Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2016/2036(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A8-0360/2016

Ingediende teksten :

A8-0360/2016

Debatten :

PV 13/12/2016 - 14
CRE 13/12/2016 - 14

Stemmingen :

PV 14/12/2016 - 9.16
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P8_TA(2016)0503

Aangenomen teksten
PDF 240kWORD 58k
Woensdag 14 december 2016 - Straatsburg
Uitvoering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (artikel 36 VEU)
P8_TA(2016)0503A8-0360/2016

Resolutie van het Europees Parlement van 14 december 2016 over de uitvoering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (2016/2036(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien het jaarverslag van de Raad aan het Europees Parlement over het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid,

–  gezien de artikelen 21 en 36 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU),

–  gezien het Handvest van de Verenigde Naties,

–  gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer,

–  gezien de verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) over politieke verantwoordingsplicht,

–  gezien het gezamenlijke werkdocument van 21 september 2015 over "Gendergelijkheid en empowerment van vrouwen: het leven van meisjes en vrouwen via de externe betrekkingen van de EU veranderen (2016‑2020)" (SWD(2015)0182),

–  gezien de toespraak over de staat van de Unie die voorzitter Juncker op 14 september 2016 heeft gehouden,

–  gezien de mondiale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie (Global Strategy on Foreign and Security Policies of the European Union, EUGS), die op 28 juni 2016 is gepresenteerd door VV/HV Federica Mogherini, en haar voorstellen tijdens de informele vergadering van de ministers van Buitenlandse Zaken van 2 september 2016 in Bratislava,

–  gezien de conclusies van de top van Bratislava van 16 september 2016,

–  gezien het resultaat van de informele vergadering van de ministers van Buitenlandse Zaken van de EU in Bratislava op 27 september 2016,

–  gezien de resolutie van het Europees Parlement van 7 juni 2016 over vredesondersteunende operaties – betrokkenheid van de EU bij de VN en de Afrikaanse Unie(1),

–  gezien de gezamenlijke verklaring van de ministers van Buitenlandse Zaken van de Weimardriehoek, Frank-Walter Steinmeier (Duitsland), Jean-Marc Ayrault (Frankrijk) en Witold Waszczykowski (Polen) over de toekomst van Europa, gedaan te Weimar op 28 augustus 2016,

–  gezien het Frans-Duitse initiatief over defensie van september 2016 met als titel "Hernieuwing van het GVDB",

–  gezien artikel 52 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken en de adviezen van de Begrotingscommissie en de Commissie cultuur en onderwijs (A8‑0360/2016),

A.  overwegende dat de Europese Unie wordt geconfronteerd met ongekende interne en externe uitdagingen, waaronder conflicten tussen staten, de ineenstorting van staten, terrorisme, hybride dreigingen, onzekerheid over de cyber- en energieveiligheid, georganiseerde misdaad en klimaatverandering; overwegende dat de EU enkel doeltreffend op de nieuwe uitdagingen kan reageren als haar structuren en haar lidstaten op een goed gecoördineerde manier samenwerken in de context van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) en het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB);

B.  overwegende dat de EU momenteel wordt omringd door een boog van instabiliteit, aangezien grote delen van het Midden-Oosten en Noord-Afrika (MONA) worden overspoeld door etnisch-religieuze conflicten en oorlogen op afstand, en terroristische groeperingen zoals de zogenaamde ISIS/Daesh en het Jabhat Fateh al-Sham-front zich in de regio uitbreiden; overwegende dat Al Qaida profiteert van het veiligheidsvacuüm in het Midden-Oosten en Noord-Afrika om zich te versterken en dat hun engagement met betrekking tot een wereldwijde jihad onveranderd is;

C.  overwegende dat deze conflicten directe en ernstige gevolgen hebben voor de veiligheid en het welzijn van Europese burgers, omdat ze steeds meer naar de EU overslaan, in de vorm van terrorisme, enorme vluchtelingenstromen of desinformatiecampagnes om onze samenleving te verdelen;

D.  overwegende dat Europa de dreiging van het terrorisme ervaart op haar grondgebied, overwegende dat de recente terroristische aanvallen in Europese steden door radicale, aan ISIS/Daesh verbonden jihadisten deel uitmaken van de alomvattende strategie van deze groepering en een aanvulling vormen op de landoorlog in Syrië, Irak en Libië, de economische oorlog tegen de toeristische sector in Noord-Afrika en onlinepropaganda en cyberaanvallen; overwegende dat duizenden EU-burgers die zich bij dergelijke terroristische groeperingen hebben aangesloten een steeds grotere dreiging vormen voor onze veiligheid in eigen land en elders in de wereld;

E.  overwegende dat het agressieve Rusland de soevereiniteit en onafhankelijkheid van zijn buurlanden blijft schenden en de Europese en mondiale vredes- en veiligheidsorde openlijk uitdaagt; overwegende dat Rusland zich alsmaar autocratischer gedraagt en agressiever dan ooit is tegenover zijn buurlanden sinds de ontbinding van de Sovjetunie in 1991; overwegende dat de officiële Russische propaganda het Westen afschildert als een tegenstander en actief probeert om de eenheid in de Europese Unie en de samenhang binnen het trans-Atlantisch partnerschap aan te tasten in de vorm van desinformatiecampagnes of in de vorm van financiële steun aan eurosceptische en fascistische groeperingen binnen de Unie en in kandidaat-lidstaten;

Het succesverhaal van de EU voortzetten: transformatie door actie

1.  herhaalt dat de Europese Unie een van de grootste successen in de Europese geschiedenis is en dat de transformerende kracht van de EU haar burgers en buurlanden, waaronder veel EU-lidstaten zijn geworden, vrede, stabiliteit en welvaart heeft gebracht; benadrukt dat de EU de grootste economische macht blijft, de meest vrijgevige donor van humanitaire en ontwikkelingssteun en een voortrekker in mondiale multilaterale diplomatie over kwesties als klimaatverandering, internationale justitie, non-proliferatie van massavernietigingswapens en de mensenrechten; vraagt dat de zichtbaarheid van de EU-acties op deze gebieden wordt vergroot;

2.  is van mening dat de huidige interne en externe crisis ook een kans is voor de EU, als dit wordt benut om de EU beter te doen functioneren en te laten samenwerken; is van mening dat de huidige uitdagingen hervormingen vergen om de EU beter en democratischer te maken, en de burgers te kunnen geven wat zij verwachten; herinnert eraan dat Europese burgers een doeltreffend gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid als een prioritair actieterrein voor de EU beschouwen en dat dit een van de beleidsdomeinen is waarin Europese samenwerking de meeste toegevoegde waarde kan opleveren; wijst er derhalve op dat de lidstaten hun mentaliteit moeten wijzigen, aangezien het beschouwen van buitenlands beleid en veiligheid vanuit een bekrompen, nationaal standpunt vandaag achterhaald is; is ervan overtuigd dat geen enkele lidstaat ertoe in staat is de uitdagingen waarmee we vandaag worden geconfronteerd, alleen aan te pakken; is er vast van overtuigd dat de kwetsbaarheid van de EU een rechtstreeks gevolg is van de onvolledige integratie en een gebrek aan coördinatie; benadrukt dat globalisering en multipolariteit integratieprocessen, zoals de EU, noodzakelijk maken; dringt er bij de lidstaten op aan eindelijk voldoende eenheid, politieke wil en wederzijds vertrouwen te tonen om de beschikbare instrumenten in samenspraak te kunnen benutten teneinde onze belangen en waarden na te streven; herhaalt dat de EU alleen een sterke mondiale speler op gelijke voet met andere grootmachten kan zijn als alle lidstaten met één stem spreken en samen in het kader van een sterk buitenlands en veiligheidsbeleid handelen;

