Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2006/2153(DEC)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

A6-0097/2007

Debatten :

PV 24/04/2007 - 4
CRE 24/04/2007 - 4

Stemmingen :

PV 24/04/2007 - 7.11

Aangenomen teksten :

P6_TA(2007)0113

Volledig verslag van de vergaderingen
Dinsdag 24 april 2007 - Straatsburg Uitgave PB

4. Kwijtingen voor het begrotingsjaar 2005 (debat)
PV
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Aan de orde is de gecombineerde behandeling van:

- het verslag (A6-0095/2007) van Salvador Garriga Polledo, namens de Commissie begrotingscontrole, over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2005, Afdeling III, Commissie (SEC(2006)0916 – C6-0263/2006 – 2006/2070(DEC)) (SEC(2006)0915 – C6-0262/2006 – 2006/2070(DEC)),

- het verslag (A6-0094/2007) van Bart Staes, namens de Commissie begrotingscontrole, over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2005, Afdeling I, Europees Parlement (C6-0465/2006 – 2006/2071(DEC)),

- het verslag (A6-0108/2007) van Daniel Caspary, namens de Commissie begrotingscontrole, over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2005, Afdeling II, Raad (C6-0466/2006 – 2006/2072(DEC)),

- het verslag (A6-0109/2007) van Daniel Caspary, namens de Commissie begrotingscontrole, over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2005, Afdeling IV, Hof van Justitie (C6-0467/2006 – 2006/2073(DEC)),

- het verslag (A6-0107/2007) van Daniel Caspary, namens de Commissie begrotingscontrole, over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2005, Afdeling V, Rekenkamer (C6-0468/2006 – 2006/2074(DEC)),

- het verslag (A6-0110/2007) van Daniel Caspary, namens de Commissie begrotingscontrole, over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2005, Afdeling VI, Europees Economisch en Sociaal Comité (C6-0469/2006 – 2006/2075(DEC)),

- het verslag (A6-0106/2007) van Daniel Caspary, namens de Commissie begrotingscontrole, over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2005, Afdeling VII, Comité van de Regio's (C6-0470/2006 – 2006/2076(DEC)),

- het verslag (A6-0104/2007) van Daniel Caspary, namens de Commissie begrotingscontrole, over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2005, Afdeling VIII A, Europese ombudsman (C6-0471/2006 – 2006/2063(DEC)),

- het verslag (A6-0111/2007) van Daniel Caspary, namens de Commissie begrotingscontrole, over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2005, Afdeling VIII B, Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (C6-0472/2006 – 2006/2170(DEC)),

- het verslag (A6-0115/2007) van Mogens N. J. Camre, namens de Commissie begrotingscontrole, over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het 6e, 7e, 8e en 9e Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) voor het begrotingsjaar 2005 (COM(2006)0429 – C6-0264/2006 – 2006/2169(DEC)),

- het verslag (A6-0097/2007) van Edit Herczog, namens de Commissie begrotingscontrole, over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2005 (C6-0386/2006 – 2006/2153(DEC)),

- het verslag (A6-0098/2007) van Edit Herczog, namens de Commissie begrotingscontrole, over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2005 (C6-0387/2006 – 2006/2154(DEC)),

- het verslag (A6-0116/2007) van Edit Herczog, namens de Commissie begrotingscontrole, over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Bureau voor de wederopbouw voor het begrotingsjaar 2005 (C6-0388/2006 – 2006/2155(DEC)),

- het verslag (A6-0118/2007) van Edit Herczog, namens de Commissie begrotingscontrole, over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat voor het begrotingsjaar 2005 (C6-0389/2006 – 2006/2156(DEC)),

- het verslag (A6-0100/2007) van Edit Herczog, namens de Commissie begrotingscontrole, over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving voor het begrotingsjaar 2005 (C6-0390/2006 – 2006/2157(DEC)),

- het verslag (A6-0103/2007) van Edit Herczog, namens de Commissie begrotingscontrole, over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Milieuagentschap voor het begrotingsjaar 2005 (C6-0391/2006 – 2006/2158(DEC)),

- het verslag (A6-0105/2007) van Edit Herczog, namens de Commissie begrotingscontrole, over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar 2005 (C6-0392/2006 – 2006/2159(DEC)),

- het verslag (A6-0101/2007) van Edit Herczog, namens de Commissie begrotingscontrole, over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2005 (C6-0393/2006 – 2006/2160(DEC)),

- het verslag (A6-0099/2007) van Edit Herczog, namens de Commissie begrotingscontrole, over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2005 (C6-0394/2006 – 2006/2161(DEC)),

- het verslag (A6-0120/2007) van Edit Herczog, namens de Commissie begrotingscontrole, over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van Eurojust voor het begrotingsjaar 2005 (C6-0395/2006 – 2006/2162(DEC)),

- het verslag (A6-0113/2007) van Edit Herczog, namens de Commissie begrotingscontrole, over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2005 (C6-0396/2006 – 2006/2163(DEC)),

- het verslag (A6-0114/2007) van Edit Herczog, namens de Commissie begrotingscontrole, over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid voor het begrotingsjaar 2005 (C6–0397/2006 – 2006/2164(DEC)),

- het verslag (A6-0121/2007) van Edit Herczog, namens de Commissie begrotingscontrole, over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor het begrotingsjaar 2005 (C6-0398/2006 – 2006/2165(DEC)),

- het verslag (A6-0112/2007) van Edit Herczog, namens de Commissie begrotingscontrole, over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europese Autoriteit voor voedselveiligheid voor het begrotingsjaar 2005 (C6-0399/2006 – 2006/2166(DEC)),

- het verslag (A6-0119/2007) van Edit Herczog, namens de Commissie begrotingscontrole, over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding voor het begrotingsjaar 2005 (C6-0400/2006 – 2006/2167(DEC)), en

- het verslag (A6-0102/2007) van Edit Herczog, namens de Commissie begrotingscontrole, over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2005 (C6-0401/2006 – 2006/2168(DEC)).

 
  
MPphoto
 
 

  Salvador Garriga Polledo (PPE-DE), rapporteur. (ES) Geachte afgevaardigden, commissaris Kallas, we zijn eindelijk toe aan de afronding van de begrotingsprocedure voor het jaar 2005, die verder heeft bestaan uit de opstelling, goedkeuring, uitvoering en ten slotte de kwijting.

Begrotingstechnisch kunnen we stellen dat 2005 geen slecht jaar is geweest. Het was een lastig begrotingsjaar, in de zin dat de omstandigheden bepaald niet eenvoudig waren voor de Europese Commissie en het college van commissarissen, aangezien dit de eerste volledige begroting van de uitgebreide Unie was en bovendien de eerste begroting die geheel is uitgevoerd door dit nieuwe college van commissarissen.

Ik stel derhalve voorop dat de Europese Commissie geen slecht werk heeft verricht. Om die reden is het voorstel van uw rapporteur kwijting te verlenen voor de communautaire begroting voor het jaar 2005, en dat is wat aan u zal worden voorgelegd in stemming.

Dat wil uiteraard niet zeggen dat er geen stevige, goed onderbouwde kritiek is, zowel wat betreft bepaalde directoraten-generaal als meer structurele kritiek, en met betrekking tot sommige punten van de financiële controle die de Commissie de komende jaren zou moeten verbeteren en waarvoor mogelijk heel moeilijk een oplossing kan worden gevonden.

Tevens wil ik opmerken dat de Commissie vrij goed heeft gereageerd op het verslag van de Rekenkamer en dat zij diverse lijnen van haar nieuwe actieplan naar voren heeft geschoven. Dat plan moet het, naar ik hoop, mogelijk maken de komende jaren positieve controle uit te oefenen.

Ik heb mijn resolutie in wezen gebaseerd op de kwestie van de nationale verklaringen. De nationale beheersverklaringen zijn van groot belang voor dit Parlement. Ze zijn in 2003 in het leven geroepen als door de lidstaten af te geven garantie dat zij beschikken over doelmatige controlesystemen voor de communautaire uitgaven.

Daarnaast dienen ze te worden ondertekend door iemand van enig gezag op nationaal niveau. Hoewel het Verdrag bepaalt dat de Europese Commissie verantwoordelijk is voor het begrotingsbeheer, mogen we niet vergeten dat 80 procent van de communautaire uitgaven wordt beheerd in de lidstaten.

Daarom achtten wij het noodzakelijk een nieuw initiatief over de nationale verklaringen voor te stellen. Wij steunen de onzes inziens moedige initiatieven van sommige lidstaten – en ik noem met name Nederland en het Verenigd Koninkrijk – die binnen de Raad ideeën hebben geopperd over de nationale beheersverklaringen waaraan door andere lidstaten mogelijk geen gevolg kan worden gegeven vanwege hun andere territoriale indeling. Het is echter een stap in de goede richting. Wat wij nu voorstellen in dit verslag is om de vorm van toekomstige verklaringen open te laten, zodat de realiteit van de politieke systemen van alle lidstaten erin tot uiting kan komen.

Het belangrijkste voor ons als Europees Parlement is evenwel dat we willen dat deze nationale verklaringen doorgaan, want alleen zo kunnen we de lidstaten echt medeverantwoordelijkheid geven voor de controle op de communautaire middelen. Dat is de werkelijke basis voor deze verklaring van decharge.

Er is nog een heel belangrijk punt wat de nationale verklaringen betreft, namelijk dat de betrouwbaarheidsverklaring, althans zoals wij afgevaardigden die zien, een doodlopende weg is. Dat is al twaalf jaar bekend onder diegenen onder ons in dit Huis die deze verklaringen nauwlettend hebben gevolgd.

Op dit moment is het onmogelijk na te gaan of de onderliggende verrichtingen in de lidstaten wettig zijn, met name ten aanzien van de structuurfondsen.

Er moet derhalve iets worden gedaan om de kwaliteit van de controle en de medeverantwoordelijkheid van de lidstaten te verbeteren. Daarom vragen wij de Raad om een nationale beheersverklaring die alle meebeheerde fondsen dekt en is gebaseerd op verklaringen van diverse nationale instellingen die verantwoordelijk zijn voor het uitgavenbeheer.

Ten slotte, mijnheer de Voorzitter, hoewel mijn verslag over meer zaken gaat, ben ik van mening dat een positieve betrouwbaarheidsverklaring mogelijk is de komende jaren. Dat is nodig voor de communautaire instellingen en vooral heel erg nodig voor de publieke opinie, want die wil betrouwbaarheid, transparantie en controle tot op de laatste euro van de openbare middelen die worden beheerd door zowel de Commissie als de lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes (Verts/ALE), rapporteur. – Voorzitter, collega's, mijn verslag gaat over de kwijting van de Parlementsbegroting. Ik wil vier punten behandelen.

