Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2011/2756(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

RC-B7-0389/2011

Debatten :

PV 06/07/2011 - 12
CRE 06/07/2011 - 12

Stemmingen :

PV 07/07/2011 - 7.2
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2011)0333

Aangenomen teksten
PDF 153kWORD 65k
Donderdag 7 juli 2011 - Straatsburg
Toestand in Syrië, Jemen en Bahrein in de context van de situatie in de Arabische wereld en Noord-Afrika
P7_TA(2011)0333RC-B7-0389/2011

Resolutie van het Europees Parlement van 7 juli 2011 over de situatie in Syrië, Jemen en Bahrein in de context van de situatie in de Arabische wereld en Noord-Afrika

Het Europees Parlement,

–  gezien zijn eerdere resoluties over Syrië, Jemen en Bahrein, met name zijn resolutie van 7 april 2011 over de situatie in Syrië, Bahrein en Jemen(1),

–  gezien zijn resolutie van 24 maart 2011 over de betrekkingen van de Europese Unie met de Samenwerkingsraad van de Golf(2),

–  gezien zijn resolutie van 7 april 2011 over de herziening van het Europees Nabuurschapsbeleid – de zuidelijke dimensie(3),

–  gezien de verklaringen van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger (VV/HV) over Syrië van 18, 22, 24 en 26 maart, 23 april en 6 en 11 juni 2011, over Jemen van 10, 12 en 18 maart, 27 april, 11, 26 en 31 mei en 3 juni 2011, en over Bahrein van 10, 12 en 18 maart, 3 mei en 1 juli 2011,

–  gezien de verklaring van 29 april 2011 van de VV/HV namens de EU over Syrië,

–  gezien de gezamenlijke mededeling van 25 mei 2011 met als titel „Inspelen op de veranderingen in onze buurlanden”, die een aanvulling vormt op de gezamenlijke mededeling van 8 maart 2011 met als titel „Een partnerschap voor democratie en gedeelde welvaart met het zuidelijke Middellandse Zeegebied”,

–  gezien de verklaring van de Europese Raad van 23 en 24 juni 2011 over de zuidelijke nabuurschapslanden,

–  gezien de resolutie van de Raad voor de mensenrechten van 29 april 2011 over Syrië,

–  gezien besluiten van de Raad 2011/273/GBVB van 9 mei 2011, 2011/302/GBVB van 23 mei 2011 en 2011/367/GBVB van 23 juni 2011 over Syrië,

–  gezien de conclusies van de Raad buitenlandse zaken van 23 mei en 20 juni 2011,

–  gezien de verklaring van de VN-secretaris-generaal van 3 juni 2011 over Syrië,

–   gezien de verklaring van de VN-secretaris-generaal van 23 juni 2011 over de straffen die zijn uitgesproken tegen 21 Bahreinse politieke activisten, mensenrechtenverdedigers en oppositieleiders,

–  gezien het voorlopige verslag van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten van 14 juni 2011 over Syrië,

–  gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens van 1948,

–  gezien het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind van 1990,

–   gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966,

–  gezien het Verdrag van de VN van 1975 tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing,

–  gezien de EU-richtsnoeren inzake mensenrechtenactivisten van 2004, die in 2008 zijn geactualiseerd,

–  gezien artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat vreedzame betogers in landen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten uiting hebben gegeven aan gerechtvaardigde democratische aspiraties en een sterk verlangen naar politieke, economische en sociale hervormingen, gericht op het vestigen van een werkelijke democratie, bestrijding van corruptie en nepotisme, eerbiediging van de rechtsstaat, de mensenrechten en fundamentele vrijheden, vermindering van sociale ongelijkheden en verbetering van de economische en sociale omstandigheden,

B.  overwegende dat in de gezamenlijke mededeling van 25 mei 2011 met als titel „Inspelen op de veranderingen in onze buurlanden” sprake is van een nieuwe aanpak, waarbij de uitvoering wordt herbekeken van de basisbeginselen van het externe optreden van de Unie – te weten de universele waarden op het gebied van mensenrechten, democratie en de rechtsstaat – die de kern vormen van het nabuurschapsbeleid, en dat daarmee tegelijkertijd wordt aangegeven dat de EU de revoluties in Noord-Afrika en het Midden-Oosten moet ondersteunen,

