Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2006/2181(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0150/2007

Ingediende teksten :

A6-0150/2007

Debatten :

PV 21/05/2007 - 20
CRE 21/05/2007 - 20

Stemmingen :

PV 23/05/2007 - 5.7
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2007)0202

Aangenomen teksten
PDF 136kWORD 55k
Woensdag 23 mei 2007 - Straatsburg
Impact en gevolgen van het structuurbeleid voor de samenhang in de EU
P6_TA(2007)0202A6-0150/2007

Resolutie van het Europees Parlement van 23 mei 2007 over de impact en gevolgen van de verschillende vormen van structuurbeleid voor de samenhang in de Europese Unie (2006/2181(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien de projecten op de territoriale agenda van de EU inzake ruimtelijke ordening en het Handvest van Leipzig over duurzame Europese steden,

–   gezien het verslag van de Onafhankelijke Expertengroep inzake onderzoek, ontwikkeling en innovatie opgesteld naar aanleiding van de informele bijeenkomst van de staatshoofden en regeringsleider in Hampton Court over de totstandbrenging van een innovatief Europa (Aho-rapport), van 20 januari 2006,

–   gezien de mededeling van de Commissie van 12 juni 2006: "De groei- en banenstrategie en de hervorming van het Europees cohesiebeleid – Vierde voortgangsverslag over cohesie" (COM(2006)0281),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 7 februari 2002 over het tweede verslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's over de economische en sociale cohesie(1),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 28 september 2005 over de rol van de territoriale samenhang in de regionale ontwikkeling(2),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 december 2005 over de betekenis van rechtstreekse overheidsteun als instrument van regionale ontwikkeling(3),

–   gezien Verordening (EG) nr. 1084/2006 van de Raad van 11 juli 2006 tot oprichting van een Cohesiefonds(4),

–   gezien Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen met betrekking tot het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds(5),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 14 maart 2006 over bedrijfsverplaatsingen in het kader van de regionale ontwikkeling(6),

–   gezien Beschikking 2006/702/EG van de Raad van 6 oktober 2006 betreffende communautaire strategische richtsnoeren inzake cohesie(7),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 18 mei 2006 over de begroting 2007: mededeling van de Commissie over de jaarlijkse beleidsstrategie(8),

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie regionale ontwikkeling en het advies van de Begrotingscommissie (A6-0150/2007),

A.   overwegende dat het structuurbeleid ontegenzeggelijk een positieve invloed heeft op de sociale, economische en territoriale samenhang en op de verbetering van de lokale en regionale governance;

B.   overwegende dat deze nieuwe positieve invloed per regio verschilt en dat deze resolutie aanbevelingen wil doen voor het optimaliseren van deze invloed gedurende de nieuwe programmeringsperiode 2007-2013;

C.   overwegende dat de projecten op de reeds aangehaalde territoriale agenda van de EU en het Handvest van Leipzig momenteel worden uitgewerkt, en door de informele ministeriële vergadering over stedelijke ontwikkeling en territoriale samenhang te Leipzig van 24 en 25 mei 2007 kunnen worden aangenomen;

D.   overwegende dat – wil men de invloed van de Structuurfondsen op de samenhang in de Europese Unie vergroten – de kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) een grotere rol dienen te spelen bij onderzoek, ontwikkeling en innovatie, en makkelijker toegang dienen te hebben tot de afdelingen onderzoek, ontwikkeling en innovatie bij de openbare instellingen;

E.   overwegende dat – zoals vermeld in het reeds aangehaalde vierde voortgangsverslag over cohesie – in de dertien cohesielanden de groei van het BBP per inwoner tussen 1995 en 2002, met een jaarlijks percentage van 3,6%, groter is geweest dan in de Europese Unie van vijftien lidstaten, waar het gemiddelde jaarlijkse percentage van de groei van het BBP slechts 2,2% bedroeg;

F.   overwegende dat bij elke euro die in de EU wordt uitgegeven aan cohesiebeleid bijkomende kosten komen van gemiddeld 0,90 EUR in de minst ontwikkelde regio's (Doelstelling 1) en van 3 EUR in de regio's waar herstructureringen aan de gang zijn (Doelstelling 2);

G.   overwegende dat vrije marktwerking onvoldoende is om de samenhang tot stand te brengen die de grondleggers van de EU voor ogen hadden, en dat overheidsbemoeienis vereist is om een nieuw evenwicht te kunnen creëren tussen de regio's;

