Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2009/2167(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0100/2010

Ingediende teksten :

A7-0100/2010

Debatten :

PV 05/05/2010 - 26
CRE 05/05/2010 - 26

Stemmingen :

PV 06/05/2010 - 7.9
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2010)0155

Aangenomen teksten
PDF 162kWORD 64k
Donderdag 6 mei 2010 - Brussel
Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen − Strijd tegen fraude − Jaarverslag 2008
P7_TA(2010)0155A7-0100/2010

Resolutie van het Europees Parlement van 6 mei 2010 over de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen en de strijd tegen fraude − Jaarverslag 2008 (2009/2167(INI))

Het Europees Parlement,

–  onder verwijzing naar zijn resoluties over vroegere jaarverslagen van de Commissie en het Europees bureau voor fraudebestrijding (OLAF),

–  gezien het verslag van de Commissie aan het Parlement en de Raad van 15 juli 2009 onder de titel „Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen – Fraudebestrijding – Jaarverslag 2008” (COM(2009)0372) en de bijbehorende bijlagen (SEC(2009)1002 en SEC(2009)1003),

–  gezien het activiteitenverslag 2008(1) van OLAF en zijn tweede verslag van 19 juni 2008 over de uitvoering van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraude en andere onregelmatigheden, en de richtsnoeren ter vervanging van het OLAF-vademecum,

–  gezien het activiteitenverslag van het Comité van toezicht van het OLAF voor de periode van juni 2008 tot mei 2009(2),

–  gezien het activiteitenverslag van het Comité van toezicht van het OLAF voor de periode van juni 2007 tot mei 2008(3),

–  gezien het jaarverslag van de Europese Rekenkamer over de uitvoering van de begroting in het begrotingsjaar 2008, vergezeld van de antwoorden van de instellingen(4),

–  onder verwijzing naar zijn resolutie van 25 november 2009 over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad – Een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht ten dienste van de burger – Stockholmprogramma(5), inzonderheid het hoofdstuk over economische misdrijven en corruptie,

–  gelet op artikel 319, lid 3, en artikel 325, lid 5, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1995/2006 van de Raad van 13 december 2006 tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(6),

–  gelet op artikel 48 en artikel 119, lid 2, van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie Begrotingscontrole en het advies van de Commissie regionale ontwikkeling (A7-0100/2010),

Algemeen: bedrag van de gemelde onregelmatigheden

1.  neemt er kennis van dat de geraamde financiële impact van de onregelmatigheden, voor zover vastgesteld, gedaald is van 1 024 miljoen euro in 2007 tot 783,2 miljoen euro in 2008 (in alle sectoren, uitgezonderd de directe uitgaven en de pretoetredingsfondsen), met name:

   Eigen middelen: 351 miljoen EUR (12,5% minder dan in 2007),
   Landbouwuitgaven: 102,3 miljoen EUR (34% minder dan in 2007),
   Structuurbeleid: 585,2 miljoen EUR (27% minder dan in 2007),
   Pretoetredingsfondsen: 61 miljoen EUR (90,6% meer dan in 2007),
   Directe uitgaven: 34,7 miljoen EUR (5,15% meer dan in 2007);

2.  acht het noodzakelijk dat gegevens betreffende onregelmatigheden worden opgenomen die duidelijk maken welk deel van het totale bedrag van de middelen die in de diverse uitgavensectoren en de diverse lidstaten zijn ingezet, betroffen is door fouten en gevallen waarin een vermoeden van fraude bestaat;

3.  onderstreept dat de bestrijding van fraude en corruptie een belangrijke plicht is van de Europese instellingen en van alle lidstaten, die alle nodige middelen moeten inzetten om dergelijke verschijnselen efficiënt te bestrijden ter bescherming van de financiële belangen van de Unie en de belastingbetalers en ter bestrijding van de georganiseerde misdaad die, volgens nationale cijfers, doende is zijn vermogen om instellingen te beïnvloeden te versterken, vooral door fraude ten koste van de communautaire begroting;

4.  betreurt het dat nog steeds een groot bedrag aan EU-middelen ten onrechte wordt betaald en roept de Commissie op om actie te ondernemen om deze middelen terug te vorderen;