3.  is verheugd over de routekaart en de toezeggingen van de top van Bratislava en verwacht een concreet engagement van de lidstaten voor de uitvoering ervan;

4.  herhaalt dat de beleidslijnen van de Unie inzake het buitenland zowel onderling als met andere beleidslijnen met een buitenlandse dimensie moeten overeenstemmen, en dat de in artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie vastgelegde doelstellingen verder moeten worden nagestreefd; merkt op dat voor de opbouw van veerkracht, wat een van de belangrijkste doelstellingen van het GVDB moet zijn, een alomvattende aanpak van verschillende sectoren noodzakelijk is, waarbij vraagtekens worden geplaatst bij de traditionele benadering van buitenlands en veiligheidsbeleid door een brede waaier aan diplomatieke, veiligheids-, defensie-, economische, handels-, ontwikkelings- en humanitaire instrumenten te gebruiken alsook door de onafhankelijkheid te verhogen op het vlak van energiezekerheid; is van mening dat het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid assertiever en doeltreffender moet zijn en meer respect voor menselijke waarden moet hebben; onderstreept dat het beginsel van beleidscoherentie voor ontwikkeling een belangrijk hulpmiddel is om te komen tot een integrale operationele EU-aanpak in overeenstemming met de doelstellingen van Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling;

5.  is verheugd over de goedkeuring van de nieuwe handelsstrategie van de Commissie, getiteld "Handel voor iedereen", waarin zij ernaar streeft mensenrechten in het handelsbeleid te versterken en de positie van de EU als handelsblok te gebruiken om de mensenrechten in derde landen op te krikken; benadrukt dat hiervoor volledige convergentie en complementariteit van beleidsinitiatieven op het gebied van handel en buitenlands beleid nodig zijn, met inbegrip van een nauwe samenwerking tussen de verschillende DG's, de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en de autoriteiten van de lidstaten; benadrukt het belang van de Groep van commissarissen voor extern optreden, voorgezeten door de VV/HV, om de uitvoering van de integrale aanpak een impuls te geven; vraagt de VV/HV om regelmatig van het werk van deze groep verslag te doen aan het Europees Parlement; roept de EU-delegaties op om een gezamenlijk programma op te stellen voor alle beleidsterreinen van het extern optreden om dubbel werk te voorkomen, geld uit te sparen, de efficiëntie te verbeteren en eventuele lacunes op te sporen;

6.  erkent dat klimaatverandering ernstige gevolgen kan hebben voor de regionale en wereldwijde stabiliteit, aangezien de opwarming van de aarde invloed heeft op geschillen over grondgebied, voedsel, water en andere hulpbronnen, economieën verzwakt, de regionale veiligheid bedreigt en een bron van migratiestromen vormt; moedigt de Unie en de lidstaten verder aan om te onderzoeken hoe klimaatverandering kan worden opgenomen in de nationale en communautaire militaire planning en wat in dit verband de juiste capaciteit, prioriteit en reactie kan vormen;

7.  verzoekt de Europese Commissie en de lidstaten om een sterker vermogen op te bouwen om onjuiste informatie en propagandacampagnes gericht tot de EU-bevolking en de buurlanden van de EU te bestrijden; roept alle EU-instellingen en de lidstaten op te erkennen dat de huidige informatieoorlog niet enkel een externe EU-kwestie is, maar ook een interne kwestie; betreurt het onvermogen van de EU om te communiceren en de acties, verdiensten en successen van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid naar behoren voor te stellen aan het publiek van Europa; dringt er bij de Raad, de Commissie en de lidstaten op aan om deze lacune op te vullen door het extern optreden van de EU verantwoordelijker en zichtbaarder te maken;

8.  erkent dat informatie en digitale oorlogvoering een doelbewuste poging is om op Europees en niet-Europees niveau de politieke, economische en sociale structuren te destabiliseren en in diskrediet te brengen; wijst in dit verband op de dringende noodzaak om cyberbeveiliging en cyberdefensie te integreren in al het interne en externe beleid van de Unie, alsook in haar betrekkingen met derde landen; roept de lidstaten op een geautomatiseerd systeem voor de uitwisseling van informatie op te zetten voor cyber- en hybride bedreigingen en aanvallen; vraagt de EU in internationale fora ervoor te pleiten dat de open wereldwijde kerninfrastructuur van het internet een neutrale zone moet zijn; is er verder van overtuigd dat de Unie de steunverlening voor capaciteitsopbouw op het gebied van cyberbeveiliging, de bestrijding van cybercriminaliteit en cyberterrorisme moet intensiveren;

9.  herinnert de EU aan haar belofte om een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid uit te werken op basis van de beginselen van de democratie, de rechtsstaat, de universaliteit en de ondeelbaarheid van de mensenrechten en fundamentele vrijheden, en in overeenstemming met het Handvest van de Verenigde Naties en het internationaal recht; herinnert aan het EU-actieplan inzake mensenrechten en democratie dat benadrukt hoe belangrijk het is dat de EU haar mensenrechten- en genderbeleid verwerkt in missies en operaties in verband met crisisbeheer; herinnert aan het belang van de zogeheten "mensenrechtenclausule" die sinds het begin van de jaren negentig in alle kaderovereenkomsten met derde landen wordt opgenomen;

10.  herinnert eraan dat het uitbreidingsbeleid een van de meest succesvolle is van de EU en dat het heeft bijgedragen aan het garanderen van stabiliteit, democratie en welvaart op het Europese continent; herhaalt zijn grote steun voor het uitbreidingsproces, op voorwaarde dat de criteria van Kopenhagen, waaronder de integratiecapaciteit, worden vervuld; onderstreept de noodzaak om de samenwerking te intensiveren tussen de Unie en de kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten op gebieden als migratie, veiligheid, de bestrijding van terrorisme en georganiseerde misdaad en de bestrijding van mensenhandel; roept de kandidaat-lidstaten op om hun uiterste best te doen om hun beleid aan te passen aan het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid/gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid van de Unie;

11.  onderstreept het belang dat de Unie hecht aan een op regels gebaseerde internationale orde en een doeltreffend door de VN geleid multilateraal systeem; spreekt zijn erkenning uit voor het strategische partnerschap op het gebied van vredehandhaving en crisisbeheer tussen de EU en de VN sinds 2003; moedigt de EU en de lidstaten aan om steun te verlenen aan de vredeshandhaving door de VN en om met de VN samen te werken voor de versterking van de capaciteiten van regionale organisaties op het gebied van vredeshandhaving, met name van de Afrikaanse Unie, rekening houdend met de Afrikaanse Vredesfaciliteit; verzoekt de EU-lidstaten hun militaire en politionele deelname aan VN-vredeshandhavingsmissies aanzienlijk uit te breiden; is verheugd over de verbintenis van de mondiale strategie van de EU met de NAVO als hoeksteen van de collectieve veiligheid van Europa, en over het engagement om de Verenigde Naties te versterken als basis van de internationale orde;

