Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2011/2186(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0058/2012

Ingediende teksten :

A7-0058/2012

Debatten :

PV 29/03/2012 - 4
CRE 29/03/2012 - 4

Stemmingen :

PV 29/03/2012 - 9.16
CRE 29/03/2012 - 9.16
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2012)0119

Aangenomen teksten
PDF 184kWORD 98k
Donderdag 29 maart 2012 - Brussel
Europese Investeringsbank (EIB) - Jaarverslag 2010
P7_TA(2012)0119A7-0058/2012

Resolutie van het Europees Parlement van 29 maart 2012 over de Europese Investeringsbank (EIB) - Jaarverslag 2010 (2011/2186(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien het jaarverslag 2010 van de Europese Investeringsbank (EIB),

–  gezien de artikelen 15, 126, 175, 208-209, 271 en 308-309 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en Protocol nr. 5 betreffende de statuten van de EIB,

–  gezien artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie over de rol van de Rekenkamer,

–  gezien Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie,

–  gezien Besluit nr. 1080/2011/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 tot verlening van een EU-garantie voor verliezen van de Europese Investeringsbank op leningen en leninggaranties voor projecten buiten de Unie en houdende intrekking van Besluit nr. 633/2009/EG,

–  gezien zijn besluit van 10 mei 2011 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het achtste, negende en tiende Europees Ontwikkelingsfonds voor het begrotingsjaar 2009(1),

–  gezien zijn resolutie van 7 april 2011 over het jaarverslag 2009 van de Europese Investeringsbank(2),

–  gezien het werkprogramma van de EIB voor 2011-2013, dat op 14 december 2010 door de raad van bestuur is goedgekeurd,

–  gezien het jaarverslag 2010 van het Comité ter controle van de boekhouding van de EIB aan de raad van gouverneurs van 6 april 2011,

–  gezien zijn resolutie van 8 juni 2011 over investeren in de toekomst: een nieuw meerjarig financieel kader (mfk) voor een concurrerend, duurzaam en integratiegericht Europa(3),

–  gezien zijn resolutie van 6 juli 2011 over de financiële, economische en sociale crisis: aanbevelingen voor te nemen maatregelen en initiatieven(4),

–  gezien zijn resolutie van 10 maart 2010 over EU 2020(5),

–  gezien artikel 48 en artikel 119, lid 2 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en de adviezen van de Commissie regionale ontwikkeling en de Commissie economische en monetaire zaken en de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0058/2012),

A.  overwegende dat de EIB is ingesteld door het Verdrag van Rome en met name tot doel heeft bij te dragen tot de ontwikkeling van de interne markt en het verkleinen van de ontwikkelingsverschillen tussen de diverse regio's;

B.  overwegende dat de financieringsactiviteiten van de EIB binnen de Europese Unie voornamelijk gericht zijn op de verwezenlijking van zes beleidsprioriteiten: de totstandbrenging van economische en sociale cohesie en convergentie; de invoering van de kenniseconomie; de ontwikkeling van trans-Europese vervoers- en toegangsnetwerken; ondersteuning van het midden- en kleinbedrijf (mkb); de bescherming en verbetering van het milieu en de bevordering van duurzame gemeenschappen; en de ondersteuning van duurzame, concurrerende en continue energievoorzieningen;

C.  overwegende dat de EIB de „Europese bank” blijft en de tak om de EU-doelstellingen te bereiken, vertegenwoordigt;

D.  overwegende dat de uitbetaling van de EU-lening door de EIB-groep 52 miljard euro bedroeg in 2010;

E.  overwegende dat de activiteiten van de EIB buiten de Europese Unie hoofdzakelijk worden ondernomen ter ondersteuning van het externe beleid van de Europese Unie;

F.  overwegende dat de uitbetaling aan leningen door de EIB-groep buiten de EU 6 miljard euro bedroeg in 2010;

G.  overwegende dat de leningen en garanties van de EIB overeenkomstig haar statuten sinds de ratificatie van het Verdrag van Lissabon maximaal 2,5 keer haar geplaatste kapitaal en haar reserves, haar niet toegewezen voorzieningen en het saldo van de winst- en verliesrekening mogen bedragen;

H.  overwegende dat de uitbreiding van de financiële, economische en staatsschuldcrisis na 2010 en van de daarmee gepaard gaande kredietcrisis de financieringsbehoeften hebben doen toenemen;

I.  overwegende dat het de taak van de EIB is om de Europese economie te helpen, waarbij een beroep wordt gedaan op zowel de kapitaalmarkten als haar eigen middelen;

J.  overwegende dat de AAA-rating voor de EIB van cruciaal belang is voor het functioneren van de bank;

K.  overwegende dat het auditcomité onder de EIB-statuten werd opgericht als een zelfstandig comité dat verantwoordelijk is voor het controleren van de regelmatigheid van de boeken van de EIB en voor het controleren dat de activiteiten van de EIB aan de beste bankpraktijken beantwoorden; overwegende dat het auditcomité in zijn verslag van 6 april 2011 heeft verklaard dat het in 2010 de verwachte steun van de diensten van de bank kreeg, waardoor hij zich naar behoren van zijn opdrachten kon kwijten;

L.  overwegende dat de doelstellingen van de EU 2020-strategie, zoals investeringen in infrastructuur, groene technologieën, innovatie en het mkb, niet kunnen worden bereikt zonder de nodige financiële middelen;

M.  overwegende dat duurzame groei in de Unie moet worden gewaarborgd, ook door ongebruikte betalingskredieten van de EU-begroting te hergebruiken voor gezamenlijke programma's die gericht zijn op groei, mededingingsvermogen en werkgelegenheid, en door het hefboomeffect van EIB-leningen te benutten en een efficiënte projectobligatiemarkt te creëren;

Kader jaarverslag 2010

1.  juicht het jaarverslag 2010 toe en spoort de EIB aan haar activiteiten ter bevordering van de ontwikkeling van de Europese economie voort te zetten en groei aan te moedigen, werkgelegenheid te stimuleren, en sociale en territoriale cohesie met bijzondere aandacht voor projecten voor minder ontwikkelde regio's te bevorderen; steunt de bank in haar opzet om zich te richten op activiteiten waar haar financiering waarschijnlijk de grootste impact op economische groei heeft; wijst erop dat de EIB haar middelen en instrumenten op een zo goed mogelijke manier moet gebruiken om de huidige financiële en economische crisis te bestrijden;

2.  is van oordeel dat de EIB-groep(6) jaarlijks verslag moet blijven uitbrengen aan het Parlement over haar uitleningsactiviteiten zowel binnen de EU, ter ondersteuning van de doelstellingen van de Unie en de Europa 2020-strategie, als buiten de EU, ter uitvoering van haar mandaat en ten behoeve van de algehele beleidscoherentie van het extern optreden van de EU; is van mening dat de EIB en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) zich ook moeten richten op versterking van hun coördinatie en samenwerking in derde landen, om hun respectieve comparatieve voordelen te vergroten en overlapping van hun werkzaamheden te vermijden(7), en te verzekeren hun bronnen effectiever te gebruiken; herinnert er daarnaast aan dat de Raad en het Parlement overeengekomen zijn dat de tijd rijp is om te bekijken op welke wijze het systeem van Europese publieke financiële instellingen kan worden gerationaliseerd, waarbij alle opties open zijn;

