Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2011/2308(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0283/2012

Ingediende teksten :

A7-0283/2012

Debatten :

PV 20/11/2012 - 11
CRE 20/11/2012 - 11

Stemmingen :

PV 21/11/2012 - 5.12
Stemverklaringen
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2012)0443

Aangenomen teksten
PDF 167kWORD 87k
Woensdag 21 november 2012 - Straatsburg
De gevolgen voor het milieu van de winning van schaliegas en schalieolie
P7_TA(2012)0443A7-0283/2012

Resolutie van het Europees Parlement 21 november 2012 over de gevolgen voor het milieu van de winning van schaliegas en schalieolie (2011/2308(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruik maken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen(1),

–  gezien Richtlijn 92/91/EEG van 3 november 1992 betreffende minimumvoorschriften ter verbetering van de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werknemers in de winningsindustrieën die delfstoffen winnen met behulp van boringen(2),

–  gezien Richtlijn 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 betreffende het beheer van afval van winningsindustrieën en houdende wijziging van Richtlijn 2004/35/EG(3),

–  gezien Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen(4),

–  gezien Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's(5),

–  gezien Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitat en de wilde flora en fauna (habitatrichtlijn)(6),

–  gezien Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging)(7),

–  gezien Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade(8),

–  gezien Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (waterkaderrichtlijn)(9),

–  gezien Richtlijn 98/83/EG van de Raad van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (drinkwaterrichtlijn)(10),

–  gezien Richtlijn 2006/118/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging en achteruitgang van de toestand (grondwaterrichtlijn)(11),

–  gezien Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (zoals gewijzigd)(12); en Beschikking nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de inspanningen van de lidstaten om hun broeikasgasemissies te verminderen om aan de verbintenissen van de Gemeenschap op het gebied van het verminderen van broeikasgassen tot 2020 te voldoen(13),

–  gezien Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (REACH-verordening)(14),

–  gezien Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (als aanpassing van bestaande EU-wetgeving aan het wereldwijd geharmoniseerde systeem (GHS, Globally Harmonised System) van de Verenigde Naties)(15),

–  gezien Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (biocidenrichtlijn)(16),

–  gezien Richtlijn 96/82/EG van de Raad van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (Seveso II-richtlijn)(17),

–  gezien zijn resolutie van 13 september 2011 over een betere waarborging van de veiligheid van offshore olie- en -gasactiviteiten(18),

–  gezien het in opdracht van het Directoraat-generaal Energie van de Commissie opgestelde verslag over onconventioneel gas in Europa van 8 november 2011(19),

–  gezien de begeleidende nota van 26 januari 2012 van het Directoraat-generaal Milieu van de Commissie aan de leden van het Europees Parlement over de EU-milieuwetgeving die van toepassing is op de winning van schaliegas,

–  gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, getiteld „Stappenplan Energie 2050” (COM(2011)0885),

–  gezien verzoekschriften 886/2011 (inzake de risico's die gepaard gaan met de exploratie en winning van schaliegas in Bulgarije) en 1378/2011 (inzake de winning van schaliegas in Polen),

–  gezien de in juni 2011 door directoraat-generaal Intern beleid, beleidsafdeling A: economisch en wetenschapsbeleid, van het Europees Parlement gepubliceerde studie over de gevolgen voor het milieu en de menselijke gezondheid van de winning van schaliegas en schalieolie („Impacts of shale gas and shale oil extraction on the environment and on human health”),

–  gezien de artikelen 4, 11, 191, 192, 193 en 194 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien artikel 48 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de adviezen van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en de Commissie juridische zaken (A7-0283/2012),

A.  overwegende dat dankzij alle technologische vooruitgang de commerciële winning van onconventionele fossiele brandstoffen in een aantal delen van de wereld een hoge vlucht heeft genomen; overwegende dat er in de EU nog geen winning op commerciële schaal plaatsvindt en dat het potentieel van de reserves en de mogelijke gevolgen voor het milieu en de volksgezondheid verder moeten worden onderzocht;

B.  overwegende dat de ontwikkeling van schaliegas niet oncontroversieel is binnen de EU noch wereldwijd, waardoor het noodzakelijk is alle effecten (op het milieu, de volksgezondheid en klimaatverandering) grondig te onderzoeken, alvorens deze technologie verder te ontwikkelen;

C.  overwegende dat schaliegas en andere onconventionele bronnen volgens het Stappenplan Energie 2050 in potentie belangrijke nieuwe energiebronnen kunnen worden voor Europa of de landen eromheen; overwegende dat de vervanging van olie en kolen door gas op korte en middellange termijn kan helpen de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, afhankelijk van hun levenscyclus;

D.  overwegende dat gas kan worden gebruikt om energie te leveren aan het basiselektriciteitsnet, maar ook kan dienen als betrouwbare reserve-energiebron voor veranderlijke energiebronnen, zoals de wind en de zon, en deze betrouwbaarheid vermindert het aantal technische uitdagingen bij de balancering van het net; overwegende dat gas ook een efficiënte brandstof is voor verhitting en koeling en talloze andere industriële toepassingen die het concurrentievermogen van de EU vergroten;

