Resolutie van het Europees Parlement van 5 mei 2009 over de raming van de inkomsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2010 (2009/2006(BUD))
Het Europees Parlement,
– gelet op artikel 272, lid 2, van het EG-Verdrag,
– gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(1), en met name artikel 31 daarvan,
– gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer(2),
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 10 maart 2009 over de richtsnoeren voor de begrotingsprocedure van 2010 − afdelingen I, II, IV, V, VI, VII, VIII en IX(3),
– gezien het verslag van de secretaris-generaal aan het Bureau met het oog op de opstelling van het voorontwerp van raming van het Parlement voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het voorontwerp van raming, opgesteld door het Bureau op 21 april 2009, overeenkomstig artikel 22, lid 6, en artikel 73, lid 1, van het Reglement,
– gezien het ontwerp van raming, opgesteld door de Begrotingscommissie overeenkomstig artikel 73, lid 2, van het Reglement van het Parlement,
– gelet op artikel 73 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A6-0275/2009),
A. overwegende dat vorig jaar een proefprocedure is gelanceerd om een nauwere samenwerking tussen het Bureau en de Begrotingscommissie en een vroegtijdig wederzijdse samenwerking bij alle kwesties met aanzienlijke gevolgen voor de begroting te bevorderen, en dat deze proefprocedure voor 2010 van toepassing blijft,
B. overwegende dat het voorrecht van de plenaire vergadering om de raming en de definitieve begroting aan te nemen, in overeenstemming met de bepalingen van het Verdrag en het Reglement volledig van kracht blijft,
C. overwegende dat op 25 maart 2009 en 16 april 2009 twee pre-overlegvergaderingen tussen afgevaardigden van het Bureau en de Begrotingscommissie hebben plaatsgevonden en dat hierin een aantal kernpunten is besproken,
1. wijst erop dat de algemene teneur van de begroting van 2010 en de uitdagingen waaraan deze begroting moet beantwoorden, in bovengenoemde resolutie van 10 maart 2009 over de begrotingsrichtsnoeren is weergegeven; wijst er met name op dat optimale en gelijke toegang tot taalkundige faciliteiten voor de leden en werkzaamheden die verband houden met de uitgebreide wetgevende rol van het Parlement essentiële elementen van de begroting 2010 vormen;
Algemene situatie
2. constateert dat de totale uitgaven van de begroting 2010 in het voorstel van het Bureau onder het traditionele vrijwillige aandeel van 20% van rubriek 5 (administratieve uitgaven) van het financiële meerjarenkader blijven; stelt vast dat het voorgestelde verhogingspercentage 3,98% bedraagt en de daaruit voortvloeiende uitgaven iets hoger liggen dan in 2009, d.w.z. 19,67% van de kredieten onder deze rubriek;
3. besluit dat het niveau van de begroting in dit stadium 1 590 012 726 EUR bedraagt, hetgeen neerkomt op een netto-verhoging van 3,92%, waardoor het nieuwe Parlement in het najaar niet alleen meer speelruimte wordt geboden maar ook zoveel mogelijk besparingen kunnen worden gemaakt; besluit de reserve voor onvoorziene uitgaven op hetzelfde niveau als dat van 2009 te handhaven (10 000 000 EUR);
4. is van mening dat met het oog op het meerjaarlijkse karakter van de meeste uitgaven en belangrijkste projecten die binnen de instelling worden gelanceerd, de planning van haar begroting op middellange termijn verbeterd en transparanter moet worden; is van oordeel dat het van groot belang is dat het volledige begrotingsvoorstel, of ten minste het leeuwendeel ervan, in het voorjaar in het stadium van de ramingen wordt ingediend en is van mening dat het gebruik van zogeheten "nota's van wijzigingen" in het najaar beperkt moeten blijven tot onvoorziene gebeurtenissen en/of technische updates;
5. benadrukt dat een tijdige samenwerking tussen het Bureau en de Begrotingscommissie in hun streven om duidelijk te maken wat de gevolgen van de te nemen besluiten voor de begroting zullen zijn, een essentieel onderdeel vormt van de wijze waarop alle belangrijke kwesties moeten worden aangepakt, terwijl de officiële voorrechten van ieder orgaan behouden blijven;