3.  wijst erop dat de EIB-groep moet doorgaan met het uitbrengen van een jaarlijks verslag aan het Europees Parlement over haar financieringsactiviteiten met betrekking tot de EU-begroting, met name op het vlak van EU-financiering en externe financiering; verzoekt de bank om haar jaarverslag vlot toegankelijk en voor het bredere publiek begrijpelijk te maken;

4.  juicht het goedgekeurde werkprogramma 2011-2013 toe waarin de drie voornaamste dimensies voor de activiteiten van de bank in de komende jaren zijn opgenomen: de uitvoering van de Europa 2020-strategie, de bestrijding van de klimaatverandering en de ondersteuning van het externe beleid van de EU;

5.  ondersteunt de bank in haar engagement om de nadruk te leggen op de „kennisdriehoek” die onderwijs, onderzoek en ontwikkeling, en innovatie met elkaar verbindt;

6.  pleit ervoor dat de EIB de resoluties van het Europees Parlement over de jaarverslagen van de EIB, samen met de schriftelijke vragen van de EP-leden en de antwoorden daarop van de EIB, naast haar eigen verslagen op haar website publiceert;

EIB-financieringsactiviteiten voor de EU

7.  erkent het toegenomen volume van de programma's voor structurele leningen (SPL's) ten aanzien van de economische en financiële crisis; benadrukt de belangrijke rol van deze leningen voor het herstel en de groei doordat zij investeringen in de publieke sector in een aantal lidstaten ondersteunen; stimuleert de EIB om soortgelijke instrumenten te blijven aanbieden, niet alleen voor landen met financiële problemen, maar ook om landen met een goede financiële discipline en convergentieregio's aan te moedigen;

8.  wijst erop dat met betrekking tot het leningsvolume, projecten voor publiek-private partnerschappen (PPP's) in 2010 32% van de door de EIB gefinancierde leningen voor het trans-Europees vervoersnetwerk uitmaakten; juicht de oprichting toe van het Europees expertisecentrum op het gebied van publiek-private partnerschappen met een netwerk van lidstaten dat, naast de EIB en de Commissie, nu dertig EU- en geassocieerde landen alsmede veel regio's omvat;

9.  verzoekt de EIB om het openbaar maken van cumulatieve PPP-betalingsverplichtingen van de overheid aan te moedigen met betrekking tot de gefinancierde PPP's samen met informatie over de bron van toekomstige betalingen;

10.  dringt er bij de EIB op aan dat zij jaarlijks een lijst zou publiceren van alle eindbegunstigden van leningen en andere financiële instrumenten zoals ook de Commissie gehouden is een dergelijke lijst van eindbegunstigden van EU-fondsen te publiceren;

11.  dringt er bij de EIB op aan om haar steun aan de infrastructuurnetwerken in nieuwe lidstaten, die nog steeds redelijk beperkt is in vergelijking met de steun voor de lidstaten van de EU-15, te vergroten; vraagt dat dit aandeel in de financiering van infrastructuurnetwerken groter zou zijn voor netwerken op de grens van lidstaten;

12.  ondersteunt ruim de samenwerking tussen de EIB en de Commissie voor het ontwikkelen van innovatieve financiële instrumenten om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie, maatregelen om de door crisis getroffen economie weer op gang te brengen en klimaatmaatregelen te bevorderen; erkent de eerdere positieve ervaring met het gebruik van deze instrumenten - waaronder het combineren van subsidies en leningen alsmede risicodelingsmechanismen;

13.  steunt vooral de financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF), een gezamenlijk initiatief van de Europese Commissie en de bank dat leningen aanbiedt voor hoger renderende projecten met groter risico; is in het licht van de uitvoering van het 7de O&O-kaderprogramma verbaasd over het feit dat in 2010 slechts voor 1,8 miljard euro aan RSFF-leningen ondertekend werd, of 1 miljard euro minder dan in 2009; meent dat de reden die de EIB in haar verslag van 2010 hiervoor aanhaalt niet volstaat, namelijk dat de kredietschaarste afneemt voor de bedrijven die zich tot de EIB hadden gewend op het hoogtepunt van de crisis, en vraagt meer uitleg van de EIB en de Europese Commissie;

14.  is bezorgd over de interne controles en auditsystemen van de EIB en moedigt de Commissie en de EIB aan om in 2012 een uitgebreide financiële en administratieve kaderovereenkomst af te sluiten met het oog op de verwachte uitbreiding van het aantal innovatieve financieringsinstrumenten dat door de EIB-groep wordt beheerd; verwacht dat de EIB tegen december 2012 verslag zal uitbrengen aan het Parlement over de gemaakte vorderingen;

EIB-steun voor het Europese midden- en kleinbedrijf (mkb)

15.  juicht de verwezenlijking toe van de doelstelling van 30 miljard euro aan leningen voor het mkb, vastgelegd door de Raad Economische en Financiële Zaken (Ecofin) in december 2008, één volledig jaar voor de geplande termijn; steunt het product voor nieuwe leningen voor ondernemingen met middelgroot kapitaal en beklemtoont het belang om het economisch herstel in Europa te stimuleren; verzoekt de EIB om het mkb en andere begunstigden wanneer nodig advies te geven om zo de kwaliteit en de doeltreffendheid van de projecten te waarborgen;

16.  wijst nogmaals op meermaals geuite eerdere aanbevelingen van het EP om de transparantie van de EIB bij het selecteren van financiële bemiddelaars en de manier waarop wereldwijde leningen worden verstrekt, te vergroten, en dringt erop aan dat maatregelen moeten worden getroffen om die van kracht te laten worden; benadrukt de behoefte aan duidelijkere voorwaarden en striktere criteria voor de effectiviteit van de leningen; moedigt de EIB aan om zonder uitstel en voor eind 2012 nieuwe, coherente en doeltreffende instrumenten te ontwikkelen voor een beter toezicht op financiële bemiddelaars die samenwerken met de EIB bij het ondersteunen van het mkb in Europa;

17.  herhaalt zijn oproep aan de EIB om regelmatig verslag uit te brengen over de bereikte resultaten, waaronder omvattende gegevens van de eindbegunstigden, samenvattingsverslagen over de monitoring en uitvoering van haar interne procedures, en verwezenlijkingen van doelstellingen en doelen; verzoekt dat afwijkingen van de doelen zouden worden vermeld en uitgelegd en dat informatie zou worden verstrekt over de verantwoordelijkheid voor deze afwijkingen; is bezorgd over het gebrek aan duidelijke streefcijfers en penetratiepercentages, als gevolg waarvan de effectiviteit van de leningen onduidelijk blijft;

