Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2011/2848(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : B7-0538/2011

Ingediende teksten :

B7-0538/2011

Debatten :

PV 26/10/2011 - 13
CRE 26/10/2011 - 13

Stemmingen :

PV 27/10/2011 - 8.8
CRE 27/10/2011 - 8.8
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2011)0473

Aangenomen teksten
PDF 207kWORD 53k
Donderdag 27 oktober 2011 - Straatsburg
Het gevaar van antimicrobiële resistentie voor de volksgezondheid
P7_TA(2011)0473B7-0538/2011

Resolutie van het Europees Parlement van 27 oktober 2011 over het gevaar van antimicrobiële resistentie voor de volksgezondheid

Het Europees Parlement,

–  gezien zijn resolutie van 12 mei 2011 betreffende resistentie tegen antibiotica, waarin vooral aandacht werd besteed aan de diergezondheidsaspecten,

–  gezien het wetenschappelijk advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid van augustus 2011 „On the public health risks of bacterial strains producing extended-spectrum β-lactamases and/or AmpC β-lactamases in food and food-producing animals”,

–  gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie over antimicrobiële resistentie d.d. 18 november 2009 (SANCO/6876/2009r6),

–  gezien het door het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) en het Europees Geneesmiddelenbureau (EMEA) gezamenlijk uitgebrachte technisch rapport van september 2009, getiteld „The bacterial challenge: time to react” over de kloof tussen de incidentie van infecties die zijn veroorzaakt door multidrugresistente bacteriën en de ontwikkeling van nieuwe antibiotica,

–  gezien aanbeveling 2002/77/EG van de Raad van 15 november 2001 betreffende het verstandig gebruik van antimicrobiële stoffen in de menselijke geneeskunde(1) en betreffende de resolutie van het Europees Parlement van 23 oktober 2001 over het voorstel voor deze aanbeveling van de Raad(2),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 20 juni 2001 inzake een communautaire strategie tegen antimicrobiële resistentie (COM(2001)0333),

–  gezien artikel 115, lid 5, en artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat antimicrobiële stoffen in staat zijn bacteriën, virussen en andere micro-organismen te vernietigen of de groei daarvan te voorkomen (terwijl antibiotica microbiële agentia zijn die alleen inwerken op bacteriën), en dat zij daarmee een belangrijke rol hebben vervuld bij de verbetering van de volksgezondheid door te helpen het aantal sterfgevallen te verminderen als gevolg van ziekten of infecties die voorheen ongeneeslijk of dodelijk waren;

B.  overwegende dat het gebruik van antimicrobiële stoffen bij bepaalde micro-organismen die daarvóór gevoelig waren voor deze antimicrobiële middelen, tot de ontwikkeling van een zogeheten „antimicrobiële resistentie” heeft geleid;

C.  overwegende dat dit natuurlijke proces wordt versneld door het buitensporige en ongecontroleerde gebruik van deze antimicrobiële middelen, waardoor de behaalde medische successen in het gedrang dreigen te komen;

D.  overwegende dat de inzet van elk nieuw antibioticum tot dusver heeft geleid tot de ontwikkeling van resistentie bij de beoogde bacteriën en dat dit ook in de toekomst zo zal zijn; overwegende dat het noodzakelijk is nieuwe antimicrobiële middelen te ontwikkelen en bestaande antibioticamiddelen beter te conserveren om infectieziekten effectief te kunnen blijven bestrijden, en dat er dus in de eerste plaats voor moet worden gezorgd dat het gebruik van antibiotica effectief wordt gecontroleerd en beperkt blijft tot noodzakelijke behandelingen;

E.  overwegende dat de farmaceutische industrie ongeveer vier decennia lang (vanaf de jaren „40 tot en met de jaren ”70) een gestage stroom nieuwe antibiotica op de markt heeft gebracht, waaronder verschillende met nieuwe werkingsmechanismen die de resistentieproblemen met vroegere middelen omzeilden; overwegende dat er sindsdien slechts enkele nieuwe antimicrobiële middelen zijn ontwikkeld en toegelaten;

