Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2010/2276(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0043/2011

Ingediende teksten :

A7-0043/2011

Debatten :

PV 08/03/2011 - 16
CRE 08/03/2011 - 16

Stemmingen :

PV 09/03/2011 - 10.3
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2011)0092

Aangenomen teksten
PDF 220kWORD 125k
Woensdag 9 maart 2011 - Straatsburg
EU-strategie voor de integratie van de Roma
P7_TA(2011)0092A7-0043/2011

Resolutie van het Europees Parlement van 9 maart 2011 over de EU-strategie voor de integratie van de Roma (2010/2276(INI))

Het Europees Parlement,

–  gelet op het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name de artikelen 1, 8, 19, 20, 21, 24, 25, 35 en 45,

–  gezien het internationaal humanitair recht, in het bijzonder het Internationaal Verdrag tot uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie, de VN-Verklaring over de rechten van personen behorende tot nationale, etnische, godsdienstige of taalkundige minderheden van 1992, de Overeenkomst tot uitbanning van alle vormen van discriminatie van de vrouw, en de VN-Overeenkomst over de rechten van het kind,

–  gelet op de Europese overeenkomsten tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, meer in het bijzonder het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en de overeenkomstige jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens, het Europees Sociaal Handvest en de overeenkomstige aanbevelingen van het Europees Comité voor sociale rechten, en het Kaderverdrag van de Raad van Europa betreffende de bescherming van de nationale minderheden,

–  gelet op de artikelen 2 en 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, waarin de fundamentele rechten en beginselen van de Europese Unie zijn vastgelegd, met inbegrip van de beginselen van non-discriminatie en vrij verkeer,

–  gelet op artikel 5, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, dat een rechtsgrond voor optreden van de Unie biedt indien de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar beter door de Unie kunnen worden bereikt,

–  gelet op artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, dat handelt over de grondrechten in de Unie,

–  gelet op artikel 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, dat voorziet in sancties en schorsing van rechten bij ernstige schending van het Unierecht,

–  gelet op de artikelen 9 en 10 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, die de Unie ertoe verplichten rekening te houden met de eisen in verband met de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de waarborging van een adequate sociale bescherming, de bestrijding van sociale uitsluiting en een hoog niveau van onderwijs, opleiding en bescherming van de volksgezondheid alsmede de bestrijding van discriminatie op grond van ras of etnische afkomst,

–  gelet op artikel 19 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat de Raad de bevoegdheid verleent passende maatregelen te nemen om discriminatie op grond van ras of etnische afstamming te bestrijden,

–  gelet op artikel 151 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat de bevordering van de werkgelegenheid, de verbetering van de levensomstandigheden en de arbeidsvoorwaarden en een adequate sociale bescherming definieert als doelstellingen van de Unie en de lidstaten,

–  gelet op artikel 153 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat de gebieden definieert waarop de Unie het optreden van de lidstaten ondersteunt en aanvult, met name artikel 153, lid 1, letter h) over de integratie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten en artikel 153, lid 1, letter j), over de bestrijding van sociale uitsluiting,

–  gelet op Titel XVIII van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, die betrekking heeft op de economische, sociale en territoriale samenhang,

–  gelet op artikel 352 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie („flexibiliteitsclausule”), dat voorziet in de vaststelling van passende maatregelen om een van de doelstellingen van de Verdragen te verwezenlijken,

–  gelet op de artikelen 3, 8, 16, 18, 20, 21 en 157 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien Aanbeveling nr. 1355 (1998) van de Raad van Europa over de bestrijding van sociale uitsluiting en de versterking van sociale samenhang in Europa,

–  gezien het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden van de Raad van Europa, waarin regionale talen of talen van minderheden worden erkend als integraal deel van het Europese culturele erfgoed,

–  onder verwijzing naar zijn resolutie van 28 april 2005 over de situatie van de Roma in de Europese Unie(1),

–  onder verwijzing naar zijn resolutie van 1 juni 2006 over de situatie van de Romavrouwen in de Europese Unie(2),

–  onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 november 2007 over de toepassing van Richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden(3),

–  onder verwijzing naar zijn resolutie van 31 januari 2008 over een Europese Romastrategie(4),

–  onder verwijzing naar zijn resolutie van 10 juli 2008 over de telling van Roma op grond van etniciteit in Italië(5),

–  onder verwijzing naar zijn resolutie van 11 maart 2009 over de sociale situatie van de Roma en de verbetering van hun toegang tot de arbeidsmarkt in de EU(6),

–  onder verwijzing naar zijn resolutie van 25 maart 2010 over de tweede Europese Roma-Top(7),

–  onder verwijzing naar zijn resolutie van 9 september 2010 over de situatie van de Roma en het vrije verkeer in de Europese Unie(8),

–  gezien Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en het vrije verkeer van die gegevens(9),

–  gezien Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming(10),

–  gezien Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep(11),

–  gezien Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden(12),

–  gezien Kaderbesluit 2008/913/JBZ van de Raad van 28 november 2008 betreffende de bestrijding van bepaalde vormen en uitingen van racisme en vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht(13),

–  gezien Verordening (EU) nr. 437/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1080/2006 betreffende het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling wat betreft de subsidiabiliteit van huisvestingsprojecten voor gemarginaliseerde gemeenschappen(14),

–  gezien de conclusies van de Europese Raden van december 2007 en juni 2008 en de conclusies van de Raad Algemene Zaken van december 2008,

–  gezien de conclusies van de Raad werkgelegenheid, sociaal beleid, volksgezondheid en consumentenzaken over de integratie van de Roma, die op 8 juni 2009 in Luxemburg zijn aangenomen, met name de aan de conclusies gehechte Tien gemeenschappelijke grondbeginselen voor de integratie van de Roma,

–  gezien de mededeling van de Commissie over de sociale en economische integratie van de Roma in Europa (COM(2010)0133), de oprichting van een task force(15) op 7 september 2010, de eerste bevindingen van de task force(16) en de verslagen van het Europees Bureau voor de grondrechten,

–  gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie over de Roma in Europa: de tenuitvoerlegging van de instrumenten en beleidsvormen van de Europese Unie voor de integratie van de Roma - voortgangsverslag 2008-2010 (SEC(2010)0400),

–  gezien de eerste Europese Roma-Top die op 16 september 2008 in Brussel werd gehouden, en de tweede Europese Roma-Top die op 8 april 2010 in Cordoba werd gehouden,

–  gezien de verslagen over Roma, racisme en vreemdelingenhaat in de EU-lidstaten in 2009 dat is gepubliceerd door het Bureau voor de grondrechten(17) en de verslagen van de commissaris voor de mensenrechten van de Raad van Europa, Thomas Hammarberg,

–  gezien de overeenkomstige aanbevelingen, adviezen en verklaringen van de Raad van Europa, zoals de conclusies van de vergadering op hoog niveau van de Raad van Europa over de Roma (Straatsburg, 20 oktober 2010)(18),

–  gezien de afkondiging in 2005 van het Decennium van de Roma-integratie en de instelling van een Roma-onderwijsfonds door een aantal EU-lidstaten, kandidaat-lidstaten en andere landen waar de EU-instellingen zichtbaar aanwezig zijn,

–  gezien de aanbevelingen die de VN-commissie voor de uitbanning van rassendiscriminatie op haar 77e vergadering (2-27 augustus 2010) heeft aangenomen,

–  gezien het verslag van de Raad van Europa: „Vierde verslag van de Europese commissie tegen racisme en onverdraagzaamheid (ECRI) over Frankrijk” van 15 juni 2010,

–  gelet op artikel 48 van het Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en de adviezen van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, de Commissie regionale ontwikkeling en de Commissie cultuur en onderwijs (A7-0043/2011),

A.  overwegende dat een groot gedeelte van de 10-12 miljoen Roma in Europa – voor het merendeel EU-burgers – te lijden heeft onder stelselmatige discriminatie, bijgevolg strijdt tegen een niet te tolereren mate van sociale en economische uitsluiting en schendingen van de mensenrechten, en in het openbare leven en in hun privéleven ernstig wordt gestigmatiseerd en gediscrimineerd,

B.  overwegende dat er nog steeds economische en sociale verschillen bestaan tussen de diverse regio's van de Europese Unie en dat een aanzienlijk deel van de Roma-gemeenschap in regio's woont die tot de economisch en sociaal minst ontwikkelde in de Unie behoren,

C.  overwegende dat de Europese Unie is gegrondvest op de beginselen die zijn vastgelegd in het EU-Handvest van de grondrechten en in de EU-verdragen, waaronder de beginselen van non-discriminatie, de specifieke rechten die deel uitmaken van het EU-burgerschap, het vrij verkeer en gelijkheid,

D.  overwegende dat het EU-trio blijkens de gezamenlijke slotverklaring op de tweede Europese Roma-top (Cordoba, 8-9 april 2010) is overeengekomen zich in te zetten voor het volgende: betere integratie van Roma-aangelegenheden in het Europese en nationale beleid met betrekking tot de grondrechten en de vrijwaring van racisme, armoede en sociale uitsluiting, verbetering van de opzet van het stappenplan van het Geïntegreerd Europees Platform voor de integratie van Roma en vastlegging van prioritaire doelstellingen en resultaten, waarborgen dat de bestaande financiële instrumenten van de Europese Unie, met name de structuurfondsen, de Roma bereiken,