12.  benadrukt dat de huidige crises de beperkingen van de Verenigde Naties aantonen; vraagt de EU en haar lidstaten hun hele gewicht in de schaal te leggen voor een hervorming van de Veiligheidsraad, met name wat betreft de ontzegging van het vetorecht bij massale gruweldaden;

13.  benadrukt dat de effectieve tenuitvoerlegging van de door de HV/VV in juni 2016 voorgestelde mondiale strategie van de EU voor buitenlands en veiligheidsbeleid niet mogelijk is zonder sterk engagement, ownership, politieke wil en leiderschap van de lidstaten; onderstreept dat de lidstaten gepaste personele en financiële middelen moeten toekennen voor de tenuitvoerlegging van deze strategie, in het bijzonder op het cruciale domein van conflictpreventie, veiligheid en defensie; benadrukt de praktische en financiële voordelen van verdere integratie van de Europese defensiecapaciteiten;

14.  uit zijn tevredenheid over de intentie om een uitvoeringsplan over veiligheid en defensie op te stellen; benadrukt dat dit uitvoeringsplan moet worden aangevuld met een witboekproces, waarbij het ambitieniveau, de taken, de vereisten en de prioriteiten inzake vermogens voor Europese defensie nader worden gespecificeerd; vraagt de VV/HV om zo spoedig mogelijk in nauwe samenwerking met de lidstaten en de Commissie aan een dergelijk witboek te beginnen werken om in 2017 met de eerste resultaten te komen;

15.  is ingenomen over het voorstel om jaarlijks te reflecteren over de stand van zaken met betrekking tot de tenuitvoerlegging van deze strategie; is van mening dat deze reflectie moet plaatsvinden in het kader van een jaarlijks debat in het Parlement op basis van een door de VV/HV opgesteld tenuitvoerleggingsverslag;

16.  is van mening dat de algemene strategie regelmatig moet worden gereviseerd en een analyse over de tenuitvoerlegging ervan moet worden verstrekt, gelijktijdig met de verkiezingscyclus en het aantreden van elke nieuwe Commissie, om na te gaan of de doelstellingen en prioriteiten nog overeenstemmen met de uitdagingen en bedreigingen;

17.  benadrukt dat het extern optreden van de EU op drie pijlers moet zijn gebaseerd: diplomatie, ontwikkeling en defensie;

Verantwoordelijkheid nemen voor onze veiligheid: voorkom, verdedig, schrik af, reageer

18.  benadrukt dat de EU haar veiligheids- en defensiecapaciteiten moet versterken, aangezien ze haar volledige potentieel als mondiale macht enkel kan benutten als ze haar ongeëvenaarde soft power met hard power combineert, als deel van de alomvattende EU-aanpak; herinnert eraan dat gemeenschappelijke en sterkere civiele en militaire capaciteiten essentiële elementen zijn voor de EU om ten volle op crises te reageren, de weerbaarheid van partners op te bouwen en Europa te beschermen; merkt op dat aangezien internationale betrekkingen opnieuw door machtspolitiek worden gedomineerd, verdedigings- en afschrikcapaciteiten essentieel zijn voor onze invloed tijdens diplomatieke besprekingen; herhaalt in dit verband dat het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid moet worden versterkt en uitgediept, omdat een toename van synergieën door middel van versterkte defensiesamenwerking op basis van de behoeften van alle lidstaten en door gerichte investeringen de enige realistische manier is om onze militaire capaciteiten te versterken in tijden van budgettaire beperkingen; is van mening dat een versterkte Europese samenwerking op het gebied van veiligheid en defensie zou leiden tot meer doeltreffendheid, eenheid en efficiëntie en dat de EU en haar lidstaten de noodzakelijke technologische en industriële vermogens enkel door dergelijke nauwere samenwerking kunnen verwerven;

19.  is ervan overtuigd dat bijkomende financiering van de lidstaten en inspanningen om synergie in de hand te werken ook noodzakelijk zijn gezien de reeds ondergefinancierde EU-begroting, bijkomende inspanningen voor operaties, administratieve kosten, voorbereidende acties en pilootprojecten in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid; roept de Commissie en de lidstaten op om gebruik te maken van de huidige herziening van het meerjarig financieel kader (MFK) om tegemoet te komen aan de budgettaire behoeften voor de toenemende uitdagingen op het gebied van veiligheid; roept de lidstaten op hun defensie-uitgaven te verhogen om het door de NAVO vastgestelde capaciteitsdoel van minimaal 2 % van het bbp aan defensie-uitgaven te verwezenlijken; benadrukt dat besparingen en herverdeling van de middelen mogelijk zijn door een betere coördinatie en een daling van het aantal overlappende activiteiten tussen de EU en de lidstaten;

20.  is van mening dat de in het Verdrag van Lissabon verstrekte instrumenten eindelijk moeten worden ingevoerd, met name de permanente gestructureerde samenwerking op het gebied van defensie (PESCO); is van mening dat een flexibele alomvattende aanpak waarbij open en proactieve participatie van alle lidstaten wordt aangemoedigd, essentieel is bij de uitvoering van de PESCO; is verheugd over de gezamenlijke nota van de defensieministers van Frankrijk en Duitsland over de "hernieuwing van het GVDB" en het Italiaanse voorstel voor een "sterkere Europese defensie", en steunt het doel voor wat betreft een positief besluit over de oprichting van de PESCO tijdens de Raad Buitenlandse Zaken en Defensie van november 2016 volledig; vraagt de HV/VV voor dit initiatief en andere recente voorstellen ter versterking van het GVDB het voortouw te nemen zodat de basis wordt gelegd voor verdere ambitieuze besluiten over het GVDB tijdens de Raad Buitenlandse Zaken en Defensie van november 2016 en de Europese Raad van december 2016, waaronder:

   het creëren van een permanent civiel-militair hoofdkwartier, met een even belangrijk militair plannings- en uitvoeringsvermogen en civiel plannings- en uitvoeringsvermogen (CPCC), dat de strategische en operationele planning in de hele planningscyclus zou verbeteren, de civiel-militaire samenwerking zou versterken en het vermogen van de EU om snel op crises te reageren zou verbeteren;
   het versterken van de snellereactie-instrumenten van de EU, met name door de bruikbaarheid van de gevechtsgroepen te verbeteren door het operationaliseren van artikel 44 en door het Eurokorps te versterken en beter te gebruiken voor GVDB‑missies en ‑operaties;
   het uitbreiden van de gemeenschappelijke financiering van GVDB‑operaties, onder meer door een dringende en grondige herziening van het Athena-mechanisme, waar de verklaring over de gevechtsgroepen in verwerkt zal zijn en hetgeen nodig is om te garanderen dat EU-missies kunnen worden gefinancierd via collectieve fondsen in plaats van door de individuele deelnemende lidstaten, en zo een mogelijke hindernis voor lidstaten om strijdkrachten in te zetten weg te nemen;
   het opzetten van een defensieconfiguratie van de Raad;

