Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2007/2110(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0103/2008

Ingediende teksten :

A6-0103/2008

Debatten :

PV 07/05/2008 - 19
CRE 07/05/2008 - 19

Stemmingen :

PV 08/05/2008 - 5.10
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2008)0196

Aangenomen teksten
PDF 124kWORD 44k
Donderdag 8 mei 2008 - Brussel
Beheer van de diepzeevisbestanden
P6_TA(2008)0196A6-0103/2008

Resolutie van het Europees Parlement van 8 mei 2008 over het beheer van de diepzeevisbestanden (2007/2110(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de herziening van het beheer van diepzeebestanden (COM(2007)0030),

–   gezien het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de instelling van een communautair kader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid (COM(2007)0196),

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie visserij en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A6-0103/2008),

A.   overwegende dat de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) er in zijn adviezen inzake diepzeesoorten van zowel 2002 als 2004 op wijst dat de bestanden van de meeste soorten tot niveaus buiten biologisch veilige grenzen zijn afgenomen; overwegende dat de EU de visserijactiviteiten in duidelijk mindere mate heeft gereduceerd dan het ICES in die adviezen had aanbevolen; voorts overwegende het belang van betere biologische achtergrondgegevens voor het vastleggen van quota die een duurzame visserij waarborgen,

B.   overwegende dat de visserijactiviteiten van de diepzeevloten, of deze nu vissen in wateren van derde landen, in gebieden die worden gereglementeerd door een regionale visserijorganisatie of in ongereglementeerde gebieden in volle zee, op rationele en verantwoorde wijze moeten plaatsvinden overeenkomstig het VN-zeerechtverdrag, de VN-overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van dit verdrag die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van grensoverschrijdende en over grote afstanden trekkende visbestanden, en de gedragscode van de FAO voor een verantwoorde visserij; overwegende dat volgens de VN-overeenkomst inzake visbestanden en de gedragscode van de FAO het voorzorgsbeginsel geldt,

C.   overwegende dat de EU op de Top van Johannesburg in 2002 heeft toegezegd zich te zullen inzetten voor een duurzame visserij in de wereld en te zorgen voor de instandhouding of het herstel van de visbestanden, vooral van overbeviste soorten, op een niveau dat een maximale duurzame opbrengst toestaat, indien mogelijk uiterlijk in 2015,

D.   overwegende dat de bescherming van het mariene milieu en de beoefening van een duurzame visserij alleen met succes bereikt kunnen worden als alle betrokken staten hier achter staan en hun medewerking verlenen,

E.   overwegende dat het systematisch verzamelen van betrouwbare gegevens absoluut noodzakelijk is voor het evalueren van de bestanden en het verlenen van wetenschappelijk advies en dan ook van vitaal belang is voor de toepassing van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), en dat de Commissie in haar bovenvermelde mededeling erkent dat er onvoldoende gegevens beschikbaar zijn om een wetenschappelijke evaluatie te maken van de diepzeebestanden en de verschillende opvattingen die over hun definitie bestaan,

F.   overwegende dat het in april 2007 gepubliceerde verslag van het raadgevend comité voor de visserij en de acquacultuur (AFCA) betrekking heeft op de wijziging van het tijdrooster voor de indiening van de wetenschappelijke verslagen en de verbetering van de kwaliteit daarvan,

G.   overwegende dat passende sociaaleconomische maatregelen nodig zijn om de vissers te compenseren voor de kosten van de beperking van de activiteiten in verband met de herstelplannen voor de bestanden,

H.   overwegende dat in zijn resolutie van 14 november 2006 over een thematische strategie inzake de bescherming en het behoud van het mariene milieu(1), wordt gepleit voor een aantal maatregelen om een duurzaam gebruik van de zeeën en de instandhouding van mariene ecosystemen te bevorderen,

1.   is verheugd over de pogingen van de communautaire vloot om een duurzaam visserijbeleid uit te voeren en stelt vast dat de situatie zoals die in de mededeling van de Commissie wordt geschetst niet helemaal overeenkomt met de werkelijkheid;

2.   wijst erop dat alvorens nieuwe beheersmaatregelen te nemen, eerst nagegaan moet worden waarom de bestaande maatregelen niet worden toegepast en waarom de lidstaten niet dan wel vertraagd of met verschillende methoden aan hun verplichtingen voldoen, wat maakt dat moeilijk is vast te stellen welke factoren van invloed zijn op deze visserij;