E.  overwegende dat de uitsluiting van Roma-kinderen uit het onderwijssysteem negatieve gevolgen heeft voor de andere rechten van de leden van de Roma-gemeenschap, in het bijzonder het recht op werk, en overwegende dat zij hierdoor nog meer gemarginaliseerd worden,

F.  overwegende dat het analfabetisme het grootst is bij de gemeenschappen die hun traditionele nomadische levenswijze binnen Europa willen volhouden, en overwegende dat er bijgevolg culturele hindernissen bestaan voor de scholing van hun kinderen,

G.  overwegende dat de praktische omstandigheden moeten worden gecreëerd die noodzakelijk zijn voor de scholing van Roma-kinderen, zoals onder meer de aanstelling van schoolbemiddelaars,

H.  overwegende dat de EU een reeks nuttige instrumenten, mechanismen en fondsen heeft ontwikkeld om de integratie van de Roma te bevorderen, maar dat deze over de verschillende beleidsterreinen verspreid en bovendien onvoldoende gecontroleerd zijn, zodat het effect en het voordeel ervan slechts beperkt en moeilijk te meten zijn, voorts overwegende dat de problemen en de uitdagingen in verband met de integratie van de Roma ondanks het bestaan van een groot aantal samenwerkingsmechanismen en instellingen tot dusverre nog niet doeltreffend zijn aangepakt en dat de status quo derhalve niet te verdedigen valt,

I.  overwegende dat in 2005 het „Decennium van de inclusie van de Roma” van start is gegaan ter bestrijding van discriminatie en ter verbetering van de sociaaleconomische situatie van de Roma; overwegende dat de ondertekenaars van de verklaring over het decennium – Bulgarije, Kroatië, Hongarije, Montenegro, de Tsjechische Republiek, Roemenië, Servië, Slowakije en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië – zich ertoe hebben verplicht om te streven naar uitbanning van discriminatie en het dichten van de onaanvaardbare kloof tussen de Roma en de rest van de samenleving,

J.  overwegende dat ware integratie van de Roma enkel mogelijk is via de wederzijdse erkenning van de rechten en plichten van de betrokken gemeenschappen,

K.  overwegende dat in diverse lidstaten Roma zijn gerepatrieerd of teruggestuurd, en dat dit dikwijls gepaard gaat met stigmatisering van Roma en algehele zigeunerhaat in het politieke debat,

L.  overwegende dat non-discriminatie weliswaar onontbeerlijk is, maar nog altijd geen adequaat antwoord biedt op een geschiedenis van structurele discriminatie van de Roma; voorts overwegende dat het bijgevolg noodzakelijk is de wetgeving en beleidsvormen inzake gelijke kansen aan te vullen en te versterken door aandacht te schenken aan de specifieke behoeften van de Roma voor wat betreft de volledige eerbiediging, bescherming en bevordering van gelijkheid en non-discriminatie, de volledige en niet-discriminerende toepassing van wetgeving, beleid en mechanismen voor het monitoren en bestraffen van schendingen van de rechten van de Roma alsook de uitoefening van en gelijke toegang tot hun specifieke mensenrechten voor wat betreft werkgelegenheid, huisvesting, cultuur, gezondheidszorg, deelname aan het openbare leven, beroepsopleiding, onderwijs en vrij verkeer door middel van een strategie op EU-niveau,

M.  overwegende dat de open coördinatiemethode − een „zachte” beleidsaanpak die berust op vrijwillige deelname van de lidstaten en die geen sterke prikkel tot effectief presteren geeft − onvoldoende is gebleken om de integratie van de Roma te bevorderen, en dat dit manco gedeeltelijk kan worden ondervangen door de EU-financieringsmechanismen nauwer te koppelen aan peer-reviewprocessen,

N.  overwegende dat tot etnische minderheden behorende vrouwen, in het bijzonder Roma-vrouwen, met veel ernstiger meervoudige discriminatie te maken hebben dan mannen die tot dezelfde etnische groep behoren, of dan vrouwen van de bevolkingsmeerderheid; voorts overwegende dat de arbeidsparticipatie van Roma-vrouwen nog lager is dan die van Roma-mannen, maar dat vrouwen anderzijds, gezien hun rol binnen de familie, als hoeksteen kunnen fungeren bij de integratie van gemarginaliseerde gemeenschappen,

O.  overwegende dat het nodig is bijzondere aandacht te besteden aan minderjarigen en kinderen bij de uitwerking van een Europese strategie voor de integratie van de Roma,

P.  overwegende dat de EU in het kader van haar strategie voor de integratie van de Roma alle vormen van schendingen van de grondrechten van de Roma − waaronder discriminatie, segregatie, haat zaaien, het opstellen van etnische profielen en het afnemen van vingerafdrukken, onrechtmatige uitzetting en uitwijzing − moet aanpakken door toe te zien op de volledige omzetting en striktere tenuitvoerlegging van alle desbetreffende richtlijnen en EU-wetgeving,

Q.  overwegende dat toenemende stigmatisering van Roma en zigeunerhaat in het politieke debat en in de maatschappij redenen tot zorg geven; overwegende dat diverse lidstaten Roma op twijfelachtige wijze hebben gerepatrieerd en teruggestuurd, hetgeen niet alleen angst en onrust onder de Roma-bevolking teweeg heeft gebracht, maar ook racisme en discriminatie op zorgwekkend grote schaal,

R.  overwegende dat de kansen van Roma op toegang tot dezelfde rechten en plichten als burgers van een EU-lidstaat grotendeels afhankelijk zijn van het bezit van een wettelijk bewijs van burgerschap,

S.  overwegende dat de toegang van Roma tot een goede school- en beroepsleiding, het vergroten van de kennis van en het inzicht in hun cultuur, waarden en cultureel erfgoed, een grotere participatie van Roma in verenigingen en een betere vertegenwoordiging van hun gemeenschap essentiële elementen vormen van een overkoepelende aanpak van de uitvoering van nationale en Europese strategieën voor de integratie van Roma in en de deelname van Roma aan de maatschappij,

T.  overwegende dat een degelijke scholing en opleiding invloed hebben op de latere kansen van een individu in het leven, zowel op persoonlijk als op professioneel vlak, en op zijn of haar maatschappelijke betrokkenheid, en dat het dan ook van essentieel belang is om ervoor te zorgen dat onderwijs en opleiding zonder enige vorm van discriminatie toegankelijk zijn voor iedereen, en overwegende dat het opnemen van culturele diversiteit en de bestrijding van stereotypering in de leerplannen voor heel jonge kinderen een belangrijk instrument is om te zorgen voor de integratie van de Roma en te komen tot wederzijds begrip,

U.  overwegende dat de Commissie op 19 oktober 2010 heeft aangekondigd dat het EU-kader voor nationale strategieën inzake de Roma in april 2011(19) gepresenteerd zal worden,

1.  verzoekt de Commissie een EU-strategie voor de integratie van de Roma (hierna „de strategie” genoemd) voor te stellen en verzoekt de Raad deze goed te keuren als indicatief, inclusief en plaatsgebonden actieplan voor heel Europa dat op alle politieke en administratieve niveaus wordt voorbereid en uitgevoerd en zo nodig kan evolueren; is van mening dat het actieplan moet voortbouwen op de fundamentele waarden van gelijkheid, toegang tot rechten, non-discriminatie en gendergelijkheid, en gebaseerd moet zijn op de taken, doelstellingen, beginselen en instrumenten zoals gedefinieerd bij de bovengenoemde Verdragen, het Handvest van de grondrechten en de relevante EU-wetgeving, alsook op de gedeelde bevoegdheden en de ondersteunende, coördinerende en aanvullende maatregelen van de Unie;

2.  erkent dat Roma in veel lidstaten regelmatig het slachtoffer zijn van discriminatie en/of vooroordelen en dat deze situatie wordt verergerd door de huidige economische en financiële crisis, die tot banenverlies heeft geleid; benadrukt dat integratie van de Roma-bevolking zowel de verantwoordelijkheid is van alle lidstaten als van de EU-instellingen; verzoekt de lidstaten volledig samen te werken met de EU en met vertegenwoordigers van de Roma-bevolking, met het oog op de totstandbrenging van geïntegreerd beleid om, met gebruikmaking van alle EU-middelen die in het kader van de structuurfondsen, met name EFRO, ESF en ELFPO beschikbaar zijn, de integratie van Roma op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau te bevorderen; verzoekt de Commissie bijzondere aandacht te schenken aan verzoeken om technische bijstand teneinde de doeltreffendheid van alle beschikbare instrumenten voor de integratie van de Roma-gemeenschappen te verbeteren;