21.  moedigt een herziening aan van de aanpak van de EU met betrekking tot civiele GVDB‑missies, van de aard van de interventies tot de doelstellingen ervan en de personen die erbij betrokken zijn, om ervoor te zorgen dat ze goed worden uitgestippeld, uitgevoerd en ondersteund; is ingenomen met de geboekte vooruitgang van de GVDB‑missies en ‑operaties, ondanks hun tekortkomingen; roept op tot meer flexibiliteit in de financiële regels van de EU ter ondersteuning van haar mogelijkheden om op crises te reageren en ter uitvoering van bestaande bepalingen in het Verdrag van Lissabon; steunt de oprichting van een opstartfonds voor de dringende financiering van de beginfases van militaire operaties; is van mening dat de EU via een nieuwe, effectievere besluitvormingsprocedure om te beslissen over militaire EU-missies sneller en daadkrachtiger zou kunnen optreden bij dreigingen en crises; toch moet de beslissing om troepen in te zetten voor dergelijke missies op het niveau van de lidstaten worden genomen;

22.  onderstreept dat elk besluit in de richting van een Europese defensie-unie, zoals de ontwikkeling van een betere permanente gestructureerde samenwerking op het gebied van defensie en de creatie van gemeenschappelijke defensie-instrumenten, moet worden genomen met eenparigheid van stemmen in de EU‑lidstaten;

23.  betreurt dat de alomvattende taken voortgekomen uit de Raad Buitenlandse Zaken van november 2013, de Europese Raad van 2013 en de Europese Raad van 2015 nog niet volledig zijn uitgevoerd door de Europese Commissie, de EDEO, het EDA en de lidstaten; vraagt de VV/HV en de commissaris voor Interne Markt, Industrie, Ondernemerschap en Midden- en Kleinbedrijf om de uitvoering van eerdere besluiten te beoordelen en voor te leggen aan het Parlement vooraleer nieuwe taken worden voorgesteld; spoort aan tot spoed op het vlak van het lopende werk over het Europees defensieactieplan en de inspanningen van de Commissie om de defensiesamenwerking te maximaliseren, met inbegrip van stimulansen op bijvoorbeeld het vlak van interne-markt-, openbare aanbestedings-, onderzoeks-, vervoers-, ruimte-, cyber-, energie- en industriebeleid; neemt kennis van het voorstel van de Franse president voor een Europees veiligheids- en defensiefonds en steunt de ontwikkeling van nieuwe en innovatieve financierings- en investeringsconcepten, ook via de Europese Investeringsbank en publiek-private partnerschappen;

24.  wijst erop dat aangezien de lidstaten moeite hebben om een zeer brede waaier aan volledig operationele defensiecapaciteiten in stand te houden, er meer moet worden gecoördineerd en duidelijkere keuzes moeten worden gemaakt over welke capaciteiten in stand worden gehouden, zodat de lidstaten zich in bepaalde capaciteiten kunnen specialiseren; wijst op de praktische en financiële voordelen van een verdere integratie van Europese defensiecapaciteiten en neemt kennis van verschillende lopende initiatieven die in een breder kader zouden moeten worden geplaatst om een slimme routekaart uit te tekenen; steunt de voorstellen voor een "Europees semester voor defensie" en vraagt de VV/HV hiervoor concrete voorstellen te doen; is van mening dat interoperabiliteit van essentieel belang is om de strijdkrachten van de lidstaten compatibeler en meer geïntegreerd te maken; moedigt de lidstaten aan om nieuwe methoden te zoeken voor gezamenlijke verwerving, onderhoud en behoud van strijdkrachten en materiaal;

25.  looft de rol die het Europees Defensieagentschap speelt voor de bevordering en coördinatie van capaciteitsontwikkeling en vraagt dat het agentschap wordt versterkt, met name door de begroting te vergroten; benadrukt dat voor het personeel en de exploitatiekosten van het agentschap EU‑middelen moeten worden toegewezen; roept de VV/VH en de lidstaten op om de organisatie, de procedures en de activiteiten uit het verleden van het EDA te beoordelen;

26.  brengt in herinnering dat Europa een concurrerende en innovatieve industriële en technologische basis in stand moet houden die deze capaciteiten kan ontwikkelen en produceren; herhaalt dat een geïntegreerde defensiemarkt en de consolidering van de Europese defensie-industrie absoluut noodzakelijk zijn om schaalvoordelen en grotere efficiëntie te bereiken;

27.  uit zijn tevredenheid over het voorstel van voorzitter Juncker om een Europees defensiefonds op te richten om onderzoek en innovatie te verbeteren; is ingenomen over het opzetten van een voorbereidende actie voor onderzoek in verband met defensie, dat moet worden gevolgd door een uitgebreid en speciaal door de EU gefinancierd Europees defensie-onderzoeksprogramma (EDRP) binnen het volgende MFK, waaronder bijkomende financiële middelen door de lidstaten;

28.  vraagt een actievere rol voor de EU op het gebied van ontwapening, non-proliferatie en wapenbeheersing; vraagt de Raad ervoor te zorgen dat de VV/HV een actievere rol kan spelen bij de conflictbeslechting en de vredeshandhaving;

29.  herinnert eraan dat in de integrale EU-strategie wordt gepleit voor investeringen in conflictpreventie, maar dat in werkelijkheid zowel de Commissie als de Raad in de begroting 2017 verstrekkende bezuinigingen op het enige EU-instrument voor conflictpreventie (IcSP) hebben voorgesteld; benadrukt dat het, gezien de vele uitdagingen op het gebied van veiligheid in het Europese nabuurschap en daarbuiten, nodig is om de inspanningen op het gebied van conflictpreventie, bemiddeling en verzoening te verdubbelen;

30.  erkent dat de externe en interne veiligheid steeds meer onderling afhankelijk zijn en is van mening dat voor de huidige uitdagingen op het vlak van veiligheid nood is aan een kritische analyse van ons veiligheidsbeleid om een consistent en eenvormig beleid op te stellen dat betrekking heeft op zowel interne als externe dimensies, met inbegrip van aspecten als terrorismebestrijding, cyberveiligheid, energiezekerheid, hybride bedreigingen, strategische communicatie en kritieke infrastructuren; dringt er bij de veiligheidsdiensten van de lidstaten op aan de coördinatie en de samenwerking te verbeteren en meer inlichtingen en informatie uit te wisselen, en vraagt alle lidstaten hun wettelijke verplichting om in de bestrijding van terrorisme en de georganiseerde misdaad inlichtingen uit te wisselen met Europol en Eurojust na te leven; dringt er bij de EU op aan haar samenwerking en uitwisseling van inlichtingen met derde landen verder te versterken in het kader van de bestrijding van terrorisme en georganiseerde misdaad en daarbij het internationaal humanitair recht en het internationale recht inzake de mensenrechten te eerbiedigen; looft de start van het Europees grens- en kustwachtagentschap;

31.  is ingenomen met de gezamenlijke verklaring over samenwerking tussen de NAVO en de EU tijdens de top van Warschau; verleent volledige steun aan de diepere samenwerking tussen de NAVO en de EU op het vlak van cyberdefensie, migratie, strategische communicatie en de reactie op hybride bedreigingen; vraagt de VV/HV tegen eind 2016 specifieke voorstellen te doen voor de follow‑up op de gezamenlijke verklaring van Warschau; is ervan overtuigd dat de NAVO cruciaal is voor de collectieve veiligheid van Europa, maar benadrukt dat EU‑reactiecapaciteiten behouden moeten worden; wijst erop dat een sterkere NAVO en een sterkere EU elkaar wederzijds versterken en aanvullen; is verheugd over de verbintenis van de mondiale strategie van de EU met de NAVO als hoeksteen van de collectieve veiligheid van Europa; benadrukt dat de Unie optimaal gebruik moet maken van de beschikbare veiligheids- en defensiemiddelen en dubbel werk moet voorkomen; is verder van mening dat de Unie en haar lidstaten nauwer moeten samenwerken met de NAVO om ervoor te zorgen dat het "Smart Defence"-initiatief van de NAVO en het "Pooling and Sharing"-initiatief van de EU elkaar aanvullen en elkaar wederzijds versterken;