Syrië

C.  overwegende dat het geweld in Syrië sinds het begin van de onderdrukkingsacties in maart 2011 verder escaleert en dat de veiligheidstroepen op de voortdurende protesten reageren met massa-arrestaties en toenemende brutaliteit, en dat daarbij alleen al in het district Daraa ruim 400 burgers zijn omgekomen, terwijl het dodental voor heel Syrië inmiddels mogelijk op ruim 1000 ligt,

D.  overwegende dat recente, wereldwijd uitgezonden opnames schokkende beelden laten zien van willekeurig opgepakte Syrische kinderen die gemarteld of mishandeld worden, hetgeen in sommige gevallen tot hun dood heeft geleid, zoals in het tragische geval van Hamza al-Khateeb, een 13-jarige jongen; overwegende dat daarnaast het gebruik van scherpe munitie tegen demonstranten tot de dood van ten minste 30 kinderen heeft geleid, zoals UNICEF, het VN-agentschap voor de kinderen, op 31 mei 2011 bekend heeft gemaakt,

E.  overwegende dat president Bashar al-Assad in zijn derde toespraak op 20 juni 2011 heeft verklaard dat de toekomst van Syrië via een nationale dialoog gestalte zou worden gegeven; overwegende dat de autoriteiten, in weerwil van herhaalde toezeggingen om politieke hervormingen en aanpassingen door te voeren in Syrië, tot nu toe geen enkele geloofwaardige stap hebben ondernomen om hun beloften gestand te doen; overwegende dat reeds meer dan 800 verdwijningen en 11 000 willekeurige arrestaties zijn gedocumenteerd door mensenrechtenorganisaties,

F.  overwegende dat de Raad op 23 juni 2011, gelet op de ernst van de situatie in het land, een besluit en een verordening heeft aangenomen tot instelling van restrictieve maatregelen tegen nog eens zeven personen die zijn toegevoegd aan de op 9 mei 2011 opgestelde lijst tot invoering van speciale maatregelen zoals een visumverbod en de bevriezing van bezittingen, en dat hij daarnaast ook een embargo tegen vier entiteiten die met het Syrische regime worden geassocieerd heeft ingesteld op wapens en uitrusting welke voor binnenlandse repressie kunnen worden gebruikt,

G.  overwegende dat de Associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Arabische Republiek Syrië, anderzijds, nooit ondertekend is; overwegende dat de ondertekening van deze overeenkomst op verzoek van Syrië sinds oktober 2009 is uitgesteld en dat de Raad reeds had besloten geen verdere stappen te ondernemen; overwegende dat de eerbiediging van de mensenrechten en fundamentele vrijheden een wezenlijk deel van deze overeenkomst is,

H.  overwegende dat er een ernstig risico bestaat dat de gewelddadige aanvallen van extremistische groeperingen, met inbegrip van gewapende jihadistische groeperingen, zich verder zullen uitbreiden; overwegende dat het belangrijk is te zorgen voor bescherming van de verschillende religieuze gemeenschappen in Syrië, met inbegrip van het grote aantal Irakese vluchtelingen dat in het land is aangekomen,

I.  overwegende dat veiligheidstroepen na de belegering van Daraa een grootschalige militaire operatie en een campagne van willekeurige arrestaties in de omliggende steden zijn gestart; overwegende dat naar schatting 12 000 Syriërs uit Jisr al-Shughour en omliggende gebieden de Syrisch-Turkse grens zijn overgestoken uit angst voor vergeldingen door de veiligheidstroepen en dat volgens de Rode Halve Maan nog eens 17 000 mensen op het punt staan de grens over te steken,

Jemen

J.  overwegende dat de situatie in Jemen nog steeds bijzonder zorgwekkend is na maanden van geweld en beroering waarbij de Jemenitische bevolking veel leed is berokkend, en dat daarbij veel mensen het leven hebben verloren of ernstig gewond zijn geraakt en demonstranten gevangen zijn gezet, terwijl de economische en politieke crisis in het land steeds ernstiger wordt,

K.  overwegende dat de Samenwerkingsraad voor de Golf (GCC) met een plan voor vreedzame machtsoverdracht is gekomen, dat niet werd ondertekend door de Jemenitische president, Ali Abdullah Saleh,

L.  overwegende dat president Saleh ernstig gewond is geraakt tijdens recente aanvallen op zijn paleis op 3 juni 2011 en momenteel medisch wordt behandeld in Saoedi-Arabië; overwegende dat de macht tijdelijk is overgedragen aan vicepresident Abd Rabbuh Mansur Hadi,