3.  herinnert eraan dat Europese programma's en Europees geld beschikbaar zijn en kunnen worden ingezet voor de maatschappelijke en economische integratie van de Roma, maar dat op ieder niveau betere communicatie vereist is met de plaatselijke autoriteiten, maatschappelijke organisaties en de potentiële begunstigden zodat de Roma hierover geïnformeerd zijn; moedigt voorts het gebruik aan van bestaande EU-fondsen voor de bouw van nieuwe of de restauratie van bestaande huizen, verbetering van de technische infrastructuur, plaatselijke nutsbedrijven, communicatiesystemen, maatregelen voor toegang tot de arbeidsmarkt, enz.;

4.  verzoekt de Commissie om:

  a) prioritaire gebieden voor de strategie vast te stellen, met name:
   grondrechten, met name non-discriminatie, gelijkheid en vrij verkeer,
   onderwijs, beroepsopleiding en levenslang leren,
   cultuur,
   werkgelegenheid,
   huisvesting, met inbegrip van een gezonde omgeving en gepaste infrastructuur,
   gezondheidszorg, verbetering van de gezondheidstoestand van de Roma, en
   deelname van de Roma, inclusief Roma-jongeren, aan het politieke en maatschappelijke leven;
   b) in het kader van de strategie een routekaart voor te leggen ter invoering van verplichte minimumnormen op EU-niveau voor de prioritaire gebieden onderwijs, tewerkstelling, huisvesting en gezondheidszorg;
  c) de doelstellingen van de strategie vast te stellen die verband houden met de prioritaire gebieden, met name:
   aanneming en versterking van doeltreffende antidiscriminatiewetgeving en maatregelen ter bestrijding van discriminatie in alle aspecten van het dagelijks leven, inclusief meervoudige discriminatie, alsook ter waarborging, bescherming en bevordering van de grondrechten, gelijkheid en non-discriminatie, het recht op vrij verkeer, met inbegrip van voor Roma en niet-Roma bestemde bewustmakingsacties, met als doel discriminerende obstakels uit de weg te ruimen,
   bestrijding van zigeunerhaat, vooroordelen, stereotypen, racisme en vreemdelingenhaat, stigmatisering en haat zaaien tegen de Roma, met name door te zorgen voor volledige tenuitvoerlegging van desbetreffende wetgeving en oplegging van gepaste straffen voor misdrijven met een racistische achtergrond,
   ervoor zorgen dat de media geen vooroordelen over de Roma-gemeenschap overbrengen maar een positief beeld schetsen van diversiteit, en voor een grotere vertegenwoordiging van de Roma in de media zorgen,
   preventie van misbruik van mensenrechten en bescherming van slachtoffers door ervoor te zorgen dat zij juridische bijstand en doeltreffende rechtsmiddelen krijgen, met bijzondere aandacht voor de situatie van Roma-kinderen en -vrouwen, die vaak het slachtoffer zijn van meervoudige discriminatie,
   invoering van maatregelen ter preventie van mensenhandel, waarvan de slachtoffers al te vaak afkomstig zijn uit de Roma-gemeenschap,
   verstrekking van opleidingen over niet-discriminatoire praktijken aan personeelsleden op alle administratieve, gerechtelijke en politiële niveaus,
   opzetten van een dialoog tussen de plaatselijke overheden, gerechtelijke instanties, politie en de Roma-gemeenschap, met als doel discriminatie in de gerechtelijke sfeer uit te bannen, het vertrouwen te verhogen en etnische profilering tegen te gaan,
   gelijke toegang tot kwaliteitsonderwijs voor eenieder,
   gelijke toegang tot beroepsonderwijs voor volwassenen en toegang tot levenslang leren,
   gelijke toegang tot sociale voorzieningen en basiszorginfrastructuur, zoals kinderopvang en ouderenzorg,
   afschaffing van segregatie in het onderwijs en in de klas, ook door het scheppen van een integratiebevorderende sfeer op school en de aanstelling van uit de Roma-gemeenschap afkomstige schoolbemiddelaars,
   gelijke toegang tot een gepaste voorbereiding op de competitieve arbeidsmarkt,
   gelijke toegang tot voorschools onderwijs,
   zorgen voor scholing van meisjes,
   zorgen voor intercultureel onderwijs,
   vergemakkelijking van de dialoog tussen families en scholen, met name door middel van bemiddelaars,
   verhoging van het aantal Roma-onderwijzers, om de taal en identiteit van Roma-kinderen te beschermen en hun onderwijs te kunnen verstrekken in hun eigen taal,
   invoering van maatregelen om voortijdig verlaten van en mislukken op school te voorkomen,
   invoering van maatregelen om kinderen die de school vroegtijdig hebben verlaten terug naar school te sturen, zoals het opstarten van tweedekansprogramma's,
   gelijke toegang tot middelbaar en hoger kwaliteitsonderwijs en studiebeursprogramma's,
   bestrijding van de oververtegenwoordiging van de Roma op speciale scholen,
   bestrijding van armoede bij kinderen, voorkomen dat kinderen van hun familie worden gescheiden en in pleeggezinnen of bijzondere zorg terecht komen wegens armoede,
   de garantie van daadwerkelijke toegang tot de arbeidsmarkt; ontwikkeling en terbeschikkingstelling van microkrediet voor ondernemerschap en zelfstandige arbeid,
   het waarborgen van toegang tot betaalbare en gezonde huisvesting; afschaffing van territoriale segregatie,
   instaan voor het recht op een geregistreerd adres, inclusief de mogelijkheid van registratie via een maatschappelijke organisatie, waarborgen van een volledig en bijgewerkt register van de burgerlijke stand voor alle Roma-burgers, alsook bestrijding van discriminatie bij de afgifte van administratieve documenten,
   tegengaan van ongelijkheden op het gebied van gezondheid door voor gelijke toegang tot kwaliteitsgezondheidszorg en gezondheidsbevordering te zorgen ten einde ongelijkheden op het gebied van gezondheid aanzienlijk te verminderen, met speciale nadruk op de bescherming van de gezondheid van kwetsbare groepen, zoals vrouwen, kinderen, ouderen en personen met een handicap,
   versterking van de autonomie van de Roma-samenleving, onder meer door een capaciteitsopbouwbeleid, versterking van de administratieve capaciteit op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau en bevordering van de deelname van de Roma aan het politieke en maatschappelijke leven,
   actief burgerschap aanmoedigen, Roma betrekken in alle aspecten van het openbare en politieke leven, en hun vertegenwoordiging in instellingen en verkozen instanties op plaatselijk, nationaal en EU-niveau vergroten,
   opneming van een uitbreidings- en nabuurschapsdimensie in de strategie met het oog op verbetering van de situatie van de Roma in toetredende en kandidaatlanden, potentiële kandidaatlanden en bij het Europees partnerschapsbeleid betrokken landen; voorts toekenning van prioriteit aan de evaluatie van de vorderingen op dit gebied in de jaarlijkse voortgangsverslagen alsook in de evaluaties van EU-nabuurschapslanden,
   eerbied voor cultuur en behoud van cultuur garanderen,
   het waarborgen van gendergelijkheid door in te spelen op de specifieke behoeften van Roma-vrouwen en hen te betrekken bij de ontwikkeling van beleid; een verbod op de praktijk van kinderhuwelijken,
   een einde maken aan het terugsturen van Roma naar landen waar zij de kans lopen het slachtoffer te worden van foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing;

5.  benadrukt dat complexe programma's en programma's die aan de specifieke behoeften van onder uiteenlopende omstandigheden levende Roma-gemeenschappen zijn aangepast van cruciaal belang zijn en dat het in verband hiermee nodig is de Roma toegang te bezorgen tot gepersonaliseerde diensten ter plekke;

6.  herinnert eraan dat adequate inkomenssteun, inclusieve arbeidsmarkten en toegang tot kwalitatief goede diensten hoofdpijlers vormen van de op actieve inclusie gerichte strategie die in Aanbeveling 2008/867/EG is gepresenteerd;

7.  onderstreept dat sociale hulp, behoorlijke huisvesting en kleding, toegankelijke vroege-ontwikkelingsprogramma's van hoge kwaliteit en niet-gesegregeerd onderwijs van hoge kwaliteit in een inclusieve omgeving, dat openstaat voor betrokkenheid van ouders, essentieel zijn met het oog op gelijke kansen, de kans op volledige participatie aan het maatschappelijk leven en afwezigheid van discriminatie in de toekomst; onderstreept dat spijbelen en vroegtijdig schoolverlaten moeten worden tegengegaan, en dat er beurzen en financiële steun moeten worden geboden; benadrukt dat onderwijs, opleidingsmogelijkheden en werkondersteuning voor volwassenen cruciaal zijn om het in dienst nemen en houden van Roma te ondersteunen en zo het bestendigen van de sociale uitsluiting te voorkomen;

8.  stelt dat marginalisering al vanaf de vroegste jeugd moet worden voorkomen door een kind meteen na de geboorte in het bevolkingsregister te laten opnemen, zodat zijn nationaliteit erkend is en het aanspraak kan maken op alle sociale voorzieningen; is met name van mening dat een vroegtijdig onderwijsaanbod van goede kwaliteit voor Roma-kinderen gewaarborgd moet zijn en dat voor hen speciale maatregelen op het gebied van schoolbegeleiding moeten worden genomen;

