Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2009/2202(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0053/2010

Ingediende teksten :

A7-0053/2010

Debatten :

PV 19/04/2010 - 22
CRE 19/04/2010 - 22

Stemmingen :

PV 05/05/2010 - 13.40
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2010)0130

Aangenomen teksten
PDF 161kWORD 65k
Woensdag 5 mei 2010 - Brussel
Evaluatie en beoordeling van het actieplan dierenwelzijn 2006-2010
P7_TA(2010)0130A7-0053/2010

Resolutie van het Europees Parlement van 5 mei 2010 over de evaluatie en beoordeling van het actieplan inzake het welzijn van dieren 2006-2010 (2009/2202(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien de mededeling van de Commissie van 23 januari 2006 over een communautair actieplan inzake de bescherming en het welzijn van dieren 2006-2010 (COM(2006)0013),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 12 oktober 2006 over een communautair actieplan inzake de bescherming en het welzijn van dieren 2006-2010(1),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 22 mei 2008 over een nieuwe strategie voor diergezondheid voor de Europese Unie (2007-2013)(2),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 6 mei 2009 over het voorstel voor een verordening van de Raad inzake de bescherming van dieren bij het doden(3),

–   gelet op artikel 13 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat bepaalt dat bij het formuleren en uitvoeren van het beleid van de Unie op het gebied van landbouw, visserij, vervoer, interne markt en onderzoek, technologische ontwikkeling en de ruimte, de Unie en de lidstaten ten volle rekening moeten houden met hetgeen vereist is voor het welzijn van dieren als wezens met gevoel, onder eerbiediging van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en gebruiken van de lidstaten, met betrekking tot met name godsdienstige riten, culturele tradities en regionaal erfgoed,

–   gezien de mededeling van de Commissie van 28 oktober 2009 over de opties voor etikettering inzake dierenwelzijn en de oprichting van een Europees netwerk van referentiecentra voor de bescherming en het welzijn van dieren (COM(2009)0584),

–   gelet op de mededeling van de Commissie van 28 oktober 2009 „Een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa” (COM(2009)0591),

–   gelet op artikel 48 van zijn Reglement,

–   gelet op het verslag van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A7-0053/2010),

A.   overwegende dat de diergezondheidsnormen van cruciaal belang zijn voor het beheer van de Europese veehouderij omdat ze een steeds grotere impact hebben op het concurrentievermogen van de bedrijven,

B.   overwegende dat iedere harmonisatie van het welzijn van productiedieren in de Unie gepaard moet gaan met regelgeving voor de import die op hetzelfde doel is gericht, om te voorkomen dat de Europese producenten op de Europese markt in een nadelige positie komen te verkeren,

C.   overwegende dat elke activiteit gericht op het welzijn van dieren moet uitgaan van het beginsel dat dieren wezens zijn die tot gevoelens in staat zijn en dat rekening gehouden moet worden met hun specifieke behoeften, en dat dierenwelzijn in de 21e eeuw een uiting van menselijkheid en een uitdaging voor de Europese beschaving en cultuur is,

D.   overwegende dat een strategie voor dierenwelzijn erop moet zijn gericht, dat naar behoren rekening wordt gehouden met de hogere kosten die het welzijn van dieren met zich meebrengt, en dat een ambitieus beleid voor dierenwelzijn geen volledig succes kan worden indien een Europese en wereldwijde dialoog achterwege blijft en er binnen en buiten Europa geen indringende bewustmakingscampagnes worden gevoerd en informatie wordt geboden over de voordelen van hogere dierenwelzijnsnormen, zeker als de Europese Unie dat beleid eenzijdig uitwerkt,

E.   overwegende dat voor een verdere ontwikkeling van de dierenbescherming in de Gemeenschap, de onderzoeksinspanningen moeten worden uitgebreid en de dierenbescherming in alle relevante effectbeoordelingen moet worden geïntegreerd, en alle belangengroepen bij de besluitvorming moeten worden betrokken; overwegende dat transparantie, aanvaarding en uniforme toepassing van bestaande bepalingen op alle niveaus, en het toezicht op de naleving ervan, een voorwaarde zijn voor een succesvolle dierenbeschermingsstrategie in Europa,

F.   overwegende dat Europa in de afgelopen jaren dierenwelzijnswetgeving van allerlei aard heeft aangenomen en een van de hoogste niveaus van dierenwelzijn in de wereld heeft bereikt,