E.  overwegende dat horizontale boring en hydrofracturering (fracking), de twee belangrijkste technieken voor de ontsluiting van het potentieel van onconventionele fossiele brandstoffen voor wat betreft schaliegas en koollaagmethaan, pas tien jaar lang met elkaar in combinatie gebruikt worden, en niet mogen worden verward met andere bronexploratietechnieken gebruikt bij de winning van conventionele fossiele brandstoffen, vanwege de combinatie van deze twee technieken en de ermee gepaard gaande mate van interventie;

F.  overwegende dat de EU zich inzet voor een juridisch bindende doelstelling om de broeikasgasemissies te verminderen en het aandeel hernieuwbare energie te vergroten; overwegende dat ieder besluit over de exploitatie van onconventionele fossiele brandstoffen moet worden genomen vanuit de context dat emissies moeten worden teruggedrongen;

G.  overwegende dat er tot nu toe geen EU-(kader)richtlijn voor de regeling van mijnbouwactiviteiten is;

H.  overwegende dat er onvoldoende gegevens zijn over de bij de fracturering gebruikte chemicaliën en de aan hydrofracturering gerelateerde risico's op het gebied van het milieu en de volksgezondheid; overwegende dat er nog steeds omvangrijk onderzoek plaatsvindt en dat er steeds meer behoefte bestaat aan verder, doorlopend onderzoek; overwegende dat hoogstaand onderzoek ten behoeve van degelijke regulering die de volksgezondheid en het milieu dient te beschermen, staat of valt met het bestaan en de transparantie van gegevens, monsters en tests;

I.  overwegende dat er aan elke vorm van winning van fossiele brandstoffen en mineralen risico's kleven voor de volksgezondheid en het milieu; overwegende dat bij de toekomstige besluiten over de ontsluiting van de Europese fossiele brandstofvoorraden het voorzorgsbeginsel en het beginsel „de vervuiler betaalt” in acht moeten worden genomen, rekening houdend met de mogelijke effecten van alle stadia van het exploratie- en exploitatieproces;

J.  overwegende dat er in EU-lidstaten zoals Frankrijk en Bulgarije al een moratorium is ingesteld op de winning van schaliegas vanwege de bezorgdheid omtrent de volksgezondheid en het milieu;

K.  overwegende dat er voor projecten voor schaliegasexploitatie over het algemeen geen milieueffectbeoordeling hoeft te worden uitgevoerd, ook al zijn er ecologische risico's verbonden aan dergelijke projecten;

L.  overwegende dat de EU de taak heeft om binnen alle beleidsterreinen en activiteiten van de Unie de bescherming van de volksgezondheid op een hoog niveau te houden;

M.  overwegende dat veel regeringen in Europa, waaronder die van Frankrijk, Bulgarije, Noord-Rijn-Westfalen in Duitsland, Fribourg en Vaud in Zwitserland, in een aantal staten van de VS (North Carolina, New York, New Jersey en Vermont en bovendien meer dan 100 plaatselijke overheden) en in andere landen van de wereld (Zuid-Afrika, Quebec in Canada, New South Wales in Australië) momenteel een verbod of moratorium hebben ingesteld op hydrofracturering voor de winning van olie en gas uit schalies of andere formaties van „tight” gesteente;

N.  overwegende dat sommige lidstaten, zoals Tsjechië, Roemenië en Duitsland, momenteel een moratorium overwegen op de winning van olie en gas uit schalies of andere formaties van „tight” gesteente;

O.  overwegende dat krachtens de richtlijn betreffende milieuaansprakelijkheid de betrokken partijen niet verplicht zijn om afdoende verzekeringen af te sluiten gelet op de hoge kosten die gepaard gaan met ongevallen binnen de winningsindustrie;

Algemeen kader - regulering, uitvoering, monitoring en samenwerking

1.  verstaat onder de exploratie en winning van schaliegas om het even welke vorm van onconventionele exploratie en winning van koolwaterstoffen die waar ook ter wereld door fossielebrandstofwinningsbedrijven wordt toegepast met gebruikmaking van horizontale boringen en grootschalige hydraulische fractureringstechnieken;

2.  benadrukt dat niettegenstaande het autonome recht van de lidstaten om hun eigen energiebronnen te exploiteren, er bij de exploitatie van onconventionele fossiele brandstoffen altijd gezorgd dient te worden voor eerlijke en gelijke kansen in de hele EU, onder strikte naleving van de veiligheids- en milieuwetgeving van de EU;

3.  is van mening dat een grondige analyse nodig is van het wetgevingskader van de EU inzake de exploratie en exploitatie van onconventionele fossiele brandstoffen; is in dit opzicht ingenomen met de geplande voltooiing van een aantal Commissiestudies over het bepalen van risico's, broeikasgasemissies gedurende de volledige levenscyclus, chemicaliën, water, het landgebruik en de effecten van schaliegas op de energiemarkten van de EU; dringt er bij de lidstaten op aan om zorgvuldigheid te betrachten bij verdere activiteiten omtrent onconventionele fossiele brandstoffen, totdat de lopende analyse van de regelgeving is afgerond, en om alle bestaande wetgeving op een effectieve manier toe te passen, als cruciale manier om de risico's bij alle gaswinningsactiviteiten te beperken;