32.  benadrukt dat de veiligheid van de EU-lidstaten ondeelbaar is en dat alle lidstaten overeenkomstig artikel 42, lid 7, VEU, hetzelfde veiligheidsniveau moeten genieten, en daarom eveneens naar evenredigheid dienen bij te dragen en deel te nemen aan de veiligheid van de Unie en gedane toezeggingen moeten nakomen; merkt verder op dat in dit artikel ook is bepaald dat dit het specifieke karakter van het veiligheids- en defensiebeleid van bepaalde lidstaten onverlet laat;

33.  erkent dat op het vlak van GBVB/GVDB naar creatieve oplossingen moet worden gezocht voor samenwerking tussen de EU en het VK;

34.  is van mening dat de Europese veiligheidsarchitectuur, die gebaseerd is op de Slotakte van Helsinki (1975) en op de vier "sferen" ervan ernstige schade heeft opgelopen door de illegale militaire interventies van Rusland in de Krim en in het oosten van Oekraïne, moet worden versterkt;

35.  vindt dat een nieuwe, realistischere strategie voor de betrekkingen van de EU met Rusland moet worden gedefinieerd, die is gebaseerd op een geloofwaardig afschrikkend effect, maar ook op dialoog op domeinen van gemeenschappelijk belang, zoals terrorismebestrijding, non-proliferatie en handel; onderstreept tegelijkertijd het belang om meer te investeren in de samenwerking met en de ondersteuning van het Russische maatschappelijk middenveld, teneinde de basis voor de betrekkingen tussen de Unie en Rusland op lange termijn te versterken; benadrukt dat sancties noodzakelijk waren als reactie op en de meest doeltreffende manier zijn gebleken om verdere Russische agressie in Oekraïne te beletten; herinnert eraan dat de opschorting van de sancties in kwestie afhankelijk is gesteld van de volledige tenuitvoerlegging van de akkoorden van Minsk; steunt volledig de oplegging door de Unie van beperkende maatregelen aan personen en entiteiten in Rusland als reactie op de illegale annexatie van de Krim en de opzettelijke destabilisatie van Oekraïne, en onderstreept dat de EU de optie van bijkomende graduele sancties moet openhouden, in het bijzonder tegen hoogtechnologische producten in de olie- en gas-, IT- en bewapeningssector, als Rusland internationaal recht blijft schenden; is van mening dat het in het gemeenschappelijk belang van de EU en Rusland is om betere betrekkingen te verwezenlijken op voorwaarde dat internationaal recht wordt toegepast;

36.  roept de EU-lidstaten en de internationale gemeenschap op om zich eensgezind uit te spreken om de Russische regering duidelijk te maken dat haar acties kosten en consequenties zullen hebben; eist verder een de-escalatie van de huidige crisis en dringt er bij de Unie en haar lidstaten op aan samen te werken met internationale partners om diplomatieke, politieke en economische druk uit te oefenen op de Russische regering om een einde te maken aan haar agressie; is ingenomen met de besluiten van de NAVO-top van Warschau in deze context; benadrukt zijn engagement voor de eenheid, de soevereiniteit en de territoriale integriteit van Oekraïne; onderstreept dat de verkiezingen die zijn gehouden op het bezette grondgebied van de Krim ongeldig zijn;

37.  vindt dat het belangrijk is manieren te vinden om de huidige spanningen te de-escalaren en een constructieve dialoog aan te gaan met Rusland om maatregelen te identificeren ter vermindering van het risico op gevaarlijke misverstanden en misrekeningen; benadrukt dat de wederzijdse transparantie in militaire activiteiten moet worden verhoogd om maritieme en luchtincidenten met Rusland te voorkomen en dat gemeenschappelijke normen voor het omgaan met mogelijke ongevallen en incidenten moeten worden ontwikkeld; is van mening dat niet‑coöperatieve militaire vluchten zonder actieve transponders een ernstig gevaar vormen voor de burgerluchtvaart en acht het noodzakelijk maatregelen te formuleren om deze vluchten zo vroeg mogelijk op te sporen en tot een internationale aanpak te komen om aan dit veiligheidsrisico een einde te maken; is verder van mening dat de samenwerking met Rusland bij het recente nucleaire akkoord met Iran vooruitzicht biedt op betere betrekkingen op andere terreinen, waaronder met de NAVO, die kunnen dienen om de spanningen te verminderen in gebieden als de Oostzee, Syrië en Oekraïne;

38.  dringt er bij de EU op aan haar samenwerking met de landen van het Oostelijk Partnerschap te intensiveren om hun democratische instellingen, weerstand en onafhankelijkheid te versterken, inclusief door ambitieuze, volwaardige GVDB-missies op te zetten met de opdracht de veiligheid en stabiliteit te verbeteren; vraagt de Unie een actievere en meer doeltreffende rol te spelen bij de conflictbeslechting en de vredeshandhaving; roept de lidstaten op om de steun aan Oekraïne uit te breiden, met inbegrip van adequate verdedigingssystemen, om een militaire escalatie in Oost-Oekraïne tegen te gaan en om van EU East StratCom een permanent EU-onderdeel te maken en om voldoende personele en financiële middelen beschikbaar te stellen zodat het beter kan functioneren; steunt verder de wens tot toenadering tot de EU van die landen, alsook hun hervormingsagenda met betrekking tot gebieden als de rechtstaat, de economie, het openbaar bestuur, de bestrijding van corruptie en de bescherming van minderheden;

39.  wijst op de belofte van de EU aan haar partners in haar nabuurschap om de sociale en politieke hervormingen te ondersteunen, om de versterking van de rechtsstaat te consolideren, om de mensenrechten te beschermen, alsook om de economische ontwikkeling te bevorderen, als belangrijkste instrumenten om de internationale orde te versterken en de stabiliteit van haar nabuurschap te waarborgen; erkent dat er geen uniforme aanpak kan worden vastgesteld voor de ambities van het beleid van de EU en dat deze derhalve flexibeler en reactiever moeten zijn ten aanzien van de veranderende situaties in de oostelijke en zuidelijke nabuurschappen; merkt op dat het herziene Europees nabuurschapsinstrument zijn doel niet heeft bereikt, vooral op het gebied van het "meer voor meer"-beginsel; moedigt de overweging van het "less for less"-beleid aan voor landen die op het gebied van bestuur, democratie en mensenrechten achteruitgaan;

40.  benadrukt dat het voor de EU van strategisch belang is de betrekkingen met de VS en Canada te verdiepen en tegelijkertijd de betrekkingen met Centraal- en Zuid-Amerika te versterken, niet alleen om het biregionale partnerschap te versterken, maar ook om gezamenlijk belangrijke wereldwijde uitdagingen aan te pakken; erkent dat de EU verreweg de belangrijkste economische partner voor de Verenigde Staten is, en omgekeerd, terwijl beiden belangrijke internationale bondgenoten zijn, zowel in bilateraal verband als in NAVO-verband, alsook op gebieden als Syrië, Oekraïne en het nucleair akkoord met Iran; moedigt de Unie en de lidstaten aan om ervoor te zorgen dat deze relatie na de Amerikaanse presidentsverkiezingen in november 2016 wordt voortgezet op basis van gedeelde waarden;

