Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2007/2628(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : B6-0429/2007

Ingediende teksten :

B6-0429/2007

Debatten :

PV 24/10/2007 - 14
CRE 24/10/2007 - 14

Stemmingen :

PV 25/10/2007 - 7.13
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2007)0484

Aangenomen teksten
PDF 208kWORD 45k
Donderdag 25 oktober 2007 - Straatsburg
Wereldverdrag voor een verbod op alle clustermunitie
P6_TA(2007)0484B6-0429/2007

Resolutie van het Europees Parlement van 25 oktober 2007 over een wereldverdrag voor een verbod op alle clustermunitie

Het Europees Parlement,

–   onder verwijzing naar zijn voorgaande resoluties over de schadelijke gevolgen van sommige soorten conventionele munitie (landmijnen, clusterbommen, munitie met verarmd uranium, fosforgranaten, niet-ontplofte overblijfselen van de oorlog die worden gebruikt door staten en door niet-gouvernementele actoren,

–   met name verwijzend naar zijn resolutie van 16 november 2006 over het Verdrag tot verbod van biologische en toxinewapens (BTWC), clusterbommen en conventionele wapens (CWC)(1) waarin de EU wordt verzocht om steun voor het initiatief voor de totstandbrenging van een alomvattend en doelmatig verdrag voor een wereldwijd verbod op clustermunitie,

–   gelet op Protocol V van 28 november 2003 over niet-ontplofte overblijfselen van de oorlog bij het VN-Verdrag inzake bepaalde conventionele wapens (CWV) ("vijfde CWV-protocol" over niet-ontplofte overblijfselen van de oorlog), en zijn waardering uitsprekend voor de inwerkingtreding daarvan op 12 november 2006,

–   gezien de op 22 en 23 februari 2007 te Oslo door een groep staten, organisaties van de Verenigde Naties, het Internationaal Comité van het Rode Kruis, de clustermunitiecoalitie en andere humanitaire organisaties aangenomen verklaring, waarin wordt overeengekomen uiterlijk in 2008 een wettelijk bindend internationaal instrument in het leven te roepen waarbij gebruik, productie, overdracht en opslag van clustermunitie die onaanvaardbare letsel aan burgers kan toebrengen, worden verboden ("het proces van Oslo"),

   gezien de ontwerponderhandelingsopdracht van het CWV inzake clustermunitie die door Duitsland namens de Europese Unie is ingediend bij de groep van regeringsdeskundigen van het CWV,

–   gezien het Gemeenschappelijk Optreden 2007/528/GBVB van de Raad van 23 juli 2007 ter ondersteuning van het Verdrag inzake het verbod of de beperking van het gebruik van bepaalde conventionele wapens die geacht kunnen worden buitensporig leed te veroorzaken of een niet-onderscheidende werking te hebben, in het kader van de Europese veiligheidsstrategie(2),

–   gezien het nieuwe VN-standpunt inzake clustermunitie dat op 17 september 2007 is ingenomen tijdens de bijeenkomst van vooraanstaande VN-leden, waarin de VN zijn leden oproept onmiddellijk de afschuwelijke gevolgen aan te pakken die clustermunitie met zich meebrengt op humanitair gebied en voor mensenrechten en ontwikkeling, en wel door een wettelijk bindend instrument van internationale humanitaire wetgeving vast te stellen waarbij: gebruik, productie, overdracht en opslag van clustermunitie die onaanvaardbaar letsel aan burgers toebrengt, worden verboden; de vernietiging wordt geëist van de huidige arsenalen van dit soort munitie; wordt voorzien in opruiming, voorlichting over gevaren en andere werkzaamheden ter vermindering van het gevaar, bijstand aan slachtoffers, steun en samenwerking, alsook maatregelen op het gebied van naleving en doorzichtigheid, en de VN verzoekt de staten, totdat een dergelijk verdrag wordt aangenomen, in eigen land de maatregelen te nemen om gebruik en overdracht van alle clustermunitie onmiddellijk te bevriezen,

–   gezien de "clustermunitiecoalitie" die bestaat uit rond 200 niet-gouvernementele organisaties, waarvoor het zijn waardering uitspreekt,

