels mag leiden, want dat zou het vertrouwen van de burger ten aanzien van gezondheid, veiligheid en milieu schaden; beklemtoont dat er daarentegen meer inspanningen moeten worden geleverd om ervoor te zorgen dat de belangrijkste handelspartners van de EU de regels en praktijken erkennen en naleven;

51.   verzoekt de Commissie het effect van het interne beleid en de regelgeving van de EU op het mondiale concurrentievermogen systematisch te evalueren en bij haar beleidsvormingsproces inzake regelgeving het nodige gewicht toe te kennen aan de concurrentiepositie van EU-ondernemingen binnen en buiten Europa zo gering mogelijk is;

52.   beklemtoont in de context van de WTO en de bilaterale vrijhandelsovereenkomsten het belang van de versnelde opheffing van non-tarifaire handelsbarrières en de harmonisatie van technische voorschriften, met name door de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning;

53.   is van oordeel dat het ontstaan van handelsbelemmeringen als gevolg van divergerende regelgeving het effectiefst kan worden voorkomen door mondiale regels en normen te ontwikkelen; spoort de Commissie ertoe aan actief deel te nemen aan de werkzaamheden van alle relevante internationale agentschappen en normeringsinstanties;

54.   is voorstander van plurilaterale en bilaterale samenwerking op regelgevingsgebied met belangrijke partnerlanden, voor zover dit noch tot ontoelaatbare discriminatie van anderen leidt noch tot gevolg heeft dat de betreffende partners zich op ongepaste wijze mengen in het interne besluitvormingsproces van de EU;

Bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten

55.   verzoekt de Commissie haar inspanningen op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en innovatie voort te zetten; wijst erop dat de inachtneming van octrooien en de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten de kern vormen van het externe concurrentievermogen van de EU en is van mening dat de EU op dit gebied een resolutere houding moet aannemen ten aanzien van derde landen;

56.   beklemtoont dat namaak en merkenpiraterij tot banenverlies leiden, innovatie ondermijnen en overheden belastinginkomsten onthouden; onderstreept dat adequate bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten en doeltreffende doorzetting het fundament van de globale economie vormen;

57.   beschouwt de adequate bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten door de belangrijkste handelspartners van de EU als een essentieel vereiste voor de handhaving en versterking van het externe concurrentievermogen van de EU;

58.   juicht het toe dat de Commissie zich ertoe verbonden heeft de voorschriften inzake intellectuele-eigendomsrechten in internationale handelsovereenkomsten te verscherpen en erop toe te zien dat bestaande verbintenissen worden nageleefd;

59.   dringt erop aan dat de belangrijkste handelspartners van de EU, zoals China en Rusland, de naleving van intellectuele-eigendomsrechten conform de WTO/TRIPS-verplichtingen garanderen;

60.   beklemtoont dat het Europese beleid inzake intellectuele-eigendomsrechten ten aanzien van ontwikkelingslanden niet verder mag gaan dan de TRIPS-verplichtingen, maar integendeel gebruikmaking van de TRIPS-flexibiliteiten moet aanmoedigen;

61.   is van oordeel dat de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten en de levering van het bewijs van de doeltreffende doorzetting ervan met adequate wettelijke en administratieve middelen, een sine qua non moeten zijn voor toetreding tot de WTO;

62.   verzoekt de Raad het door het Europees Parlement in zijn resolutie van 6 juli 2006 over oorsprongsaanduiding(10) gesteunde voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad tot invoering van een verplichte aanduiding van het land van oorsprong van bepaalde, uit derde landen in de EU geïmporteerde producten (COM(2005)0661), goed te keuren;

Markttoegangsstrategie

63.   juicht het besluit van de Commissie toe haar markttoegangsstrategie te herzien en ziet met belangstelling de mededeling tegemoet die zij hierover in 2007 zal presenteren; verzoekt de Commissie het Parlement nauw te betrekken bij dit initiatief;

64.   onderstreept de noodzaak zich met name te concentreren op de non-tarifaire barrières omdat deze, nu de tarieven geleidelijk aan worden beperkt of afgeschaft, wellicht het grootste obstakel aan het worden zijn voor de internationale handel; vestigt de aandacht op de grote diversiteit, de technische complexiteit en de politieke gevoeligheid van de niet-tarifaire barrières, waardoor ze moeilijk aan te pakken zijn, en verzoekt de Commissie te voorzien in voldoende middelen voor deze veeleisende taak;