F.  overwegende dat antimicrobiële resistentie een belangrijk, nog grotendeels onopgelost probleem is dat is uitgegroeid tot een bedreiging voor de volksgezondheid in Europa en de rest van de wereld, met als gevolg langdurigere, ingewikkeldere behandelingen, een vermindering van de kwaliteit van het bestaan, een groter risico op overlijden (elk jaar overlijden in de EU 25.000 patiënten aan een door resistente micro-organismen veroorzaakte infectie), extra kosten voor de gezondheidszorg en productiviteitsverliezen van minimaal 1,5 miljard euro per jaar;

G.  overwegende dat een hoog percentage van de ziekenhuisinfecties veroorzaakt wordt door zeer resistente bacteriën als de meticilline-resistente staphylococcus aureus (MRSA) en C. difficile, die daarmee een ernstig risico vormen voor de veiligheid van patiënten;

H.  overwegende dat antimicrobiële resistentie is uitgegroeid tot een dermate kritiek probleem dat de Wereldgezondheidsorganisatie het heeft uitgeroepen tot het thema van de wereldgezondheidsdag – die dit jaar op 7 april 2011 viel – en dat de Europese Unie sinds 2008 jaarlijks een Europese antibioticabewustmakingsdag organiseert op 18 november;

I.  overwegende dat onjuist en onverstandig gebruik van antimicrobiële geneesmiddelen het ontstaan, de verspreiding en het voortbestaan van resistente micro-organismen bevordert;

J.  overwegende dat antimicrobiële resistentie bij mensen vaak veroorzaakt wordt door ontoereikende dosering van antibiotica, door onjuiste behandelingen en door de voortdurende blootstelling van ziekteverwekkers aan antimicrobiële stoffen in ziekenhuizen;

K.  overwegende dat een goede hygiëne, in de vorm van het goed wassen en drogen van de handen, de noodzaak van het inzetten van antibiotica en antimicrobiële agentia kan verkleinen;

L.  overwegende dat er, in weerwil van het verbod op het gebruik van antibiotica als groeibevorderaar en de wil om het veterinair gebruik van antibiotica voor ongeëigende „profylactische” doeleinden te reduceren, antimicrobiële resistentie zowel mens als dier treft en ook van mens op dier en vice versa kan worden overgedragen, en dat dit daarom een typisch soortoverschrijdende kwestie is die vraagt om een gecoördineerde aanpak op niveau van de Unie; overwegende dat er derhalve extra inspanningen nodig zijn om landbouwpraktijken te verbeteren voor het minimaliseren van het risico in verband met het gebruik van antibiotica voor veterinaire doeleinden en de ontwikkeling van resistentie bij de mens;

M.  overwegende dat goede omgang met het vee de behoefte aan antibiotica minimaliseert;

N.  overwegende dat maatregelen om resistentie tegen antimicrobiële agentia in geneesmiddelen voor menselijk gebruik tegen te gaan derhalve niet los kunnen worden gezien van de bestrijding van resistentie tegen antimicrobiële stoffen die worden gebruikt in diergeneesmiddelen en diervoeding en bij de teelt van gewassen;

O.  overwegende dat EPRUMA(3) een Europees initiatief met veel belanghebbenden is dat zich inzet voor de bevordering van verantwoord gebruik van diergeneesmiddelen; overwegende dat het One Health-concept betrekking heeft op geneesmiddelen voor zowel mensen als dieren, en dat EPRUMA antimicrobiële resistentie beschouwt als een vraagstuk voor het One Health-concept;

P.  overwegende dat antimicrobiële resistentie een fenomeen is met duidelijk grensoverschrijdende gevolgen en dat niet kan worden uitgesloten dat zich een uitbijtereffect voordoet, waarvan de gevolgen met de bestaande middelen en kennis hoogstwaarschijnlijk niet te beheersen vallen, en dat dit onvoorspelbare medische, sociale en economische consequenties kan hebben;

1.  stelt met bezorgdheid vast dat antimicrobiële resistentie een steeds ernstiger bedreiging vormt voor de volksgezondheid in Europa en de rest van de wereld, in weerwil van de stappen die op Europees en internationaal niveau worden ondernomen;