G.   overwegende dat het Europees Parlement in zijn resolutie van 2006 de Commissie had gevraagd om verslag uit te brengen over de ontwikkeling van het dierenwelzijnsbeleid alvorens het volgende actieplan voor te leggen, en om het dierenwelzijn mee te nemen in alle onderwerpen op haar internationale onderhandelingenagenda,

H.   overwegende dat het Europees Parlement al in 2006 heeft benadrukt dat de burgers beter voorgelicht moeten worden over dierenwelzijn en over de inspanningen die onze producenten leveren om de regelgeving na te leven,

I.   overwegende dat het welzijn van dieren niet mag worden verwaarloosd, aangezien hierin voor de Europese Unie een vergelijkend voordeel kan zijn gelegen, op voorwaarde evenwel dat de Europese Unie erop toeziet dat in een open markt alle ingevoerde dieren en vlees uit derde landen ook voldoen aan de eisen inzake dierenwelzijn die binnen de Unie gelden,

J.   overwegende dat de Europese Unie zich er op het moment van evaluatie en beoordeling van het communautaire actieplan inzake de bescherming en het welzijn van dieren 2006-2010 op moet toeleggen dat de normen inzake dierenwelzijn in het landbouwluik van het volgende WTO-overeenkomst worden erkend, voor de definitieve sluiting van een algemene overeenkomst,

K.   overwegende dat er een samenhang bestaat tussen dierenwelzijn, diergezondheid en productveiligheid en dat een hoger niveau van dierenwelzijn vanaf het fokken tot en met het slachten de productveiligheid en -kwaliteit positief kan beïnvloeden,

L.   overwegende dat een bepaalde groep consumenten bereid is hogere prijzen te betalen voor producten die aan hogere dierenwelzijnsnormen voldoen, ofschoon de overgrote meerderheid van consumenten nog altijd kiest voor het lager geprijsde product,

M.   overwegende dat het Europees Parlement in zijn eerder genoemde resolutie van 2006 met nadruk heeft gesteld dat de in te voeren regels, normen en indicatoren op de modernste technieken en de jongste wetenschappelijke inzichten moeten zijn gebaseerd, en er tevens op heeft aangedrongen ook rekening te houden met bedrijfseconomische aspecten, aangezien strenge dierenwelzijnsnormen zullen leiden tot hogere financiële en administratieve lasten voor de Europese landbouwers; overwegende dat niet-naleving van het beginsel van wederkerigheid een risico inhoudt van oneerlijke concurrentie door producenten van buiten de Gemeenschap,

N.   overwegende dat de Europese Unie naar aanleiding van deze beoordeling van het communautaire actieplan inzake de bescherming en het welzijn van dieren 2006-2010 en aan de vooravond van de eerste bespiegelingen over het GLB na 2013, een evenwichtig standpunt over dierenwelzijn moet innemen, daarbij rekening houdend met de economische gevolgen in termen van extra kosten voor de dierproducenten, in verband met een adequate ondersteuning van hun inkomen door middel van het prijs- en marktbeleid en/of rechtstreekse steun,

O.   overwegende dat het Europese dierenwelzijnsbeleid beslist geflankeerd moet worden door een samenhangend handelsbeleid, waarbij erkend moet worden dat, ondanks de inspanningen van de EU, dierenwelzijn noch in de kaderovereenkomst van juli 2004, noch in andere essentiële documenten van de Doha-ronde van de WTO-onderhandelingen een rol speelt; dat het daarom, zolang er geen fundamentele verandering komt in de opstelling van de belangrijkste handelspartners binnen de WTO, voor de EU niet doenlijk zal zijn om verdere dierenwelzijnsnormen in te voeren met alle negatieve gevolgen van dien voor het internationale concurrentievermogen van de producenten,

P.   overwegende dat dierenwelzijn doorgaans gezien wordt als het resultaat van de toepassing van de standaarden en normen die verband houden met het welzijn en de gezondheid van dieren en die gericht zijn op het voldoen aan hun inherente soortspecifieke en welzijnsbehoeften op lange termijn; overwegende dat de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE) de volgende zaken rekent tot de meest essentiële vereisten voor dierenwelzijn: voedsel en water, de mogelijkheid natuurlijk gedrag te vertonen, en gezondheidszorg,

