Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2009/2541(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : B6-0146/2009

Ingediende teksten :

B6-0146/2009

Debatten :

PV 23/03/2009 - 14
CRE 23/03/2009 - 14

Stemmingen :

PV 25/03/2009 - 3.15
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2009)0181

Aangenomen teksten
PDF 157kWORD 61k
Woensdag 25 maart 2009 - Straatsburg
Economische partnerschapsovereenkomst EG − Partnerstaten van de Oost-Afrikaanse Gemeenschap
P6_TA(2009)0181B6-0146/2009

Resolutie van het Europees Parlement van 25 maart 2009 over de overeenkomst tot vaststelling van een kader voor een economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de partnerstaten van de Oost-Afrikaanse Gemeenschap, anderzijds

Het Europees Parlement,

–   onder verwijzing naar zijn resoluties van 25 september 2003 over de Vijfde ministersconferentie van de Wereldhandelsorganisatie in Cancún(1), 12 mei 2005 over de evaluatie van de Doha-Ontwikkelingsronde na het besluit van de Algemene Raad van de WTO van 1 augustus 2004(2), 1 december 2005 over de voorbereiding van de zesde ministersconferentie van de Wereldhandelsorganisatie in Hong Kong(3), 23 maart 2006 over de invloed van de economische partnerschapsovereenkomsten (EPO's) op de ontwikkeling(4), 4 april 2006 over de evaluatie van de Doha-ronde na de ministersconferentie van de WTO in Hongkong(5), 1 juni 2006 over handel en armoede: naar een handelsbeleid dat de bijdrage van de handel aan armoedebestrijding maximaliseert(6), 7 september 2006 over de opschorting van de onderhandelingen over de ontwikkelingsagenda van Doha (DDA)(7), 23 mei 2007 over economische partnerschapsovereenkomsten(8), 12 juli 2007 over de TRIPS-overeenkomst en de beschikbaarheid van medicijnen(9), 12 december 2007 over economische partnerschapsovereenkomsten(10), en zijn standpunt van 5 juni 2008 over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2011 en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 552/97 en (EG) nr. 1933/2006 en de Verordeningen (EG) nr. 964/2007 en (EG) nr. 1100/2006 van de Commissie(11),

−   gezien de economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de partnerstaten van de Oost-Afrikaanse Gemeenschap, anderzijds,

−   gezien de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (ACS), enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (Overeenkomst van Cotonou),

–   gezien de conclusies van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van april 2006, oktober 2006, mei 2007, oktober 2007, november 2007 en mei 2008,

–   gezien de mededeling van de Commissie van 23 oktober 2007 getiteld "Economische partnerschapsovereenkomsten" (COM(2007)0635),

–   gezien de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel (GATT), inzonderheid artikel XXIV daarvan,

–   gezien de op 14 november 2001 in Doha op de vierde bijeenkomst van de ministersconferentie van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) aangenomen ministeriële verklaring,

–   gezien de op 18 december 2005 in Hong Kong op de zesde bijeenkomst van de ministersconferentie van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) aangenomen ministeriële verklaring,

–   gezien het verslag en de aanbevelingen van de task force hulp voor handel, die de Algemene Raad van de WTO op 10 oktober 2006 heeft goedgekeurd,

–   gezien de Millenniumverklaring van de Verenigde Naties van 8 september 2000, waarin de millenniumontwikkelingsdoelstellingen (MDG's) zijn geformuleerd als collectief door de internationale gemeenschap gezamenlijk vastgestelde criteria voor de uitbanning van armoede,

–   gezien het op 8 juli 2005 door de G8 aangenomen communiqué van Gleneagles,

–   gelet op artikel 108, lid 5, juncto artikel 103, lid 2, van zijn Reglement,

A.   overwegende dat EPO's WTO-compatibele overeenkomsten moeten zijn die tot doel hebben de regionale integratie te steunen en de geleidelijke integratie van de ACS-economieën in de wereldeconomie te bevorderen, en daarbij de duurzame sociale en economische ontwikkeling van deze landen te stimuleren en bij te dragen aan de algemene inspanning om de armoede in de ACS-landen uit te bannen,