18.  erkent dat 115 000 bedrijven uit de mkb-sector steun hebben ontvangen van de EIB-groep en dat de EIB-bijdrage aan kredietlijnen voor leningen aan het mkb 10,0 miljard euro bedroeg, terwijl het Europees Investeringsfonds (EIF) in 2010 in totaal 2,8 miljard euro subsidies en risicokapitaal heeft verstrekt aan het mkb; stimuleert de pogingen van de EIB om meer steun te geven aan het mkb;

19.  juicht de beslissing van de EIB toe om toe te treden tot het gemeenschappelijk actieplan van de EBWO en de Wereldbankgroep om tijdens de periode 2009-2010 meer steun te verlenen aan het mkb in Midden- en Oost-Europa; merkt op dat de EIB, door haar verplichtingen onder dit plan na te komen (het verdubbelen van de middelen die normaal ter beschikking worden gesteld van het mkb in de regio), haar doel eerder dan gepland bereikt heeft en dat er eind 2010 een stijging van de kredietverlening van de EIB met 25 % - of 14 miljard euro - werd genoteerd; verzoekt de EIB om haar nauwe samenwerking met banken in deze regio bij de ondersteuning van het mkb voort te zetten;

20.  juicht de Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit toe die in maart 2010 door de Commissie en de EIB is ingesteld; benadrukt de behoefte aan het openbaar maken van de resultaten die door deze faciliteit tot dusverre zijn behaald; verzoekt dat zo vlug mogelijk duidelijke selectiecriteria zouden worden vastgesteld en openbaar gemaakt voor bemiddelende instanties die aan dit initiatief deelnemen;

21.  juicht het speciaal verslag van de Europese Rekenkamer nr. 4/2011 over de controle van de mkb-garantiefaciliteit toe, en erkent de belangrijke rol van de mkb-garantiefaciliteit; is bezorgd over de bevindingen van de Rekenkamer dat de faciliteit ontoereikende gegevens verleent om de contractparameters tussen het EIF en de financiële bemiddelaars te rechtvaardigen, onduidelijke prestatie-indicatoren verstrekt, en streefwaarden voor de indicatoren mist; verzoekt de EIB-groep om deze tekortkomingen in overeenstemming met de aanbevelingen van de Rekenkamer te herstellen;

22.  verzoekt de EIB om verslag uit te brengen aan het Europees Parlement over de voortgang bij de uitvoering van aanbevelingen van de Rekenkamer;

23.  onderstreept de belangrijke rol van het EIF bij het ondersteunen van het mkb; benadrukt dat het EIF zijn activiteiten moet voortzetten op het gebied van financiering en subsidies voor mkb-transacties; stimuleert het EIF inspanningen te blijven leveren om het herstel van de securitisatiemarkt van het mkb, die nog steeds zwak is, te ondersteunen;

EIB-activiteiten buiten de EU

24.  juicht het feit toe dat de door de EU verstrekte garantie aan de EIB, voor de periode 2007-2013, voor verliezen op leningen en garanties voor projecten buiten de EU, zonder twijfel onder het toezicht van de Europese Rekenkamer valt(8);

25.  verzoekt de Rekenkamer om het Europees Parlement een bijzonder verslag voor te leggen over de uitgevoerde financieringsactiviteiten onder dat besluit, met een effectbeoordeling per project, sector, land en regio, waaruit de effectiviteit van de EIB-bijdrage aan de externe beleidsdoelstellingen van de EU blijkt;

26.  is van mening dat het garantie-instrument van de Europese Unie verstrekt door het extern mandaat een grote toegevoegde waarde en hefboomwerking heeft; spoort de EIB er niettemin toe aan om waar mogelijk faciliteiten voor eigen risico na te streven, en tegelijkertijd de AAA-rating van de EIB te bewaren en te zorgen voor een effectieve samenwerking op het gebied van hulpactiviteiten van de Commissie, de EIB en andere internationale en lokale partners om zodoende de samenhang en de complementariteit van de activiteiten te vergroten;

27.  is van mening dat de EIB en de EBWO zich moeten richten op het versterken van hun samenwerking en coördinatie in derde landen, om hun respectieve comparatieve voordelen te vergroten en overlapping van hun activiteiten te vermijden(9);

28.  verzoekt de EIB om het Europees Parlement op de hoogte te houden over haar financieringsactiviteiten in het Middellandse Zeegebied, ondersteund door het extern leningsmandaat, om de ontwikkelingsimpact van haar lening aan te tonen en om het Europees Parlement een verslag voor te leggen vóór het eind van 2012;

29.  benadrukt de rol van de EIB-financiering voor projecten in het kader van publiek-private partnerschappen (PPP's), hoofdzakelijk binnen de EU, en neemt nota van het voornemen van de EIB om de mogelijkheden voor PPP's toe te passen in de mediterrane landen;

30.  verzoekt de EIB om samen met de Commissie en in nauw overleg met de ontvangende landen dringend met een voorstel te komen voor een bankfaciliteit die doeltreffender is dan de Europees-mediterrane investerings- en partnerschapsfaciliteit (Femip) om zo de doeltreffendheid te onderbouwen van de rol die de EIB vervult in de mediterrane landen op het gebied van het mkb, microkredieten, enz.;

31.  is bezorgd over de risico's van de PPP-regelingen, zoals een ongunstige kosten/batenverhouding en overheidsschuld die deels buiten de balanstelling valt; stimuleert de EIB om rekening te houden met de aanbevelingen uit haar intern verslag „Evaluatie van de lering getrokken uit afgeronde door de EIB gefinancierde PPP-projecten”, met name door:

   a) duidelijkere definities, een betere gegevenskwaliteit en consistentie te hanteren bij de EIB met betrekking tot PPP-projecten,
   b) de belangrijkste getrokken lering te verspreiden bij eventuele projectontwikkelaars,
   c) een gecentraliseerde PPP-eenheid binnen de EIB op te zetten, die zich zowel bezighoudt met krediet- als met projectrisicovraagstukken binnen een gemeenschappelijk, gespecialiseerd team;

32.  stimuleert de EIB om iedere steun voor financiële bemiddelaars buiten de EU te beperken tot lokale instellingen die niet operationeel zijn in offshore financiële centra, die een aanzienlijke lokale inbreng hebben en die in staat zijn om een pro-ontwikkelingsbenadering toe te passen, waarbij het specifieke karakter van het lokale mkb in ieder land wordt ondersteund; vraagt de EIB om verslag uit te brengen over de uitvoering van deze aanbeveling in 2012;

33.  is verheugd over de tussentijdse evaluatie van het extern mandaat 2007-2013 door de EIB, „Verslag en aanbevelingen van het stuurcomité van ”wijzen'' van februari 2010;

34.  is verheugd over de tenuitvoerlegging van Besluit nr. 1080/2011/EU tot verlening van een EU-garantie voor verliezen van de Europese Investeringsbank op leningen en leninggaranties voor projecten buiten de Unie; benadrukt dat het externe mandaat van de EIB in overeenstemming moet zijn met artikel 208 van het VWEU, waarin is bepaald dat vermindering en uitroeiing van armoede de voornaamste doelen zijn van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van de Europese Unie;

