Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2008/2074(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0362/2008

Ingediende teksten :

A6-0362/2008

Debatten :

PV 08/10/2008 - 24
CRE 08/10/2008 - 24

Stemmingen :

PV 09/10/2008 - 7.11
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2008)0473

Aangenomen teksten
PDF 170kWORD 73k
Donderdag 9 oktober 2008 - Brussel
De aanpak van waterschaarste en droogte in de Europese Unie
P6_TA(2008)0473A6-0362/2008

Resolutie van het Europees Parlement van 9 oktober 2008 over de aanpak van waterschaarste en droogte in de Europese Unie (2008/2074(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien de mededeling van de Commissie van 18 juli 2007 getiteld: De aanpak van waterschaarste en droogte in de Europese Unie (COM(2007)0414) ("de mededeling"),

–   gezien Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid(1) (de "KRW"),

–   gezien het effectbeoordelingsverslag en de onderzoeken van het Instituut voor Europees Milieubeleid (IEEP) en het Europees Milieuagentschap (EMA),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 4 september 2003 over de mededeling van de Commissie over het waterbeheer in ontwikkelingslanden: beleid en prioriteiten in ontwikkelingssamenwerking van de EU(2),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 18 mei 2006 over natuurrampen (branden, droogtes en overstromingen) – landbouwaspecten(3),

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de adviezen van de Commissie regionale ontwikkeling en de Commissie landbouw (A6-0362/2008),

A.   overwegende dat het probleem van de waterschaarste en droogte zich geografisch niet beperkt tot de Europese Unie maar internationale gevolgen heeft en een wereldwijd probleem is; overwegende dat er nu reeds sprake is van internationale conflicten over water en het gevaar steeds groter wordt dat ze vaker zullen voorkomen,

B.   overwegende dat water van essentieel belang is voor het leven en een algemeen goed is dat niet slechts gezien mag worden als een grondstof; overwegende dat een eerlijke toegang tot water voor iedereen, inclusief toekomstige generaties, een leidraad zou moeten zijn voor ieder waterbeleid,

C.   overwegende dat waterschaarste en droogte een grote uitdaging vormen met belangrijke milieu- en sociaaleconomische gevolgen voor de EU; overwegende dat de totale economische schade van droogte op EU-niveau over de afgelopen 30 jaar wordt geschat op 100 miljard EUR,

D.   overwegende dat verschillende delen van de EU nu reeds lijden onder waterschaarste en droogte en dat circa een vijfde van de EU-burgers woont in landen waar de watervoorraden onder druk staan,

E.   overwegende dat de woestijnvorming die de landen van de Gemeenschap in verschillende mate treft, de natuurlijke omgeving verarmt, en leidt tot de degradatie van de bodem en de hieruit voortvloeiende afname van de landbouwwaarde ervan,

F.   overwegende dat waterschaarste en droogte niet in alle regio's van de EU een even groot probleem vormen, en dat de grootste problemen zich in de zuidelijker lidstaten voordoen,

G.   overwegende dat er aanzienlijke regionale verschillen zijn in de manier waarop problemen die resulteren uit waterschaarste en droogte zich manifesteren; overwegende dat maatregelen om deze problemen op te lossen het best gebaseerd kunnen zijn op een regionale aanpak,

H.   overwegende dat waterschaarste en droogte de afgelopen 30 jaar steeds vaker en in ernstiger mate zijn voorgekomen en dat de klimaatverandering de situatie waarschijnlijk alleen maar verergert en bijdraagt aan een stijging van extreme hydrologische gebeurtenissen binnen en buiten de EU, wat wellicht zowel de kwaliteit als de kwantiteit van watervoorraden beïnvloedt,

I.   overwegende dat de trends in het watergebruik niet duurzaam zijn, aangezien de EU 20% van haar water door inefficiëntie blijft verkwisten,

J.   overwegende dat hevige droogte, in combinatie met minder neerslag, het gevaar van bosbranden vergroot, wat blijkt uit de verwoestende branden die recentelijk Zuid-Europa hebben geteisterd,

K.   overwegende dat er geen sprake is van een uitgebreide, technisch en wetenschappelijk goed onderbouwde beoordeling van de situatie omtrent de hoeveelheid water in de EU; overwegende dat de beschikbare gegevens op regionaal niveau en over de seizoenschommelingen zeer beperkt zijn,

