Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2009/2238(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0207/2010

Ingediende teksten :

A7-0207/2010

Debatten :

PV 08/07/2010 - 5
CRE 08/07/2010 - 5

Stemmingen :

PV 08/07/2010 - 6.9
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2010)0287

Aangenomen teksten
PDF 173kWORD 77k
Donderdag 8 juli 2010 - Straatsburg
Regeling inzake de invoer van visserij- en aquacultuurproducten in de EU in het licht van de hervorming van het GLB
P7_TA(2010)0287A7-0207/2010

Resolutie van het Europees Parlement van 8 juli 2010 over de regeling inzake de invoer van visserij- en aquacultuurproducten in de EU in het licht van de hervorming van het GVB (2009/2238(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien het Verdrag van 10 december 1982 van de Verenigde Naties over het zeerecht,

–  gezien de overeenkomst van 4 augustus 1995 tot uitvoering van het Verdrag van 10 december 1982 van de Verenigde Naties over het zeerecht, meer in het bijzonder voor instandhouding en beheer van transzonale en sterk migrerende visbestanden (de „overeenkomst van New York”),

–  gezien de gedragscode voor verantwoordelijke bevissing van de FAO, goedgekeurd op 31 oktober 1995,

–  gezien de slotverklaring van de wereldtopconferentie over duurzame ontwikkeling van 26 augustus t/m 4 september 2002 in Johannesburg,

–  gezien verordening (EG) nr. 2371/2002 van 20 december 2002 van de Raad inzake de instandhouding en duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid(1),

–  gezien Verordening (EG) nr. 104/2000 van 17 december 1999 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur(2),

–  onder verwijzing naar zijn resolutie van 12 december 2007 over de gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en producten van de aquacultuur(3),

–  gezien Verordening (EG) nr. 1005/2008 van 29 september 2008 van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen(4),

–  gezien Verordening (EG) nr. 66/2010 van 25 november 2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de EU-milieukeur(5),

–  gezien het Groenboek van de Commissie onder de titel „Hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid” (COM(2009)0163),

–  onder verwijzing naar zijn resolutie van 25 februari 2010 over het groenboek over de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid(6),

–  gezien de mededeling van de Commissie „Bouwen aan een duurzame toekomst voor de aquacultuur − Een nieuw elan voor de strategie voor een duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur” (COM(2009)0162),

–  onder verwijzing naar zijn resolutie van 17 juni 2010 over een nieuw elan voor de strategie voor duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur(7),

–  gezien de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie van 15 april 1994,

–  gezien de verklaring van Doha van 14 november 2001 van de ministers van de Wereldhandelsorganisatie,

–  gezien de mededeling van de Commissie „Europa als wereldspeler − wereldwijd concurreren” (COM(2006)0567),

–  onder verwijzing naar zijn resolutie van 7 mei 2009 over de nieuwe rol en bevoegdheden van het Europees Parlement bij de tenuitvoerlegging van het Verdrag van Lissabon(8),

–  gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

–  gelet op artikel 48 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie visserij en het advies van de Commissie internationale handel (A7-0207/2010),

A.  overwegende dat de visserij- en de aquacultuursector van strategisch belang zijn voor de bevoorrading van de bevolking en voor een evenwichtige voeding, zowel in de verschillende lidstaten als in de Europese Unie als geheel, en dat deze sectoren een aanzienlijke bijdrage leveren tot de sociale en economische welvaart van de kustgemeenschappen, de ontwikkeling op lokaal niveau, de werkgelegenheid en de instandhouding van culturele tradities,

B.  overwegende dat vis een natuurlijke rijkdom is die, bij goed beheer, hernieuwbaar kan zijn en in de EU en wereldwijd in voedsel en banen kan voorzien, en die moet worden ondersteund teneinde uitputting van de visbestanden en de daaruit voortvloeiende problemen voor kustgemeenschappen binnen en buiten de EU te voorkomen; in dit verband overwegende dat een beter, doeltreffend visserijbeheer noodzakelijk is, en dat in het kader daarvan ook moet worden gekeken naar de gevolgen van internationale handel voor visbestanden wereldwijd,

C.  gezien de omvangrijke hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid, die de Commissie met haar groenboek van 22 april 2009 aangevat heeft, om de meeste aspecten van de beleidsvoering aan herziening te onderwerpen,

D.  gezien de nieuwe strategie voor duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur, die de Commissie in haar mededeling van 8 april 2009 omschrijft (COM(2009)0162),