9.  wijst op de uitdagingen waarmee de Roma, met name vrouwen en meisjes, te kampen hebben in de vorm van extreme armoede, discriminatie en uitsluiting, waardoor zij geen toegang hebben tot verder onderwijs, werkgelegenheid en sociale dienstverlening; verzoekt de Commissie en de lidstaten in te gaan op de bijzondere behoeften van Roma-vrouwen en -meisjes door alle beleidsmaatregelen ten behoeve van de inclusie van Roma in een genderperspectief te plaatsen, en bescherming te bieden aan bijzonder kwetsbare subgroepen;

10.  verzoekt de lidstaten concrete stappen te ondernemen om hun burgers voor te lichten over de historische en huidige situatie van de Roma en daartoe de rapporten van het Bureau van de grondrechten (FRA) als een van de bronnen van materiaal te benutten;

11.  onderstreept dat de EU-strategie voor de inclusie van de Roma ook maatregelen moet omvatten die waarborgen dat de situatie van de Roma wordt getoetst op het punt van eerbiediging en bevordering van hun fundamentele sociale rechten, gelijkheid, non-discriminatie en vrij verkeer in de EU;

12.  benadrukt dat de toegang van Roma tot een goede school- en beroepsleiding, het delen van en het inzicht in hun cultuur, waarden en cultureel erfgoed, een grotere participatie van Roma in verenigingen en een betere vertegenwoordiging van hun gemeenschap essentiële elementen vormen van een totaalbenadering van de toepassing van nationale en Europese strategieën voor de integratie van Roma in en de betrokkenheid van Roma bij de maatschappij;

13.  wijst erop dat hoogwaardig onderwijs en hoogwaardige opleiding van invloed zijn op het toekomstige persoonlijke en beroepsleven van een mens, en dat het daarom van wezenlijk belang is te zorgen voor gelijke beschikbaarheid van doelmatige onderwijs- en opleidingsstelsels, zonder enige discriminatie of apartheid;

14.  onderstreept dat het van belang is de strategie op transparante wijze goed te keuren en te controleren, dat de primaire verantwoordelijkheid hiervoor bij de democratisch verantwoordelijke ministers van de Raad ligt, en dat de strategie de EU op geen enkele wijze mag verdelen noch tot verdeeldheid tussen de lidstaten mag leiden, maar daarentegen juist moet bijdragen tot versterking van het Europese integratieproces;

15.  benadrukt dat het belangrijk is te zorgen voor het gepaste gebruik van de middelen die worden toegewezen aan de individuele lidstaten in de in het kader van de strategie aangewezen prioritaire sectoren;

16.  benadrukt dat het nodig is na te gaan en te meten in welke mate de doelstellingen van de strategie worden bereikt, om gunningscriteria te kunnen invoeren die lidstaten die succesvol zijn ten goede komen en niet-naleving bestraffen;

17.  verzoekt de Commissie om:

   in samenwerking met de lidstaten en overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel de leidende rol te vervullen bij de strategische coördinatie in verband met de vooruitgang op de prioritaire gebieden en de verwezenlijking van de doelstellingen met betrekking tot de strategie,
   de task force in te stellen als een permanent orgaan om verantwoordelijkheid te nemen voor de supervisie, de coördinatie, het toezicht, de rapportage, de evaluatie en de bevordering van de uitvoering, mainstreaming en de follow-up, waarbij wordt tegemoet gekomen aan de noodzaak van een onafhankelijk, multisectoraal orgaan dat dient als „externe bemiddelaar” die de verschillende nationale en sectorale belangen op een voor allen aanvaardbare wijze kan beoordelen en afwegen,
   de strategie zo nodig regelmatig te toetsen en aan te passen en het Europees Parlement en de Raad om goedkeuring voor de aangebrachte wijzigingen te vragen,
   in al haar relevante beleidsinitiatieven en bij de programmering op EU-niveau rekening te houden met de prioritaire gebieden en doelstellingen van de strategie,
   verslag uit te brengen over de vooruitgang van de strategie en de nationale actieplannen, evaluatie van de resultaten, inclusief benchmarks en indicatoren, en de Raad en het Parlement hierover jaarlijks te informeren, met dien verstande dat de doelmatigheid van het beleid en de evaluatie achteraf criteria moeten zijn voor eventuele verlenging van de steun,
   de vergaring en de verspreiding van noodzakelijke statistische gegevens te waarborgen en de consolidering en bevordering van plaatselijk ontwikkelde beste praktijken te garanderen,
   te beoordelen of nationale plannen in overeenstemming zijn met de EU-strategie,
   het regelgevingskader voor kruisfinanciering te veranderen, de bureaucratische last te verminderen, de procedures voor de EU-fondsen te vereenvoudigen en ook de lidstaten te verplichten eenvoudige en normatieve financieringsprocedures in te voeren en gebruik van globale subsidies te maken,
   geleidelijk verplichte institutionele garanties in te voeren voor de mainstreaming van maatregelen tegen discriminatie en segregatie, rekening houdend met de Richtlijnen 2000/43/EG en 2004/113/EG, en die maatregelen ook te blijven observeren en stigmatisering tegen te gaan,
   te zorgen voor de deelname van alle betrokken partijen en van de Roma-gemeenschappen, op alle niveaus en in alle stadia via het Europees Roma-platform, en samen te werken met de andere instellingen, lidstaten, regionale en plaatselijke autoriteiten, internationale financiële instellingen, transnationale programmeringsinstanties en intergouvernementele organisaties alsook niet-gouvernementele organisaties en intergouvernementele initiatieven, aangezien het noodzakelijk is de coördinatie en samenwerking tussen de betrokken beleidsactoren en beleidsnetwerken te verbeteren om dubbel werk te voorkomen en ervoor te zorgen dat beleidsmaatregelen op dit gebied elkaar versterken, en om overlappend en tegenstrijdig beleid ten gevolge van versnippering van de netwerken van belanghebbenden te voorkomen;

18.  herinnert eraan dat de Commissie een bijzondere verantwoordelijkheid draagt voor de bevordering van een EU-strategie voor de inclusie van de Roma, maar dat deze strategie op lokaal niveau invulling moet krijgen;

19.  verzoekt de Commissie en de lidstaten de bestaande strategieën en instrumenten van de EU aan te grijpen om de sociaaleconomische integratie van de Roma te realiseren en alle daartoe strekkende beleidsmaatregelen uit te stippelen en uit te voeren, rekening houdend, waar van toepassing, met de gemeenschappelijke basisbeginselen voor de inclusie van de Roma;

20.  is van mening dat een sterkere samenwerking tussen Roma-leiders, lokale overheden en EU-organen van cruciaal belang is om de belangrijkste uitdagingen en oplossingen vast te stellen waarmee zowel de EU als de lidstaten te maken hebben met het oog op de sociaaleconomische inclusie van de Roma-bevolking;

21.  vraagt de lidstaten om aan lokale besluitvormingsorganen met de nodige bevoegdheden toe te rusten om te zorgen voor complexe en ontwikkelingsgerichte EU-financiering ter ondersteuning van goede lokale initiatieven die beantwoorden aan de verschillende plaatselijke behoeften van de Roma; onderstreept dat het van belang is goede praktijken bij de integratie van de Roma aan te wijzen en uit te wisselen en de succesverhalen sterker onder de aandacht te brengen; pleit eveneens voor ontwikkeling van institutionele capaciteit om op lokaal niveau de nodige bijstand te verlenen (administratief en projectbeheer);

22.  is van mening dat gedurende het hele proces gecoördineerde actie moet worden ondernomen en verantwoordelijkheid moet worden opgenomen door Roma- en niet-Roma-organisaties, lokale, regionale en nationale autoriteiten en EU-instanties, waarbij wordt voortgebouwd op de beste praktijken en de reeds bestaande schat aan kennis die de lidstaten hebben opgebouwd en de ervaringen die in de eerste periode van het Decennium van de inclusie van de Roma zijn opgedaan; onderstreept in dit verband het belang van bewustmakingscampagnes, met name voor regio's met grote Roma-gemeenschappen;

23.  is van mening dat sociale inclusie van de Roma niet mogelijk is zonder hun belangenbehartiging, o.a. in de politieke besluitvorming, en hun civiele activiteiten te organiseren en deze op te voeren via ngo's op nationaal en Europees niveau;

24.  raadt de EU-organen ten sterkste aan het nationale niveau sterker bij het overleg en het besluitvormingsproces te betrekken om tot een toekomstige strategie te komen die voor alle betrokken partijen van voordeel kan zijn; wijst de Commissie en de lidstaten ook op de noodzaak het beleid inzake de inclusie van de Roma te ontwerpen, te ontwikkelen, uit te voeren en te beoordelen in samenwerking met de regionale en lokale autoriteiten, de Roma- en de niet-Roma-bevolkingsgroepen, vertegenwoordigers en maatschappelijke organisaties en met het Comité van de regio's en internationale organisaties om de acceptatie en effectiviteit van dat beleid te verbeteren;