B.   overwegende dat de WTO-regels niet vereisen dat de EPO-landen liberaliserings-toezeggingen doen op het gebied van diensten,

C.   overwegende dat EPO's moeten worden gebruikt voor het opbouwen van een langdurige relatie waarin de handel de ontwikkeling ondersteunt,

D.   overwegende dat in de huidige financiële en economische crisis een fair beleid van handelsbetrekkingen voor de ontwikkelingslanden belangrijker wordt dan ooit,

E.   overwegende dat de tijdelijke EPO het accent legt op handel in goederen en WTO-compatibiliteit,

F.   overwegende dat de tijdelijke EPO een fundamentele impact zal hebben op de toekomstige evolutie van de economische, sociale en ecologische ontwikkeling en het beleid van de landen van de Oost-Afrikaanse Gemeenschap (OAG) en haar handelspartners in het oosten en zuiden van Afrika,

G.   overwegende dat de OAG-landen in 2005 een douane-unie hebben ingesteld en streven naar de totstandbrenging van een gemeenschappelijke markt tegen 2010, een monetaire unie tegen en een politieke federatie van Oost-Afrikaanse staten,

H.   overwegende dat de tijdelijke EPO waarschijnlijk van invloed zal zijn voor de draagwijdte en de inhoud van de toekomstige overeenkomsten tussen de OAG-landen en andere handelspartners en de houding van de regio in de onderhandelingen,

I.   overwegende dat de mededinging tussen de Europese Unie en de ACS-landen beperkt is, aangezien het overgrote deel van de uitvoer van de EU voornamelijk bestaat uit goederen die de ACS-landen zelf niet produceren, maar wel vaak nodig hebben voor ofwel rechtstreekse consumptie ofwel als basisproduct voor de binnenlandse industrie; overwegende dat dit niet geldt voor de handel in landbouwproducten, waar de uitvoersubsidies van de EU een ernstige hinderpaal vormen voor de ACS-producenten in de landbouw, de veeteelt en de zuivelsector, en daardoor de lokale en regionale markten ontwrichten en vaak vernietigen, en dat de EU derhalve alle soorten uitvoersubsidies onverwijld dient af te schaffen,

J.   overwegende dat de OAG-landen hebben aangegeven dat zij opnieuw wensen te onderhandelen over een aantal aspecten van de tijdelijke EPO,

K.   overwegende dat geen van de liberaliseringsschema's van een land vereist dat het vóór 2015 positieve tarieven begint af te schaffen; overwegende dat de OAG-landen 24 jaar de tijd hebben om het liberaliseringsproces van de tijdelijke EPO te voltooien,

L.   overwegende dat toezeggingen op handelsgebied gepaard moeten gaan met grotere handelsgerelateerde bijstand,

M.   overwegende dat de EU-strategie "hulp voor handel" tot doel heeft de capaciteit van ontwikkelingslanden om profijt te trekken van de nieuwe handelsmogelijkheden te ondersteunen, en de aanpassingskosten en de mogelijke negatieve gevolgen van handelsliberalisering te compenseren,

N.   overwegende dat niets in een mogelijke volledige EPO de capaciteit van OAG-landen om de beschikbaarheid van medicijnen te bevorderen, mag verminderen,

1.   is van oordeel dat de tijdelijke EPO moet bijdragen aan de revitalisering van het handelsverkeer tussen ACS-landen en de Europese Unie, economische groei, regionale integratie, economische diversifiëring, armoedebestrijding en de verwezenlijking van de MDG's; dringt derhalve aan op een flexibele tenuitvoerlegging ervan, waarbij ten volle rekening wordt gehouden met de capaciteitsbeperkingen van de OAG-landen;

