Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2012/2263(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0251/2013

Ingediende teksten :

A7-0251/2013

Debatten :

PV 12/09/2013 - 10
CRE 12/09/2013 - 10

Stemmingen :

PV 12/09/2013 - 13.20
CRE 12/09/2013 - 13.20

Aangenomen teksten :

P7_TA(2013)0387

Aangenomen teksten
PDF 157kWORD 36k
Donderdag 12 september 2013 - Straatsburg
De situatie van niet-begeleide minderjarigen in de EU
P7_TA(2013)0387A7-0251/2013

Resolutie van het Europees Parlement van 12 september 2013 over de situatie van niet-begeleide minderjarigen in de EU (2012/2263(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 3,

–  gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 67 en 79,

–  gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name artikel 24,

–  gezien het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de protocollen daarbij,

–  gezien de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en van het Europees Hof voor de Rechten van Mens,

–  gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2010 over het actieplan voor niet-begeleide minderjarigen voor 2010-2014 (COM(2010)0213),

–  gezien het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 28 september 2012 met als titel "Tussentijds verslag over de uitvoering van het Actieplan niet-begeleide minderjarigen" (COM(2012)0554),

–  gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's van 20 april 2010 over het actieplan ter uitvoering van het programma van Stockholm (COM(2010)0171),

–  gezien zijn resolutie van 25 november 2009 over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad getiteld "Een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht ten dienste van de burger – programma van Stockholm"(1),

–  gezien de EU-richtsnoeren inzake geweld tegen vrouwen en meisjes en de bestrijding van alle vormen van discriminatie van vrouwen en meisjes,

–  gezien de conclusies van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 3 juni 2010 over niet-begeleide minderjarigen, die de Raad tijdens zijn 3018e zitting heeft goedgekeurd,

–  gezien Richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ(2),

–  gezien Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan, en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad(3), en gezien de mededeling van de Commissie over de EU-strategie voor de uitroeiing van mensenhandel voor de periode 2012-2016,

–  gezien de richtlijnen over asiel, met name Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming(4), Richtlijn 2003/9/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten(5), en Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven(6),

–  gezien de voorstellen van de Commissie tot wijziging van de instrumenten van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel (CEAS), met name het gewijzigde voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van normen voor de opvang van asielzoekers (herschikking) (COM(2011)0320), het gewijzigde voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale-beschermingsstatus (herschikking) (COM(2011)0319), en het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (herschikking) (COM(2008)0820),

–  gezien Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging(7),

–  gezien Verordening (EG) nr. 862/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende communautaire statistieken over migratie en internationale bescherming(8),

–  gezien Besluit nr. 779/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 tot vaststelling van een specifiek programma ter voorkoming en bestrijding van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen en ter bescherming van slachtoffers en risicogroepen voor de periode 2007-2013 (het Daphne III-programma) als onderdeel van het algemene programma Grondrechten en justitie(9),

–  gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2011 over de evaluatie van de EU-overnameovereenkomsten (COM(2011)0076),

–  gezien de bijdragen van de Raad van Europa en in het bijzonder resolutie 1810 (2011) van de parlementaire assemblee van de Raad van Europa over de problemen in verband met de aankomst, het verblijf en de terugkeer van niet-begeleide kinderen in Europa, de aanbeveling van het comité van ministers van de Raad van Europa aan de lidstaten over leefprojecten voor niet-begeleide minderjarige migranten (CM/Rec(2007)9) en de Twintig richtsnoeren inzake gedwongen terugkeer van het comité van ministers CM(2005)40,

–  gezien de internationale instrumenten betreffende de rechten van kinderen, in het bijzonder het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind en met name artikel 3, en de algemene opmerkingen van het VN-Comité voor de rechten van het kind, in het bijzonder algemene opmerking nr. 6 (2005) over de behandeling van niet-begeleide kinderen en kinderen buiten hun land van herkomst,

–  gezien de richtsnoeren van 1997 over het algemeen beleid en de algemene procedures voor de behandeling van niet-begeleide minderjarige asielzoekers van de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties,

–  gezien aanbeveling nr. 19 van het VN-comité voor de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen, aangenomen in 1992,

–  gezien de verklaring van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties over de uitbanning van geweld tegen vrouwen van december 1993, het eerste internationale instrument voor de mensenrechten dat uitsluitend betrekking heeft op geweld tegen vrouwen,

–  gezien het Protocol inzake de preventie, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad,

–  gezien artikel 48 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en de adviezen van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A7-0251/2013),

A.  overwegende dat er elk jaar duizenden kinderen uit derde landen of staatloze kinderen jonger dan 18 jaar zonder begeleiding de Europese Unie binnen komen of na hun aankomst in Europa alleen komen te staan;

B.  overwegende dat de aanhoudende conflicten in verschillende delen van de wereld en de economische crisis die de wereld in zijn greep blijft houden een toenemend aantal niet-begeleide minderjarigen teweegbrengen;