M.  overwegende dat Jemen het armste land van het Midden-Oosten is, met algemene ondervoeding, slinkende olievoorraden, een groeiende bevolking, een zwakke centrale regering, een groeiend watertekort en weinig investeringen in de nationale economie; overwegende dat er, gezien het broze bestand met de sjiitische rebellen in het noorden sinds februari, het bestaan van een afscheidingsbeweging in het zuiden en de aanwezigheid van naar verluidt grote aantallen strijders van al-Qaeda die Jemen gebruiken als toevluchtsoord, grote bezorgdheid bestaat over het gevaar van het uiteenvallen van de Jemenitische staat,

Bahrein

N.  overwegende dat de staat van nationale veiligheid in Bahrein op 1 juni is 2011 opgeheven en dat koning Hamad Bin Isa al-Khalifa heeft opgeroepen tot een nationale dialoog, die op 2 juli 2011 van start is gegaan,

O.  overwegende dat op 29 juni 2011 door koning Hamad een onafhankelijke commissie met een internationale onafhankelijke component is opgericht om een onderzoek in te stellen naar de mensenrechtenschendingen die zich tijdens de recente onderdrukkingsacties tegen hervormingsgezinde demonstranten hebben voorgedaan,

P.   overwegende dat de Nationale Veiligheidsrechtbank van Bahrein, een militaire rechtbank, op 22 juni 2011 zijn veroordeling uitsprak van 21 Bahreinse activisten van de oppositie, waarvan er zeven niet aanwezig waren; overwegende dat acht activisten van de oppositie tot levenslange opsluiting werden veroordeeld en dat 13 personen gevangenisstraffen tot 15 jaar zijn opgelegd wegens „het smeden van een complot om de regering omver te werpen”; overwegende dat tijdens de recente hervormingsgezinde protesten tal van andere politieke activisten, mensenrechtenverdedigers en journalisten zijn gearresteerd, en dat zij volgens mensenrechtenorganisaties zijn gemarteld, mishandeld en geïntimideerd,

Q.  overwegende dat de doodstraffen die werd uitgesproken tegen Ali Abdullah Hassan al-Sankis en Abdulaziz Abdulridha Ibrahim Hussain voor het doden van twee politieagenten tijdens de demonstraties tegen de regering in Bahrein op 22 mei 2011 werden bekrachtigd door het Nationaal hof van beroep voor de veiligheid; overwegende dat de executies tot september zijn uitgesteld,

R.   overwegende dat 47 Bahreinse artsen en verpleegkundigen zijn beschuldigd van „aanzetten tot de gewelddadige omverwerping van het regime” en dat zij voor een Bahreinse militaire rechtbank moeten verschijnen; overwegende dat de gezondheidswerkers alle gewonden op dezelfde manier hebben verzorgd, in overeenstemming met de ethische code van hun beroep,

S.   overwegende dat er op verzoek van de Bahreinse regering onder de vlag van de Samenwerkingsraad van de Golf (GCC) in Bahrein buitenlandse troepen zijn gestationeerd,

1.  veroordeelt ten scherpste het buitensporige gebruik van geweld door de regimes tegen vredevolle demonstranten en betreurt het grote aantal doden en gewonden; betuigt zijn deelneming met de families van de slachtoffers en de gewonden; dringt aan op onmiddellijke beëindiging van het bloedvergieten en vrijlating van alle arrestanten; dringt aan op een onderzoek naar de moorden, arrestaties en het vermeende gebruik van foltering;

2.   spreekt zijn bewondering uit voor de moed die de bevolking, en met name de vrouwen die – in het verleden en ook nu weer – vaak vooroplopen bij de protesten, aan de dag legt in haar vredevolle strijd voor democratische verandering;

3.   dringt er bij de politieke leiders van de Arabische landen op aan hun verplichtingen na te komen door zich onverwijld en zonder voorafgaande voorwaarden te stellen in een open en constructieve politieke dialoog met alle democratische politieke partijen en bewegingen en met vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld te begeven, teneinde de weg te effenen voor een waarachtige democratie en voor de implementatie van reële, ambitieuze en substantiële institutionele, politieke, economische en sociale hervormingen, die essentieel zijn voor de stabiliteit en ontwikkeling van deze landen en van de regio op lange termijn;