L.   overwegende dat waterschaarste het resultaat kan zijn van natuurlijke oorzaken, menselijke activiteiten of een interactie van beide, hetzij door overmatig gebruik van natuurlijke bronnen of degradatie van de waterkwaliteit; overwegende dat misbruik van water een van de oorzaken van woestijnvorming is,

M.   overwegende dat toerisme de vraag naar water verder doet toenemen, vooral in de zomerperiode en in de kustgebieden van Zuid-Europa,

N.   overwegende dat het verhogen van het bewustzijn bij en het verstrekken van goede voorlichting aan de burgers in verschillende vormen, bijvoorbeeld via informatie en educatieve campagnes, van essentieel belang is voor het stimuleren van een verandering in hun gedrag en gewoonten en voor het ontstaan van een cultuur voor waterbesparing en efficiënt watergebruik,

O.   overwegende dat publiek aanbod van water een fundamentele overheidsdienst is die gekoppeld is aan de volksgezondheid en die niet mag worden verstoord,

P.   overwegende dat waterschaarste en droogte complexe milieukwesties zijn, en als zodanig gereguleerd moeten worden in nauw verband met en rekening houdend met andere milieukwesties,

Q.   overwegende dat de landbouw, als productieve sector, rechtstreeks wordt getroffen door de effecten van waterschaarste en droogte, terwijl de landbouw tegelijkertijd een belangrijke rol speelt bij het duurzaam beheer van de beschikbare waterreserves,

R.   overwegende dat de multifunctionele landbouw in de EU een belangrijke rol speelt bij het behoud van het landschap, biodiversiteit en schoon water en dat hiervoor daarom financiële steun voor bepaalde maatregelen en wetenschappelijk advies op het gebied van waterbeheer nodig zijn,

S.   overwegende dat waterschaarste en droogte belangrijke factoren zijn bij de prijsopdrijving van landbouwgrondstoffen; overwegende dat het noodzakelijk is een stabiele voedselvoorziening te garanderen,

T.   overwegende dat voor de landbouw grote hoeveelheden water nodig zijn en dat de landbouw, vanwege zijn afhankelijkheid van waterreserves, een van de actoren moet zijn die verantwoordelijk zijn voor geïntegreerde waterbeheersystemen wat betreft het evenwichtig gebruik van water, het stoppen van waterverspilling, aangepaste ruimtelijke ordening en teeltplanning alsmede het beschermen van water tegen vervuiling,

U.   overwegende dat droogte ook bijdraagt aan de verspreiding van een aantal fytosanitaire epidemieën, waardoor de oogsten aanmerkelijk afnemen,

V.   overwegende dat het Vierde verslag van de Commissie over de economische en sociale cohesie (COM(2007)0273) de klimaatverandering, en met name droogte en waterschaarste − waaronder tot dusver 11% van de Europese bevolking en 17% van het grondgebied van de EU te lijden heeft gehad − aanwijst als een van de nieuwe uitdagingen van het cohesiebeleid met ingrijpende territoriale gevolgen,

1.   is ingenomen met de mededeling en steunt de voorgestelde eerste reeks beleidsopties voor maatregelen, maar betreurt dat de reikwijdte daarvan uitsluitend beperkt blijft tot de EU en de lidstaten; brengt in herinnering dat waterschaarste en droogte problemen zijn van internationale omvang en dat de te nemen maatregelen daarop moeten aansluiten;

2.  2 benadrukt dat het interregionale en grensoverschrijdende karakter van stroomgebieden ernstige grensoverschrijdende gevolgen kan hebben voor stroomop- en stroomafwaartse gebieden, en dat de lidstaten en de regionale en plaatselijke overheden dus moeten samenwerken op het gebied van waterschaarste en droogte door toe te zien op duurzaam en eerlijk gebruik van waterreserves; is van mening dat de specifieke kenmerken van de problematiek van waterschaarste en droogte het nodig maken dat zowel op het niveau van de EU en de lidstaten als op het niveau van regionale en lokale overheden gecoördineerd wordt opgetreden;