C.  overwegende dat deze niet-begeleide minderjarigen om verscheidene redenen naar Europa komen: oorlog, geweld, schendingen van hun grondrechten, de wens herenigd te worden met familieleden, natuurrampen, armoede, mensenhandel, uitbuiting, enzovoort;

D.  overwegende dat bijzondere aandacht dient uit te gaan naar niet-begeleide minderjarige slachtoffers van mensenhandel, aangezien zij zich in een zeer kwetsbare situatie bevinden en derhalve specifieke bijstand en ondersteuning behoeven;

E.  overwegende dat de komst van een groot aantal minderjarigen veroorzaakt wordt door gedwongen huwelijken en dat de Europese Unie zich nog meer moet inspannen om dit fenomeen tegen te gaan;

F.  overwegende dat deze minderjarigen van nature erg kwetsbaar zijn en dat ervoor gezorgd moet worden dat hun grondrechten geëerbiedigd worden;

G.  overwegende dat de Europese Unie en de lidstaten er uit hoofde van het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Handvest van de grondrechten en het Verdrag inzake de rechten van het kind toe verplicht zijn de rechten van kinderen te beschermen;

H.  overwegende dat het programma van Stockholm prioriteit geeft aan de bescherming van niet-begeleide minderjarigen;

I.  overwegende dat niet-begeleide minderjarigen in de verschillende lidstaten op verschillende manieren worden opgevangen en behandeld en dat er op dit vlak geen sprake is van gelijkwaardige en doeltreffende bescherming;

J.  overwegende dat gendergelijkheid en de gelijke bescherming van de mensenrechten van niet-begeleide migrerende meisjes en jongens moet worden gewaarborgd en overwegende dat er speciale aandacht moet worden besteed aan de schending van de mensenrechten van meisjes en het bieden van adequate ondersteuning en passende oplossingen;

K.  overwegende dat er dikwijls kinderen verdwijnen uit opvangcentra voor asielzoekers;

Algemene aanbevelingen

1.  wijst erop dat een niet-begeleide minderjarige bovenal een kind is dat mogelijk gevaar loopt, en dat de Europese Unie en de lidstaten niet het immigratiebeleid maar de bescherming van het kind als uitgangspunt moeten nemen wanneer zij met deze kinderen te maken hebben, waarmee zij het kernbeginsel van de belangen van het kind eerbiedigen; herinnert eraan dat elke persoon onder de achttien jaar zonder uitzondering als kind en minderjarige beschouwd moet worden; wijst erop dat niet-begeleide minderjarigen, in het bijzonder meisjes, twee keer zoveel risico lopen op problemen en moeilijkheden als andere minderjarigen; stelt vast dat zij des te kwetsbaarder zijn aangezien zij dezelfde behoeften als andere minderjarigen en vluchtelingen hebben met wie zij soortgelijke ervaringen delen; benadrukt dat meisjes en vrouwen gedurende het migratieproces bijzonder veel risico lopen dat hun rechten worden geschonden, en dat vooral niet-begeleide meisjes gevaar lopen, aangezien zij vaak het belangrijkste doelwit zijn van seksuele uitbuiting, misbruik en geweld; wijst erop dat in de EU niet-begeleide minderjarigen door de autoriteiten vaak als overtreders van migratiewetgeving worden behandeld en niet als personen die op grond van hun leeftijd en specifieke omstandigheden over rechten beschikken;

2.  brengt eveneens in herinnering dat de belangen van het kind zoals vastgelegd in de verdragen en jurisprudentie in alle hen betreffende handelingen, ongeacht of deze worden verricht door overheidsinstanties of privé-instellingen, voorrang moeten krijgen op om het even welke andere overweging; verzoekt de Commissie de correcte toepassing van EU-wetgeving inzake de belangen van het kind te bevorderen en een voorstel te doen voor strategische richtsnoeren die zijn gebaseerd op beste praktijken, jurisprudentie en algemene opmerking nr. 6 (2005) van het VN-Comité voor de rechten van het kind over de behandeling van niet-begeleide kinderen en kinderen buiten hun land van herkomst, en aan de hand van een reeks indices en criteria te bepalen wat de belangen van een kind zijn; verzoekt de Commissie wetgevende en niet-wetgevende maatregelen ten uitvoer te leggen waarmeer adequate bescherming van kinderen en niet-begeleide minderjarigen wordt gewaarborgd, en die in het bijzonder gericht zijn op verbetering van de methoden voor het vinden van duurzame oplossingen;

3.  veroordeelt met klem de bestaande leemten op het vlak van de bescherming van niet-begeleide minderjarigen binnen de Europese Unie en hekelt de vaak erbarmelijke opvangvoorzieningen voor deze minderjarigen en de talrijke schendingen van hun grondrechten in bepaalde lidstaten;