35.  is bezorgd over het gebrek aan voldoende informatie over de resultaten van de externe beleidsactiviteiten; benadrukt het ontbreken van vereisten voor financiële bemiddelaars om ex-postresultaten over afzonderlijke activiteiten te versturen; verzoekt de bank daarom om deze ex-postverslaggeving verplicht te stellen; juicht echter de nieuwe voorschriften voor de verslaggeving onder Besluit nr. 1080/2011/EU toe;

36.  wijst erop dat de activiteiten van de EIB buiten de EU voornamelijk uitgebreid zijn in landen met een modaal inkomen, met beperkte middelen voor personeel, in het bijzonder voor voorbereidend werk en voor het monitoren van projecten, en beperkte lokale vertegenwoordiging vergeleken met het niveau en de complexiteit van financieringsactiviteiten buiten de EU;

37.  beveelt een versterkte controle op projecten aan, zowel bij de uitvoering als bij de voltooiing ervan;

38.  merkt op dat van de in totaal 72 miljard euro aan EIB-leningen in 2010, 8 511 miljard euro aan ontwikkelingslanden werd geleend (waarvan 1,2 miljard aan Azië en Latijns-Amerika (ALA), 1 miljard euro aan de staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS; 973 miljoen) en Zuid-Afrika (50 miljoen), 2,55 miljard aan de mediterrane landen en 328 miljoen euro aan landen in Centraal-Azië), waaronder 657 miljoen euro voor projecten op het gebied van watervoorziening en hygiëne, gezondheid en onderwijs;

39.  merkt op dat uit een onafhankelijke evaluatie van het externe mandaat van de EIB blijkt dat de inspanningen van de EIB om de uitvoering van projecten te controleren en de plaatselijke aanwezigheid en follow-up van ecologische en sociale aspecten te waarborgen, nog altijd onvoldoende lijken, terwijl de EIB slechts indirect kan voldoen aan de vereisten in het mandaat op het gebied van ontwikkelingsaspecten;

40.  herinnert eraan dat een beperkte focus op bbp-geleide groei niet automatisch tot inclusieve en duurzame ontwikkeling en minder ongelijkheid leidt; is in deze context aldus van mening dat adequate concessionele financiering en personeelsbestanden noodzakelijk zijn zodat de EIB de EU-doelstellingen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking kan ondersteunen;

41.  verzoekt de EIB actieve steun te bieden aan projecten die gericht zijn op financiële integratie, d.w.z. het vergemakkelijken van gelijke toegang tot financiële diensten zoals leningen, spaarrekeningen en verzekeringsstelsels, bijvoorbeeld door steun te verlenen aan microfinancieringsinstellingen;

42.  vraagt om een definitie voor „prestatie-indicatoren” teneinde de meerwaarde en de impact van EIB-verrichtingen beter te kunnen bepalen, en om verbetering van de juiste expertise onder het personeel op het gebied van duurzame ontwikkeling, mensenrechten en sociale en genderkwesties;

43.  verwelkomt de toezeggingen en het beleid van de EIB betreffende niet-coöperatieve rechtsgebieden; geeft uiting aan zijn bezorgdheid over het gebrek aan transparantie met betrekking tot de wijze waarop „globale leningen” worden toegewezen en belastingtechnisch worden gecontroleerd; herinnert eraan dat de EIB moet garanderen dat de ontvangers van zijn leningen niet profiteren van belastingparadijzen of andere schadelijke belastingpraktijken, zoals onrechtmatige interne verrekeningsprijzen die zouden kunnen leiden tot belastingontduiking of -ontwijking; roept de EIB op om in deze context financiële tussenpersonen te vragen elk gebruik van globale leningen die zij ontvangen openbaar te maken, met inbegrip van een verslag van hun activiteiten in elk afzonderlijk land waar zij actief zijn;

44.  betreurt het dat de EIB geen voorrang geeft aan investeringen in lokale bedrijven in ACS-landen; is van oordeel dat de controle op globale leningen of leningen aan het mkb moet worden verbeterd om vast te stellen dat financiële tussenpersonen de voorschriften van de EIB correct uitvoeren, om de verantwoordingsplicht, de transparantie en de ecologische duurzaamheid te waarborgen bij de besteding van fondsen die beschikbaar zijn gesteld aan het plaatselijke mkb; is van mening dat de definitie van het mkb die wordt gehanteerd in elke externe regio verduidelijkt moet worden, rekening houdend met de structuur van de lokale economie;

45.  verlangt dat naleving van EU-normen of internationaal overeengekomen normen voor ecologische en sociale beleidsgebieden een systematische voorwaarde voor toegang tot financiering door de EIB vormt, terwijl bedrijven of ondernemingen die deze beginselen schenden en/of geregistreerd staan in belastingparadijzen op doeltreffende wijze moeten worden uitgesloten;

46.  verwelkomt het initiatief om een memorandum van overeenstemming te sluiten over samenwerking tussen het Europees Parlement en de EIB; benadrukt in deze context de noodzaak om het Parlement nauw te betrekken bij het proces van de discussie over het opzetten van een „EU-platform voor externe samenwerking en ontwikkeling”, en om transparantie in het proces te garanderen;

47.  wijst op het belang van verbeterde en geoptimaliseerde financieringsactiviteiten van de EU en de lidstaten ter ondersteuning van de externe samenwerking; ondersteunt het voorstel van de wijzen om alle externe activiteiten te verenigen in een afzonderlijke entiteit om zodoende een gerichter beheer te realiseren; wijst nogmaals op het voorstel van het EP om verschillende opties te onderzoeken voor het oprichten van een EU-platform voor ontwikkelingssamenwerking;

48.  beveelt aan om de EIB-activiteiten te stroomlijnen door de kerntaak van de EIB als „Europese bank” te behouden;

49.  verzoekt de bank om alleen leningen buiten de Unie te verstrekken nadat zij zekerheid heeft verkregen dat de handelsreglementering tussen het land waar de lening plaatsvindt en de Unie het wederkerigheidsbeginsel bevat voor de toepassing van sociale, milieu- en gezondheidsnormen;

EIB-beheer en controlemechanismen

50.  herinnert aan de noodzaak van een Europees systeem van prudentieel toezicht waarbij de EIB onderworpen zou zijn aan dezelfde prudentiële regels als de kredietinstellingen; dergelijk prudentieel toezicht moet toezien op de kwaliteit van de financiële situatie van de EIB en garanderen dat haar resultaten nauwkeurig worden gemeten en dat de gedragsregels voor deze beroepsgroep in acht worden genomen; herhaalt de oproep van het EP om de EIB te onderwerpen aan een prudentieel reguleringstoezicht;