4.  roept de Commissie op om, na de voltooiing van haar studies, een grondige beoordeling uit te voeren op basis van het Europese regelgevingskader voor de bescherming van de gezondheid en het milieu en om zo snel mogelijk en in overeenstemming met de beginselen van het Verdrag passende maatregelen voor te stellen, met inbegrip van, indien nodig, wetgevingsmaatregelen;

5.   benadrukt dat de winning van onconventionele fossiele brandstoffen – net als die van conventionele fossiele brandstoffen – risico's met zich meebrengt; is van mening dat deze risico's dienen te worden weggenomen met de nodige voorzorgsmaatregelen, zoals goede planning, grondig uitgevoerde tests, toepassing van nieuwe en beste beschikbare technologieën, beste industriepraktijken en continue gegevensvergaring, alsook toezicht en verslaglegging, uitgevoerd in overeenstemming met een robuust wetgevingskader; is van mening dat het cruciaal is om voor aanvang van activiteiten omtrent onconventionele fossiele brandstoffen te vereisen dat bij potentiële boorplekken de basiswaarden worden gemeten van het van nature voorkomende methaan en de chemicaliën in grondwater in waterhoudende grondlagen en dat de huidige luchtkwaliteit wordt gemeten; is bovendien van mening dat regelmatig overleg met de oorspronkelijke fabrikant of gelijkwaardige fabrikant van materiaal ervoor kan zorgen dat de kritieke veiligheids- en milieuapparatuur effectief blijft werken en blijft voldoen aan de veiligheidsnormen;

6.  neemt kennis van de voorlopige analyse van de Commissie van de milieuwetgeving die van toepassing is op hydrofracturering; spoort de Commissie aan om volledig gebruik te maken van al haar bevoegdheden om te zorgen voor een goede omzetting en toepassing van cruciale communautaire milieuwetgeving in alle lidstaten, en onverwijld richtsnoeren uit te vaardigen voor het bepalen van basiswaarden voor het toezicht op water, dat nodig is voor de milieueffectrapportage van de exploratie en exploitatie van schaliegas, alsmede criteria op te stellen die nodig zijn voor de beoordeling van de effecten van hydrofracturering op grondwaterreservoirs in verschillende geologische formaties, waaronder mogelijke lekkage en cumulatieve effecten;

7.  verzoekt de Commissie om een EU-breed kader voor risicobeheer in te voeren voor de exploratie of winning van onconventionele fossiele brandstoffen, opdat de bepalingen voor de bescherming van de volksgezondheid en het milieu binnen alle lidstaten worden geharmoniseerd;

8.  verzoekt de Commissie om samen met de lidstaten en de bevoegde toezichthouders de ontwikkelingen op dit vlak nauwlettend te volgen en de noodzakelijke maatregelen te treffen om de bestaande communautaire milieuwetgeving aan te vullen en uit te breiden;

9.  merkt op dat methaan een krachtig broeikasgas is, waarvan de emissies volledig dienen te worden gereguleerd overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG of Beschikking 406/2009/EG (de „beschikking over het delen van de inspanningen”);

10.  benadrukt dat de doeltreffendheid van de regelgeving met betrekking tot de opsporing en de winning van onconventionele fossiele brandstoffen – in volledige overeenstemming met de bestaande EU-wetgeving – uiteindelijk afhankelijk is van de bereidheid en de middelen van de desbetreffende nationale autoriteiten; verzoekt de lidstaten daarom te zorgen voor voldoende personeel en technische capaciteiten voor het monitoren, inspecteren en handhaven van de toegestane werkzaamheden, waaronder afdoende scholing voor het personeel van de desbetreffende nationale instanties;

11.  wijst op het belang van het reeds door gerenommeerde instellingen als het Internationaal Energieagentschap (IEA) uitgevoerde werk, zijnde richtsnoeren voor beste praktijken inzake de regulering van onconventioneel gas en hydrofracturering;

12.  pleit voor de ontwikkeling van een omvattende lijst met Europese beste beschikbare technieken voor fracking op basis van goed wetenschappelijke vakmanschap;

13.  verzoekt de nationale autoriteiten die toestemming hebben verleend voor de exploratie van onconventionele fossiele brandstoffen, de bestaande nationale wetgeving voor het slaan van putten voor de winning van conventionele brandstoffen aan een analyse te onderwerpen en de onderdelen daarvan die tevens specifiek verband houden met de winning van onconventionele fossiele brandstoffen te actualiseren;

14.  onderkent dat de sector zelf in de allereerste plaats verantwoordelijk is voor de preventie van en effectieve reactie op ongevallen; vraagt de Commissie te overwegen activiteiten met betrekking tot hydrofracturering op te nemen in bijlage III van de richtlijn betreffende milieuaansprakelijkheid en verzoekt de relevante autoriteiten voldoende financiële garanties te eisen van betrokken partijen voor de aansprakelijkheid voor het milieu en de burgers voor het reageren op ongevallen of onbedoelde negatieve effecten die het gevolg zijn van eigen of aan anderen opgedragen activiteiten; is van mening dat in geval van milieuvervuiling het principe „de vervuiler betaalt” moet worden toegepast; is in dit verband ingenomen met de vooruitgang die de bedrijfstak geboekt heeft bij de invoering van hoge milieu- en veiligheidsnormen; benadrukt het grote belang van toezicht op de naleving daarvan middels regelmatige inspecties door goed opgeleide en onafhankelijke specialisten;