E.  overwegende dat tijdens de Wereldtop inzake duurzame ontwikkeling in 2002 in Johannesburg specifieke streefdoelen voor het visserijbeheer zijn opgesteld, zoals het terugbrengen van de exploitatie van de visbestanden tot een niveau dat verenigbaar is met de maximale duurzame opbrengst (MDO) tegen 2015,

F.  overwegende dat de Europese productie van visserij- en aquacultuurproducten de laatste 10 jaar met ongeveer 30% teruggelopen is,

G.  overwegende dat de terugloop ook te maken heeft met de achteruitgang van de zeerijkdommen in de Europese wateren en de maatregelen die – terecht – zijn ingevoerd om in het kader van het GVB bevissing te beperken en voor duurzaam beheer van de bestanden te zorgen, zowel binnen als buiten de territoriale wateren van de EU, met name waar EU-visserij plaatsvindt op basis van partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied,

H.  overwegende dat de Europese visvangst minder dan 6% van de totale vangst over heel de wereld vertegenwoordigt,

I.  overwegende, zelfs als het Groenboek over de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid de zienswijze op lange termijn weergeeft – namelijk een mogelijke kering in de tendens tot teruglopende vangst – dat de radicale maatregelen die in overweging genomen worden om de rijkdommen gelegenheid te geven om zich te herstellen (geringere capaciteit van de vloten, dwingender beheersmaatregelen, verscherpte controle, enz.), de tendens op korte en middellange termijn alleen maar kunnen versterken,

J.  overwegende voorts dat, ondanks de nieuwe strategie die over dit onderwerp is opgesteld, de vele beperkingen voor de ontwikkeling van de communautaire aquacultuurproductie van dien aard zijn dat het onwaarschijnlijk is dat de ontwikkeling van deze sector op korte en middellange termijn de trendmatige daling van de productie in de winningsindustrie in belangrijke mate kan compenseren,

K.  overwegende dat in verband hiermee de Europese productie extra gestimuleerd moet worden, met name in de nieuwe lidstaten van de EU met bewezen potentieel op het gebied van aquacultuurproductie,

L.  overwegende dat van de andere kant de vraag naar visserij- en aquacultuurproducten in de Europese Unie over het algemeen stijgt, met een bijzonder sterke dynamiek op de markt van de nieuwe lidstaten van Midden- en Oost-Europa, en dat er de eerstvolgende 20 jaar onder invloed van verschillende factoren een aanhoudende toename van het verbruik te verwachten is,

M.  overwegende dat de Europese Unie nu al de grootste markt voor visserij- en aquacultuurproducten ter wereld is (12 miljoen ton en 55 miljoen EUR waard in 2007), vóór Japan en de Verenigde Staten, dat hij sterk van invoer uit derde landen afhankelijk is, die 60% van de behoeften vertegenwoordigt, en dat die afhankelijkheid normalerwijze nog moet toenemen,

N.  overwegende dat de invoer van visserij- en aquacultuuroproducten in de Europese Unie en de omstandigheden waaronder de invoer plaatsvindt, dus ook een centrale kwestie in elke ontleding van haar beleidsvoering voor visvangst en aquacultuur vormen en in de lopende hervormingen zeer bijzondere aandacht verdienen,

O.  overwegende dat de kwestie in al haar aspecten bekeken moet worden : commerciële overwegingen, sociale en milieuproblemen, en kwaliteit,

P.  overwegende dat niet-selectieve visserij en het teruggooien van grote hoeveelheden vis bij bepaalde vormen van visserij die naar de EU-markten exporteren, betekenen dat aanzienlijke hoeveelheden vis die geschikt zou zijn voor consumptie, verloren gaan,

Q.  overwegende dat het denkwerk vooral over de gemeenschappelijke ordening van de markten (gmo) voor visserij- en aquacultuurproducten moet gaan, waarvoor de huidige regelgeving in verschillende opzichten achterhaald is en dringende herziening vergt,

R.  overwegende dat in het kader van dit denkwerk ook kritisch moet worden gekeken naar het gemeenschappelijk handelsbeleid zoals dat tot dusver op deze specifieke sector wordt toegepast, alsmede naar de onderlinge samenhang van de besluiten die in dit verband worden genomen, met behoud van een levensvatbare en verantwoordelijke Europese visvangst,

S.  overwegende dat visserij- en aquacultuurproducten in het gemeenschappelijk douanetarief theoretisch weliswaar nog een douanebescherming genieten die iets boven het gemiddelde van producten buiten de landbouw ligt, maar dat die bescherming in de praktijk aanzienlijk beperkt wordt door verschillende vrijstellings- en verminderingsregelingen, al dan niet in overeenkomsten vastgelegd, die maken dat invoer waar daadwerkelijk mbn-rechten op geheven worden (meest begunstigde natie : toepasbaar tenzij uitdrukkelijk anders bepaald), ongeveer 5% van het totaal vertegenwoordigt,