Eigen middelen

5.  spreekt zijn tevredenheid uit over het feit dat het door onregelmatigheden betroffen bedrag naar schatting met 12,5% is teruggelopen ten opzichte van 2007; wijst er echter op dat, net als in voorgaande jaren, het grootste aantal onregelmatigheden betrekking had op televisietoestellen en beeldschermen en verzoekt daarom de Commissie vooral deze sectoren te controleren en de nodige maatregelen te nemen om alle eventuele bedragen aan eigen middelen of verschuldigde rente terug te vorderen; dringt er bovendien bij de Commissie op aan een passend evenwicht te bevorderen tussen de fysieke controles bij de import en de controles achteraf bij de handelaren na vrijgave van de goederen; dringt erop aan dat de lidstaten betere statistische informatie hierover verstrekken;

6.  acht het onontbeerlijk dat een efficiënt juridisch instrument in het leven wordt geroepen om de administratieve samenwerking bij de bestrijding van schadelijke belastingpraktijken te verbeteren en het goed functioneren van de interne markt te waarborgen; verwelkomt in dat opzicht het voorstel van de Commissie voor een richtlijn van de Raad (COM(2009)0029) betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen; onderstreept de noodzaak om efficiënt toezicht uit te oefenen op alle gevallen waarin lidstaten weigeren gevraagde specifieke informatie te verstrekken of een administratief onderzoek in te stellen, en wenst dat het Parlement hierover volledig en transparant in kennis wordt gesteld;

7.  verwelkomt het voorstel van de Commissie om de verordening van de Raad betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (COM(2009)0427) te wijzigen; acht het in dat verband van groot belang dat de verantwoordelijkheid van de lidstaten wordt uitgebreid, te beginnen bij de kwaliteit van de in de databanken opgeslagen gegevens; verzoekt de Commissie de betrouwbaarheid van deze informatie te onderzoeken en te garanderen dat het totale bedrag van de verschuldigde btw op een correcte manier wordt geïnd;

8.  verzoekt de Commissie tevens een omvattend kader in het leven te roepen dat de mogelijkheid biedt de verhouding tussen de kosten die de lidstaten moeten dragen voor de inning van de traditionele eigen middelen en het gedeelte dat wordt ingehouden ter vergoeding van de inning ervan te verifiëren;

Landbouwuitgaven

9.  spreekt zijn tevredenheid uit over het feit dat het geraamde bedrag van de onregelmatigheden in deze rubriek met 34% is teruggelopen ten opzichte van 2007; wijst er op dat het relatief gering aantal onregelmatigheden hoofdzakelijk samenhangt met de verhoging van de drempel voor het melden van gevallen (10 000 EUR, ingevoerd door Verordening (EG) nr. 1848/2006 van de Commissie, van 14 december 2006, betreffende onregelmatigheden in het kader van de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en terugvordering van bedragen die in dat kader onverschuldigd zijn betaald, alsmede de organisatie van een informatiesysteem op dit gebied(7);

10.  acht het van groot belang dat de verplichtingen betreffende het melden van onregelmatigheden worden nagekomen en betreurt de tekortkomingen die zijn vastgesteld in Oostenrijk, Zweden, Slowakije en Hongarije;

11.  verzoekt de Commissie verdere stappen te ondernemen met het oog op de effectieve en efficiënte toepassing van Verordening (EG) nr. 1975/2006(8) die via nieuwe regels voor toezicht op de maatregelen inzake plattelandsontwikkeling moet waarborgen dat de begunstigden zich van hun verplichtingen kwijten;

12.  stemt in met het standpunt van de Rekenkamer, in punt 5.64 van het eerder genoemde verslag, volgens welk het geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS) slechts doeltreffend kan zijn in het beperken van het risico van fouten en onregelmatigheden in de uitgaven als het correct wordt toegepast en als er exacte en betrouwbare gegevens worden ingevoerd; betreurt de ernstige gebreken in de systemen van het Verenigd Koninkrijk (Schotland), Bulgarije en Roemenië; spoort de Commissie ertoe aan krachtig op te treden indien deze problemen blijven bestaan;

