Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2008/2197(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0033/2009

Ingediende teksten :

A6-0033/2009

Debatten :

PV 18/02/2009 - 19
CRE 18/02/2009 - 19

Stemmingen :

PV 19/02/2009 - 9.2
CRE 19/02/2009 - 9.2
Stemverklaringen
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2009)0076

Aangenomen teksten
PDF 167kWORD 71k
Donderdag 19 februari 2009 - Brussel
Rol van de NAVO in de veiligheidsstructuur van de EU
P6_TA(2009)0076A6-0033/2009

Resolutie van het Europees Parlement van 19 februari 2009 over de rol van de NAVO in de veiligheidsstructuur van de EU (2008/2197(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien de Gezamenlijke Verklaring van de EU-NAVO van 16 december 2002,

–   gezien het Handvest van de Verenigde Naties,

–   gezien het Noord-Atlantisch Verdrag, ondertekend op 4 april 1949 in Washington,

–   gelet op Titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

–   gezien het Verdrag van Lissabon, dat op 13 december 2007 is ondertekend en door de overgrote meerderheid van de EU-lidstaten is geratificeerd,

–   gezien het omvattende kader voor de permanente betrekkingen EU-NAVO, dat op 17 maart 2003 is vastgesteld door de secretaris-generaal van de Raad/Hoge Vertegenwoordiger voor het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid en de secretaris-generaal van de NAVO,

–   gezien de Europese Veiligheidsstrategie (EVS) die op 12 december 2003 is vastgesteld door de Europese Raad,

–   gezien de verklaring van de Top van de Noord-Atlantische Raad van 3 april 2008 te Boekarest,

–   gezien de verslagen over het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB) die zijn opgesteld door het Voorzitterschap van de Raad op 11 december 2007 en 16 juni 2008,

–   onder verwijzing naar zijn resoluties van 14 april 2005 over de Europese veiligheidsstrategie(1), van 16 november 2006 over de tenuitvoerlegging van de Europese veiligheidsstrategie in de context van het EVDB(2), van 25 april 2007 over de trans-atlantische betrekkingen(3), van 5 juni 2008 over de tenuitvoerlegging van de Europese veiligheidsstrategie en het EVDB(4), en van 5 juni 2008 over de komende Top EU-VS(5),

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken (A6-0033/2009),

A.   overwegende dat de EU en de NAVO gegrondvest zijn op gemeenschappelijke waarden als vrijheid, democratie, mensenrechten en de rechtsstaat, en overwegende dat zij zich sinds hun oprichting hebben ingespannen om oorlogen op Europees grondgebied te voorkomen; overwegende dat er na de verkiezing van de nieuwe president van de Verenigde Staten aan beide zijden van de Atlantische Oceaan meer en meer sprake is van consensus over het afnemende nut van kernwapens tegenover de huidige dreigingen en een nieuw besef van urgentie voor de vereiste afslanking van de kernwapenvoorraden in het verlengde van de verplichtingen ingevolge artikel VI van het Non-proliferatieverdrag,

B.   overwegende dat volgens het VN-Handvest de primaire verantwoordelijkheid voor internationale vrede en veiligheid bij de VN-Veiligheidsraad rust; overwegende dat het Handvest de rechtsgrondslag voor de oprichting van NAVO vormt; overwegende dat de lidstaten van de NAVO door het Noord-Atlantisch Verdrag te ondertekenen hun vertrouwen in de doelen en beginselen van het Handvest hebben bekrachtigd en de verplichting op zich hebben genomen om in hun internationale betrekkingen af te zien van het dreigen met of gebruiken van geweld op een wijze die niet in overeenstemming is met de doelen van de Verenigde Naties,

C.   overwegende dat de EU-lidstaten het VN-systeem erkennen als het fundamentele kader voor internationale betrekkingen; overwegende dat zij gecommitteerd blijven aan de handhaving van de vrede en de versterking van de internationale veiligheid overeenkomstig de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties, de beginselen van de Slotakte van Helsinki en de doelstellingen van het Handvest van Parijs, alsmede aan de ontwikkeling en versterking van de democratie en de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden; overwegende dat de EU-lidstaten prioriteit hebben gegeven aan maatregelen ter hervorming en versterking van de organisatie van de Verenigde Naties, zodat deze beter in staat zal zijn om zijn verantwoordelijkheden op zich te nemen en doelmatig op te treden bij het vinden van oplossingen voor de mondiale uitdagingen en het reageren op grote bedreigingen,