3.   betreurt het dat de mededeling beperkt blijft tot het bevorderen van algemene doelstellingen, slechts een beperkt aantal precieze maatregelen voorstelt en geen concreet tijdschema geeft voor hun tenuitvoerlegging in de regio's die door waterschaarste en droogte worden bedreigd; betreurt het ontbreken van realistische doelen en tijdslimieten voor hun verwezenlijking in nauwe samenwerking met de nationale, regionale en lokale autoriteiten; roept de Commissie op om een doorlopend programma te presenteren, in het bijzonder een voortgangsrapport in 2009 en de beoordeling en de ontwikkeling van de EU-strategie;

4.   onderstreept het belang van de regio's als drijvende kracht achter technologische innovatie op het gebied van water, aangezien efficiënt watergebruik een steeds belangrijkere concurrentiefactor wordt; doet daarom een dringend verzoek aan de regionale overheden om via nationale en interregionale samenwerking, informatie-uitwisseling en strategische partnerschappen te komen tot een efficiënt regionaal waterbeheer;

5.   vraagt de regionale en plaatselijke overheden gebruik te maken van de grote mogelijkheden van de structuurfondsen door te investeren in verbetering of vernieuwing van bestaande infrastructuur en technologie, (in het bijzonder in regio's waar water wordt verspild door lekkende leidingen), met inbegrip van o.m. schone technologieën die doelmatig gebruik van water vergemakkelijken en die in verband kunnen worden gebracht met geïntegreerd beheer van watervoorraden, met name om het probleem van het doelmatig gebruik van water in de sectoren industrie, landbouw en particuliere consumptie aan te pakken (voor wat betreft besparing en hergebruik);

6.   wijst er in dit verband nadrukkelijk op dat de fondsen voor infrastructuur zodanig moeten worden toegekend dat er maatregelen kunnen worden getroffen ter verbetering van het waterbeheer en de levering van water van hoge kwaliteit, aangepast aan de bestaande behoeften;

7.   brengt in herinnering dat een vraaggerichte aanpak bij het beheer van watervoorraden de voorkeur moet krijgen; is echter van opvatting dat de EU een holistische aanpak moet hanteren voor het watervoorradenbeheer, en daarbij maatregelen voor het beheer van de vraag moet combineren met maatregelen om de bestaande voorraden te optimaliseren binnen de watercyclus en maatregelen om nieuwe voorraden te scheppen, en dat in de aanpak milieuoverwegingen en sociale en economische overwegingen geïntegreerd moeten zijn;

8.   merkt op dat maatregelen aan de aanbodzijde ook overwogen dienen te worden, teneinde de meest economische en milieuefficiënte oplossing te verkrijgen, het evenwicht tussen aanbod en vraag te optimaliseren en een ononderbroken openbare watervoorziening te garanderen, ook tijdens droogtes, in overeenstemming met de principes van duurzame ontwikkeling; is van opvatting dat actie moet worden aangemoedigd om een effectieve hiërarchie van watergebruik op te zetten, en dat de aanleg van omleidingen om water over grote afstanden te transporteren niet de oplossing kan zijn van waterschaarste; benadrukt echter het belang dat maatregelen aan de aanbodzijde kunnen hebben voor de regio's die het meest getroffen worden door waterschaarste en droogte, die de vorm van traditionele opties kunnen aannemen, zoals de aanleg van infrastructuur om waterwegen te reguleren, of alternatieve of innoverende oplossingen, zoals het duurzame hergebruik van afvalwater of ontzilting;

9.   wijst met nadruk op de bijdrage van de Europese landbouwbevolking aan de strijd tegen bodemerosie en woestijnvorming en vraagt om erkenning van de cruciale rol die de Europese producenten spelen in het behoud van het plantendek van gebieden die getroffen worden door aanhoudende droogte of die worden bedreigd door met de wind meegevoerd zand; benadrukt de voordelen van met name blijvende gewassen, boomgaarden en wijngaarden, grasland, weideland en bosbouw voor de waterwinning;

10.   onderstreept het belang van de kwestie van het waterbeheer in berggebieden en verzoekt de Commissie de lokale en regionale autoriteiten aan te moedigen de solidariteit tussen de gebruikers in stroomafwaarts en stroomopwaarts gelegen gebieden te bevorderen;