H.   overwegende dat de verschillende vormen van structuurbeleid een belangrijke rol dienen te spelen bij de versterking van de territoriale samenhang en aangepast dienen te worden wanneer zich binnen de EU nieuwe territoriale uitdagingen voordoen, zoals de vergrijzing van de bevolking, de ontwikkeling van de landbouwmarkt of de vraagstukken inzake immigratie, energie en klimaatverandering;

I.   overwegende dat "polycentrisme" het leitmotiv is van de Europese territoriale strategie, waarmee in de uitvoeringsfase van het nieuwe cohesiebeleid rekening dient te worden gehouden;

J.   overwegende dat het cohesiebeleid duidelijker zichtbaar moet worden;

K.   overwegende dat gegarandeerd moet worden dat bedrijven die communautaire steun ontvangen hun activiteiten gedurende een lange en vastgestelde periode niet verplaatsen, en dat zij anders worden uitgesloten van medefinanciering, en dat de aan hen uitgekeerde steun moet worden teruggevorderd indien zij er een oneigenlijk gebruik van hebben gemaakt,

1.   onderstreept de beslissende rol van het cohesiebeleid bij het ondersteunen van de binnenlandse markt dankzij het handelsverkeer en de banen gecreëerd door het ontwikkelen en starten van door de Europese Unie gecofinancierde projecten;

2.   benadrukt het belang van een geïntegreerd en duurzaam structuurbeleid dat op samenhangende wijze de bijdragen coördineert van de structuurfondsen, het Cohesiefonds en andere vormen van communautair beleid; verzoekt het begrip geïntegreerd beleid door te voeren in de communicatie- en opleidingsacties, zodat het bekendheid krijgt en door alle betrokken partijen wordt gebruikt, met name door de actoren in het veld;

3.   onderstreept dat de Commissie, de lidstaten en de regionale en lokale overheden bijzondere aandacht zouden moeten geven aan het naleven van de doelstellingen die transversaal zijn geïntegreerd in alle vormen van beleid tijdens de uitvoeringsfase van het nieuwe cohesiebeleid, om sociale uitsluiting te voorkomen;

4.   herhaalt zijn eis dat bedrijven die overheidssteun hebben ontvangen en die hun activiteiten binnen de EU hebben verplaatst geen overheidssteun mogen ontvangen voor hun nieuwe locaties en dat zij gedurende een periode van zeven jaar na de datum van de verplaatsing van hun activiteiten niet in aanmerking komen voor Structuurfondsen en nationale overheidssteun;

5.   verzoekt de Commissie te onderzoeken welke nationale en regionale vormen van overheidsbeleid de convergentie bevorderen en hierover een mededeling op te stellen, om na te gaan of het in het kader van het toekomstige cohesiebeleid mogelijk is het toekennen van de middelen ondergeschikt te maken aan een goed nationaal beleid inzake groei, te bepalen op basis van kwantificeerbare indicatoren, teneinde zo de doeltreffendheid van het cohesiebeleid te vergroten;

6.   is van mening dat de Commissie en de lidstaten hun onderlinge relatie dienen te versterken om de bijdrage van het Europees Sociaal Fonds aan de implementatie van de Europese werkgelegenheidsstrategie (EWS) te verbeteren, en dat deze verbetering vervolgens aan de hand van relevante indicatoren onverwijld zichtbaar dient te worden ter bevordering van gelijke kansen;

7.   raadt de Commissie aan om te zoeken naar nieuwe manieren om de plannen en instrumenten van de verschillende vormen van structuurbeleid te combineren met andere communautaire plannen en hulpmiddelen om tot een grotere krachtenbundeling te komen ter bevordering van concurrentievermogen, onderzoek en duurzame innovatie en zich daarbij te laten inspireren door het werk van de gemeenschappelijke task forces van de Commissie op deze gebieden;

8.   raadt de regio's en de lidstaten aan om in de operationele programma's gekwantificeerde doelstellingen vast te stellen op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en innovatie;

9.   nodigt de Raad en de Commissie uit te bestuderen of een verplichting zoals voorgesteld in het eerder genoemde Aho-rapport om vanaf de programmeringsperiode 2007-2013 minstens 20% van de Structuurfondsen te besteden aan verder onderzoek, ontwikkeling en innovatie (RDI) uitvoerbaar is en verzoekt dat zij zich niet alleen richten op grote projecten en technologische topinstituten, maar ook oog hebben voor kleinere projecten in de minst begunstigde regio's, met name projecten die bijdragen aan een duurzame, regionale ontwikkeling;