T.  overwegende dat de politiek om EU-markten open te stellen voor visserij- en aquacultuurproducten voor invoer naar verwachting voortgezet wordt, zowel op multilateraal vlak in de onderhandelingen bij de Wereldhandelsorganisatie - meer in het bijzonder de afdeling-Nama (toegang tot de markt voor andere als landbouwproducten) in de cyclus van Doha - als in een reeks preferentiële onderhandelingen die met verschillende soorten handelspartners in Azië, Latijns Amerika, Noord-Amerika, het bekken van de Middellandse zee en verschillende groepen ACS-landen aan de gang zijn,

U.  overwegende dat de afsluiting van de afdeling-Nama in de cyclus van Doha aan de hand van de zgn. „Zwitserse formule” met coëfficiënt 8, zoals op het ogenblik overwogen, tot gevolg zou hebben dat het maximum douanerecht dat de Europese Unie op visserij- en aquacultuurproducten kan heffen, van 26 tot ongeveer 6%, en het gemiddeld tarief van 12 tot ongeveer 5% teruggebracht wordt,

V.  overwegende dat een besluit in die zin − behalve dat het de beschermende werking van de tarieven die er nog zijn, bijna volledig zou opheffen − de preferenties voor de ontwikkelingslanden die al toegekend zijn of waar momenteel over onderhandeld wordt, elke betekenis zou ontnemen door ze sterk uit te hollen, en de grondslagen zelf van de procedures van de Wereldhandelsorganisatie ondergraaft door veranderlijke toegang tot de markt van de Gemeenschap volgens de behoeften van de Europese verwerkende industrie voor visserij- en aquacultuurproducten mogelijk te maken (met opschortingen en contingentering van tarieven),

W.  overwegende dat de EU-eis van coherentie tussen haar doelstellingen voor ontwikkelingsbeleid (uitbannen van armoede, ontwikkeling van duurzame lokale visserij) en haar handelsbeleid impliceert dat ontwikkelingslanden zouden moeten worden gestimuleerd om visserijproducten met een grotere toegevoegde waarde te exporteren, op voorwaarde dat de vis afkomstig is van goed beheerde en duurzame visserijmethoden en voldoet aan de noodzakelijke sanitaire voorwaarden,

X.  tevens overwegende dat er de laatste jaren bij de onderhandelaars van de Europese Unie in handelsaangelegenheden een neiging vast te stellen is om gemakkelijker afwijkingen van de preferentiële herkomstregels toe te staan die traditioneel op visserij- en aquacultuurproducten van toepassing zijn, zowel voor het ruw product (criterium: scheepstatuut) als voor het verwerkt product (mogelijkheid om preferentiële herkomst te behouden ondanks gebruik van grondstoffen van andere oorsprong),

Y.  overwegende dat een onderzoek van de FAO heeft laten zien dat, zelfs als internationale handel in visproducten kan leiden tot een verhoogde voedselzekerheid in ontwikkelingslanden, deze ook heeft geleid tot een toename van de visserij voor de exportmarkt, wat tot een verergering van de uitputting van bestanden kan leiden, daarbij wijzend op de noodzaak om ervoor te zorgen dat visserijbedrijven goed worden geleid en gecontroleerd om uitputting van bestanden te voorkomen,

Z.  gezien de gedeeltelijk uiteenlopende belangen van Europese producenten van visserij- en aquacultuurproducten (vissers en industriële viskwekerijen), de verwerkende nijverheid, afzet, importeurs en verbruikers, die de beleidsvoering op Europees niveau op een doelmatige en evenwichtige manier moet zien overeen te brengen,

AA.  overwegende dat het noodzakelijk is om voor de communautaire producenten (vissers en aquacultuurproducenten) voldoende afzetmogelijkheden te creëren, zodat zij hun producten kunnen verkopen tegen voldoende lonende prijzen, daarbij rekening houdend met de kosten, de beperkingen en de diverse risico's die aan hun activiteit verbonden zijn,

AB.  overwegende dat het noodzakelijk is om aan de verwerkende bedrijven in de Gemeenschap te garanderen dat er het hele jaar door, in voldoende hoeveelheden en tegen stabiele prijzen grondstoffen van homogene kwaliteit beschikbaar zijn,

AC.  overwegende dat het noodzakelijk is om te voldoen aan de vraag van de consumenten in de Gemeenschap naar producten van hoge kwaliteit tegen concurrerende prijzen, alsook om rekening te houden met hun toenemende behoefte aan informatie over de kenmerken, de oorsprong en de omstandigheden waaronder deze producten zijn gevangen of geproduceerd,