4.  benadrukt dat het urgent is dat de EU en de lidstaten om coherent te reageren met het oog op de bescherming van niet-begeleide minderjarigen, waarbij hun grondrechten volledige in acht genomen worden; prijst de lidstaten die hebben gekozen voor het Facultatief Protocol bij het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind over wettelijke bescherming van kinderen tegen de ergste vormen van uitbuiting;

5.  is ingenomen met de goedkeuring door de Commissie van het actieplan 2010-2014 voor niet-begeleide minderjarigen; betreurt evenwel dat de benadering van de Commissie niet in grotere mate op de bescherming van de grondrechten van deze minderjarigen berust en stelt vast dat de bestaande maatregelen ontoereikend zijn en dat uitgebreidere maatregelen nodig zijn voor een veelomvattende bescherming van niet-begeleide minderjarigen; herinnert eraan dat de EU en de lidstaten zich met het actieplan betreffende niet-begeleide minderjarigen ten doel gesteld hebben de achterliggende oorzaken van migratie aan te pakken en het vraagstuk van niet-begeleide minderjarigen in ontwikkelingssamenwerking te integreren, en er aldus toe bij te dragen dat kinderen in hun land van herkomst in een veilige omgeving kunnen opgroeien; benadrukt dat de preventieve dimensie van EU-beleid met betrekking tot niet-begeleide minderjarigen verder moet worden ontwikkeld door meer te focussen op inspanningen om armoede uit te bannen, op beleid op het gebied van gezondheid en werk, mensenrechten en democratisering, en wederopbouw na conflicten; is van mening dat de EU verder moet gaan dan het door de Commissie voorgestelde actieplan zodat de grondrechten van niet-begeleide minderjarigen werkelijk meer inhoud krijgen; benadrukt met name dat de status van "voogd" in de EU en de partnerlanden moet worden versterkt; is van mening dat het uiterst belangrijk is dat er een toezichtsplan wordt opgesteld in samenwerking met de landen van herkomst en mogelijke doorvoerlanden om ervoor te zorgen dat het kind na zijn terugkeer voldoende bescherming geniet en wordt opgenomen door het land van herkomst;

6.  betreurt het dat de Europese bepalingen betreffende niet-begeleide minderjarigen zo versnipperd zijn en vraagt de Commissie nadrukkelijk een op de lidstaten en op degenen die in de praktijk werkzaam zijn gericht handboek op te stellen dat deze verschillende rechtsgronden samenvoegt, een correcte tenuitvoerlegging door de lidstaten waarborgt en voor een betere bescherming van niet-begeleide minderjarigen zorgt;

7.  betreurt het gebrek aan betrouwbare officiële statistieken over niet-begeleide minderjarigen; verlangt dat de lidstaten en de Commissie de vergaring van statistische gegevens over niet-begeleide minderjarigen, waaronder over leeftijd en geslacht, verbeteren, verlangt dat zij de vergelijkbaarheid van de vergaring van statistische gegevens in alle lidstaten verbeteren en een gecoördineerde methode invoeren voor vergaring en uitwisseling van informatie in elke lidstaat, waarbij zij de bescherming van persoonsgegevens garanderen, door middel van platforms waarop alle bij niet-begeleide minderjarigen betrokken partijen samengebracht worden, en door middel van een lijst van nationale contactpunten, en verlangt dat de lidstaten en de Commissie beter gebruikmaken van de reeds beschikbare instrumenten voor de vergaring van statistische gegevens op EU-niveau, zoals Eurostat, Frontex, het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO) en het Europees Migratienetwerk; benadrukt dat met de vergaring van dergelijke gegevens wordt beoogd een beter begrip van de situatie tot stand te brengen, de bescherming van niet-begeleide minderjarigen te verbeteren en beter in te spelen op hun behoeften; verzoekt de Commissie, de lidstaten, het Europees Instituut voor gendergelijkheid (EIGE) en niet-gouvernementele en internationale organisaties om zich extra in te spannen om betrouwbare, naar geslacht uitgesplitste gegevens te verzamelen, te controleren en uit te wisselen, om een duidelijk inzicht te krijgen in het aantal niet-begeleide minderjarige meisjes, alsmede om de specifieke behoeften van deze groep te analyseren teneinde hun ondersteuning te bieden en concrete maatregelen te nemen die aan deze behoeften tegemoetkomen, en om optimale praktijken uit te wisselen, zodat de situatie op dit gebied kan worden verbeterd;