Syrië

4.  veroordeelt ten zeerste de escalatie van het geweld in Syrië en de aanhoudende ernstige schendingen van de mensenrechten, met inbegrip van de belegering van een aantal steden zoals Daraa en Jisr al-Shughour, massale arrestaties, buitengerechtelijke executies, willekeurige opsluiting, en vermeende verdwijningen en foltering;

5.  betreurt het feit dat de op 21 april 2011 aangekondigde opheffing van de noodtoestand en de andere door president Assad aangekondigde hervormingen niet zijn uitgevoerd en dat er nog steeds politieke gevangenen vastgehouden worden, ondanks de onlangs door de president aangekondigde amnestie; dringt er bij de Syrische autoriteiten op aan onmiddellijk een einde te maken aan de belegering van steden, en humanitaire organisaties en hun medewerkers onmiddellijk vrije toegang te verlenen;

6.   dringt er bij de Syrische autoriteiten en bij president Bashar al-Assad op aan een einde te maken aan de moorden op ongewapende betogers en onmiddellijk alle vastgehouden betogers, journalisten, verdedigers van de mensenrechten en politieke gevangenen vrij te laten; vraagt dat alle democratische krachten en belanghebbenden van het maatschappelijk middenveld onverwijld worden betrokken bij een daadwerkelijk politiek proces om bij te dragen tot een democratische transitie in Syrië op basis van een concrete agenda voor fundamentele hervormingen en eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat;

7.  dringt er bij de Syrische autoriteiten op aan de buitenlandse pers toe te laten tot het land, zodat deze kan nagaan of het waar is dat „gewapende extremistische bendes” beginnen met het beschieten van de veiligheidstroepen, hetgeen het regime als rechtvaardiging aanvoert voor het onaanvaardbare bloedbad dat momenteel plaatsvindt; roept de Syrische autoriteiten op tot volledige samenwerking met en de verlening van onbeperkte toegang voor het Bureau van de Hoge Commissaris en andere organen van de VN;

8.   dringt er bij de Syrische autoriteiten op aan alle kinderen die tijdens het neerslaan van de demonstraties of daarmee verband houdende gebeurtenissen zijn aangehouden, onmiddellijk vrij te laten, gevallen van mogelijk geweld tegen kinderen grondig te onderzoeken en af te zien van verdere arrestaties van en geweld tegen kinderen of andere inbreuken op de rechten van kinderen;

9.  spreekt zijn voldoening uit over het besluit van de Raad om restrictieve maatregelen te treffen tegen Syrië en de personen die verantwoordelijk zijn voor de gewelddadige repressie van de burgerbevolking, alle voorbereidingen voor nieuwe bilaterale samenwerkingsprogramma's op te schorten, de lopende bilaterale programma's met de Syrische autoriteiten in het kader van het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument en het MEDA-instrument op te schorten, de Europese Investeringsbank te verzoeken voorlopig niet akkoord te gaan met nieuwe EIB-financieringsoperaties in Syrië, te overwegen verdere EU-steun aan Syrië op te schorten naar gelang van de ontwikkelingen, en geen verdere stappen te ondernemen met betrekking tot de associatieovereenkomst met Syrië; steunt het pakket slimme sancties dat de Raad heeft goedgekeurd en verzoekt de Raad een krachtig diplomatiek initiatief te nemen om andere landen ertoe te bewegen dezelfde sancties toe te passen; is van mening dat de Raad de gerichte sancties tegen alle personen en entiteiten die banden met het regime onderhouden verder uit moet breiden, teneinde het regime te verzwakken en te isoleren en zodoende de weg vrij te maken voor een overgang naar democratie;

10.  spreekt zijn krachtige steun uit voor de diplomatieke inspanningen van de EU tezamen met haar partners uit de internationale gemeenschap om te waarborgen dat de VN-Veiligheidsraad het aanhoudende geweld in Syrië veroordeelt, straffeloosheid afkeurt en er bij de Syrische autoriteiten op aandringt op de gerechtvaardigde verlangens van de Syrische bevolking in te gaan; betreurt het dat deze inspanningen tot dusver niet succesvol zijn geweest en dat er geen resolutie is aangenomen; verzoekt de EU-lidstaten en de HV/VV met de internationale partners van de EU te blijven samenwerken om de VN-Veiligheidsraad bij de situatie in Syrië te betrekken en de Syrische autoriteiten ertoe te bewegen hun verantwoordelijkheid tot bescherming van de Syrische bevolking na te komen;