10.   stelt de Raad en de Commissie voor om op lokale en regionale schaal in regionale projecten, technologieparken, clusters en ketens door de Structuurfondsen gefinancierde technologische coördinatoren aan te stellen, door gebruik te maken van de reeds bestaande middelen zoals het netwerk van Euro Info Centres en de Relay Centra voor Innovatie, om de innovatie te stimuleren in de ondernemingen - met name in de KMO's - door Europese programma's en ondersteuning toegankelijker te maken;

11.   heeft waardering voor de projecten op de reeds aangehaalde territoriale agenda van de EU en het Handvest van Leipzig, maar benadrukt dat deze initiatieven voor het implementeren van de in beide strategische documenten genoemde doelstellingen en de betrokkenheid van de lidstaten nauwkeuriger dienen te worden omschreven; dringt er bij de lidstaten met klem op aan in het kader van de informele ministeriële vergadering van Leipzig op 24-25 mei 2007 een formele verplichting voor duurzame stedelijke ontwikkeling aan te gaan;

12.   is van mening dat een evaluatie van het langetermijneffect op verschillende niveaus van de aanwending van de Structuurfondsen noodzakelijk is voor de voorbereiding van de toekomstige wetsbesluiten en een goed beheer van de begroting op dit gebied;

13.   stelt de EU-instellingen en de lidstaten voor om goede praktijken te bevorderen en door middel van relevante indicatoren de uitwerking vast te stellen van het communautair beleid op de cohesie door de Waarnemingsnetwerk voor de ruimtelijke ordening van het Europees grondgebied, ESPON, van de nodige middelen en functies te voorzien om te kunnen fungeren als werkelijke waarnemingspost voor de effecten van structuurbeleid op de cohesie;

14.   verzoekt de Commissie eveneens de territoriale gevolgen van oormerking te onderzoeken en dan met name te beoordelen of de toewijzing van Europese fondsen in het kader van de Lissabon-doelstellingen daadwerkelijk bijdraagt aan een evenwichtige en coherente regionale ontwikkeling;

15.   verzoekt de Commissie, de lidstaten, de regio's en de lokale overheden – met name de regio's die vallen onder de convergentiedoelstelling – om voorrang te geven aan maatregelen die er op gericht zijn een verstoring van het territoriaal evenwicht te voorkomen door de geïntegreerde ontwikkeling en de aanleg van polycentrische gebieden te bevorderen;

16.   verzoekt de Commissie, de lidstaten en de regionale en lokale overheden te bestuderen welke instrumenten het meest geschikt zijn om een territoriaal evenwicht te creëren tussen stedelijke en landelijke zones en te waarborgen dat plattelandsontwikkeling en regionale ontwikkeling elkaar aanvullen door een geïntegreerde strategische aanpak van de ontwikkeling van stedelijke zones te bevorderen, in samenhang met de voorstedelijke en landelijke aangrenzende gebieden ("bassins de vie"), en de uitwisseling van goede praktijken aan te moedigen, met name in de territoriale en sectorale netwerken, voor een beter beheer van de fondsen, met name in het kader van de "Europese week van de regio's en steden" in Brussel;

17.   verzoekt de Commissie, de lidstaten en de regio's vaker een beroep te doen op de Structuurfondsen ter stimulering van de duurzame en zelfstandige ontwikkeling van regio's waarin een emigratie-overschot is waar te nemen en ter bestrijding van de negatieve gevolgen van de wijzigingen in de bevolkingssamenstelling;

18.   verzoekt de Commissie, de lidstaten en de regionale en lokale overheden de bijdrage te stimuleren van het cohesiebeleid aan de uitvoering van de nieuwe strategie voor duurzame ontwikkeling, waarbij de energie grotendeels wordt voorzien door hernieuwbare energiebronnen, gebruik wordt gemaakt van een vervoerssysteem dat de mogelijkheden van intermodale combinaties efficiënter benut en waarbij wordt hergebruikt en gerecycled;

19.   stelt de Commissie, de lidstaten en de regionale en lokale overheden voor om in de landelijke zones die economische activiteiten te ondersteunen en te stimuleren die te maken hebben met de ontwikkeling van de nieuwe technologieën en die niet in de directe nabijheid hoeven te liggen van de grote stedelijke centra;

20.   benadrukt de plaats van de territoriale samenwerking binnen het cohesiebeleid, en verzoekt de beheersautoriteiten om transnationale en interregionale samenwerking aan te moedigen door het opzetten van verschillende netwerken voor territoriale en sectorale samenwerking, alsmede door de uitwisseling van ervaringen en goede praktijken op regionaal en lokaal niveau middels het initiatief "Regio's voor economische verandering";