8.  herinnert eraan dat de EU en de lidstaten meer moeten samenwerken met derde landen van herkomst en doorreis op het gebied van niet-begeleide minderjarigen, de eerbiediging van hun grondrechten, zaken als het zoeken naar duurzame oplossingen, het traceren van familieleden, begeleide terugkeer en terugname wanneer dit in het belang van het kind is, herstel van familiebanden en herintegratie; verlangt tevens betere samenwerking met derde landen van herkomst en doorreis betreffende het voorkomen en bestrijden van mensenhandel, in het bijzonder handel in kinderen en de uitbuiting van minderjarigen, het voorkomen van niet-reguliere immigratie en andere vormen van geweld tegen vrouwen, zoals gedwongen huwelijken, onder meer in het kader van de regelmatige dialoog die de EU voert met deze staten en de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO); verzoekt de Commissie en de lidstaten kinderbescherming en de kwestie niet-begeleide minderjarigen te integreren in ontwikkelings- en samenwerkingsbeleid; benadrukt dat het van belang is dat het EU-beleid op het gebied van immigratie, asiel en de rechten van het kind – dat kinderen in zowel de EU als derde landen betreft – op coherente wijze wordt opgesteld, waarbij zorgvuldig rekening wordt gehouden met de gevolgen van dit beleid voor ontwikkelingslanden; herinnert aan de verplichting van een coherent ontwikkelingsbeleid (PCD) die is verankerd in het Verdrag van Lissabon; roept de Europese Commissie, de lidstaten en derde landen op om in de landen van herkomst, doorreis en bestemming van niet-begeleide minderjarigen publieke bewustwordingscampagnes te stimuleren over de risico's in verband met de migratie van kinderen, met name over de uitbuiting van minderjarigen en de georganiseerde misdaad; onderstreept dat het onderzoek naar de persoonlijke en gezinssituatie waaruit de minderjarige komt, zeer belangrijk is om de achtergrond in het land van herkomst te begrijpen en een individueel plan op te stellen voor integratie in het land van aankomst of herintegratie in het land van herkomst;

9.  herhaalt dat de strijd tegen mensenhandel een noodzakelijke en cruciale stap is, aangezien minderjarigen, vooral meisjes, een bijzonder groot risico lopen om het slachtoffer te worden van mensenhandel, genderspecifiek geweld en uitbuiting, in het bijzonder arbeidsgerelateerde uitbuiting, seksuele uitbuiting en misbruik; onderstreept dat effectieve mechanismen moeten worden ingesteld voor de preventie, identificatie, rapportage, verwijzing, onderzoek, behandeling en vervolgactie bij gevallen van mensenhandel en arbeidsgerelateerde en seksuele uitbuiting en misbruik, en dat tevens in derde landen actie moet worden genomen om de onderliggende oorzaken van mensenhandel aan te pakken; roept de Commissie en de lidstaten in dit verband op tot grote waakzaamheid en tot effectieve tenuitvoerlegging van Richtlijn 2011/36/EU inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan, Richtlijn 2011/93/EU ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en Richtlijn 2012/29/EU tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten; verzoekt de lidstaten en de EU intensiever samen te werken op politieel en justitieel gebied en in samenwerking met de EU-coördinator voor de bestrijding van mensenhandel mogelijke slachtoffers op te sporen, te zorgen voor bewustwording onder het grote publiek en mensenhandel te bestrijden; is ermee ingenomen dat de Europese strategie voor de uitroeiing van mensenhandel (2012-2016) uiteindelijk toch is aangenomen, in het bijzonder de bepalingen over de financiering van de uitwerking van richtsnoeren voor kinderbeschermingssystemen, alsook de uitwisseling van beste praktijken; herinnert de lidstaten aan artikel 11 van het VN-verdrag inzake de rechten van het kind waarin staten worden opgeroepen maatregelen te nemen ter bestrijding van het illegaal overbrengen van kinderen naar andere landen; verzoekt de lidstaten met derde landen samen te werken om het groeiende probleem van kindersmokkel aan te pakken; dringt er bij de lidstaten op aan smokkelaars waar mogelijk te vervolgen met passende en evenredige sancties; maakt zich zorgen over de situatie van veel niet-begeleide minderjarigen die zich in de EU schuilhouden en die een groot risico lopen op uitbuiting en misbruik; doet een beroep op de overheden en organisaties van het maatschappelijk middenveld in de lidstaten om samen te werken en alle maatregelen te nemen die nodig zijn om hun bescherming en waardigheid te waarborgen;

10.  vindt het betreurenswaardig dat er stelselmatig veel te weinig middelen worden uitgetrokken voor kinderbescherming in vergelijking met overige humanitaire beleidssectoren; vraagt de Commissie om in het Europees Fonds voor asiel en migratie specifiek rekening te houden met niet-begeleide minderjarigen om op lange termijn financiering te garanderen voor de bescherming van kinderen, meer bepaald de onderdelen betreffende vluchtelingen, buitengrenzen en terugkeer, en in het Europees Sociaal Fonds, in het bijzonder met het oog op ondersteuning van de zwaarst getroffen regio's; meent dat in het bijzonder adequate financiering op lange termijn veiliggesteld moet worden voor programma's die zijn gericht op de identificatie van niet-begeleide minderjarigen, geschikte opvang, bescherming, de benoeming van voogden, het opsporen van familieleden, hervestiging, herintegratie en bijscholing van grenswachten en autoriteiten;