Vooreerst de vaststelling dat we al jaren zeggen in verschillende kwijtingsresoluties dat de kwijting van het Parlement niet alleen het management van de secretaris-generaal of van de administratie betreft, maar ook het beleid en de besluiten van de bestuurlijke organen van ons Huis, de besluiten van de Voorzitter, het Bureau en ook de Conferentie van voorzitters. Bovendien verlenen we geen kwijting aan de secretaris-generaal, maar aan de Voorzitter van het Europees Parlement. In die zin vind ik de paragraaf heel erg belangrijk volgens welke de Voorzitter van het Europees Parlement tijdens de kwijtingsprocedure eigenlijk beschikbaar zou moeten zijn voor de Commissie begrotingscontrole om in een openbaar en formeel debat over de kwijting te praten. Ik verkies daarbij mijn formulering boven het amendement van mevrouw Grässle en de EVP-Fractie. Ik denk trouwens dat het amendement van mevrouw Grässle ingaat tegen wat we vorig jaar goedkeurden met het verslag-Ferber.

Tweede opmerking: het gebouwenbeleid. Het gebouwenbeleid is belangrijk. Het gaat om veel geld en ik vraag de aandacht voor het dispuut dat er bestaat tussen het Europees Parlement en de Belgische regering. De Belgische regering heeft jaren geleden reeds beloofd, net zoals andere regeringen dat gedaan hebben in landen waar het Parlement beschikt over gebouwen, om te zorgen voor de terugbetaling van de kosten van de grond en het bouwrijp maken van de grond. Nu bestaat er in Brussel een dispuut over dit punt en het gaat over een som van om en nabij de 15 miljoen EUR. Dat is heel veel geld. De Belgische regering komt ter zake haar beloftes niet na en daarom vraag ik in deze resolutie heel uitdrukkelijk dat de Belgische regering dat wel zal doen. Dit betekent een concrete steun in de rug van onze onderhandelaars, de Voorzitter van het Europees Parlement en de voor het gebouwenbeleid verantwoordelijke ondervoorzitter. Ik vraag in de resolutie ook heel speciaal aandacht voor de impact die het Europees Parlement heeft op de wijk waarin wij in Brussel verblijven. De bewoners ondervinden daar heel veel hinder op het gebied van verkeer, werk- en leefomstandigheden en ik denk dat het overleg tussen het Parlement en de wijkbewoners van uitzonderlijk groot belang is. Ik denk dat wij goede buren moeten zijn en overleg is dus belangrijk. Ik wens dan ook dat daarover verslag wordt uitgebracht voor de begrotingskwijting volgend jaar.

Het derde punt, een heel heikel punt, is het vrijwillig pensioenfonds. Het vrijwillig pensioenfonds beschikt vandaag over een actuarieel tekort van 28,8 miljoen EUR. Dat is heel veel geld. Ik geeft toe dat het tekort aan het dalen is: vorig jaar was dat nog 43,7 miljoen EUR. In dat vrijwillig pensioenfonds zit op dit ogenblik de totale som van 202 miljoen EUR en die som is belegd op de beurs. Nu weten we allemaal dat de beurs een gevaarlijk iets kan zijn en dat de resultaten op een beurs niet altijd even positief zijn. Een beurs kan wispelturig zijn. Het kan dus dat er met dat geld heel veel verliezen worden geleden. Vandaar ook de vraag om te beleggen in beleggingen met een gering risico en ook uit te voeren wat we eigenlijk in heel wat resoluties reeds zelf hebben beslist, namelijk het stimuleren van ethisch beleggen. Het Parlement heeft in de begroting 2005 dit vrijwillig pensioenfonds gespijsd met 11,4 miljoen EUR. Ook dat is veel geld en het lijkt me dan ook normaal dat de lijst van eindbegunstigden openbaar wordt gemaakt.

Collega's, van de landbouwwereld, waar heel veel geld van de Europese begroting naartoe gaat, vragen we dat de lijst van eindbegunstigden wordt bekendgemaakt. Iedereen is daarvoor! Dat gebeurt ook! Je kan dat lezen op een website. Waarom gaan we dan op de remmen staan als het gaat over de eigen parlementsleden. Dit kan toch niet langer?

Ik zie in de stemlijst dat de EVP-ED-Fractie vier schrappingsamendementen heeft ingediend en ik zie ook dat de Socialistische Fractie om een aantal gesplitste stemmingen heeft gevraagd. Dat is hun democratisch recht. Ik vermoed dat het de bedoeling is om al deze paragrafen weg te stemmen. Welnu, voor de transparantie – en ik kondig dat nu al aan – heb ik daarvoor om hoofdelijke stemming gevraagd, dan kunnen de collega's die daartegen stemmen zich ook verantwoorden tegenover hun kiezers. Ik denk in elk geval dat het niet kan dat op het eind van de rit het Europees Parlement zal moeten opdraaien voor de totale som. Dit kan niet, dit is niet goed omgaan met gelden en openbare middelen.

Tenslotte vraag ik aandacht voor een Kyoto-plus-plan. De Europese Unie en het Europees Parlement zijn wat betreft de strijd tegen klimaatverandering absolute voortrekkers. We hebben daarover goede en belangrijke resoluties goedgekeurd. Welnu, wat we vragen aan de burger, aan de consument, aan de huishoudens, aan de industrie, aan de transportwereld, moeten we ook onszelf opleggen; in mijn resolutie, in mijn verslag, doe ik dan ook een hele reeks concrete voorstellen om de milieu-impact van ons Huis, van ons Europees Parlement te gaan beperken op een veel ambitieuzere manier dan tot op heden het geval was.

Ik wil ook aankondigen – en daarmee besluit ik – dat ik de twee amendementen die de heer Fjellner met anderen heeft ingediend, volledig steun.

 
  
MPphoto
 
 

  Daniel Caspary (PPE-DE), rapporteur. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, ik ben verantwoordelijk voor de verslagen over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van instellingen zoals de Raad, het Hof van Justitie, de Rekenkamer, het Comité van de Regio’s, het Europees Economisch en Sociaal comité, de Europese Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. Bij de laatste twee instellingen zie ik geen aanleiding tot verdere vragen.

Graag wil ik bij de Raad beginnen. Sinds 1970 is er sprake van een zogeheten herenakkoord over enkele begrotingszaken. Echter, sindsdien heeft de Europese Gemeenschap een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Er is een aantal niet geheel onbelangrijke zaken gebeurd waardoor dit herenakkoord niet langer in de huidige tijd past. Zo wordt het Europees Parlement nu rechtstreeks gekozen door middel van vrije en geheime verkiezingen. Het is mijn stellige overtuiging dat dit herenakkoord dringend moet worden aangepast aan de huidige situatie. Daarom stel ik voor dat de Begrotingscommissie en de Commissie begrotingscontrole de komende maanden in een gezamenlijke vergadering bijeenkomen om dit belangrijke onderwerp te bespreken en, door middel van een gemeenschappelijk standpunt, van de Raad eisen dat hij de zo dringend noodzakelijke veranderingen doorvoert.

Nog een ander punt wat betreft de Raad: Tot mijn vreugde krijgt het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid steeds meer gewicht, en terecht. Maar het is onaanvaardbaar dat de Raad zich niet aan de overeenkomst houdt en een duidelijk onderscheid maakt tussen de operationele uitgaven die in de begroting van de Commissie dienen te worden opgenomen en de zuiver administratieve uitgaven. Ik verzoek de Raad met klem zich voortaan aan deze regeling te houden.

Bij het Hof van Justitie en de Rekenkamer zien wij nog steeds ruimte voor verbetering. Er is bijvoorbeeld nog steeds geen duidelijkheid over de zakelijke en financiële belangen van de rechters en ook van de leden van de Rekenkamer. Deze kwestie hebben wij in het Europees Parlement al diverse malen aangesneden. Daarom stellen we in onze resolutie een uiterste datum, 30 september van dit jaar, vóór welke de beide instellingen dienen te verklaren op welke wijze zij zullen voldoen aan het verzoek van het Europees Parlement om deze zakelijke en financiële belangen bekend te maken, want we wachten nu al veel te lang op dergelijke verklaringen.

Al voor de meest recente uitbreidingsronde was binnen de Rekenkamer de vraag gerezen of het aantal leden al dan niet gelijk moest blijven. Er liggen reeds verschillende modellen voor een hervorming van de Rekenkamer ter tafel. Zo heeft de voormalige voorzitter van de Rekenkamer, prof. dr. Bernhard Friedmann, een zinvol voorstel gedaan voor een rouleersysteem naar het voorbeeld van de Algemene Raad van de Europese Centrale Bank. Ook de instelling van een auditeur-generaal in plaats van het huidige college zou zinvol kunnen zijn. De Rekenkamer zou zich daarom niet moeten beroepen op zijn huidige positie volgens de Verdragen om zich aan hervormingen te onttrekken, want er moeten hoe dan ook binnen kortere of langere tijd hervormingen worden doorgevoerd. Het zou dan ook goed zijn als de Rekenkamer uit zichzelf met een zinvol, praktisch en doordacht voorstel zou komen.

Bij het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s staat de toekomst van de gemeenschappelijke diensten ter discussie. Er klopt namelijk iets niet aan de organisatie van deze diensten, gezien het feit dat met name het Comité van de Regio’s de indruk heeft benadeeld te worden. Daarom dienen beide comités op basis van passende referentiewaarden een neutrale gezamenlijke analyse uit te voeren van de kosten, baten en besparingen, waarbij indien nodig de hulp van de Rekenkamer of andere adviesorganen kan worden ingeroepen. Doel van de discussie moet zijn dat de gemeenschappelijke diensten voortaan behoeftegericht, goed gecoördineerd en tegen redelijke kosten gaan werken.

De kwijting van dit jaar was vooral gericht op de kwestie van de omgang met aanpassingscoëfficiënten, niet alleen in het Comité van de Regio’s, maar ook in andere instellingen. In de kwijtingsprocedure kan geen oordeel worden geveld over de rechtmatigheid van deze betalingen; dat is aan de rechtbanken. De vraag is of de administratieve leiding van het Comité van de Regio’s wel op een passende wijze heeft gereageerd en welke beginselen op de zaak zijn toegepast. Ik ben de overtuiging toegedaan dat er nog steeds behoefte is aan actie van de kant van het Comité van de Regio’s. In gevallen waarbij fraude is vastgesteld, dienen disciplinaire maatregelen te worden genomen. Het Europees Parlement zal deze zaak blijven volgen en in verband daarmee zullen wij ook het Statuut van de ambtenaren moeten bekijken op de vraag of interpretatie van de regels en overgangsregels alleen een zaak van de administratie mag zijn. Ik ben van mening dat de wetgevende organen van de Unie beduidend minder speelruimte moeten toestaan dan in het verleden het geval was.

Al met al komt uit de kwijting voor de begroting duidelijk naar voren hoe groot het belang is van nauwkeurige begrotingscontrole door het Europees Parlement. Ik dank alle instellingen voor de samenwerking en voor het ter beschikking stellen van de aangevraagde gegevens. Ik adviseer kwijting voor de begroting van de instellingen te verlenen, waarbij de zojuist vermelde punten aandacht verdienen.

 
  
MPphoto
 
 

  Mogens N.J. Camre (UEN), rapporteur. – (DA) Mijnheer de Voorzitter, de jaarlijkse vaststelling van de rekeningen omvat alle rekeningen en deelrekeningen van de instellingen van de Europese Unie. De verslagen van de Rekenkamer worden zeer uitvoerig doorgenomen. De Commissie heeft er actief aan meegewerkt om toelichting te geven, en het secretariaat van de Commissie begrotingscontrole heeft zeer veel werk verricht om het de leden van dit Huis mogelijk te maken de inhoud van de rekeningen te boordelen.

