Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2011/2747(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

RC-B7-0442/2011

Debatten :

PV 07/07/2011 - 11.1
CRE 07/07/2011 - 11.1

Stemmingen :

PV 07/07/2011 - 12.1

Aangenomen teksten :

P7_TA(2011)0340

Aangenomen teksten
PDF 122kWORD 40k
Donderdag 7 juli 2011 - Straatsburg
Democratische Republiek Congo, massaverkrachtingen in de provincie Zuid-Kivu
P7_TA(2011)0340RC-B7-0442/2011

Resolutie van het Europees Parlement van 7 juli 2011 over de Democratische Republiek Congo en de massale verkrachtingen in de provincie Zuid-Kivu

Het Europees Parlement,

–  gezien zijn vorige resoluties over de Democratische Republiek Congo,

–  gezien de partnerschapsovereenkomst van Cotonou van juni 2000,

–  gezien de richtsnoeren van de Europese Unie over geweld tegen en discriminatie van vrouwen en meisjes,

–  gezien het in 1998 aangenomen Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof, met name de artikelen 7 en 8, waarin verkrachting, seksuele slavernij, gedwongen prostitutie, gedwongen zwangerschap, gedwongen sterilisatie en elke andere vorm van seksueel geweld als misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden worden aangemerkt en worden gelijkgesteld met een vorm van foltering en een ernstige oorlogsmisdaad, ongeacht het feit of deze daden al dan niet systematisch tijdens interne of internationale conflicten worden gepleegd,

–  gezien resoluties 1325 (2000) en 1820 (2008) van de VN-Veiligheidsraad over vrouwen, vrede en veiligheid, en resolutie 1888 (2009) van de VN-Veiligheidsraad over seksueel geweld tegen vrouwen en kinderen tijdens gewapende conflicten,

–  gezien resolutie 1925 (2010) van de VN-Veiligheidsraad, waarin het mandaat van de VN-missie in de DRC (MONUSCO) wordt vastgesteld,

–  gezien resolutie 1991 (2011) van de VN-Veiligheidsraad van 28 juni 2011, waarin het mandaat van MONUSCO wordt verlengd,

–  gezien de verklaring van 23 juni 2011 van de speciale vertegenwoordiger van de VN voor seksueel geweld in gewapende conflicten, Margot Wallström,

–  gezien de slotverklaring van de zesde regionale bijeenkomst van de paritaire parlementaire vergadering ACS-EU te Yaoundé (Kameroen) op 28 en 29 april 2011,

–  gezien de wet betreffende seksueel geweld die het parlement van de DRC in 2006 heeft aangenomen en die bedoeld is om verkrachting sneller te vervolgen en strengere straffen op te leggen,

–  gezien artikel 122, lid 5, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat tussen 10 en 12 juni 2011, 170 personen het slachtoffer waren van verkrachting of fysiek geweld in de dorpen Nakiele en Abala in de provincie Zuid-Kivu; overwegende dat leden van dezelfde gewapende groep die hiervoor verantwoordelijk was eerder betrokken waren bij massale verkrachting, arrestaties en plunderingen in hetzelfde gebied in januari 2011,

B.  overwegende dat de veiligheidssituatie in Zuid-Kivu uiterst broos blijft en dat de onrust die het oosten van de DRC treft heeft geleid tot een sterke toename van de schending van de mensenrechten en van oorlogsmisdaden, met inbegrip van seksueel geweld tegen vrouwen, massale verkrachting en bijhorende foltering, afslachting van burgers en grootschalige inlijving van kindsoldaten, gepleegd door zowel gewapende rebellengroepen als door officiële politiemensen en militairen,

C.  overwegende dat verkrachting door de strijders als een echt oorlogswapen wordt gebruikt om hun slachtoffers te intimideren, te straffen en te controleren, en in het oosten van de DRC sterk veralgemeend is sinds het begin van de militaire operaties in 2009; overwegende dat wreedheden tegen vrouwen vooral de vorm aannemen van verkrachting, groepsverkrachting, seksuele slavernij en moord, wat verregaande gevolgen heeft zoals de fysische en psychische ondermijning van vrouwen,