Strategische beleidslijnen

11.  verzoekt de Commissie strategische richtsnoeren voor de lidstaten uit te werken, uitgaand van beste praktijken en in de vorm van gemeenschappelijke minimumnormen, waarin elk stadium van het proces aan de orde wordt gesteld, van de aankomst van de minderjarige op Europees grondgebied tot het ogenblik waarop een duurzame oplossing wordt gevonden die hem of haar voldoende bescherming biedt; verzoekt de lidstaten nationale, op deze strategische richtsnoeren gebaseerde strategieën voor niet-begeleide minderjarigen op te stellen, en een nationaal contactpunt aan te wijzen dat verantwoordelijk is voor het coördineren van de tenuitvoerlegging van deze maatregelen en acties; verlangt dat de Commissie, in samenwerking met de huidige groep deskundigen, de situatie en de in de lidstaten genomen maatregelen kritisch volgt, en het Parlement en de Raad een jaarverslag doet toekomen;

12.  wijst erop dat geen enkel kind de toegang tot het grondgebied van de EU ontzegd mag worden en blijft erbij dat de lidstaten de internationale en Europese verplichtingen moeten nakomen die gelden wanneer een kind onder hun jurisdictie valt, en daarbij geen willekeurige beperkingen mogen toepassen; brengt in herinnering dat geen enkel kind op basis van een oppervlakkige procedure aan de grens van een lidstaat mag worden tegengehouden;

13.  spoort de lidstaten ertoe aan zich strikt te houden aan het fundamentele voorschrift om een minderjarige nooit ofte nimmer, zonder uitzonderingen, op te sluiten; betreurt het feit dat het gewijzigde voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van normen voor de opvang van asielzoekers niet voorzag in een verbod op de detentie van niet-begeleide minderjarigen en dringt er bij de lidstaten op aan de door de richtlijn vastgestelde benchmark voor uitzonderlijke omstandigheden in acht te nemen; verzoekt de Commissie, in het licht van de betreffende jurisprudentie, zeer zorgvuldig te zijn bij de toepassing van het EU-recht inzake de bewaring van minderjarigen; verzoekt de lidstaten tevens om minderjarigen in speciaal voor kinderen bestemde tehuizen onder te brengen, en daarbij rekening te houden met hun leeftijd en geslacht;

14.  is van mening dat elke lidstaat afzonderlijk verantwoordelijk is voor de identificatie van niet-begeleide minderjarigen; vraagt de lidstaten hen direct na aankomst door te sturen naar gespecialiseerde diensten, zoals maatschappelijk werkers en onderwijsinstellingen, die enerzijds de individuele situatie en behoeften van elke minderjarige moeten beoordelen en anderzijds de minderjarigen in een voor hen verstaanbare taal en vorm – indien noodzakelijk via tolken – alle benodigde informatie moeten verstrekken over hun rechten, bescherming, juridische mogelijkheden, mogelijkheden om ondersteuning te krijgen, procedures en de implicaties ervan; verzoekt de lidstaten beste praktijken over kindvriendelijke instrumenten uit te wisselen, zodat de kinderen een helder idee van de betreffende procedures en hun rechten krijgen; roept de lidstaten in dit verband op om speciale aandacht te besteden aan en speciale regelingen te treffen voor de identificatie, opvang en bescherming van niet-begeleide minderjarigen die specifieke bescherming nodig hebben, in het bijzonder niet-begeleide minderjarige slachtoffers van mensenhandel uit derde landen, en hun uit hoofde van Richtlijn 2011/36/EU de nodige ondersteuning en bescherming te bieden;

15.  betreurt het dat de medische technieken die in sommige lidstaten worden gehanteerd om de leeftijd vast te stellen ongepast en opdringerig zijn en trauma's kunnen veroorzaken, betreurt het eveneens dat sommige, op botontwikkeling of gebitsmineralisatie gebaseerde methoden omstreden blijven en een grote foutenmarge kennen; verzoekt de Commissie om in de strategische richtsnoeren op beste praktijken gebaseerde gemeenschappelijke normen op te nemen voor de methode waarmee de leeftijd wordt bepaald, waarbij deze beoordeling multidimensionaal en multidisciplinair moet zijn en door onafhankelijke, gekwalificeerde beroepsbeoefenaars en deskundigen uitgevoerd moet worden op een wetenschappelijke, veilige, gender- en kindvriendelijke en eerlijke manier, met bijzondere aandacht voor meisjes; herinnert eraan dat de leeftijdsbepaling moet worden verricht onder eerbiediging van de rechten en fysieke integriteit van het kind en van de menselijke waardigheid, en dat minderjarigen altijd het voordeel van de twijfel gegeven moet worden; wijst er tevens op dat medische onderzoeken alleen moeten worden uitgevoerd wanneer andere beoordelingsmethodes zijn uitgeput en dat het mogelijk moet zijn om tegen de uitkomsten van deze beoordeling in beroep te gaan; looft de werkzaamheden van EASO op dit vlak, en is van mening dat deze aanpak voor alle minderjarigen zou moeten worden veralgemeend;

