Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2010/2078(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0314/2010

Ingediende teksten :

A7-0314/2010

Debatten :

PV 22/11/2010 - 13
CRE 22/11/2010 - 13

Stemmingen :

PV 23/11/2010 - 6.16
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2010)0418

Aangenomen teksten
PDF 137kWORD 54k
Dinsdag 23 november 2010 - Straatsburg
Jaarverslag 2009 van de ECB voor 2009
P7_TA(2010)0418A7-0314/2010

Resolutie van het Europees Parlement van 23 november 2010 over het jaarverslag 2009 van de Europese Centrale Bank (2010/2078(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien het jaarverslag 2009 van de Europese Centrale Bank (ECB),

–  gelet op artikel 284 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

–  gelet op artikel 15 van het Protocol betreffende de statuten van het Europees stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, dat als bijlage bij het Verdrag is gevoegd,

–  onder verwijzing naar zijn resolutie van 2 april 1998 over democratische verantwoording in de derde fase van de EMU(1),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 7 oktober 2009 met haar jaarlijkse verklaring over de eurozone (COM(2009)0527), evenals het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2009)1313/2),

–  gezien het verslag van de door Jacques de Larosière voorgezeten groep van deskundigen op hoog niveau van 25 februari 2009,

–  gezien het voorstel van de Commissie van 23 september 2009 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautair macroprudentieel toezicht op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico's (COM(2009)0499),

–  gezien het voorstel van de Commissie van 23 september 2009 voor een beschikking van de Raad tot toewijzing aan de Europese Centrale Bank van specifieke taken betreffende de werking van het Europees Comité voor systeemrisico's (COM(2009)0500),

–  onder verwijzing naar zijn resolutie van 25 maart 2010 over het jaarverslag 2008 van de Europese Centrale Bank(2),

–  onder verwijzing naar zijn resolutie van 18 november 2008 over Euro@10: De eerste tien jaar Economische en Monetaire Unie en de uitdagingen van de toekomst(3),

–  gelet op artikel 48 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A7-0314/2010),

A.  overwegende dat het reële BBP in de eurozone in 2009 met 4,1% is gekrompen nadat de turbulentie op de financiële markt na de ineenstorting van Lehman Brothers nog was verhevigd, en overwegende dat achter zo'n totaalcijfer sterke verschillen tussen de lidstaten schuilgaan,

B.  overwegende dat de gemiddelde jaarlijkse inflatie 0,3% bedroeg, en dat de inflatieverwachtingen voor de middellange en langere termijn gelijke tred hielden met het streven van de ECB om het inflatiecijfer onder en in de buurt van de 2% te houden,

C.  overwegende dat de gemiddelde algemene begrotingstekortquote in de eurozone is toegenomen tot ongeveer 6,3%, en de verhouding staatsschuld/BBP in de eurozone is gestegen van 69,4% in 2008 tot 78,7% in 2009,

D.  overwegende dat de wisselkoers euro-USD eerst is gezakt van 1,39 USD op 2 januari 2009 tot 1,26 USD medio-maart 2009, vervolgens weer is opgeklommen naar een piek van 1,51 USD begin december 2009, maar sindsdien steeds verder is gedaald tot een dieptepunt van 1,20 USD op 2 juni 2010,

E.  overwegende dat de wisselkoers euro-renminbi door de Chinese autoriteiten in 2009 was beïnvloed wat leidde tot een kunstmatig harde Euro ten opzichte van de Chinese munt,

F.  overwegende dat de ECB de rentetarieven naar beneden heeft bijgesteld tot 1% en is doorgegaan met substantiële en nooit eerder getroffen uitzonderingsmaatregelen ter ondersteuning van de kredietmarkt; overwegende dat de omvang van de balans van de ECB aanzienlijk is toegenomen gedurende het hele jaar 2009,

G.  overwegende dat er tekenen zijn die duiden op economische stabilisering in de eurozone in de tweede helft van 2009, terwijl de driemaandelijkse groeicijfers, ofschoon nog aarzelend, weer positief zijn, hoewel de totaalcijfers laten zien dat deze trend nog niet valt waar te nemen in alle lidstaten, waarvan sommige in diezelfde periode nog steeds in recessie verkeerden,

