Resolutie van het Europees Parlement van 21 november 2013 over Bangladesh: mensenrechten en de komende verkiezingen (2013/2951(RSP))
Het Europees Parlement,
– gezien zijn vorige resoluties over Bangladesh, in het bijzonder van 23 mei 2013(1), 14 maart 2013(2), 17 januari 2013(3), 10 juli 2008(4) en 6 september 2007(5),
– gezien de op 10 oktober 2013 verzonden brief van de missiehoofden van de Europese Unie ter gelegenheid van de Europese dag tegen de doodstraf,
– gezien de verklaring van de EU-delegatie van 12 augustus 2013 over de opsluiting van Adilur Rahman Khan,
– gezien de verklaring van 6 november 2013 van de hoge commissaris van de VN voor de mensenrechten Navi Pillay over de door Bangladesh opgelegde doodstraf aan 152 soldaten wegens de bloederige opstand in 2009,
– gezien de VN-verklaring over mensenrechtenverdedigers, aangenomen door de Algemene Vergadering van de VN op 9 december 1998,
– gezien de universele periodieke evaluatie van Bangladesh van 2013,
– gezien artikel 122, lid 5, en artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de EU en Bangladesh al lang goede betrekkingen onderhouden, onder andere door de samenwerkingsovereenkomst inzake partnerschap en ontwikkeling;
B. overwegende dat in Bangladesh vóór 25 januari 2014 parlementsverkiezingen zullen worden gehouden, na vijf jaar bestuur door een gekozen burgerregering; overwegende dat vrije, eerlijke en transparante verkiezingen van essentieel belang zijn om het relatief stabiele democratische bestuur dat het land de afgelopen vijf jaar heeft ontwikkeld, te versterken;
C. overwegende dat zo'n dertig Bengalezen om het leven zijn gekomen en er honderden gewond zijn geraakt door het politieke geweld tijdens de algemene stakingen ("hartals") waartoe werd opgeroepen door de Bengalese Nationalistische Partij (BNP) onder leiding van voormalig premier Begum Khaleda Zia, wiens bondgenoot, de partij Jamaat-e-Islami, eiste dat een overgangsregering zonder partijen toezicht zou houden op de volgende verkiezingen en erop aandrong dat premier Sheikh Hasina zou aftreden;
D. overwegende dat deze uitschakelingen ertoe hebben geleid dat sinds vrijdag 8 november 2013 vijf vooraanstaande oppositieleiders door de regering werden gearresteerd, evenals – volgens BNP-bronnen – circa 1000 BNP-aanhangers in plattelandsgebieden;
E. overwegende dat de zittende ministers zijn afgetreden en premier Hasina van de Awami Liga heeft aangeboden een regering met alle partijen te vormen, maar dat de voornaamste oppositiepartij tot dusver niet op dit aanbod is ingegaan;
F. overwegende dat zowel de BNP als de Awami Liga door de jaren heen tegenstrijdige en veranderende ideeën hebben gehad over de verdienste van een overgangsregering, terwijl het hooggerechtshof in mei 2011 heeft verklaard dat de vijftien jaar oude grondwettelijke bepaling dat een gekozen regering aan het einde van haar termijn de macht moet overdragen aan een aangewezen politiek neutraal overgangsbestuur, dat toezicht houdt op nieuwe parlementsverkiezingen, onwettig is; overwegende dat het hooggerechtshof tegelijkertijd oordeelde dat het ongeldig verklaarde systeem nog twee parlementaire zittingsperioden mocht worden toegepast omwille van "de veiligheid van de staat en het volk"; overwegende dat het systeem in 2007-2008 door de laatste door het leger gesteunde overgangsregering in diskrediet is gebracht, toen deze bijna twee jaar lang weigerde verkiezingen te houden en de leiders van de twee voornaamste partijen, Sheikh Hasina en Begum Khaleda Zia (samen met haar zoon Tarique Rahman), liet opsluiten;
G. overwegende dat de Awami Liga na deze uitspraak een vijftiende grondwetswijziging heeft ingevoerd en het overgangssysteem heeft afgeschaft, ongeacht de weigering van de BNP-oppositie aan deze hervorming mee te werken;