3.   wijst erop dat het GVB aan geloofwaardigheid verliest als de regelgeving voortdurend wordt veranderd en nieuwe voorstellen worden gelanceerd nog voordat de bestaande goed en wel zijn ingevoerd en de verkregen informatie grondig is verwerkt, en meent dat de bestaande beperkingen van de inspanning beter geschikt zijn voor sommige soorten dan voor andere;

4.   is het met de Commissie eens dat het stelselmatig verzamelen van betrouwbare gegevens absoluut noodzakelijk is om de bestanden en de wetenschappelijke adviezen te kunnen beoordelen; verzoekt de Commissie, de lidstaat en de visserijsector de bestaande leemten op te vullen, zodat de maatregelen ter regeling van de inspanning kunnen worden afgestemd op elke visserijtak en erkent dat het grootste deel van de diepzeevisserij tot de gemengde visserij behoort;

5.   herinnert de Commissie eraan dat de totaal toegestane vangsten (TAC) en de beperkingen op de inspanning voor deze visserijtakken als gevolg van ontoereikende biologische kennis, de voorzorgsaanpak en de exploitatie van elke betroffen diepzeesoort willekeurig zijn vastgesteld en dat de vaststelling van TAC's daarom gebaseerd moet zijn op exacte wetenschappelijke studies;

6.   stelt vast dat op grond van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid(2) de voorzorgsaanpak verplicht is, die in artikel 3 als volgt wordt gedefinieerd: "het ontbreken van adequate wetenschappelijke informatie mag niet worden gebruikt als een motief voor het uitstellen of achterwege laten van beheersmaatregelen voor de instandhouding van de doelsoorten, de geassocieerde of afhankelijke soorten en de niet-doelsoorten en hun milieu";

7.   onderstreept de noodzaak om een verbod op teruggooi in de diepzeevisserij in te stellen, waardoor wetenschappers nauwkeuriger de complexe diversiteit van de aangelande soorten waarvan vele oneetbaar zijn, kunnen onderzoeken;

8.   is van mening dat de Commissie in het kader van de maatregelen om bijvangst te beperken en teruggooi te voorkomen het niveau van de inspanningen moet aanpassen naar gelang het gaat om doelsoorten of toevallige vangsten, en tegelijkertijd strenger moet optreden op het stuk van de procedures inzake bewaking en controle;

9.   wijst erop dat talloze diepzeesoorten bijvangst vormen en verzoekt de Commissie daarom dringend grotere nadruk te leggen op de controle op de inspanning als een manier om de bijvangst te verminderen, maar wijst er tevens op dat de beperkingen van de maaswijdte ongepast zijn wegens de vorm en afmetingen van de diepzeesoorten;

10.   verzoekt de Commissie de sociaaleconomische aspecten van de visserij op diepzeesoorten te evalueren en te bekijken welke gevolgen nieuwe beperkingen van de visserijinspanning voor de sector zouden hebben en wat de gevolgen zijn van de voortdurende uitputting van de visbestanden waarvan de visserij afhankelijk is; wijst erop dat absoluut een evenwicht gevonden moet worden tussen de sociaaleconomische eisen en de duurzaamheid van het milieu;

11.   onderstreept gezien het feit dat veel van deze bestanden zich in internationale wateren bevinden, dat de maatregelen in het kader van de diverse regionale visserijorganisaties gecoördineerd moeten worden om te zorgen dat de genomen maatregelen rekening houden met alle vloten die op deze soorten vissen; meen dat de EU moet werken aan de volledige en doeltreffende uitvoering van resolutie 61/105 van de Algemene Vergadering van de VN in relatie tot diepzee- en bodemvisserij in volle zee, en dat alle beperkingen moeten gelden voor vissers van alle verdragsluitende partijen, om te voorkomen dat bepaalde partijen in het nadeel zijn;

12.   stelt voor om visvangst niet toe te staan in diepzeegebieden die momenteel nog niet worden bevist, totdat deze gebieden in kaart zijn gebracht en door wetenschappelijk bewijs wordt bevestigd dat duurzame visserij mogelijk is zonder gevaar voor de biodiversiteit of mariene habitats, en totdat de bijbehorende beheersmaatregelen worden getroffen;