2.  dringt aan op een verdere intensivering van de bestrijding van resistentie tegen antimicrobiële stoffen in geneesmiddelen voor menselijk gebruik, waarbij de prioriteitenvolgorde er als volgt moet uitzien:

   omzichtige omgang met antimicrobiële stoffen bij zowel mens als dier, zodat ze alleen nog worden gebruikt als ze echt nodig zijn voor de daadwerkelijke behandeling van ziekten, met de juiste dosering, doseringsintervallen en behandelingsduur,
   monitoring en bewaking van antimicrobiële resistentie,
   noodzakelijk onderzoek naar en ontwikkeling van nieuwe antimicrobiële middelen en alternatieven,
   onderlinge koppeling met maatregelen om resistentie tegen antimicrobiële stoffen in diergeneesmiddelen en diervoeding en bij de teelt van gewassen te bestrijden;

3.  verzoekt de Commissie onverwijld een wetgevingskader voor te stellen voor maatregelen ter bestrijding van antimicrobiële resistentie door initiatieven ter bevordering van verantwoord gebruik van antimicrobiële stoffen te stimuleren en de verspreiding van en de informatievoorziening over dergelijke initiatieven te steunen;

Omzichtige toepassing van antimicrobiële stoffen

4.  bevestigt eens te meer dat er dringend behoefte is aan maatregelen om een verdere toename van het aantal resistente micro-organismen tegen te gaan of deze zelfs om te buigen door overbodig of inadequaat gebruik van antimicrobiële stoffen te beperken;

5.  onderstreept dat het de voornaamste doelstelling is om antimicrobiële stoffen te handhaven als effectief middel om ziekte bij mens en dier te bestrijden, waarbij het gebruik van antimicrobiële stoffen tot het strikt noodzakelijke wordt beperkt;

6.  merkt op dat in het verslag van de Commissie over de uitvoering van de uit 2001 daterende aanbeveling van de Raad(4) en bij de Eurobarometer-enquête van 2010 een aantal tekortkomingen en leemten aan de dag zijn getreden wat betreft de bevordering van het verstandig gebruik van antimicrobiële stoffen en het voorkomen van resistentie daartegen;

7.  merkt op dat de toegankelijkheid van informatie over antimicrobiële resistentie en het effect daarvan op het consumptiegedrag van de burgers binnen de Unie nog steeds duidelijk verschilt, inzonderheid wat betreft de handhaving van de wetgeving inzake receptplichtige antibiotica, aangezien het percentage receptvrij verkochte antibiotica in 2008 van lidstaat tot lidstaat sterk bleek te verschillen;

8.  merkt in dit verband op dat Europa zo zwak is als de zwakste schakel in de keten en dat daarom in het bijzonder aandacht besteed moet worden aan landen waar antimicrobiële resistentie op grote schaal voorkomt;

9.  verzoekt de Commissie met voorstellen te komen om het gebruik van antibiotica krachtig terug te dringen en algemene beginselen en optimale praktijken vast te stellen en te definiëren omtrent het prudente gebruik van antimicrobiële middelen, daarbij voortbouwend op de aanbeveling van de Raad van 15 november 2001, en erop toe te zien dat deze beginselen en methoden in de Europese Unie adequaat worden toegepast;

10.  onderkent dat er over antibiotica en de effecten daarvan nog veel misvattingen bestaan en dat volgens een in opdracht van de Commissie verrichte enquête 53% van de Europeanen nog steeds gelooft dat antibiotica ook virussen doden en dat 47% van mening is dat ze ook effectief zijn tegen verkoudheid en griep (Speciale Eurobarometer nr. 338 over antimicrobiële resistentie, april 2010);

11.  onderkent dat antimicrobiële resistentie sterk wordt bevorderd doordat patiënten medische voorschriften niet opvolgen en bijvoorbeeld de behandeling niet volledig afmaken of zich niet houden aan de aanbevolen dosering;

12.  dringt bij de Commissie aan op een studie naar het oneigenlijk gebruik en de verkoop van antimicrobiële middelen die met of zonder recept in de hele gebruiksketen – van arts tot apotheker en patiënt – circuleren, waarbij met name moet worden gekeken naar het gedrag van de respectieve actoren, en een integrale langetermijnstrategie uit te voeren voor de bewustmaking van al deze actoren;

13.  benadrukt dat de betreffende actoren met het oog op een verstandig gebruik van antimicrobiële agentia aandacht moeten besteden aan beter gebruik van de momenteel beschikbare antibiotica door nauw toezicht te houden op de dosering, de lengte van de behandeling en de combinatie van geneesmiddelen;