Ook dit jaar is er weer reden om te betreuren dat de Rekenkamer geen betrouwbaarheidsverklaring heeft kunnen afgeven. Er verspreidt zich een brede opinie dat de omstandigheden waaronder de EU werkt het voor de Rekenkamer bijna onmogelijk maken om zo’n betrouwbaarheidsverklaring af te geven. Dat hangt in hoge mate samen met de omstandigheid dat omstreeks 80 procent van de middelen van de EU wordt teruggestuurd naar de lidstaten en dat die middelen in die lidstaten worden beheerd, zodat de mogelijkheid om een totaaloverzicht te krijgen sterk wisselt vanwege de vele vormen en verschillende kwaliteiten van de nationale administraties.

Willen we de huidige problemen rond een correct beheer van de middelen van de EU vermijden, dan is het waarschijnlijk niet genoeg om alleen maar meer controle te eisen. We moeten ons afvragen of de huidige steunwetgeving op het gebied van de landbouw en van de structuurfondsen volledig moet worden omgegooid. De voormalige Nederlandse commissaris Bolkestein heeft er onlangs op gewezen dat 85 procent van de uitgaven van de EU met profijt zou kunnen worden wegbezuinigd. Het is immers echt zinloos dat de 15 oude lidstaten elkaar geld geven. Dat is net zoiets als sociale uitkeringen van de middenklasse aan de middenklasse in een afzonderlijk land. De oude lidstaten zouden de noodzakelijke hulp voor hun ontwikkeling veel beter zelf kunnen organiseren. Een land heeft een excuus om niets te doen, wanneer andere landen krachtens de Europese wetgeving aan iets moeten meebetalen waaraan het land zelf niet wil meebetalen of wat het zelf zou kunnen betalen. De landen die geen hervormingen doorvoeren krijgen hulp van de landen die dat wel hebben gedaan, en hoeven dus zelf niets te doen. Zoals de voormalige Zweedse minister-president Göran Persson zei: “Het kan niet juist zijn dat wij, die bereid zijn om onze burgers hoge belastingen op te leggen, moeten betalen voor landen die hun eigen burgers niet willen belasten.” In mijn land int men bijvoorbeeld 200 procent belasting op personenauto’s, om onder andere veel geld te sturen naar landen waar ik veel meer nieuwe auto’s zie dan in Kopenhagen – auto’s waarvoor geen cent belasting is betaald. Dat is natuurlijk absurd.

De meeste leden van mijn fractie zullen voor het verlenen van kwijting stemmen. Zelf heb ik enig voorbehoud, omdat ik vind dat het beheer van de uitgaven door de Commissie en door een aantal commissies niet aan de normale standaard voldoet. Ik wil het secretariaat van de Commissie begrotingscontrole van harte bedanken voor de grote hoeveelheid werk en ik wil tevens mijn collega’s bedanken voor de vele essentiële opmerkingen in dit debat en voor de goede samenwerking waarvan steeds sprake is in deze commissie.

 
  
MPphoto
 
 

  Edit Herczog (PSE), rapporteur.(EN) Mijnheer de Voorzitter, sta mij toe om een toelichting te geven op mijn advies met betrekking tot de kwijting van de zestien agentschappen van de EU voor het begrotingsjaar 2005.

De agentschappen spelen een belangrijke rol voor het imago van de instellingen in de EU, omdat hun doelstellingen en uitgaven op alle burgers van de EU zijn gericht. Daarom vormt die 1 procent van de totale communautaire begroting een zinvolle besteding.

Ik ben verheugd over de conclusies van de Europese Rekenkamer dat de jaarrekening van alle zestien agentschappen op een paar specifieke punten na een betrouwbaar, rechtmatig en correct beeld van alle wezenlijke accountantsaspecten geeft. De positieve betrouwbaarheidsverklaring voor alle agentschappen is een grote prestatie en ik wil hen dan ook feliciteren met het werk dat zij verzet hebben om dit doel te bereiken.

Ik heb speciale aandacht besteed aan het algemene functioneren van de agentschappen en ik wil het grootste gedeelte van mijn spreektijd dan ook aan dat onderwerp wijden. Wat het begrotingsjaar 2005 betreft, kunnen wij concluderen dat het beheer van de agentschappen in grote lijnen goed is geweest. Er zijn echter ook nog gebieden waarop verbetering nodig is. Zo was er een aantal problemen op specifieke onderdelen van de financiële administratie. Een ander problematisch punt bij sommige agentschappen was dat de aanbestedingsregels niet in acht werden genomen. Ook waren de IT-systemen niet altijd goed op de behoeften afgestemd. Daarnaast dient vermeld te worden dat zich een aantal problemen heeft voorgedaan door tekortkomingen in het HR-beheer, met name bij de wervingsprocedures.

Als laatste, maar zeker niet onbelangrijkste punt moet opgemerkt worden dat er zich bij de nieuwe agentschappen een aantal typische opstartproblemen heeft voorgedaan, maar dat mag geen verrassing worden genoemd. Sta mij toe om de negen voorstellen aan u voor te leggen die ik in mijn verslag nader heb toegelicht en waardoor de efficiëntie van de agentschappen in het belang van de Unie aanzienlijk verbeterd kan worden.

Het almaar toenemende aantal agentschappen is niet altijd een weerspiegeling van de concrete behoeften die er bij de Unie en haar burgers bestaan. Daarom dient de oprichting van nieuwe agentschappen altijd vergezeld te gaan van en onderbouwd te worden door een kosten-batenanalyse. De Rekenkamer dient een oordeel over die kosten-batenanalyse af te geven voordat het Parlement zijn besluit neemt. Het Europees Parlement dient de Commissie te verzoeken elke vijf jaar een verslag over te leggen over de toegevoegde waarde van elk bestaand agentschap. In geval van een negatief oordeel over de toegevoegde waarde van een agentschap moeten de noodzakelijke stappen ondernomen worden om het mandaat van dat agentschap te herzien of het agentschap op te heffen.

Ik raad het Parlement dringend aan om, met het oog op een beter inzicht in het gebruik van EU-fondsen door agentschappen, de Rekenkamer te verzoeken een aanvullend hoofdstuk in haar jaarverslag op te nemen dat is gewijd aan alle agentschappen waarvoor in de jaarrekening van de Commissie kwijting is vereist. Het Parlement dient er eveneens bij de Commissie op aan te dringen om de administratieve en technische steun aan de agentschappen uit te breiden. Wij dienen de Commissie ook op te roepen om een voorstel te doen voor harmonisering van de indeling van de jaarverslagen van de agentschappen en prestatie-indicatoren te ontwikkelen waarmee de doelmatigheid van de agentschappen kan worden vergeleken.

In mijn verslag verwelkom ik de aanzienlijke verbeteringen die tot stand zijn gebracht bij de coördinatie tussen de EU-agentschappen. Wij dringen er bij alle agentschappen op aan om in toenemende mate SMART-doelstellingen te hanteren. Deze zouden moeten leiden tot een realistische planning en resultaatgericht werken. Ik blijf eraan vasthouden dat de bijdragen die agentschappen leveren in hun werkprogramma’s in operationele en meetbare termen dienen te worden uitgedrukt en dat daarbij de nodige aandacht moet worden besteed aan de Commissienormen voor interne controle.

Sta mij toe om nu een specifieke opmerking te maken over de kwijtingsprocedure voor alle agentschappen. Ik wil daarbij benadrukken dat alle EU-agentschappen weliswaar een kwijtingsprocedure moeten doorlopen, maar dat die procedure twee varianten kent. Voor de zestien agentschappen die vandaag aan de orde zijn, dient een individuele kwijting te worden verleend, terwijl de kwijting van de andere agentschappen plaatsvindt in het kader van de begroting van de Commissie. Er ontkomt dus geen enkel agentschap aan de controle van de Rekenkamer. Er is echter sprake van een groot gebrek aan transparantie in het beheer van de agentschappen waaraan uitsluitend kwijting wordt verleend in de jaarrekening van de Commissie. Met het oog op de handhaving van de medeverantwoordelijkheid van de Commissie en het vergroten van de transparantie en helderheid van de kwijtingsprocedures voor alle agentschappen roep ik de Europese Rekenkamer op om een nieuw hoofdstuk in haar jaarverslag op te nemen dat alle EU-agentschappen bestrijkt.

De mij nog resterende spreektijd zal ik uitsluitend besteden aan het Europees Bureau voor de wederopbouw. Voor de bereikte resultaten en de aanzienlijke verbeteringen die doorgevoerd zijn om de aanbevelingen van de Europese Rekenkamer en het Parlement ten uitvoer te leggen, verdient dit Bureau alle lof. Ik wil de directeur en zijn medewerkers graag feliciteren met de verrichte werkzaamheden. Gezien de grote waarde van het Bureau dient het Parlement de Commissie te vragen om het mandaat ervan – dat in 2008 afloopt – te wijzigen. Het Bureau dient onder het nieuwe mandaat de verantwoordelijkheid te krijgen voor het uitvoeren van bepaalde externe EU-acties, met name met het oog op het beheren van post-crisissituaties.

Tot slot wil ik de schaduwrapporteurs, al mijn collega’s en het secretariaat bedanken voor hun werkzaamheden. Ik stel voor dat het Parlement aan alle zestien agentschappen kwijting verleent.

 
  
MPphoto
 
 

  Siim Kallas, vicevoorzitter van de Commissie.(EN) Mijnheer de Voorzitter, de kwaliteit en de evenwichtigheid van het verslag dat vandaag aan de orde is, stemt tot tevredenheid. Daarom gaat mijn dank uit in de richting van de Commissie begrotingscontrole, de vroegere voorzitter ervan, de heer Fazakas, de huidige voorzitter, de heer Bösch, en uiteraard de rapporteur, de heer Garriga Polledo.

In het verslag van de heer Garriga Polledo wordt voorgesteld dat het Parlement de Commissie kwijting verleent voor de uitvoering van de begroting en in te stemmen met de goedkeuring van de jaarrekening. De Commissie is verheugd over dit voorstel. Sta mij toe om toe te lichten waarom ik van mening ben dat dit voorstel terecht is.

Om te beginnen kan ik meedelen dat uw aanbevelingen overgenomen zullen worden. Eigenlijk hebben wij al veel dingen in praktijk gebracht, zoals uit de navolgende voorbeelden moge blijken:

Wij zijn al bezig met de tenuitvoerlegging van het herziene Financieel Reglement, hetgeen onder andere de handhaving van de overeengekomen bepalingen met zich meebrengt op basis waarvan de lidstaten verplicht zijn om “jaarlijks op het passende nationale niveau een overzicht op te stellen van de beschikbare controles en verklaringen”.

Wij zullen ook over de vorderingen blijven rapporteren met betrekking tot ons actieplan voor een geïntegreerd internecontrolekader, waar u in paragraaf 56 om verzoekt. Ik zal het betreffende voortgangsverslag zelfs volgende week al aan de Commissie begrotingscontrole voorleggen.

Wij hebben de jaarrekening al verbeterd en kunnen en zullen nog meer verbeteringen doorvoeren. Wat de jaarrekening 2006 betreft, hebben wij al betere informatie verstrekt over terugvorderingen en financiële correcties. Dat betekent dat u op de betrouwbaarheid van onze jaarrekeningen kunt vertrouwen.