11.   wijst op het verband tussen de klimaatverandering, de waterschaarste en de droogte en geïntegreerde territoriale zorg gericht op onderhoud en behoud van lokale watervoorraden, en maakt zich grote zorgen over de mogelijke gevolgen voor de volksgezondheid; dringt erop aan rekening te houden met de invloed op watervoorraden bij het uitstippelen van beleid ter bestrijding van klimaatverandering; verzoekt om diepteonderzoek naar de onderlinge relatie tussen de ontwikkeling van biobrandstoffen en de beschikbaarheid van watervoorraden; roept evenzo op tot een specifieke beoordeling van installaties met een hoog waterverbruik; benadrukt de noodzaak van integratie van het watervraagstuk in alle beleidssectoren en ontwikkeling van een daadwerkelijk geïntegreerde aanpak van dit vraagstuk, waarbij alle financiële en juridische instrumenten van de EU zijn inbegrepen; onderstreept dat elk politiek niveau (nationaal, regionaal en lokaal) bij het proces betrokken moet zijn;

12.   is van mening dat er een verband moet worden aangebracht tussen waterschaarste en droogte en klimaatveranderingen en de specifieke strategieën hiervoor, gezien het feit dat aandachtspunten met betrekking tot de aanpassing aan klimaatveranderingen geïntegreerd moeten worden als prioriteiten in de toepassing van de KRW;

13.   verzoekt de Commissie en de lidstaten te erkennen dat ontbossing en ongebreidelde stedelijke ontwikkeling bijdragen tot de toenemende waterschaarste; roept de lidstaten en de bevoegde overheden op om bij de ruimtelijke ordening rekening te houden met zaken die verband houden met het waterbeleid, zoals het ontwikkelen van economische activiteiten in kwetsbare stroomgebieden, met inbegrip van eilanden en afgelegen gebieden; wijst erop dat de levering van water, ongeacht het doel van de consumptie daarvan, dient te voldoen aan het beginsel van eerlijke waterprijzen en bedrijven aldus moeten worden aangemoedigd water doelmatiger te gebruiken;

14.   benadrukt dat bij de herziening van communautaire begrotingsprioriteiten een hogere plaats moet worden toegekend aan milieumaatregelen, en vooral aan beleid ter bestrijding van de effecten van klimaatverandering, onder andere droogte en waterschaarste, waarbij de nodige aanvullende middelen beschikbaar gesteld moeten worden;

15.   vraagt de Commissie rekening te houden met de intersectorale link tussen de sociale en economische gevolgen van de klimaatverandering voor het landgebruik en de energiekosten die met de klimaatverandering in verband worden gebracht; moedigt de EU aan om alle waterefficiëntiebeoordelingen uit te voeren met behulp van objectieve economische indicatoren;

16.   is zich ervan bewust dat waterschaarste en droogte rechtstreekse gevolgen hebben voor de economische, sociale en territoriale samenhang; is van mening dat hiermee in de toekomst bij de ontwikkeling van het cohesiebeleid naar behoren rekening moet worden gehouden en dat hiertoe alle noodzakelijke financiële maatregelen en andere instrumenten beschikbaar moeten worden gesteld;

17.   wijst erop dat economische groei, concurrentievermogen en ontwikkelingskansen van een regio afhankelijk zijn van de oplossing van deze complexe milieuvraagstukken die in de mededeling aan de orde worden gesteld;

18.   erkent het belang van de KRW als kader voor het bereiken van een "goede toestand" van alle Europese wateren, het bevorderen van interregionale samenwerking, duurzaam watergebruik, het beschermen van de beschikbare watervoorraden en het helpen terugdringen van de gevolgen van overstromingen en droogte, en roept de Commissie en alle lidstaten op de bepalingen van de richtlijn volledig uit te voeren en ervoor te zorgen dat waterschaarste- en droogtemaatregelen geen negatieve effecten hebben op de waterkwaliteitsdoelstellingen;

19.   benadrukt de noodzaak "lange droogteperioden" (in het kader van de KRW) en de gevolgen ervan voor het bereiken van de milieudoelen van de KRW in perioden van droogte en na dergelijke perioden duidelijker te definiëren; wijst erop dat waterschaarste en droogte weliswaar gerelateerd zijn maar toch verschillen, en dat hiervoor gedifferentieerde strategieën moeten worden aangenomen;