D.   overwegende dat de NAVO de kern van de Europese militaire veiligheid vormt en dat de EU over voldoende capaciteit beschikt om haar activiteiten te steunen, zodat de verbetering van de defensie-capaciteit van Europa en het intensiveren van de samenwerking aan beide organisaties ten goede zal komen,

E.   overwegende dat de Europese veiligheidsstructuur ook de Organisatie voor veiligheid en samenwerking in Europa (OVSE) omvat, alsmede internationale instrumenten als het Verdrag inzake conventionele strijdkrachten in Europa,

F.   overwegende dat de NAVO een intergouvernementele organisatie is van democratische landen, waarin de stelregel "burgers besluiten, militairen voeren uit" geldt,

G.   overwegende dat 94% van de EU-bevolking NAVO-burgers zijn, 21 van de 27 EU-lidstaten NAVO-landen zijn, 21 van de 26 NAVO-landen EU-lidstaten zijn, en Turkije, van oudsher lid van de NAVO, kandidaat voor toetreding tot de EU is,

H.   overwegende dat de Europese Raad in 2007 en 2008 belangrijke besluiten heeft genomen op het gebied van het EVDB teneinde de operationele capaciteit ervan te versterken; overwegende dat de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, waar reikhalzend naar wordt uitgekeken, belangrijke vernieuwingen in het EVDB met zich zal brengen en de Europese samenwerking op dat gebied samenhangender en doelmatiger zal maken,

I.   overwegende dat de EU en de NAVO hun samenwerking moeten verbeteren, optimaal gebruik moeten maken van de sterke punten van beide organisaties en moeten komen tot doeltreffende samenwerking door een einde te maken aan het institutioneel gekibbel,

J.   overwegende dat de NAVO thans weliswaar het discussieplatform en de aangewezen organisatie is voor gezamenlijke militaire operaties waarbij Europese en Amerikaanse bondgenoten zijn betrokken, doch de primaire verantwoordelijkheid voor vrede en veiligheid bij de Verenigde Naties ligt,

K.   overwegende dat de troepen en uitrusting die worden ingezet bij missies in het kader van het EVDB min of meer dezelfde zijn als die bij NAVO-operaties,

L.   overwegende dat de NAVO als zodanig niet bij EVDB-operaties is betrokken; overwegende dat de EU bij de uitvoering van een dergelijke operatie zal bepalen of zij al dan niet gebruik zal maken van NAVO-materieel en -capaciteit, via de zogenoemde "Berlijn-plus-regelingen",

M.   overwegende dat de samenwerking tussen de EU en de NAVO in het kader van de "Berlijn-plus-regeling" tot dusverre niet naar tevredenheid heeft gefunctioneerd, vanwege onopgeloste problemen die verband houden met het feit dat sommige landen wel lid zijn van de NAVO, maar niet van de EU,

N.   overwegende dat de NAVO en de EU buiten de "Berlijn-plus-regelingen" om moeten zorgen voor efficiënt crisisbeheer en beter dienen samen te werken om te bepalen hoe het best op crises, zoals in Afghanistan en Kosovo, kan worden gereageerd,

O.   overwegende dat de EU-NAVO-betrekkingen door beide organisaties verder moeten worden verbeterd, door enerzijds (EU) Europese niet-EU NAVO-bondgenoten meer te betrekken bij het EVDB en door anderzijds (NAVO) niet-NAVO EU-lidstaten meer te betrekken bij EU-NAVO-besprekingen; overwegende dat de EU-VS-betrekkingen moeten worden versterkt,

P.   overwegende dat de uitbreidingsprocessen van de NAVO en de EU, ook al verschillen ze van elkaar, elkaar wederzijds moeten versterken om te zorgen voor stabiliteit en welvaart op het Europese continent,

Q.   overwegende dat steun voor nationale pogingen om militaire capaciteit voor crisisbeheer te ontwikkelen en in te zetten, op een wijze waar beide organisaties baat bij hebben, een belangrijk element van de relatie EU-NAVO is, wat op zijn beurt de primaire taak van de bescherming van de territoriale defensie- en veiligheidsbelangen van de aangesloten landen weer versterkt,

R.   overwegende dat de synergie tussen de EU en de NAVO op bepaalde terreinen van militaire capaciteiten zou kunnen worden verbeterd door middel van gezamenlijke proefprojecten,