13.   verzoekt de Commissie om nieuwe programma's voor het verzamelen van wetenschappelijke informatie te lanceren en daarvoor zo nodig gebruik te maken van onderzoekschepen; is van mening dat het programma van de Spaanse visserijdienst voor het in kaart brengen van de "Hatton Bank", waar diepzeesoorten worden gevangen, in het gebied dat wordt gereglementeerd door de Visserijcommissie voor het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan, als voorbeeld zou kunnen gelden; wijst erop dat bij dit onderzoek vooral kennis werd vergaard over onderzeese gebergten, koudwaterkoraalriffen en hydrothermale bronnen om gebieden te traceren die gevoelig zijn voor de activiteit van visserijvloten;

14.   is het met de Commissie eens dat voor dit type visserij de nadruk moet liggen op een ecosysteembenadering, maar wijst erop dat de maatregelen een minimum aan geloofwaardigheid moeten hebben en niet algemeen, maar op basis van milieueffectbeoordelingen van toepassing moeten zijn, om te voorkomen dat gebieden afgesloten worden die geen enkel gevaar lopen, terwijl gebieden waar kwetsbare mariene ecosystemen voorkomen of kunnen voorkomen of waar de visbestanden zich buiten veilige biologische grenzen bevinden, voor bodemvisserij moeten worden afgesloten; meen dat bestudering van de cartografie van de zeebodem, de interactie tussen de onderdelen van ecosystemen en kennis van de natuurlijke rijkdommen van de oceanen prioriteit moet hebben, wil het nieuwe Europese maritieme beleid realiteit worden;

15.   herhaalt dat geluisterd moet worden naar de vissers en de verenigingen die hen vertegenwoordigen en dat zij moeten meewerken bij het vaststellen van maatregelen ter bescherming van het mariene milieu, voor het beheer van de hulpbronnen en voor het herstel van de bestanden;

16.   is het eens met het pleidooi van de AFCA om meer menselijke en financiële middelen uit te trekken voor het analyseren van de biomassa en de vissterfte in bijna alle visserijtakken; is van mening dat de wetenschappelijke adviezen alleen door alle partijen worden geaccepteerd als een duidelijke strategische oriëntatie wordt vastgesteld die kan voorkomen dat dubbel werk wordt gedaan en er geen sprake is van synergie;

17.   is bezorgd over de inefficiëntie en slechte uitvoering van de huidige verordeningen inzake het GVB; roept de Commissie op om de inspectie- en controleprocedures in de lidstaten te verbeteren;

18.   onderstreept het belang van de ontwikkeling van nieuwe technieken om een goed functionerend controle- en inspectiesysteem te kunnen garanderen; verzoekt de Commissie de ontwikkeling van controletechnieken voort te zetten en wijst in dit verband op de mogelijkheid van elektronische logboeken;

19.   benadrukt de voordelen van het instellen van een netwerk van beschermde mariene zones (MPA's) binnen het netwerk Natura 2000 en is van mening dat een dergelijke actie positieve gevolgen heeft voor overgeëxploiteerde visbestanden; stimuleert de lidstaten om gebruik te maken van alle mogelijkheden die de mariene componenten van het netwerk Natura 2000 bieden;

20.   dringt er bij de Commissie op aan om alle mogelijke inspanningen te doen om de uitvoering en mogelijke verbetering van bestaande internationale overeenkomsten inzake de diepzeevisserij te garanderen;

21.   roept de Commissie en de lidstaten op om gezamenlijke richtsnoeren te ontwikkelen, optimale werkwijzen uit te wisselen, het gebruik van beschikbare Gemeenschapstechnologie te verbeteren en gebruik te maken van denktanks en NGO's om maatregelen ter bestrijding van illegale visserij en de verkoop van illegale vangsten op Europese markten beter toe te passen;

22.   roept de Commissie en de lidstaten op om milieuvriendelijkere vangstmethoden te stimuleren, die niet schadelijk zijn voor het milieu en de ecologische biodiversiteit als gevolg van ongewenste bijvangsten of onnodig letsel aan andere levende organismen;

23.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, en de regeringen en parlementen van de lidstaten.

(1) PB C 314 E van 21.12.2006, blz. 131.
(2) PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

Juridische mededeling - Privacybeleid