25.  vraagt de Commissie gegevens te verzamelen en te verspreiden over de in de lidstaten opgedane ervaringen en genomen maatregelen, met name op het gebied van onderwijs en cultuur;

26.  vraagt een betere begeleiding voor de ontwikkelaars van projecten die voor Europees geld voor de integratie van de Roma-bevolking in aanmerking komen, door de instelling van fora voor informatie, analyse en uitwisseling van optimale werkmethoden;

27.  blijft erbij dat de oplossing voor een deel ligt in de volle inzet van de lidstaten om ontwikkelaars van projecten daadwerkelijk te steunen en dat de lidstaten samen met de Commissie een rol moeten spelen hebben door plaatselijke autoriteiten ertoe aan te zetten projecten uit te kiezen voor de integratie van Roma;

28.  verzoekt de lidstaten sectoroverschrijdende strategieën voor terugdringing van de armoede te ontwikkelen waarbij rekening wordt gehouden met de vaak delicate kwestie van de co-existentie van de Roma-gemeenschap en de meerderheidsgemeenschap die beide te lijden hebben onder een gebrek aan werk, armoede en marginalisering; wijst op het belang van stimuleringsmaatregelen waarmee de armen via zichtbare voordelen worden aangemoedigd om zich op de arbeidsmarkt te begeven in plaats van te leven van sociale uitkeringen en eventueel werk op de zwarte markt; onderstreept dat programma's ter bevordering van wederzijds begrip en verdraagzaamheid jegens elkaar van het grootste belang zijn;

29.  verzoekt de Commissie een uitbreidingsdimensie in de strategie op te nemen door proefprojecten te ontwikkelen in kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten, die ervoor moeten zorgen dat er nationale actieplannen worden ontwikkeld in overeenstemming met de EU-strategie;

30.  verzoekt de lidstaten een overheidsambtenaar of een administratief orgaan op hoog niveau aan te wijzen als „nationaal contactpunt” met uitvoerende bevoegdheden en belast met de uitvoering, coördinatie, toetsing, mainstreaming en handhaving van de strategie op nationaal, regionaal en lokaal niveau door te zorgen voor een minimum aan bureaucratie en efficiënt beheer en controle van middelen alsook voor transparantie van de verslaglegging;

31.  vraagt dat de ministeries van Onderwijs van de lidstaten en de Commissie een innovatief en flexibel beurzensysteem invoeren om talent te stimuleren en de steun aan bestaande beurzen en programma's op te voeren;

32.  verzoekt de Commissie en de Raad de uitgebreide en gedetailleerde componenten van de „indicatoren van Laken” goed te keuren om de sociale en territoriale uitsluiting te meten en de vooruitgang te evalueren; benadrukt dat de horizontale verdelingen van de „indicatoren van Laken” ook moeten worden uitgebreid tot de kleinste statistische en administratieve eenheden (LAU 1 en LAU 2); wijst er bovendien op dat de „indicatoren van Laeken” aan de toekomstige indicatoren voor het cohesiebeleid kunnen worden toegevoegd, met name met betrekking tot de sociale dimensie;

33.  verzoekt de Commissie de indicatoren aan te vullen met een systeem van doelstellingen en criteria, teneinde een werkelijk politiek streven naar vooruitgang te waarborgen; onderstreept voorts dat er dringend behoefte is aan vooruitgang bij het verzamelen van gedifferentieerde gegevens om de vooruitgang richting doelstellingen/criteria/indicatoren te kunnen meten en om goed onderbouwd beleid te kunnen ontwikkelen en de doeltreffendheid en evaluatie daarvan te kunnen verbeteren;

34.  bepleit dat er snel – aan de hand van de beste praktijken − benchmarks, indicatoren, onafhankelijke monitoring en effectbeoordelingsmechanismen worden ontwikkeld om de doeltreffendheid en tastbare resultaten van de programma's te stimuleren en te beoordelen in plaats van alleen te controleren of gesubsidieerde projecten voldoen aan de procedurele formaliteiten, en dringt aan op doeltreffend toezicht op de middelenbesteding, zodat de financiële middelen uiteindelijk echte verbetering brengen in de leefomstandigheden, de gezondheidszorg, het onderwijs en de werkgelegenheid voor de Roma;

35.  is van mening dat de gestructureerde samenwerking van de lidstaten in de bestaande open coördinatiemethoden op het gebied van werkgelegenheid en sociale inclusie van cruciaal belang is om de volledige integratie van de Roma dichterbij te brengen, en verzoekt de Commissie uitwisselingen van goede praktijken en ervaringen te organiseren tussen de lidstaten en alle partijen die bij de Roma-problematiek betrokken zijn;

36.  vraagt van de Commissie en de lidstaten een werkelijke inzet om te bereiken dat middelen met nauwkeurig omschreven doelstellingen de behoeftige Roma daadwerkelijk bereiken en duurzame verbetering in hun leven brengen, en wel door uitvoering van meer doel- en ontwikkelingsgerichte, complexe en flexibele programma's met een langere looptijd en meer territoriale relevantie, die zich richten op de meest benadeelde microregio's in hun geografische, sociaaleconomische en culturele context, om het probleem van armoede in de voorsteden en op het platteland en in gesegregeerde Roma-buurten aan te pakken, met bijzondere nadruk op de verbetering van de ondermaatse huisvesting (waar bijvoorbeeld drinkwater, verwarming, elektriciteit en riolering ontbreken) en op ook in het vervolg te bieden hulp waardoor gezinnen de verbeteringen in hun huisvestingssituatie in stand kunnen houden; vraagt de Commissie ook dringend om de resultaten van de projecten in het oog te houden nadat de financiering daarvan is afgelopen;

37.  verzoekt de lidstaten de economische mogelijkheden voor de Roma te verbeteren, o.a. door het gebruik van de microkredietfaciliteit onder ondernemers aan te moedigen; verzoekt de lidstaten voort te bouwen op de ervaring met succesvolle projecten, bijvoorbeeld bedrijven in het grijze circuit die met hulp van deskundigen tot legale economische activiteiten zijn geworden;

38.  verzoekt de lidstaten en de Commissie duidelijke beleidsmaatregelen voor de integratie van de Roma op de arbeidsmarkt goed te keuren en maatregelen te bedenken en in te voeren om de negatieve gevolgen van een langdurige afhankelijkheid van sociale voorzieningen tegen te gaan;

39.  beseft dat de meeste Roma zwartwerken en verzoekt daarom de Commissie om, gezien de noodzaak de houdbaarheid van de socialezekerheidsstelsels te waarborgen, in samenwerking met de sociale partners dit verschijnsel doeltreffend te bestrijden;

40.  verzoekt de lidstaten zich ervoor in te zetten dat publieke actoren, zoals KMO's en micro-ondernemingen, worden betrokken bij de uitvoering van de op inzetbaarheid gerichte inclusiemaatregelen ten behoeve van de Roma-bevolking;

41.  onderstreept de belangrijke rol die kmo's en micro-ondernemingen kunnen spelen bij de integratie van de Roma, en beveelt aan diegenen te belonen die daartoe bijdragen;

42.  is van mening dat er kan worden gezorgd voor betere vooruitzichten voor Roma, met name op het gebied van hun toegang tot de arbeidsmarkt, als de lidstaten meer investeren in onderwijs en opleiding, met bijzondere nadruk op nieuwe technieken en op internet, door maatregelen over te nemen die worden gesteund door de internationale wetenschapsgemeenschap, stichtingen en in de sector onderwijs en maatschappelijke integratie werkzame ngo's op regionaal en plaatselijk niveau;

43.  verzoekt de Commissie een Europese kaart van crisisgebieden uit te werken, waarop wordt aangegeven, gemeten en geëvalueerd in welke microregio's van de EU de bevolking het zwaarst door armoede, sociale uitsluiting en discriminatie wordt getroffen, en wel op basis van ten minste de volgende kenmerken:

   beschikbaarheid van arbeidsplaatsen,
   afstand tot stedelijke centra of problematische overconcentratie dicht bij stedelijke centra,
   hoge werkloosheid,
   onvoldoende openbare dienstverlening,
   milieuvoorwaarden die te wensen overlaten,
   geen ondernemingen in de nabijheid,
   geen degelijke infrastructuur,
   laag inkomensniveau,
   laag onderwijspeil,
   menselijk potentieel met geringe kwalificaties,
   slechte/dure vervoersinfrastructuur,
   sociale spanningen,
   capaciteit van de plaatselijke overheidsinstanties om in te spelen op armoede,
   ernstige schending van de mensenrechten, discriminatie, uitzetting, uitwijzing, racisme, het slachtofferen van Roma door lokale of regionale overheden of derden;