15.  verzoekt de energiebedrijven actief op het gebied van de winning van onconventionele fossiele brandstoffen om te investeren in onderzoek naar het verbeteren van de milieuprestaties van de technologieën voor de winning van onconventionele fossiele brandstoffen; spoort ondernemingen en academische instellingen binnen de Europese Unie aan om de daartoe benodigde gezamenlijke O&O-programma's op te stellen en de kennis over veiligheid en risico's van de exploratie en winning van onconventionele fossiele brandstoffen zo te vergroten;

16.  dringt er bij de Commissie en de lidstaten nogmaals op aan, vervat in zijn resolutie van 15 maart 2012 over een routekaart naar een concurrerende koolstofarme economie in 2050, zich te blijven inzetten voor een snellere tenuitvoerlegging van het akkoord van de G20 om subsidies voor fossiele brandstoffen af te bouwen; is van mening dat de exploratie en exploitatie van bronnen voor fossiele brandstoffen, met inbegrip van niet-conventionele bronnen, niet mogen worden gesubsidieerd met publieke middelen;

17.  is van mening dat wederzijdse geheimhoudingsovereenkomsten met betrekking tot de schade aan het milieu of de gezondheid van mens of dier, zoals die welke in de Verenigde Staten zijn gesloten tussen eigenaren van land in de buurt van schaliegasputten en exploitanten van schaliegas, niet in overeenstemming zouden zijn met de verplichtingen van de EU en de lidstaten krachtens het Verdrag van Aarhus, de richtlijn toegang tot milieu-informatie (2003/4/EG) en de richtlijn betreffende milieuaansprakelijkheid;

De milieuaspecten van hydrofracturering

18.  onderkent dat schaliegasexploratie en -winning kan resulteren in complexe interacties met het omringende milieu, met name als gevolg van de gebruikte hydraulische fractureringstechnieken, de samenstelling van de fractureringsvloeistoffen, de diepte en bouw van de putten en de omvang van het aangetaste landoppervlak;

19.  onderkent dat de wijze van winning afhankelijk is van het specifieke soort gesteente op de plaats van winning; pleit ervoor de analyse van de uitgangssituatie van het grondwater en de geologische analyse van de diepe en ondiepe aardlagen van mogelijke winningplaatsen van schaalolie en/of -gas verplicht te stellen voordat een vergunning wordt verleend, waarbij tevens rekening wordt gehouden met informatie over mijnactiviteiten in het gebied in het heden of verleden;

20.  benadrukt het belang van wetenschappelijke studies met betrekking tot de langetermijngevolgen voor de volksgezondheid van door fractureren veroorzaakte luchtverontreiniging en vervuiling van water;

21.  verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de voorschriften met betrekking tot de beoordeling van de invloed van de winning op het milieu daadwerkelijk in de wetgeving van de lidstaten worden opgenomen; benadrukt tegelijkertijd dat iedere beoordeling van de invloed in een open en transparant proces dient plaats te vinden;

22.  brengt in herinnering dat in de op 12 december 2011 door DG Milieu van de Commissie uitgebrachte richtsnoerennota inzake de toepassing van Richtlijn 85/337/EEG op projecten voor de exploratie en winning van onconventionele koolwaterstoffen (ref. Ares (2011)1339393) wordt bevestigd dat Richtlijn 85/337/EEG van de Raad, zoals gewijzigd en gecodificeerd bij Richtlijn 2011/92/EU betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (welke bekend staat als de richtlijn milieueffectrapportage of MER-richtlijn) ook van toepassing is op de exploratie en winning van onconventionele koolwaterstoffen; wijst er voorts op dat alle toegepaste hydraulische fractureringstechnieken deel uitmaken van de algemene conventionele en onconventionele koolwaterstofexploratie- en winningsactiviteiten die vallen onder de bovenvermelde EU-milieuwetgeving en onder Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 30 mei 1994 betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruik maken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen;

23.  verzoekt de Commissie om met voorstellen te komen om ervoor te zorgen dat de bepalingen van de richtlijn milieueffectrapportage ook betrekking hebben op de specifieke aspecten van de exploratie en de winning van schaliegas, schalieolie en methaan uit kolenlagen; dringt erop aan dat de effecten gedurende de gehele levenscyclus op de lucht-, bodem- en waterkwaliteit, de geologische stabiliteit, het landgebruik en de geluidshinder in de voorafgaande milieueffectbeoordeling zijn opgenomen;

24.  pleit ervoor om projecten waarbij hydrofracturering wordt toegepast, op te nemen in bijlage I van de richtlijn milieueffectrapportage;