Structurele maatregelen

13.  verheugt zich erover dat, volgens ramingen van de Commissie, de financiële gevolgen van de onregelmatigheden in deze rubriek met 27% zijn verminderd vergeleken met 2007; stelt vast dat de Rekenkamer in de Betrouwbaarheidsverklaring 2008 (hoofdstuk Cohesie) schat dat de incidentie van gebreken op het vlak van de wettigheid en de regelmatigheid nog meer dan 5% bedraagt; betreurt dat het bedrag van de onregelmatigheden het hoogste is in Italië, Polen, het Verenigd Koninkrijk en Spanje; waardeert tegelijk de goede samenwerking van enkele van deze lidstaten met de Commissie bij het oplossen van de problemen en vertrouwt erop dat de andere lidstaten op gelijke wijze zullen samenwerken; wijst erop dat, zoals de Rekenkamer heeft aangetoond, van alle hoofdstukken van de begroting van de Unie de uitgaven voor structuurmaatregelen aan de strengste regels en de meest complexe beheersprocedures onderworpen zijn en dat de Commissie signaleert dat, als in een lidstaat een groot aantal financiële onregelmatigheden wordt gevonden, dit niet noodzakelijkerwijs betekent dat daar meer fouten worden gemaakt en fraude wordt gepleegd dan in andere landen, maar dat dit ook het gevolg kan zijn van fijnmaziger en strengere controles; herinnert er tevens aan dat het verslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting 2008 geen rekening houdt met het feit dat in de programmeringsperiode 2007-2013 nieuwe systemen voor het beheer van en het toezicht op de uitgaven zijn ingevoerd; wijst op het grote aantal fouten met uitgaven die niet voor steun in aanmerking komen en overtredingen van de wetgeving betreffende overheidsopdrachten en vindt het daarom wenselijk dat de Commissie preventierichtsnoeren voor lidstaten en plaatselijke overheden vaststelt om de toepassing van de regels te verduidelijken en te vermijden dat in plaats van uitgaven die door de Commissie als niet-subsidiabel zijn afgewezen, door de beheervoerende overheden nieuwe niet-subsidiabele uitgaven worden voorgesteld;

14.  onderstreept dat het niet uit te sluiten valt dat de vertraging bij de goedkeuring van de beheers- en controlesystemen voor de programma's 2007-2013 de opsporing van fouten en mogelijke fraude in de uitgaven voor voorschotten minder doeltreffend heeft gemaakt; is voorts van mening dat de daaruit voortvloeiende vertraging bij het op gang brengen van de uitgaven voor tussentijdse betalingen kan leiden tot een ware „uitgavenrush” voordat de betalingsverplichting vervalt; dringt er daarom bij de Commissie op aan dat zij een eventuele herziening van de regels betreffende de annulering van middelen in overweging neemt om de kwaliteit van de uitgaven te verbeteren en de naleving van de kwantitatieve doelstellingen te garanderen;

15.  is verheugd over de verbeteringen die bepaalde lidstaten dankzij een ruimer gebruik van het AFIS-systeem hebben bereikt bij de harmonisatie van hun systeem voor het melden van onregelmatigheden; spoort de lidstaten die nog niet over elektronische rapportagesystemen beschikken, ertoe aan zo spoedig mogelijk een dergelijk systeem in gebruik te nemen, gezien de goede resultaten die tot dusver bereikt zijn met betrekking tot de kwaliteit van de gegevens en de naleving van de rapportagetermijnen;

16.  dringt er bij de lidstaten op aan completere en betrouwbaardere informatie over de financiële correcties tijdens de periode 2000-2006 aan de Commissie te doen toekomen; dringt er bij de Commissie op aan onverzettelijk te zijn in haar eis dat de lidstaten volledige informatie verstrekken en de correctiemechanismen strikt toepassen op de operationele programma's;

17.  verheugt zich erover dat de Commissie in samenwerking met OLAF een specifieke gemeenschappelijke strategie voor fraudepreventie voor de structuurfondsen heeft ontplooid en wijst op het belang van een doeltreffender samenwerking met de regionale besturen en de bevoegde nationale gerechtelijke instanties;