65.   vestigt er de aandacht op dat veiligheidsgerelateerde maatregelen de belangrijkste non-tarifaire belemmeringen van de 21ste eeuw dreigen te worden; verzoekt alle landen oplossingen te zoeken voor hun legitieme veiligheidszorgen waarbij de handel zo weinig mogelijk wordt beperkt, en onderling samen te werken - op multilateraal, plurilateriaal en bilateraal niveau - om deze doelstelling te verwezenlijken;

66.   verzoekt de delegaties van de Commissie, de ambassades van de lidstaten en de agentschappen, kamers van koophandel en andere openbare en particuliere organisaties die de Europese economische belangen in de wereld behartigen hun acties die erop gericht zijn EU-producten en -diensten te bevorderen, markten open te stellen en de investeringsstromen te vergroten, beter op elkaar af te stemmen;

Diensten

67.   wijst opnieuw op de groeiende rol die diensten spelen voor de mondiale economische productie en het BBP van de EU; vestigt de aandacht op het hoge niveau van extern concurrentievermogen van de Europese dienstverleners; verzoekt de Commissie in alle handelsonderhandelingen een geleidelijke zowel als wederzijdse liberalisering van diensten na te streven, en een beleid te voeren ter bevordering van standaardisering, transparantie en voorspelbaarheid van regels en regelgeving in deze sector, zodat de sterk concurrerende Europese dienstensector vrijer kan opereren in derde landen; is evenwel van oordeel dat zulks niet mag leiden tot vraag en aanbod op het gebied van overheidsdiensten;

68.   is van mening dat een onderscheid moet worden gemaakt tussen commerciële en openbare diensten; onderstreept de noodzaak de openbare diensten buiten alle onderhandelingen te houden, in het bijzonder de openbare diensten die voorzien in de fundamentele behoeften van de bevolking en toegang verschaffen tot essentiële "openbare goederen", zoals gezondheidszorg, onderwijs en drinkwater- en energievoorziening, maar ook diensten die een belangrijke rol spelen voor de handhaving van de culturele diversiteit, zoals audiovisuele diensten;

69.   onderstreept de noodzaak ervoor te zorgen dat handelspartners die tot de minst ontwikkelde landen behoren voldoende beleidsruimte behouden om diensten te regelen die belangrijk zijn voor hun ontwikkeling;

70.   wijst erop hoe belangrijk het is dat de EU de uitbreiding en erkenning van internationale normen en praktijken op het gebied van boekhouding en audit stimuleert om ervoor te zorgen dat de markten stabieler en transparanter worden, en dat ondernemers meer zekerheid hebben en beter zijn voorgelicht ten aanzien van hun activiteiten buiten de EU;

71.   beklemtoont met name dat de EU, om haar externe concurrentievermogen te vergroten, in het kader van haar handelsbeleid maatregelen moet treffen ter versterking van de veiligheid van elektronische transacties en handel, en ter verbetering van de gegevensbescherming;

72.   is van mening dat het openstellen van de markt voor financiële diensten en het vergemakkelijken van het kapitaalverkeer gepaard moeten gaan met grotere transparantie en het verbeteren van de maatregelen tegen witwassen van geld, financiële steun aan terrorisme en belastingfraude, vooral wanneer financiële offshorecentra hierbij betrokken zijn;

Grondstoffen en energie

73.   is van oordeel dat ruwe grondstoffen, met name energiebronnen, een speciale behandeling moeten krijgen in de nieuwe handelsagenda van de EU;

74.   is, in het licht van de noodzaak klimaatsverandering ook door toepassing van duurzamere handelspraktijken tegen te gaan, van mening dat toegang tot en gebruik van energie en hulpbronnen een kwestie is van op multilateraal niveau op te stellen regels die niet ondermijnd mogen worden door bilaterale handelsovereenkomsten waarbij het erom gaat de gunstigste toegangsvoorwaarden te bedingen;

