Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2013/2178(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0121/2014

Ingediende teksten :

A7-0121/2014

Debatten :

Stemmingen :

PV 26/02/2014 - 7.2
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2014)0133

Aangenomen teksten
PDF 167kWORD 83k
Woensdag 26 februari 2014 - Straatsburg
Optimalisering van het potentieel van ultraperifere gebieden
P7_TA(2014)0133A7-0121/2014

Resolutie van het Europees Parlement van 26 februari 2014 over de optimalisering van het potentieel van ultraperifere gebieden door middel van het scheppen van synergieën tussen de EU-structuurfondsen en andere EU-programma's (2013/2178(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien artikel 349 en artikel 355, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), dat de ultraperifere gebieden een bijzondere status verleent en in "specifieke maatregelen" voorziet voor de volledige toepassing van de Verdragen en het gemeenschappelijk beleid,

–  gezien artikel 107, lid 3, onder a), van het VWEU betreffende steunmaatregelen van staten ten behoeve van die regio's,

–  gezien artikel 174 e.v. van het VWEU waarin de doelstelling van economische, sociale en territoriale samenhang wordt vastgelegd en de structurele financieringsinstrumenten voor de verwezenlijking van die doelstelling worden gedefinieerd,

–  gezien alle mededelingen van de Europese Commissie over de ultraperifere regio's en met name de mededeling van 17 oktober 2008 getiteld "De ultraperifere regio's: een troef voor Europa" (COM(2008)0642),

–  gezien al zijn resoluties over de ultraperifere regio's, en met name zijn resolutie van 20 mei 2008 over de strategie voor de ultraperifere regio's: balans en toekomstperspectieven(1),

–  gezien het werkdocument van de Commissie getiteld "Regions 2020 – an assessment of future challenges for EU regions" (SEC(2008)2868),

–  gezien de boodschap van het eiland Réunion van 7 juli 2008 na afloop van de conferentie "De Europese Unie en haar overzeese entiteiten: strategieën ter bestrijding van klimaatverandering en verlies van biodiversiteit" en gezien de conclusies van de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2009 over de "Evaluatie halverwege van de uitvoering van het biodiversiteitsactieplan van de EU en naar een EU-strategie ten aanzien van invasieve uitheemse soorten",

–  gezien het gezamenlijk memorandum van de ultraperifere regio's van 14 oktober 2009 over "De ultraperifere regio's tot 2020",

–  gezien het gemeenschappelijk platform dat op 6 juli 2010 door de conferentie van Europese Parlementsleden uit de ultraperifere regio's gericht werd aan de voorzitter van de Europese Commissie, José Manuel Durão Barroso,

–  gezien het gezamenlijk memorandum van Spanje, Frankrijk, Portugal en de ultraperifere regio's van 7 mei 2010 getiteld "Een herziene visie op de Europese strategie voor de ultraperiferie",

–  gezien de gezamenlijke bijdrage van de ultraperifere regio's van 28 januari 2011 betreffende het vijfde verslag over de economische, sociale en territoriale cohesie,

–  gezien het verslag van 12 oktober 2011over de Europese ultraperifere regio's op de interne markt: de invloed van de EU in de wereld, rapport aan Europees commissaris Michel Barnier, ingediend door Pedro Solbes Mira,

–  gezien zijn resolutie van 18 april 2012 over de rol van het cohesiebeleid voor de ultraperifere regio's van de Europese Unie in de context van "Europa 2020"(2),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 20 juni 2012 getiteld "De ultraperifere regio's van de Europese Unie: naar een samenwerkingsverband voor slimme, duurzame en inclusieve groei" (COM(2012)0287),

–  gezien het verslag van het Franse parlementslid Serge Letchimy aan de Franse eerste minister getiteld "l'article 349 du Traité sur le fonctionnement de l'Union européenne : contribution à l'application du cadre dérogatoire au service d'un projet global de développement des régions ultrapériphériques",

–  gezien alle gezamenlijke bijdragen en de technische en politieke documenten van de conferentie van voorzitters van de ultraperifere regio's van de Europese Unie en met name de slotverklaring van de negentiende conferentie van voorzitters van de ultraperifere regio's van de Europese Unie van 17 en 18 oktober 2013,

–  gezien artikel 48 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie regionale ontwikkeling (A7‑0121/2014),

A.  overwegende dat de troeven, de hulpbronnen en het potentieel van de ultraperifere regio's, die de Commissie heeft erkend in haar strategie van 2008 en haar mededeling van 2012 en die verband houden met sleutelgebieden voor de EU inzake onderzoek, innovatie en groei, te weinig ondersteund en gefinancierd worden door de Europese fondsen en programma's;

B.  overwegende dat de ultraperifere regio's bestaan uit een groep archipels, eilanden en een niet aan zee grenzende regio in het Amazoneregenwoud, die worden gekenmerkt door gemeenschappelijke specifieke beperkingen die ze onderscheiden van andere bijzondere geografische gebieden van de Unie (insulaire en dunbevolkte regio's en berggebieden);

C.  overwegende dat de ultraperifere regio's – in het licht van de EU‑doelstellingen ter verwezenlijking van de Europa 2020-strategie voor groei, Horizon 2020, de Energie 2020-strategie, de programma's LIFE+ en Natura 2000, en de trans-Europese netwerken voor telecommunicatie, vervoer en energie – regio's van uitzonderlijk grote waarde zijn die een belangrijke bijdrage kunnen leveren om deze uitdagingen aan te pakken;