51.  herhaalt zijn oproep aan de Commissie om het Parlement een juridische analyse te doen toekomen van de mogelijke opties voor bedrijfseconomisch toezicht op de EIB; erkent het bestaan van institutionele moeilijkheden met betrekking tot de eventuele rol van de Europese Centrale Bank als prudentieel toezichthouder van de EIB; verzoekt de Commissie om in nauwe samenwerking met de lidstaten van de eurozone alle mogelijkheden voor prudentieel toezicht op de EIB te verkennen;

52.  stelt voor dat dit prudentieel toezicht:

   i) zou worden uitgeoefend door de Europese Centrale Bank op basis van artikel 127, lid 6 van het VWEU, of
   ii) mocht dat onmogelijk zijn en op basis van een vrijwillige aanpak door de EIB, zou worden uitgevoerd door de Europese Bankautoriteit, al dan niet met deelneming van een of meer nationale toezichthouders, of door een onafhankelijke accountant;

53.  verzoekt de EIB-groep niettemin met klem door te gaan met het onafhankelijk uitvoeren van goede prudentiële bankpraktijken om zodoende zijn sterke kapitaalpositie te behouden en bij te dragen aan de groei van de reële economie; roept de EIB daarom op een stresstest te ondergaan om zodoende de veerkracht van haar portefeuille te bevestigen;

54.  is verheugd over het feit dat de EIB vrijwillig voldoet aan de huidige kapitaalvereisten van Bazel II, en dringt er bij de EIB op aan zich ook te houden aan de toekomstige verplichtingen van Bazel III;

55.  uit zijn ernstige bezorgdheid over de meest recente ontwikkelingen met betrekking tot de kredietrating van de EIB; verzoekt de EIB met klem een strategie te ontwikkelen en uit te voeren om haar AAA-rating te behouden, die de hoeksteen vormt van de activiteit van de bank en essentieel is voor de activiteiten van de bank; merkt op dat de bank zal worden uitgesloten door bepaalde categorieën van investeerders als zij haar AAA-rating niet behoudt;

56.  roept, gezien de investeringsbehoeften van de EU en haar lidstaten, en het feit dat de markten onvoldoende kapitaal ter beschikking stellen, de gouverneurs van de EIB op een aanzienlijke verhoging van het kapitaal voor de EIB overeen te komen;

57.  wijst erop dat het algehele niveau van kredietrisico in de leningportefeuille van de bank gestegen is, deels ten gevolge van zowel de toegenomen druk op de kredietwaardigheid van bestaande tegenwaarden, door de voortdurende gevolgen van de economische crisis, en deels als gevolg van het hogere kredietrisico van nieuwe activiteiten; beveelt de EIB aan de juiste maatregelen te nemen om een achteruitgang van haar leningportefeuille te voorkomen;

58.  benadrukt dat de EU economische groei nodig heeft die daadwerkelijk een impuls gegeven kan worden door te investeren in onderzoek en ontwikkeling en de aanleg van trans-Europese netwerken te bevorderen, en dat in deze context de activiteit van de EIB kan bijdragen tot de verbetering van de huidige economische vooruitzichten;

59.  is van mening dat de EIB mechanismen moet invoeren om te waarborgen dat bij al haar financiële handelingen de milieu-, sociale en mensenrechtenwaarden van de EU, en haar transparantie- en aanbestedingsnormen gerespecteerd worden; roept de EIB op om de transparantie bij haar kredietverlening via financiële tussenpersonen verder te bevorderen, en maatregelen te treffen om het gebruik van belastingparadijzen, verrekenprijzen en belastingontwijking te voorkomen;

60.  dringt er bij de EIB op aan een jaarverslag voor te leggen aan het Parlement, op een formele en transparante basis, met relevante data over haar kapitaaltoereikendheid, voorwaardelijke verplichtingen, transacties via bemiddelende banken, risiconeming, de hefboomwerking in financiering van de particuliere sector en EIB-EIF-samenwerking;

61.  dringt er bij de EIB-groep op aan de beste prudentiële bankpraktijken te blijven volgen om haar zeer sterke kapitaalpositie te behouden en bij te dragen aan de groei van de reële economie; vraagt daarom nogmaals dat de EIB onderworpen blijft aan streng bedrijfseconomisch toezicht, teneinde haar kredietwaardigheid te beoordelen en te waken over de kwaliteit van haar financiële situatie, en ervoor te zorgen dat de door haar behaalde resultaten accuraat worden gemeten en dat de regels voor goede beroepspraktijken worden nageleefd; is van oordeel dat de kredietwaardigheid van de EIB kan worden beoordeeld aan de hand van een stresstest;

62.  dringt er bij de EIB-groep op aan om, waar zinvol en voordat projecten worden goedgekeurd, op haar website relevante informatie beschikbaar te stellen over de begunstigden van langetermijnleningen en garanties, over haar financiële tussenpersonen, over de criteria waar projecten aan moeten voldoen om in aanmerking te komen voor financiering en over risicokapitaalleningen voor het mkb, waarbij in het bijzonder de uitbetaalde bedragen, het aantal leningen en de betrokken regio en industriële sector worden vermeld; adviseert dat de rol van de EIB meer gefocust, selectief, daadkrachtig en resultaatgericht moet zijn; dringt aan op het beoordelen van de milieu-, sociale en macro-economische impact van ondersteunde projecten;

63.  is van mening dat, om kleine en middelgrote bedrijven te bereiken, de EIB vooral partnerschappen zou moeten aangaan op hoger niveau met transparante en verantwoordelijke financiële tussenpersonen die verbonden zijn met de lokale economie;

64.  roept de EIB op door te gaan met haar inspanningen gericht op het verzekeren dat leningen daadwerkelijk naar het mkb gaan middels financiële tussenpersonen;

65.  verzoekt de EIB haar standpunt te verduidelijken over de zogenaamde EU-projectobligaties of andere innoverende financiële instrumenten die gebaseerd zijn op medefinanciering uit de begrotingen van de EU en de EIB; is van mening dat de Commissie EU-projectobligaties moet introduceren die zo snel mogelijk operationeel moeten worden, bij voorkeur vóór de begrotingsperiode 2014-2020; verzoekt de EIB een actieve rol te vervullen bij de verwezenlijking van dit soort initiatieven; is van mening dat de implementatie van het voorstel van de Commissie betreffende EU 2020-projectobligaties een voorname vector kan zijn voor de ontwikkeling van duurzame industrieën en infrastructuur, zowel in de lidstaten, als op EU-niveau; benadrukt dat procedures die met dat doel voor ogen zijn vastgelegd expliciet opgesteld moeten worden in een projectaanvaardbaarheidskader, gedefinieerd volgens de gewone wetgevingsprocedure; is van mening dat voor alle innoverende financiële instrumenten vereisten betreffende milieu-, sociale en burgerrechten, alsook transparantienormen gerespecteerd moeten worden;

66.  is van mening dat de EIB bij besluiten betreffende de infrastructuurprojecten waarvoor het proefproject projectobligaties wordt gebruikt, rekening moet houden met de financiële situatie van betrokken lidstaten; bij dit proefproject moet voorrang worden gegeven aan projecten in lidstaten die lijden onder een lage groei en liquiditeitsproblemen op de financiële markten;