Overheidsopdrachten

75.   is van mening dat de grote openheid van de EU-markten voor overheidsopdrachten op alle bestuurlijke niveaus niet wordt gecompenseerd door een evenredige toegang ten gunste van EU-leveranciers, met name MKB's, tot buitenlandse markten voor overheidsopdrachten voor goederen, diensten en bouwwerken, en dat de Commissie in deze belangrijke economische sector moet streven naar wederzijdse toegang ten aanzien van ontwikkelde en opkomende economieën; deelt de mening dat de invoering van gerichte beperkingen op de toegang tot delen van de EU-markt voor overheidsopdrachten bij wijze van uitzondering overwogen mag worden, teneinde de wederkerigheid te stimuleren; is evenwel fel gekant tegen pogingen om deze markt met protectionistische bedoelingen te sluiten;

76.   vraagt de Commissie de andere partijen bij de WTO-overeenkomst inzake overheidsopdrachten in het kader van de lopende onderhandelingen over de aanpassing van deze overeenkomst tot significante toezeggingen te bewegen;

77.   beklemtoont echter ook de noodzaak van een grotere mate van transparantie en verzoekt de Commissie geen overdreven hoge eisen te stellen op het gebied van overheidsopdrachten, en zeker niet als het om openbare nutsbedrijven gaat, telkens wanneer dit moeilijkheden oplevert voor de minst ontwikkelde partners;

78.   neemt nota van het initiatief van een aantal lidstaten om de overeenkomst inzake overheidsopdrachten evenwichtiger te maken ten gunste van de MKB's; vraagt de Commissie en de Raad wat dat betreft aan te dringen op de opneming in de overeenkomst inzake overheidsopdrachten, waarover momenteel in het kader van de WTO wordt heronderhandeld, van een clausule die de EU toestaat MKB's bij de gunning van overheidsopdrachten te bevoordelen, naar het model van de clausules die reeds door andere belangrijke staten die partij zijn bij de overeenkomst, zoals de Verenigde Staten en Japan, worden toegepast;

79.   is van mening dat overheidsopdrachten tevens een aspect van alle door de EU geïnitieerde bilaterale en regionale handelsonderhandelingen dienen te vormen, teneinde de markten voor overheidsopdrachten open te stellen op evenwichtige basis;

Inachtneming van de regels

80.   beklemtoont de noodzaak ervoor te zorgen dat de handelspartners van de EU de regels en verplichtingen waaraan zij uit hoofde van hun toetreding tot de WTO of van bilaterale of regionale overeenkomsten zijn gehouden, volledig in acht nemen; onderstreept het cruciale belang van het mechanisme voor geschillenbeslechting van de WTO voor de geloofwaardigheid en de effectiviteit van het multilaterale handelsstelsel; dringt er bij de Commissie op aan dit mechanisme steeds te activeren wanneer niet-naleving door andere leden de handelsbelangen van de EU schaadt en er niet binnen een redelijke termijn een oplossing via onderhandelingen kan worden gevonden;

Handelsbeschermende instrumenten

81.   is van mening dat de verdere liberalisering van de handel het des te noodzakelijker maakt dat de EU in staat blijft zichzelf tegen oneerlijke handelspraktijken te beschermen; beschouwt handelsbeschermende instrumenten derhalve als een onontbeerlijk onderdeel van de EU-strategie voor het externe concurrentievermogen;

82.   neemt met aandacht kennis van het initiatief van de Commissie voor een grondige herziening van de handelsbeschermende instrumenten en het lanceren van een publiek raadplegingsproces op basis van de bovengenoemde mededeling van de Commissie over het Groenboek voor openbare raadpleging;

83.   herinnert eraan dat de Commissie er in haar samenvatting van de door Mayer, Brown, Rowe en Maw LLP opgestelde, in december 2005 gepresenteerde "Evaluation of EC trade defence instruments" op wijst dat de conclusie van dit onderzoek luidt dat "een status-quo redelijk is en het mogelijk maakt de belangen van alle groepen van partijen te behartigen", en onderschrijft derhalve het standpunt dat er momenteel geen duidelijke of dringende noodzaak bestaat om de bestaande handelbeschermende instrumenten van de Gemeenschap te herzien of te wijzigen;

84.   herinnert eraan dat momenteel in het kader van de DDA onderhandelingen worden gevoerd over multilaterale voorschriften inzake handelsbeschermende instrumenten; juicht deze onderhandelingen toe, maar betreurt dat Amerika tegenstander is van een hervorming van het WTO-kader voor handelsbeschermende maatregelen; is van oordeel dat de toenemende aanwending van handelsbeschermende maatregelen op mondiaal niveau, in het bijzonder door geavanceerde industrielanden, nieuwe en stringentere regels op WTO-niveau vereist om de voortzetting van een vrije en eerlijke wereldhandel te garanderen;