H.  overwegende dat de ECB, voordat in een aantal landen binnen de eurozone de landenschuldencrisis uitbrak, voor 2010 nog een groeipercentage tussen 0,1% en 1,5% van het reëel BBP in de eurozone verwachtte,

Inleiding

1.  is verheugd dat het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 in werking is getreden en de ECB sindsdien de status heeft van EU-instelling, hetgeen de verantwoordelijkheid van het Parlement, als instelling bij uitstek waar de ECB verantwoording aflegt tegenover de Europese burgers, nog vergroot;

2.  verwelkomt de hervatting van de Monetaire Dialoog met het nieuwe Europees Parlement na de verkiezingen van juni 2009;

3.  spreekt zich uit voor de invoering van de euro door Estland op 1 januari 2011;

4.  wijst erop dat, als het om actuele prijstrends gaat, monetaire beleidsmaatregelen slechts een van de vele factoren zijn en dat de speculatieve tendensen op afzonderlijke markten en het toenemende gebrek aan natuurlijke grondstoffen in de afgelopen jaren een bijzondere rol hebben gespeeld bij het opdrijven van de prijzen;

5.  wijst erop dat deze onevenwichtigheden aanzienlijke problemen met zich meebrengen voor een juist monetair beleid in de eurozone; dringt er derhalve bij de regeringen op aan dat zij hun economisch beleid coördineren;

Economische en financiële zaken

6.  is ernstig bezorgd dat er nog steeds aanzienlijke macro-economische onevenwichtigheden tussen de economieën in de eurozone bestaan;

7.  beschouwt de financiële crisis in sommige landen binnen de eurozone als een ernstige zaak voor de eurozone als geheel, en als teken van een disfunctioneren van de eurozone; hieruit blijkt de noodzaak vn hervorming en van krachtiger coördinatie van het economisch beleid binnen de eurozone;

8.  dringt er bij de Commissie en de ECB op aan voorstellen op te stellen overeenkomstig het voorstel van het Bazel-comité inzake Bazel III waarin bindende regels zijn vastgelegd voor de invoering van een anti-cyclische buffer; verzoekt de Raad, de Commissie en de ECB zich in te zetten voor een consistente en spoedige tenuitvoerlegging van de voorstellen wanneer de voorstellen van het Bazel-comité op G20-niveau zijn geratificeerd;

9.  wijst erop dat aan de beginselen van het Groei- en Stabiliteitspact in het verleden niet altijd streng de hand is gehouden; herinnert eraan dat streven naar herstel van evenwicht in de overheidsfinanciën en terugdringing van de schuldenlast weliswaar een noodzaak is voor landen met te hoge schulden, maar op zich het probleem van de economische evenwichtigheden tussen landen van de eurozone en in ruimere zin van de EU niet kan oplossen; dringt aan op onverkorte en meer samenhangende toepassing van het Groei- en Stabiliteitspact ; meent dat het Pact moet worden aangevuld met een vroegtijdig waarschuwingssysteem om mogelijke inconsistenties te signaleren, bijvoorbeeld in de vorm van een „Europees semester”, niet alleen om het toezicht te verscherpen en de economische beleidscoördinatie met het oog op de begrotingsconsolidatie te versterken, maar ook om - over de budgettaire dimensie heen - andere macro-economische onevenwichtigheden aan te pakken en de handhavingsprocedures aan te scherpen;

10.  is van mening dat er nu actie moet worden ondernomen om onmiddellijk een begin te maken met een geleidelijke terugdringing van begrotingstekorten en het vertrouwen in de Europese overheidsfinanciën te herstellen;

11.  merkt op dat een monetaire unie een krachtige en versterkte coördinatie van economisch beleid vergt, wil zij robuust zijn; betreurt het dat in de Economische en Monetaire Unie de nadruk vooral op de „monetaire” kant heeft gelegen;

12.  is van mening dat lidstaten die zich niet houden aan de regels van de eurozone ten aanzien van overheidsfinanciën en de toegang tot geloofwaardige statistieken door middel van een uitgebreid stelsel van oplopende maatregelen tot striktere naleving moeten worden bewogen;