2.   benadrukt dat deze overeenkomsten slechts bevredigend kunnen worden geacht als er drie doelstellingen mee worden bereikt: steun aan de ACS-landen voor duurzame ontwikkeling, bevordering van de deelname door deze landen aan de wereldhandel, en versterking van het regionaliseringsproces; benadrukt dat, om bescherming te bieden tegen negatieve gevolgen van de openstelling van de economie van de partnerlanden van de OAG, de steun van de EU nodig is om tot werkelijke voordelen te komen via handelspreferenties en het opbouwen van de economische en sociale ontwikkeling;

3.   bevestigt zijn standpunt dat EPO's, indien goed doordacht, een kans bieden om de handelsbetrekkingen tussen de ACS-landen en de EU een nieuwe impuls te geven, de economische diversificatie en de regionale integratie in de ACS-landen te bevorderen en de armoede in de ACS-landen terug te dringen;

4.   spoort de onderhandelende partijen ertoe aan om de onderhandelingen zoals gepland in 2009 af te sluiten; spoort de partijen ertoe aan om alles in het werk te stellen om zoals gepland vóór eind 2009 een omvattende EPO tussen de ACS-landen en de Europese Unie te kunnen sluiten;

5.   wijst erop dat de ondertekening van de tijdelijke EPO voor de exporterende landen voordelen heeft gehad doordat de mogelijkheden voor export naar de Europese Unie na het aflopen op 31 december 2007 van de preferentiële tariefregeling van de Overeenkomst van Cotonou zijn uitgebreid, en aldus werd voorkomen dat de exporterende ACS-landen door minder gunstige handelsregelingen schade zouden lijden;

6.   is ingenomen met het feit dat de Europese Unie de ACS-landen voor de meeste producten volledig accijns- en contingentvrije markttoegang tot de Europese Unie biedt;

7.   beklemtoont dat de IEPO een overeenkomst inzake handel in goederen is die tot doel heeft de exportmogelijkheden van de OAG-partnerlanden naar de EU te behouden en substantieel uit te breiden, zowel via volledige markttoegang als via verbeterde oorsprongsregels;

8.   wijst erop dat de ondertekening van tijdelijke EPO's een noodzakelijke stap is in de richting van duurzame groei in de desbetreffende regio als geheel en dat er verder moet worden onderhandeld om tot een omvattende overeenkomst te komen, die aanzet tot uitbreiding van de handel en investeringen en een sterkere regionale integratie;

9.   herinnert eraan dat de EPO's verenigbaar moeten zijn met de WTO-regels, die geen toezeggingen inzake liberalisatie of regelgevende verplichtingen op het gebied van diensten, bescherming van intellectuele eigendomsrechten, of de zogeheten "Singaporekwesties" verlangen of verbieden;

10.   pleit voor een tijdens de overgang van een tijdelijke naar een definitieve EPO aan te brengen regelgevingskader met betrekking tot diensten; vraagt stappen om te waarborgen dat er waar mogelijk bepalingen inzake universele dienstverlening worden opgenomen, ook voor elementaire openbare diensten; bevestigt in dit verband nogmaals zijn resolutie van 4 september 2008 over de handel in diensten(12);

11.   wijst er nogmaals op dat een echte regionale markt een fundamentele voorwaarde is voor een succesvolle tenuitvoerlegging van de tijdelijke EPO en dat regionale integratie en samenwerking van essentieel belang zijn voor de sociale en economische ontwikkeling van de OAG-partnerlanden;

12.   dringt erop aan dat overeenkomsten tussen de Europese Unie en landen in de Oost- en Zuid-Afrikaanse regio niet met elkaar in tegenspraak zijn, noch de regionale integratie in deze grotere regio in de weg staan;

13.   neemt kennis van de overgangsperioden die in het kader van de tijdelijke EPO's voor kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) worden ingesteld, zodat deze zich op de uit de overeenkomst voortvloeiende veranderingen kunnen instellen, en dringt er bij de overheid in de OAG-partnerlanden op aan om bij de onderhandelingen over een omvattende EPO de belangen van KMO's niet uit het oog te verliezen;

14.   verzoekt de Europese Unie om de overheidsinstanties in de ACS-landen alsook de particuliere sector meer adequate hulp te bieden om de economische omschakeling als gevolg van de ondertekening van de tijdelijke EPO te vergemakkelijken;