20.   benadrukt dat er een nauw verband bestaat tussen droogte, bodemerosie, woestijnvorming en bosbranden;

21.   is van mening dat de volgens de KRW vereiste stroomgebiedbeheerplannen ook het droogtebeheer en ander hydro-meteorologisch rampenbeheer moeten omvatten en een crisisbeheersing moeten regelen die aansluit op de concrete behoeften van de door waterschaarste en droogte bedreigde stroomgebieden, inclusief grensoverschrijdende coördinatie, inspraak en vroege waarschuwingssystemen op diverse niveaus, dwz. Europees, nationaal, regionaal en lokaal; benadrukt de noodzaak te voorkomen dat barrières worden opgeworpen voor de natuurlijke loop van rivieren in een poging overstromingen te minimaliseren, en moedigt aan tot uitgebreidere effectbeoordeling wat betreft de afgrendeling van de natuurlijke loop van de waterstroom;

22.   onderstreept de rol van bossen in de watercyclus en het belang van een evenwichtige mix van bossen, grasland en bouwland voor duurzaam waterbeheer; benadrukt in het bijzonder de rol van bodems met een hoog organisch gehalte en aangepaste wisselbouw; waarschuwt dat het toenemende verbruik van land een bedreiging is voor de landbouw, de voedselzekerheid en het duurzame waterbeheer;

23.   wijst erop dat woestijnvorming nauw verbonden is met de boseconomie; dringt erop aan dat meer gebruik gemaakt moet worden van bebossing om extreme oppervlakte- en grondwaterstroming in te tomen en te verlichten en bodemdegradatie en -erosie tegen te gaan;

24.   beveelt aan dat het mechanisme van de Gemeenschap ten behoeve van de civiele bescherming voorziet in interventie in crisissituaties die het gevolg zijn van extreme droogte;

25.   benadrukt het belang van de herbeoordeling van de beschikbare hoeveelheden grondwater in de hele EU en de regels voor het gebruik daarvan, met als hoofddoel te waarborgen dat rationeel gebruik gemaakt wordt van grondwatervoorraden volgens de behoeften van het betreffende individuele land;

26.   merkt op dat in de mededeling niet wordt ingegaan op de problemen die in tal van regio's ontstaan door het niet zuiveren van afvalwater;

27.   benadrukt dat niet mag worden vergeten de grondwatervoorraden te beschermen, hetgeen een voorwaarde is voor het opnemen van grondwater in het algemene waterbeheer;

28.   vraagt de Raad, de lidstaten en de regionale en plaatselijke overheden om in de andere takken van het sectoraal beleid rekening te houden met de gegevens in de mededeling, ter vermijding van averechtse effecten op de bescherming van de waterreserves;

29.   benadrukt dat overal in de wereld is gebleken dat het omleiden van rivieren onherstelbare schade toebrengt aan de ecologische en hydromorfologische toestand van een gebied en de verplaatsing van bewoners en ondernemingen met zich mee kan brengen, met als gevolg dat de sociale en economische samenhang wordt verstoord; verzoekt de lidstaten te voorkomen dat hun stroomgebieden verslechteren en de voorschriften die zijn neergelegd in de artikelen 1 en 4 van de KRW strikt na te leven, en verzoekt de Commissie om uitsluitend kredieten te verlenen aan projecten die volledig aan die voorschriften voldoen;

30.   verzoekt de Raad dringend om onverwijld een besluit aan te nemen over het voorstel voor een verordening tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de EU (COM(2005)0108) om een betere omschrijving te geven van de criteria en gebeurtenissen die hiervoor in aanmerking komen, waaronder droogte, teneinde de schade ten gevolge van natuurrampen op een meer efficiënte, flexibele en adequate wijze te verminderen, wetende dat het Parlement reeds op 18 mei 2006(4) zijn standpunt heeft bepaald;

31.   is verheugd over het feit dat de Commissie bij de aanpak van waterschaarste en droogte de hoogste prioriteit wil geven aan waterbesparing; verzoekt de Commissie in dit verband met klem ervoor te zorgen dat het gebruik van de structuurfondsen niet haaks staat op deze prioriteit, duurzaam waterbeheer op te nemen als norm waaraan projecten moeten voldoen, en, voordat aan plaatselijke en regionale overheden kredieten uit de structuurfondsen worden verstrekt, bewijs te verzamelen dat deze volstrekt zuinig omgaan met water en zich houden aan de in de KRW gestelde eisen;