Q.   overwegende dat in de mededeling van de Commissie „Een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa” van oktober 2009 wordt gesteld dat „aanzienlijke onevenwichtigheden in de onderhandelingsmacht tussen contractsluitende partijen schering en inslag [zijn]” en dat deze „negatieve gevolgen [hebben] voor het concurrentievermogen van de voedselvoorzieningsketen doordat kleinere maar efficiëntere partijen zich verplicht kunnen zien met minder winst genoegen te nemen, waardoor zij minder goed in staat zijn en ook minder geneigd zullen zijn om in een betere productkwaliteit en een innovatie van de productieprocessen te investeren”,

R.   overwegende dat de reeds genoemde hogere lasten kunnen leiden tot het overbrengen van de productie naar gebieden waar minder strenge dierenbeschermingsnormen gelden,

Het actieplan 2006-2010

1.   verwelkomt het besluit van de Commissie om in een meerjarig actieplan inzake het welzijn van dieren de aandacht te richten op een aantal centrale actiegebieden en op die gebieden vervolgens maatregelen te treffen;

2.   verwelkomt het communautaire actieplan inzake de bescherming en het welzijn van dieren 2006-2010, dat voor het eerst het protocol over de bescherming en het welzijn van dieren bij het Verdrag van Amsterdam heeft omgezet in een geïntegreerd totaalconcept voor de verdere ontwikkeling van de dierenbescherming in Europa;

3.   stelt vast dat de meeste maatregelen die in het huidige actieplan worden genoemd, naar tevredenheid zijn uitgevoerd;

4.   stelt vast dat het dierenwelzijn een positieve ontwikkeling heeft gekend als gevolg van het actieplan 2006-2010, maar wijst erop dat de Europese landbouwers geen vruchten hebben geplukt van hun inspanningen op de markten en in de internationale handel, en stelt dat dit in het volgende actieplan nadrukkelijk moet worden vermeld;

5.   waardeert de werkzaamheden gericht op de ontwikkeling van alternatieven voor dierproeven, betreurt echter dat er nog niet genoeg gedaan is om te verzekeren dat alternatieven voor dierproeven gebruikt worden als die beschikbaar zijn, zoals de relevante EU-wetgeving voorschrijft;

6.   heeft oog voor de inspanningen van de Commissie om niet-commerciële overwegingen, waaronder welzijn van dieren, op te nemen in bilaterale handelsverdragen maar benadrukt dat dergelijke niet-commerciële overwegingen doeltreffender via de WTO kunnen worden bevorderd;

7.   verzoekt de Commissie toe te lichten welke vorderingen met betrekking tot de erkenning van de zogeheten niet-commerciële aspecten, waaronder het welzijn van dieren begrepen is, in het kader van de WTO-onderhandelingen geboekt zijn, en ook in hoeverre in de Doha-ronde van de WTO-onderhandelingen rekening is gehouden met kwesties en normen op gebied van dierenwelzijn;

8.   stelt met grote voldoening vast dat in het kader van „The Welfare Quality Project” vooruitgang is geboekt voor wat betreft wetenschap en kennis op het gebied van de indicatoren voor diergezondheid en -welzijn; merkt echter op dat bij dit project niet ten volle rekening is gehouden met het bevorderen in de praktijk van het gebruik van deze indicatoren;

9.   onderkent de noodzaak dat wordt toegezien op een goede tenuitvoerlegging van de bestaande regels inzake diertransporten, met name de kwestie van de ontwikkeling van een satellietsysteem voor het volgen van deze transporten, en dringt er bij de Commissie op aan om zich gedurende de resterende looptijd van het huidige actieplan te kwijten van haar taken op dit gebied en tevens de studie voor te leggen waar het Europees Parlement om heeft verzocht en die wordt bedoeld in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 1/2005; verlangt dat er een economische effectbeoordeling voor de dierhouderij, te baseren op wetenschappelijk vastgestelde objectieve indicatoren, wordt verricht voordat er nieuwe regels worden ingevoerd;

10.   is van mening dat het zinvol is stimulansen voor de regionale fokkerij, verhandeling en slacht van dieren te creëren om lange transporten van zowel fok- als slachtdieren te vermijden;

11.   gelooft dat dierentuinen een belangrijke rol spelen bij de voorlichting van publiek over het behoud van wilde fauna en het welzijn van wilde dieren; is bezorgd over het gebrek aan stringente controle op de naleving van Richtlijn 1999/22/EG(4) van de Raad betreffende het houden van wilde dieren in dierentuinen en spoort de Commissie aan studie te laten verrichten naar de effectiviteit en tenuitvoerlegging van de richtlijn in alle lidstaten van de Europese Unie;