Wij trachten ook om het Europees Transparantie-initiatief in praktijk te brengen. Dankzij de steun van het Parlement wordt op dit vlak elke dag vooruitgang geboekt.

In het verslag van dit jaar ondersteunt het Parlement “de Commissie volledig bij de strikte toepassing van de wetgeving waar het de opschorting van de betalingen betreft”. Toen ik op 1 maart mijn opwachting maakte in de Commissie begrotingscontrole voor een discussie over het ontwerpverslag van de heer Garriga Polledo, heb ik gezegd dat ik mijn collega’s in de Commissie zou voorstellen om een zeer grondige analyse te maken van de kwesties die dit jaar tot voorbehouden leiden in de declaraties van de directeuren-generaal. Afhankelijk van de omvang van de problemen en het geconstateerde risico zullen vervolgens betalingen opgeschort worden of financiële correcties worden toegepast. Wij hebben op 1 maart gedurende meer dan twee uur een serieuze discussie gevoerd waaruit nogmaals de grote vastberadenheid van het college is gebleken om de noodzakelijke maatregelen te nemen.

Vandaag wil ik graag een aantal concrete besluiten nader toelichten. In de eerste plaats is er met betrekking tot het geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS) en de landbouwsubsidies in Griekenland een zeer duidelijk actieplan met dat land overeengekomen om voor een adequate toepassing van het GBCS te zorgen. In het actieplan zijn ondubbelzinnige deadlines vastgelegd voor de maatregelen die genomen moeten worden. Zoals commissaris Fischer Boel ook duidelijk heeft aangegeven in de kwijtingshoorzitting in de Commissie begrotingscontrole van afgelopen november, zal de Commissie de betalingen aan Griekenland voor rechtstreekse steun opschorten indien het actieplan en de deadlines niet in acht worden genomen door de Griekse autoriteiten. De termijn voor het eerste belangrijke verslag van de Griekse autoriteiten loopt op 15 mei af.

Ik wil er ook op wijzen dat de Commissie standaard EU-landbouwgelden terugvordert die niet op de juiste manier door de lidstaten zijn uitgegeven. De betreffende bedragen worden op de communautaire begroting teruggestort in het kader van de procedure voor de goedkeuring van de rekeningen.

Op grond van het meest recente besluit van vorige week wordt in totaal 285,3 miljoen EUR van veertien lidstaten teruggevorderd. Dat gebeurt voornamelijk vanwege tekortschietende controles en het niet respecteren van betalingstermijnen door die lidstaten.

In de tweede plaats heeft de Commissie wat de structurele maatregelen betreft op 4 april 2007 in vijf van de negen Engelse regio’s de betalingen aan EFRO-programma’s opgeschort. In een zesde Engelse regio is de betaling aan één programma opgeschort. Indien er geen of onvoldoende actie wordt ondernomen, zal de Commissie een programmaspecifieke forfaitaire correctie toepassen van 5 tot 10 of 25 procent van de uitbetaalde bedragen. Die correctie is bedoeld om de inbreuk op de regels aan te pakken en de hoogte ervan is afhankelijk van de mate en financiële implicaties van de resterende tekortkomingen.

Opschortingen van betalingen en voorbehouden leiden vaak tot de noodzakelijke verbeteringen. In 2005 heeft het DG Regionaal beleid bijvoorbeeld een voorbehoud gemaakt met betrekking tot de doeltreffendheid van de controlesystemen in Spanje. In 2006 heeft het DG de betreffende kwestie nogmaals onderzocht en geconstateerd dat er voldoende vooruitgang was geboekt zodat een nieuw voorbehoud niet noodzakelijk was.

Zo heeft de Commissie met betrekking tot het Europees Sociaal Fonds begin 2006 ook een voorbehoud gemaakt ten opzichte van de controlesystemen die in het Verenigd Koninkrijk worden gehanteerd. Het Verenigd Koninkrijk heeft dientengevolge verbeteringen doorgevoerd zodat het voorbehoud opgeheven kon worden.

Uit deze voorbeelden blijkt dat de Commissie betalingen kan opschorten en dat in de praktijk ook doet. De basis voor dergelijke besluiten dient echter wel goed gefundeerd te zijn en moet uitgebreid toegelicht worden. Wij hebben daarom dit jaar veel werk verzet om de kwaliteit van de jaarlijkse activiteitenverslagen van de directoraten-generaal van de Commissie te verbeteren.

De Rekenkamer was nogal kritisch over de controlemechanismen van de Commissie op onderzoeksgebied. Dat betreft het directe beheer door de Commissie en daarom hebben wij aan deze kwestie de hoogste prioriteit gegeven. Voor het hele onderzoekscala van de DG’s voor audits met betrekking tot het zesde kaderprogramma wordt er thans een ex post-auditstrategie gehanteerd. Dit is een uitgebreide strategie en zij wordt vergezeld van een aanzienlijke stijging van het percentage van de onderzoeksbegroting waarop ex post-audits uitgevoerd zullen worden. In 2007 zullen er met betrekking tot dat zesde kaderprogramma 300 audits worden uitgevoerd ten opzichte van 45 audits in 2006.

Gezien de prioriteit die aan deze kwestie wordt gegeven, heeft de Commissie een aanzienlijk groter aantal medewerkers met audittaken belast en is zij ook bezig met de werving van nieuwe medewerkers die in het kader van die audits nodig zijn.

Daarnaast wordt serieus overwogen om geleidelijk een systeem van vaste betalingen in te voeren voor specifieke gebieden van het kaderprogramma.

Sta mij toe om even kort in te gaan op de agentschappen. De Commissie heeft geconstateerd dat het Parlement in toenemende mate twijfels heeft over de regelgevende agentschappen. Wij bieden al veel steun aan de agentschappen en naar mijn idee moeten de verwachtingen en verantwoordelijkheden duidelijk in kaart worden gebracht, met name voorafgaand aan de oprichting van nieuwe agentschappen.

Wij zullen dan ook alles in het werk stellen om op zo kort mogelijke termijn vooruitgang te boeken met betrekking tot het voorgestelde interinstitutioneel akkoord. De Raad heeft zich inmiddels bereid getoond om de discussie hieromtrent voort te zetten. Indien dat akkoord er komt, zal het ongetwijfeld een concrete bijdrage leveren om de aanbevelingen van het Parlement in de praktijk te kunnen brengen. Ik denk daarbij aan een systematische en periodieke evaluatie en kosten-batenanalyses van de agentschappen, en de harmonisatie van hun jaarlijkse rapportages.

De Commissie blijft ten opzichte van de begrotingsautoriteit een verantwoordingsplicht houden voor het uitvoeren van de begroting. Wij doen dit door u zo open en eerlijk mogelijk te informeren over onze sterke én zwakke punten. Wij zijn u in beide gevallen dankbaar als u ons daar op een constructieve wijze op attent maakt.

 
  
MPphoto
 
 

  Ralf Walter (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, allereerst mijn hartelijke dank voor de samenwerking tussen de Commissie ontwikkelingssamenwerking en de Commissie, de Rekenkamer en de beide rapporteurs, de heer Camre en de heer Garriga Polledo. Het is goed om te zien dat het Parlement onze waarnemingen volledig betrekt in zijn besluitvorming.

Het is de taak van de Commissie ontwikkelingssamenwerking om erop toe te zien dat de middelen die wij uitgeven om de kwetsbaarste mensen in de hele wereld de helpende hand te reiken en hen te helpen een zelfstandig bestaan op te bouwen, op een juiste en passende wijze worden gebruikt. De mate waarin de Europese bevolking deze samenwerking aanvaardt, is er zeer sterk van afhankelijk dat niet de indruk ontstaat dat deze of gene potentaat met deze gelden zijn kranen verguldt, maar dat, integendeel, het geld ook echt aankomt bij de mensen die het werkelijk nodig hebben. Daarom hebben we dit aspect ook diepgaand onderzocht.

Evenals op vele andere terreinen heeft de Rekenkamer vastgesteld dat er ook in dit verband ernstige fouten zijn gemaakt bij de besteding van de middelen. We hebben deze fouten stuk voor stuk bekeken en hebben uiteraard moeten vaststellen dat er fouten gemaakt zijn in de procedure voor het besteden van middelen. Er was echter geen sprake van fouten die nadelen voor de Europese Unie met zich meebrengen, maar het ging om procedurele fouten. Deze dienen te worden verbeterd om ondubbelzinnig te kunnen zeggen dat te middelen op deugdelijke wijze zijn gebruikt.

Gezegd moet echter ook dat de kwijtingsprocedure ook een politiek karakter heeft. We onderzoeken of de Commissie daadwerkelijk heeft gedaan wat ons voor ogen stond toen we de begroting opstelden. Daarom hebben wij onderzocht of de milieuwetgeving werkelijk prioriteit heeft gekregen, of de crisispreventie werkelijk is versterkt en of er daadwerkelijk 20 procent van de middelen is uitgegeven voor basisonderwijs en basisgezondheidszorg in de ontwikkelingslanden, iets waarover ernstig van mening werd verschild. Het moet gezegd dat de cijfers stijgen, maar ze komen nog niet in de buurt van de 20 procent die wij samen waren overeengekomen. De verklaring dat dit te wijten zou zijn aan het feit dat er zoveel donoren en instellingen moeten worden gecoördineerd, is slechts in zeer beperkte mate een geruststelling te noemen.

Eén ding moet ik heel duidelijk zeggen: De Europese Unie is samen met haar lidstaten veruit de grootste donor ter wereld. Dat mogen we best eens zelfbewust constateren. Tegelijkertijd echter is het onaanvaardbaar dat iemand ons hier in het Parlement komt vertellen dat men zich op andere onderwerpen heeft geconcentreerd, en we hopen dat de prioriteiten die het Parlement en de Raad als prioriteiten hebben vastgesteld tijdens de besluitvorming over de begroting uiteindelijk ook als zodanig zullen worden behandeld.

Onze samenwerking met de ambtenaren van de Commissie is bijzonder goed verlopen. Er zijn vaste toezeggingen gedaan dat wij in de loop van het jaar de gegevens en indicatoren zullen ontvangen die wij nodig hebben en dat er bewijzen zullen worden geleverd van duidelijke vorderingen. Als iemand die altijd sterk betrokken is bij de begrotingsprocedure kan ik u één ding duidelijk zeggen: ik zal ook bij de opstelling van de volgende begroting scherp letten op de beloofde verbeteringen in de tenuitvoerlegging van de begroting niet alleen wat betreft het doelgerichte gebruik van de middelen, maar ook wat betreft het behalen van de politieke doelstellingen en wij zullen onze opstelling als Parlement bij de vaststelling van de Begroting laten afhangen van het feit of u daadwerkelijk uw verplichtingen nakomt of niet.

 
  
MPphoto
 
 

  Jutta Haug (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, het begrotingsdeel dat ter beschikking staat aan de beleidsterreinen waarbij de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid sterk betrokken is, is niet bijzonder groot. In 2005 – het begrotingsjaar waarvan wij nu moeten beoordelen of er naar behoren is omgegaan met het geld van de Europese belastingbetaler – bedroeg dat aandeel minder dan een half procent van de totale begroting van 116 miljard EUR.