Pretoetredingssteun

18.  betreurt het dat het geraamde bedrag van de onregelmatigheden voor de EU-10 met 8% is toegenomen en dat voor de EU-2 met 152% is gestegen, terwijl het gerecupereerde bedrag met 15,6% is gedaald ten opzichte van 2007; dringt er met name bij Bulgarije en Roemenië op aan hun administratieve mogelijkheden voor het beheer van de Europese middelen op te voeren, bestaande of potentiële netwerken van belangenconflicten te elimineren, het toezicht op en de transparantie van de openbare aanbestedingsprocedures te verbeteren op centraal, regionaal en lokaal niveau, en onverwijld beschermende, corrigerende en/of disciplinaire maatregelen te treffen en de Commissie daarvan in kennis te stellen; erkent en steunt de maatregelen die in aansluiting op de aanbevelingen van de Commissie door Bulgarije en Roemenië zijn genomen om de normen voor gedeeld beheer en financiële controle te verbeteren;

19.  dringt bij de Commissie aan op passende maatregelen om de risico's die samenhangen met de uitzonderlijk onzekere context waarin DG ELARG moet werken, te reduceren, zodat een efficiënte meerjarenplanning van de interne audits verzekerd is; verzoekt de Commissie bovendien onverwijld een specifiek beleid te ontwikkelen voor centraal beheerde controles achteraf, op basis van de in 2008 opgedane ervaring en rekening houdend met de kosten-batenverhouding;

20.  benadrukt dat de strategische doelstellingen van pretoetredingssteun nader omschreven moeten worden, zoals in het speciale verslag van de Rekenkamer wordt bepleit ten aanzien van pretoetredingssteun voor Turkije, om uitgevoerde projecten gemakkelijker te kunnen toetsen aan de meer algemene doelen; is van mening dat de doelstellingen en resultaten op transparante wijze bekend gemaakt moeten worden;

21.  benadrukt dat de Commissie initiatieven moet blijven ontplooien om het ontwerp en de uitvoering van projecten te verbeteren; benadrukt dat beter verslag uitgebracht moet worden over de uitvoering van projecten en de mate waarin de activiteiten daarvan effect hebben gehad; is van mening dat na de afsluiting van elk project en op gezette tijden daarna verslag uitgebracht moet worden over de uitkomst ervan (resultaten en gevolgen) om informatie over het nuttig effect te leveren die kan helpen om toekomstige planning vorm te geven;

Directe uitgaven

22.  wijst erop dat de buitenlandse bijstand in toenemende mate te lijden heeft onder fraude en onregelmatigheden;

23.  vraagt de Commissie om het probleem van de dubbele financiering van projecten in het oog te houden;

24.  wijst erop dat de EU over de laatste vijf jaar een bijdrage van meer dan een miljard euro per jaar heeft gegeven aan de Verenigde Naties; onderstreept daarom nogmaals de noodzaak om het mandaat van OLAF in een internationale context te versterken en OLAF alle nodige middelen te geven om zijn taken bij de controle op deze stijgende directe uitgaven uit te voeren; verzoekt de Commissie om het Europees Parlement hiervan op de hoogte te houden;

Naar een geïntegreerd kader van interne controles

25.  verheugt zich erover dat de Commissie met haar mededeling over het begrip aanvaardbaar foutenrisico (COM(2008)0866) de weg heeft geëffend voor een debat over het onderwerp en verzoekt haar verdere informatie dienaangaande te blijven verstrekken; steunt het voorstel om voor elke sector een aparte aanvaardbare foutendrempel vast te stellen, rekening houdend met de respectieve kenmerken en voorschriften; spoort de Commissie ertoe aan om terdege rekening te houden met de andere stappen die gezet moeten worden om het beheer van de EU-middelen te verbeteren (bijv. stroomlijning van de controlesystemen en toespitsing ervan op de kwaliteit van de uitgaven of vereenvoudiging van de wetgeving);