S.   overwegende dat de collectieve defensie van Europa is gebaseerd op een combinatie van conventionele en nucleaire wapens die veel grondiger hadden moeten worden aangepast aan de veranderende veiligheidssituatie,

T.   overwegende dat zowel de EU als de NAVO momenteel hun respectieve veiligheidsstrategieën, te weten de EVS en de Verklaring over de veiligheid van het Bondgenootschap (Declaration on Alliance Security) aan het heroverwegen zijn,

U.   overwegende dat het Verdrag van Lissabon bepaalt dat civiele en militaire capaciteit van alle lidstaten in het kader van het EVDB mogen worden ingezet, voorziet in een permanente gestructureerde samenwerking op defensiegebied tussen een pioniergroep van staten, staten ertoe verplicht om hun militaire capaciteit gestaag te verbeteren, de rol van het Europees Defensieagentschap uitbreidt, staten ertoe verplicht andere staten te helpen, wanneer deze worden aangevallen (onverminderd de neutraliteit van bepaalde lidstaten of het NAVO-lidmaatschap van andere staten), de EU-doelstellingen (de Petersberg-taken) opwaardeert om daarin ook de bestrijding van terrorisme op te nemen, en, tot slot, aandringt op wederzijdse solidariteit in geval van een terroristische aanslag of een natuurramp,

Strategisch overzicht

1.   benadrukt dat alle beleidsonderdelen van de Europese Unie volledig in overeenstemming moeten zijn met het internationaal recht;

2.   benadrukt dat vredesopbouw binnen en buiten haar grenzen, door zich te committeren aan een doelmatig multilateralisme en aan de letter en geest van het Handvest van de Verenigde Naties; de raison d'être van de Europese Unie is; merkt op dat met een effectieve veiligheidsstrategie de democratie en de bescherming van de grondrechten worden ondersteund, terwijl een inefficiënte veiligheidsstrategie daarentegen tot onnodig menselijk leed leidt; is van oordeel dat het vermogen van de EU om vrede op te bouwen afhankelijk is van de ontwikkeling van de juiste veiligheidsstrategie of het juiste veiligheidsbeleid, met inbegrip van de capaciteit om zelfstandig actie te ondernemen en een doeltreffende en complementaire relatie met de NAVO;

3.   dringt er derhalve bij de EU op aan missies te blijven inzetten en er tegelijkertijd voor te zorgen dat het EVDB duurzamere resultaten oplevert teneinde conflicten te voorkomen, stabiliteit te bevorderen en hulp te bieden daar waar het nodig is, op basis van een consensus tussen de EU-lidstaten of in het kader van gestructureerde samenwerking; is van mening dat de EU en de NAVO voorts een integrale visie op crisisbeheer moeten ontwikkelen;

4.   erkent dat de diversiteit van de belangen die inherent is aan een Unie van 27 of meer lidstaten − in andere woorden de mozaïekachtige samenstelling van de EU − de Unie haar unieke karakter geeft en haar in staat stelt om in verschillende delen van de wereld te intervenieren, te bemiddelen en hulp te bieden; verlangt dat de bestaande militaire EU-instrumenten voor crisisbeheer verder worden ontwikkeld en hoopt dat de bestaande militaire capaciteit van de EU-lidstaten meer geïntegreerd, kosteneffectiever en in militair opzicht efficiënter zal worden, aangezien de Unie pas dan in de gelegenheid zal zijn om haar unieke vermogens op het gebied van conflictpreventie en conflictoplossing aan te wenden en haar brede scala aan civiele crisisbeheersingsinstrumenten aan te vullen;

5.   pleit krachtig voor meer solidariteit tussen de EU-lidstaten bij de ontwikkeling van gemeenschappelijke veiligheids- en defensiestrategieën;

6.   is ervan overtuigd dat een sterk en vitaal Euro-Atlantisch partnerschap de beste waarborg is voor veiligheid en stabiliteit in Europa en voor de eerbiediging van de beginselen van democratie, mensenrechten, de rechtsstaat en goed bestuur;

7.   is ervan overtuigd dat democratische vrijheden en de rechtsstaat het antwoord zijn op de aspiraties van volkeren op de gehele wereld; is van mening dat geen land of natie zou mogen worden uitgesloten van een dergelijk perspectief, omdat ieder mens het recht heeft in een democratie en rechtsstaat te leven;