11.  is ingenomen met het Turkse beleid om de grenzen open te houden voor Syrische vluchtelingen en op korte termijn over te gaan tot de mobilisatie van de middelen van de Rode Halve Maan;

12.  spreekt zijn voldoening uit over het feit dat de EU waardering toont voor de inspanningen van Turkije en andere regionale partners om verschillende aspecten van de crisis aan te pakken, met name de humanitaire aspecten, en verklaart dat het met hen zal samenwerken om de situatie in Syrië aan te pakken; verzoekt Turkije en de EU de coördinatie van hun buitenlands beleid op te voeren en hun gemeenschappelijke inspanningen voort te zetten ter ondersteuning van meer democratie en ontwikkeling in het Midden-Oosten en Noord-Afrika;

13.  verzoekt de Raad en de Commissie onverwijld hulp te verlenen aan de Turkse en Libanese autoriteiten en hen te steunen bij hun inspanningen om de humanitaire crisis aan hun grenzen met Syrië in goede banen te leiden, onder meer door op VN-niveau een humanitaire corridor in te stellen;

14.  dringt er bij de HV/VV, de Raad en de Commissie op aan de opkomende democratische verzetsbewegingen binnen en buiten het land aan te moedigen; roept er in dit verband toe op dringend een begin te maken met een daadwerkelijke politieke dialoog, die moet leiden tot een diepgaand democratiseringsproces in Syrië;

Jemen

15.  veroordeelt ten stelligste de recente gewapende aanvallen in Jemen, met inbegrip van de aanval van 3 juni 2011 op het presidentieel paleis; roept alle partijen op de vijandelijkheden te staken, de mensenrechten te eerbiedigen en zich aan een permanent staakt-het-vuren te houden;

16.  is verheugd over de toezegging van vicepresident Abd Rabbuh Mansur Hadi om het wapenbestand te respecteren, de troepen uit de Jemenitische steden terug te trekken en te zorgen voor adequate bescherming bij eventuele toekomstige vreedzame protesten en demonstraties;

17.  spreekt zijn solidariteit uit met de bevolking van Jemen, verwelkomt haar streven naar democratische verandering in het land en steunt de inspanningen van de GCC, voor zover deze gericht zijn op het vinden van een onderhandelde oplossing, wat het ontslag van president Saleh en zijn familieleden die een machtspositie blijven bekleden inhoudt, binnen het kader van een meer omvattend politiek systeem gericht op verlichting van de armoede en betere levensomstandigheden voor het grootste deel van de bevolking;

18.  betreurt het dat de Jemenitische ordetroepen geen waarborgen hebben geboden voor een veilige doorgang van diplomaten vanuit de ambassade van de Verenigde Arabische Emiraten in Sana'a op 22 mei 2011, waaronder de secretaris-generaal van de GCC en de ambassadeurs van GCC-landen en van de EU, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten; roept de autoriteiten in Jemen op het Verdrag van Wenen inzake diplomatieke betrekkingen volledig na te leven;

19.  is verontrust over het uitblijven van voortgangsverslagen van de door de regering van Jemen ingestelde commissie op hoog niveau die onderzoek zou moeten doen naar de aanval op demonstranten op 18 maart 2011 in Sana'a, waarbij 54 doden en meer dan 300 gewonden vielen; herhaalt zijn oproep aan de VV/HV om zich aan te sluiten bij de roep om een onafhankelijk internationaal onderzoek naar dit incident;

20.  spreekt zijn voldoening uit over de missie van het kantoor van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten (OHCHR) naar Jemen, die de mensenrechtensituatie in het land heeft beoordeeld en aanbevelingen zal doen aan de regering van Jemen en de internationale gemeenschap;

Bahrein

21.  veroordeelt de repressie in Bahrein en dringt aan op de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van alle vreedzame demonstranten, waaronder politieke activisten, journalisten en mensenrechtenverdedigers en van de 47 Bahreinse artsen en verpleegkundigen die hun professionele taak vervulden; spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over de levenslange gevangenisstraffen die zijn uitgesproken tegen acht activisten van de oppositie en de straffen van 15 jaar hechtenis voor 13 anderen;