H. overwegende dat er, sinds Sheikh Hasina aan de macht is gekomen, vijf regionale verkiezingen zijn gehouden in Bangladesh waar de Awami Liga als verliezer uit de bus is gekomen, en die geen aanleiding hebben gegeven tot bezwaren met betrekking tot onregelmatigheden;
I. overwegende dat het verarmde deel van de Bengalese bevolking, dat voor zijn overleven afhankelijk is van een dagloon, ernstig is getroffen door de stakingen, en overwegende dat de kwetsbare Bengalese economie, die onlangs al te kampen heeft gehad met de traumatische ongevallen in de textielsector, hier waarschijnlijk onder zal lijden;
J. overwegende dat er geruchten de ronde doen dat Jamaat-e-Islami de stakingen bevordert om de procedures met betrekking tot oorlogsmisdaden van zijn leiders te belemmeren;
K. overwegende dat op 5 november 2013 tijdens een van de grootste rechtszaken ooit tegen 152 soldaten de doodstraf werd geëist door het speciale hof dat was opgezet ter vervolging van de tijdens de opstand in 2009 begane misdaden, waarbij 74 mensen, met inbegrip van 57 legerofficieren, brutaal waren vermoord; overwegende dat de hoge commissaris van de VN voor de mensenrechten, Navi Pillay, zijn ontsteltenis heeft uitgesproken over deze doodvonnissen, ook naar aanleiding van verslagen dat de beschuldigden werden gefolterd en dat de mensenrechten tijdens de massaprocessen niet in acht zijn genomen;
L. overwegende dat ngo-activisten, juristen, journalisten en vakbondsleden die opkomen voor de burgerrechten, nog altijd onder druk worden gezet, en overwegende dat de autoriteiten geen doeltreffend onderzoek hebben ingesteld naar buitengerechtelijke executies, folteringen en verdwijningen, zoals bij vakbondsleider en mensenrechtenbeschermer Aminul Islam;
1. geeft uiting aan zijn ernstige bezorgdheid over de aanhoudende stilstand van het dagelijkse leven in Bangladesh als gevolg van algemene, door de BNP en de Jamaat-e-Islami-oppositie georganiseerde stakingen en de confrontatie tussen de twee politieke kampen - de Awami Liga en de oppositie - tijdens de aanloop naar de parlementsverkiezingen;
2. betreurt dat het Bengalese parlement er niet in is geslaagd consensus te bereiken tussen alle partijen ten aanzien van de uitoefening van de macht door de regering in afwachting van de verkiezingen, ook gezien het feit dat de meeste democratieën deze fase afhandelen zonder overgangsregering; verzoekt de Bengalese regering en de oppositie met klem in het belang van Bangladesh te handelen, en te komen tot een compromis dat het Bengalese volk in staat stelt hun democratische wil te uiten;
3. erkent de reputatie van Bangladesh als een tolerante samenleving met meerdere religies, en veroordeelt groepen en facties die te eigen bate spanningen proberen te wekken binnen de samenleving; verzoekt alle groepen en individuen verdraagzaamheid en zelfbeheersing te betrachten, met name vóór, tijdens en na de verkiezingen;
4. verzoekt alle partijen de verkiezingen niet te boycotten, aangezien dit burgers hun politieke keuze zou ontnemen en de sociale en economische stabiliteit evenals de indrukwekkende ontwikkeling van Bangladesh zou ondermijnen, met name wat betreft de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, rampenbeheer, arbeidsrechten en de versterking van de positie van vrouwen;
5. verzoekt de Bengalese verkiezingscommissie de volgende algemene verkiezingen volledig transparant te organiseren en controleren; ondersteunt de erkenning van nieuwe politieke partijen die van plan zijn aan de volgende algemene verkiezingen deel te nemen en aan redelijke criteria voor politieke participatie en vertegenwoordiging te voldoen;