15.   steunt bijgevolg de voor bepaalde tariefposten overeengekomen uitzonderingen, die landbouwproducten en een aantal verwerkte landbouwproducten betreffen, aangezien deze voornamelijk bedoeld zijn om beginnende bedrijfstakken of gevoelige producten in deze landen te beschermen;

16.   verzoekt de Commissie meer duidelijkheid te geven over de feitelijke verdeling van financiële middelen over de ACS-regio als gevolg van de toegezegde prioritaire uitgaven binnen de verhoogde "Hulp voor handel" –begroting;

17.   dringt er bij de desbetreffende landen op aan duidelijke en transparante informatie te verstrekken over de economische en politieke situatie en ontwikkeling in deze landen ten einde de samenwerking met de Commissie te verbeteren;

18.   neemt ervan kennis dat in de omvattende EPO een hoofdstuk over ontwikkelings-samenwerking wordt opgenomen, dat betrekking heeft op samenwerking op het gebied van goederenhandel, concurrentievermogen aan de aanbodzijde, infrastructuur voor het bedrijfsleven, handel in diensten, handelsgerelateerde onderwerpen, ontwikkeling van institutionele capaciteit en fiscale aanpassingen; roept beide partijen op hun toezegging om de onderhandelingen over mededinging en overheidsopdrachten pas af te sluiten wanneer adequate capaciteit is opgebouwd, na te komen;

19.   herinnert eraan dat een EPO de ontwikkelingsdoelstellingen, beleidsmaatregelen en prioriteiten van de OAG-partnerlanden moet ondersteunen, niet alleen qua structuur en inhoud, maar ook voor wat betreft de wijze en de geest van de tenuitvoerlegging ervan;

20.   herinnert aan de goedkeuring, in oktober 2007, van de strategie van de Europese Unie inzake hulp voor handel, waarbij de toezegging is gedaan de gezamenlijke handelsgerelateerde EU-bijstand tegen 2010 te verhogen tot jaarlijks 2 miljard EUR (2 000 000 000 EUR) (1 miljard van de Gemeenschap en 1 miljard van de lidstaten); dringt erop aan dat de OAG-partnerlanden een passend en billijk deel ontvangen;

21.   dringt aan op de snelle vaststelling en beschikbaarstelling van het aandeel in de middelen uit hoofde van "Hulp voor handel"; onderstreept dat het hier om extra middelen moet gaan en niet om herverpakking van middelen uit het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), dat die middelen afgestemd moeten zijn op de prioriteiten van de OAG en dat de uitbetaling tijdig moet zijn, voorspelbaar en in overeenstemming met de uitvoeringsschema's van de nationale en regionale strategische ontwikkelingsplannen; is gekant tegen enige vorm van voorwaardelijkheid in verband met de EPO's bij de verlening van Europese steun en verzoekt de Commissie te waarborgen dat toegang tot de middelen van het 10de EOF niet wordt gekoppeld aan de resultaten en het tempo van de onderhandelingen;

22.   verzoekt de Commissie meer duidelijkheid te geven over de feitelijke verdeling van financiële middelen over de regio, en verzoekt de lidstaten een overzicht te geven van extra financiering naast de begrotingsvastleggingen voor 2008-2013;

23.   verzoekt de Commissie, gezien de in september 2007 door de Raad gedane toezeggingen wat betreft de handelsgerelateerde aspecten van intellectuele-eigendomsrechten (TRIPS-Overeenkomst) en de toegang tot medicijnen, met het oog op de sluiting van een volledige EPO niet te onderhandelen over TRIPS-plus bepalingen die betrekking hebben op farmaceutische producten en die gevolgen hebben voor de volksgezondheid en de verkrijgbaarheid van medicijnen, ervan af te zien de toetreding te eisen tot het Verdrag tot samenwerking inzake octrooien en het Verdrag inzake octrooirecht, of de naleving van de voorschriften ervan, ervan af te zien de bepalingen van Richtlijn 2004/48/EG betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten over te nemen, en in een volledige EPO geen onderwerpen op te nemen zoals de bescherming van niet-originele databanken;