32.   acht het noodzakelijk een interregionale en transnationale samenwerking voor het geïntegreerd beheer van waterlopen op te zetten, vooral met betrekking tot de landbouw, wanneer een waterloop door meer dan een lidstaat gaat;

33.   brengt in herinnering dat bijna 20% van het water in de EU verloren gaat door waterinefficiëntie en benadrukt de noodzaak van grote investeringen ter verhoging van de technische vooruitgang in alle economische sectoren (gericht op de meest intensieve watertoepassingen en de sectoren waarin het waterbesparingspotentieel het grootst is); merkt op dat slecht waterbeheer een probleem is dat waterschaarste beïnvloedt, en dat meer negatieve invloeden kan hebben in tijden van droogte maar deze niet veroorzaakt, aangezien droogte een natuurverschijnsel is;

34.   stelt de Commissie voor – aangezien de waterschaarste en het droogteprobleem nauw verbonden zijn met het complex van kwesties rond het verkwistende gebruik van water – dat het criterium van economisch watergebruik wordt opgenomen in het systeem van voorwaarden voor de toekenning van subsidies uit EU-fondsen;

35.   moedigt de EU aan tot ondersteuning van technologie, de uitwisseling van goede praktijken en innovatie die minder water- en energie-intensief zijn en die een efficiënter watergebruik tot doel hebben;

36.   roept de Commissie op, wetende dat het verlies door lekkages in het openbare watertoevoernet in stedelijke centra meer dan 50% kan bedragen, de mogelijkheid te onderzoeken om een netwerk van steden te bevorderen om duurzaam watergebruik te bevorderen met het doel goede praktijken uit te wisselen zoals hergebruik, opslag en verbeterde waterefficiëntie, en gezamenlijk proefdemonstratieprojecten uit te voeren; roept evenzo lokale autoriteiten op verouderde toevoernetwerken voor waterdistributie te verbeteren;

37.   benadrukt dat 40% van het in de EU gebruikte water kan worden bespaard; roept op tot concrete maatregelen en financiële prikkels ter bevordering van een efficiënter en duurzamer watergebruik; roept verder op tot wijdverbreide installatie van meetapparatuur om het waterverbruik te meten ter bevordering van besparing, hergebruik en efficiënt en rationeel gebruik van water; moedigt de meest getroffen lidstaten aan een deel van hun structuurfondsen te gebruiken om het watergebruik te verbeteren en water te besparen; moedigt stroomgebiedautoriteiten aan een kosten-batenanalyse uit te voeren voor alternatieve waterbeheersmaatregelen in alle sectoren;

38.   benadrukt de noodzaak afval te bestrijden en watertoepassingen in balans te brengen, in het bijzonder door hergebruik, rekening houdend met de talrijke waarden ervan: biologisch, sociaal, op milieugebied, symbolisch, cultureel en in termen van landschap en toerisme;

39.   brengt in herinnering dat artikel 9, lid 1 van de KRW het volgende bepaalt: "De lidstaten houden rekening met het beginsel van terugwinning van de kosten van waterdiensten (...) overeenkomstig met name het beginsel dat de vervuiler betaalt" en zorgen er tegen het jaar 2010 voor "dat het waterprijsbeleid adequate prikkels bevat voor de gebruikers om de watervoorraden efficiënt te benutten (...) [en] dat de diverse watergebruikssectoren (...) een redelijke bijdrage leveren aan de terugwinning van kosten van waterdiensten";

40.   is van mening dat, hoewel waterbeheersbeleid gebaseerd moet zijn op het beginsel dat de vervuiler betaalt, dit ook vergezeld moet gaan van maatregelen om een eind te maken aan de aanzienlijke verliezen die plaatsvinden als resultaat van gebrekkige apparatuur en ongeschikte gewassen en landbouwsystemen;