D.  overwegende dat het in dat opzicht belangrijk is langetermijninvesteringen aan te moedigen en het innovatievermogen van de ultraperifere regio's te stimuleren om hun sociaaleconomische ontwikkeling duurzaam te bevorderen en de slaagkans van de verschillende strategieën van de Unie te vergroten;

E.  overwegende dat voor de verwezenlijking van deze strategieën de structuurfondsen en het Europees investeringsfonds voor de ultraperifere regio's nauwlettend moeten worden gevolgd en moeten worden aangepast of aangevuld om deze gebieden overeenkomstig hun streven te laten bijdragen tot de grote uitdagingen van de Unie;

F.  overwegende dat de huidige context van economische en sociale crisis bijzonder ernstige gevolgen heeft voor de ultraperifere regio's van de Europese Unie, met name op het vlak van het concurrentievermogen en de werkgelegenheid, en dat tijdens de volgende financierings- en programmeringsperiode dringend passende oplossingen moeten worden aangedragen voor het tegengaan van de werkloosheid en het stimuleren van economische groei;

G.  overwegende dat artikel 349 ook gebruikt moet worden als rechtsgrond om de ultraperifere regio's via specifieke maatregelen in staat te stellen in de verschillende EU‑programma's die hun erkende potentieel doeltreffend en concreet kunnen ontwikkelen, de plaats te vinden die hun toekomt;

H.  overwegende dat de ultraperifere regio's gebieden kunnen worden waar proefprojecten kunnen worden uitgevoerd en topprestaties kunnen worden geleverd die de hele EU ten goede kunnen komen, op terreinen zoals: biodiversiteit, milieu, aanpassing aan de klimaatverandering en afzwakking van de gevolgen ervan, omgang met en waarneming van extreme weersomstandigheden, onderzoek, innovatie, lucht- en ruimtevaart, oceanen, "blauwe groei", maritieme ruimtelijke ordening en maritiem beheer, seismologie, vulkanologie, nieuwe ziektes, hernieuwbare energie, vervoer, telecommunicatie, humanitaire interventiecapaciteit in derde landen, en cultuur;

I.  overwegende dat de ultraperifere regio's zich bevinden in het zeebekken van de Caraïben, de Indische Oceaan en de Atlantische Oceaan, waardoor de Unie een mondiale zeemogendheid is, dat hun geostrategische ligging bijdraagt aan de mondiale dimensie van de EU, en dat zij gekenmerkt worden door uitzonderlijke natuurlijke hulpbronnen, mariene rijkdommen en visbestanden, die meer dan 50% van de wereldwijde biodiversiteit vertegenwoordigen;

J.  overwegende dat de ultraperifere regio's een uniek gegeven zijn en zowel binnen als buiten de Unie een gemeenschappelijk geheel vormen dat door de Commissie moet worden bevorderd en ondersteund, met name door de tenuitvoerlegging van gemeenschappelijk beleid;

K.  overwegende dat er om het potentieel van de ultraperifere regio's optimaal te benutten zo groot mogelijke synergieën tussen alle instrumenten, fondsen en programma's van de Unie tot stand moeten worden gebracht;

Nieuwe perspectieven voor de ultraperifere regio's

1.  is ervan overtuigd dat het potentieel, de troeven, de hulpbronnen en de ervaringen van de ultraperifere regio's voor de Unie en de lidstaten een extra kans vormen om de uitdagingen aan te gaan waarmee zij worden geconfronteerd op het gebied van mondialisering, innovatievermogen, groei, sociale cohesie, demografische druk, klimaatverandering, de preventie van grote risico's op natuurrampen, energie, duurzaam beheer van haar natuurlijke hulpbronnen en het behoud van haar biodiversiteit;

2.  is ervan overtuigd dat de verbeterde toegang van de ultraperifere gebieden tot de verschillende EU-fondsen en programma's zowel op korte als op lange termijn de hele Unie ten goede komt; betreurt de Europese tendens om voor vrijwel alle ontwikkelingsprojecten voor de ultraperifere gebieden alleen het cohesiebeleid te gebruiken;

3.  steunt de Commissie in haar streven om, voor elk fonds en programma waarvan de doelstellingen betrekking hebben op de benutting van de kansen van de ultraperifere gebieden om duurzame ontwikkeling te verwezenlijken, een beleid te voeren dat bijdraagt tot autonomie, economische consolidatie en duurzame banen door gebruik te maken van de troeven van die gebieden en van praktische en innoverende maatregelen op grond van artikel 349 VWEU, alsook van ad-hocinstrumenten, met name op het gebied van energie, vervoer en ICT;

4.  onderstreept ook dat het voor de ultraperifere gebieden noodzakelijk en belangrijk is dat Europees beleid, onder meer via specifieke fiscale en douanemaatregelen, bijdraagt aan de bevordering en diversificatie van hun economische basis en aan het scheppen van werkgelegenheid;

5.  beschouwt artikel 349 van het VWEU als een geschikte rechtsgrond voor de vaststelling van specifieke maatregelen voor de ultraperifere regio's, maar betreurt dat slechts in beperkte mate gebruik wordt gemaakt van deze bepaling van het Verdrag, waarin is vastgelegd dat bijzondere regelingen kunnen worden getroffen uit hoofde van de ultraperifere status;