14.   verzoekt de Commissie en de lidstaten het goed wassen en drogen van de handen te bevorderen - in het bijzonder in ziekenhuizen - om de verspreiding van infecties te voorkomen en de noodzaak van het inzetten van antibiotica te verkleinen;

15.  vind het dan ook positief dat 18 november is uitgeroepen tot Europese antibioticabewustmakingsdag om het publiek door middel van diverse acties in de lidstaten beter te doordringen van de gevaren voor de volksgezondheid van antimicrobiële resistentie en om op te roepen tot een verantwoorder gebruik van antibiotica;

Monitoring en bewaking van antimicrobiële resistentie

16.  onderstreept het belang van een goed functionerend controle- en bewakingssysteem om betrouwbare en vergelijkbare gegevens te kunnen verzamelen over de gevoeligheid van ziekteverwekkers voor antimicrobiële stoffen en over de infecties die deze veroorzaken, zodat de mogelijkheid bestaat van trendanalyses, vroegsignalering en controle op de verspreiding van resistentie op nationaal, regionaal en communautair niveau, en om informatie te verzamelen over het voorschrijven en het gebruik van antimicrobiële stoffen, zodat het totale gebruik daarvan nauwlettend kan worden gevolgd;

17.  is dan ook ingenomen met de door het Europees systeem voor de surveillance van antimicrobiële resistentie (EARSS) en het Europees Toezicht op veterinaire antimicrobiële consumptie (ESVAC) gestarte en nu door het ECDC voortgezette vergaring van hoogwaardige, vergelijkbare gegevens over antimicrobiële resistentie die op de hele EU betrekking hebben, maar erkent dat er nog steeds veel problemen bestaan met betrekking tot de toegang tot gegevens en de kwaliteit daarvan in bepaalde landen; is tevens ingenomen met de in het kader van het project van de Europese surveillance van antimicrobiële consumptie gestarte en nu door het ECDC voortgezette vergaring van hoogwaardige, vergelijkbare gegevens over antimicrobiële consumptie die op de hele EU betrekking hebben;

18.  benadrukt hoe belangrijk de diagnostiek bij de bestrijding van antimicrobiële resistentie is en roept op tot meer investeringen op dit terrein en tot efficiënter en beter gebruik van de huidige diagnostische middelen;

19.  verzoekt de Commissie, het ECDC en andere relevante EU-agentschappen onverwijld samen te werken om in Europa een geharmoniseerd en geïntegreerd systeem voor toezicht op antimicrobiële resistentie en het gebruik van antimicrobiële middelen te ontwikkelen, dat tevens een systeem voor vroegtijdige signalering van nieuwe resistentiemechanismen en resistente stammen omvat;

Noodzaak van onderzoek naar en ontwikkeling van nieuwe antimicrobiële middelen en alternatieven

20.  onderkent dat de groeiende kloof die aan het ontstaan is tussen de frequentie van door resistente micro-organismen veroorzaakte infecties en de teruggang in het onderzoek naar en de ontwikkeling van nieuwe antimicrobiële middelen inmiddels tot gevolg dreigt te hebben dat de sector volksgezondheid wordt teruggeworpen naar het pre-antibiotische tijdperk;

21.  is van mening dat de teruggang in onderzoek en ontwikkeling het gevolg is van een falende markt en verzoekt de Commissie met voorstellen te komen, via regelgeving en andersoortige maatregelen, om effectievere stimulansen voor de farmaceutische industrie te creëren om meer te investeren in het onderzoek naar en ontwikkeling van nieuwe antimicrobiële middelen en in mogelijke alternatieven;

22.  wijst eens te meer op de noodzaak om binnen de EU-kaderprogramma's voor onderzoek meer plaats in te ruimen voor onderzoek naar nieuwe antimicrobiële middelen en potentiële alternatieven, en moedigt gezamenlijk onderzoek op EU-niveau aan, dat immers tot meer efficiëntie kan leiden;

23.  merkt op dat de onvoldoende snelle diagnosestelling zowel aan het overmatige antibioticagebruik als aan de stijgende ontwikkelingskosten heeft bijgedragen;

24.  erkent, overeenkomstig de conclusies van de Raad van 1 december 2009 over innovatieve impulsen voor effectieve antibiotica, dat bevordering van aanvullende maatregelen noodzakelijk is, zoals het gebruik van effectieve vaccins ter voorkoming van infecties;