13.  meent dat het ontbreken van een tevoren vastgelegde crisisbeheersingsregeling en de houding van sommige regeringen een snelle oplossing voor de landenschuldencrisis heeft bemoeilijkt en ook het vermogen van de EMU heeft verzwakt om in mogelijke soortgelijke situaties in de toekomst snel te reageren; pleit daarom voor een voor een permanent crisisbeheersingskader;

14.  dringt erop aan dat financiële steun aan EU-lidstaten in een schuldencrisis gericht moet zijn op terugbetaling van de leningen, begrotingsevenwicht en economische hervormingen, en wijst op het gevaar dat schuilt in het omzetten van leningen in financiële bijdragen, aangezien dit het lenen aanmoedigt alsmede het aangaan van schulden;

15.  vraagt de Commissie daarom met voorstellen te komen voor versterking van het Groei- en Stabiliteitspact door specifieke doelstellingen op te nemen voor het dichten van de concurrentiekloof tussen de Europese economieën, ter stimulering van banenscheppende groei;

16.  deelt de bezorgdheid over mogelijke speculatie tegen de euro;

17.  is van mening dat de kredietgroei en de ontwikkelingen in de activaprijzen in de EU en de lidstaten cruciale indicatoren zijn voor een effectief toezicht op de financiële stabiliteit binnen de EMU en, in ruimere zin, de EU;

18.  is bezorgd over de continue druk op de markten voor overheidsobligaties in de eurozone die wordt weerspiegeld in de steeds hogere spreads; is van mening dat de vlucht in veiligheid die wordt veroorzaakt door de golven van paniek in de huidige financiële crisis enorme verstorende effecten heeft gehad en geleid heeft tot kostbare negatieve externalities;

19.  dringt aan op tijdige tenuitvoerlegging van de verordening inzake ratingbureaus (Verordening (EG) nr.1060/2009) en is ingenomen met het voorstel van de Commissie tot wijziging van deze verordening inzake ratingbureaus van 2 juni 2010, maar verzoekt de Commissie tegelijkertijd nog verder te gaan met voorstellen voor strenger toezicht op de werking van deze bureaus, voor verzwaring van de aansprakelijkheid van ratingbureaus en voor nagaan van de mogelijkheid tot oprichting van een Europees ratingbureau; onderstreept dat de rating van overheidsschulden in de eurozone tijdens de crisis problemen heeft opgeleverd;

Governance en besluitvorming

20.  stelt de onafhankelijkheid van de ECB voorop;

21.  beveelt aan dat de ECB de transparantie van haar werkzaamheden vergroot om haar legitimiteit en voorspelbaarheid te vergroten; transparantie is ook noodzakelijk ten aanzien van de interne modellen die worden gebruikt voor de evaluatie van niet-liquide zekerheden, en ten aanzien van de evaluatie van specifieke waardepapieren die als onderpand worden aangeboden;

22.  meent, gezien de nieuwe wettelijke status die de ECB aan het Verdrag van Lissabon ontleent, dat de door de Raad voorgedragen kandidaten voor de Raad van Bestuur moeten worden gehoord door de bevoegde parlementaire commissie in speciale hoorzittingen en dat het Europees Parlement vervolgens over hen dient te stemmen; merkt op dat de rol van de ECB sinds de crisis cruciaal is geweest, is van mening dat een dergelijke rol gepaard moet gaan met verhoogde transparantie en verantwoordingsplicht;

23.  is verheugd over de verlening van rechtspersoonlijkheid aan de Eurogroep in het Verdrag van Lissabon en over de deelname van de ECB aan haar vergaderingen;

24.  verklaart zich vastbesloten om de Monetaire Dialoog voort te zetten als een belangrijk element voor de democratische controle van de ECB;

25.  verwelkomt het voorstel voor oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico's (ECSR), dat de huidige leemte in het macro-prudentiële toezicht moet opvullen; dringt bij de ECB aan op vaststelling van duidelijke modellen en definities met het oog op een doelmatig functioneren en de verantwoordingsplicht van het ECSR; voegt daaraan toe dat eventuele nieuwe taken die aan de ECB worden opgedragen met betrekking tot het ECSR op geen enkele manier afbreuk zullen doen aan de onafhankelijkheid van de ECB;