44.  dringt aan op actieve betrokkenheid van de lidstaten bij het verstrekken van gegevens over de sociaaleconomische situatie van de Roma (vooral onderwijs, gezondheid, huisvesting en werk) en verzoekt de internationale organisaties (bv. de ILO en de OESO) deze aspecten in het kader van hun algemene onderzoeken verder uit te werken, om te helpen specifieke doelstellingen te bepalen, bijvoorbeeld voor het percentage van de Roma-gemeenschap dat een opleiding in het secundaire en tertiaire onderwijs afrondt, een overheidsbetrekking heeft en in verschillende sectoren van het maatschappelijke en politieke leven vertegenwoordigd is, en vraagt de Europese Commissie om te helpen aan de hand van die gegevens een heldere en haalbare strategie voor de integratie van de Roma uit te stippelen;

45.  verzoekt de Commissie dan ook deze microregio's specifieke steun toe te kennen, waaronder financiële steun, en onverwijld proefprojecten te ontwikkelen waaraan bemiddelaars deelnemen overeenkomstig het programma van de Raad van Europa, alsmede een concrete follow-up van de tenuitvoerlegging van de strategie;

46.  verzoekt de Commissie om in de strategie de lidstaten, betrokken internationale en Europese instellingen, ngo's, Roma-gemeenschappen, andere betrokkenen en het publiek aan te sporen bij alle verwijzingen naar deze minderheid de termen „Roma”/„Roma en Sinti” te hanteren;

47.  verzoekt de Commissie en de Raad in het kader van het komende meerjarig financieel kader expliciet specifieke financiering binnen het cohesiebeleid toe te wijzen ter ondersteuning van de strategie, door het creëren van een prestatiereserve voor de EU-strategie voor de Roma;

48.  acht de huidige absorptiegraad bij de EU-financiering te laag; verzoekt de Commissie daarom de oorzaken van deze situatie te analyseren en aan een efficiëntere benadering te werken bij de bewaking van de opname van EU-middelen, met name de middelen die speciaal zijn bestemd voor gemarginaliseerde groepen; dringt ook sterk aan op inzameling van gegevens – onder inachtneming van de richtlijnen inzake gegevenbescherming – omtrent de doeltreffendheid van de EU-middelen, om beleid te ontwikkelen dat gebaseerd is op aangetoonde feiten;

49.  wijst erop dat de sociale uitsluiting die de Roma treft, een bijzonder sterke territoriale dimensie van armoede en marginalisering heeft en dat deze geconcentreerd is in onderontwikkelde microregio's die een schrijnend gebrek hebben aan de nodige financiële middelen om hun eigen bijdrage te verstrekken voor de communautaire financiering waarvoor zij in aanmerking komen en die het vaak ontbreekt aan de administratieve capaciteit en het personeel om de financiering goed te gebruiken; benadrukt dat specifieke inspanningen moeten worden geconcentreerd in deze microregio's, die vaak perifere interregionale gebieden zijn, en dat de bureaucratische regels ingrijpend moeten worden vereenvoudigd, zodat in het kader van het cohesiebeleid zo veel mogelijk middelen kunnen worden toegewezen;

50.  is van mening dat in de nieuwe verordeningen over de toewijzing van de structuurfondsen de beëindiging van de segregatie en de garantie van gelijke toegang voor de Roma tot overheidsdiensten tot voorwaarde moet worden gemaakt; is van mening dat ook op lokaal niveau plannen voor gelijke kansen en het tegengaan van segregatie moeten worden ontwikkeld, uitgaande van meetbare indicatoren en concrete acties;

51.  dringt bij de Commissie aan op adequate instrumenten om de lidstaten een leidraad te bieden voor het aanbrengen van complementariteit tussen het ESF, het EFRO en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO), en verzoekt de lidstaten om in het belang van de inclusie van de Roma ook gebruik te maken van andere programma's, zoals het PROGRESS-programma, het programma voor een leven lang leren, het cultuurprogramma (2007-2013) en het gezondheidsprogramma (2008-2013);

52.  verzoekt om delegatie van met ontwikkelingshulp belaste EU-organen onder de supervisie en controle van de Roma task force, ten einde:

   te zorgen voor op ontwikkeling gerichte EU-financiering ter ondersteuning van goede lokale initiatieven,
   oneigenlijk gebruik van middelen tijdig op te sporen en te rapporteren,
   regelmatig controles te verrichten op de consistentie en doeltreffendheid van het gebruik van de financiële middelen voor wat betreft de verwachte resultaten, inclusief de doelstellingen waarvoor de financiering in het kader van de strategie wordt toegekend,
   als adviseur op te treden voor een optimale benutting van de complexe op Europees niveau verworven kennis voor wat betreft de uitwerking van indicatoren, effectbeoordeling, enz., en
   doelgerichte hulp te verlenen voor plaatselijke initiatieven en complexe programma's die het best beantwoorden aan de doelstellingen van de strategie en tot doeltreffende oplossingen leiden voor de concrete problemen van de Roma-gemeenschappen;

53.  verzoekt de Commissie en de lidstaten de participerende monitoring evaluatie toe te passen waarbij de Roma-gemeenschappen worden betrokken en ertoe bij te dragen om enerzijds de capaciteit van de belanghebbenden te ontwikkelen en anderzijds externe expertise binnen te halen om een realistisch en objectief beeld te krijgen van het algehele welslagen of mislukken van de verschillende maatregelen en instrumenten; verzoekt de Commissie voorts het Parlement een lijst te verstrekken met de sinds 2000 door haar gefinancierde projecten ten behoeve van de Roma-bevolking, met vermelding van de behaalde resultaten;

54.  verzoekt de lidstaten de horizontale prioriteit „gemarginaliseerde gemeenschappen” uit te voeren in het kader van de structuurfondsen van de EU en deel te nemen aan het netwerk EU-Roma dat zich bezighoudt met de juiste tenuitvoerlegging van de structuurfondsen met het oog op de integratie van de Roma; onderstreept dat de bestaande maatregelen alsook de monitoring- en evaluatiemechanismen aanzienlijk moeten worden verbeterd; benadrukt voorts dat agentschappen en organisaties die projecten uitvoeren welke door de structuurfondsen worden gecofinancierd, direct op de Roma zijn gericht of hen indirect ten goede komen, verantwoording moeten afleggen en de maatregelen op transparante wijze ten uitvoer moeten leggen; verzoekt om een doorlopende kosten-batenanalyse met betrekking tot het gedeelte van de middelen dat voor de lopende programma's wordt uitgetrokken en besteed en de lopende kosten;

55.  verzoekt de Commissie en de Raad de reikwijdte van de EU-financiering uit te breiden, zodat naast ontwikkeling ook de verlening van kwalitatief goede overheidsdiensten voor financiering in aanmerking komt; benadrukt voorts dat medefinanciering moet worden herzien en zo mogelijk gedifferentieerd om een beter beeld te geven van de verscheidenheid aan maatregelen en begunstigden en dat aldus voor projecten ten behoeve van de Roma een geringer aandeel van de lidstaat, maar een groter aandeel van de EU kan worden verlangd;

56.  benadrukt dat de coördinatie tussen de betreffende beleidsmaatregelen van de EU aanzienlijk moet worden verbeterd om synergie en complementariteit te bevorderen en dat bureaucratische en uitvoeringsvoorschriften aanzienlijk moeten worden vereenvoudigd en dat alle belemmeringen tussen de verschillende fondsen uit de weg moeten worden geruimd, zodat een zo maximaal mogelijke toewijzing van de middelen kan worden bereikt door alle instrumenten;

57.  benadrukt dat de structuurfondsen nationale en lokale benaderingen moeten combineren door te werken via programma's die tegelijkertijd binnen een nationale strategie opereren en lokale antwoorden op specifieke behoeften geven; benadrukt verder dat synergie moet worden gecreëerd tussen de uitvoering van de structuurfondsen en de overheidsstrategieën voor de Roma alsook tussen de beheersinstanties van het Europees Sociaal Fonds en de gespecialiseerde Roma-diensten of coördinatiestructuren die zich met Roma-vraagstukken bezighouden;

58.  dringt bij de Commissie en de Raad aan op verbetering van de toegang tot EU-fondsen van lokale overheden en ngo's die zich bezighouden met de integratie van de Roma, door de aanvraagprocedure -en voorschriften te vereenvoudigen;

59.  verzoekt de Commissie een mechanisme in de strategie op te nemen dat de aanwerving van Roma bij het overheidsapparaat in EU- en nationaal verband bevordert, en verzoekt de lidstaten om Roma-personeel bij het overheidsapparaat aan te werven, met name bij instellingen die deelnemen aan de planning en uitvoering van programma's voor integratie van de Roma die door de EU en in nationaal verband worden gefinancierd;

60.  benadrukt dat het van belang is dat de lidstaten het Europees Verdrag inzake nationaliteit ondertekenen en ratificeren waarin duidelijk wordt bepaald dat in het nationale recht inzake nationaliteit van een staat geen sprake mag zijn van discriminatie op grond van geslacht, godsdienst, nationale of etnische afkomst;

61.  onderstreept in verband hiermee het feit dat EU-programma's als het Progress-programma, ter bestrijding van discriminatie, en Jasmine, voor investeringen in capaciteitsopbouw, moeten worden voortgezet en vraagt dat deze programma's verder worden ontwikkeld na 2013;