AD.  gezien de uiteenlopende weerslag van invoer op de markt van de Gemeenschap naar gelang van de soort, de verwerkingsgraad van het product en de afzetkanalen,

AE.  overwegende dat het feit dat de prijzen van de eerste verkoop onder druk komen te staan door de concurrentie van ingevoerde producten ernstigere gevolgen lijkt te hebben voor vissoorten voor industrieel gebruik (bestemd voor de verwerkende industrie) dan voor niet-industriële soorten,

Algemene overwegingen

1.  betreurt dat het Groenboek over de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid niet meer dan een paar regels aan de invoer besteedt en het belang van gedegen behandeling van de kwestie voor de geloofwaardigheid en het welslagen van de hervorming klaarblijkelijk onderschat;

2.  stelt vast dat de openlegging van de markt van de Gemeenschap voor ingevoerde visserij- en aquacultuurproducten al ver gevorderd is, als gevolg van het handelsbeleid dat de Europese Unie de laatste 20 jaar gevoerd heeft;

3.  stelt vast dat de productie van de Gemeenschap aan visserij- en aquacultuurproducten duidelijk ontoereikend is om aan de behoeften van de verwerkende industrie en de toenemende vraag van de verbruikers tegemoet te komen, en ontoereikend zal blijven; erkent bijgevolg de noodzaak om verantwoordelijke consumptie te bevorderen, gebaseerd op kwaliteit en duurzaamheid en niet op kwantiteit, de noodzaak om visserijbeheer te versterken ten einde herstel van bestanden te bevorderen en het feit dat invoer in de bevoorrading van de Europese markt een belangrijke rol zal blijven vervullen;

4.  erkent dat er een bovengrens is aan de hoeveelheid vis die op een duurzame basis kan worden gevangen, hetzij voor menselijke consumptie, hetzij voor industriële doeleinden, wat betekent dat de aanvoer van vis naar de EU-markt niet oneindig kan blijven stijgen;

5.  stelt niettemin met nadruk dat handhaving van voor het milieu duurzame en economisch levensvatbare visvangst en aquacultuur in de Europese Unie absoluut noodzakelijk is, ook in ambachtelijke vorm en evenwichtig over de kustgebieden verdeeld, om de culturele identiteit van de kuststreken te helpen bewaren, werkgelegenheid over de volledige lengte van de vangst- en verwerkingsketen te verschaffen en voor betrouwbare en kwaliteitsvolle levensmiddelen te zorgen, wat impliceert dat vissers een eerlijke prijs voor hun product krijgen; benadrukt daarnaast dat werknemers in de visserijsector moeten werken onder redelijke omstandigheden en in overeenstemming met de IAO-verdragen inzake het arbeidsmilieu;

6.  merkt op dat de huidige exportmogelijkheden voor de gemeenschappelijke markt van visserij- en aquacultuurproducten onder bepaalde omstandigheden een negatief effect kunnen hebben op de lokale economie van sommige regio's, zoals de ultraperifere regio's, voor wat betreft de verkoop van hun lokale producten;

Specifieke overwegingen
Handels- en douanebeleid

7.  is van mening dat de EU, als grootste importeur van visserijproducten ter wereld, met andere landen die op grote schaal vis importeren de politieke verantwoordelijkheid deelt om ervoor te zorgen dat de WTO-handelsvoorschriften in overeenstemming zijn met de strengst mogelijke wereldwijde normen voor visserijbeheer en -behoud; roept de Commissie in dit verband op ervoor te zorgen dat de criteria voor eerlijke, transparante en duurzame handel in vis worden aangescherpt in de bilaterale en multilaterale handelsovereenkomsten van de EU;

8.  meent dat redelijke tolbescherming een belangrijk en rechtmatig beleidsmiddel in handen van de politieke leiding is en moet blijven om de invoer te reglementeren; herinnert eraan dat een tolbescherming erga omnes de preferenties tot hun recht laat komen die de EU aan bepaalde landen, met name ontwikkelingslanden, verleent; herinnert eraan dat afschaffing van deze bescherming de landen met preferenties alle voordelen zou ontnemen die zij momenteel genieten; herinnert er ook aan dat de tolbescherming moduleerbaar is en dat dit nuttig is, aangezien de EU de bescherming kan opschorten, wanneer de communautaire productie van grondstoffen onvoldoende is om de verwerkende industrie van de EU op toereikende wijze van grondstoffen te voorzien;