67.  dringt er bij de EIB op aan haar activiteiten in de landen van het zuidelijk Middellandse Zeegebied waar zij actief is aan een beoordeling te onderwerpen en daar waar nodig te herzien of op te voeren, teneinde investeringen in sectoren die essentieel zijn voor economische ontwikkeling, het functioneren van de markt, het concurrentievermogen en het scheppen van banen, te bevorderen, en rekening te houden met het democratiseringsproces en de ontwikkeling van de rechtsstaat in die landen; neemt nota van de recente verhoging van 1 miljard euro in het kredietverleningsmandaat van de EIB voor landen van het zuidelijk Middellandse Zeegebied, en is van oordeel dat de EIB de ontwikkelingsimpact van haar huidige operaties in de regio openbaar moet maken;

68.  verwelkomt de toegenomen rol van de structurele programmaleningen (SPL) van de EIB voor het helpen van lidstaten om hun bijdragen aan programma's gesteund door de EU-structuurfondsen te financieren; roept de Commissie op met de EIB samen te werken om te verzekeren dat investeringen in infrastructuurprojecten niet uitgesteld worden als gevolg van de economische moeilijkheden waar lidstaten mee kampen;

69.  is van mening dat de EIB een eigen onafhankelijke evaluatie moet ondernemen van de rechtsgebieden waar ze actief is, om zo illegale kapitaalstromen tegen te gaan en te verzekeren dat ze niet deelneemt aan offshore financiële centra;

70.  roept de EIB op haar activiteiten in EU-lidstaten met grote en hardnekkige tekorten op hun lopende rekeningen te vergroten met het oog op het bevorderen van sociale en economische convergentie en het vergroten van financiële en politieke duurzaamheid van de monetaire unie;

71.  vraagt de EIB haar positie betreffende de omvorming van de Femip in een Euro-mediterrane bank te verduidelijken en te verklaren;

72.  dringt aan op herziening van het EIB-document voor energiebeleid van 2007 om het consistent te maken met de doelstellingen en routekaarten van EU 2050;

73.  neemt nota van het feit dat de EIB in 2010 25,9 miljard euro ter beschikking heeft gesteld aan die EU-regio's die het hardst waren getroffen door de economische crisis;

74.  is van mening dat de EIB, gezien de moeilijkheden betreffende de toegang tot krediet waar het midden- en kleinbedrijf mee kampt, samen zou moeten werken met transparante en verantwoordelijke, met de lokale economie verbonden financiële tussenpersonen, en regelmatig informatie zou moeten verstrekken betreffende de vrijgegeven bedragen, de begunstigden van die bedragen, en de regio's en industriesectoren die betalingen hebben ontvangen;

75.  benadrukt het belang van de programma's JASPERS, JESSICA, JEREMIE en JASMINE voor regionale convergentie en cohesie in Europa, alsook voor steun voor kleine en middelgrote bedrijven, en benadrukt de noodzaak van adequate financiering, ook gedurende de nieuwe programmeringsperiode (2014-2020); verwelkomt de deelname van de EIB aan de Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit; benadrukt dat EIB-leningen in de vorm van financiering voor structurele projecten belangrijk zijn voor regionale convergentie;

76.  neemt nota van de verlaging van leningen aan de EIB naar 60 miljard euro in 2012 (van 75 miljard euro in 2011) onder het nieuwe operationeel programma 2012-2014, zoals aangegeven in het jaarprogramma aangenomen door de raad van bestuur;

77.  verwelkomt het feit dat de EIB, in samenwerking met de EU-structuurfondsen, steun heeft toegekend aan de landen die met financiële moeilijkheden kampen, waaronder in de vorm van leningen ter dekking van een deel van de nationale bijdrage van deze landen aan projecten die steun ontvangen met middelen van deze fondsen; verwelkomt het instellen van een garantiefonds in Griekenland gefinancierd door het nationale strategische referentiekader (NSR) met steun en hulp van de EIB, die naar verwachting de realisatie van publieke investeringen zal faciliteren;

78.  juicht het nieuwe klachtenmechanisme van de EIB toe; merkt echter op dat dit mechanisme nog niet geheel operationeel is in 2010; neemt kennis van de aanzienlijke toename van het aantal klachten, met name op het gebied van aanbestedingen en van milieu-, maatschappelijke en ontwikkelingsaspecten van gefinancierde projecten; vraagt de EIB om het EP vóór eind september 2012 relevante informatie te verstrekken over de follow-up van de ingediende klachten; juicht de invoering van de Operationele Procedures voor het Klachtenmechanisme toe (OPKM), die in november 2011 door de directie van de bank werden goedgekeurd;

79.  verzoekt de EIB het due diligence-onderzoek naar de sociale aspecten (met inbegrip van de eerbiediging van de mensenrechten) van zijn werk in de projectcyclus te bevorderen, door middel van ex-anteanalyses maar vooral via controles tijdens de uitvoering en voltooiing van een project;

80.  verlangt dat naleving van EU-normen voor ecologische en sociale beleidsgebieden een verplichte systematische voorwaarde voor toegang tot financiering door de EIB vormen, terwijl bedrijven of ondernemingen die deze beginselen schenden en die gevestigd zijn in jurisdicties waar deze normen niet worden nageleefd op doeltreffende wijze moeten worden uitgesloten;

81.  vraagt de EIB duidelijke prestatie-indicatoren vast te leggen teneinde de meerwaarde van financieringsactiviteiten beter te kunnen bepalen, en om de juiste deskundigheid op het gebied van duurzame ontwikkeling, mensenrechten en sociale en genderkwesties onder het personeel te verbeteren;

82.  verzoekt dat de financiële garanties die de EU aan de EIB gegeven heeft, zouden worden terugbetaald tegen het gemiddelde tarief voor de terugbetaling van vergelijkbare garanties op de financiële markt; voor de aldus berekende terugbetaling kan de EU beslissen de EIB te subsidiëren volgens de normale procedures wanneer het uitblijven van terugbetaling van deze garantie deel uitmaakt van een economisch model dat overeenstemt met de doelstellingen van de Unie, meer bepaald voor activiteiten buiten de Unie, en met de regels voor het functioneren van de interne markt om verstoring van de concurrentie met de particuliere sector te voorkomen;

83.  verzoekt de EIB en de Commissie - met het oog op een verbetering van de doeltreffendheid en de efficiëntie van de controle-, monitoring- en toezichtsystemen en de uitvoering en werking van de instrumenten en mechanismen - om een gids voor beste praktijken op te stellen waarin ook slechte praktijken worden geïdentificeerd en opgenomen wanneer die zich hebben voorgedaan om zo lessen te trekken uit fouten uit het verleden;