6. spreekt zijn waardering uit voor de verlenging van het proefproject over nauwere samenwerking tussen het Bureau en de Begrotingscommissie met een tweede jaar en wijst er andermaal op dat de beginselen van vertrouwen en doorzichtigheid van wezenlijke betekenis zijn; waarschuwt ervoor dat zulke samenwerking verwordt tot niet meer dan een formaliteit en ophoudt een werkelijke dialoog te zijn, en dat besluiten voortijdig worden genomen; dringt erop aan de geest van wederzijdse samenwerking nu en ook voor de toekomst te behouden en tegelijkertijd de voorrechten van ieder orgaan te eerbiedigen; herhaalt dat voorafgaande raadpleging over zaken die aanzienlijke financiële gevolgen hebben een cruciaal aspect van het proefproject vormt;
7. is van mening dat de omvang van de financiële middelen die voor belangrijke zaken nodig zijn, met inbegrip van de ratio tussen interne en externe middelen die voor belangrijke diensten en projecten noodzakelijk zijn, een sleutelelement vormt dat vanuit begrotingsoogpunt zorgvuldig in overweging moet worden genomen; dringt er bij zijn uitvoerende organen op aan hiermee rekening te houden en in overeenstemming hiermee te handelen ten einde tot kosteneffectieve oplossingen te komen, dubbele inspanningen te voorkomen en beleidskwesties van te voren te analyseren;
Specifieke kwesties Posten en herstructurering
8. neemt in het kader van de reeds voor 2009 toegezegde aanzienlijke verhogingen, kennis van de voorstellen van het Bureau voor de herstructurering van bepaalde diensten en wijzigingen van het organigram; onderstreept zijn wens om de hiermee verband houdende begrotingsmiddelen onder de loep te nemen zodra een volledig overzicht van alle aanvragen beschikbaar is, met inbegrip van de aanvragen van de fracties, en benadrukt dat het bereid is het totaalpakket op dat moment zorgvuldig in overweging te nemen en daarbij rekening te houden met de noodzaak de grotere wetgevende rol van het Parlement te verbeteren; besluit daarom het creëren van 30 nieuwe posten in dit stadium niet toe te staan; constateert dat de herschikking van de posten te wensen overlaat en spoort aan tot verdere inspanningen op dit punt;
9. neemt in het licht hiervan ter kennis dat het Bureau op zijn vergadering van 1 april 2009 met algemene stemmen heeft ingestemd met het herstructureringsplan voor DG INLO met betrekking tot het onderhoud en beheer van de gebouwen van het Parlement en met de oprichting van gespecialiseerde centrale diensten ter verbetering van de kwaliteit van de begrotingscontrole en de openbare aanbestedingsprocedures; onderstreept dat het definitieve besluit over de juiste omvang van de middelen voor DG INLO en ook voor andere diensten onderdeel is van de eerste lezing van de begroting in het najaar volgens de normale procedures; onderstreept dat de keuze die vanuit begrotingsoogpunt moet worden gemaakt verband houdt met de vastgoedexpertise die het Parlement in huis moet hebben om ervoor te zorgen dat de onderhoudstaken die aan externe dienstverleners worden toevertrouwd naar behoren zijn omschreven en dat de uitvoering ervan adequaat wordt gecontroleerd; constateert in dit verband dat het externe rapport hoofdzakelijk melding maakt van veiligheidsaspecten van de gebouwen, maar ook ingaat op onderhoud en beheer en de mogelijke verbetering daarvan;
10. acht het van essentieel belang dat de vastgoedstrategie van midden tot lange termijn op tijd voor de eerste lezing in het najaar wordt ingediend zodat de hiervoor noodzakelijke begrotingsbesluiten kunnen worden genomen; is dan ook verheugd over de toezegging van de secretaris-generaal dat hij het Bureau in de nieuwe zittingsperiode zo spoedig mogelijk een voorstel ter zake zal voorleggen; is het eens met het Bureau om in dit stadium van de begrotingsprocedure de vastgoedreserve tot de vaststelling van het passende kredietniveau, zodra de strategie op dit gebied duidelijker is omschreven, tot 18 500 000 EUR te verlagen;
11. hecht belang aan het nieuwe veiligheidsbeleid dat moet worden uitgestippeld en aan de doelstellingen die in deze sector moeten worden nagestreefd, met inachtneming van het specifieke karakter van een parlement waar veiligheid en toegankelijkheid hand in hand moeten gaan; is van mening dat de begrotingsmiddelen voor de strategische en operationele behoeften van dit beleid gedurende de procedure voor 2010 kunnen worden behandeld; juicht de verklaring van het Bureau over een optimaal gebruik van de middelen toe en met name zijn opmerkingen over een kosteneffectief evenwicht tussen intern personeel en externe medewerkers; vreest echter dat de operationele en financiële gevolgen op middenlange tot lange termijn van het oprichten van een nieuw directoraat met vier volledige afdelingen, niet duidelijk in kaart zijn gebracht;