25.  merkt op dat er een risico op aardschokken bestaat, zoals aangetoond door de exploratie van schaliegas in noordwest Engeland; steunt de aanbevelingen uit het in opdracht van de regering van het Verenigd Koninkrijk opgestelde rapport dat van exploitanten moet worden verlangd dat zij voldoen aan bepaalde seismische en microseismische normen;

26.  herinnert eraan dat de duurzaamheid van schaliegas nog steeds niet is bewezen; roept de Commissie en de lidstaten op de uitstoot van broeikasgassen tijdens het gehele winnings- en productieproces grondig te onderzoeken, teneinde de milieu-integriteit aan te tonen;

27.  acht het in het kader van de aansprakelijkheid passend om voor exploitanten van schaliegas de bewijslast om te keren wanneer, gezien de aard van de verstoring en de negatieve effecten daarvan, andere mogelijke oorzaken en andere mogelijke omstandigheden, de exploratie en/of winning van schaliegas waarschijnlijk de oorzaak van de milieuschade is;

28.  verzoekt de Commissie om met voorstellen te komen om frackingvloeistoffen expliciet in bijlage III van de Europese richtlijn betreffende afval (2008/98/EG) op te nemen als „gevaarlijk afval”;

29.  is zich bewust van de grote hoeveelheid water die nodig is voor hydrofracturering, rekening houdend met het feit dat water een bijzonder gevoelige hulpbron is in de EU; acht het van groot belang dat er op basis van de lokale waterhuishouding watervoorzieningsplannen worden opgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met plaatselijke waterreserves, de noden van andere plaatselijke watergebruikers en de capaciteiten voor de behandeling van afvalwater;

30.  verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de geldende Europese milieunormen, in het bijzonder wat betreft het bij hydrofracturering gebruikte water, volledig in acht worden genomen en dat schendingen hiervan op passende wijze worden bestraft;

31.  herinnert eraan dat de kaderrichtlijn water de lidstaten verplicht alle noodzakelijke maatregelen te treffen om de achteruitgang van de toestand van alle grondwaterlichamen te voorkomen, onder meer van puntbronnen, zoals de exploratie en winning van koolwaterstoffen;

32.  roept de sector er – in transparante samenwerking met de nationale wetgevingsinstanties, milieugroeperingen en gemeenschappen – toe op maatregelen te nemen om verslechtering van de kwaliteit van de betrokken grondwaterlichamen te voorkomen, en aldus een goede grondwatertoestand te handhaven, zoals gedefinieerd in de kaderrichtlijn water en de grondwaterrichtlijn;

33.  erkent dat hydrofracturering plaatsvindt ver beneden watervoerende grondlagen; is daarom van mening dat, aangezien de booractiviteiten drinkwaterreserves doorkruisen, de belangrijkste zorg met betrekking tot de vervuiling van grondwater vaak de boorputintegriteit is, m.a.w. de kwaliteit van de binnenbekleding en het cementwerk en de resistentie tegen de hoge druk van de geïnjecteerde vloeistof en de lichte aardschokken;

34.  eist dat een algeheel verbod wordt ingesteld op hydrofracturering in bepaalde gevoelige en bijzonder bedreigde gebieden, zoals in en onder vastgestelde beschermde drinkwaterwingebieden en in steenkoolwinningsgebieden;

35.  benadrukt dat doeltreffende preventie staat of valt met consistent toezicht op de strikte naleving van de hoogste normen en de strikte toepassing van de meest geavanceerde technologieën op het gebied van het slaan en onderhoud van winningputten; is van mening dat verslagen over de putafwerking door de exploitanten moeten worden voorgelegd aan de bevoegde autoriteiten; onderstreept dat zowel het bedrijfsleven als de bevoegde autoriteiten in alle stadia regelmatige kwaliteitscontroles moeten uitvoeren om na te gaan of de binnenbekleding en het cementwerk nog ongeschonden zijn, alsook basismonsterafnames van grondwater, in nauwe samenwerking met drinkwaterbedrijven, om de kwaliteit van het drinkwater na te gaan; wijst erop dat hiervoor veel mankracht en technische expertise nodig zijn op alle niveaus;

36.  verzoekt de Commissie onverwijld met richtsnoeren te komen voor de vaststelling van zowel de basisgegevens voor de controle op de waterkwaliteit die nodig zijn voor het opmaken van een milieueffectbeoordeling van de exploratie en winning van schaliegas als de criteria die worden gebruikt ter beoordeling van de effecten van hydraulische fracturering op grondwaterreservoirs in verschillende geologische formaties, waaronder potentiële lekkages en cumulatieve effecten;

37.  pleit voor gezamenlijk door exploitanten, toezichthouders en hulpverleningsdiensten op te stellen gestandaardiseerde noodplannen, alsook voor de oprichting van gespecialiseerde calamiteitenteams;

38.  is van mening dat gesloten waterrecyclingsystemen met stalen opslagtanks op het terrein van de winningplaats zelf milieutechnisch de beste afvalwaterzuiveringsmethode vormen omdat de hoeveelheid verbruikt water, de kans op oppervlaktevervuiling en de kosten/verkeersstroom/schade aan wegen in verband met het vervoer van te zuiveren water hiermee worden geminimaliseerd; is van mening dat deze vorm van recyclage zoveel mogelijk dient te worden toegepast; verwerpt de injectie van terugvloeiend, voor verwijdering bestemd afvalwater in geologische formaties, in overeenstemming met de kaderrichtlijn water;