6.  verzoekt de Commissie een contactgroep in te stellen tussen de betrokken Europese commissarissen, de horizontale werkgroep voor de coördinatie van het beleid inzake de ultraperifere regio's en de EP-leden uit de ultraperifere gebieden, om een balans op te maken van de programma's die voor deze gebieden zijn gepland en/of ingezet;

7.  onderstreept dat de ultraperifere regio's, doordat ze ver van het Europese continent liggen, bijdragen tot de uitstraling van een Europese Unie die zich bewust is van haar mondiale dimensie en haar rol in een wereld die grote veranderingen doormaakt;

8.  dringt erop aan dat bij natuurrampen bijzondere aandacht wordt besteed aan ultraperifere regio's vanwege hun specifieke kenmerken, overeenkomstig artikel 349, dat het nemen van specifieke maatregelen mogelijk maakt; herinnert er hierbij aan hoe belangrijk de coördinatie tussen de structuurfondsen en het solidariteitsfonds van de Europese Unie is;

9.  dringt erop aan dat investeringen die worden gedaan via diensten van algemeen economisch belang op het vlak van ICT, vervoer, water en energie een prioriteit worden in deze regio's en pleit voor meer samenhang tussen de staatssteunregelingen in de ultraperifere regio's, met het oog op de doelstellingen van de Europa 2020-strategie;

10.  is ervan overtuigd dat er een nauw verband bestaat tussen de bewustwording van de mondiale rol die de Unie kan spelen, en de aandacht voor haar ultraperifere regio's; is ervan overtuigd dat het feit dat de Unie en de lidstaten onvoldoende beseffen hoe belangrijk en verreikend haar strategische investeringskeuzes voor de ultraperifere regio's zijn en dat daaruit blijkt dat de Unie onvoldoende investeert in haar eigen mondiale en internationale dimensie; acht meer synergie tussen de instrumenten en programma's essentieel voor de bevordering van de internationale samenwerking van de ultraperifere regio's in de wereld;

11.  herinnert eraan dat het voor de bevordering van synergieën tussen de structuurfondsen en de overige programma's van de Unie essentieel is vanuit een macroregionaal perspectief te handelen en strategieën uit te werken voor de macroregio's waarvan de ultraperifere regio's deel uitmaken en daarbij de kenmerken en hulpbronnen van deze regio's te benutten;

12.  verzoekt de nationale en regionale autoriteiten te kiezen voor een meerfondsenaanpak en om zoveel en zo doeltreffend mogelijk verbanden te creëren tussen de structuurfondsen en de financieringsinstrumenten van de andere programma's van de Europese Unie;

13.  verzoekt de Commissie om de Europese strategie ten aanzien van de ultraperifere regio's uit te diepen op een manier die het mogelijk maakt de sterke punten van deze regio's te ontwikkelen en rekening te houden met hun structurele en permanente beperkingen; verzoekt de Commissie in dit verband gevolg te geven aan de voorstellen van de ultraperifere regio's, vooral die welke zijn opgenomen in hun actieplannen;

Synergieën met het programma Horizon 2020

14.  meent dat de ultraperifere regio's over het potentieel beschikken om voorop te lopen op het gebied van onderzoek en technologie op de terreinen waarop de doelstellingen van Horizon 2020 betrekking hebben, zoals lucht- en ruimtevaart, biotechnologie, waarneming van natuurlijke risico's, marien onderzoek, biodiversiteit, hernieuwbare energie, gezondheid, aanpassing aan de klimaatverandering en intelligente vervoerssystemen;

15.  wijst erop dat het cohesiebeleid voor de periode 2014-2020 onder andere tot doel heeft onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie te bevorderen;

16.  betreurt dat de ultraperifere regio's, aangezien hun projecten vanwege hun bijzondere kenmerken slechts in zeer beperkte mate voldoen aan de criteria om EU-steun te krijgen, onvoldoende hebben geprofiteerd van het kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling voor de periode 2007-2013, waardoor zij slechts in geringe mate hebben deelgenomen of succesvol zijn geweest en minder vertegenwoordigd zijn in de Europese onderzoeksnetwerken; verzoekt de Commissie derhalve maatregelen te nemen om het onderzoek in de ultraperifere regio's te steunen en het ontstaan van een kritische massa te bevorderen;

17.  is van mening dat het EFRO alleen niet volstaat om de ultraperifere regio's in staat te stellen te voldoen aan de doelstellingen van de cohesiebeleid en van de EU 2020- en de Horizon 2020-strategie; is in dit verband van mening dat de Commissie de toegang van de ultraperifere regio's tot het Horizon 2020-programma moet aanpassen en waarborgen door specifieke programma's op te zetten die de integratie van de UPR in de Europese en internationale netwerken voor onderzoek en innovatie bevorderen; herinnert er in dit verband aan dat in het onderdeel "Vergroting van de deelname en de verspreiding van topkwaliteit" van de Horizon 2020-strategie wordt benadrukt dat het innovatiescorebord van de Unie significante verschillen aan het licht brengt tussen de prestaties op het gebied van onderzoek en innovatie en de specifieke maatregelen om topkwaliteit te verspreiden en de deelname te vergroten in de lidstaten en regio's die achterlopen op het gebied van onderzoek en innovatie;