–   gelet op artikel 108, lid 5, van zijn Reglement,

A.   overwegende dat de term "ontplofbare overblijfselen van de oorlog" verwijst naar niet-ontplofte munitie, die is voorzien van een ontstekingslading en een ontsteking, die scherp gesteld of anderszins klaar gemaakt is voor gebruik in een gewapend geschil en die had moeten ontploffen, maar dit niet gedaan heeft,

B.   overwegende dat de term 'clustermunitie' verwijst naar wapensystemen die zowel uit de lucht worden afgeworpen en als vanaf de grond worden gelanceerd,

C.   overwegende dat clustermunitie, zelf de meest moderne typen, onverantwoord vaak niet werkt en, veelal niet ontploft bij inslag, waardoor zij lang nadat het geschil is beëindigd een gevaar blijft voor gemeenschappen; overwegende dat talrijke typen clustermunitie voorzien zijn van gevoelige ontstekingsmechanismen die reageren op minder fysiek contact dan anti-persoonsmijnen,

D.   overwegende dat clustermunitie uiterst onnauwkeurig is, vaak in grote aantallen worden ingezet boven plattelands- en stedelijke gebieden en zich over een groot gebied verspreid, waardoor er grote hoeveelheden ERW ontstaan,

E.   overwegende dat clustermunitie in hoge mate niet-onderscheidend is daar gebruikers geen verschil kunnen maken tussen militair personeel en burgers; overwegende dat is aangetoond dat 98% van de slachtoffers burgers zijn,

F.   overwegende dat clustermunitie ernstige humanitaire gevolgen heeft voor kwetsbare gemeenschappeen en mensen die humanitaire steun verlenen, en dat het aantal doden en gewonden hoog is, met name onder kinderen die worden aangetrokken door de geringe afmetingen en de kleuren van deze wapens,

G.   overwegende dat alle typen antihanteerbaarheidsmechanismen gericht zijn tegen humanitair opruimingspersoneel;

H.   overwegende dat niet-ontplofte clustermunitie ontwikkeling en wederopbouw nadelig beïnvloedt doordat het gevaar van niet-ontplofte munitie het gebruik van wegen, gebouwen en essentiële infrastructuur onmogelijk maakt, voorkomt dat landbouwgronden worden gebruikt, handel en verbindingen op plaatselijk niveau belemmert en de gegarandeerde voedselleverantie in gevaar brengt, en de levering van humanitaire steun kan bemoeilijken,

I.   overwegende dat o.m. een aantal van de allerarmste landen ter wereld de gevolgen van clustermunitie ondervindt en dat de meeste slachtoffers in deze landen vaak de allerarmsten zijn,

J.   overwegende dat is aangetoond dat clustermunitie opgeslagen ligt in 15 EU-lidstaten en in ten minste 10 lidstaten van de EU wordt geproduceerd,

K.   overwegende dat de wet-Mahoux waarbij financiering, vervaardiging, gebruik en het in bezit hebben van clustermunitie verboden zijn, in België op 26 april 2007 is aangenomen,

1.   bevestigt andermaal dat de internationale humanitaire wetgeving voor zover deze betrekking heeft op clustermunitie, moet worden uitgebreid en dat op internationaal niveau snel een alomvattend verbod moet worden vastgesteld op gebruik, productie, overdracht en opslag van clustermunitie, en spreekt derhalve zijn krachtige steun uit voor het op gang gebrachte proces van Oslo;

2.   dringt aan op een onmiddellijk moratorium op gebruik van, investering in, opslag, productie, overdracht of export van clustermunitie, met inbegrip van clustermunitie die vanuit de lucht wordt afgeworpen en van submunitie die per projectiel, raket of artillerie wordt afgevuurd, totdat er een internationaal bindend verdrag tot stand is gebracht waardoor productie, opslag, export en gebruik van deze wapens verboden zijn;

3.   verzoekt alle lidstaten van de EU nationale maatregelen te nemen om gebruik, productie, export en opslag van clusterbommen volledig te verbieden;