16.  verzoekt de lidstaten, zodra een niet-begeleide minderjarige op hun grondgebied arriveert en totdat een duurzame oplossing is gevonden, erop toe te zien dat een begeleider wordt aangewezen of een persoon die verantwoordelijk is voor het begeleiden, bijstaan en vertegenwoordigen van de minderjarige in alle procedures, en die de minderjarige in staat stelt tijdens alle procedures van zijn of haar rechten gebruik te maken, en verlangt dat de minderjarige onverwijld op de hoogte wordt gebracht van de benoeming van de voor hem of haar verantwoordelijke persoon; verlangt voorts dat deze persoon specifieke bijscholing krijgt op het gebied van de problemen waar niet-begeleide minderjarigen mee te maken krijgen, kinderbescherming, de rechten van het kind, asiel- en migratierecht, en volledig onafhankelijk optreedt; meent dat deze personen continue en adequate bijscholing moeten krijgen en een regelmatige en onafhankelijke controle moeten ondergaan; vraagt de Commissie om in de strategische richtsnoeren op beste praktijken gebaseerde gemeenschappelijke normen voor het mandaat, de rol, de kwalificaties, vaardigheden en scholing van deze personen op te nemen;

17.  verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat voor instanties werkzame ambtenaren en personeel, die waarschijnlijk in contact komen met niet-begeleide minderjarigen, waaronder degenen die het slachtoffer zijn van mensenhandel, op dit gebied gekwalificeerd en geschoold zijn, zodat zij dergelijke gevallen kunnen herkennen en er correct mee omgaan, en hun voldoende bijscholing te geven over de specifieke behoeften van niet-begeleide minderjarigen en over de rechten van het kind, het gedrag en de psychologie van het kind, en asiel- en migratierecht; verzoekt de lidstaten om verplichte genderspecifieke bijscholing aan te bieden aan personeel van opvangcentra voor niet-begeleide minderjarigen, alsook aan ondervragers, besluitvormers en wettelijk vertegenwoordigers van niet-begeleide minderjarigen, en ervoor te zorgen dat politie en de wettelijke autoriteiten in de lidstaten periodiek genderspecifieke bijscholing krijgen; benadrukt dat de voor de minderjarige verantwoordelijke persoon de minderjarige dient te informeren en adviseren, maar dat dit slechts kan dienen als aanvulling op het juridisch advies en niet als vervanging ervan; herinnert eraan dat, ongeacht de nationaliteit van de minderjarige en of deze erkend was of niet, het de lidstaat waarin de minderjarige zich bevindt is die de zorg voor de niet-begeleide minderjarige op zich moet nemen en hem of haar de maximale bescherming moet bieden;

18.  verzoekt de lidstaten om niet-begeleide minderjarigen voldoende bescherming te bieden, ongeacht hun status en onder dezelfde voorwaarden als de kinderen die onderdanen van het gastland zijn, teneinde consistentie en gelijke normen inzake de bescherming van niet-begeleide minderjarigen in de EU te waarborgen:

   toegang tot passende huisvesting: de huisvesting moet altijd beschikken over voldoende sanitaire voorzieningen; huisvesting in een "centrum" mag nooit huisvesting in een gesloten centrum zijn en tijdens de eerste na aankomst moet de niet-begeleide minderjarige opgevangen worden in een gespecialiseerd centrum; na deze eerste fase moet de minderjarige stabieler gehuisvest worden; niet-begeleide minderjarigen en volwassenen moeten altijd apart worden gehuisvest; het centrum moet voorzien in de behoeften van minderjarigen en over voldoende faciliteiten beschikken; huisvesting bij gastgezinnen en in "wooneenheden" en het delen van accommodatie met verwante of bevriende minderjarigen moet worden aangemoedigd wanneer dit passend is en overeenstemt met de wensen van de minderjarige;
   zodra is vastgesteld dat het om niet-begeleide minderjarigen gaat, moeten zij adequate materiële, juridische en psychologische ondersteuning krijgen;
   het recht op onderwijs, beroepsopleiding en sociale en educatieve begeleiding, en directe toegang tot deze voorzieningen; het moet onmiddellijk mogelijk zijn om in de gastlidstaat naar school te gaan; tevens moeten niet-begeleide minderjarigen, voor zover mogelijk, direct na aankomst op het grondgebied van een lidstaat, goede toegang hebben tot taalcursussen in de taal van de gastlidstaat; de lidstaten moeten de erkenning van het door kinderen reeds gevolgde onderwijs vergemakkelijken, zodat zij toegang hebben tot vervolgonderwijs in Europa;
   het recht op gezondheid en effectieve toegang tot adequate basisgezondheidszorg; de lidstaten dienen tevens te voorzien in adequate medische en psychologische zorg voor minderjarigen die het slachtoffer zijn geworden van marteling, seksueel misbruik of andere vormen van geweld; de lidstaten dienen ook, indien noodzakelijk, te voorzien in speciale behandelingen (dat wil zeggen, toegang tot revalidatiediensten) voor minderjarigen die het slachtoffer zijn geweest van enige vorm van mishandeling, uitbuiting, foltering of wrede, onmenselijke en vernederende behandeling of die onder een gewapend conflict hebben geleden;
   toegang tot informatie en gebruik van de media (radio, tv, internet) om in hun communicatiebehoeften te voorzien;
   het recht op vrije tijd en op deelname aan spel en recreatieve activiteiten;
   het recht van elke niet-begeleide minderjarige om zijn eigen culturele identiteit en waarden, met inbegrip van zijn moedertaal, te blijven gebruiken en verder te ontwikkelen;
   het recht om hun godsdienst in het openbaar te belijden;