Veerkracht opbouwen en in een echt alomvattende benadering investeren: ontwikkel, steun en versterk

41.  benadrukt dat het garanderen van vrede en stabiliteit op ons continent, in de ons omringende landen en in Afrika nu de kern moet zijn van de acties van Europa; erkent dat duurzame ontwikkeling niet mogelijk is zonder veiligheid en dat duurzame ontwikkeling de voorwaarde is voor veiligheid, stabiliteit, sociale rechtvaardigheid en democratie; vindt dat de onderliggende oorzaken van instabiliteit en gedwongen en irreguliere migratie moeten worden aangepakt, namelijk armoede, het gebrek aan economische kansen, gewapende conflicten, slecht bestuur, klimaatverandering, mensenrechtenschendingen, ongelijkheid en een handelsbeleid dat geen oplossingen biedt voor deze uitdagingen; meent dat veiligheid, economische en sociale ontwikkeling en handel onderdelen van dezelfde alomvattende strategie zijn en in overeenstemming moeten zijn met het beginsel van beleidscoherentie voor ontwikkeling zoals verankerd in artikel 208 van het Verdrag van Lissabon; vraagt om Europese en internationale (VN, G20) actie tegen illegale financiële stromen uit Afrika;

42.  wijst erop dat de EU bijzondere aandacht moet besteden aan de verbetering van de leefomstandigheden in haar nabuurschap en daarbij gebruik moet maken van alle beschikbare beleidsinstrumenten, waaronder handel, ontwikkelingshulp, milieubeleid en diplomatie, en crisisbeheerscapaciteiten; is in dit verband ingenomen met de nieuwe migratiepartnerschappen en het extern investeringsplan van de EU en verzoekt te worden betrokken bij de uitvoering van die instrumenten; onderstreept dat een nieuwe benadering van Afrika moet worden ontwikkeld op basis van de waarden en beginselen van de EU, waarbij betere mogelijkheden voor handel, investeringen, toegang tot energie en economische groei moeten worden geboden en Afrikaanse landen moeten worden gesteund bij de opbouw van democratische, transparante en doeltreffende instellingen, en bij het treffen van maatregelen om de effecten van klimaatverandering te beperken; is ervan overtuigd dat de EU haar ontwikkelings- en handelsbeleid moet herzien om ervoor te zorgen dat deze in overeenstemming met onze waarden zijn en daadwerkelijk bijdragen tot deze doelstellingen; vraagt de EU en in het bijzonder de lidstaten te strijden tegen illegale geldstromen en hun financiële toezeggingen aan de regio aanzienlijk te verhogen, onder meer via het trustfonds voor Afrika, het Europees extern investeringsplan en het Europees Ontwikkelingsfonds; onderstreept de belangrijke rol van de EU bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de Agenda 2030; is van mening dat de particuliere sector een belangrijke rol bij ontwikkeling kan spelen als zij opereert binnen een juridisch bindend kader dat de verantwoordelijkheden van de zakensector vaststelt betreffende de naleving van mensen-, sociale en milieurechten;

43.  erkent dat de steunverlening door de Unie aan slachtoffers van rampen, vluchtelingen en andere hulpbehoevende personen gemengde resultaten heeft opgeleverd;

44.  vestigt er de aandacht op dat de strijd moet worden opgevoerd tegen onderliggende oorzaken die de voedingsbodem vormen voor terrorisme en radicalisering, die voornamelijk West-Afrika, de Sahel, de Hoorn van Afrika en het Midden-Oosten treffen en zich in ongekende mate op Europa richten; dringt er bij de EU op aan gecoördineerde diplomatieke inspanningen te ondernemen, samen met de VS en andere internationale partners, om partners in de regio, zoals Turkije, Saudi-Arabië en Iran, ervan te overtuigen dat een gemeenschappelijke, juridisch gefundeerde strategie voor deze mondiale uitdaging noodzakelijk is; spoort aan tot verdere samenwerking en gecoördineerd optreden met andere landen bij deze strijd en dringt er bij de statelijke en niet-statelijke actoren in de regio op aan de sektarische en etnische spanningen niet verder aan te wakkeren; spreekt zijn grote bezorgdheid uit over de ernstige schendingen van het internationale humanitaire recht en de mensenrechtenverdragen in Jemen, waaronder het bombardement van een begrafenis in Sanaa op 8 oktober 2016; eist een dringend, onafhankelijk, internationaal onderzoek naar deze en andere schendingen van het internationale humanitaire recht en de mensenrechten; roept de Unie en de lidstaten op om iedere samenwerking in Jemen op te schorten totdat deze schendingen zijn onderzocht en de verantwoordelijke partijen aansprakelijk zijn gesteld; eist de onmiddellijke opheffing van de blokkade van Jemen en roept alle partijen bij het conflict op om de dialoog te hervatten en te werken aan een duurzaam staakt-het-vuren; herhaalt dat er geen militaire oplossing is voor het conflict;

45.  moedigt de invoering aan van thematische kaders om samenwerking tussen de Unie, de zuidelijke nabuurschap en belangrijke spelers in de regio, in het bijzonder in Afrika, voor te stellen en af te stemmen op regionale uitdagingen zoals veiligheid, ontwikkeling, energie en het beheer van migratiestromen; is van mening dat de veerkracht van ons nabuurschap sterker zou zijn indien dat laatste werd georganiseerd in het kader van een regionale samenwerking waarmee gemeenschappelijke antwoorden kunnen worden geboden op uitdagingen zoals migratie, terrorisme en ontwikkeling; vraagt de EU daarom samen te werken met haar buren uit de Maghreb voor de wederopleving en de ontwikkeling van de Unie van de Arabische Maghreb;

46.  herhaalt dat de Sahelregio en andere daarmee verbonden geografische gebieden prioritaire regio's zijn om de veiligheid van de Europese Unie te garanderen en wijst op de broosheid van de veiligheidssituatie daar en de mogelijke gevolgen van de huidige onrust; vraagt de Unie om te werken aan de versterking van de samenwerking met de landen van Noord-Afrika en de Sahel in de strijd tegen de toenemende terroristische activiteiten in het gebied van de Sahel en de Sahara; benadrukt dat de erg moeilijke levensomstandigheden in bepaalde plaatsen een deel van de bevolking naar het alternatief van het islamitisch terrorisme kunnen drijven; is voorstander van de ontwikkeling van een samenhangende, solide strategie voor de Sahelregio gericht op verbetering van het bestuur en versterking van de verantwoordingsplicht en legitimiteit van de nationale en regionale instellingen, vergroting van de veiligheid, het tegengaan van radicalisering en de handel in mensen, wapens en drugs, en versterking van het economisch en ontwikkelingsbeleid; is ervan overtuigd dat versterking van de capaciteiten van regionale en subregionale organisaties, met name in Afrika, cruciaal is met het oog op conflictpreventie, conflictoplossing en veiligheidssamenwerking; benadrukt dat de Unie een echte oplossing voor deze veiligheidssituatie moet bieden, niet alleen met economische middelen, maar ook met politieke en militaire middelen;