12.   stelt met tevredenheid vast dat er vorderingen zijn gemaakt op het gebied van de houderijvereisten voor varkens; is evenwel bezorgd over het ontbreken – ondanks de aanbevelingen op dit punt van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) − van werkbare tenuitvoerleggingsconcepten voor wat betreft de afzonderlijke bepalingen van Richtlijn 2008/120/EG van 18 december 2008 tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van varkens, en verzoekt daarom de Commissie, de lidstaten en de betrokken sectoren daarom om gevallen van niet-naleving aan te wijzen en de nodige inspanningen te leveren voor een betere naleving van deze richtlijn;

13.   verzoekt de Commissie tevens te waarborgen dat het verbod op het houden van legkippen in niet aangepaste kooien, dat in 2012 van kracht wordt, daadwerkelijk wordt nageleefd, en vraagt de Commissie en de lidstaten om de nodige maatregelen in te voeren die ervoor moeten zorgen dat de sector aan deze verplichting kan voldoen en op de tenuitvoerlegging in de lidstaten toe te blijven zien; stelt dat in de Europese Unie ingevoerde eieren ook moeten voldoen aan de productievoorwaarden die voor de Europese producenten gelden;

14.   pleit voor een handelsverbod in de gehele EU voor eieren die niet aan de wetgeving voldoen;

15.   stelt vast dat de uitvoering van het huidige actieplan op meerdere punten tekort schiet en onderstreept dat eerst moet worden gezorgd voor naleving van de bestaande regels voordat er nieuwe regels worden uitgevaardigd; wijst in dat kader op het belang van effectieve sancties in alle lidstaten bij niet naleving;

16.   onderstreept dat de Commissie in 2010 een eigen evaluatie moet uitvoeren, met een uitgebreide inventarisatie van hetgeen is bereikt, en van de lessen die uit eventuele tekortkomingen te trekken vallen;

17.   betreurt dat de Commissie in de loop van de jaren geen duidelijke communicatiestrategie heeft overwogen over de meerwaarde van de producten die voldoen aan de dierenwelzijnsnormen en zich beperkt heeft tot het verslag dat ze in oktober 2009 heeft voorgelegd;

18.   beseft dat de EU alle dieren erkent als wezens met gevoel (artikel 13 van het Verdrag); erkent dat de maatregelen tot dusverre voornamelijk gericht waren op productiedieren en dat het nodig is alle andere categorieën dieren in het actieplan voor 2011-2015 op te nemen;

Het actieplan 2011-2015

19.   herinnert aan het feit dat het al in eerdergenoemde resolutie van 2006 heeft gesteld dat in aansluiting op het huidige actieplan een nieuw actieplan dient te worden opgesteld en verzoekt de Commissie daarom om een verslag voor te leggen waarin de uitvoering van het huidige plan en van het dierenwelzijnsbeleid in de EU wordt geëvalueerd en op basis daarvan met betrekking tot de periode 2011-2015 een actieplan inzake het welzijn van dieren in te dienen met daaraan gekoppeld de benodigde financiering;

20.   pleit voor maatregelen die moeten zorgen voor onverwijlde handhaving van bestaande wetgeving en voor harmonisatie van normen en gelijke concurrentievoorwaarden op de interne markt; beveelt aan om eventuele voorstellen voor nieuwe wetgeving af te wegen tegen het alternatief van volledige uitvoering van bestaande wetgeving, om onnodige herhaling te voorkomen;

21.   stelt de Commissie voor om in haar evaluatieverslag onder meer te analyseren in hoeverre het huidige actieplan beantwoordt aan de behoeften van onze maatschappij op het gebied van dierenwelzijn, de duurzaamheid van het systeem voor producenten en welke invloed de werking van de interne markt heeft ondergaan sinds dit actieplan wordt uitgevoerd;

22.   verzoekt de Commissie de effecten van dierwelzijnsnormen te schetsen en uitvoerig aandacht te besteden aan wisselwerkingen tussen verschillende factoren, zoals dierwelzijn, duurzaamheid, diergezondheid, het milieu, productkwaliteit en economisch rendement;