24.   dringt er bij de onderhandelaars over volledige EPO's op aan een transparant beheer van de natuurlijke hulpbronnen de volle aandacht te geven alsook de beste praktijken aan te geven om de ACS-landen in de gelegenheid te stellen deze rijkdommen optimaal te benutten;

25.   benadrukt dat een volwaardige EPO ook bepalingen moet inhouden met betrekking tot goed bestuur, transparantie inzake politieke ambten en mensenrechten;

26.   wijst op het belang van interregionale handel en de noodzaak van meer regionale handelsconnecties om duurzame groei in de regio te garanderen; onderstreept het belang van samenwerking en goede verstandhouding tussen de verschillende regionale entiteiten;

27.   pleit voor verdere verlaging van douanerechten − die 15 tot 25% van de handelswaarde uitmaken − tussen ontwikkelingslanden en regionale landengroepen, om de zuid-zuid handel, de economische groei en de regionale integratie te bevorderen;

28.   verzoekt de Commissie alles in het werk te stellen om de onderhandelingen over de DDA weer vlot te trekken en ervoor te zorgen dat akkoorden over liberalisering van de handel de ontwikkeling in arme landen verder blijven bevorderen;

29.   is ervan overtuigd dat volledige EPO's voor de ACS-landen een aanvulling op een akkoord over de DDA en niet een alternatief moeten zijn;

30.   onderkent de noodzaak van een hoofdstuk over handelsbescherming met bilaterale beschermingsclausules; roept beide partijen op geen onnodig gebruik te maken van deze beschermingsclausules; roept de Commissie op in het kader van de voortgaande onderhandelingen over een omvattende EPO in te stemmen met een herziening van de beschermingsclausules in de tussentijdse EPO, teneinde een passend, transparant en snel gebruik te garanderen wanneer er is voldaan aan de criteria voor toepassing ervan;

31.   dringt aan op een snelle ratificatieprocedure, zodat de partnerlanden zonder onnodig uitstel kunnen profiteren van de voordelen van de tijdelijke EPO;

32.   wijst er nogmaals op dat de tijdelijke EPO weliswaar kan worden beschouwd als een eerste stap in een proces, doch juridisch gezien een volledig onafhankelijke internationale overeenkomst is die niet noodzakelijkerwijs hoeft te leiden tot een volledige EPO;

33.   onderstreept dat een eventuele instemming met de tijdelijke EPO door het Parlement niet betekent dat het Parlement ook een mogelijke volledige EPO zal goedkeuren, aangezien het gaat om procedures voor de sluiting van twee verschillende internationale overeenkomsten;

34.   herinnert eraan dat de OAG de enige regio is waarvan alle leden zijn toegetreden tot de tijdelijke EPO en identieke liberaliseringsschema's hebben aangeboden; wijst erop dat deze schema's regelmatig moeten worden geëvalueerd, en dat zij dienen te worden herzien, indien de toepassing ervan te lastig blijkt te zijn;

35.   wijst erop dat de tijdelijke EPO waarschijnlijk van invloed zal zijn op de betrekkingen tussen de regio en haar nauwste handelspartners, en dat erop moet worden toegezien dat de bepalingen van de huidige overeenkomst zullen helpen toekomstige handelsovereenkomsten met deze landen te vergemakkelijken;

36.   verzoekt de Commissie rekening te houden met verzoeken van de Oost-Afrikaanse Gemeenschap om met het oog op de volledige EPO opnieuw te onderhandelen over een aantal omstreden kwesties in de tussentijdse EPO die zij wil wijzigen of schrappen;

37.   dringt er bij de ACS-landen op aan het liberaliseringsproces te blijven bevorderen en pleit ervoor dat zulke hervormingen ook buiten de goederenhandel worden doorgevoerd en handel en diensten verder worden geliberaliseerd;

38.   onderstreept dat de EPO moet bijdragen tot de verwezenlijking van de MDG's;