Om maar met de deur in huis te vallen: niets verhinderde het verlenen van kwijting aan de directeuren van de vier agentschappen – EMEA, EEA, EFSA en ECDC – voor de uitvoering van hun respectievelijke begrotingen.

De eerste maanden van de werkzaamheden van het Europees Centrum voor ziektebestrijding en -preventie, in 2005, zijn succesvol verlopen. Verantwoordelijk voor de uitvoering van de begroting was het DG Gezondheid.

In het derde jaar van haar werkzaamheden, 2005, bevond de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, ofwel de EFSA, zich midden in haar verhuizing naar Parma, wat moeilijkheden met zich meebracht met de aanwerving van hoogopgeleid personeel en er zonder twijfel toe heeft geleid dat niet alle ter beschikking staande middelen konden worden besteed. Meer dan 4 miljoen EUR zijn teruggevloeid naar de algemene begroting. Hoe dit geld, dat van de EFSA is, dit jaar opnieuw ter beschikking gesteld wordt of dient te worden, is geen onderwerp van discussie binnen deze kwijtingsprocedure. Niettemin zullen we hierover met de Commissie van gedachten moeten wisselen.

Het Europees Geneesmiddelenbureau, EMEA, heeft tot ons aller tevredenheid gefunctioneerd. Het heeft niet alle middelen benut, wat klaarblijkelijk deels te maken had met technische moeilijkheden bij de omschakeling naar een nieuw IT-systeem.

Het Europees Milieuagentschap, EEA, heeft, zoals gebruikelijk, voortreffelijk werk geleverd. Het heeft alle middelen volgens de voorschriften aangewend en had zeker nog meer kunnen gebruiken.

De Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid heeft geen fundamentele kritiek op de uitvoering van de begroting van deze vier agentschappen. Toch hebben we bij deze kwijtingsprocedure de kans aangegrepen om van de twee ‘oude’ agentschappen – EMEA en EEA – te vragen wat in de basisverordening van de ‘nieuwe’ agentschappen reeds is vastgesteld, namelijk de regelmatige controle en beoordeling van hun werk door onafhankelijke deskundigen. Wij willen dat bij alle vormen van administratieve activiteit in Europa – en daartoe behoren de agentschappen – de meerwaarde voor Europa gewaarborgd is.

Nu over het deel van de terreinen milieu, volksgezondheid en voedselveiligheid waarvoor de Commissie verantwoordelijk is. Op alle terreinen was het benuttingspercentage van de vastleggingskredieten buitengewoon tevredenstellend. Wel lieten de betalingspercentages zeer te wensen over, met nog geen 80 procent op de terreinen gezondheidszorg, voedselveiligheid en milieu. Uiteraard zijn er verklarende factoren. Enerzijds was de oprichting van het uitvoerende agentschap voor de gezondheidszorg nog niet voltooid en werd tegelijkertijd veel personeel in beslag genomen door de voorbereidingen van het nieuwe programma voor gezondheid en consumentenbescherming, terwijl anderzijds moeilijkheden bij de vastleggingen in het jaar 2004 tot betalingsproblemen leidden in het jaar 2005 op het milieuterrein.

Al zijn de verklaringen van de diensten van de Commissie nog zo begrijpelijk, de Commissie moet leren om te anticiperen op problemen teneinde onmiddellijk tegenmaatregelen te kunnen nemen. De Commissie heeft tenslotte geen gebrek aan ervaring in de omgang met administratieve problemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Michael Cramer (Verts/ALE), rapporteur voor advies van de Commissie vervoer en toerisme. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, de Commissie vervoer en toerisme stelt vast dat er in de begroting 2005 voor het vervoersbeleid nauwelijks 1 miljard EUR voor vastleggingskredieten en eveneens amper 1 miljard EUR voor betalingskredieten beschikbaar was. Het grootste deel daarvan komt ten goede aan de trans-Europese vervoersnetwerken, namelijk 670 miljoen EUR aan vastleggingskredieten en 750 miljoen EUR aan betalingskredieten, en de commissie is bijzonder ingenomen met het feit dat in deze cijfers ook betalingskredieten zijn opgenomen voor veiligheid van vervoer en vastleggingskredieten voor het programma Marco Polo, en ook voor de vervoersagentschappen zijn 70 miljoen EUR aan vastleggingskredieten en 60 miljoen EUR aan betalingskredieten uitgetrokken.

De commissie is echter bezorgd over het bovengemiddelde foutenpercentage in de contracten voor onderzoek op vervoersgebied. Voorts stelt zij met bezorgdheid vast dat slechts 51 procent van de beschikbare middelen voor veiligheid van vervoer is uitgetrokken, ofschoon dit een belangrijk programma is, gezien onze wens het aantal verkeersongevallen te halveren.

Wat betreft de trans-Europese vervoersnetwerken is het van belang dat wij ons concentreren op zaken die doelmatig vervoer bewerkstelligen en dat we niet eerst met grote projecten beginnen om vervolgens vast te stellen dat de helft van de benodigde financiële middelen ontbreekt. In veel lidstaten zijn projecten gestaakt omdat de benodigde middelen ontbraken. Wij dienen absolute prioriteit te verlenen aan de modernisering van de bestaande infrastructuur en pas dan aan nieuwe bouwprojecten te denken. Onze geringe middelen moeten we zo doeltreffend mogelijk gebruiken.

En we mogen niet alleen aan de Noord-Zuid-projecten denken, maar Europa moeten aaneengroeien. Daarom moeten ook Oost-West-spoorprojecten worden gemoderniseerd, want veel van die lijnen bevinden zich nog op een technisch niveau uit de vorige eeuw, uit het tijdperk van de stoomlocomotief.

Van belang is natuurlijk ook de klimaatverandering. De vervoerssector is met 30 procent een van de grootste CO2-producenten. Daarom moeten wij bij onze onderzoeksvoornemens uitgaan van een duurzaam klimaatbeleid. Dat is tot nog toe onvoldoende het geval, en daarin dient verandering te komen.

Wij hebben de agentschappen kwijting verleend, maar voor het noodzakelijke werk waarmee zij worden belast, moeten zij ook de noodzakelijke middelen krijgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Helga Trüpel (Verts/ALE), rapporteur voor advies van de Commissie cultuur en onderwijs. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, als rapporteur voor advies van de Commissie cultuur en onderwijs wil ik allereerst vaststellen dat wij er niet van overtuigd zijn dat wij voldoende middelen uittrekken voor cultuur en onderwijs. De Commissie cultuur en onderwijs had veel meer ambities en zij betreurt het dat het Parlement, de Commissie en de Raad gezamenlijk niet meer geld ter beschikking hebben gesteld. Wij willen Europa immers een ziel geven, we willen alle studenten de mogelijkheid geven om in Europa te studeren en, met dit in gedachten, dienen we, ook in het kader van de Lissabon-strategie, in de komende paar jaar veranderingen te bewerkstelligen op deze terreinen.

Heel in het algemeen wil ik opmerken dat het vooral bij de grote cultuur- en jeugdprogramma’s van doorslaggevend belang is enerzijds een heel zorgvuldig – dus verantwoordelijk en doorzichtig – uitgavenbeleid te voeren en anderzijds ons te onthouden van overregulering aan de hand van de bestaande regels en geen verkeerde bureaucratische wegen in te slaan. Ik ben me ervan bewust dat we, na de corruptiezaken en schandalen die we achter ons hebben, erg voorzichtig moeten zijn. Toch moeten we ons doel goed in het oog houden. Met name bij kleine projecten van slechts 20 000 EUR zouden aanvragers niet verplicht moeten zijn om hele riemen papier in te leveren om hun aanvraag geaccepteerd te krijgen.

Een tweede opmerking: met 99 nationale cultuuragentschappen ontstaat er snel een wildgroei. Op dit terrein zou men kunnen zorgen voor beter beheer.

En een derde punt: ik ben van mening dat het niet juist is om deze dependance van ons Parlement in Straatsburg te blijven financieren via onze begroting. Als Frankrijk niet bereid is om deze tweede vestiging op te geven en op die wijze geld te besparen, dan dient in de toekomst de Raad de verantwoordelijkheid op zich te nemen voor de financiering ervan.

 
  
MPphoto
 
 

  Bárbara Dührkop Dührkop (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken.(ES) Ik spreek als rapporteur van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken over de begroting 2005.

Het gaat om nogal wat agentschappen. Mevrouw Haug heeft er al enkele genoemd en in het algemeen sluit ik me bij haar opmerkingen aan.

Ik wil echter eerst ingaan op de uitvoering van de algemene begroting van de Commissie burgerlijke vrijheden, en daarin kan ik vrij kort zijn.

We constateren dat voortgang is gemaakt met de uitvoering van de vastleggingskredieten maar de uitvoering van de betalingen heeft een flinke impuls nodig. We zitten voor 2005 op een niveau van 79,8 procent, tegen 80,3 procent voor 2004. Dat is een van de laagste niveaus voor de commissie.

Mevrouw Haug heeft al andere voorbeelden gegeven die kennelijk op hetzelfde neerkomen. Het behoeft denk ik geen betoog dat er verbetering moet komen in deze situatie. Bovendien weten we dat het geld voor het volgende jaar in gevaar komt als we het niet weten te gebruiken.

Wat betreft de uitvoering van de begroting voor Eurojust (het Europees orgaan voor de justitiële samenwerking), zien we dat de Rekenkamer redelijke garanties heeft dat de jaarrekening van dit begrotingsjaar betrouwbaar is en dat alle bijbehorende verrichtingen wettig – zoals verwacht mag worden – en regelmatig zijn geweest.

Dat neemt niet weg dat sommige situaties voor verbetering vatbaar zijn. Ook hier moeten we Eurojust verzoeken op deze weg door te gaan en zijn financiële beheer te verbeteren.

Wat de uitvoering van de begroting van het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat betreft, is de commissie eveneens van oordeel dat de onderliggende verrichtingen wettig zijn geweest. We constateren echter dat het Waarnemingscentrum verzocht moet worden zijn aanbestedingsprocedures duidelijker en vooral transparanter te maken.

Als laatste ga ik in op de uitvoering van de begroting van het Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving. In dit geval wil de Commissie burgerlijke vrijheden, evenals de Rekenkamer, wijzen op twee ernstige tekortkomingen.

Er zijn diverse onaanvaardbare onregelmatigheden in de aanwervings- en aanbestedingsprocedures aangetroffen en we moeten de eis stellen dat daarin aanmerkelijke verbetering komt. Zonder te willen ontkennen dat sommige maatregelen al effect sorteren, moeten we vaststellen dat er nog veel te doen is voordat alles – zogezegd – aanvaardbaar en correct is.

De neteligste kwestie – we hebben de Commissie al om uitleg gevraagd – is wellicht dat we, evenals de Rekenkamer, moeten vaststellen dat er sprake is van slecht beheer in het geval waarin een functionaris voor langere tijd naar Brussel wordt gezonden zonder duidelijke taakomschrijving; wat met name duister blijft is de uiteindelijke toewijzing aan de Commissie. Hier is veel geld van de Europese belastingbetaler waarvan de besteding zal moeten worden uitgelegd.