12. hoopt tegelijkertijd het kostenbesparende plan te ontvangen dat op grond op een uit 2008 stammend verzoek in het DG Presidium is opgesteld, en maakt zich nog steeds zorgen over de ontwikkeling van de kosten voor operationele begrotingslijnen die met de veiligheid en veiligheidsvoorzieningen verband houden;
13. juicht de voorstellen voor een reorganisatie van zijn personeelsbeheersdiensten toe en is verheugd dat doelstellingen zoals grotere coherentie, duidelijke doelstellingen, en het scheppen van synergieën hierbij de richtinggevende beginselen zijn; juicht het van harte toe dat dit met behulp van de bestaande middelen moet worden bereikt, mede via een interne herverdeling van de posten, maar zou tegelijkertijd ook wat meer garanties willen krijgen met betrekking tot de gevolgen op middellange tot lange termijn;
Meertaligheid
14. herhaalt zijn oproep om gelijke toegang tot taalkundige faciliteiten voor de leden tot een essentieel element van de begroting 2010 te maken; is ermee ingenomen dat de administratie stappen heeft ondernomen om deze wens te verwezenlijken, maar is van mening dat dit natuurlijk gepaard moet gaan met een zo goed mogelijk gebruik van de middelen;
15. verzoekt het Bureau en de Begrotingscommissie zo spoedig mogelijk de interinstitutionele werkgroep inzake meertaligheid in te schakelen om een voorstel (op technisch niveau) voor te bereiden zodat de interinstitutionele samenwerking op dit gebied, met name als het om het gebruik van vrije capaciteit gaat, wordt verbeterd; is bijvoorbeeld teleurgesteld over het feit dat van het bestaande systeem om vertalingen tussen de instellingen beter te verdelen, bijna geen gebruik wordt gemaakt; hoopt dat nog voor de eerste lezing een voorstel over mogelijkheden voor verbetering hiervan wordt ingediend; is tevens uitermate geïnteresseerd in nieuwe technische instrumenten voor zijn vertaaldiensten en verzoekt om gegevens over de ontwikkeling hiervan en de daarmee verband houdende financiële gevolgen in 2010, met inbegrip van het onderzoek naar het vertaalhulpmiddel Euramis; zou in het kader van dit onderzoek graag zien dat onderzocht wordt of dit vertaalhulpmiddel kan bijdragen tot een verbetering van de interinstitutionele samenwerking op het gebied van vertaling en tevens tot een grotere efficiëntie en kostenbesparingen, zodat de afhankelijkheid van externe vertaaldiensten zou kunnen verminderen;
16. verzoekt de secretaris-generaal een kostenbatenanalyse te maken van het vertalen op de drukste momenten, met inbegrip van de uitbesteding van vertalingen aan freelancers, en te onderzoeken of ook andere werkmethoden toegepast kunnen worden;
17. wenst een geactualiseerd overzicht te ontvangen van de wijze waarop de middelen verdeeld kunnen worden op alle gebieden waar de instellingen tijdelijk met ongebruikte capaciteiten zitten, zonder hun onafhankelijkheid en operationeel vermogen te verminderen (vertolking, verhuur van gebouwen, kopieerdiensten, enz.);
Wetgeving
18. juicht het toe dat het voorstel van het Bureau gevolg geeft aan de belangrijkste prioriteit van vorig jaar, namelijk het wetgevingswerk, maar is van mening dat de voorgestelde posten nader geanalyseerd moeten worden en, zoals reeds is gezegd, binnen het gehele pakket moeten worden bekeken; spreekt zijn waardering uit voor het feit dat zaken die verband houden met wetgeving en de medebeslissingsprocedure, het meest van de verhoogde begrotingskredieten voor 2009 hebben geprofiteerd;
Informatie- en communicatietechnologie
19. herhaalt dat er is verzocht om verduidelijking in de IT-sector en verwacht een duidelijk plan voor een overkoepelende ICT-strategie voor het Parlement dat van cruciaal belang is om optimaal gebruik van de beschikbare middelen te maken; is er stellig van overtuigd dat een dergelijk plan coherent moet zijn en een goede balans moet vormen tussen de noodzakelijke "centralisering" en schaalvoordelen die reeds impliciet met de oprichting van een nieuw en apart DG voor dit gebied voorhanden zijn, alsmede de noodzaak om de nodige flexibiliteit op het niveau van de andere DG's aan de dag te leggen; wenst dat het Bureau waakt tegen dubbel werk en dubbele uitgaven; verzoekt het Bureau erop toe te zien dat de ICT-veiligheid en de behoefte van de fracties integraal deel van een dergelijk plan uitmaken;