8.   is ingenomen met de actualisering van de EVS als onderdeel van het engagement van de Europese Unie om de Europese veiligheidsbelangen te definiëren en te beschermen en het multilateralisme effectief te versterken, zodat de EU de beschikking krijgt over een strategie om de dreigingen van de 21e eeuw het hoofd te bieden; merkt op dat deze strategie alleen kan worden geïmplementeerd door een echte, alomvattende en democratische consensus tussen de Europese Unie en de NAVO, gebaseerd op een consensus over veiligheid tussen de EU en de Verenigde Staten, waarin hun gemeenschappelijke waarden, doelen, en prioriteiten worden weerspiegeld, namelijk het primaat van de mensenrechten en het internationaal recht;

9.   benadrukt dat dit nog belangrijker is in het licht van de recente gebeurtenissen in de Kaukasus, de nieuwe ontwikkelingen in de benadering van de NAVO in Europa, de machtswisseling in de VS en de start van de werkzaamheden voor de herziening van het strategisch concept van de NAVO;

10.   dringt erop aan dat bij de gelijktijdige herziening van de strategieën van de EU en de NAVO niet alleen moet worden gestreefd naar complementariteit, maar ook naar convergentie, waarbij beide organisaties elkaars potentieel naar waarde schatten;

11.   is van mening dat zowel de NAVO als de EU zich als gemeenschappelijke doelstelling voor de lange termijn zouden moeten committeren aan het tot stand brengen van een veiligere wereld, naar de letter en de geest van het VN-Handvest, voor de bewoners van hun eigen lidstaten en in het algemeen, en dat zij ook grootschalige wreedheden en regionale conflicten, die nog steeds veel menselijk leed veroorzaken, actief moeten voorkomen en daartegen op moeten treden;

12.   dringt erop aan dat alle democratieën zich gezamenlijk inspannen om stabiliteit en vrede tot stand te brengen onder het gezag van de Verenigde Naties;

13.   erkent dat veiligheid en ontwikkeling wederzijds van elkaar afhankelijk zijn en dat er geen duidelijke volgorde van gebeurtenissen is om in conflictgebieden duurzame ontwikkeling tot stand te brengen; wijst erop dat in de praktijk alle instrumenten tegelijk worden ingezet; verzoekt de Commissie dan ook nader onderzoek te doen naar het belang van het bepalen van de juiste volgorde van militaire en civiele interventies in conflictgebieden en haar bevindingen in het veiligheids- en ontwikkelingsbeleid van de EU te integreren;

De relatie tussen de NAVO en de veiligheidsstructuur van de EU

14.   erkent de belangrijke rol van de NAVO, zowel in het verleden als heden, in de veiligheidsstructuur van Europa; merkt op dat het bondgenootschap voor de meerderheid van de EU-lidstaten die ook lid van de NAVO zijn, het fundament van hun collectieve defensie blijft en dat de veiligheid van Europa als geheel, ongeacht de individuele standpunten die de Europese staten innemen, baat blijft hebben bij de instandhouding van het trans-Atlantische bondgenootschap; is derhalve van mening dat de toekomstige collectieve defensie van de EU zo veel mogelijk in samenwerking met de NAVO moet worden georganiseerd; is dan ook van oordeel dat de Verenigde Staten en de EU hun bilaterale relatie moeten intensiveren en uitbreiden naar kwesties die betrekking hebben op vrede en veiligheid;

15.   merkt op dat de bedreigingen van de veiligheid in de moderne wereld steeds meer worden gekenmerkt door verschijnselen als internationaal terrorisme, proliferatie van massavernietigingswapens, mislukte staten, slepende conflicten, georganiseerde misdaad, cyberdreigingen, milieuvervuiling en de daarmee gepaard gaande veiligheidsrisico's, natuur- en andere rampen, en dat met het oog hierop niet alleen een nog sterker partnerschap noodzakelijk is, maar ook een versterking van de kritische capaciteiten van de EU en de NAVO, alsook een betere coördinatie van planning, technologie, uitrusting en opleiding;

16.   benadrukt het toenemende belang van het EVDB dat ertoe zal bijdragen dat de EU 21e-eeuwse veiligheidsdreigingen beter het hoofd zal kunnen bieden, met name met gezamenlijke civiel-militaire operaties en crisisbeheersingsmaatregelen variërend van crisispreventieacties op basis van inlichtingenwerk tot hervorming van de veiligheidssector, hervorming van politie en rechterlijke macht en militaire optreden;