39.  pleit voor een strikte toepassing van de bestaande normen op het gebied van waterzuivering en tenuitvoerlegging van bindende waterbeheersplannen door exploitanten in samenwerking met de drinkwaterbedrijven en de bevoegde autoriteiten; benadrukt echter dat de bestaande zuiveringsinstallaties niet goed zijn toegerust om afvalwater van hydrofracturering te zuiveren en mogelijk verontreinigende stoffen in rivieren en stromen lozen; is in dit verband van mening dat de bevoegde autoriteiten een volledige beoordeling van alle relevante waterzuiveringsinstallaties in de betrokken lidstaten moeten uitvoeren;

40.  benadrukt dat tussen boorputten en waterputten een minimale veiligheidsafstand moet worden aangehouden;

41.  meent dat veel van de huidige geschillen over onconventionele fossiele brandstoffen deels het gevolg zijn van de aanvankelijke weigering van de industrie om de chemische samenstelling van fractureringsvloeistoffen bekend te maken; blijft erbij dat volledige transparantie nodig is, met een verplichting voor alle exploitanten om de chemische samenstelling en concentratie van fractureringsvloeistoffen bekend te maken en de bestaande EU-wetgeving, met name de REACH-verordening, volledig na te leven;

42.  is van mening dat wederzijdse geheimhoudingsovereenkomsten met betrekking tot de schade aan het milieu of de gezondheid van mens of dier, zoals die welke in de Verenigde Staten zijn gesloten tussen eigenaren van land in de buurt van schaliegasputten en exploitanten van schaliegas, niet in overeenstemming zouden zijn met de verplichtingen van de EU en de lidstaten krachtens het Verdrag van Aarhus, de richtlijn toegang van het publiek tot milieu-informatie (2003/4/EG) en de richtlijn betreffende milieuaansprakelijkheid;

43.  merkt op dat er minder beslag gelegd wordt op land en het landschap minder wordt aangetast wanneer er op één enkel punt telkens meerdere horizontale boorputten de grond in gaan;

44.  merkt op dat de productievolumes van schaliegasputten in de Verenigde Staten na de eerste twee jaar een scherpe daling laten zien, wat veel doorlopende booractiviteiten voor nieuwe putten tot gevolg heeft; merkt op dat er door de opslagtanks, de compressorstations en de infrastructuur van de pijpleidingen nog meer veranderingen in het landgebruik ten gevolge van de schaliegasactiviteiten plaatsvinden;

45.  verzoekt de lidstaten die besluiten tot de winning van schaliegas- of andere onconventionele fossiele brandstoffen de Commissie een nationaal plan toe te zenden waarin nauwkeurig wordt beschreven op welke wijze de exploitatie van deze reserves binnen de nationale emissiereductiedoelstellingen in het kader van de EU-beschikking inzake de verdeling van de emissiereductie-inspanningen past;

46.  erkent dat voortdurende technologische verbeteringen op het gebied van hydrofracturering en horizontale boringen de veiligheid van onconventionele fossiele brandstoffen kunnen verbeteren en de mogelijke gevolgen voor het milieu kunnen beperken; moedigt de industrie aan te blijven streven naar verbetering van de technologie en de beste technologische oplossingen te gebruiken bij de ontwikkeling van onconventionele fossiele brandstofbronnen;

47.  verzoekt de bevoegde nationale geologische onderzoeksdiensten vergelijkende seismische controles uit te voeren in gebieden waar veel aardbevingen voorkomen en waar vergunningen zijn verleend voor de winning van schaliegas, ten einde de natuurlijke aardbevingsgevoeligheid vast te stellen en het mogelijk te maken de kans op en de potentiële gevolgen van veroorzaakte aardbevingen te beoordelen;

48.  wijst erop dat als een vergelijking van de broeikasgasbalans voor de levenscycli van schaliegas en steenkool ten gunste is van de eerstgenoemde, dit afhankelijk is van een veronderstelde atmosferische levensduur van honderd jaar; is van mening dat onderzoek over een kortere periode, bijvoorbeeld 20 jaar, geschikter zou zijn omdat de wereldwijde uitstoot in 2020 zijn hoogtepunt moet bereiken; pleit voor nader wetenschappelijk onderzoek naar emissies van ontsnapt methaan teneinde dergelijke emissies in het kader van de rapportage van jaarlijkse inventarislijsten en doelen door de lidstaten in het kader van de EU-beschikking inzake de verdeling van de emissiereductie-inspanningen beter te kunnen verklaren;

49.  dringt er bij de Commissie op aan met wetsvoorstellen te komen om het gebruik van afwerkingsverbrandingsinstallaties („groene afwerking”) verplicht te stellen voor alle schaliegasputten in de EU, om enkel een beroep te doen op affakkelen bij bezorgdheid over de veiligheid en om het laten ontsnappen van schaliegas voor alle putten in zijn geheel te verbieden, in een poging om de uitstoot van ontsnapt methaan en vluchtige organische stoffen die verband houden met schaliegas terug te dringen;