9.  wijst bijgevolg de zienswijze van de hand die met het huidig handelsbeleid verdedigd wordt, namelijk een onafwendbare verdwijning van elke vorm van tolbescherming voor visserij- en aquacultuurproducten, zodat er de producenten van de Gemeenschap – vissers, industriële viskwekerijen en verwerkende bedrijven – geen andere keuze zou blijven als er zich bij neer te leggen;

10.  meent dat visvangst en aquacultuur zoals de landbouw strategische sectoren zijn, multifunctioneel, die afhankelijk zijn van behoud en duurzame ontginning van natuurlijke rijkdommen, in bepaalde onderdelen zeer kwetsbaar, en die zich slecht tot een loutere benadering volgens vrijhandelsprincipes lenen, die van vrij samenspel van de relatieve voordelen uitgaan;

11.  betreurt dat de handelsbesprekingen over visserij- en aquacultuurproducten in tegenstelling met die over landbouwproducten, die door de landbouwcommissaris geleid worden, als onderhandelingen over producten buiten de landbouw beschouwd worden, zodat ze onder de bevoegdheid van de handelscommissaris vallen, waarvoor ze dikwijls niet meer dan een sluitpost in een ruimere problematiek vormen;

12.  vraagt om de bevoegdheid voor handelsbesprekingen over visserij- en aquacultuurproducten van de handelscommissaris aan die voor zeevaart en visvangst over te dragen;

13.  vraagt dat door middel van een serie onderzoeken en raadplegingen een heldere en globale visie op de communautaire markt van visserij- en aquacultuurproducten wordt ontwikkeld (soort per soort), alsmede op de verwachte ontwikkeling van de vraag en de communautaire productie en de afzetkanalen die naar verwachting voor deze productie behouden blijven bij eerlijke concurrentievoorwaarden;

14.  vraagt de Commissie ook zich in te spannen voor een betrouwbaardere en preciezere evaluatie van de impact van de import van visserij- en aquacultuurproducten op de communautaire markt, met name wat prijzen betreft, en te werken aan de invoering van een systeem voor de verzameling en uitwisseling van gegevens, om deze evaluatie te vergemakkelijken;

15.  eist dat visserij- en aquacultuurproducten voor de toepassing van de zgn. „Zwitserse formule” in de onderhandelingen over producten buiten de landbouw in de cyclus van Doha bij de Wereldhandelsorganisatie als kwetsbare producten beschouwd worden, om gelijkschakeling van de tolbescherming te voorkomen die een aantal van die producten in het gemeenschappelijk douanetarief nog genieten, en daarmee de waarde van de preferenties die bepaalde handelspartners toegekend worden, en de doeltreffendheid van de procedures van de Wereldhandelsorganisatie te handhaven;

16.  herinnert eraan dat volgens par. 47 van de ministeriële verklaring van Doha van 14 november 2001 de onderhandelingen in de lopende cyclus van het princiep van één enkele verbintenis over het geheel uitgaan, en dat het de Europese Unie vrijstaat, zolang als de cyclus niet in zijn geheel afgesloten is, om haar standpunt in bepaalde onderdelen van de cyclus te herzien;

17.  spoort de onderhandelaars van de Gemeenschap bij de Wereldhandelsorganisatie ook aan om deelname van de Europese Unie in ook maar enig initiatief tot multilaterale liberalisering van de sector visserij- en aquacultuurproducten onvoorwaardelijk van de hand te blijven wijzen;

18.  verzoekt de Commissie te eisen dat de eventuele sluiting van een overeenkomst over subsidies in de visserijsector, waarover in het kader van de Wereldhandelsorganisatie onderhandelingen worden gevoerd, met name wat maatregelen voor de regulering van de markt betreft, voor de Europese producenten geen situatie met zich meebrengt waar zij een concurrentienadeel ten opzichte van de leveranciers van derde landen lijden; heeft principiële bezwaren tegen de eventuele afzonderlijke en voortijdige inwerkingtreding („vroege oogst”) van een dergelijke overeenkomst en benadrukt dat deze onlosmakelijk verbonden moet blijven met de andere onderdelen van de Doha-ronde;

19.  vraagt de onderhandelaars van de Gemeenschap bij bilaterale en regionale onderhandelingen om stelselmatiger daadwerkelijke tegenprestaties voor de handelsvoordelen te vragen die derde landen voor de invoer van visserij- en aquacultuurproducten krijgen, en met vastberadenheid alle actieve belangen van de Europese Unie in de visvangst te verdedigen;