17.   is van mening dat de EU en de NAVO elkaar zouden kunnen versterken door onderlinge wedijver te voorkomen en een sterkere samenwerking te ontwikkelen bij crisisbeheersingsoperaties op basis van een praktische taakverdeling; is van oordeel dat beslissingen over de vraag welke organisatie troepen dient in te zetten, moeten zijn gebaseerd op de politieke wil van beide organisaties, operationele behoeften en hun politieke acceptatie ter plekke, alsmede op hun vermogen om voor vrede en stabiliteit te zorgen; merkt op dat samenwerking bij de uitwerking van de nieuwe EVS en het nieuwe strategische concept voor de NAVO van cruciaal belang is om die doelstelling te bereiken;

18.   is van oordeel dat de EU haar eigen veiligheids- en defensiecapaciteiten moet ontwikkelen om een betere lastenverdeling tussen de EU en de niet-Europese bondgenoten evenals een adequate respons op veiligheidsproblemen en dreigingen die alleen de lidstaten van de EU aangaan, mogelijk te maken;

19.   roept de EU op de instrumenten van haar veiligheidsstrategie te ontwikkelen, varierend van zowel diplomatieke crisispreventie en economische en ontwikkelingshulp tot civiele capaciteiten op het gebied van stabilisatie en wederopbouw alsook militaire middelen; is voorts van oordeel dat strategisch gebruik dient te worden gemaakt van de "soft power"-instrumenten' in het EU-nabuurschapsbeleid;

20.   merkt op dat de Berlijn-plus regelingen, die de EU in staat stellen een beroep te doen op NAVO-middelen en -capaciteiten, verbeterd moeten worden om beide organisaties in de gelegenheid te stellen in te grijpen en effectief op te treden in crisissituaties die vragen om een brede (multi-task) civiel-militaire respons; acht het derhalve noodzakelijk om de relatie tussen de EU en de NAVO verder te ontwikkelen door permanente samenwerkingsstructuren te creëren, met inachtneming van het onafhankelijke en autonome karakter van beide organisaties en zonder enige lidstaat van de NAVO of van de EU die wil deelnemen, uit te sluiten;

21.   verzoekt Turkije samenwerking tussen de EU en de NAVO niet langer in de weg te staan;

22.   verzoekt de EU om bij de opstelling van een witboek over Europese veiligheid en defensie ook de coherentie van Europa's externe operaties te evalueren, met name wat betreft de samenwerking met andere internationale partners in crisisgebieden;

Samenwerking tussen de NAVO en de EU op het gebied van veiligheid en defensie

23.   is zeer ingenomen met het Franse initiatief voor een formele terugkeer naar de militaire structuren van de NAVO, en met de inspanningen van het Franse voorzitterschap binnen de EU-Raad om de EU en de NAVO als antwoord op de nieuwe veiligheidsuitdagingen verder samen te brengen; is verheugd over de inspanningen van het Franse voorzitterschap met het oog op de goedkeuring van concrete initiatieven voor het 'poolen' van Europese defensiecapaciteiten; is bovendien verheugd over de recente positieve houding van de Verenigde Staten ten opzichte van de consolidering van de defensiecapaciteiten van de EU;

24.   dringt er bij de lidstaten van beide organisaties op aan flexibeler, doelgerichter en pragmatischer te zijn bij de tenuitvoerlegging van het EU-NAVO-partnerschap; steunt derhalve het voorstel van de Franse regering om een systematisch contact op te bouwen tussen de secretarissen-generaal van de NAVO en de Raad van de EU, met name om verwarring te voorkomen wanneer de NAVO en de EU op verschillende missies in hetzelfde gebied en met hetzelfde doel schouder-aan-schouder moeten opereren, zoals in Kosovo en Afghanistan;

25.   benadrukt dat de EU, op grond van haar specifieke combinatie van beschikbare instrumenten – civiele operaties, sancties, humanitaire hulp, ontwikkelings- en handelsbeleid en politieke dialoog – een cruciale partner voor de NAVO is; roept de EU en de NAVO bijgevolg op hun inspanningen te verdubbelen om, vooruitlopend op de ratificatie van het Verdrag van Lissabon, een kader voor geïntegreerde samenwerking tussen de NAVO en de EU op te zetten;

26.   beseft dat het van cruciaal belang is om tot een beter gezamenlijk gebruik van inlichtingen tussen de NAVO-bondgenoten en de EU-partners te komen;