Participatie van het publiek en plaatselijke omstandigheden

50.  onderkent dat booractiviteiten ten koste kunnen gaan van de kwaliteit van de leefomgeving; pleit er daarom voor dat met dit vraagstuk rekening wordt gehouden bij het verlenen van de nodige exploratie- en exploitatievergunningen voor koolwaterstoffen, en dat alle mogelijke maatregelen worden genomen, met name door de sector door de toepassing van beste beschikbare technieken, en door openbare autoriteiten door de toepassing van strenge regelingen, ter minimalisering van de negatieve gevolgen van dergelijke activiteiten;

51.  roept de industrie op om de plaatselijke gemeenschappen bij de activiteiten te betrekken en gemeenschappelijke oplossingen te bespreken teneinde de gevolgen van de winning van schaliegas voor het verkeer, de kwaliteit van de wegen en het lawaai op de plaatsen waar de winningsactiviteiten worden uitgevoerd, tot een minimum te beperken;

52.  vraagt de lidstaten om de plaatselijke gemeenschappen volledig te informeren en bij het proces te betrekken, met name bij behandeling van de vergunningaanvragen voor exploratie en exploitatie; vraagt met name onbegrensde toegang tot milieueffectrapportages en onderzoek naar de volksgezondheid en de plaatselijke economie;

53.  is van mening dat de bevolking bij de winningactiviteiten betrokken moet worden door deze voorafgaand aan elke exploratie- en exploitatiefase goed voor te lichten en te raadplegen; pleit aldus voor grotere transparantie met betrekking tot de effecten en de gebruikte chemische stoffen en technologieën, alsook voor grotere transparantie bij alle inspecties en controlemaatregelen, opdat het publiek kan overzien wat die winning concreet betekent en het meer vertrouwen heeft in de regulering ervan;

54.  erkent dat een betere uitwisseling van informatie tussen de industrie, toezichthouders en het publiek nodig is om alle vraagstukken die verband houden met de onconventionele fossiele brandstoffen aan de orde te stellen;

55.  is wat dit betreft ingenomen met het feit dat de EU-begroting voor 2012 voorziet in financiering van een dergelijke dialoog met het publiek en wil de lidstaten vragen gebruik te maken van dit geld om ervoor te zorgen dat mensen woonachtig in gebieden waar er in de toekomst mogelijk onconventionele fossiele brandstoffen gewonnen zullen worden, beter worden geïnformeerd en effectief kunnen deelnemen aan de besluitvorming binnen hun plaatselijke en nationale bestuursstructuren;

Internationale aspecten

56.  is van mening dat het gebruik van schaliegas en andere fossiele brandstoffen in overeenstemming moet zijn met artikel 2 van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC), waarin wordt aangedrongen op „een stabilisering van de concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer op een niveau waarop gevaarlijke antropogene verstoring van het klimaatsysteem wordt voorkomen”, en onderstreept dat deze internationale doelstelling onhaalbaar zou worden indien op grote schaal een onomkeerbare keuze wordt gemaakt ten gunste van infrastructuur voor fossiele brandstoffen als schaliegas („lock-in”);

57.  wijst erop dat de uitstoot van ontsnapt methaan aanzienlijk zal toenemen als gevolg van de wereldwijde uitbreiding van de exploratie en productie van schaliegas, en constateert dat het algehele broeikaspotentieel („Greenhouse Warming Potential” – GWP) van schaliegas tot dusver niet is geëvalueerd; wijst er daarom met nadruk op dat de exploitatie van niet-conventionele olie- en gasbronnen het bereiken van het millenniumdoel 7 van de VN inzake ecologische duurzaamheid kan belemmeren en de meest recente internationale klimaatverbintenissen van het Akkoord van Kopenhagen kan ondermijnen; merkt op dat nu al de arme landen het meest worden getroffen door de klimaatverandering; benadrukt voorts dat de winning van onconventioneel gas en onconventionele olie niet alleen rechtstreekse gevolgen voor de volksgezondheid en het milieu heeft maar ook een bedreiging vormt voor de bestaanszekerheid van lokale gemeenschappen, met name in Afrikaanse landen, die grotendeels afhankelijk zijn van natuurlijke hulpbronnen voor landbouw en visserij;

58.  wijst er met klem op dat lering moet worden getrokken uit de ervaringen van de VS inzake de exploitatie van schaliegas; constateert met grote bezorgdheid dat voor de winning van schaliegas zeer grote hoeveelheden water nodig zijn, waardoor het moeilijk wordt de millenniumdoelen (nr. 7) inzake toegang tot schoon water en voedselzekerheid te halen, met name in arme landen die nu reeds met een enorm watertekort kampen;