41.   benadrukt dat er in sommige landen in de landbouwsector veel vooruitgang kan worden geboekt in de richting van een efficiënter watergebruik; hoopt dat dit probleem bij de "gezondheidscontrole" van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in overweging wordt genomen en dat er concrete maatregelen worden voorgesteld ter bevordering van een duurzamer watergebruik door prikkels ter mobilisatie van de best beschikbare praktijken en technologieën, in het bijzonder steun voor plattelandsontwikkeling, door middel van cross-compliance, de toepassing van het beginsel dat de vervuiler betaalt en het beginsel dat de gebruiker betaalt, alsmede de programma's voor plattelandsontwikkeling; is van mening dat de Europese Unie maatregelen moet ondersteunen om waterbeheer in de landbouw te verbeteren, en een modernisering van irrigatiesystemen moet bevorderen om waterverbruik te beperken en het onderzoek op dit terrein te stimuleren;

42.   onderstreept de rol die milieuprogramma's in het kader van de tweede pijler van het GLB spelen bij het bieden van stimulansen voor landbouwpraktijken ter bescherming van de duurzaamheid en zuiverheid van waterreserves;

43.   onderstreept het feit dat biobrandstofproductie de vraag naar grote hoeveelheden water zal doen toenemen en benadrukt de noodzaak om het effect van het gebruik van biobrandstoffen nauwlettend in de gaten te houden en het Europese en nationale biobrandstofbeleid regelmatig te beoordelen;

44.   wijst erop dat grootverbruikers van water (zoals krachtcentrales) geen water verbruiken maar water afgeven aan de watercyclus nadat ze dit hebben gebruikt in hun processen; benadrukt dat zij, door dit te doen, een groot effect hebben op de oppervlaktewaterbeschikbaarheid, ecologische systemen en volksgezondheid door de watertemperatuur te verhogen; onderstreept de noodzaak deze effecten in aanmerking te nemen;

45.   brengt in herinnering dat er voor de consument een belangrijke rol is weggelegd wil duurzaam gebruik van de watervoorraden in de EU tot stand komen; roept de EU daarom op een informatieve en educatieve campagne te starten om mensen bewust te maken van het waterprobleem en hen aan te moedigen tot concrete actie;

46.   wijst de Commissie erop dat zij consumenten kan aanmoedigen spaarzamer te zijn in hun gebruik van water door een efficiënt waterprijsstellingsbeleid op te zetten dat de echte waarde van water weerspiegelt;

47.   benadrukt de eminente rol van regionale en lokale autoriteiten en maatschappelijke organisaties bij bewustmakingscampagnes en het organiseren van educatieve activiteiten;

48.   verzoekt de Commissie en de regio's en steden van de lidstaten de ontwikkeling van een waterbesparingscultuur in de EU aan te moedigen door de opvang van regenwater te bevorderen en bewustmakingscampagnes te voeren voor waterbesparing, bijvoorbeeld door middel van adequate onderwijsprogramma's; vraagt de Commissie om de uitwisseling van goede praktijken te bevorderen tussen regio's, steden en maatschappelijke organisaties en hierbij de nadruk te leggen op waterbesparingsmaatregelen (o.m. zuivering van regen- en afvalwater), verbetering van een efficiënt watergebruik en het verkleinen van het droogterisico;

49.   acht het noodzakelijk informatie te geven aan producenten, hun bewustzijn te vergroten en trainingscampagnes voor hen te organiseren, zodat zij een actieve bijdrage kunnen leveren aan het duurzaam beheer van waterreserves;

50.   is van mening dat een etiketteringsysteem voor het waterverbruik van producten, dat al bestaat voor energie-efficiency, een geschikt middel zou zijn om tot een duurzamer waterverbruik te komen, maar benadrukt dat:

   a) een dergelijk systeem vrijwillig zou moeten zijn, en
   b) bestaande etiketten en etiketteringregelingen in aanmerking genomen zouden moeten worden om te voorkomen dat consumenten in verwarring raken doordat ze overladen worden met informatie;

51.   dringt erop aan dat waterprestatiecriteria, indien mogelijk, deel moeten gaan uitmaken van bouwnormen voor gebouwen;

52.   moedigt alle belanghebbenden aan vrijwillige afspraken te maken over een keurmerk voor duurzaam waterbeheer en vrijwillige waterbesparingsprogramma's op te zetten in de verschillende economische sectoren (bijvoorbeeld landbouw, toerisme, industrie);