De Commissie burgerlijke vrijheden verzoekt daarom dit geval grondig uit te zoeken en gepaste maatregelen te nemen om herhaling te voorkomen.

Al met al komt de aanbeveling van de Commissie burgerlijke vrijheden overeen met die van de Commissie begrotingscontrole, namelijk om kwijting te verlenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Lissy Gröner (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, voor de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid is het niet gemakkelijk deze evaluatie uit te voeren. We hebben al diverse keren benadrukt dat genderspecifieke gegevens noodzakelijk zijn om de uitgaven te kunnen beoordelen. Helaas zijn deze gegevens nog steeds niet voorgelegd, dus kunnen wij genderbudgettering en gendermainstreaming slechts beperkt in onze evaluatie opnemen. Wij dringen erop aan deze gegevens voor te leggen in de volgende kwijtingsverslagen voor de begroting.

Met name bij de programma’s met betrekking tot de structuurfondsen en dergelijke zijn precieze gegevens noodzakelijk om te kunnen zien hoeveel middelen er uiteindelijk worden uitgetrokken voor de bevordering van gendergelijkheid. Gebleken is dat de betalingen in het programma Daphne niet zijn uitgevoerd. Dat is een groot probleem. We weten dat er op enorme schaal geweld wordt gebruikt tegen vrouwen, kinderen en jongeren. We weten dat de voorgestelde projecten erg goed waren, maar toch is er geen financiële steun toegekend. Daar moet iets aan gebeuren.

In het concrete geval dat ik in gedachten heb, werd een aantal trans-Europese projecten afgewezen. Wij zijn bezig met de voorbereidingen van een Europees Jaar tegen geweld. De Raad van Europa is een campagne gestart. De behoefte op dat terrein is enorm, en de Commissie mag niet stil blijven zitten.

 
  
MPphoto
 
 

  Véronique Mathieu, namens de PPE-DE-Fractie.(FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, wat de kwijting aan de agentschappen betreft, zou ik om te beginnen een aantal zaken willen vaststellen. De eerste is dat het aantal agentschappen voortdurend toeneemt, en dat deze toename verontrustend is, omdat zij niet in een algemeen oriëntatiekader lijkt te passen. Deze situatie levert verschillende problemen op, zoals het probleem van de financiële controle van deze agentschappen en dat van de geconstateerde zwakke punten in hun organisatie, die niet altijd worden opgelost.

Wat het eerste aspect betreft, lijkt het mij van essentieel belang dat er duidelijke regels worden opgesteld voor de kwijtingsprocedure. Voor 16 van de 35 agentschappen wordt er momenteel namelijk individuele kwijting door het Parlement verleend. Om de huidige tegenstrijdigheden in de toepassing van artikel 185 van het Financieel Reglement te voorkomen – aangezien aan veel agentschappen nog altijd een globale kwijting wordt verleend uit hoofde van de algemene begroting van de Europese Commissie –, zou het juist zijn om in de toekomst alle agentschappen, ongeacht hun status, aan een individuele kwijting door het Europees Parlement te onderwerpen.

Het tweede aspect dat ik ter sprake wil brengen, betreft het efficiënt functioneren van de agentschappen. Er is weliswaar vooruitgang op dit gebied geconstateerd, maar deze is nog altijd onvoldoende. Wat met voorrang moet gebeuren, is dat de boekhoudsystemen worden versterkt, dat een juiste toepassing van de aanbestedingsprocedures en van de regels met betrekking tot interne controle wordt gewaarborgd en, tot slot, dat de wervingsprocedures transparanter worden gemaakt. Tegelijkertijd moet de Commissie zich ervoor blijven inspannen om de zichtbaarheid van de agentschappen te vergroten door een doeltreffende communicatiestrategie op te stellen, om synergieën tot stand te brengen en, tot slot, om de agentschappen meer administratieve en technische steun te bieden, die is afgestemd op hun behoeften.

Bovendien steun ik het voorstel om de publicatie van een kosten-batenanalyse verplicht te stellen voordat een nieuw agentschap wordt opgericht, evenals het voorstel waarin wordt verzocht om elke vijf jaar een studie over te leggen naar de toegevoegde waarde die ieder agentschap op zijn eigen werkterrein oplevert. Deze twee voorstellen zijn van essentieel belang om ervoor te zorgen dat de activiteiten die de agentschappen ontplooien, aansluiten op de specifieke behoeften van de diverse sectoren.

Ook al heeft de Rekenkamer voor drie agentschappen een voorbehoud gemaakt, ik wil tot slot benadrukken dat ik blij ben dat de agentschappen in hun geheel vooruitgang hebben geboekt in vergelijking met het begrotingsjaar 2004, en ik verzoek hun zich in deze richting te blijven inspannen.

 
  
MPphoto
 
 

  Dan Jørgensen, namens de PSE-Fractie. – (DA) Mijnheer de Voorzitter, in de Sociaal-democratische Fractie adviseren wij om kwijting te verlenen. We adviseren om de begrotingen voor 2005 goed te keuren, maar dat doen wij niet zonder aanmerkingen te maken en ook niet zonder eisen te stellen. We hebben twee fundamentele eisen. Ten eerste vinden wij natuurlijk dat de controle nog verder moet worden aangescherpt. We vinden niet dat er voldoende controle is op wat er met het geld van de belastingbetalers gebeurt. Ten tweede vinden we ook dat er behoefte is aan meer openheid en aan meer transparantie.

Wat ons eerste punt betreft, moet worden gezegd dat er bepaalde vorderingen zijn gemaakt. Daar zijn wij erkentelijk voor. Er is ook lof van onze kant voor het feit dat er een nieuw boekhoudsysteem bij de Commissie is geïmplementeerd. Dat was geen gemakkelijk proces, maar het is boven verwachting verlopen. Ik waardeer het ook dat het geïntegreerde financiële controlesysteem, speciaal op het punt van de landbouwmiddelen, voor een groot deel van de begroting is geïmplementeerd, en dat is natuurlijk heel positief. We zijn echter ook kritisch, en wel op de gebieden waar de Rekenkamer zoals bekend helaas een aantal zeer duidelijke punten van kritiek had. Het gaat speciaal om het interne beleid, het gaat helaas ook om een deel van de landbouwmiddelen. Op die punten zijn we gewoon genoodzaakt de teugels aan te halen. Dat moet gebeuren door de Commissie, maar vooral ook in de lidstaten. Het is een feit dat omstreeks 80 procent van de EU-middelen, zoals de geachte afgevaardigden weten, wordt beheerd via gedeeld beheer, dat wil zeggen dat het geld in feite in de lidstaten wordt gebruikt. Het is duidelijk dat we er natuurlijk volkomen afhankelijk van zijn – dat wil zeggen, de Commissie en wij als Parlement zijn ervan afhankelijk – dat de lidstaten die verantwoordelijkheid serieus nemen, en wij hebben helaas niet het gevoel dat ze dat doen. Er moet duidelijk worden aangegeven waar de politieke verantwoordelijkheid ligt, en dat is iets wat we moeten uitzoeken met betrekking tot het volgend jaar.

Verder is het natuurlijk duidelijk dat het hele debat over openheid nu al een aantal jaren wordt gevoerd. Daar zijn we blij om. We zijn ook blij met de maatregelen van de Commissie, die duidelijk heel positief zijn. Wij vinden dat elke burger van Europa op internet moet kunnen zien hoe het geld van de EU verdeeld is over landbouwmiddelen, structuurmiddelen enzovoort. Dat proces is bezig, maar het moet natuurlijk tot het laatste moment worden gevolgd. Bovendien moet er meer openheid komen over de vele werkgroepen. We moeten de namen krijgen van degenen die daarin zitten.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Mulder, namens de ALDE-Fractie. – Voorzitter, op de eerste plaats mijn complimenten aan de rapporteurs en ik kan hun mededelen dat de ALDE-Fractie hun oordeel deelt. Ook wij steunen de kwijting zoals die is aanbevolen.

2006, het jaar waarover wij praten, is het eerste volledige begrotingsjaar waarvoor deze Commissie volkomen verantwoordelijk was. Wederom is er een negatief oordeel van de Rekenkamer. Voor de twaalfde keer in een rij, en iedereen weet natuurlijk dat dat zo niet door kan gaan. Ik ben blij dat de Rekenkamer heeft aangekondigd dat er een zogenaamd peer review zal komen, dat ze hun eigen werkzaamheden, hun eigen methode eens een keer onder de loep zullen laten nemen door anderen. Dat is te verwelkomen, maar hoe wij het het ook wenden of keren, de Commissie blijft altijd verantwoordelijk en kan die verantwoordelijkheid niet afschuiven op de lidstaten.

We hebben vorig jaar de financiële perspectieven ondertekend en voor de eerste keer staat daarin een bepaling dat de lidstaten nationale verklaringen op een geschikt politiek niveau moeten afleggen om te zeggen dat ze de begroting goed hebben uitgevoerd. Mijn grote vraag is: wat heeft de Commissie precies gedaan met dat artikel in de financiële perspectieven? Heeft zij een brief doen uitgaan aan de lidstaten om hen daarop te wijzen? Wat is de strategie van de Commissie in dezen?

Ik zou de Commissie er ook op willen wijzen dat volgend jaar het cruciale jaar is voor de Commissie. Het is dan 2008 en tien jaar geleden, in 1998, weigerde het Parlement om kwijting te verlenen. Ik zal bepaald niet zeggen dat dat nog een keer zal gebeuren, dat hangt van de ontwikkelingen af, maar er moet duidelijk vooruitgang zijn. Het kán niet zo zijn dat dit Parlement over een jaar aan de vooravond van de volgende Europese verkiezingen dat weer heel gemakkelijk zal accepteren om de Commissie kwijting te verlenen, wanneer duidelijk niet de indruk bestaat dat de Commissie al het mogelijke heeft gedaan om de situatie te verbeteren. Een van de sleutels daartoe is het nakomen van de financiële perspectieven.

 
  
MPphoto
 
 

  Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, vandaag neemt het Parlement een beslissing over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting voor 2005.

Aangezien de Rekenkamer ten aanzien van geen van de Europese instellingen een belangrijk voorbehoud heeft gemaakt, ben ik van mening dat we iedere instelling kwijting kunnen verlenen. Toch betekent dit niet dat de financiële jaarverslagen die ieder jaar aan het Parlement worden overgelegd, volledig foutloos zijn.

Ten eerste stelt de Rekenkamer dat het financiële jaarverslag van de Europese Gemeenschappen over het algemeen een betrouwbaar beeld geeft van de financiële situatie eind december 2005 en dat zij geen ernstige onregelmatigheden heeft aangetroffen. Toch heeft de Rekenkamer veel fouten geconstateerd, zowel in de bedragen die staan vermeld in de centrale boekhoudingen als in de jaarverslagen die de lidstaten hebben aangeleverd. Het is in het bijzonder verontrustend dat bepaalde onregelmatigheden ieder jaar weer opduiken, ondanks kritische opmerkingen van zowel de Rekenkamer als het Europees Parlement.