20. neemt tevens kennis van het voorstel voor de eindfase van het driejarenplan om expertise op dit gebied op te bouwen en de afhankelijkheid van externe adviseurs hiermee te verminderen, alsmede van het voorstel om meer posten te creëren; herhaalt dat het van mening is dat een aanzienlijke personeelsuitbreiding tot besparingen van adviseurskosten moeten leiden en wenst een overzicht van de kosten over drie jaren te ontvangen, alsmede de goedgekeurde en/of voorgestelde personeelsuitbreiding;
21. neemt kennis van het door het Bureau goedgekeurde IT Governance Plan en benadrukt dat het met het oog op een voor het gehele Parlement optimaal gebruik van de beperkte financiële middelen belangrijk is ervoor te zorgen dat de prioriteiten op een duidelijke en redelijke manier worden vastgesteld; wenst in verband hiermee tevens opheldering over de wijze waarop de verhouding "dienstverlener-afnemer" van de dienst op ICT-gebied functioneert en in hoeverre de "afnemers" kunnen aangeven welke projecten zij uitgevoerd wensen te zien, hoe de financiering voor de uitvoering van deze projecten wordt vastgesteld en ten slotte, hoe wordt gewaarborgd dat de projecten in de overkoepelende strategie passen;
Meerjarenprojecten
22. herhaalt dat het van mening is dat een groot aantal belangrijke initiatieven en projecten op het gebied van informatie en onderzoek ten behoeve van de leden en het personeel, zoals een nieuwe onderzoeksdienst voor de bibliotheek, de beleidseenheden van de commissies, in samenhang met het uitgebreide scala aan andere beschikbare informatiebronnen/systemen, belangrijke ontwikkelingen binnen zijn werkzaamheden vormen en een verhoging van de kredieten vereist; is derhalve van mening dat een budgettaire en functionele evaluatie de zaak alleen ten goede kan komen ten einde coherentie en goed gebruik van de algemene middelen te garanderen, en herinnert in dit verband aan zijn eerdere besluit betreffende een voorstel over deze kwestie; juicht de inspanningen toe die de administratie heeft ontplooid om een kennisbeheerssysteem in te voeren;
23. constateert dat het web-TV-project reeds in de voorstellen van het Bureau is opgenomen; zou echter meer informatie over deze investering wensen te ontvangen, met name over de kijkcijfers en de toekomstige perspectieven; wenst tevens te vernemen of web-TV de behoefte aan andere vormen van gedrukte informatie reeds verminderd heeft of verminderen zal;
24. neemt kennis van het voorstel van het Bureau om specifieke kredieten op te voeren voor een deskundigenonderzoek over de oprichting van een Huis van de Europese geschiedenis; wenst een duidelijk overzicht van de geplande kosten voor het gehele project te ontvangen, met inbegrip van de administratieve kosten, en wel uiterlijk bij opstelling van het voorontwerp van raming voor de begrotingsprocedure 2011;
25. wenst dat het bezoekerscentrum daadwerkelijk de kans krijgt zijn activiteiten voort te zetten en zijn deuren zo spoedig mogelijk open te stellen, in ieder geval niet later dan begin 2010; kijkt daarom reikhalzend uit naar het definitieve besluit over een beheersconcept, ten einde de geplande doelstellingen te verwezenlijken en acht het belangrijk dat dit gebaseerd is op een daadwerkelijke kostenbatenafweging met betrekking tot de bestaande alternatieven; benadrukt bijvoorbeeld dat een oplossing die op uitbesteding gebaseerd is, slechts een zeer beperkt effect op het interne organigram zal sorteren, zo zij al effect sorteert, en vice-versa;
Slotsom
26. onderstreept dat een uitvoeriger behandeling van de afzonderlijke begrotingslijnen voor de eerste lezing van de begroting dit najaar moet plaatsvinden; zal deze derhalve bestuderen en de uiteindelijke begrotingsbeslissingen op dat moment nemen;
27. neemt, bovenstaande in acht nemend, de raming voor het begrotingsjaar aan en wijst erop dat de ontwerpbegroting tijdens de eerste lezing in oktober 2009 wordt goedgekeurd, volgens de stemprocedure zoals vastgelegd in het Verdrag;
o o o
28. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie en de raming te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.