26.  acht het noodzakelijk dat de jaarlijkse overzichten die elke lidstaat aan de Commissie doet toekomen een solidere rechtsgrondslag krijgen dan momenteel het geval is (artikel 53 ter, lid 3, van Verordening (EG; Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (Financieel Reglement)); verlangt bijgevolg dat, in de context van de hervorming van het Financieel Reglement, in deze overzichten een gedetailleerde kwaliteitsanalyse wordt opgemaakt van de resultaten van de auditactiviteiten van elke lidstaat; acht het bovendien onontbeerlijk dat de Commissie voortgaat met het bevorderen van de „vertrouwenscontracten” met de lidstaten voor de structuurfondsen en tegelijk extra waarborgen probeert te krijgen wat de nationale controlestelsels betreft, door de banden met de onafhankelijke hoge controle-instanties aan te halen;

Meer transparantie en de bestrijding van fraude, corruptie en financiële misdrijven

27.  wijst erop dat het gevaar van onregelmatigheden, fraude en corruptie het grootst is in de sector overheidsopdrachten en dat deze onwettige praktijken de markt verstoren, leiden tot verhoging van de prijzen en tarieven die de consument betaalt voor goederen en diensten, en in de Europese Unie wantrouwen verbreiden; verzoekt de Commissie en de lidstaten de bestaande regels voor overheidsopdrachten aandachtig te bestuderen en voorstellen te doen voor verbetering ervan; erkent dat vooruitgang is geboekt en de transparantie inzake ontvangers van Europees geld is toegenomen en verzoekt de Commissie om een systeem te ontwikkelen om de lijsten van steunontvangers op een en dezelfde website bekend te maken, ongeacht de vraag wie de middelen beheert en met duidelijke en vergelijkbare informatie die alle lidstaten verstrekken in ten minste één werktaal van de Unie; verzoekt de Commissie bovendien om te garanderen dat alle lidstaten betrouwbare en homogene informatie over de ontvangers van Europese steun verstrekken, die moet worden opgenomen in het vroegtijdig waarschuwingssysteem en de centrale gegevensbank van uitsluitingen;

28.  verzoekt de Commissie al in een vroeg stadium overleg te plegen met en het advies in te winnen van de belanghebbenden, ook in het maatschappelijk middenveld, over alle aspecten van de instelling van een Europees openbaar ministerie voor de bestrijding van strafbare feiten die de financiële belangen van de Unie schaden, waarin is voorzien in artikel 86 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en om vaart te zetten achter het nemen van alle maatregelen die nodig zijn om dit ministerie in te stellen;

29.  dringt er met klem bij het Raadsvoorzitterschap op aan om de Commissie te machtigen met Andorra, Monaco en San Marino te onderhandelen over fraudebestrijdingovereenkomsten en deze overeenkomsten zo snel mogelijk af te ronden, en om met Zwitserland te onderhandelen over een nieuwe, verdergaande overeenkomst;

30.  benadrukt dat de actieve bescherming van de financiële belangen van de EU noopt tot een krachtiger bestrijding van financiële en economische misdrijven; roept de lidstaten op om volledig uitvoering te geven aan de desbetreffende instrumenten van de Unie, zoals de Overeenkomst inzake wederzijdse rechtshulp van 2000 en het Protocol inzake banktransacties daarvan, het Kaderbesluit inzake beslissingen tot confiscatie (2006/783/JBZ)(9) en het Kaderbesluit inzake geldelijke sancties (2005/214/JBZ)(10);

31.  verzoekt de Commissie een voorstel voor de wederzijdse erkenning van ontzettingen op te stellen, in het bijzonder voor financiële beroepen, zoals een verbod voor fraudeurs om op te treden als president-directeur;

32.  verzoekt de Commissie om een effectbeoordeling en een voorstel tot uitbreiding van het EU-acquis inzake gemeenschappelijke definities van delicten op het gebied van financiële en economische misdrijven op te stellen;

33.  is van mening dat de beëindiging van belastingontduiking en illegale activiteiten via offshore belastingparadijzen noodzakelijk is om de financiële belangen van de Unie te beschermen; verzoekt de Commissie te overwegen om ondernemingen die via offshore belastingparadijzen opereren te verbieden om zakelijke overeenkomsten met in de Europese Unie gevestigde ondernemingen te sluiten als hun offshore locatie eenzijdig de aanneming van samenwerkingsovereenkomsten met de Unie zal vertragen;