18.  pleit voor de opwaardering en de structurele ontwikkeling van de universiteiten van de ultraperifere regio's om in synergie met Horizon 2020 bij te dragen tot de Europese en internationale uitstraling van de universiteiten, de onderzoekcentra, de onderzoekers en de studenten van die regio's; wijst erop dat de programma's ter bevordering van de mobiliteit tussen universiteiten van studenten, docenten en ambtenaren in de ultraperifere regio's ernstig onder druk staan als gevolg van de extra kosten die voortvloeien uit de geïsoleerde ligging en de afstand;

19.  herinnert eraan dat de onderzoeks- en innovatieprogramma's flexibel genoeg moeten zijn om aangepast te kunnen worden aan nieuwe grenzen en uitdagingen die aan onze kennis worden gesteld, zoals de uitdagingen van de diepzee, die een groot potentieel vertegenwoordigen;

20.  wijst op de groeiende economische belangstelling voor de enorm rijke zeebodem en het immense biogenetische, minerale en biotechnologische potentieel van de ultraperifere regio's op deze gebieden, en op de noodzaak hiermee rekening te houden in de nieuwe Europese strategie voor de ultraperifere regio's, zodat zich een kenniseconomie kan ontwikkelen die gebaseerd is op de zee en op de ontwikkeling van economische activiteiten met een grote toegevoegde waarde op gebieden als geneeskunde, farmacie en energie;

Synergieën met de interne markt

21.  verzoekt de Commissie zich te laten leiden door de conclusies van het verslag-Solbes om de ultraperifere regio's meer te integreren en te ontwikkelen in de interne markt;

22.  wijst erop dat de mededinging in de ultraperifere regio's niet op dezelfde wijze verloopt als in de rest van de Europese ruimte omdat de vrije marktwerking in de meeste sectoren die diensten van algemeen economisch belang leveren in die regio's niet mogelijk is omdat hun activiteiten niet aantrekkelijk zijn voor particuliere investeerders; benadrukt dat kwaliteitsproducten in de ultraperifere regio's slechts tegen concurrerende prijzen kunnen worden aangeboden als de betroffen lidstaat dat naar behoren compenseert en dat de Commissie zich met spoed moet gaan buigen over de levering van dergelijke diensten in die regio's teneinde voor meer flexibiliteit en een betere afstemming van het huidige wetgevingskader van de Unie op deze realiteit te zorgen;

23.  verzoekt de Commissie om de mededingingsregels beter te doen naleven om monopolies en kartels in de ultraperifere regio's te voorkomen;

24.  verzoekt de Commissie een gids te publiceren voor kleine en middelgrote ondernemingen in de ultraperifere regio's met betrekking tot hun bijdrage aan de interne markt, en daarbij rekening te houden met de verschillende Europese programma's en fondsen die in de ultraperifere regio's van kracht zijn;

25.  verzoekt de Commissie zich over de extra kosten en hoge kosten van levensonderhoud in de ultraperifere regio's te buigen, en hiermee rekening te houden bij het uitstippelen van het Europees beleid;

Synergieën met het programma LIFE+ en de Energie 2020-strategie

26.  is van mening dat het potentieel van de ultraperifere regio's inzake beheer, behoud en herstel van de biodiversiteit, aanpassing aan de klimaatverandering en ontwikkeling van hernieuwbare energie beter benut kan worden en tegelijk de Unie in staat kan stellen haar eigen doelstellingen te bereiken, door synergieën en aanvullende financiering tussen het cohesiebeleid, het programma LIFE + en de Energie 2020-strategie tot stand te brengen;

27.  merkt op dat het programma LIFE+ voor de periode 2014-2020 gericht is op medefinanciering van innoverende projecten voor milieubehoud en bestrijding van de klimaatverandering; wijst erop dat het van cruciaal belang is synergieën tot stand te brengen met de doelstellingen 5 en 6 van het cohesiebeleid voor het tijdvak 2014‑2020, aangezien het in dit verband noodzakelijk is de deelname van de ultraperifere regio's aan LIFE+ te intensiveren;

28.  betreurt dat de voorbereidende actie BEST niet is omgevormd tot een heus programma voor de ultraperifere regio's en de landen en gebieden overzee, in weerwil van het advies van het Parlement en de conclusies van de Raad van 25 juni 2009;

29.  betreurt dat de te beschermen habitats en dier- en plantensoorten in de Franse ultraperifere regio's niet zijn opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 92/43/EEG inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, waardoor deze richtlijn de facto onmogelijk toe te passen is in de Franse ultraperifere regio's, en deze gebieden niet kunnen deelnemen aan de Natura 2000-netwerken en ‑programma's;

30.  verzoekt de Commissie een specifiek Natura 2000-programma voor de ultraperifere regio's uit te werken op grond van artikel 349 VWEU;

31.  verzoekt de Commissie om, op basis van de goede voorbeelden en resultaten van sommige ultraperifere regio's op het gebied van hernieuwbare energie, maatregelen te bevorderen ter verwezenlijking van energieonafhankelijkheid en van de doelstellingen van de Energie 2020-strategie, en herinnert de Commissie aan het voorstel een specifiek programma betreffende energie op te zetten dat erop is gericht de kosten van bevoorrading, infrastructuur en dienstverlening in de ultraperifere regio's te verminderen, teneinde beleidsmaatregelen inzake hernieuwbare energie te bevorderen, uitgaande van de Posei-programma's, waarbij zo veel mogelijk synergieën met andere actielijnen van de Unie tot stand worden gebracht;