85.   steunt het idee om deze instrumenten aan te passen aan de nieuwe realiteiten van de globale economie, maar waarschuwt voor het gevaar dat de EU unilateraal zozeer wordt ontwapend dat zij oneerlijke handelspraktijken niet meer kan tegengaan in een internationale context die wordt gekenmerkt door de verspreiding van dergelijke praktijken en het feit dat derde landen handelsbeschermende maatregelen intensief toepassen, en vaak ook misbruiken, tegen import uit de EU;

86.   steunt de inspanningen van de Commissie om de toepassing van handelsbeschermende maatregelen door derde landen tegen import uit de EU te controleren, op mogelijk misbruik daarvan te reageren en getroffen ondernemingen gepaste ondersteuning te verlenen;

Invoerrechten

87.   beklemtoont het belang van douaneregels en -procedures voor de correcte tenuitvoerlegging van maatregelen op het gebied van het handelsbeleid; is van oordeel dat bij de definitie en toepassing van deze regels en procedures een adequaat evenwicht moet worden gevonden tussen doelmatige controle en het vergemakkelijken van de handelsstromen;

88.   wijst er nogmaals op dat de uiterst ingewikkelde en belastende invoerprocedures die vele landen in de wereld toepassen vaak aanzienlijke transactiekosten voor EU-exporteurs met zich meebrengen en significante handelsbelemmeringen vormen; steunt daarom de inspanningen van de Commissie om deze kwestie zowel in het multilaterale kader van de DDA-onderhandelingen over het vergemakkelijken van de handel als via bilaterale en regionale onderhandelingen aan te pakken;

89.   verzoekt de Commissie en de lidstaten serieus na te denken over het idee om een eenvormige EU-douanedienst in het leven te roepen, teneinde de douaneregels en -procedures in het hele EU-douanegebied op doeltreffender wijze te kunnen toepassen;

Wisselkoersen

90.   constateert dat wisselkoersen een belangrijke factor van de ontwikkeling van de internationale handel zijn; verzoekt de Commissie concrete voorstellen te doen voor maatregelen die moeten worden genomen wanneer wisselkoersen het concurrentievermogen van de EU ondermijnen, en te overwegen dergelijke maatregelen op te nemen in de komende herziening van de handelsbeschermende instrumenten van de EU;

Institutionele kwesties

91.   is van oordeel dat de geloofwaardigheid en de doelmatigheid van het gemeenschappelijk handelsbeleid als instrument van het EU-concurrentievermogen negatief worden beïnvloed door het gebrek aan legitimiteit van dit beleid, aangezien het Europees Parlement er onvoldoende bij wordt betrokken;

92.   betreurt dat belangrijke handelswetgeving, bijvoorbeeld de wetgeving inzake handelsbeschermende instrumenten, nog steeds buiten het toepassingsgebied van de medebeslissingsprocedure valt en dat onzekerheid blijft bestaan over de toepasbaarheid van de instemmingsprocedure op vrijhandelsovereenkomsten; verzoekt de lidstaten dringend deze onbevredigende situatie te verhelpen door de noodzakelijke institutionele hervormingen door te voeren en meer in het bijzonder de in het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa opgenomen bepalingen inzake internationale handel ten uitvoer te leggen;

93.   verzoekt de Commissie en de Raad het Parlement volledig op de hoogte te houden van en te betrekken bij alle nieuwe initiatieven die genomen worden in het verlengde van de mededeling over "Europa als wereldspeler";

o
o   o

94.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten, de toetredende landen en de kandidaat-lidstaten.

(1) Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0388.
(2) Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0450.
(3) PB C 293 E van 2.12.2006, blz. 155.
(4) Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0419.
(5) PB C 298 E van 8.12.2006, blz. 235.
(6) PB C 233 E van 28.9.2006, blz. 103.
(7) PB C 193 E van 17.8.2006, blz. 110.
(8) Document van de Raad 7775/1/06.
(9) PB C 291 E van 30.11.2006, blz. 321.
(10) Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0325.

Juridische mededeling - Privacybeleid