34.  wijst erop dat 78% van de burgers van de Unie vinden dat corruptie in hun land grote zorg wekt (Eurobarometer 2009); verzoekt de Commissie en de lidstaten zich ervoor in te zetten en de nodige middelen vrij te maken om te zorgen dat geen corruptie met EU-steun plaatsvindt, vaart te zetten achter de confiscatie van criminele vermogensbestanddelen in verband met fraude, belastingontduiking, witwassen van geld en daarmee samenhangende misdrijven, en duidelijke en transparante regels ten aanzien van politiekprominente personen toe te passen, zoals bepaald in de Derde richtlijn witwassen van geld (Richtlijn 2005/60/EG)(11); verzoekt de Commissie zo snel mogelijk indicatoren ter kwantificering van de inspanningen op het gebied van corruptiebestrijding te ontwikkelen, met bijzondere aandacht voor overheidsopdrachten, zoals is vastgelegd in het programma van Stockholm; pleit voor krachtiger samenwerking tussen de bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen, zodat vermogensbestanddelen doeltreffender kunnen worden geconfisqueerd; verzoekt de Commissie onverwijld maatregelen te nemen om een goed bestuur op fiscaal gebied te bevorderen, met name ten aanzien van belastingparadijzen, zoals bepleit in de resolutie van het Parlement ter zake van 10 februari 2010(12);

Activiteiten van OLAF

35.  spreekt zijn erkentelijkheid uit voor en zegt zijn steun toe aan de activiteit van OLAF en wijst erop dat OLAF volledig operationeel onafhankelijk moet zijn bij het verrichten van zijn taken, die het Parlement van essentieel belang acht voor de bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie en dus van haar burgers, evenals voor de bescherming van de reputatie van de Europese instellingen; acht het daarom noodzakelijk dat een strategie voor de menselijke hulpbronnen wordt uitgewerkt, die erop gericht is de kwaliteit van het personeel van OLAF op een hoog niveau te handhaven;

36.  is van mening dat OLAF bij zijn onderzoeken beter gebruik zou moeten maken van de werkzaamheden van de interne audit van de Commissie en niet in eerste instantie mag uitgaan van meldingen door ambtenaren of lidstaten; acht het evenzeer onontbeerlijk dat wordt nagegaan of en op welke manier bij de interne audit van de Commissie rekening wordt gehouden met de aanbevelingen van OLAF; dringt er daarom op aan dat OLAF in zijn volgende jaarverslagen hierover statistieken levert;

37.  ia van mening dat het werk van OLAF nog doeltreffender gemaakt kan worden door een correcte en gedetailleerde planning van de onderzoeken, door de aanneming van een ad hoc procedureverordening als bindend richtsnoer, door bevordering van het gebruik van de SMART-doelstellingen en de RACER-indicatoren voor de onderzoeken zelf, door een betere samenwerking en gegevenstransmissie tussen OLAF en de nationale gerechtelijke instanties al tijdens de eerste fase van het onderzoek, door snelle toepassing van het kerntakenbeleid en follow-upprocedures in de aanvangsfase van de onderzoeken van OLAF, waarbij kleine onregelmatigheden door andere diensten worden afgehandeld, terwijl de onderzoeken van OLAF zich kunnen richten op regelmatig voorkomende kleinschalige fraude die resulteert in grote bedragen door onregelmatigheden als gevolg van structurele problemen; verlangt bijgevolg dat OLAF in zijn volgend verslag ingaat op de in dat opzicht geboekte vooruitgang en aangeeft hoe daarmee rekening is gehouden in de toekomstige praktische handleiding van OLAF die binnenkort gepubliceerd zal worden;

38.  verzoekt de Commissie om OLAF actief te betrekken bij de onderhandelingen over alle samenwerkingsovereenkomsten met het oog op de bestrijding van fraude en de uitwisseling van informatie over fiscale aangelegenheden;

Relaties van OLAF met Europol en Eurojust

39.  stelt met tevredenheid vast dat OLAF en Eurojust concrete afspraken hebben gemaakt om de onderlinge coördinatie en samenwerking in de strijd tegen financiële fraude nog te verbeteren;