22.  is ingenomen met de opheffing van de staat van nationale veiligheid in Bahrein en de oproep van koning Hamad Bin Isa al-Khalifa tot een nationale dialoog; is van mening dat de nationale dialoog die door koning Hamad op gang is gebracht alleen mogelijk is met de betrokkenheid van alle politieke krachten, inclusief de oppositie en het maatschappelijk middenveld, met als doel de weg te effenen voor reële democratie en daadwerkelijke politieke hervormingen in Bahrein;

23.  roept de Bahreinse autoriteiten ertoe op de doodstraffen die zijn uitgesproken tegen Ali Abdullah Hassan al-Sankis en Abdulaziz Abdulridha Ibrahim Hussain in een andere straf om te zetten, en het feitelijke moratorium op de doodstraf opnieuw in te voeren;

24.  neemt met instemming kennis van het besluit van koning Hamad om een onafhankelijke commissie op te zetten voor het instellen van een onderzoek naar de mensenrechtenschendingen die tijdens de recente onderdrukkingsacties tegen hervormingsgezinde demonstranten zijn begaan; staat erop dat deze commissie op een volledig onpartijdige en transparante manier wordt samengesteld en dringt er bij de Bahreinse regering op aan zich niet met haar werkzaamheden te bemoeien;

25.  is ingenomen met de oprichting van een ministerie voor mensenrechten en sociale ontwikkeling in Bahrein, en verzoekt dat ministerie overeenkomstig de internationale mensenrechtennormen en -verplichtingen op te treden;

26.  spreekt zijn bezorgdheid uit over de aanwezigheid van buitenlandse troepen onder de banier van de GCC in Bahrein; herhaalt zijn verzoek aan de GCC om zijn middelen als regionale collectieve speler in te zetten voor een constructief optreden en te bemiddelen in het belang van vreedzame hervormingen in Bahrein;

Arabische wereld en Noord-Afrika

27.  steunt het democratische overgangsproces in Egypte en Tunesië, die als de eerste voorbeelden fungeren van het huidige proces van democratisering en de nieuwe golf van medezeggenschap voor burgers en met name jongeren in de Arabische wereld; spreekt zijn krachtige steun uit voor het streven van de burgers naar vrijheid, mensenrechten en democratie; dringt aan op een transparant, eerlijk en vrij verkiezingsproces in de beide landen, waarbij rekening wordt gehouden met de verschillende situaties in de landen; roept de internationale gemeenschap op zich te blijven inspannen om het proces van politieke hervormingen in landen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten te steunen en aan te moedigen;

28.  wijst opnieuw op de toezegging van de internationale gemeenschap om de Libische burgerbevolking te beschermen, onder meer door de druk op het Libische regime te verhogen, en de opbouw van een democratische Libische staat te steunen; spreekt zijn voldoening uit over het besluit van de EU om de sancties tegen het regime op te voeren door zes havenautoriteiten die onder de controle van het regime staan, toe te voegen aan de EU-lijst voor bevriezing van tegoeden; roept kolonel Moammar Mohammed al-Qadhafi er nogmaals toe op ogenblikkelijk afstand te doen van de macht;

29.  geeft uiting aan zijn bezorgdheid omtrent de ontberingen waarmee de Libische bevolking wordt geconfronteerd als gevolg van voedseltekorten, gebrekkige toegang tot medische hulp en gebrek aan contant geld om salarissen uit te betalen en te voorzien in diverse administratieve behoeften; roept de VV/HV en de EU-lidstaten ertoe op zo spoedig mogelijk een deel van de bevroren Libische tegoeden ter beschikking te stellen van de Nationale Overgangsraad, onder het gezag en het toezicht van het Sanctiecomité van de VN-Veiligheidsraad, zodat in de meest dringende behoeften kan worden voorzien;

30.  verzoekt de Raad en de VV/HV met verdere initiatieven te komen om te werken aan een oplossing voor het conflict, mede gelet op het arrestatiebevel dat onlangs door het Internationaal Strafhof is uitgevaardigd tegen kolonel Qadhafi, zijn zoon Saif al-Islam Qadhafi en Abdullah al-Sanussi;