26.  merkt op dat de opzet volgens welke het ECSR alleen waarschuwingen en aanbevelingen uitdeelt, zonder daadwerkelijke dwang te kunnen uitoefenen, niet bevredigend is waar het gaat om effectieve uitvoering en verantwoordelijkheid; betreurt dat het ECSR de noodsituatie zelf niet kan uitroepen;

27.  is verheugd over het voorstel om hoorzittingen te houden ten overstaan van het Europees Parlement met de voorzitter van het ECSR, in een ander kader dan de monetaire dialogen;

Uitweg uit de crisis

28.  ziet de herleving van de economische activiteit in de tweede helft van 2009 als resultaat van de buitengewone maatregelen die de regeringen en centrale banken over de hele wereld sinds einde 2008 hebben genomen in de vorm van garanties voor bankrisico's, kapitaalinjecties en regelingen voor vermogenssteun;

29.  merkt op dat de financiële crisis in de eurozone een solvabiliteitscrisis is die zich aanvankelijk manifesteerde als een liquiditeitscrisis; is van mening dat een dergelijke situatie op de lange termijn niet kan worden opgelost door economieën met hoge schulden eenvoudigweg op te zadelen met nieuwe schulden en van liquiditeit te voorzien in combinatie met versnelde plannen voor begrotingsconsolidering;

30.  meent dat de crisis een trend in het economisch beleid van de afgelopen jaren aan het licht heeft gebracht die heeft bijgedragen aan het huidige hoge peil van staats- en particuliere schulden en dat het vele jaren zal duren om dit te corrigeren; verwacht dat het voor sommige delen van Europa moeilijker zal zijn dan voor andere om de consequenties en voortwoekeringen van de crisis te keren en te komen tot duurzame economische ontwikkeling, nieuwe innovatie en schepping van nieuwe banen; onderstreept de noodzaak van hervormingen in geheel Europa;

31.  herinnert eraan dat, voor het uitbreken van de financiële crisis, de ratio staatsschuld:BBP in de eurozone en de EU als geheel, alsmede deze ratio voor de meerderheid van de lidstaten, tussen 1999 en 2007 is verminderd en dat daarentegen het schuldenniveau van de huishoudens, bedrijven en het vreemd vermogen in de financiële sector in dezelfde periode aanzienlijk is toegenomen;

32.  herinnert eraan dat de enorme stijging van de staatsschuld sinds 2008 in verschillende lidstaten is veroorzaakt door het feit dat deze landen te kampen hadden met excessen die eerder waren ontstaan door een onhoudbare stijging van de particuliere schulden en enorme financiële „bubbles”; is derhalve van mening dat de huidige crisis heeft aangetoond dat de fiscale positie onhoudbaar is als de financiering van de particuliere sector onhoudbaar is;

33.  merkt op dat de crisis samen met de „bail-outs” en de economische stimuleringspakketten geleid heeft tot diep ingrijpende bezuinigingsmaatregelen, waarvoor het vaak hoog tijd was maar die de regeringen tegelijkertijd ernstig in hun armslag beperken;

34.  waarschuwt dat die bezuinigingspakketten geen maatregelen mogen omvatten die het economisch herstel in de kiem kunnen smoren, hetgeen een nieuw model van economisch bestuur vereist met instrumenten en een tijdschema die zorgen voor een evenwicht tussen het proces van begrotingsconsolidering en het voorzien in de behoefte aan investeringen in werkgelegenheid en duurzame groei;

35.  onderstreept dat het feit dat weinig krediet de reële economie heeft bereikt, toe te schrijven was aan een afgenomen vraag wegens verminderde activiteit in de reële economie en aan de terughoudendheid van de banken bij de kredietverlening;

36.  benadrukt dat de banken van verschillende lidstaten enorm geleund hebben op de liquiditeit van de ECB;

37.  merkt op dat de uitzonderingsmaatregelen die de ECB sinds oktober 2008 heeft ingevoerd om de kredietmarkt te ondersteunen, succes hebben gehad en verergering van de crisis en verdere financiële onrust hebben voorkomen; herhaalt dat het moment voor beëindiging van deze maatregelen goed moet worden gekozen en zorgvuldig moet worden gecoördineerd met de nationale regeringen en hun activiteiten, vooral nu in vele lidstaten collectief en gelijktijdig op bezuinigingsmaatregelen wordt teruggevallen;