47.  benadrukt dat een duurzame oplossing moet worden gevonden voor het conflict in Syrië in overeenstemming met het overgangsproces zoals voorzien in het Communiqué van Genève en resolutie 2254(2015) van de VN‑Veiligheidsraad; steunt de door de VN geleide inspanningen ter facilitering van de onderhandelingen tussen alle partijen bij het Syrische conflict over een inclusieve politieke oplossing; verzoekt de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger dringend een Europese strategie voor Syrië voor te bereiden; is ervan overtuigd dat de bilaterale onderhandelingen tussen Rusland en de Verenigde Staten niet zullen volstaan om een duurzame oplossing voor de Syrische crisis met zich mee te brengen; vraagt de EU een einde te maken aan haar gemarginaliseerde diplomatieke positie en haar invloed op belangrijke actoren zoals Iran, Saudi-Arabië, Turkije, Qatar en Rusland, aan te wenden om ervoor te zorgen dat zij een constructieve positie innemen en niet langer bijdragen aan een verdere escalatie van de situatie; blijft er bij alle leden van de VN‑Veiligheidsraad op aandringen hun verantwoordelijkheden met betrekking tot de crisis te aanvaarden; wijst nogmaals op het herhaaldelijke gebruik door Rusland en andere van hun vetorecht in de VN‑Veiligheidsraad en is van oordeel dat dit gebruik indruist tegen de internationale vredesinspanningen en pogingen tot conflictbeslechting in Syrië en de regio; wijst erop dat sancties moeten worden gebruikt tegen alle personen en entiteiten die betrokken zijn bij misdaden tegen de menselijkheid in Syrië; spreekt zijn grote bezorgdheid uit over de massale en wijdverbreide schendingen van het internationale humanitaire recht en de mensenrechtenverdragen door alle partijen bij het conflict in Syrië en wijst op het belang dat zij hiervoor aansprakelijk worden gehouden; zegt opnieuw zijn steun toe aan de buurlanden van Syrië die het hoofd moeten bieden aan monumentale uitdagingen door miljoenen vluchtelingen op te vangen; spreekt opnieuw zijn volledige steun uit voor de onafhankelijkheid, territoriale integriteit en soevereiniteit van Irak en Syrië, waar de rechten van alle etnische en religieuze groepen geheel worden geëerbiedigd;

48.  erkent dat Turkije als belangrijke partner een rol heeft te spelen om het Syrische conflict op te lossen, IS/Daesh te bestrijden in Syrië en Irak en de migratiecrisis aan te pakken; veroordeelt met klem de poging tot militaire staatsgreep tegen de democratisch verkozen regering van Turkije; spoort de Turkse regering aan de grondwettelijke orde te beschermen en benadrukt dat de mensenrechten, de rechtsstaat en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en van de media in de nasleep van de coup moeten worden geëerbiedigd, overeenkomstig haar verplichtingen als lid van de Raad van Europa; benadrukt dat Turkije nauw met de Raad van Europa moet samenwerken om ervoor te zorgen dat alle procedures de rechtsstaat eerbiedigen; is verontrust over de repressieve aard en de omvang van de zuiveringscampagne die op de poging tot staatsgreep is gevolgd, waardoor fundamentele vrijheden en mensenrechten in Turkije ernstig zijn aangetast; is uiterst bezorgd over het stijgend aantal de gevallen van buitensporig geweld door de politie en mishandeling van gevangenen, de aanhoudende straffeloosheid voor schending van mensenrechten en de uitholling van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht;

49.  onderstreept de noodzaak om te komen tot een tweestatenoplossing voor het conflict in het Midden-Oosten – uitgaande van de randvoorwaarden die in de conclusies van de Raad van juli 2014 zijn vastgesteld – die een veilige Israëlische staat en een leefbare Palestijnse staat op basis van de grenzen van 1967 garandeert en een oplossing biedt voor alle vraagstukken betreffende de definitieve status; roept de Unie op haar verantwoordelijkheid te nemen en een volwaardige partij en gangmaker te worden in het diplomatieke proces; verzoekt de EU-instellingen en de lidstaten onmiddellijke stappen te nemen om de haalbaarheid van de tweestatenoplossing te waarborgen en een positieve dynamiek te creëren in de richting van echte vredesonderhandelingen; verzoekt de Israëlische autoriteiten hun nederzettingenbeleid onmiddellijk stop te zetten en terug te draaien; benadrukt dat eerbiediging van het internationaal recht inzake de mensenrechten en het internationaal humanitair recht door alle partijen en onder alle omstandigheden onverminderd een conditio sine qua non is voor het bereiken van eerlijke en duurzame vrede; benadrukt dat het belangrijk is de samenhang van het EU‑beleid te waarborgen ten aanzien van situaties van bezetting of annexatie van grondgebied;

50.  is van mening dat de strijd tegen mensenhandelaars enkel mogelijk is wanneer er wordt samengewerkt met landen aan de andere zijde van de Middellandse Zee en Afrika in zijn geheel, onder eerbiediging van de mensenrechten, en is in dit verband van mening dat de Europese Unie en de lidstaten moeten samenwerken met internationale partners om de afstotende factoren aan te pakken die tot migratie leiden;

51.  is een groot voorstander van versterking van de Responsibility to Protect (R2P) als een belangrijk leidend principe voor de Europese Unie en de lidstaten bij hun optreden ten aanzien van allerlei soorten conflicten, alsook op het gebied van mensenrechten en ontwikkeling;

De kracht van Europese diplomatie: kennis, engagement en impact

52.  benadrukt het immense potentieel van de EU als diplomatieke supermacht, dat gebaseerd is op de ruime waaier aan instrumenten te onzer beschikking en onze normatieve kracht op het gebied van democratie, vrijheid en mensenrechten; wil in die context de centrale coördinerende rol benadrukken van de VV/HV, de EDEO en de vertegenwoordigingen van de EU in derde landen;

53.  is van mening dat bijzondere aandacht moet worden besteed aan conflictpreventie door de oorzaken van instabiliteit aan te pakken en menselijke veiligheid te waarborgen; erkent dat vroegtijdige acties ter voorkoming van risico's op een gewelddadig conflict op lange termijn doeltreffender, minder tijdrovend en minder kostbaar zijn dan vredeshandhavingsoperaties; roept de Unie op om politiek leiderschap te tonen inzake preventieve diplomatie en conflictbemiddeling; is in dit verband verheugd over de rol van het EU-systeem voor vroegtijdige waarschuwing voor conflicten, het EDEO-team voor bemiddelingsondersteuning en het Europees Vredesinstituut; roept op tot de verdere ontwikkeling van de capaciteiten van de Unie op het gebied van conflictpreventie en bemiddeling; benadrukt dat de deelname van vrouwen aan conflictoplossingsgesprekken cruciaal is om de rechten en deelname van vrouwen te bevorderen en dat dit een eerste stap is naar hun volledige inclusie in toekomstige overgangsprocessen; verzoekt de VV/HV en de Commissie de financiële en bestuurlijke middelen voor bemiddeling, dialoog, verzoening en crisisrespons te verhogen; dringt er bij de lidstaten op aan zich strikt te houden aan het gemeenschappelijk EU-standpunt inzake wapenuitvoer en geen wapens meer te verkopen aan derde landen die niet aan de gestelde criteria voldoen; dringt er bij de Unie op aan de politieke dialoog en de samenwerking op het gebied van ontwapening, non-proliferatie en wapenbeheersing te intensiveren;

54.  spoort aan tot verdere onderhandelingen over de hereniging van Cyprus om deze snel tot een goed einde te brengen;