59.  benadrukt dat landverwerving voor olie- en gaswinning een van de belangrijkste drijfveren is voor het inpikken van land in ontwikkelingslanden en een grote bedreiging vormt voor inheemse gemeenschappen, boeren en armen wat betreft toegang tot water, vruchtbare grond en voedsel; constateert dat de investeringen van hedge- en pensioenfondsen in de winningsindustrie sinds de ineenstorting van de financiële markten in 2008 wereldwijd een grote vlucht hebben genomen, zodat de winningsactiviteiten verder worden opgevoerd; onderstreept derhalve dat alle Europese economische actoren steeds transparant en in nauw overleg met alle betrokken overheidsinstanties en lokale gemeenschappen moeten optreden als het om het pachten of verwerven van land gaat;

60.  merkt op dat het onduidelijk is of het huidige regelgevingskader van de EU-wetgeving een passende waarborg biedt tegen de risico's voor het milieu en de volksgezondheid als gevolg van schaliegasactiviteiten en dat de Commissie derhalve een reeks studies uitvoert, waarvan de resultaten in de loop van dit jaar worden verwacht; is van mening dat uit deze studies over de exploitatie van schaliegas lering moet worden getrokken en desbetreffende aanbevelingen volledig in aanmerking worden genomen door Europese bedrijven in ontwikkelingslanden; is bezorgd over de gevolgen van de activiteiten van oliemaatschappijen voor het milieu, de volksgezondheid en de ontwikkeling, in het bijzonder in Afrika ten zuiden van de Sahara, gezien de beperkte capaciteit in bepaalde landen om wetgeving inzake milieu en bescherming van de volksgezondheid uit te voeren en te handhaven; verklaart voorts dat Europese ondernemingen overal waar zij actief zijn normen voor verantwoorde bedrijfspraktijken dienen te hanteren;

61.  is bezorgd over potentiële investeringen door Europese bedrijven in niet-conventionele olie- of gasbronnen in ontwikkelingslanden;

62.  benadrukt tevens dat de EU de in artikel 208 VWEU vastgelegde verplichting tot het voeren van een samenhangend ontwikkelingsbeleid moet nakomen; is van mening dat gezien het feit dat de EU fungeert als gastland voor bedrijven die investeren in winningsactiviteiten, zij invloed moet uitoefenen op hun gedrag om duurzamere praktijken te stimuleren, bijvoorbeeld door aanscherping van de normen inzake corporate governance en van de regelgeving voor banken en fondsen die hen financieren, onder meer via de „Equator Principles”, de VN-beginselen inzake verantwoord beleggen, en de regels van de Europese Investeringsbank en het Comité van Bazel voor het bankentoezicht;

63.  herinnert eraan dat internationale oliemaatschappijen niet alleen zijn onderworpen aan de regelgeving van de landen waar zij actief zijn, maar ook aan het recht van de landen waar zij op de beurs genoteerd staan; is van mening dat de regelgeving van het land van herkomst in doeltreffende instrumenten moet voorzien ter bescherming van de mensenrechten in situaties waarin sprake is van lacunes met betrekking tot de verantwoordingsplicht, naar het voorbeeld van de Alien Tort Claims Act van de Verenigde Staten;

64.  merkt op dat er veel instrumenten bestaan waarmee de negatieve sociale en ecologische effecten van de activiteiten van winningsindustrieën kunnen worden aangepakt, zoals het Global Reporting Initiative, het VN „Global Compact”-initiatief en de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen; wijst er echter op dat vrijwillige richtlijnen onvoldoende zijn om het negatieve effect van winning te beperken;

65.  merkt op dat de Europese jaarrekeningen- en transparantierichtlijnen momenteel aan een herziening worden onderworpen, wat een goede gelegenheid biedt om belastingontwijking en corruptie door winningsindustrieën tegen te gaan;

66.  dringt er bij de Commissie op aan om nieuwe opties te zoeken voor aanscherping van de normen voor de verantwoordelijkheden van transnationale ondernemingen met betrekking tot sociale en milieurechten en voor de mogelijke wijze van toepassing van deze normen;

67.  is bezorgd dat sommige bedrijven die actief zijn op het gebied van onconventionele olie- en gaswinning in andere delen van de wereld andere veiligheidsnormen hanteren; dringt er bij de lidstaten op aan om ondernemingen met hoofdzetel in de EU te verplichten om bij al hun activiteiten wereldwijd Europese normen toe te passen;

o
o   o

68.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de parlementen van de lidstaten.

(1) PB L 164 van 30.6.1994, blz. 3.
(2) PB L 348 van 28.11.1992, blz. 9.
(3) PB L 102 van 11.4.2006, blz. 15.
(4) PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3.
(5) PB L 26 van 28.1.2012, blz. 1.
(6) PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.
(7) PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17.
(8) PB L 143 van 30.4.2004, blz. 56.
(9) PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1.
(10) PB L 330 van 5.12.1998, blz. 32.
(11) PB L 372 van 27.12.2006, blz. 12.
(12) PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32.
(13) PB L 140 van 5.6.2009, blz. 136.
(14) PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.
(15) PB L 353 van 31.12.2008, blz.1.
(16) PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1.
(17) PB L 10 van 14.1.1997, blz. 13.
(18) Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0366.
(19) TREN/R1/350-2008 lot 1, http://ec.europa.eu/energy/studies/doc/2012_unconventional_gas_in_europe.pdf.

Juridische mededeling - Privacybeleid