27.   merkt op dat de EU-burgers missies ter verzachting van het menselijk leed in conflictgebieden steunen; merkt op dat de burgers onvoldoende worden geïnformeerd over de EU- en NAVO-missies en het doel ervan; dringt er derhalve bij de EU en de NAVO op aan de burgers beter te informeren over hun missies en het belang van deze missies voor de totstandbrenging van veiligheid en stabiliteit in de hele wereld;

28.   merkt op dat zowel de NAVO als de Europese Unie, om hun samenwerking te consolideren, zich zouden moeten concentreren op versterking van hun basis- capaciteiten, verbetering van hun interoperabiliteit en coördinatie van hun doctrines, planningen, technologieën, uitrustingen en trainingsmethoden;

Operationeel hoofdkwartier van de EU

29.   steunt de oprichting van een permanent EU-hoofdkwartier, onder auspiciën van de vice-voorzitter van de Commissie/Hoge Vertegenwoordiger, dat als deel van zijn mandaat de opdracht heeft militaire EVDB-operaties te plannen en te leiden;

30.   benadrukt dat de ervaring met EU-operaties heeft geleerd dat een permanente planning- en commandocapaciteit voor EU-operaties de doelmatigheid en de geloofwaardigheid van de EU-operaties zou verhogen; herinnert eraan dat, gezien de civiel-militaire focus van de EU, een dergelijke structuur geen overlapping zou betekenen van iets wat elders al bestaat; herinnert er voorts aan dat het NAVO-hoofdkwartier primair bedoeld is voor militaire planning, terwijl de EU expertise bezit op het gebied van planning en uitvoering van civiele, militaire en civiel-militaire operaties die geen andere mondiale speler momenteel op succesvolle wijze kan uitvoeren;

31.   benadrukt dat het operationeel EU-hoofdkwartier een aanvulling moet vormen op de huidige NAVO-commandostructuur en de trans-Atlantische integriteit van de NAVO geenszins zou ondermijnen;

32.   stelt voor dat elke bij de NAVO aangesloten EU-lidstaat, in overleg met de NAVO, de eenheden aanwijst die alleen voor EU-operaties kunnen worden ingezet, teneinde te voorkomen dat de inzet van die eenheden kan worden tegengehouden door NAVO-leden die geen EU-lidstaten zijn; is van oordeel dat overlappingen in het gebruik van deze eenheden dienen te worden vermeden;

Capaciteiten en militaire uitgaven

33.   is van mening dat het voor de EU en de NAVO een wederzijdse uitdaging is om gebruik te maken van dezelfde nationale 'pool' van middelen met betrekking tot personeel en capaciteiten; dringt er bij de EU en de NAVO op aan ervoor te zorgen dat deze beperkte middelen optimaal worden besteed om de moeilijke uitdagingen van deze tijd het hoofd te bieden, waarbij overlapping van werkzaamheden moet worden voorkomen en coherentie moet worden bevorderd; is van mening dat strategisch luchtvervoer, een bijzonder voorbeeld van een relatief schaars en duur operationeel instrument, bij uitstek geschikt is voor samenwerking tussen de lidstaten van de EU en de NAVO; roept de lidstaten van de EU op om militaire capaciteiten te 'poolen', te delen en gezamenlijk te ontwikkelen teneinde verspilling te voorkomen, schaalvoordelen te bereiken en de technologische en industriële basis van de Europese defensie te versterken;

34.   is van mening dat er niet alleen veel efficiënter gebruik gemaakt moet worden van militair materieel, maar dat het in het belang van de Europese veiligheid en omwille van de synergie betere en sterkere coördinatie van de defensie-investeringen van de lidstaten nodig is; pleit voor een aanzienlijke verhoging van het aandeel van de gemeenschappelijke kosten bij elke militaire operatie van de NAVO en de EU; wijst op de aanzienlijke verschillen in omvang en effectiviteit tussen de defensie-uitgaven van de Europese NAVO-leden, enerzijds, en van de VS, anderzijds; dringt er bij de EU op aan zich in te zetten voor een eerlijker mondiale lastenverdeling; verzoekt de VS daarnaast meer bereidwilligheid aan de dag te leggen om met de Europese bondgenoten over vredes- en veiligheidsvraagstukken te overleggen;

35.   erkent dat het Europees Defensieagentschap, gesterkt door het Verdrag van Lissabon, potentieel een grote bijdrage kan leveren tot kosteneffectieve aanbestedingen en een grotere interoperabiliteit van wapensystemen;