Een algemene Europese wet inzake het welzijn van dieren

23.   stelt vast dat met artikel 13 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie een nieuwe juridische situatie is gecreëerd in die zin dat de Unie en de lidstaten bij het formuleren en uitvoeren van het beleid van de Unie op het gebied van landbouw, visserij, vervoer, interne markt en onderzoek, technologische ontwikkeling en de ruimte, ten volle rekening moeten houden met hetgeen vereist is voor het welzijn van dieren als wezens met gevoel, onder eerbiediging van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en gebruiken van de lidstaten met betrekking tot met name godsdienstige riten, culturele tradities en regionaal erfgoed; is van mening dat genoemd artikel betrekking heeft op alle productiedieren en dieren in gevangenschap, zoals voor de productie van levensmiddelen bestemde dieren, circusdieren, dieren in zoölogische instellingen of zwerfdieren, weliswaar rekening houdend met het feit dat een verschillende aard en levensomstandigheden een gedifferentieerde behandeling vereisen;

24.   verzoekt de Commissie in het licht van artikel 13 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie om, op basis van een effectbeoordeling en na overleg met de belanghebbenden, een gefundeerd voorstel in te dienen voor algemene EU-wetgeving inzake het welzijn van dieren, uiterlijk in 2014, die op basis van de huidige wetenschappelijke inzichten en beproefde ervaring een bijdrage kan leveren aan een gemeenschappelijke opvatting omtrent het welzijn van dieren, van de kosten die verbonden zijn aan dierenwelzijn en de op dat gebied geldende essentiële voorwaarden;

25.   is van mening dat deze algemene wetgeving inzake dierenwelzijn, in overeenstemming met de wetgeving inzake diergezondheid, moet voorzien in passende richtsnoeren voor een verantwoorde dierhouderij, in een uniform stelsel van toezicht en inzameling van vergelijkbare gegevens, in de aan dierverzorgers te stellen vereisten, en in bepalingen die de bijzondere verantwoordelijkheden regelen voor bezitters, houders en/of verzorgers van dieren; meent dat tegenover al deze vereisten ook de nodige middelen aan de producenten moeten worden geboden zodat zij ook naar behoren aan die vereisten kunnen voldoen;

26.   is van mening dat met deze algemene wetgeving inzake het welzijn van dieren een gemeenschappelijk niveau voor dierenwelzijn in de Europese Unie tot stand moet worden gebracht, hetgeen een voorwaarde is voor vrije en eerlijke concurrentie op de interne markt voor zowel binnenlandse als uit derde landen ingevoerde producten; is echter van mening dat lidstaten en regio's de mogelijkheid moeten behouden om afzonderlijke producenten of groepen van producenten toe te staan om vrijwillige systemen in te voeren die verder gaan, waarbij de mededinging niet wordt verstoord en het concurrentievermogen van de EU op de internationale markten behouden blijft;

27.   is van oordeel dat de ingevoerde producten aan dezelfde gelijkwaardige dierenwelzijnsnormen moeten voldoen als die welke voor de Europese marktdeelnemers gelden;

28.   bepleit dat de Europese landbouwers compensatie wordt geboden voor de hogere productiekosten die met hogere dierenwelzijnsnormen gemoeid zijn; stelt voor dat financiering voor dierenwelzijnsmaatregelen vanaf 2013 wordt opgenomen in de nieuwe gemeenschappelijke agrarische ondersteuningsregelingen;

29.   is bovendien van mening dat de voorlichting aan de burger over het hoge dierenwelzijnsniveau in de EU en over de inspanningen die de verschillende betrokken sectoren leveren, een van de centrale elementen in dit beleid moet zijn;

30.   is van mening dat de opname van dierenwelzijnsvereisten in internationale overeenkomsten van essentieel belang is om te zorgen dat onze producenten op een geglobaliseerde markt kunnen concurreren en te vermijden dat onze productie overgebracht wordt naar gebieden waar veel minder strenge dierenwelzijnsnormen gelden en daarmee ons model oneerlijke concurrentie aandoen;

31.   is ingenomen met het debat over de verschillende mogelijkheden voor etikettering inzake dierenwelzijn in de hierboven genoemde mededeling van de Commissie van 28 oktober 2009; benadrukt evenwel dat het noodzakelijk is dat deze mogelijkheden in een bredere context in aanmerking worden genomen, daarbij met name rekening houdend met de verschillende bestaande etiketteringssystemen op het gebied van milieu, voeding en klimaat; benadrukt dat de informatie die over dit onderwerp aan de Europese consumenten wordt verstrekt niet alleen moet berusten op deugdelijke en onomstreden wetenschappelijke inzichten, maar voor de consument ook duidelijk moet zijn;