84.  betreurt met het oog op transparantie dat in het hoofdstuk met als titel „Kapitaal en kredietactiviteiten van de EIB in 2010” in het verslag van de EIB voor 2010 het risico niet wordt vermeld en geëvalueerd dat gepaard gaat met het EIB-mechanisme zelf, dat gebaseerd is op een zeer aanzienlijk geplaatst kapitaal dat niet vrijgegeven is door de lidstaten, de enige aandeelhouders, waarvan de kredietratings geleidelijk aan achteruitgegaan zijn sinds het begin van de crisis in de herfst van 2008;

85.  stelt voor dat de bij de EIB betrokken lidstaten een plan zouden goedkeuren, bijvoorbeeld over de periode van de EU 2020-strategie, om het gedeelte niet-betaald geplaatst kapitaal dat op 31 december 2010 ongeveer 190 miljard euro bedroeg vrij te geven;

Verantwoordelijkheden en toekomstige rol van de EIB

86.  merkt de alarmerende divergentie op tussen Europese economieën op het gebied van concurrentievermogen en innovatie;

87.  stelt tot zijn genoegen vast dat de EIB het bedrag voor klimaatprojecten, die betrekking hebben op energie-efficiëntie, hernieuwbare energiebronnen, vervoer, bosbouw, innovatie en aanpassing aan klimaatverandering, in 2010 heeft verhoogd tot 19 miljard euro oftewel 30% van het totaal aan in de EU verstrekte leningen, tegenover 16 miljard in het voorafgaande jaar;

88.  juicht het toe dat de EIB het accent legt op klimaatverandering, met name op hernieuwbare energiebronnen; verzoekt de EIB haar engagement in de energiesector voornamelijk te richten op de universele toegang tot energie, door gedecentraliseerde kleinschalige en off-gridprojecten te steunen, met name in plattelandsgebieden; verzoekt de EIB projecten die waarschijnlijk een aanzienlijke impact hebben op het milieu, zoals grote dammen, het afvangen en opslaan van kooldioxide (CCS), en fossielebrandstoftechnologieën geleidelijk af te bouwen om te voorkomen dat ontwikkelingslanden afhankelijk blijven van deze vormen van energie;

89.  is van mening dat de EIB projecten moet financieren die aan strikte milieueisen voldoen om aldus duurzame groei te stimuleren en financiering die schadelijk is voor het milieu te laten uitdoven;

90.  dringt aan op een ambitieuzere inzet van de EIB voor koolstofreductie in de vervoerssector; is in dit verband van mening dat de EIB voorrang moet geven aan projecten die de vervoersvraag terugdringen en openbaar en gecombineerd vervoer bevorderen;

91.  verzoekt de EIB voor studiedoeleinden een grijze lijst op te stellen van projecten met technologieën die misschien wel aan de Europese minimumnormen voldoen maar niet de gemiddelde Europese milieunormen halen;

92.  is verheugd over de steun van de EIB aan de sector hernieuwbare energie (die van strategisch belang is voor de klimaatdoelstellingen van de EU), waaraan de afgelopen jaren aanmerkelijk meer steun is toegekend (6 miljard euro in 2010 tegen 500 miljoen in 2006);

93.  is ingenomen met de versterking van de interne technische staf van de EIB, dankzij de verhoging van 40% (in 2007) tot 64% (in 2011) van het aantal projectmedewerkers die voornamelijk aan energie-efficiëntie en hernieuwbare energie werken;

94.  verlangt dat de EIB strengere voorwaarden blijft hanteren voor projecten waarbij fossiele brandstoffen worden gebruikt, die helaas nog steeds 10% van de financieringen van de EIB absorberen; deze voorwaarden zijn van groot belang voor een snelle afbouw van de steun van de EIB voor energieproductie met een sterke koolstofemissie;

95.  verzoekt de EIB erop toe te zien dat de baten van door haar gefinancierde projecten in ontwikkelingslanden tevens ten goede komen aan de plaatselijke gemeenschappen, die zo mogelijk inspraak moeten krijgen in investeringsprojecten met voor hun woongebied te verwachten gevolgen; stelt dat moet worden nagegaan of projecten milieuvriendelijk zijn en aan de koolstofreductiedoelstellingen van de EU voldoen;

96.  roept de EIB op om wat betreft biodiversiteit uit te gaan van het zogenaamde „no-net-loss principle”; wijst daarbij op de standaarden van het Business and Biodiversity Offsets Programme (BBOP);

97.  verlangt dat de EIB meer steun gaat verlenen voor projecten op het gebied van het waterbeheer, met name in de Europese landen van het zuidelijk Middellandse-Zeegebied, die zeer gebaat zijn bij duurzame watervoorziening;

98.  wijst de EIB op de toenemende schaarste aan grondstoffen; verzoekt de EIB te onderzoeken hoe zij een bijdrage kan leveren aan een efficiënter gebruik van grondstoffen in de EU;

99.  verzoekt de Commissie en de EIB-groep om innovatieve financieringsinstrumenten met een gemeenschappelijk budget te ontwerpen voor investeringen die de biodiversiteit steunen, en verzoekt de EIB-groep hiermee samenhangende technische en financiële adviesdiensten te leveren, in lijn met de milieuprestatienormen van de EIB;

100.  verzoekt de EIB projecten te steunen om biodiversiteit en waterbeheer te bevorderen, en geen financiële steun te verlenen voor projecten waardoor belangrijke natuurlijke habitats ingrijpende veranderingen ondergaan of waarbij verboden stoffen worden geproduceerd, projecten voor de aanleg van grote dammen die niet aan de aanbevelingen van de Wereldcommissie voor dammen voldoen, en mijnbouwprojecten (aardolie, aardgas, ertsen) die ecologische en sociale verwoestingen aanrichten en niet aan de aanbevelingen van de „Extractive Industries Review” van de Wereldbank beantwoorden;

101.  verlangt dat de EIB strenge voorwaarden blijft hanteren voor energieprojecten met steenkool en bruinkool, die nog voor steun van de EIB in aanmerking komen overeenkomstig de EU-doelstellingen inzake energiezekerheid; deze voorwaarden zijn van groot belang voor een snelle afbouw van de steun van de EIB voor energieproductie met een sterke koolstofemissie;

102.  herhaalt zijn oproep dat de EIB haar activiteiten volledig moet afstemmen op de doelstelling van de EU inzake een snelle overgang naar een koolstofarme economie en een plan moet aannemen voor de uitbanning van leningen op het gebied van fossiele brandstoffen, met inbegrip van haar leningen voor steenkolencentrales, en voor de verdubbeling van de inspanningen om de overdracht van technologieën met betrekking tot hernieuwbare energie en energie-efficiëntie te vergroten;

103.  verzoekt de EIB met klem haar projectbeoordelings- en -selectiesysteem te verbeteren en ondersteunende projecten met negatieve gevolgen voor het klimaat te vermijden, en bovendien de controle van de projectuitvoering te versterken; de bank moet jaarlijks een verslag uitbrengen over de behaalde resultaten van haar investeringen die betrekking hebben op het voorkomen van klimaatveranderingen;