32.  onderstreept dat de benutting van het bestaande potentieel op het gebied van hernieuwbare energiebronnen van eilanden moet worden bevorderd, aangezien zij vanwege de afstand en het geografisch isolement bijzonder afhankelijk zijn van fossiele energie; is dan ook van mening dat er in het Europese energiebeleid instrumenten moeten worden opgenomen waarmee de uitdagingen die geïsoleerde energiesystemen met zich meebrengen adequaat kunnen worden aangepakt;

Synergieën met de Europese jeugdprogramma's

33.  onderstreept dat de doelstellingen 8, 9 en 10 van het nieuwe cohesiebeleid betrekking hebben op werkgelegenheid, sociale inclusie, armoedebestrijding, onderwijs, opleiding en beroepsopleiding;

34.  benadrukt dat de ultraperifere gebieden tot de Europese regio's met de hoogste werkloosheid behoren, met name onder jongeren; wijst er echter op hoe moeilijk het is de fondsen voor de jongerengarantie uit te voeren door middel van co-financiering; betreurt het ontbreken van specifieke bepalingen met betrekking tot de ultraperifere regio's in het programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie en wijst erop dat die regio's moeilijkheden hebben ondervonden bij de benutting van de door het Progress-programma geboden mogelijkheden; wenst dat er een sociale as wordt ontwikkeld door middel van een urgent proefproject voor werkloosheidsbestrijding in de ultraperifere regio's; verzoekt om oprichting van speciale actieteams voor jeugdwerkgelegenheid binnen de Commissie, teneinde de jeugdgarantie ten uitvoer te leggen en het ESF en het Europees Jeugdinitiatief in te zetten;

35.  verzoekt de EIB de ultraperifere regio's op te nemen in haar programma "Banen voor jongeren" en in haar programma "Investeren in competenties";

36.  is bezorgd over de grote uittocht van opgeleide mensen waarmee de ultraperifere regio's te kampen hebben vanwege de hoge werkloosheid en het ontoereikende opleidingsaanbod, terwijl goed geschoolde en opgeleide arbeidskrachten onontbeerlijk zijn voor duurzame groei, met name op de in deze regio's van oudsher belangrijke terreinen, maar eveneens om het ontplooien van nieuwe activiteiten te bevorderen en de mondiale concurrentie het hoofd te bieden;

37.  merkt op dat het nieuwe Erasmus-programma gericht is op de ontwikkeling van een kennismaatschappij; beklemtoont dat de verwezenlijking van dit doel onontbeerlijk is voor de verwezenlijking van de Europa 2020-strategie, die van kennis de drijvende kracht achter de Europese economie maakt; stelt dan ook dat er in de ultraperifere regio's meer synergieën tussen het Erasmus-programma en het ESF tot stand moeten worden gebracht, om het menselijk potentieel en de lokale deskundigheid aan te zwengelen, die de grootste drijfkracht achter groei zijn;

38.  steunt de ontwikkeling van academische capaciteit en nieuwe uitmuntendheidsdomeinen in de ultraperifere regio's om de universiteiten aldaar aantrekkelijker te maken en meer uitstraling te geven in Europa; steunt de ontwikkeling van interuniversitaire partnerschappen, door ze ook uit te breiden tot de universiteiten van derde landen waarmee de ultraperifere regio's bevoorrechte betrekkingen onderhouden; wenst ook dat de programma's ERASMUS+ en EURES de extra vervoerskosten voor hun rekening nemen die het gevolg zijn van de lange afstanden, zodat studenten uit de ultraperifere regio's kunnen profiteren van Europese uitwisselingsprogramma's en de universiteiten van die regio's kunnen proberen meer profijt te trekken uit het Erasmus Mundus-programma tussen de lidstaten en de rest van de wereld;

Synergieën met de trans-Europese netwerken (voor vervoer, telecommunicatie, energie)

39.  herinnert aan het verslag-Teixeira over de rol van het cohesiebeleid voor de ultraperifere regio's van de Europese Unie in de context van "Europa 2020" (2011/2195(INI)) waarin de Commissie wordt verzocht een specifiek programma op te zetten op het gebied van energie, vervoer en informatie- en communicatietechnologie, op basis van Posei-programma's, en met name een specifiek kader voor steun aan de vervoerssector in ultraperifere regio's, onder meer ten behoeve van het openbaar vervoer en de ontwikkeling van het zeevervoer tussen de eilanden;

40.  benadrukt dat er in de ultraperifere regio's synergieën moeten worden ontwikkeld tussen de trans-Europese netwerken, de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (CEF), de programma's Civitas, Horizon 2020 en de investeringen van het EFRO en het cohesiefonds met betrekking tot vervoer, telecommunicatie en energie;

41.  herinnert eraan dat bereikbaarheid een centrale rol speelt in de ontwikkeling van de ultraperifere regio's, dat deze regio's vaak verplicht zijn om een complex intern en extern lucht- en zeevervoersnet te ontwikkelen, wat de voorwaarden voor de mobiliteit en de bereikbaarheid van de ultraperifere regio's bemoeilijkt, dat er geen alternatief is voor het lucht- of zeevervoer en dat ze bovendien te maken hebben met de stijging van de vervoersprijzen, wat op zich al negatieve economische en sociale gevolgen heeft;