20.  benadrukt dat de Europese Unie het toezicht op de handelspreferenties moet behouden die ze een aantal partnerlanden toekent, door toepassing van strikte herkomstregels te eisen die van het principe van „geheel verkregen” producten uitgaan; maant in het geval van onbewerkte producten, bij eventueel soepeler aanwending van de traditionele criteria voor het statuut van de schepen, tot omzichtigheid aan, en eist dat elke nieuwe aanvraag tot afwijking voor afgewerkte producten van de hand gewezen wordt; meent dat de zgn. „no drawback”-regel systematisch toe te passen is en dat de mogelijkheden tot cumulatie van oorsprongsregels beperkt moeten worden;

21.  verzoekt de Commissie met aandrang om de analyse van de impact van de door de EU aan bepaalde landen verleende tariefpreferenties op de visserij- en aquacultuursector kwantitatief en kwalitatief te verbeteren, met name wat de rendabiliteit van de bedrijven en de werkgelegenheid betreft, zowel in de EU als in de begunstigde landen, met name de ACS-landen; dringt er eveneens op aan dat deze analysen naar behoren gekwantificeerde resultaten zouden opleveren en dat er in het bijzonder rekening wordt gehouden met de gevoelige vissoorten;

22.  herinnert aan de mogelijkheid voor de communautaire industrie om gebruik te maken van handelsbeschermingsinstrumenten van de EU in geval van dumping, subsidiëring of massale en plotselinge toename van de invoer van bepaalde categorieën visserij- en aquacultuurproducten;

Milieu, sociale overwegingen, gezondheid en kwaliteit

23.  meent dat het één van de essentiële doelstellingen van het beleid van de Gemeenschap tegenover de invoer van visserij- en aquacultuurproducten moet zijn om te zorgen dat invoerproducten in alle opzichten aan dezelfde vereisten beantwoorden die ook voor producten van de Gemeenschap gelden; is van mening dat die doelstelling aan de fundamentele bezorgdheid om rechtvaardigheid, samenhang en doeltreffendheid van de maatregelen beantwoordt die momenteel in de sector van toepassing zijn of naar aanleiding van de hervorming in overweging genomen worden; stelt daarnaast dat de naleving van EU-vereisten door derde landen zal bijdragen aan het creëren van gelijke concurrentievoorwaarden tussen de productie in de EU en de productie in derde landen ten gevolge van het feit dat de kosten voor derde landen zullen toenemen, doordat zij vis produceren in overeenstemming met EU-normen;

24.  vreest dat de enorme toevloed van visserij- en aquacultuurproducten op de gemeenschappelijke markt uit derde landen het koopgedrag van de consument kan beïnvloeden;

25.  meent dat ruimere inspanningen van de Europese Unie in het gemeenschappelijk visserijbeleid voor behoud van de bestanden en duurzame visvangst niet verenigbaar zijn met de import van visserij- en aquacultuurproducten afkomstig uit landen die hun visserijinspanningen intensiveren zonder zorg voor de duurzaamheid daarvan en die alleen oog hebben voor de directe opbrengst;

26.  onderstreept het feit dat het communautaire beleid inzake de instandhouding van de bestanden ertoe bijdraagt, met name door middel van de terugwinnings- en beheersplannen, dat de import van visserij- en aquacultuurproducten uit derde landen wordt bevoordeeld en dat deze de plaats kan innemen, vaak op onomkeerbare wijze, van de communautaire productie; vraagt de Commissie hier bij de uitwerking van de plannen in kwestie naar behoren rekening mee te houden;

27.  meent dat ruimere inspanningen van de Europese Unie in het gemeenschappelijk visserijbeleid voor behoud van de bestanden en duurzame visvangst vergezeld moeten gaan van de wil om ervoor te zorgen dat de landen waar haar invoer van visserij- en aquacultuurproducten vandaan komt, dezelfde discipline in acht nemen;

28.  verheugt zich over de recente inwerkingtreding van regelgeving tegen illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij, die keuring van alle producten oplegt die op de markt van de Gemeenschap aangeboden worden; beveelt strenge en doeltreffende toepassing van deze regelgeving aan, maar erkent tegelijkertijd dat veel ontwikkelingslanden behoefte aan ondersteuning bij de juiste uitvoering van de regelgeving en de bestrijding van illegale visserij hebben; herinnert er evenwel aan dat het hier om een minimumvereiste gaat, die op zich niet voldoende is om de duurzame visvangst veilig te stellen waar de bewuste producten uit voortkomen;

29.  is van mening dat er, naast de toepassing van de communautaire regelgeving inzake IOO-visserij, striktere controle moet plaatsvinden verderop in het proces van afzet van dit soort vis, vooral door middel van strengere rekeningcontroles bij de lidstaten en bedrijven die worden verdacht van het aanleggen van voorraden van producten afkomstig uit illegale visserij;