31.  spreekt zijn voldoening uit over het hervormingsproces in Marokko, en met name de voorgestelde grondwetshervorming waarover een referendum wordt gehouden, als stap in de juiste richting naar de openstelling van het bestuursstelsel, alsmede modernisering en democratisering; roept de politieke partijen in Marokko op actief deel te nemen aan dit veranderingsproces; benadrukt dat het publiek, maatschappelijke organisaties en politieke partijen in het centrum moeten blijven staan van het proces van voortdurende implementatie van de hervormingen, en stelt vast dat Marokko het eerste land in deze regio was waaraan de „gevorderde status” in de betrekkingen met de EU werd toegekend;

32.  neemt kennis van het door de president van Algerije aangekondigde positieve initiatief voor het op gang brengen van een proces van democratisering en verbetering van het landsbestuur, waartoe ook de opheffing van de noodtoestand en een geplande grondwetshervorming moeten worden gerekend; onderstreept de noodzaak tot versnelde uitvoering van deze initiatieven en roept de Algerijnse autoriteiten ertoe op zich sterk te maken voor dit hervormingsproces, dat integratiegericht moet zijn en open moet staan voor het maatschappelijk middenveld;

33.  is ingenomen met de toezegging om in Jordanië politieke hervormingen door te voeren, en met name met de aankondiging dat de Jordaanse grondwet wordt herzien, alsook met de activiteiten van de Nationale Dialoogcommissie; is vol lof over de inspanningen van de Jordaanse autoriteiten en benadrukt dat er concreet werk moet worden gemaakt van de hervormingen; stelt vast dat de EU overeengekomen is Jordanië in 2010 een partnerschap met „gevorderde status” toe te kennen;

34.  wijst erop dat het recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst een fundamenteel mensenrecht is dat door de autoriteiten moet worden gewaarborgd; roept de autoriteiten op de religieuze groeperingen die in hun landen aanwezig zijn betrouwbare en doeltreffende bescherming te bieden en de persoonlijke veiligheid en fysieke integriteit van leden van religieuze groeperingen te waarborgen;

35.  sluit zich ten zeerste aan bij het standpunt van de Raad dat het Europese nabuurschapsbeleid het hoofd moet kunnen bieden aan de nieuwe uitdagingen in de zuidelijke nabuurschapslanden; is ingenomen met de door de EU en de lidstaten gedane toezegging om concrete inspanningen van de regeringen die serieuze politieke en economische hervormingen op gang brengen, en van het maatschappelijk middenveld, te begeleiden en te steunen; spreekt zijn voldoening uit over de invoering van een task force voor het zuidelijke Middellandse Zeegebied door de VV/HV;

36.  verzoekt de Commissie en de Raad te opteren voor verschillende benaderingswijzen op basis van de in de gezamenlijke mededeling van 25 mei 2011 uiteengezette „meer voor meer”-aanpak met betrekking tot de landen van het zuidelijke Middellandse Zeegebied, waarbij daadwerkelijke vorderingen inzake democratie, vrije en eerlijke verkiezingen en vooral mensenrechten moeten worden beloond;

37.  verzoekt de Europese Unie de nodige humanitaire hulp te blijven bieden aan de ontheemden in de regio, van wie velen nu als vluchtelingen aan de grenzen van hun land wonen;

38.  neemt met voldoening kennis van het „partnerschap van Deauville” met de bevolking van de regio, dat is gelanceerd door de leden van de G8; stelt vast dat de eerste „partnerschapslanden” Egypte en Tunesië zullen zijn; roept de Raad en de EU-lidstaten op hun inspanningen te coördineren met de leden van de G8 die bereid zijn dit partnerschap uit te breiden tot alle landen in de regio die overgaan naar een vrije, democratische en tolerante samenleving;

o
o   o

39.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de regering en het parlement van de Arabische Republiek Syrië, de regering en het parlement van de Republiek Jemen, de regering en het parlement van de Republiek Turkije, de regering en het parlement van het Koninkrijk Bahrein, de Nationale Overgangsraad, de regering en het parlement van het Koninkrijk Marokko, de regering en het parlement van de Democratische Volksrepubliek Algerije, de regering en het parlement van het Koninkrijk Jordanië, de regering en het parlement van het Koninkrijk Saoedi-Arabië, de regering van de Arabische Republiek Egypte, de regering van de Republiek Tunesië, de secretaris-generaal van de GCC en de secretaris-generaal van de Unie voor het Middellandse Zeegebied.

(1) Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0148.
(2) Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0109.
(3) Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0154.

Juridische mededeling - Privacybeleid