Compatibiliteit tussen het lidmaatschap van de NAVO en van de EU

36.   dringt erop aan dat alle EU-lidstaten zonder onderscheid aanwezig zijn bij de gezamenlijke EU-NAVO-bijeenkomsten; benadrukt dat eenheid van waarden en veiligheidsafspraken een essentiële factor is die een waarborg voor vrede, stabiliteit en welvaart in Europa is;

37.   stelt voor NAVO-leden, die kandidaat-lidstaten van de EU zijn, nauwer bij het werk van het EVDB en het Europees Defensieagentschap te betrekken;

38.   merkt op dat het van essentieel belang is dat het probleem van de compatibiliteit tussen niet-lidmaatschap van de EU en lidmaatschap van de NAVO, alsmede niet-lidmaatschap van de NAVO en lidmaatschap van de EU moet worden aangepakt en opgelost om het functioneren van de EU-NAVO-samenwerking niet te ondermijnen;

39.   betreurt met name dat het Turks-Cypriotische geschil een grote belemmering blijft vormen voor de ontwikkeling van de EU-NAVO-samenwerking, aangezien Turkije weigert Cyprus toe te staan deel te nemen aan EVDB-missies waarbij van NAVO-inlichtingen en -hulpmiddelen gebruik wordt gemaakt, terwijl Cyprus op zijn beurt Turkije weigert toe te staan zich voor de algehele ontwikkeling van het EVDB in te zetten zoals het een land van het militaire gewicht en strategische belang voor Europa en het Atlantisch bondgenootschap als Turkije betaamt;

40.   spoort Cyprus als lidstaat van de EU aan om zijn politieke standpunt inzake zijn lidmaatschap van het Partnerschap voor de Vrede te heroverwegen en roept de NAVO-lidstaten op geen veto uit te spreken tegen de toetreding van EU-lidstaten tot de NAVO;

41.   is ingenomen met het feit dat de bondgenoten op de NAVO-top in Boekarest de bijdrage van een sterker en capabeler Europa hebben erkend en dat het bondgenootschap voor een toekomstige uitbreiding open blijft staan; merkt op dat het beleid van een Europees perspectief en daarmede van een oostelijk partnerschapsproject voor de Europees Nabuurschapsbeleid-landen in het oosten, met het oog op hun ontwikkeling naar een democratie en rechtsstaat, uiterst belangrijk is;

42.   is van mening dat bij toekomstige uitbreidingen van de NAVO elk geval op zichzelf moet worden beoordeeld; is in het belang van de Europese veiligheid gekant tegen de uitbreiding van die organisatie met een land waar de bevolking niet achter het lidmaatschap staat of waar er sprake is van ernstige onopgeloste territoriale geschillen met buurlanden;

43.   merkt op dat de toetreding tot de NAVO en de toetreding tot de EU voor vele buurlanden van de EU realistische en met elkaar verenigbare doelstellingen zijn, zij het alleen op lange termijn;

44.   is van oordeel dat de EU en de NAVO een realistische en openhartige dialoog met Rusland moeten onderhouden, onder meer over mensenrechten en de rechtstaat, regionale veiligheid, energie, raketafweer, non-proliferatie van massavernietigingswapens, beperking van strijdkrachten en ruimtevaartbeleid; is van mening dat, als Rusland een echt democratisch land zou worden dat een militaire dreiging als een politiek middel in de relatie met zijn buren weigert in te zetten, de samenwerking tussen dat land en de EU ongekende dimensies zou kunnen bereiken, met inbegrip van een Russisch lidmaatschap van alle Europees-Atlantische structuren;

45.   ziet uit naar de mogelijkheden die de aanstaande Top ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan van de NAVO te Straatsburg en Kehl biedt om het bondgenootschap te vernieuwen en zijn betrekkingen met de Europese Unie te versterken;

o
o   o

46.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, de parlementen van de EU-lidstaten en de NAVO-landen, de Parlementaire Vergadering van de NAVO alsook aan de secretarissen-generaal van de Verenigde Naties, de NAVO, de OVSE en de Raad van Europa.

(1) PB C 33 E van 9.2.2006, blz. 580.
(2) PB C 314 E van 21.12.2006, blz. 334.
(3) PB C 74 E van 20.3.2008, blz. 670.
(4) Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0255.
(5) Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0256.

Juridische mededeling - Privacybeleid