104.  stelt voor dat de Commissie samen met de EIB (met het oog op de kwaliteit van het personeel van de laatste en haar ervaring met de financiering van grote infrastructuur) zich gaat bezighouden met een strategisch analyseproces van de financiering van investeringen zonder enig mogelijk scenario uit te sluiten, inclusief subsidies, het vrijgeven van bedragen die geplaatst zijn bij het kapitaal van de EIB door de lidstaten, intekeningen door de EU op het kapitaal van de EIB, leningen, innovatieve instrumenten, financiële instrumentering op maat van langetermijnprojecten die niet onmiddellijk winstgevend zijn, de ontwikkeling van garantiesystemen, het creëren van een investeringsafdeling binnen de EU-begroting, financiële consortia van Europese, nationale en lokale overheden, publiek-private partnerschappen, enz.;

105.  herinnert er bovendien aan dat de Europa 2020-strategie alleen geloofwaardig is als de strategie wordt ondersteund met genoeg financiële middelen, en is daarom voorstander van een prominentere rol voor de EIB door de rol als katalysator en de hefboomfunctie van structurele fondsen te verbeteren en de verdere ontwikkeling en het optimaal gebruik van innovatieve financieringsinstrumenten te vergroten, met deelname van met name de EIB en het EIF, alsmede andere internationale financiële instellingen op basis van wederkerigheid (bijv. het combineren van subsidies en leningen, durfkapitaalinstrumenten, nieuwe vormen van risicodeling en garanties);

106.  verzoekt de bestuursorganen van de EIB om de mogelijkheid te onderzoeken dat de Europese Unie, die op grond van het Verdrag van Lissabon rechtspersoonlijkheid bezit, aandeelhoudster wordt in de bank naast de lidstaten, aangezien dit zou leiden tot nauwere samenwerking tussen de EIB en de Commissie;

107.  verzoekt de EIB om de inspanningen om vertrouwen op te bouwen te steunen in de lidstaten die met zware problemen kampen of dreigen te kampen in verband met hun financiële stabiliteit in de eurozone, door deel te nemen aan investeringsprojecten in deze landen en garanties te bieden waardoor het verhoogde landenrisico wordt verminderd;

108.  is van mening dat na de wijzigingen in het Verdrag van Lissabon en de toegenomen rol van de EIB voor de evenwichtige en de stabiele ontwikkeling van de interne markt, de EIB meer verantwoording verschuldigd is aan de EU-burgers, en met name onderworpen is aan een door het Europees Parlement opgestelde kwijtingsprocedure voor het gebruik van overheidsmiddelen uit de EU-begroting of het Europees Ontwikkelingsfonds, beheerd door de EIB;

109.  juicht de belofte van de EIB toe om een nieuw kader te ontwikkelen voor het bepalen van de ontwikkelingsimpact (Kader voor de meting van resultaten, REM), zodat projecten vanaf januari 2012 zowel vooraf als achteraf kunnen worden geëvalueerd, en stimuleert de EIB om de transparantie bij de toepassing van dit kader te verhogen door de volledige lijst met indicatoren bekend te maken, en om controleverslagen en genomen maatregelen te publiceren; verzoekt om op de hoogte gehouden te worden van de verbeteringen in de controle van de resultaten die bereikt zijn door het REM;

110.  juicht toe dat de financiële en contractuele monitoring van projecten versterkt is door het creëren van een nieuwe met monitoring belaste taskforce; verzoekt om op de hoogte gehouden te worden van de resultaten en de verbeteringen bereikt door de nieuwe met monitoring belaste taskforce;

111.  verzoekt de EIB om deel te nemen aan de financiering van investeringsprojecten die tot doel hebben onderzoek, ontwikkeling en innovatie te stimuleren in die landen en regio's die bij externe asymmetrische schokken buiten proportie getroffen worden;

112.  verzoekt de EIB om zijn financieringsprojecten te koppelen aan het streven om bij te dragen tot de vermindering van armoede, het halen van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen, en aan mensenrechten, maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven, degelijk werk, milieubeginselen en goed bestuur, en wel via de tenuitvoerlegging van Besluit nr. 1080/2011/EU van het Europees Parlement en de Raad;

113.  juicht het „Europa 2020”-initiatief inzake projectobligaties toe als risicodelingsmechanisme tussen de Commissie en de EIB, waarbij de EU beperkte financiële steun geeft uit de EU-begroting, dat EU-fondsen moet financieren met vreemd vermogen en dat extra financiering uit de particuliere sector moet aantrekken voor bepaalde infrastructuurprojecten, in overeenstemming met de doelstellingen van Europa 2020; moedigt de EIB aan een proeffase van het initiatief uit te voeren vóór het eind van de programmaperiode 2007-2013 om zodoende de doeltreffendheid van het systeem te kunnen bepalen;

114.  erkent de door de EIB geboekte vooruitgang bij het opstellen van duidelijke procedures ten aanzien van de rechtsgebieden waar de voorschriften niet nageleefd worden; ondersteunt de bank in haar beleid om niet deel te nemen aan activiteiten die door een niet-coöperatieve jurisdictie zijn uitgevoerd; verzoekt de EIB om de uitvoering en de functionering van haar „Beleid ten aanzien van zwak gereglementeerde, niet-transparante en oncoöperatieve rechtsgebieden” (het zogenaamde NCJ-beleid) te evalueren en hierover vóór eind 2012 verslag uit te brengen aan het Europees Parlement; moedigt de EIB aan om haar NCJ-beleid geregeld te herzien en bij te werken om te garanderen dat de financieringsactiviteiten van de EIB niet bijdragen tot een of andere vorm van belastingfraude, witwassen van geld of financiering van terrorisme;

o
o   o

115.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese Investeringsbank en de regeringen en parlementen van de lidstaten.

(1) PB L 250 van 27.9.2011, blz. 111.
(2) Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0156.
(3) Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0266.
(4). Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0331.
(5). PB C 349 E van 22.12.2010, blz. 30.
(6) De EIB-groep bestaat uit de EIB en het EIF.
(7) Het Parlement verzocht hierom in zijn resolutie van 25 maart 2009 over de jaarverslagen voor 2007 van de EIB en de EBWO. Dit standpunt werd eveneens door het Parlement ingenomen bij de stemming over het verslag Bowles betreffende de inschrijving op extra aandelen in het kapitaal van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling ***I.
(8). Artikel 15 van Besluit 1080/2011/EU.
(9). Het Parlement verzocht hierom in zijn resolutie van 25 maart 2009 over de jaarverslagen voor 2007 van de EIB en de EBWO. In het besluit betreffende de intekening door de EU op aanvullende aandelen in het kapitaal van de EBWO ten gevolge van het besluit om dat kapitaal te verhogen drongen het Parlement en de Raad erop aan dat de gouverneur van de EBWO voor de Unie jaarlijks aan het Parlement verslag uitbrengt over de samenwerking tussen de EIB en de EBWO buiten de Unie.

Juridische mededeling - Privacybeleid