42.  is blij dat de Commissie de ultraperifere regio's wil opnemen in de trans-Europese vervoersnetten, maar betreurt het dat het merendeel van die regio's zijn uitgesloten van de prioritaire corridors en dus van financiering uit hoofde van de CEF; verzoekt de Commissie daarop terug te komen in haar strategie ten aanzien van de ultraperifere gebieden en de investeringen in vervoer in de die gebieden te herzien, zodat zij het hoofd kunnen bieden aan hun geïsoleerde ligging en hun insulaire karakter; verzoekt de Commissie een specifiek sectoraal kader voor de ultraperifere regio's op te zetten om de bereikbaarheid en de verbindingen met het Europese continent te verbeteren;

43.  betreurt dat de projecten voor snelwegen op zee niet verder gevorderd zijn doordat de voorrang uitgaat naar verbindingen over korte afstand, waardoor de ultraperifere regio's op discriminerende wijze uitgesloten zijn; verzoekt de Commissie deze uitsluiting te herzien in het kader van haar strategie voor de ultraperifere regio's;

44.  wijst met klem op de noodzaak van herziening van de kaderregeling inzake overheidssteun voor het zeevervoer, teneinde de verstrekking van overheidssteun aan verbindingen tussen ultraperifere regio's en derde landen toe te staan;

45.  wijst er nogmaals op dat de classificatie van regionale luchthavens moet worden aangepast, zodat zij, in het geval van ultraperifere regio's, niet beperkt blijft tot kwesties als passagiersstromen en rendabiliteit;

46.  meent dat de digitale kloof tussen de ultraperifere gebieden en Europa, gezien het belang van de digitale economie, een belemmering vormt voor de ontwikkeling en het concurrentievermogen van de ultraperifere regio's; wijst erop dat de vertraging bij de uitrol en modernisering van ICT in de ultraperifere regio's ertoe leidt dat deze gebieden bovenop hun afgelegen geografische ligging ook nog eens een digitale achterstand oplopen; stelt voor de ontwikkeling van ICT op te voeren door de netwerken uit te breiden en te moderniseren, synergieën met het EFRO tot stand te brengen en deze projecten vlotter toegang te verlenen tot financiering van de EIB en benadrukt bovendien dat het noodzakelijk is om deze regio's prioritair toegang te verlenen tot de programma's GMES en Galileo;

Synergieën met het maritieme beleid van de Unie (GVB, EFMZV)

47.  herinnert eraan dat de ultraperifere regio's bijdragen aan de status van de Unie als mondiale zeemogendheid;

48.  verzoekt de Commissie zich meer bewust te worden van die mondiale maritieme dimensie, het belang van zeeën, oceanen en blauwe groei voor de hele Unie, de strategische ligging van haar ultraperifere regio's alsmede de rol die deze kunnen spelen bij het duurzame gebruik van zeeën, oceanen en kustgebieden, het mondiale zeebeheer en de ontwikkeling van een op de zee gebaseerde kenniseconomie;

49.  stelt vast dat er te weinig synergieën zijn tussen het cohesiebeleid en het GVB, waarin nog onvoldoende rekening wordt gehouden met de kenmerken van deze regio's; benadrukt dat het belangrijk is dat er een Posei-programma voor de visserij blijft bestaan en stelt voor het onderzoek en de innovatie in de maritieme economie te ontwikkelen, als potentiële groeifactoren;

50.  onderstreept dat de ultraperifere regio's afhankelijk zijn van de visbestanden in hun EEZ, die in biologisch en ecologisch opzicht zeer kwetsbaar zijn en dat het daarom belangrijk is hun biogeografisch kwetsbare gebieden op adequate en efficiënte wijze te beschermen, met name door de toegang ertoe voor te behouden aan de plaatselijke vloten die werken met milieuvriendelijk vistuig; beklemtoont dat het nodig is ervoor te zorgen dat de hulpbronnen er op evenwichtige en duurzame wijze worden geëxploiteerd, met behoud van de visserijactiviteit; spreekt de wens uit dat de actoren van de ultraperifere regio’s in de toekomst ook bij de sluiting van de visserijovereenkomsten van de Unie worden betrokken en dat in deze overeenkomsten wordt gedacht aan het belang van de plaatselijke bevolking van de buurlanden op lange termijn, en dat er in de effectbeoordelingen stelselmatig een hoofdstuk over de ultraperifere regio's wordt opgenomen;

51.  betreurt het feit dat het Posei-programma voor de visserij, waarmee een regeling is ingevoerd ter vergoeding van de extra kosten van de afzet van bepaalde visserijproducten uit de ultraperifere regio's als gevolg van de ultraperifere ligging, onlangs is opgenomen in het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) en dus geen autonome regeling meer is die specifiek en uitsluitend bedoeld is voor de regio’s in kwestie, met als gevolg een afzwakking van de positieve discriminatie die in artikel 349 van het VWEU als een recht van de ultraperifere regio's is erkend;

52.  betreurt dat er in het nieuwe GVB voor bepaalde ultraperifere regio’s vanwege hun ligging geen steun voor vlootvernieuwing is toegestaan;

Synergieën met het gemeenschappelijk landbouwbeleid

53.  wijst erop dat landbouw een dynamische sector is die werkgelegenheid verschaft en bijdraagt tot de ontwikkeling van activiteiten met een hoge toegevoegde waarde; herinnert evenwel aan de specifieke kenmerken van de landbouw in de ultraperifere regio’s, die ernstige gevolgen voor deze activiteit hebben, met name de kleine omvang van de bedrijven en de beperkte markt; herinnert eraan dat de derde doelstelling van het nieuwe cohesiebeleid de versterking van kmo's in de landbouwsector is;