39.   merkt op dat sommige ACS-landen in het kader van de EPO-onderhandelingen toepassing wensten van de MBN-clausule, die een normaal, niet-discriminerend tarief op goedereninvoer inhoudt;

40.   is verheugd over het feit dat in het kader van de onderhandelingen tussen de Europese Unie en de ACS-landen overeenstemming is bereikt over nieuwe, verbeterde oorsprongsregels, die voor de ACS-landen mogelijk aanzienlijke voordelen kunnen opleveren, mits deze op de juiste wijze worden toegepast en naar behoren rekening wordt gehouden met hun geringere capaciteit;

41.   onderstreept dat de uitvoer van mijn- of bosbouwproducten geen afbreuk mag doen aan het fragiele ecosysteem dat voor het Afrikaans continent van beslissend belang is, en dat in de EPO's instrumenten moeten worden ingebouwd om de OAG-partnerlanden voor geboden milieudiensten te belonen;

42.   acht het van belang dat bij de tenuitvoerlegging van EPO's een adequaat controlesysteem wordt ingesteld, gecoördineerd door de bevoegde parlementaire commissie en waarbij leden van de Commissie internationale handel en de Commissie ontwikkelingssamenwerking worden betrokken, om aldus een juist evenwicht tussen het behoud van de leidende rol van de Commissie internationale handel en de algehele consistentie van het handels- en ontwikkelingsbeleid te waarborgen; acht het voorts van belang dat deze parlementaire commissie flexibel opereert en actief samenwerkt met de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU; is van oordeel dat die controle na goedkeuring van iedere tijdelijke EPO van start moet gaan;

43.   benadrukt dat met name de parlementen van de ACS en niet-overheidsactoren een cruciale rol met betrekking tot de monitoring en het beheer van de EPO's spelen en vraagt de Commissie te waarborgen dat zij bij de lopende onderhandelingsprocedures worden betrokken; stelt dat dit een duidelijke en op participatie gebaseerde agenda tussen de EU en de ACS-landen vereist;

44.   dringt aan op adequate en transparante controlemechanismen – met een duidelijke taak en invloed – om de effecten van de EPO's te volgen, met meer zeggenschap voor de ACS-landen en brede raadpleging van alle betrokkenen;

45.   is verheugd over de opneming van een herzieningsclausule in de tijdelijke EPO die bepaalt dat uiterlijk vijf jaar na ondertekening en vervolgens om de vijf jaar een alomvattende herziening van de overeenkomst plaatsvindt, waaronder ook een analyse van de kosten en de gevolgen van handelstoezeggingen; is van mening dat, indien nodig, de bepalingen van de overeenkomst moeten worden gewijzigd en de toepassing ervan moet worden aangepast, met inachtneming van de regels en procedures van de WTO;

46.   verzoekt de Raad het Parlement te raadplegen alvorens een besluit te nemen over de voorlopige toepassing van internationale overeenkomsten, zoals in het geval van de EPO's, waarvoor de instemmingsprocedure is vereist, aangezien de mogelijkheid bestaat dat het Parlement de internationale overeenkomst nadien verwerpt, met als gevolg dat de voorlopige toepassing ervan moet worden beëindigd;

47.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de ACS-landen, de ACS-EU-Raad van Ministers en de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU.

(1) PB C 77 E van 26.3.2004, blz. 393.
(2) PB C 92 E van 20.4.2006, blz. 397.
(3) PB C 285 E van 22.11.2006, blz. 126.
(4) PB C 292 E van 1.12.2006, blz. 121.
(5) PB C 293 E van 2.12.2006, blz. 155.
(6) PB C 298 E van 8.12.2006, blz. 261.
(7) PB C 305 E van 14.12.2006, blz. 244.
(8) PB C 102 E van 24.4.2008, blz. 301.
(9) PB C 175 E van 10.7.2008, blz. 591.
(10) PB C 323 E van 18.12.2008, blz. 361.
(11) Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0252.
(12) Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0407.

Juridische mededeling - Privacybeleid