30.  vraagt de Europese Commissie om van alle beleidsmiddelen gebruik te maken die haar ter beschikking staan om te zorgen dat de voornaamste landen die visserij- en aquacultuurproducten naar de Europese Unie uitvoeren, hun verbintenissen nakomen die ze in Johannesburg aangegaan zijn en de strenge beleidsvormen voor behoud van de rijkdommen in acht nemen ; beveelt haar aan om bij alle geëigende instanties met de bewuste landen samen te werken, meer in het bijzonder in de regionale beheersorganisaties voor de visserij;

31.  begrijpt anderzijds dat de Europese Unie haar verbintenissen kracht wil bijzetten en zich ervan wil vergewissen dat alle producten die naar de Europese Unie worden uitgevoerd, zonder uitzondering, uit landen komen die de voornaamste internationale overeenkomsten op het gebied van het zeerecht geratificeerd hebben, met name het zeerechtverdrag van de VN (UNCLOS) en het Verdrag over de instandhouding en het beheer van transzonale en sterk migrerende visbestanden, en dat zij verdragsluitende partij zijn van de respectievelijke regionale organisaties voor visserijbeheer indien de uitgevoerde producten afkomstig zijn uit door een van deze organisaties gereglementeerde wateren;

32.  beveelt haar aan om bij alle geëigende instanties met de bewuste landen samen te werken, meer in het bijzonder in de regionale beheersorganisaties voor de visserij;

33.  wijst met nadruk op de ernstige handicaps waar vissers, aquacultuurbedrijven en verwerkende nijverheid van de Gemeenschap mee te kampen hebben, tegen de concurrentie van derde landen in waar de arbeidskosten veel lager liggen en de sociale regelgeving minder veeleisend is;

34.  meent dat het probleem van sociale dumping, dat zich ook in een heel aantal andere onderdelen van de economie voordoet, bijzonder scherp in de visvangst en aquacultuur te voorschijn komt, meer in het bijzonder in de verwerkende activiteiten, die zeer arbeidsintensief zijn;

35.  vraagt de Commissie om alle beleidsmiddelen die haar ter beschikking staan aan te wenden om er op zijn minst voor te zorgen dat de voornaamste landen die visserij- en aquacultuurproducten naar de Europese Unie uitvoeren, de acht overeenkomsten van de Internationale Arbeidsorganisatie over de grondrechten van de arbeid in acht nemen; eist dat alle handelspreferenties voor visserij- en aquacultuurproducten die de Europese Unie verleent, van strikte vervulling van dwingende, zowel milieutechnische als sociale eisen uitgerust worden, en vraagt ook dat de afgesloten overeenkomsten in die zin geloofwaardige werkwijzen voor toezicht op de aangegane verbintenissen, en opschorting of gewoonweg intrekking van de preferenties in geval van overtreding bevatten; vraagt, wat de ontwikkelingslanden betreft, de uitvoering van programma's die speciaal zijn ontworpen voor de verstrekking van technische steun, en financiële steun indien nodig, om de landen in kwestie te helpen om hun sociale en milieuverplichtingen na te komen;

36.  wijst met nadruk op het belang van strenge toepassing van de Europese wetgeving op gezondheidsnormen en –inspectie in al haar aspecten (voedselveiligheid, naspeurbaarheid, preventie) op ingevoerde visserij- en aquacultuurproducten, met inbegrip van diervoeder en grondstoffen voor diervoeder, aangezien dit essentiële aspecten zijn voor de bescherming van consumenten; dringt er in die zin bij de Commissie op aan om haar controleprogramma in derde landen te verbeteren door de missies van het Voedsel- en Veterinair Bureau (FVO) te verfijnen, hoofdzakelijk door het aantal gecontroleerde inrichtingen bij elke missie te verhogen ten einde resultaten te verkrijgen die beter stroken met de realiteit van het derde land;

37.  roept bij de toepassing van de wetgeving en goedkeuring van lijsten van landen en instellingen die toestemming krijgen om visserij- en aquacultuurproducten naar de Europese Unie uit te voeren, tot de grootst mogelijke omzichtigheid in de erkenning van de vereisten van bepaalde derde landen als gelijkwaardig met die van de EU op; is van mening dat DG SANCO bepaalde vaartuigen of verwerkingsbedrijven van deze lijsten moet kunnen verwijderen, wanneer deze niet aan de minimumnormen voldoen;

38.  roept tot uiterste waakzaamheid tegenover producten van nieuwe en bijzonder intensieve vormen van aquacultuur op die in bepaalde delen van de wereld in gebruik zijn, en tot kritisch onderzoek van de technieken en procedés om de productiviteit van de bewuste bedrijven te verhogen, en hun mogelijke weerslag op de gezondheid alsmede hun lokale effect op samenleving en milieu;