40.  spreekt eveneens zijn tevredenheid uit over de samenwerking tussen OLAF en Europol; geeft er zich rekenschap van dat dankzij de combinatie van de analytische middelen van Europol en de operationele ervaring van OLAF de lidstaten een efficiënte dienst kan worden verleend en dubbel werk kan worden vermeden; verzoekt OLAF in zijn volgende jaarverslag een overzicht te geven van de praktische gevolgen van de wijziging van het statuut van Europol per 1 januari 2010;

Samenwerking tussen OLAF en de lidstaten

41.  betreurt het dat bijlage 1 van het jaarverslag 2008 (SEC(2009)1002) betreffende de toepassing van artikel 280 van het Verdrag door de lidstaten enkele leemten vertoont, zowel met betrekking tot de manier waarop de lidstaten antwoorden op de vragenlijst van de Commissie, als met betrekking tot het soort vragen van de Commissie waar geen bruikbaar antwoord op wordt gegeven of die een lidstaat gemakkelijk kan ontwijken; verzoekt bijgevolg de Commissie de noodzaak te overwegen om deze vragenlijst in overleg met de nationale autoriteiten van de lidstaten te wijzigen om de procedure effectief en efficiënt te maken;

42.  verzoekt OLAF om in zijn komende verslag een gedetailleerde analyse op te nemen van de strategieën en maatregelen die elke lidstaat heeft genomen om fraude te bestrijden en onregelmatigheden bij de uitgaven van de Europese fondsen, onder meer als gevolg van corruptie, te voorkomen en te signaleren; is van mening dat bijzondere aandacht besteed moet worden aan de tenuitvoerlegging van de landbouw- en de structuurfondsen; is van mening dat in het verslag met 27 landenprofielen onderzocht moet worden welke aanpak de gerechtelijke en onderzoekinstanties in elk land hebben gevolgd, hoeveel controles zijn verricht en wat de kwaliteit ervan was, en hoeveel gevallen niet zijn gevolgd door een tenlastelegging door de nationale autoriteiten na een verslag van OLAF en waarom dat niet gebeurde; is bovendien van mening dat het verslag als uitgangspunt moet dienen voor een nadere bepaling van de strategie van OLAF en de prioriteiten die gevolgd moeten worden voor speciale onderzoeken,de ontplooiing van initiatieven „op maat” en de verbetering van de samenwerking met de lidstaten en van de doelmatigheid van OLAF en van de nationale controle-instanties;

43.  wijst erop dat de Europese wetgeving van de lidstaten eist dat zij alle onregelmatigheden melden uiterlijk twee maanden na het kwartaal waarin hierover een administratief of gerechtelijk vooronderzoek is verricht en/of nieuwe informatie over een gemelde onregelmatigheid bekend is geworden; verzoekt de lidstaten alles in het werk te stellen om de kloof die bestaat tussen de vaststelling en de bekendmaking van de onregelmatigheid te sluiten, onder meer door de nationale administratieve procedures te rationaliseren;

44.  verzoekt de Commissie om de procedure te hervatten voor de aanneming van de richtlijn inzake de strafrechtelijke bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen (2001/0115(COD)), die sinds 2002 door de Raad is geblokkeerd, en van de verordening betreffende wederzijdse administratieve bijstand ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap (2004/0172(COD)), die sinds 2005 door de Raad is geblokkeerd;

o
o   o

45.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie, de Europese Rekenkamer, het Comité van toezicht van OLAF en OLAF zelf.

(1)http://ec.europa.eu/anti_fraud/reports/olaf/2008/EN.pdf.
(2)http://ec.europa.eu/anti_fraud/reports/sup_comm/2008-2009/Activity-report_en.pdf.
(3)PB C 295 van 18.11.2008, blz. 1.
(4)PB C 269 van 10.11.2009, blz. 1.
(5)Aangenomen teksten, P7_TA(2009)0090.
(6)PB L 390 van 30.12.2006, blz. 1.
(7)PB L 355 van 15.12.2006, blz. 56.
(8)Verordening (EG) nr. 1975/2006 van de Commissie van 7 december 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling (PB L 368 van 23.12.2006, blz. 74).
(9)PB L 328 van 24.11.2006, blz. 59.
(10)PB L 76 van 22.3.2005, blz. 16.
(11)PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15.
(12)Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0020.

Juridische mededeling - Privacybeleid