19.  wijst erop dat alle procedures moeten worden aangepast aan de behoeften van minderjarigen en hun leeftijd, hun mate van volwassenheid en hun begripsniveau voldoende in ogenschouw moeten nemen, en tevens moeten inspelen op de behoeften van kinderen, in overeenstemming met de richtsnoeren van de Raad van Europa over kindvriendelijke justitie, en looft de activiteiten van de Commissie ter bevordering van deze richtsnoeren; meent dat in alle fasen van de procedures geluisterd moet worden naar en rekening gehouden moet worden met de meningen van de minderjarige, in samenwerking met vakbekwame en geschoolde personen, zoals psychologen, maatschappelijk werkers en cultuurmediators;

20.  is ingenomen met de voortgang die is geboekt bij de asielwetgeving en roept de lidstaten op de noodzakelijke juridische en bestuurlijke hervormingen door te voeren om deze bepalingen effectief ten uitvoer te kunnen leggen; herinnert er echter aan de EU-asielbeleid de niet-begeleide minderjarigen als kinderen moet behandelen en roept de lidstaten daarom op om niet-begeleide minderjarigen zoveel mogelijk vrij te stellen van versnelde procedures en grensprocedures; herinnert er tevens aan dat de lidstaat waarin een niet-begeleide minderjarige zich ophoudt nadat hij een asielaanvraag heeft ingediend, verantwoordelijk is voor een asielaanvraag die in meer dan een lidstaat is ingediend door een niet-begeleide minderjarige die geen legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijvend familielid heeft, en verzoekt de lidstaten gehoor te geven aan de uitspraken van het Europees Hof van Justitie; benadrukt dat het gezien de specifieke behoeften van niet-begeleide minderjarigen van cruciaal belang is dat hun asielaanvragen prioriteit krijgen, zodat zo spoedig mogelijk een eerlijk besluit genomen kan worden; spoort de lidstaten ertoe aan hun asielstelsels verder te ontwikkelen teneinde een geharmoniseerd en kindvriendelijk institutioneel kader tot stand te brengen waarbij rekening wordt gehouden met de speciale behoeften en uiteenlopende problemen waarmee niet-begeleide minderjarigen, vooral slachtoffers van mensenhandel, te maken hebben;

21.  onderstreept dat beslissingen in verband met niet-begeleide minderjarigen met inachtneming van het belang van het kind gebaseerd moeten worden op een individuele beoordeling;

22.  veroordeelt de bijzonder precaire omstandigheden waarin deze minderjarigen plots terechtkomen wanneer ze meerderjarig worden; verzoekt de lidstaten beste praktijken uit te wisselen en procedures in te stellen om deze minderjarigen bij de overgang naar volwassenheid te begeleiden; looft het werk van de Raad van Europa op dit gebied en vraagt aan de Commissie om in haar strategische richtsnoeren beste praktijken op te nemen voor de ontwikkeling van "geïndividualiseerde levensprojecten" die voor en in samenwerking met de minderjarigen worden uitgestippeld;

23.  verzoekt de lidstaten de verantwoordelijkheden van elke partner vast te leggen, met name van nationale en lokale autoriteiten, instanties voor maatschappelijk werk, jeugdwerkers, gezinnen en wettelijk vertegenwoordigers, bij de uitvoering van en het toezicht op levensprojecten en de coördinatie daarvan;