55.  meent dat de Europese Unie en haar lidstaten een doeltreffend buitenlands, veiligheids- en defensiebeleid moeten ontwikkelen waarbij de nationale belangen worden geëerbiedigd, maar waarbij ook met internationale partners, de Verenigde Naties, ngo's, verdedigers van mensenrechten en anderen wordt gewerkt aan kwesties van gemeenschappelijk belang en om de vrede, welvaart en stabiliteit wereldwijd te bevorderen; benadrukt dat op het vlak van globale bedreigingen en uitdagingen nauw moet worden samengewerkt met andere mondiale en regionale machten; benadrukt in het bijzonder het belang van de trans-Atlantische betrekkingen, die gebaseerd zijn op gemeenschappelijke belangen en waarden; wijst erop dat een revitalisering van de strategische partnerschappen, met het doel om deze om te vormen tot effectieve instrumenten van het buitenlands beleid, een prioriteit voor de EU zou moeten zijn;

56.  is van mening dat de EU haar diplomatische inspanningen in Azië, waaronder met ASEAN, naar een hoger niveau moet tillen en moet intensiveren om bij te dragen tot meer stabiliteit en veiligheid in conflictgebieden waar opnieuw spanningen zijn ontstaan, en daarbij nauw moet samenwerken met partners in de regio en internationale wetgeving moet hooghouden, mede in het geval van de Zuid-Chinese Zee, en met het oog op de aanpak van problemen die verband houden met de bescherming van de mensenrechten en de rechtsstaat; merkt op dat de Unie de ontwikkeling van de vreedzame betrekkingen tussen China en zijn buurlanden rond de Zuid-Chinese Zee, waaronder Vietnam, Taiwan en de Filipijnen, door constructieve bilaterale en inclusieve multilaterale mechanismen moet blijven steunen; is van mening dat een versterking en vernieuwing van de structuren van de internationale orde niet kan worden verwezenlijkt zonder Azië, en met name China; benadrukt dat gezien de wereldwijde ambities van China de betrekkingen tussen de EU en China zich niet moeten beperken tot economische betrekkingen, maar ook andere gebieden moeten beslaan, met bijzondere aandacht voor de rol van China in de VN, de invloed van China op regionale conflicten in zijn nabuurschap en de bijdrage van China aan het aanpakken van mondiale uitdagingen;

57.  vraagt de Europese Unie niet volledig afstand te doen van de gebieden die momenteel strategisch minder belangrijk zijn, maar die van essentieel belang kunnen worden in de toekomst, zowel uit economisch, menselijk als militair oogpunt, zoals Centraal-Azië, sub-Saharaans Afrika en het Noordpoolgebied, en die het voorwerp uitmaken van bijzondere aandacht van de andere grote wereldmachten;

58.  wijst nogmaals op de normatieve kracht van Europa en vraagt dat de culturele en wetenschappelijke diplomatie van de EU verder wordt versterkt om Europese sterkte en waarden ook buiten onze grenzen te projecteren en te bevorderen; wijst eveneens op de kracht van economische diplomatie en onder meer sancties, als een middel om EU-beleid kracht bij te zetten;

59.  vestigt de aandacht op de rol van parlementaire diplomatie bij de versterking van de politieke samenwerking met de partners van de EU;

60.  wijst op de noodzaak om de rol van de nationale parlementen bij de uitvoering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid te versterken, onder meer door een intensievere samenwerking tussen het Europees Parlement en de nationale parlementen op het vlak van het buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU;

61.  onderstreept de rol van niet-statelijke actoren en maatschappelijke organisaties als diplomatieke actoren en belangrijke partners van de Unie, en benadrukt het belang van de steun aan en de betrokkenheid van de EU bij deze actoren;

62.  benadrukt dat snel werk moet worden gemaakt van de consolidering van de volwaardige Europese diplomatieke dienst en meer bepaald van de versterking van de thematische expertise en strategische beleidsplanning en ‑raming alsook op het vlak van inlichtingen; is van mening dat het belangrijk is de EDEO‑vertegenwoordigingen in crisisgebieden een consulaire rol te geven met het oog op de hulpverlening aan burgers van de Unie; benadrukt dat een eerlijk evenwicht moet worden gevonden tussen door de lidstaten gedetacheerde diplomaten en EU‑ambtenaren in de EDEO, ook in managementposities;

63.  benadrukt dat de voor het extern optreden van de EU beschikbare financiële middelen niet in verhouding staan tot de uitdagingen waarmee we worden geconfronteerd; vraagt in dit verband dat de in rubriek IV van het meerjarig financieel kader (MFK) beschikbare middelen aanzienlijk worden verhoogd tegen de achtergrond van de tussentijdse herziening van het MFK;

64.  vraagt om meer verantwoordingsplicht en transparantie, in het bijzonder met betrekking tot de onderhandelingen over internationale overeenkomsten;

65.  betreurt sterk dat het GBVB van de EU zo'n beperkte begroting heeft van ongeveer 320 miljoen EUR (0,2 % van de begroting van de Unie) en vraagt dat de financiële stromen beter beheerd worden om deze begroting uit te voeren; wijst erop dat de begrotingstoewijzingen voor 2016 op het niveau van 2015 zijn gebleven en dat de beschikbare marge eind maart 2016, 170 miljoen EUR bedroeg, ingevolge de goedkeuring van een bijkomend bedrag van 5 miljoen EUR voor veiligheidsmaatregelen ten behoeve van de missie EUCAP Sahel Mali en 10 miljoen EUR voor EUBAM Libië; uit zijn bezorgdheid over de schaarste van de beschikbare middelen in het licht van de verplichtingen waaraan in 2016 nog moet worden voldaan, aangezien alleen al voor de voortzetting van de missies die in 2016 aflopen een bijkomend bedrag van 169 miljoen EUR nodig is;

66.  benadrukt dat cultuur in het externe beleid van de EU een belangrijke rol speelt bij het bevorderen van dialoog, wederzijds begrip en wederzijds leren; benadrukt dat gericht cultuur- en onderwijsbeleid belangrijke doelstellingen van het buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU kan ondersteunen en kan bijdragen tot het versterken van de democratie, de rechtsstaat en de bescherming van de mensenrechten; herinnert eraan dat interculturele en interreligieuze dialoog een rol speelt bij de bestrijding van extremisme, radicalisering en marginalisering; verzoekt de Commissie en de EDEO met culturele diplomatie en interculturele dialoog rekening te houden in de EU‑instrumenten voor buitenlandse betrekkingen en in de ontwikkelingsagenda van de EU; vraagt de EDEO en alle EU-delegaties om in alle EU‑vertegenwoordigingen in derde partnerlanden een cultureel attaché te benoemen; benadrukt voorts dat onderwijs een essentiële rol speelt bij het bevorderen van burgerzin en interculturele vaardigheden, het creëren van betere economische vooruitzichten en het verbeteren van de volksgezondheid; steunt de huidige inspanningen van de Commissie om wetenschap en onderzoek een grotere rol te geven als instrumenten van "soft power" in de externe betrekkingen van de EU; benadrukt hoe wetenschappelijke uitwisselingen kunnen helpen om coalities tot stand te brengen en conflicten op te lossen, met name in de betrekkingen met de buurlanden van de EU;

o
o   o

67.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Raad en de Commissie.

(1) Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0249.

Juridische mededeling - Privacybeleid