54.  merkt op dat de landbouw in de ultraperifere gebieden geconfronteerd wordt met uitdagingen op het vlak van diversificatie en concurrentievermogen, alsook met nieuwe uitdagingen in verband met onder meer de mondialisering, de liberalisering van de markten, zelfvoorziening op voedselgebied en duurzame ontwikkeling;

55.  wijst op de noodzaak van het behoud van Posei, een programma dat zijn nut heeft bewezen en bijzonder goed afgestemd is gebleken op de ultraperifere gebieden, maar lijdt onder een chronische onderfinanciering, waarvoor dringend een oplossing moet worden gevonden; wijst in dit verband op de noodzaak dat Posei de nodige middelen krijgt om de producenten in de ultraperifere regio's het hoofd te helpen bieden aan de gevolgen van de liberalisering, die in diverse sectoren voorzien is in verband met Europees beleid en met internationale overeenkomsten in onder meer de zuivel-, de suiker-, de rum-, de vlees- en de bananensector; benadrukt eveneens het economische, sociale en milieubelang van alle landbouwproducties van de ultraperifere regio's; pleit ervoor dat het Posei-stelsel in een eigen zelfstandig kader blijft voortbestaan;

56.  moedigt de totstandbrenging van synergieën aan tussen het cohesiebeleid en het ELFPO met het oog op een duurzaam beheer van de watervoorraden via modernisering, een uitbreiding van de irrigatiesystemen, de ruimtelijke ordening, opleiding en een toeristische exploitatie van duurzame landbouw en plattelandsgemeenschappen;

57.  verzoekt de Commissie de inheemse landbouwproductie en de afzet in de nabijheid – d.w.z. een plaatselijke kwaliteitsproductie als alternatief voor het importeren van producten - op te voeren;

58.  steunt de invoering van beschermde oorsprongsbenamingen en plaatselijke keurmerken in de ultraperifere gebieden en vraagt een promotiebeleid waarmee kan worden voorzien in de behoeften van de ultraperifere gebieden en gezorgd voor de nodige verdediging van de geografische aanduidingen;

Synergieën met het buitenlands beleid van de Unie

59.  betreurt dat de Europese fondsen, het EOF, het EFRO en de ETC, met name bij grensoverschrijdende samenwerkingsprojecten, nog steeds te weinig gekoppeld zijn, hoewel dat essentieel is om de doelstellingen van deze fondsen te verwezenlijken; herinnert in verband hiermee aan het feit dat ervoor moet worden gezorgd dat de programmeringswijze van het EOF en van het EFRO met elkaar verenigbaar zijn;

60.  verzoekt de Commissie overleg tussen de EU-lidstaten, de ultraperifere regio's, de landen en gebieden overzee en de ACS-landen op gang te brengen om de dialoog te versterken en de integratie van de ultraperifere regio's in hun geografische bekken te bevorderen; onderstreept in verband hiermee het feit dat de EU-delegaties meer een spilrol moeten spelen om de dialoog tussen de diverse spelers op het gebied van de programmering in de ultraperifere regio's, de landen en gebieden overzee en de ACS-landen te bevorderen;

61.  verzoekt de Commissie zich meer bewust te worden van de geostrategische positie van de ultraperifere regio's doordat zij dicht bij heel wat continenten liggen;

62.  verzoekt de Commissie het actieplan voor het grote nabuurschap, waaraan ze sinds 1999 werkt, af te ronden en vast te stellen welke factoren de regionale integratie van de ultraperifere regio's in de respectieve geografische bekkens in de weg staan en hoe dat kan worden opgelost; herinnert in dit verband aan de geprivilegieerde historisch-culturele betrekkingen van elke ultraperifere regio met bepaalde derde landen, alsmede aan de potentiële ontwikkeling van betrekkingen op economisch, commercieel en samenwerkingsgebied met diverse regio's wereldwijd;

63.  roept de Commissie op beter rekening te houden met de gevolgen van de handelsovereenkomsten met derde landen voor de economieën van de ultraperifere regio's door voor te schrijven dat systematisch een voorafgaande effectbeoordeling wordt uitgevoerd inzake de bescherming van zogeheten kwetsbare producten, als dit nodig is, en inzake een billijke vergoeding van de aan specifieke sectoren veroorzaakte schade; verzoekt ook om instelling van een mechanisme voor de raadpleging van de regionale autoriteiten van deze regio’s; beveelt de Commissie aan om voor de lopende internationale overeenkomsten periodieke studies te verrichten om de kwetsbaarheid van de markten in de ultraperifere regio's te beoordelen en daarmee rekening te houden;

64.  betreurt dat in de overeenkomsten met de landen van Latijns-Amerika en de ACS-landen geen rekening is gehouden met de belangen van de ultraperifere regio's en dat er geen effectbeoordeling is uitgevoerd voordat over die overeenkomsten werd onderhandeld;

65.  roept de Commissie op om in de handelsovereenkomsten met de ACS-buurlanden van de ultraperifere regio's systematisch een specifiek hoofdstuk over de totstandbrenging van een UPR-ACS-markt op te nemen met als doel de ultraperifere regio's beter in hun geografische omgeving te integreren;

66.  wijst erop dat de ultraperifere regio's van groot belang zijn voor de ontwikkeling en ontplooiing van het vermogen van de Unie tot humanitaire interventie wanneer zich natuurrampen voordoen; pleit daarom voor instelling van een Europese civiele beschermingsmacht;