6. roept alle politieke partijen op om zich tijdens het verkiezingsproces te weerhouden van iedere vorm van geweld of aanzetting tot geweld, en om herhaling te voorkomen van de politiek gemotiveerde gewelddadige botsingen die zich voordeden tijdens de eerste helft van 2013; geeft in dit verband uiting aan zijn ernstige bezorgdheid over de recente golf van politiek gemotiveerd geweld waarbij eind oktober 2013 tientallen mensen om het leven kwamen;
7. erkent dat het noodzakelijk is verzoening te bewerkstelligen, recht te doen geschieden en verdachten ter verantwoording te roepen voor de misdaden die tijdens de onafhankelijkheidsoorlog in 1971 zijn begaan; benadrukt en ondersteunt in dit verband de belangrijke rol van het Internationaal Strafhof;
8. betreurt echter het groeiende aantal mensen dat in Bangladesh in de dodencel zit, evenals de doodvonnissen die en masse zijn geëist tegen degenen die betrokken waren bij de grensbewakingsopstand van 2009; dringt aan op de toepassing van nationale en internationale normen met betrekking tot eerlijke processen en een behoorlijke rechtsgang;
9. herhaalt in alle zaken en onder alle omstandigheden sterk gekant te zijn tegen de toepassing van de doodstraf, en verzoekt de bevoegde autoriteiten in Bangladesh als eerste stap in de richting van de afstraffing van de doodstraf een officieel moratorium in te voeren op de voltrekking ervan;
10. verzoekt de Bengalese regering ervoor te zorgen dat het gunstige klimaat voor maatschappelijke organisaties en onder meer mensenrechtenbeschermers – dat veel heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van Bangladesh – weer terugkeert, zodat zij hun activiteiten vrijelijk kunnen uitvoeren;
11. dringt er bij de Bengalese autoriteiten op aan dat zij spoedige, onafhankelijke en transparante onderzoeken uitvoeren naar zaken die betrekking hebben op de schending van de rechten van mensenrechtenbeschermers, met inbegrip van bedreigingen, aanvallen, moorden, foltering en mishandeling, om alle verantwoordelijken te identificeren en te berechten; onderstreept met name de zaak van vakbondsleider Aminul Islam, evenals de zaken van de journalisten Sagar Sarowar en Meherun Runi;
12. is ingenomen met het gezamenlijke initiatief van de Bengalese regering en de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO), in samenwerking met vertegenwoordigers van de overheid en van werkgevers en werknemers, voor het verbeteren van de werkomstandigheden in de confectiekledingsector; spoort Europese en andere internationale kledingmerken ertoe aan de beloften die tijdens de nasleep van de instorting van de Rana Plaza-fabriek werden gedaan, ook in het kader van de overeenkomst inzake gebouwen- en brandveiligheid in Bangladesh, na te komen;
13. verzoekt de Bengalese regering een einde te maken aan de representativiteitsvereiste van 30% voor de registratie van vakbonden, het toepassingsgebied van de arbeidswet uit te breiden en daar ook categorieën werknemers in onder te brengen die er momenteel niet onder vallen, een verbod in te voeren op de bemoeienis van werkgevers met interne vakbondskwesties, het toepassingsgebied van de arbeidswet uit te breiden tot exportproductiezones, de verenigingen voor werknemerswelzijn het recht op collectieve onderhandeling te schenken en de registratie van deze verenigingen te vergemakkelijken;
14. kijkt ernaar uit dat Bangladesh volledig samenwerkt met de verdragsorganen van de VN en een permanente uitnodiging verstrekt met betrekking tot de speciale procedures van de VN‑Mensenrechtenraad;
15. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese Dienst voor extern optreden, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de VN-Mensenrechtenraad en de regering en het parlement van Bangladesh.