4.   verzoekt alle staten die clustermunitie en vergelijkbare wapens bezitten die ontplofbare overblijfselen van de oorlog voortbrengen de verantwoordelijkheid te aanvaarden voor de opruiming van deze munitie, en met name nauwkeurige registers bij de houden van de plaatsen waar deze munitie is ingezet om de opruimingswerkzaamheden na afloop van het geschil te vergemakkelijken; is van mening dat deze registers moeten worden gebruikt om plaatselijke bevolking en humanitaire-hulpverleners overeenkomstig het vijfde CWV-protocol inzake ontplofbare overblijfselen van de oorlog duidelijk te wijzen op gevaarlijke gebieden;

5.   herhaalt met nadruk dat troepen van de EU-lidstaten onder geen enkel beding enigerlei type clustermunitie mogen gebruiken totdat er een internationale overeenkomst tot stand is gebracht over regulering, beperking of verbod van deze wapens;

6.   wijst met nadruk op de verantwoordelijkheid van een staat die zeggenschap heeft over een gebied te zorgen voor waarschuwingen en maatregelen te nemen ter bescherming van de burgerbevolking, o.m. via opleiding, en speciale voorlichting te verschaffen over bijstand aan slachtoffers van ontplofbare overblijfselen van de oorlog;

7.   verzoekt alle EU-lidstaten die clustermunitie hebben gebruikt te zorgen voor bijstand aan de bevolking die daarvan het slachtoffer is geworden;

8.   verzoekt de Commissie dringend met alle beschikbare middelen de financiële bijstand op te voeren aan gemeenschappen en personen die het slachtoffer zijn geworden van niet-ontplofte clustermunitie;

9.   verzoekt alle staten die geen partij zijn bij het vijfde CWV-protocol inzake ontplofbare overblijfselen van de oorlog over te gaan tot ondertekening en ratificatie, en zich in de tussentijd op te stellen overeenkomstig de geest van het protocol;

10.   spreekt zijn waardering uit voor de initiatieven van het voorzitterschap van de Raad en de EU-lidstaten om een onderhandelingsopdracht te formuleren voor een nieuwe protocol bij het CWV waarin alle humanitaire problemen worden aangepakt die verband houden met het gebruik van clustermunitie, en betreurt dat er tot dusverre geen werkelijke vooruitgang is geboekt;

11.   verzoekt de Raad een gemeenschappelijk standpunt te bepalen waardoor alle EU-lidstaten verplicht worden aan te dringen op een krachtige onderhandelingsopdracht in het kader van het CWV en op actieve steun aan het proces van Oslo;

12.   wijst erop dat een internationaal instrument, wil het doelmatig zijn, in ieder geval onderstaande bepalingen dient te bevatten:

   a) verbod op gebruik, productie en financiering, overdracht en opslag van clustermunitie;
   b) verbod op het leveren van bijstand bij gebruik, productie, overdracht of opslag van clustermunitie;
   c) verplichting tot vernietiging van voorraden clustermunitie binnen een bepaalde periode, die zo kort mogelijk moet zijn;
   d) verplichting besmette gebieden zo spoedig mogelijk te markeren, te omheinen en op te ruimen, maar niet later dan een gespecificeerde termijn en het doelmatige vermogen op te zetten en in stand te houden om deze werkzaamheden uit te voeren; een verplichting steun te verlenen met markeren, omheinen en andere waarschuwingen, voorlichting over de gevaren en opruiming; gebruikers van clustermunitie moeten de bijzondere plicht hebben deze steun te verlenen, o.m. het tijdig verstrekken van nauwkeurige gegevens over het gebruik;
   e) verplichting steun te verlenen aan de slachtoffers, bij voorbeeld de tenuitvoerlegging van de verzameling van gegevens, medische zorg in noodgevallen en op permanente basis, lichamelijke revalidatie, psychologische steun en heropneming in maatschappij en economisch leven en/of herintegratie, juridische steun, en wetgeving en beleid op het gebied van handicaps;

13.   spreekt de aanbeveling uit dat het Europees Parlement vertegenwoordigd is op de aanstaande conferenties in het kader van het proces van Oslo;

14.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Hoge Vertegenwoordiger van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de EU-lidstaten, de secretaris-generaal van de VN en de "clustermunitiecoalitie".

(1) PB C 314 E van 21.12.2006, blz. 327.
(2) PB L 194 van 26.7.2007, blz. 11.

Juridische mededeling - Privacybeleid