Ten tweede sluit ik me aan bij de stemmen die opgaan in de Rekenkamer en het Europees Parlement, en die een grotere transparantie eisen bij het beheer en de besteding van Europese middelen. Ik wil vooral de Commissie ondersteunen in haar streven de bedragen van de rechtstreekse betalingen aan de grootste agrarische producenten in bepaalde lidstaten openbaar te maken. Tevens verwacht ik dat de procedure voor het plaatsen van opdrachten en het ontvangen van subsidies vereenvoudigd wordt. Dit zal de transparantie van de activiteiten van de Commissie ten goede komen en tegelijk het risico op corruptie terugdringen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes, namens de Verts/ALE-Fractie. – Voorzitter, ook onze fractie is bereid om de Commissie kwijting te verlenen, eigenlijk een beetje onder dezelfde voorwaarden als die zo-even werden geschetst door de heer Jørgensen. De heer Mulder heeft daarnet gezegd dat het de twaalfde keer op een rij is dat de Rekenkamer er niet in slaagt om een positieve betrouwbaarheidsverklaring af te geven en dat kan inderdaad zo niet langer. De heer Kallas had tijdens de hoorzitting in onze commissie, toen hij aangesteld moest worden, gezegd dat het tijdens zijn mandaatsperiode zou zijn, althans dat dat zijn doel was, om tot een positieve betrouwbaarheidsverklaring te komen. Ik weet dat de commissaris op dit ogenblik een beetje in de clinch ligt met de Rekenkamer; er komt een peer review van de methodes die zij gebruiken en toch hoop ik dat die positieve betrouwbaarheidsverklaring er ooit komt, zeker tijdens deze mandaatsperiode. Er zijn inderdaad blijvende problemen, ook op het gebied van de landbouw. In die zin ben ik blij met de verklaring van de commissaris met betrekking tot hetgeen hij gezegd heeft over het geïntegreerd beheers- en controlesysteem. We weten allemaal dat Griekenland hier zwaar tekortschiet. Tot twee keer toe is dat al vermeld in het jaarverslag van de Rekenkamer. Er is nu een concreet actieplan, de commissaris heeft klaar en duidelijk gezegd dat hij bereid is om tot opschorting van betalingen over te gaan, als Griekenland niet voldoet aan de voorwaarden, het actieplan niet correct uitvoert. In die zin liggen er twee amendementen voor: een van de EVP-Fractie en een van onze fractie. Ik hoop dan ook dat minstens een van die twee amendementen het zal halen en dat dat een belangrijke steun in de rug is van de commissaris zodra hij moet beslissen om tot opschorting van betalingen over te gaan.

De nationale beheersverklaringen: ik stel vast dat de Raad er niet is. Het is toch eigenlijk schandalig dat in een debat over de kwijting, die we ook aan de Raad zelf moeten verlenen, op een ogenblik dat we weten dat 80% van alle financiële middelen door de lidstaten zelf beheerd worden, de Raad er niet is en ik betreur dat ten zeerste.

Ik steun de heer Mulder ook in zijn vraag aan de Commissie: wat heeft de Commissie gedaan om ervoor te zorgen dat de lidstaten inderdaad nationale beheersverklaringen afleggen? In ons debat met de Duitse staatssecretaris werd gezegd dat een en ander te wijten is aan onze federale structuur. Ik kan me niet inbeelden dat dat klopt. Ik kan mij best voorstellen dat een federale staat als België bijvoorbeeld, zegt, oké, drie van onze gewesten liggen daar met een verklaring, twee daarvan voldoen niet, een wel. Waarom zou het zo niet kunnen? Ik dring dan ook echt aan op positieve beheersverklaringen, ook van de lidstaten.

 
  
  

VOORZITTER: DIANA WALLIS
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Esko Seppänen, namens de GUE/NGL-Fractie. – (FI) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, de Rekenkamer heeft in de afgelopen tien jaar geen positieve uitspraak gedaan over de boekhouding van de Europese Unie. Een van de voornaamste redenen hiervoor is waarschijnlijk dat de Commissie het geld toewijst, maar dat de lidstaten het gebruik van het geld controleren. Het orgaan dat verantwoordelijk is voor de verdeling van het geld controleert dus niet zelf het gebruik ervan. Sommige lidstaten zijn minder streng dan andere bij het houden van toezicht op de financiële middelen die zij van de Europese Unie ontvangen. Onze fractie staat achter het standpunt in het verslag dat de Rekenkamer in de toekomst vaker de landen bij naam moet noemen die zich schuldig maken aan gebrekkige controle. Er is geen goede reden om Griekenland of andere zwakke toezichthouders te beschermen.

Het is altijd het standpunt van het Parlement geweest dat de lidstaten een verklaring moeten afgeven over de nationale administratie met betrekking tot de middelen die zij van de Europese Unie ontvangen. Sommige lidstaten hebben dit gedaan, Nederland bijvoorbeeld, keurig met de handtekening van de minister. De meeste lidstaten zijn tegen het afgeven van een verklaring. Anderzijds moet gezegd worden dat het geval van Martha Andreasen er nog niet toe heeft geleid dat de hoofdboekhouder in de Commissie de rechtmatigheid van de boekhoudingen met haar handtekening bevestigt. Het Parlement eist zeer terecht dat zij hiervoor de wettige bevoegdheid krijgt.

Onze fractie is dit jaar voorstander van het verlenen van kwijting.

 
  
MPphoto
 
 

  Nils Lundgren, namens de IND/DEM-Fractie. – (SV) Mevrouw de Voorzitter, een kernpunt in het democratische proces is dat men eist dat er verantwoording wordt afgelegd. De prestaties van dit Parlement op dit punt zijn tot nu toe schrikbarend. Hoewel er keer op keer verslagen verschijnen waarin wordt gewezen op frauduleuze praktijken, ongeregeldheden, incompetentie en geknoei, verleent het Parlement jaar na jaar kwijting met bijna Noord-Koreaanse meerderheden.

Vorig jaar werd er een uitzondering gemaakt. Het Parlement had teveel huur betaald voor het gebouw waarin we ons nu bevinden. Het was onmogelijk om dat probleem onder de mat te vegen. In plaats daarvan ontstond toen de pathetische situatie dat de leiders van de grote fracties optraden als professionele klaagvrouwen. Ze verzekerden dat hun nee tegen de kwijting eigenlijk alleen voor de schijn was. Zo vervult de meerderheid van het Parlement haar democratische taak.

Vorig jaar was ik rapporteur en ik vond het onmogelijk om kwijting voor het Comité van de Regio’s voor te stellen. Op het secretariaat van het Comité leek een corrupte cultuur te heersen. Hoewel er drie verschillende onderzoeken naar het Comité van de Regio’s gaande waren, verleende het Parlement in alle gevallen kwijting. Nu heeft OLAF zijn verslag ingediend. De kwestie is ter rechterlijke toetsing naar de nationale overheden gegaan. Er zijn daarom nog zwaardere redenen om dit jaar geen kwijting aan het Comité van de Regio’s te verlenen. Bovendien heeft de rapporteur, mevrouw Herczog, aangetoond dat noch aan het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid noch aan de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid kwijting moet worden verleend. Laten we dat dan ook niet doen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ashley Mote, namens de ITS-Fractie.(EN) Mevrouw de Voorzitter, naar mijn idee zou de Raad van ministers dringend prioriteit moeten geven aan de benoeming van een team van echt onafhankelijke, internationaal gerespecteerde accountants om een uitgebreid onderzoek en een volledige analyse uit te voeren van de audit van deze instelling, van haar financiën, haar boekhoudsystemen en interne controlemaatregelen en van al haar operationele instellingen. Veel van die laatste instellingen begeven zich op de commerciële markt, maar ontsnappen desalniettemin telkens weer aan een grondige wettelijke controle van hun financieel en bedrijfsmatig beheer.

Neem als voorbeeld eens de jaarrekening over 2005: een team van onafhankelijke forensische accountants heeft geconcludeerd dat betalingen ter waarde van 27 miljard EUR gewoon niet nauwkeurig in de jaarrekening geregistreerd zijn. Een dergelijk onvoorstelbaar en niet te verantwoorden uitgavenpatroon heeft tot even onvoorstelbare en onaanvaardbare gevolgen geleid. Wij weten nu bijvoorbeeld dat de EU in de loop der jaren circa 600 miljard EUR verlies heeft geleden en dat is veel meer dan de dan het bedrag van 75 miljard GBP dat het Verenigd Koninkrijk sinds zijn toetreding netto heeft bijgedragen.

De president van de Rekenkamer heeft toegegeven dat er nog steeds ernstige problemen zijn: die problemen zijn op elke pagina van elk jaarverslag in hoofdletters terug te vinden, maar in de praktijk wordt er eigenlijk niets aan gedaan. De betrouwbaarheidsverklaring dient betrekking te hebben “op alle rekeningen en op alle onderliggende verrichtingen tot op het niveau van de belastingplichtigen”, maar hun belangen worden elk jaar weer opnieuw genegeerd. De discrepanties tussen de boekhoudbalans in het ene jaar en het daaropvolgende jaar zijn stelselmatig, gangbaar en onaanvaardbaar. Zo bedroeg het verschil in 2002 bijvoorbeeld 200 miljoen EUR. Vorig jaar was dat verschil 179 miljoen EUR en dat is in vier jaar tijd niet echt een opzienbarende verbetering. Het gaat daarbij niet alleen om zo maar wat fouten: zij worden door de accountants als ernstige financiële nalatigheden gekwalificeerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Hans-Peter Martin (NI). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, een degelijke kwijtingsprocedure is niet alleen bedoeld om terug te kijken, maar ook om te overwegen welke conclusies eruit kunnen worden getrokken. Ik weet zeker dat de commissaris heel goed luistert naar wat er wordt gezegd over de agentschappen en dat hij ook weet dat degenen die een zekere mate van controle willen uitoefenen steeds ontevredener worden over hetgeen er gaande is op vele terreinen waar een hoop verwarring heerst en de zaken uit de hand beginnen te lopen. Ik weet zeker, commissaris Kallas, dat u ook heel goed weet welke kant het opgaat met de triloogonderhandelingen. Het is bijzonder verontrustend als zelfs leden van de Begrotingscommissie die zich al jaren met dit soort zaken bezighouden steeds opnieuw benadrukken dat zij zelf door de bomen het bos niet meer zien en dat er geen duidelijke scheidslijnen bestaan tussen de operationele en administratieve begroting, zodat er flink mee gesjoemeld wordt, vooral door de administratieve uitgaven in de programma’s te verstoppen.

Dat, mijnheer de commissaris, staat haaks op uw voorgenomen activiteiten ter bevordering van de transparantie, en ik wil u aanmoedigen om op uw eigen terrein te doen waar u op landbouwgebied al mee was begonnen, namelijk het gebruik van middelen tot de laatste euro openbaar te maken. Iedere moderne onderneming is daartoe in staat. Die hebben altijd kostencentra en duidelijke bestemmingen. Zij weten zelfs wat er op dienstreizen met het geld is gebeurd. Dat dit bij ons niet het geval is, acht ik buitengewoon betreurenswaardig en schadelijk. Ik weet zeker, mijnheer de commissaris, dat er over de hele linie op personeel moet worden bezuinigd, aangezien het overduidelijk is dat er met minder personeel juist efficiënter wordt gewerkt dan wanneer het omgekeerde het geval is, zoals nu.