32.   pleit ervoor dat de informatie op het etiket juist en direct moet zijn, en moet verwijzen naar de naleving van de hoge dierenwelzijnsnormen die de EU verlangt; acht het de taak van de Commissie om de burgers de nodige informatie te bieden over de Europese regelgeving inzake dierenwelzijn, zodat de objectiviteit van deze informatie gewaarborgd blijft;

33.   pleit ervoor om na te gaan of het dierenwelzijnsbeleid spoort met de andere beleidslijnen van de Europese Unie;

34.   roept de Commissie op om een grondige evaluatie door te voeren van de problemen die de Europese dierenwelzijnsnormen zouden kunnen veroorzaken voor het concurrentievermogen van onze producenten en om de steunmaatregelen voor de producenten in het kader van de toepassing van deze normen te herzien;

35.   meent dat eerst de bestaande − algemene of specifieke − regelgeving behoorlijk moeten worden gehandhaafd voordat er eventueel nieuwe wetgeving wordt uitgevaardigd; als voorbeelden kunnen hier gelden het verbod op het houden van kippen in batterijkooien, de varkensrichtlijn, de regelgeving rond diertransporten en het houden van ganzen en eenden; benadrukt dat verdere maatregelen inzake dierenwelzijn op één lijn moeten worden gebracht met andere EU-doelstellingen zoals duurzame ontwikkeling, met name duurzame productie en consumptie van veeteeltproducten, bescherming van het milieu en de biodiversiteit, een strategie voor betere handhaving van de huidige wetgeving, en een coherente strategie om de ontwikkeling naar diervrij onderzoek te versnellen;

Een Europees netwerk van referentiecentra voor dierenwelzijn

36.   is van mening dat uiterlijk in 2012 een Europees centrum voor dierenwelzijn moet worden opgezet onder de bestaande instellingen van de Gemeenschap of de lidstaten, waarvan de werkzaamheden gebaseerd moeten zijn op de hierboven voorgestelde algemene wetgeving inzake dierenwelzijn; is van mening dat een dergelijk netwerk één instelling moet aanwijzen als coördinerende instantie die de taken moet uitvoeren die zijn toevertrouwd aan het „centrale coördinatie-instituut” als bedoeld in de bovengenoemde mededeling van de Commissie van 28 oktober 2009; is tevens van mening dat een dergelijke coördinerende instantie de taken van de Commissie of andere agentschappen geenszins hoeft over te doen, maar moet fungeren als ondersteunend instrument dat de Commissie, de lidstaten, de partijen in de voedselketen en de burgers terzijde moet staan op gebied van scholing en onderwijs, beste praktijken, informatie en consumentenvoorlichting, dat toekomstige wets- en beleidsvoorstellen, met het effect daarvan op het welzijn van dieren, moet beoordelen en van commentaar voorzien, normen voor dierenwelzijn moet beoordelen aan de hand van de nieuwste inzichten, en een EU-systeem voor het testen van nieuwe technieken moet coördineren;

37.   is van mening dat het publiek volgens wetenschappelijke inzichten moet worden geïnformeerd omtrent de behoeften van dieren en de juiste omgang met dieren, en dat dit op een geschikte en serieuze manier moet gebeuren; meent dat een Europees netwerk van referentiecentra zich bezig dient te houden met de uitvoering van scholings- en voorlichtingmaatregelen, aangezien verspreiding van kennis aan de hand van gestandaardiseerde kwaliteitscriteria van wezenlijk belang is om te voorkomen dat de mensen zich totaal uiteenlopende meningen gaan vormen;

Betere handhaving van de huidige wetgeving

38.   verzoekt de Commissie zo spoedig mogelijk te evalueren hoeveel de dierenwelzijnsmaatregelen de Europese producenten kosten en verzoekt de Commissie uiterlijk in 2012 aanbevelingen, richtlijnen of andere maatregelen voor te stellen om verlies aan concurrentievermogen van de Europese veehouders tegen te gaan;

39.   roept de lidstaten op om passende opleidingsactiviteiten te ontplooien om het idee van de bescherming en het welzijn van dieren te bevorderen;