21.   verzoekt naast het BBP per inwoner ook andere territoriale indicatoren te gebruiken om het cohesieniveau te meten, zoals de werkgelegenheidsgraad en de kwaliteit ervan, het verschil in BBP tussen naburige regio's, de index van de perifere ligging en van toegankelijkheid, het voorhanden zijn van infrastructuur en vervoersmogelijkheden, de omvang van onderzoek en innovatie, onderwijs en opleiding, de verscheidenheid van de productiviteit in de zone;

22.   nodigt de Commissie uit om samen met Eurostat een uitspraak te doen over het gebruik van nieuwe kwantitatieve en kwalitatieve cohesie-indicatoren in het kader van de tussentijdse evaluatie van het nieuwe cohesiebeleid in 2009;

23.   moedigt de Commissie aan om het hefboomeffect te bestuderen van de Structuurfondsen bij het verwerven van privé-investeringen in het kader van het nieuwe cohesiebeleid, en de noodzaak van samenwerking tussen de publieke en private sector te benadrukken;

24.   stelt de Commissie voor om betere gegevens te verkrijgen over de kwaliteit en het duurzame karakter van de met de Structuurfondsen gecreëerde banen;

25.   vestigt de aandacht van de Commissie op het feit dat het gebrek aan bestuurlijke capaciteiten een zeer grote belemmering kan zijn voor het optimaliseren van de uitwerking van het cohesiebeleid, en verzoekt derhalve de Commissie om bij de implementering van het nieuwe cohesiebeleid het instrument van tripartiete contracten en overeenkomsten te ontwikkelen en de bestuurlijke capaciteiten verder te vergroten, onder andere door het opzetten van een netwerk van geaccrediteerde opleiders teneinde de coherentie tussen de opleidings- en bewustmakingsacties van de beheersautoriteiten van eenzelfde lidstaat te waarborgen, in het bijzonder op regionaal en lokaal niveau;

26.   benadrukt het belang van het partnerschapsbeginsel bij de implementering van het cohesiebeleid, hetgeen inhoudt dat de partners volledig zijn geïnformeerd, hun posities in evaluatiedocumenten staan genoteerd en dat de noodzakelijke opleidingsvoorzieningen zijn vastgelegd zodat zij hun taken kunnen uitvoeren;

27.   verzoekt de Commissie om in het kader van de uitvoeringsverordening(9) te bestuderen welke maatregelen getroffen kunnen worden ter vergroting van de zichtbaarheid van de structurele bijdragen aan zowel de grote infrastructuurprojecten als de kleine projecten, om strenger te controleren op de uitvoering van verplichte publiciteitsmaatregelen en maatregelen te nemen tegen de lidstaten waarvan bekend is dat zij deze regels ernstig hebben geschonden; verzoekt de beheersautoriteiten om europarlementariërs te betrekken bij de communicatie over projecten die met Structuurfondsen zijn gefinancierd;

28.   is van mening dat de door de EU gefinancierde projecten een solidair Europa laten zien dat dichtbij de burgers staat en benadrukt de noodzaak voor de regionale overheden en de lidstaten om de in de reeds uitgehaalde uitvoeringsverordening opgenomen maatregelen ter vergroting van de zichtbaarheid van de structurele bijdragen in acht te nemen, en zich communicatief meer in te spannen om de burger in kennis te stellen van de praktische resultaten van het cohesiebeleid;

29.   is van mening dat er, met het oog op de ontwikkeling van de verschillende scenario's inzake de toekomstige financiering van het cohesiebeleid van de EU, nieuwe studies moeten worden uitgevoerd; is van mening dat er een vergelijking van de effecten van de belangrijkste financieringsinstrumenten (Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, Europees Sociaal Fonds, eerste pijler van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid, Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling) op de ontwikkeling van de Europese Unie met 27 lidstaten dient te worden gemaakt;

30.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de parlementen en regeringen van de lidstaten, alsmede aan het Comité van de Regio's en het Europees Economisch en Sociaal Comité.

(1) PB C 284 E van 21.11.2002, blz. 329.
(2) PB C 227 E van 21.9.2006, blz. 509.
(3) PB C 286 E van 23.11.2006, blz. 501.
(4) PB L 210 van 31.7.2006, blz. 79.
(5) PB L 210 van 31.7.2006, blz. 25.
(6) PB C 291 E van 30.11.2006, blz. 123.
(7) PB L 291 van 21.10.2006, blz. 11.
(8) PB C 297 E van 7.12.2006, blz. 357.
(9) Verordening (EG) nr. 1828/2006 van de Commissie van 8 december 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds, en van Verordening (EG) nr. 1080/2006 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (PB L 371 van 27.12.2006, blz. 1).

Juridische mededeling - Privacybeleid