D.  overwegende dat de VN-Veiligheidsraad op 29 juni 2011 besloten heeft de VN-missie in de DRC (MONUSCO) met een extra jaar te verlengen en dat deze missie over een mandaat beschikt dat toelaat alle nodige middelen te gebruiken om de burgers te beschermen tegen schendingen van het internationaal humanitair recht en de mensenrechten,

E.  overwegende dat de slachtoffers van verkrachting kampen met een aanzienlijk tekort aan infrastructuur en geen toegang hebben tot adequate bijstand of medische zorgen; overwegende dat de vrouwen opzettelijk in het openbaar worden aangerand, dat deze agressie hun vaak hun plaats in de samenleving kost alsook hun vermogen om voor hun kinderen te zorgen, en dat de risico's voor besmetting met het aidsvirus enorm zijn; overwegende dat medische spoedhulp uitsluitend wordt verleend door de talrijke ngo's die op het terrein actief zijn, waarbij coördinatie en toegang tot de slachtoffers niet langer gewaarborgd zijn,

F.  overwegende dat het onvermogen van de DRC om leden van haar eigen leger en gewapende groepen gerechtelijk te vervolgen voor misdaden onder het internationale recht, een cultuur van straffeloosheid heeft bevorderd; overwegende dat het Congolese leger niet over voldoende personele, technische en financiële middelen beschikt om zijn opdracht in de oostelijke provincies van de DRC te vervullen en de bescherming van de bevolking te waarborgen,

G.  overwegende dat de toepassing van de wet betreffende seksueel geweld die het parlement van de DRC in 2006 heeft aangenomen, zeer beperkt blijft,

H.  overwegende dat de media een essentiële rol vervullen om de mobilisatie op peil te houden en de publieke opinie te sensibiliseren,

1.  veroordeelt met klem de massale verkrachtingen, de daden van seksueel geweld en andere schendingen van de mensenrechten die tussen 10 en 12 juni 2011 in de regio Zuid-Kivu zijn gepleegd; sluit zich aan bij de pijn en het lijden van alle slachtoffers van seksueel geweld en met name van massale verkrachting, die de afgelopen vier jaar herhaaldelijk in het oostelijke deel van de DRC werden gepleegd;

2.  verzoekt de regering van de DRC de bestrijding van massale verkrachting en seksueel geweld tegen vrouwen als een nationale prioriteit te beschouwen;

3.  is verheugd over het besluit van de VN om een onderzoek naar deze gebeurtenissen in te stellen; dringt erop aan dat onverwijld een onafhankelijk en onpartijdig onderzoek naar deze misdaden wordt ingesteld, overeenkomstig de internationale normen; betreurt dat oorlogsmisdadigers nog steeds hoge posten bekleden; dringt aan op efficiënte en onmiddellijke maatregelen om de bescherming van slachtoffers en getuigen tijdens en na dit onderzoek te waarborgen;

4.  verzoekt de Commissie en de Democratische Republiek Congo het landenstrategiedocument van de DRC en het nationale indicatieve programma van het tiende EOF (2008-2013) te herzien, ten einde de kwestie van massale verkrachting en seksueel geweld tegen vrouwen op te nemen als nationale prioriteit ter bestrijding van straffeloosheid;

5.  vreest dat daden van seksueel geweld steeds banaler gaan lijken; benadrukt dat het de taak van de regering van de DRC is de veiligheid op haar grondgebied te waarborgen en de burgers te beschermen; herinnert president Kabila eraan dat hij er zich persoonlijk toe heeft verbonden een nultolerantiebeleid inzake seksueel geweld te voeren, de daders van in het land gepleegde oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensheid te vervolgen en samen te werken met het Internationaal Strafhof en de landen in de regio;