Holistische benadering

25.  verzoekt de Commissie erop toe te zien dat de in de sfeer van antimicrobiële resistentie en volksgezondheid te treffen maatregelen deel uitmaken van een holistische benadering van de antimicrobiële resistentieproblematiek, in die zin dat deze niet los mogen worden gezien van de maatregelen ter bestrijding van resistentie tegen antimicrobiële stoffen welke worden gebruikt in diergeneesmiddelen en diervoeding en bij de teelt van gewassen, in het bijzonder in het licht van het risico van kruistransmissie;

26.  verzoekt de Commissie het informatiegebrek over het gebruik van antibiotica in de diergeneeskunde in de hele EU aan te pakken door voor elke lidstaat hoogwaardige, vergelijkbare en soortspecifieke gegevens te vergaren;

27.  is verheugd over de inspanningen om de regelgeving inzake de beoordeling van nieuwe antibiotica te harmoniseren te verbeteren;

28.  verzoekt de Commissie het EARRS en het ESVAC te blijven steunen bij het verzamelen van gegevens over antibioticagebruik, die als basis kunnen dienen voor toekomstige maatregelen ter waarborging van verantwoord antibioticagebruik;

29.  verzoekt de Commissie met wetgevingsvoorstellen te komen om een einde te maken aan het profylactisch gebruik van antibiotica in de veehouderij;

30.  benadrukt dat de sectoren veehouderij en intensieve visteelt zich moeten concentreren op ziektepreventie door een goede hygiëne in acht te nemen, de dieren goed onder te brengen, goede veehouderijpraktijken toe te passen en strenge bioveiligheidsmaatregelen te treffen in plaats van preventief gebruik te maken van antibiotica;

31.  roept in het bijzonder op tot vaststelling van goede praktijken voor de veehouderij die het risico van antimicrobiële resistentie tot een minimum beperken; benadrukt dat deze praktijken vooral moeten worden gelden voor jonge dieren die worden samengebracht van verschillende fokkers, waardoor het risico van overdraagbare ziekten verhoogd wordt;

32.  merkt op dat niet behoorlijk verwijderde geneesmiddelenresiduen in onze wateren terechtkomen, wat leidt tot meer onbedoelde blootstelling aan een reeks stoffen die met antibioticaresistentie in verband worden gebracht; verzoekt de Commissie nader onderzoek te stimuleren naar de gevolgen van langdurige blootstelling aan residuen van geneesmiddelen via water en bodem;

33.  pleit ervoor de werkzame bestanddelen en effectmechanismen van in de menselijke en diergeneeskunde gebruikte middelen zoveel mogelijk van elkaar gescheiden te houden om het risico voor overdracht van antibioticaresistentie van vee op mens te verkleinen, wijst er evenwel op dat dit geen beperking mag opwerpen voor bestaande, effectieve behandelmethoden;

34.  is van mening dat het gebruik voor agrarische doeleinden van antibiotica die als „laatste redmiddel” worden ingezet voor de bestrijding van problematische menselijke ziekteverwekkers, alleen moet worden toegestaan met vergunningen in combinatie met resistentiemonitoring, bij voorkeur op individuele basis;

Internationale samenwerking

35.  dringt bij de Commissie aan op nauwere samenwerking met de Wereldgezondheidsorganisatie, de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE) en andere internationaal relevante partijen en organisaties om op mondiaal niveau efficiënter te kunnen optreden tegen antimicrobiële resistentie; verwelkomt in dat verband de oprichting van de trans-Atlantische taskforce van de EU en de VS voor urgente gevallen van antimicrobiële resistentie (TATFAR);

36.  verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat voldoende financiële en personele middelen beschikbaar zijn om de relevante strategieën uit te voeren;

o
o   o

37.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) PB L 34 van 5.2.2002, blz. 13.
(2) PB C 112 E van 9.5.2002, blz. 106
(3) Europees Platform voor verantwoord gebruik van diergeneesmiddelen.
(4) Werkdocument van de diensten van de Commissie bij het tweede verslag van de Commissie aan de Raad op basis van de verslagen van de lidstaten over de uitvoering van de aanbeveling van de Raad (2002/77/EG) betreffende het verstandig gebruik van antimicrobiële stoffen in de menselijke geneeskunde.

Juridische mededeling - Privacybeleid