62.  spreekt er zijn waardering voor uit dat er een kans is gecreëerd via de bepalingen van Verordening (EU) nr. 437/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010, waarbij ten hoogste 3% van de EFRO-toewijzing aan specifieke programma's of 2% van de totale toegewezen middelen bestemd is voor de sanering van huisvesting ten gunste van gemarginaliseerde gemeenschappen; betreurt dat er tot dusverre geen operationele programma's zijn gewijzigd om opnieuw voorrang te verlenen aan huisvesting van Roma; verzoekt de lidstaten van deze nieuwe kans in het kader van de structuurfondsen snel en volledig gebruik te maken, om de vooruitzichten op daadwerkelijke sociale integratie te verbeteren; verzoekt de Commissie een specifiek actieplan voor deze verordening voor te stellen, om het gebruik van de middelen te bespoedigen en beveelt opstelling aan van een Commissieverslag over het gebruik ervan; verzoekt de lidstaten voorts daadwerkelijk gebruik te maken van de mogelijkheden voor interactie tussen EFRO, ESF en ELFPO om programma's voor integratie van de Roma te ontwikkelen;

63.  erkent dat Roma-gemeenschappen buitengemeen divers samengestelde groepen zijn, met het gevolg dat één enkele strategie onmogelijk is; spreekt dan ook de aanbeveling uit dat de plaatselijke en regionale overheden van de lidstaten vormen van daadwerkelijk integratiebeleid voorstellen die moeten verschillen naargelang van hun specifieke achtergrond (geografisch, economisch, sociaal, cultureel); spreekt de aanbeveling uit dat de Commissie gebruik maakt van de ervaring die is opgedaan door de autoriteiten die actief tot de integratie van Roma-gemeenschappen hebben bijgedragen en moedigt de toepassing van optimale werkmethoden en recepten voor succes aan, om de maatschappelijke integratie van de Roma te verwezenlijken;

64.  herinnert eraan dat de eerste voorwaarde voor geslaagde integratie bestaat in gezamenlijke inspanningen van de reguliere maatschappij en van de Roma-gemeenschap; verzoekt de lidstaten dan ook bij te dragen tot verbetering van de huisvestings- en werkgelegenheidssituatie van de Roma en spreekt de aanbeveling uit dat lidstaten en regionale en plaatselijke overheden de toewijzing van huisvesting aan randgemeenschappen – in overeenstemming met de regelgeving inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling – opnemen in een breder, complexer beleidskader van wederzijdse maatschappelijke inzet in twee richtingen, zoals het aanbrengen van gemeenschapsgevoel, waardoor de Roma worden opgenomen in het bouwproces van de nieuwe inrichtingen en wederzijdse inspanningen om ervoor te zorgen dat kinderen schoolgaan en om de werkloosheid aanzienlijk terug te dringen; is van mening dat de lidstaten zo een substantiële bijdrage kunnen leveren aan de totstandbrenging van een concrete oplossing voor de vestigingsproblemen van randgroepen die over slechte huisvesting beschikken; verzoekt de lidstaten eveneens gebruik te maken van het EU-Roma-netwerk om de uitwisseling van optimale werkmethoden aan te moedigen;

65.  verzoekt de Commissie en de Raad maximaal gebruik te maken van de programma's in het kader van de doelstelling van de Europese Territoriale Samenwerking, zoals grensoverschrijdende, transnationale en interregionale samenwerkingsprogramma's, en de mogelijkheden van de Europese groepering voor territoriale samenwerking te benutten;

66.  verzoekt de Commissie en de lidstaten de belemmeringen voor (her)intreding op de arbeidsmarkt en zelfstandige arbeid van Roma-vrouwen te analyseren en weg te nemen en voorts de nodige nadruk te leggen op de rol van de vrouw bij de versterking van de economische positie van gemarginaliseerde Roma en bij het opzetten van een bedrijf; verzoekt de Commissie en de lidstaten voorts om ervoor te zorgen dat Roma-vrouwen worden betrokken bij de voorbereiding, uitvoering, monitoring en evaluatie van de EU-strategie voor de integratie van de Roma;

67.  verzoekt de Commissie en de lidstaten de capaciteitsopbouw en de versterking van de positie van de Roma-vrouwen als horizontale doelstelling op te nemen in alle prioritaire gebieden van de strategie van de EU inzake integratie van de Roma;

68.  verzoekt de Commissie en de Raad de bevordering van gendergelijkheid onder de doelstellingen van de strategie op te nemen en meervoudige en intersectorale discriminatie te bestrijden;

69.  verzoekt de Commissie en de lidstaten naar geslacht opgesplitste betrouwbare gegevens te verzamelen, te analyseren en te publiceren om in staat te zijn de strategie naar behoren te evalueren en aan passen en de effecten van de projecten en maatregelen in het kader van de strategie op de Roma-vrouwen te meten;

70.  verzoekt om opneming in de strategie van een mechanisme voor samenwerking, uitwisseling van informatie en monitoring, niet alleen op EU-niveau, maar ook in nationaal verband, samen met het Bureau voor de grondrechten, de Raad van Europa, andere relevante internationale en Europese instellingen, NGO's, Roma-gemeenschappen en andere belanghebbenden om de problemen aan te pakken, oplossingen te zoeken en ervoor te zorgen dat de strategie zowel op EU- niveau als in nationaal verband correct en volledig wordt uitgevoerd door degenen die ervoor verantwoordelijk zijn, zodat de strategie een succes wordt;

71.  verzoekt de Commissie de technische bijstand te verlenen die nodig is ter verbetering van de administratieve capaciteit van organen die zich bezighouden met het beheer van de structuurfondsen, en roept de lidstaten op om advies en administratieve steun te bieden, bijvoorbeeld door het organiseren van cursussen, hulp bij steunaanvragen en het verstrekken van uitleg, om het voor de Roma gemakkelijker te maken om aan informatie te komen over Europese en nationale financieringsprogramma's ter ondersteuning van ondernemerschap en werkgelegenheid en om daartoe strekkende aanvragen in te dienen;

72.  verzoekt de lidstaten om bij de omzetting van de Europa 2020-doelstellingen inzake armoede en sociale inclusie in nationale programma's concrete en specifieke doelstellingen, alsmede gedetailleerde en meetbare streefdoelen te bepalen wat de sociale inclusie van de Roma betreft en vraagt dat snel maatregelen worden genomen om voor het halen van gerichte doelstellingen te zorgen;

73.  denkt dat er met behulp van het onderwijs kan worden gezorgd voor een betere toekomst voor de Roma , en dat investeringen in het onderwijs van Roma-kinderen en -jongeren daarom essentieel zijn; beklemtoont dat scholing niet alleen een recht is, maar ook een plicht, en steunt activiteiten die erop gericht zijn meer Roma-kinderen naar school te doen gaan, onder meer door hun familie hier actief bij te betrekken;

74.  is van mening dat betere kennis van de Roma-cultuur in Europa het wederzijdse begrip tussen de Roma en de rest van de bevolking in Europa zal vergemakkelijken, en eveneens de dialoog tussen de diverse culturen in Europa zal bevorderen;

75.  meent dat de toekomstige strategie voor de Roma-minderheid het accent moet leggen op onderwijs als het belangrijkste hulpmiddel ter bevordering van de integratie in de samenleving;

76.  is van mening dat er ondersteuningsmechanismen moeten worden ingevoerd voor jonge Roma, zoals studiebeurzen en begeleidingsregelingen, om hen er niet alleen toe aan te moedigen een getuigschrift te behalen, maar ook te gaan studeren en een hoger diploma te verwerven;

77.  is van mening dat er een nieuw beurzenprogramma moet worden uitgewerkt met als doel Roma-studenten onderwijs van de hoogste kwaliteit te garanderen en op die manier een nieuwe generatie Roma-leiders te scholen;

78.  is van mening dat er beloningen moeten worden toegekend aan onderwijsinstellingen waarvan kansarme leerlingen een plaats verwerven in instellingen van een hoger niveau of waarvan het slaagcijfer hoger dan gemiddeld is, en vraagt de Commissie om projecten op dit gebied uit te werken;

79.  wijst erop dat het van wezenlijk belang is dat de lidstaten de opname van Roma in het maatschappelijk en cultureel leven van de plaatsen en landen waar zij wonen bevorderen, en ervoor zorgen dat zij op lange termijn hieraan meedoen en hierin vertegenwoordigd zijn, o.m. via maatregelen ter bevordering van beroepsonderwijs- en opleiding (BOO) en op de Roma-gemeenschap gerichte programma's voor levenslang leren, rekening houdend met het cultureel erfgoed en de levenswijze van de diverse Roma-groepen in Europa; wijst er bij voorbeeld op dat eventueel kan worden getracht bijzondere opleidingen aan te bieden aan schoolpersoneel, de aanstelling van Roma-docenten te bevorderen, nauwe samenwerking met Roma-gezinnen en –organisaties aan te moedigen en te zorgen voor steun en beurzen na voltooiing van de scholing; is van mening dat de plaatselijke autoriteiten in de lidstaten hierbij een actieve rol moeten spelen en dat naar de non-profitsector het signaal moet worden gezonden dat zijn werkzaamheden programma's ter integratie van de Roma in de maatschappij moeten omvatten;