38.  is echter bezorgd over de asymmetrische gevolgen van de exit-strategie van de ECB, gezien de substantiële verschillen tussen lidstaten in de eurozone ten aanzien van de conjunctuurcyclus;

39.  zou verheugd zijn als de Europese Centrale Bank overheidsobligaties van eurolanden als zekerheid zou aanvaarden in de context van repo's, daarbij een voorbeeld nemend aan de beproefde en bewezen praktijk van de Bank of England en de Federal Reserve Bank;

40.  benadrukt dat het geleidelijk wegwerken van de overheidstekorten en houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn van cruciaal belang zijn voor de eurozone als geheel;

41.  neemt kennis van de talrijke voorstellen die in de EU circuleren voor aanvulling van de prudentiële regelingen, voor beheersing van de crisis en voor regulering van het schaduwbankwezen;

42.  deelt de bezorgdheid over de procyclische aspecten van de huidige regulerende, prudentiële, boekhoudkundige en fiscale bepalingen die de aan de werking van een markteconomie inherente schommelingen nog versterken;

43.  wijst op de noodzaak van een aanzienlijke verhoging van het bufferkapitaal bij de banken en de kwaliteit van dat kapitaal te verhogen en is verheugd over de voorstellen van het Bazel-comité voor een nauwkeuriger definitie van kernkapitaal en de invoering van hogere kernkapitaalratio's; vestigt ook de aandacht op de band tussen de financiële en de reële economie en de effecten die regulering van het een bij het ander teweeg kan brengen;

44.  meent dat het mondiale financiële systeem minder fragiel moet worden en dat op mondiaal niveau lering uit de crisis moet worden getrokken, met het oog op de beperking van systeemrisico's, het tegengaan van financiële „zeepbellen” en de verbetering van de kwaliteit van het risicobeheer en de transparantie van financiële markten, waarbij opnieuw moet worden bevestigd dat hun fundamentele rol bestaat in het financieren van de reële economie;

Externe dimensie

45.  merkt op dat de euro gedurende het hele jaar 2009 als internationale munt aan statuur heeft gewonnen, maar in 2010 zwaar onder druk is komen te staan;

46.  wijst erop dat de euro zijn koers ten aanzien van de US dollar en de renminbi in een periode van hoge wisselkoersvolatiliteit heeft versterkt; uit zijn bezorgdheid over de mogelijke negatieve gevolgen hiervan voor het concurrentievermogen van de eurozone;

47.  onderkent dat de sterkte van de euro deels toe te schrijven was aan een matige economische activiteit in de VS, waar het tekort op de lopende rekening in het begrotingsjaar 2009 scherp terugliep tot beneden de 3% van het BBP en het federale begrotingstekort opliep tot ongeveer 10% van het BBP, terwijl de daling van de euro onder meer ook verband hield met het gebrek aan vertrouwen op de mondiale markten in sommige EU-lidstaten met hoge schulden; deelt de bezorgdheid over het uitdijende geldvolume in de VS en, in mindere mate, in de EU;

48.  is bezorgd over het effect van de wisselkoersvolatiliteit en de carrytrade-transacties op zowel de mondiale financiële stabiliteit als de reële economie;

49.  onderstreept dat ongeacht de huidige mondiale financiële en economische crisis, de eurozone verder moet worden uitgebreid, maar wijst erop dat naleving van de criteria van Maastricht als eerste voorwaarde blijft gelden voor toetreding tot de eurozone; is verheugd over de snelle invoering van de euro door alle lidstaten die aan die criteria voldoen;

50.  meent dat de invoering van de euro door Estland laat zien dat de euro ondanks de schuldencrisis aanzien geniet; is van mening dat dit aanzien de lidstaten zal aanmoedigen om te streven naar lidmaatschap van de eurozone;

o
o   o

51.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Eurogroep en de Europese Centrale Bank.

(1) PB C 138 van 4.5.1998, blz. 177.
(2) Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0090.
(3) PB C 16 E van 22.1.2010, blz. 8.

Juridische mededeling - Privacybeleid