40.   is van mening dat gestreefd moet worden naar een doelgericht en op risicoanalyses gebaseerd controlesysteem waarin objectieve factoren centraal staan en waarbij lidstaten met een bovengemiddeld hoog aantal overtredingen op verscherpte controles kunnen rekenen;

41.   benadrukt dat de onevenwichtigheden in de voedselketen, zoals beschreven in de mededeling van de Commissie'Een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa„, dikwijls nadelig werken voor de primaire producenten; herinnert aan het feit dat primaire producenten door de extra kosten die deze situatie met zich meebrengt beperkt worden in het doen van investeringen;

42.   benadrukt dat de begroting van de Europese Unie moet voorzien in voldoende middelen om de Commissie haar toezichthoudende taak te laten uitvoeren, om de producenten waar nodig bij te staan en tegenwicht te bieden voor hun verlies aan concurrentievermogen als gevolg van de invoering van nieuwe en veranderende dierenwelzijnsnormen, in het besef dat de kosten van die normen niet wordt doorberekend in de prijs die de veehouder voor zijn producten ontvangt;

43.   benadrukt dat het concurrentievermogen van de landbouwsector steeds moet worden verbeterd en versterkt, door bevordering en naleving van de geldende normen van dierenwelzijn, een en ander tevens in overeenstemming met de milieubeschermingsvereisten;

44.   verzoekt de lidstaten erop toe te zien dat overtreding van de Europese regelgeving op het gebied van het welzijn van dieren resulteert in strafoplegging en dat deze strafoplegging in alle individuele gevallen vergezeld gaat van duidelijke instructies en adviezen van de bevoegde autoriteiten;

45.   roept de lidstaten op om passende preventieve maatregelen te nemen, teneinde schendingen van de beginselen inzake het welzijn van dieren in de toekomst te voorkomen;

46.   verheugt zich over de aanzienlijke afname in het gebruik van antibiotica voor dieren in de lidstaten sinds deze in de EU niet meer als groeibevorderaar mogen worden gebruikt, zij het nog wel in de VS en sommige andere landen; verwacht van de Commissie en de lidstaten evenwel dat zij het probleem van de antibioticaresistentie bij dieren op een verantwoordelijke manier zullen aanpakken; verzoekt de Commissie gegevens te verzamelen en te analyseren over het gebruik van diergezondheidsproducten, waaronder antibiotica, om op een doelmatig gebruik van deze producten toe te zien;

Indicatoren en nieuwe technieken

47.   verzoekt om de beoordeling en verdere ontwikkeling van „The Animal Welfare Quality Project”, met name voor wat betreft de vereenvoudiging van het instrument en van de praktische toepassing ervan;

48.   is van mening dat het in de praktijk niet eenvoudig zal zijn om ingevoerde producten aan deze indicatoren voor dierenwelzijn te toetsen; benadrukt dat deze instrumenten, zonder hun nut of gegrondheid opnieuw ter discussie te stellen, geen aanleiding mogen geven tot concurrentieverstoring ten nadele van de Europese producenten;

49.   verzoekt de Commissie op basis van het afsluitende verslag van het „Animal Welfare Quality Project” een proefperiode voor te stellen voor de beoordeling van het welzijn van dieren binnen de Europese Unie volgens de in het kader van de „Animal Welfare Quality Project” ontwikkelde methode;

50.   roept de lidstaten in dit verband op beter gebruik te maken van de mogelijkheden die de EU-fondsen voor plattelandsontwikkeling en het zevende kaderprogramma (2007-2013) van het DG Onderzoek bieden voor steun voor toegepast onderzoek en investeringen in innovatie en modernisering ten behoeve van het welzijn van dieren; verzoekt de lidstaten en de Commissie voorts de financiële investeringen in onderzoek en het ontwikkelen van nieuwe technologieën en technieken op het gebied van dierenwelzijn op te voeren;

51.   verzoekt de Commissie en de lidstaten zich optimaal in te zetten om ervoor te zorgen dat de richtlijnen van het Internationaal Bureau voor besmettelijke veeziekten (OIE) inzake dierenwelzijn aanzetten tot goede welzijnsnormen die een goede afspiegeling zijn van de wetenschappelijke inzichten op dit gebied;

o
o   o

52.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) PB C 308 E van 16.12.2006, blz. 170.
(2) PB C 279 E van 19.11.2009, blz. 89.
(3) PB L 303 van 18.11.2009, blz. 1.
(4) PB L 94 van 9.4.1999, blz. 24.

Juridische mededeling - Privacybeleid