24.  beklemtoont dat zodra een niet-begeleide minderjarige op Europees grondgebied aankomt, het uiteindelijke doel erin moet bestaan een passende oplossing voor hem/haar te vinden die in overeenstemming is met zijn/haar belangen; herhaalt dat het zoeken naar een dergelijke oplossing altijd moet beginnen met een verkenning van de mogelijkheden tot familiehereniging, mits dit in het belang van het kind is; benadrukt dat de minderjarige in principe gevraagd kan worden te helpen bij de opsporing van familieleden, maar dat er geen sprake mag zijn van verplichte medewerking die een doorslaggevende factor vormt bij de behandeling van het verzoek tot internationale bescherming; herinnert eraan dat, in gevallen waarin het leven van de minderjarige of van familieleden gevaar loopt, in het bijzonder wanneer familieleden achterblijven in het land van herkomst, het verzamelen, verwerken en doorgeven van informatie over deze personen op vertrouwelijke basis dient plaats te vinden, zodat gegarandeerd kan worden dat het leven van de betrokken personen niet in gevaar wordt gebracht; verzoekt de lidstaten en al hun bevoegde instanties de onderlinge samenwerking te verbeteren, in het bijzonder door alle bureaucratische obstakels voor het traceren en/of herenigen van familieleden uit de weg te ruimen, en beste praktijken uit te wisselen; verzoekt de Commissie toezicht te houden op de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2003/86/EG inzake het recht op gezinshereniging, in het bijzonder artikel 10, lid 3;

25.  verzoekt de Commissie in de strategische richtsnoeren op beste praktijken gebaseerde gemeenschappelijke normen op te nemen voor de voorwaarden waaraan voldoen moet worden voordat een minderjarige teruggestuurd kan worden, die op consistente wijze de belangen van het kind eerbiedigen en gebaseerd zijn op de door de Commissie in 2011 gepubliceerde "Comparative Study on Practices in the Field of Return of Minors", dat een controlelijst bevat en een lijst van beste praktijken; beklemtoont nogmaals dat nooit mag worden besloten een minderjarige terug te sturen wanneer dit niet in het belang van het kind is of wanneer er gevaar bestaat voor het leven, de fysieke en geestelijke gezondheid en het welzijn, de veiligheid of grondrechten of de grondrechten van zijn of haar familieleden, waarbij rekening gehouden moet worden met de persoonlijke situatie van elke minderjarige (en van zijn of haar familieleden in het geval van gezinshereniging), en dat deze volledig geëvalueerd moet worden; herinnert eraan dat uitsluitend besloten mag worden een minderjarige terug te sturen wanneer met zekerheid is vastgesteld dat de minderjarige in het land van terugkeer onder veilige, concrete en toegespitste wettelijke bepalingen valt die zijn/haar rechten eerbiedigen en gepaard gaan met op herintegratie gerichte maatregelen in het land van terugkeer; verzoekt de lidstaten, teneinde de veilige terugkeer van het kind te garanderen, om in samenwerking met niet-gouvernementele, plaatselijke en internationale organisaties samenwerkings- en monitoringsregelingen met de landen van herkomst en doorreis in te stellen, en zo de bescherming en herintegratie van minderjarigen na hun terugkeer te waarborgen; wijst erop dat dergelijke regelingen een cruciaal onderdeel van de terugkeer zijn; vraagt de Commissie zich bij de evaluatie van Richtlijn 2008/115/EG te concentreren op de gevolgen ervan op niet-begeleide minderjarigen, en in het bijzonder op artikel 10, artikel 14, lid 1 c) en artikel 17; verzoekt de EU zich ertoe te verbinden haar reactie te verbeteren teneinde een halt toe te roepen aan factoren die migratie in de hand werken, met inbegrip van vroegtijdige en gedwongen huwelijken, schadelijke tradities als genitale verminking van vrouwen en seksueel geweld overal ter wereld;

26.  benadrukt dat de integratie van niet-begeleide minderjarigen in het gastland moet plaatsvinden in het kader van een individueel levensproject dat voor en in overleg met de minderjarigen moet worden uitgestippeld, met inachtneming van hun etnische, religieuze, culturele en taalkundige achtergrond;

27.  verzoekt de lidstaten overheidsinstanties te verplichten om maatregelen te nemen in verband met niet-begeleide minderjarigen die het slachtoffer zijn van bedelpraktijken; meent dat de uitbuiting van minderjarigen in verband met bedelpraktijken koste wat het kost moet worden voorkomen;

o
o   o

28.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de Raad van Europa.

(1) PB C 285 E van 21.10.2010, blz. 12.
(2) PB L 315 van 14.11.2012, blz. 57.
(3) PB L 101 van 15.4.2011, blz. 1.
(4) PB L 337 van 20.12.2011, blz. 9.
(5) PB L 31 van 6.2.2003, blz. 18.
(6) PB L 348 van 24.12.2008, blz. 98.
(7) PB L 251 van 3.10.2003, blz. 12.
(8) PB L 199 van 31.7.2007, blz. 23.
(9) PB L 173 van 3.7.2007, blz. 19.

Juridische mededeling - Privacybeleid