80.  vraagt de Commissie en de lidstaten om elke vorm van uitsluiting van de Roma – zoals uitsluiting uit de maatschappij en het onderwijs – te bestrijden en om hun steun te verlenen aan alle programma's voor scholing van de Roma-bevolking;

81.  is van mening dat de plaatselijke overheid de verantwoordelijkheid moet aanvaarden voor de heropneming van studenten die het onderwijs verlaten vóórdat zij de leeftijd hebben bereikt waarop onderwijs niet meer verplicht is; stelt vast dat de plaatselijke autoriteiten hiertoe van onderwijsinstellingen gegevens van schoolverlaters moeten ontvangen;

82.  vraagt de Commissie steun te verlenen aan verdere initiatieven die Roma-kinderen en –jongeren onderwijskansen in de eerste levensjaren en zorg en toezicht willen bieden;

83.  is van mening dat er kleuterscholen en/of andere vormen van voorschoolse opvang en voorschools onderwijs moeten worden opgericht in gemeenschappen waar dit soort instellingen ontbreekt, en dat bestaande kleuterscholen en andere voorschoolse opvang- en onderwijscentra met onvoldoende onthaalcapaciteit moeten worden uitgebreid;

84.  vraagt de Commissie steun te verlenen aan initiatieven die doeltreffend zijn gebleken bij het voorkomen van alle vormen van segregatie en voorrang te geven aan integratieprojecten die met de hulp van de Roma-gezinnen zelf de geslaagde scholing van Roma-kinderen bevorderen;

85.  is verontrust over het hoge percentage analfabeten onder Roma en acht het van essentieel belang om programma's op te stellen en uit te werken die zorgen voor hoogwaardig lager, middelbaar en hoger onderwijs voor Roma-meisjes en -vrouwen , zoals strategieën om de overgang van lager naar middelbaar onderwijs te vereenvoudigen, en die in alle stadia van dit proces de kennis en het begrip van het culturele erfgoed, de geschiedenis en de waarden van de Roma bevorderen, zowel onder de Roma zelf als bij de rest van de bevolking;

86.  benadrukt dat de beperkte aanwezigheid, de hoge afwezigheidscijfers en de geringe schoolprestaties erop kunnen wijzen dat leerlingen en ouders zich niet altijd bewust zijn van de waarde van onderwijs; andere relevante factoren zijn bijvoorbeeld onvoldoende financiële middelen, gezondheidsproblemen, gebrek aan kwaliteitsonderwijs ter plaatse of gebrek aan transportmogelijkheden om naar school te gaan, slechte huisvesting en kleding, waardoor integratie op school onmogelijk is, de afwezigheid van een integratiebevorderende sfeer op school en gescheiden scholen die niet in staat zijn die voorbereiding te bieden die noodzakelijk is voor goede kansen op de arbeidsmarkt; wijst daarom op het belang van maatregelen die de deelname van Roma aan het onderwijsproces bevorderen en van aanhoudende, regelmatige gedachtewisseling over onderwijsaangelegenheden met de gezinnen van deze leerlingen, de Roma-gemeenschap en alle belanghebbenden;

87.  benadrukt de cruciale rol die amateur- en topsport kunnen spelen bij de integratie van de etnische Roma-bevolking;

88.  steunt de bevordering van opleidingsprogramma's die docenten in staat stellen beter om te gaan met kinderen en jongeren met Roma-achtergrond, hun ouders en mensen die zijn aangesteld als Roma-bemiddelaars met name op lagere scholen, als manier om ervoor te zorgen dat Roma-kinderen de lessen regelmatiger bijwonen;

89.  stelt verschillende benaderingen voor voor de opneming in het schoolsysteem, zowel gericht op kinderen uit Roma-gezinnen die zich op een vaste plek wensen te vestigen – bij voorbeeld door erop toe te zien dat de kinderen regelmatig naar school gaan – als op kinderen uit gezinnen die hun rondtrekkend bestaan wensen voort te zetten – bij voorbeeld via maatregelen ter vergemakkelijking van schoolbezoek in Roma-kampen;

90.  beklemtoont het belang van programma's voor mobiliteit, levenslang leren, beroepsopleiding en voortgezette opleiding met het oog op integratie van jongeren en volwassen uit Roma-gemeenschappen en vergroting van hun kansen op een baan;

91.  is van mening dat het systeem van leer-werktrajecten moet worden uitgebreid om grootschalige verwerving van de noodzakelijke vaardigheden en bekwaamheden mogelijk te maken;

92.  is van oordeel dat het opleidingsaanbod moet worden afgestemd op de vraag vanuit de arbeidsmarkt, en vraagt dan ook om nationale en regionale prognoses met betrekking tot de vraag op de arbeidsmarkt op middellange termijn;

93.  vraagt de Commissie systemen te ontwikkelen en ten uitvoer te leggen waarmee de EU-instellingen, lidstaten en vertegenwoordigers van de Roma-gemeenschap toezicht kunnen houden op de programma's en projecten die in de lidstaten worden uitgevoerd;

94.  beschouwt de Roma-cultuur als onlosmakelijk deel van het Europese cultuurmozaïek en wijst erop dat één van de belangrijkste methoden om de Roma en hun levenswijze te begrijpen bestaat uit vergroting van de kennis die andere Europeanen hebben van het erfgoed, de tradities en taal van de Roma en van hun hedendaagse cultuur; is krachtig voorstander van bevordering en behoud van hun scheppende activiteiten daar deze een wezenlijk bestanddeel vormen van de interculturele dialoog;

95.  is van mening dat de Roma zich moeten inspannen om de gewoonten en de cultuur van de bevolking met wie ze samenleven, te leren kennen, waardoor zij soepeler zouden kunnen integreren op de plaats waar zij wonen;

96.  meent dat vrijwilligerswerk en sportieve activiteiten waarbij zowel Roma als niet-Roma betrokken zijn, in belangrijke mate kunnen bijdragen tot een grotere maatschappelijke integratie;

97.  vraagt dat de Commissie optimale werkmethoden en positieve voorbeelden en ervaringen met uitgevoerde programma's en eigen initiatieven van de Roma in de schijnwerpers zet, met als doel de manier waarop andere bevolkingsgroepen tegen de Roma aankijken te verbeteren, en de actieve deelname aan en creatieve samenwerking van Roma-gemeenschappen met unitaire, nationale en plaatselijke programma's te stimuleren;

98.  dringt erop aan de bestaande Europese middelen voor de bevordering van werkgelegenheid, opleiding en cultuur van de Roma-volkeren op alle regeringsniveaus beter worden geïdentificeerd en gebruikt;

99.  spreekt de aanbeveling uit het toekomstige EU-beleid voor de Roma-minderheid te baseren op een gedifferentieerde benadering, die is toegesneden op de specifieke situatie van de verschillende lidstaten en de specifieke kenmerken van de Roma-gemeenschappen in kwestie;

100.  vestigt de aandacht op het belang van strengere controles op het gebruik van EU-middelen voor de integratie van de Roma;

101.  is van mening dat het nuttig zou zijn dat lidstaten die goede resultaten hebben bereikt op het vlak van de integratie van de Roma en lidstaten waar de situatie nog altijd problematisch is, onderling ervaringen en goede werkmethoden uitwisselen;

102.  erkent dat de ingewikkelde administratie een hinderpaal voor de ontwikkelaars van projecten kan zijn; benadrukt dat er harder moet worden gewerkt aan de vereenvoudiging van de subsidieprocedures; onderstreept dat de Europese kredieten hiervoor te weinig benut worden;

103.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, en de regeringen en parlementen van de lidstaten.

(1) PB C 45 E van 23.2.2006, blz. 129.
(2) PB C 298 E van 8.12.2006, blz. 283.
(3) PB C 282 E van 6.11.2008, blz. 428.
(4) PB C 68 E van 21.3.2009, blz. 31.
(5) PB C 294 E van 3.12. 2009, blz. 54.
(6) PB C 87 E van 1.4.2010, blz. 60.
(7) PB C 4 E van 7.1.2011, blz. 7.
(8) Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0312.
(9) PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.
(10) PB L 180 van 19.7.2000, blz. 22.
(11) PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16.
(12) PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77.
(13) PB L 328 van 6.12.2008, blz. 55.
(14) PB L 132 van 29.5.2010, blz. 1.
(15) IP/10/1097.
(16) MEMO/10/701 van 21.12.2010.
(17) Verslag „Racisme en vreemdelingenhaat in de lidstaten van de EU in 2009”; overzicht van minderheden en discriminatie in de Europese Unie; verslag „Gegevens in het brandpunt: de Roma in 2009”; verslag „De situatie van Roma met EU-burgerschap die verhuizen naar en zich vestigen in andere lidstaten”; „Huisvestingsomstandigheden van Roma en andere nomaden in de Europese Unie, vergelijkend verslag”.
(18) CM(2010)133.
(19) MEMO/10/502.

Juridische mededeling - Privacybeleid