6.  looft de inzet van de ngo's die hulp verlenen aan de slachtoffers van verkrachting en oorlogsmisdaden, en met name de medische zorgen die worden verstrekt door bepaalde ziekenhuizen zoals dat van Panzi in Bukavu; benadrukt dat de meeste slachtoffers van seksueel geweld geen toegang hebben tot noodzakelijke medische, sociale of juridische bijstand; stelt voor dat de regering van de DRC een omvattend programma uitwerkt voor bijstand aan en herintegratie van slachtoffers in de Congolese samenleving en op de arbeidsmarkt; verzoekt de Commissie bijkomende kredieten vrij te maken voor de bestrijding van seksueel geweld en werk te maken van de oprichting van opvanghuizen voor slachtoffers van seksueel geweld in de risicogebieden; stelt voor een proefproject in te stellen om de medische bijstand aan slachtoffers van seksueel geweld in de DRC te verbeteren;

7.  is bezorgd over het feit dat de subcluster GBV (geweld op basis van geslacht), die moest instaan voor de coördinatie van de humanitaire respons op seksueel geweld, anderhalf jaar geleden is afgeschaft bij gebrek aan leiding door het UNFPA (VN-Bevolkingsfonds); dringt bijgevolg aan op een hervorming van het systeem voor humanitaire coördinatie op het terrein;

8.  is bezorgd over het feit dat MONUSCO zijn mandaat en zijn verbintenissen niet actiever kon uitvoeren om bescherming te bieden tegen dergelijke massale verkrachting, met inbegrip van dwang door zijn eigen troepen; erkent niettemin dat zijn aanwezigheid onontbeerlijk blijft om toegang tot humanitaire hulp te waarborgen; dringt erop aan dat het mandaat en de verbintenissen van MONUSCO met vastberadenheid worden uitgevoerd om de veiligheid van de bevolking efficiënter te waarborgen; is ingenomen met het besluit om het mandaat van de missie tot 30 juni 2012 te verlengen;

9.  verzoekt de Europese Unie en haar lidstaten de activiteiten van de EUSEC RD en EUPOL RD missies te steunen; dringt erop aan dat de kwestie van bestrijding van seksueel geweld integraal wordt geïntegreerd in het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid;

10.  blijft ten zeerste verontrust over de huidige humanitaire situatie in de DRC en over de te beperkte financiering in deze regio als gevolg van het terugschroeven van de financiering door bepaalde bilaterale kredietverstrekkers; betreurt ten zeerste dat de toegekende kredieten momenteel slechts weinig slachtoffers bereiken; verzoekt de Commissie de financiering te handhaven die bestemd is voor humanitaire hulp in het oosten van de DRC;

11.  verzoekt de Commissie een wetgevingsvoorstel in te dienen inzake conflictmineralen, die de oorlog en de massale verkrachting in de DRC aanwakkeren, en inzake bestrijding van de straffeloosheid, naar analogie van de Amerikaanse Dodd-Frankwet (met name bepaling 1502), die nieuwe rapporteringseisen oplegt voor vervaardigde producten waarvoor zogenaamde conflictmineralen zijn gebruikt;

12.  stelt vast dat het plan om het conflict in Zuid-Kivu op te lossen, dat voorrang geeft aan een militaire oplossing, mislukt blijkt te zijn; is van mening dat de oplossing voor dit conflict van politieke aard moet zijn en betreurt het gebrek aan moed bij de internationale gemeenschap; is van mening dat de tijd gekomen is om meer te doen dan alleen maar te veroordelen en dat de Congolese regering, de EU en de VN hun verantwoordelijkheid moeten opnemen en concrete acties moeten ondernemen om een einde te maken aan deze wreedheden; benadrukt dat, indien er niets verandert, de humanitaire organisaties nog lang op het terrein aanwezig zullen zijn;

13.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Afrikaanse Unie, de regeringen van de landen van het Grote Merengebied, de president, de premier en het parlement van de DRC, de secretaris-generaal van de VN, de speciale vertegenwoordiger van de VN voor seksueel geweld in gewapende conflicten, de VN-Veiligheidsraad en de VN-Mensenrechtenraad.

Juridische mededeling - Privacybeleid