39.  eist dat de controles die op alle niveaus plaatsvinden, vooral de effectief geharmoniseerde en transparante grenscontroles, een degelijkheid en frequentie te zien geven die in verhouding tot de mogelijke gevaren van de bewuste producten staan, naargelang van hun aard en oorsprong; vraagt de lidstaten om voor de controles alle nodige financiële en menselijke middelen in te zetten;

Hervorming van de gemeenschappelijke marktordening

40.  herinnert aan zijn verschillende resoluties in de loop van de zesde legislatuur, die de Commissie vragen om dringend tot verregaande herziening van de gmo voor visserijproducten over te gaan, zodat ze beter de inkomens in de sector, de stabiliteit van de markt, de afzet van visserijproducten en hogere toegevoegde waarde helpt verzekeren; betreurt de vertraging die inmiddels opgelopen is; verwijst voor de vraag volgens welke grote lijnen de hervorming moet verlopen, naar bovengenoemde resoluties;

41.  stelt met grote nadruk dat de nieuwe werkwijzen die daarbij ingevoerd worden, absoluut het onontkoombaar gegeven van de scherpe concurrentie van goedkope invoerproducten afkomstig van praktijken die schadelijk zijn voor het milieu of neerkomen op een vorm van sociale dumping, in aanmerking moeten nemen en minstens de normale afzet van de productie van de Gemeenschap tegen voldoende lonende prijzen moeten zien te waarborgen;

Informatie van de consument

42.  spreekt zijn overtuiging uit dat de Europese verbruikers dikwijls andere keuzen zouden maken als ze beter ingelicht zouden zijn over de juiste aard, geografische oorsprong en productie-, vangst- en kwaliteitsomstandigheden van de producten die hun te koop aangeboden worden;

43.  onderstreept dat er dringend keuringscriteria en een etikettering voor de kwaliteit en naspeurbaarheid van Europese visserij- en aquacultuurproducten moeten komen die streng en doorzichtig zijn, en dat er voor die groep producten zo spoedig mogelijk een speciaal Europees ecokeurmerk ontworpen moet worden om paal en perk aan de ongecontroleerde woekering van keuringssystemen op privé-initiatief te stellen;

44.  vindt dat ecologische keuring en etikettering van visserij- en aquacultuurproducten voor de consument een transparant, simpel te begrijpen proces moet zijn dat zonder uitzondering voor de hele keten toegankelijk is, mits de criteria die de basis voor de toekenning zijn nauwgezet worden nageleefd;

Aquacultuur

45.  wijst met nadruk op het toenemend aandeel van aquacultuurproducten in de invoer van visserij- en aquacultuurproducten in de Europese Unie;

46.  schrijft dat gegeven aan de aanzienlijke uitbreiding van de aquacultuur in bepaalde delen van de wereld in de loop van de tien laatste jaren toe, terwijl de aquacultuur van de Gemeenschap, die nog maar 2% van de wereldproductie vertegenwoordigt, een periode van stilstand te zien gegeven heeft;

47.  merkt op dat er in de gewoonten van de consument en in de vraag van de Europese distributiebedrijven belangrijke substitutie-effecten bestaan tussen verse producten uit de Gemeenschap en bepaalde soorten ingevoerde aquacultuurproducten;

48.  meent dat een krachtdadige beleidsvoering van steunverlening voor de ontwikkeling van duurzame aquacultuur, met een verminderd milieueffect, in de Gemeenschap één van de centrale middelen vormt om ze minder afhankelijk van invoer van visserij- en aquacultuurproducten te maken, de economische activiteit in de Europese Unie zelf te stimuleren, en aan de sterk toenemende vraag met een rijker en verscheidener aanbod tegemoet te komen; benadrukt in dit verband de noodzaak van geïntensifieerde aandacht voor onderzoek naar en ontwikkeling van Europese aquacultuurproducten;

49.  verwijst daarvoor naar zijn resolutie van 17 juni 2010 over een nieuw elan voor de strategie voor duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur;

50.  verzoekt de Commissie en de lidstaten bij hun voorstellen en besluiten inzake de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid naar behoren rekening te houden met de belangrijkste aanbevelingen in dit verslag;

o
o   o

51.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.
(2) PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22.
(3) PB C 323 E van 18.12.2008, blz. 271.
(4) PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1.
(5) PB L 27 van 30.1.2010, blz. 1.
(6) Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0039.
(7) Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0243.
(8) Aangenomen teksten, P6_TA(2009)0373.

Juridische mededeling - Privacybeleid