53.   is van mening dat water een publiek goed en een fundamenteel element van de soevereiniteit van landen moet blijven, dat voor iedereen toegankelijk zou moeten zijn tegen eerlijke "sociale en aan het milieu aangepaste prijzen", waarbij met name rekening wordt gehouden met de specifieke situatie van elk land en de verschillende bestaande landbouwsystemen alsmede met de sociale rol die de landbouw speelt;

54.   roept de Commissie op de financiering in 2009 te overwegen van een proefproject voor het onderzoek naar, de beoordeling van en de controle op de ontwikkeling van preventieve activiteiten om de woestijn- en steppevorming in Europa een halt toe te roepen en zo erosie, deflatie, en schade aan de landbouw en biodiversiteit te voorkomen, alsmede de bescherming, de vruchtbaarheid en het watervasthoudend vermogen en vermogen voor koolstofvastlegging van de grond te verhogen; herhaalt hoe belangrijk het is betrouwbare en transparante data tot stand te brengen zodat het beleid echt effectief kan zijn;

55.   juicht de oprichting van het Europees Waarnemingscentrum voor droogte en het vroege waarschuwingssysteem toe; benadrukt hoe belangrijk een uitgebreide discussie over de basisdoelen, de begroting en de organisatie is;

56.   verzoekt de Commissie om ruchtbaarheid te geven aan de ingebruikneming van het Europees Waarnemingscentrum voor droogte in het kader van het Europees Milieuagentschap en benadrukt dat nationale gegevens moeten worden aangevuld met gestandaardiseerde regionale en lokale seizoensinformatie over neerslagniveaus en sectoroverschrijdend verbruik, voor het bevorderen van een degelijke strategische besluitvorming;

57.   onderstreept het belang van een humusrijke bodem, een aangepaste wisselbouw en een evenwichtige combinatie van bos, grasland en bouwland voor duurzaam waterbeheer; waarschuwt dat het toenemend gebruik van land een bedreiging voor de landbouw, de continuïteit van de voedselvoorziening en een duurzaam waterbeheer vormt;

58.   roept de Commissie op lidstaten te ondersteunen bij het herbebossen van gebieden die zijn getroffen door cyclische droogte en branden, rekening houdend met hun bioklimaat en ecologische kenmerken, en hoopt dat in het bijzonder belang wordt gehecht aan het herstel van het landelijk en stedelijk landschap, en dat hierbij de nodige aandacht wordt besteed aan de specifieke lokale kenmerken;

59.   is van mening dat door waterschaarste en cyclische droogte de zeer nadelige effecten en de ernst van branden heviger zijn geworden, waardoor de kwetsbaarheid en de bedreiging met uitsterven van veel soorten die kenmerkend zijn voor de bossen in Zuid-Europese landen, waarvoor bossen vaak de voornaamste natuurlijke hulpbron vormen, zijn toegenomen;

60.   benadrukt dat in de planning voor het Europese landbouwmodel rekening moet worden gehouden met zowel de meest frequente en ernstige milieurisico's als met waterschaarste en droogte en dat in dit verband een effectief mechanisme voor crisismanagement een fundamenteel element van het GLB zou moeten vormen;

61.   is van mening dat de milieuwaarde van bossen en landbouwproductie opnieuw moet worden beoordeeld in het licht van klimaatveranderingen, waarbij het zeker van essentieel belang is dat de toename van de uitstoot van broeikasgassen wordt gecompenseerd door een uitbreiding van de bosbedekking, die een bijdrage kan leveren als opnamepunt van kooldioxide waarmee in alle beleid inzake de reductie van de uitstoot van broeikasgassen rekening moet worden gehouden;

62.   ondersteunt de toezegging van de Commissie het probleem van de waterschaarste en droogte op internationaal niveau te blijven benadrukken, in het bijzonder door het VN-Verdrag ter bestrijding van woestijnvorming en het VN-kaderverdrag inzake klimaatverandering;

63.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.

(1) PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1.
(2) PB C 76 E van 25.3.2004, blz. 430.
(3) PB C 297 E van 7.12.2006, blz. 363.
(4) PB C 297 E van 7.12.2006, blz. 331.

Juridische mededeling - Privacybeleid