Synergie met de programma's ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting

67.  onderstreept dat de ultraperifere regio's te kampen hebben met grote problemen, met name sociale uitsluiting; wijst erop dat doelstelling 9 van het nieuwe cohesiebeleid betrekking heeft op de bevordering van sociale inclusie en de bestrijding van armoede en iedere vorm van discriminatie, en dat het EFRO als investeringsprioriteit steun verleent aan de armste bevolkingsgroepen;

68.  is ingenomen met de goedkeuring van het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen en vraagt dat het bijzonder doeltreffend wordt ingezet in de ultraperifere regio's;

69.  merkt op dat bepaalde ultraperifere regio's met een grote woningnood geconfronteerd worden vanwege de sterke bevolkingsaanwas in sommige van die gebieden; steunt de totstandbrenging van een kader voor investeringen in sociale woningen alsook de vaststelling van specifieke bepalingen om ervoor te zorgen dat de subsidies ter ondersteuning van investeringen in sociale woningen niet worden beschouwd als staatssteun; merkt op dat bepaalde ultraperifere regio’s geconfronteerd worden met een proces van toenemende ontvolking, met als gevolg een achteruitgang van de voor de betrokken plaatsen kenmerkende habitat, een fenomeen dat alleszins moet worden bestreden, door middel van subsidies voor stadsvernieuwing en voor de bevordering van economische activiteiten die aan de diverse plaatsen zijn aangepast, om te voorkomen dat de bevolking vertrekt;

Synergieën met het COSME-programma en de microfinancieringsfaciliteit Progress

70.  merkt op dat bepaalde ultraperifere regio's zich in een omgeving met hevige industriële concurrentie bevinden, met name vanwege de goedkope arbeidskrachten en de overvloed aan grondstoffen in de buurlanden; wijst erop dat de doelstellingen 3 en 8 van het cohesiebeleid voor de periode 2014-2020 gericht zijn op de versterking van het concurrentievermogen van kmo's en de bevordering van hoogwaardige, duurzame werkgelegenheid;

71.  stipt aan dat micro-ondernemingen en kmo's in de ultraperifere regio's, die ondanks de crisis als paddenstoelen uit de grond blijven schieten, te maken krijgen met grotere moeilijkheden wat de toegang tot financiering betreft, hetgeen hun ontwikkeling en voortbestaan in gevaar brengt;

72.  is in dat verband verheugd over de doelstellingen van het nieuwe COSME-programma, dat tot doel heeft Europese kmo's te ondersteunen, met name op het vlak van financiering en de verovering van nieuwe markten; juicht de voortzetting van de microfinancieringsfaciliteit Progress toe; verzoekt de Commissie te zorgen voor de inzet van deze programma's in de ultraperifere regio’s en verwelkomt de mogelijkheid van een dialoog met de EIB en het Europees Investeringsfonds om te onderzoeken of kan worden bijgedragen aan een verbetering van de toegang van de kmo’s van de ultraperifere regio’s tot financiering, met het oog op de creatie van investeringsfondsen in de nabije omgeving in elke ultraperifere regio en de ontwikkeling van regionale markten voor risicokapitaal;

73.  benadrukt dat de economische ontwikkeling van elke ultraperifere regio moet worden aangepast aan zijn potentieel; merkt bijvoorbeeld op dat de afvalverwerkingscapaciteit nog steeds veel te wensen overlaat en dat daar dus mogelijkheden liggen, zowel qua werkgelegenheid als qua milieu;

74.  is ingenomen met de recent begonnen publieksraadpleging met als titel "Groen actieplan voor het midden- en kleinbedrijf"; verzoekt de Commissie de desbetreffende problemen en competenties van kmo's in de ultraperifere regio's mee te nemen in haar toekomstige conclusies;

75.  benadrukt dat toerisme een van de belangrijkste drijvende krachten achter de economie van de ultraperifere regio's is; meent in dit verband dat de ontwikkeling en de modernisering van het hotelbestand in de ultraperifere regio's via gezamenlijke steun uit het EFRO en het COSME-programma onontbeerlijk zijn om met succes te streven naar diversificatie en ontwikkeling van het aanbod inzake duurzaam toerisme in de ultraperifere regio's;

76.  stelt voor om het visumbeleid niet alleen voor de EU-lidstaten maar ook voor bepaalde derde landen te vereenvoudigen om het toeristisch verkeer te vergemakkelijken en reizen naar velerlei bestemmingen tussen de ultraperifere regio's en de buurlanden te bevorderen;

Synergieën met het programma Creatief Europa

77.  merkt op dat bepaalde ultraperifere regio's worden gekenmerkt door een grote multiculturaliteit en dat de culturele kweekvijver van die gebieden ook moet kunnen putten uit en bijdragen tot de Europese culturele kweekvijver; verzoekt de Commissie het programma Creatief Europa open te stellen voor projecten uit ultraperifere regio's;

78.  verzoekt de Commissie een strategie voor de ontwikkeling en de uitstraling van het cultureel erfgoed van de ultraperifere regio’s uit te stippelen, gebaseerd op het Euromed Heritage IV-programma;

o
o   o

79.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) PB C 279 E van 19.11.2009, blz. 12.
(2) PB C 258 E van 7.9.2013, blz. 1.

Juridische mededeling - Privacybeleid