 
  
MPphoto
 
 

  Esther de Lange (PPE-DE). – Voorzitter, ik zal mij beperken tot opmerkingen over het Europees Parlement. Ik wil in eerste instantie rapporteur Staes bedanken voor een zeer gedegen verslag. Wij steunen zijn voorstel om kwijting te verlenen en wij steunen ook het grootste deel van zijn opmerkingen en van de kanttekeningen, die hij daarbij plaatst. Uiteraard zullen wij als fractie een aantal accenten zetten waarbij ik met name aandacht wil vragen voor ons amendement 3 dat meer dan de huidige tekst oproept tot constructieve samenwerking en politieke dialoog met de Voorzitter van dit Huis waaraan kwijting wordt verleend, maar die in de begroting waar wij nu over spreken nog niet in functie was.

Daarnaast aandacht voor de amendementen van collega Fjellner, ook door mij medeondertekend, over wat nu daadwerkelijk die kosten zijn van het behoud van drie vergaderplaatsen in een situatie met 27 lidstaten. De huidige cijfers dateren nog uit de tijd van 15 lidstaten.

Op een wat persoonlijke titel wil ik zeggen dat ik als oud-assistent natuurlijk met een kritische blik gekeken heb naar de opmerkingen over de secretariaatsvergoeding en de situatie van parlementaire medewerkers, waar in individuele gevallen verbetering nog hard nodig is.

Tenslotte het eeuwigdurende verhaal over het vrijwillige pensioenfonds. Volgens mij, volgens mijn delegatie, is het daarbij van het grootste belang dat elke indruk wordt vermeden dat publieke middelen – de algemene onkostenvergoeding – worden ingezet voor privaat inkomen, namelijk ter financiering van de bijdrage aan het vrijwillige pensioenfonds.

Tot slot geef ik de twintig seconden die mij nog resteren, aan de volgende spreker.

 
  
MPphoto
 
 

  Edith Mastenbroek (PSE). – Mijnheer de Voorzitter, allereerst dank aan de heer Staes voor zijn geweldige verslag en voor de twintig seconden spreektijd van de vorige spreker. Zouden we soms uit dezelfde lidstaat komen? Het lijkt haast wel, want dezelfde punten die u benadrukt, zou ik hier ook nogmaals willen benadrukken.

Allereerst het verslag van de heer Staes. Nogmaals hartelijk dank, het is een prima verslag geworden. Voor het eerst sinds ik gekozen ben, bent u erin geslaagd om een discharge af te leveren die niet in de week ervoor tot grote controverse heeft geleid. Ik wil een aantal punten noemen. Het is jammer genoeg in deze procedure eerder een regel dan een uitzondering dat we keer op keer weer om dezelfde dingen moeten vragen. Dan gaat het niet alleen om zaken als bijvoorbeeld een elektronische handtekening of het minimaliseren van de papierstromen in dit Huis, maar ook om zoiets belangrijks als de vraag aan wie wij eigenlijk kwijting verlenen. Wij ondersteunen hierin de formulering van de heer Staes.

Ik zou op persoonlijke titel ook aandacht willen vragen voor de amendementen van de heer Fjellner. Ik denk dat het van het grootste belang is dat we precies weten waar we het geld van het Parlement aan uitgeven en ik denk dat het dus inderdaad ook van het grootste belang is voor het debat om te weten wat het precies kost om onze werktijd over drie plaatsen te verdelen. Dan het assistentenstatuut: ik vind zeker nu we het ledenstatuut met elkaar hebben geregeld, dat een onderwerp waarvan ik hoop dat we hier volgend jaar niet opnieuw om hoeven te vragen. Er is een werkgroep binnen het Bureau bezig met dit belangrijke onderwerp. Ik denk dat het van het grootste belang is dat dat assistentenstatuut er zo snel mogelijk komt en dat we een fatsoenlijk inzicht krijgen in de arbeidspositie van die assistenten, hun sociale zekerheid en hun belastingregime.

 
  
MPphoto
 
 

  Bill Newton Dunn (ALDE).(EN) Mevrouw de Voorzitter, het doet mij genoegen dat u in de Voorzitterstoel zit en dat u deze vergadering zo efficiënt leidt.

Allereerst wil ik op de heer Mote reageren die helaas niet de moeite heeft genomen om de rest van het debat bij te wonen. Hij wil het corruptie- en verspillingsprobleem in Europa oplossen door nóg een laag bureaucratie toe te voegen in de vorm van een team accountants uit de particuliere sector. Dat lijkt mij een volslagen absurde oplossing die alleen maar tot nog meer kosten zal leiden.

Onze fractie zal de amendementen 1 en 3 steunen waarin om een opheldering gevraagd wordt over de kosten die het gevolg zijn van het feit dat wij onze werkzaamheden op drie verschillende locaties uitvoeren. Deze absurde situatie is zowel voor de burgers als voor ons onbegrijpelijk. Wij willen graag opheldering hierover. Wij zijn echter zeer verbaasd dat de PPE-DE-Fractie vier amendementen heeft ingediend – de nummers 79, 80, 81 en 83 – waardoor andere nuttige delen van dit verslag geschrapt worden. Mevrouw De Lange, die zojuist het woord heeft gevoerd namens de PPE-DE-Fractie, heeft mij in verwarring gebracht. Zij zei dat wij moeten voorkomen dat bij de burgers de indruk ontstaat dat geld op een verkeerde manier wordt besteed, namelijk aan het vrijwillige pensioenfonds. Dat ben ik met haar eens. In amendement 83 stelt de PPE-DE-Fractie echter voor om een audit van de toelagen van de afgevaardigden en de wijze waarop deze besteed worden, te schrappen. Dat snijdt absoluut geen hout. Ik dring er dan ook bij haar op aan om haar collega’s ervan te overtuigen om de amendementen waardoor nuttige delen van dit verslag worden geschrapt, in te trekken en het verslag te ondersteunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Janusz Wojciechowski (UEN). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de rapporteurs feliciteren met hun scherpzinnige en bijzonder nauwkeurige werk. Ook wil ik de Rekenkamer bedanken. Dankzij haar verslagen worden wij uitgebreid in kennis gesteld van de uitvoering van de Europese begroting. Maar ik heb toch de indruk dat het taalgebruik in deze rapporten en verslagen weinig toegankelijk is voor de doorsnee burger en dat we de leesbaarheid van onze documenten moeten verbeteren. We schrijven ze immers niet alleen voor onszelf, maar ook voor het betrokken publiek.

Bij de controle van de uitvoering van de begroting wordt de meeste aandacht besteed aan de betrouwbaarheid van de rekeningen. Dat is belangrijk, maar het komt voor dat de boekhouding volledig klopt en de middelen in werkelijkheid verspild worden. Ik zou willen dat we in de toekomst meer aandacht besteden aan een inhoudelijke beoordeling van de uitgaven en niet alleen aan hun formele correctheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Paul van Buitenen (Verts/ALE). – Voorzitter, vanaf 2000 hebben twee interne accountants van het Comité van de regio's achtereenvolgens ernstige fraude geconstateerd. De antifraudedienst heeft dit ook in meerdere rapporten bevestigd. Al die jaren heeft het Comité van de regio's de problemen gebagatelliseerd, beloofde het beterschap en wij, Parlement, hebben steeds kwijting verleend.

Vorig jaar nog zou er een hearing komen met de twee door het Comité van de regio's weggestuurde accountants. Echter door intensief lobbywerk van datzelfde Comité is de hearing op het laatste moment van de agenda van de Commissie begrotingscontrole geschrapt. Weer verlenen wij gewoon kwijting aan het Comité van de regio's. Een paar maanden geleden kwam het voorlopig laatste OLAF-rapport in deze saga uit. OLAF beveelt niet alleen tuchtrechtelijke maatregelen aan, maar zelfs strafrechtelijke vervolging. Na herhaalde weigering door het Comité van de regio's mocht de Commissie begrotingscontrole dat rapport begin dit jaar eindelijk inzien. Het blijkt om structureel georganiseerde malversaties te gaan, waarbij meerdere niveaus binnen de hiërarchie betrokken zijn. Ook komen er weer nieuwe anonieme meldingen binnen. Ik mag niet uit het OLAF-rapport citeren, want zo zijn de regels, maar na jarenlange fraude zijn er nog steeds geen tuchtmaatregelen en zijn de beide accountants weggestuurd.

Het is ongelooflijk dat we straks weer kwijting verlenen aan het Comité van de regio's.

 
  
MPphoto
 
 

  Jiři Maštálka (GUE/NGL). (CS) Mevrouw de Voorzitter, ik wil onze rapporteurs gelukwensen en bij wijze van aanvulling zowel een paar algemene als specifieke opmerkingen maken die gebaseerd zijn op mijn eigen ervaringen.

Allereerst paragraaf 1, waarin staat dat de agentschappen in het algemeen niet altijd een goed imago hebben. Ik wil op de bres springen voor het in Bilbao gevestigde Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk, dat absoluut een uitzondering vormt op de regel en waarvoor deze tekst niet geldt.

Ik heb als rapporteur met dit Agentschap samengewerkt bij een evaluatie van de kaderrichtlijn betreffende de gezondheid op het werk en momenteel werken wij samen aan het opstellen van nieuwe normen voor de statistieken inzake bedrijfsongevallen. Ik heb het agentschap bovendien twee keer persoonlijk bezocht en kan u verzekeren dat het ons uitstekende gegevens levert.

Wat paragraaf 11 betreft, de oproep om de technische steun aan de agentschappen te verbeteren, moet mij het volgende van het hart. Het gaat niet alleen om de technische steun, het gaat ook om een betere kadrering van de opdrachten die wij als Parlement aan de afzonderlijke agentschappen verstrekken. Wij moeten ons als Parlement op dit gebied proactiever opstellen.

Uiteindelijk hangt dit ook samen met paragraaf 15, dat de samenwerking met andere organisaties betreft. Ik kan u in dit verband meedelen dat het agentschap in Bilbao nauw samenwerkt met de Wereldgezondheidsorganisatie en dat het zeer interessante statistische gegevens publiceert.

Een laatste opmerking: ik ben het roerend eens met paragraaf 25. Ook ik heb met genoegen vastgesteld dat het Agentschap beter is gaan communiceren en dat vooral het midden- en kleinbedrijf meer gebruik is gaan maken van de specialistische kennis die het Agentschap in huis heeft. Dank u.

 
  
MPphoto
 
 

  John Whittaker (IND/DEM).(EN) Mevrouw de Voorzitter, wij horen telkens weer hetzelfde verweer van de Commissie: “Het is niet onze schuld! Hoe kunnen wij controle uitoefenen op ons communautaire geld?” Dat wil zeggen: het geld van de belastingbetalers van de lidstaten wordt in de praktijk ook uitgegeven door die lidstaten. Vorig jaar hebben wij zelfs de opmerkelijke gebeurtenis mee mogen maken dat de Commissie de Rekenkamer heeft verweten dat deze te kritisch zou zijn.

Wellicht staat de Commissie echter in bepaalde mate toch in haar recht en heeft haar redeneertrant de regeringen van het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Nederland ervan overtuigd om in te stemmen met verklaringen over het toekomstige beheer van EU-fondsen – voor wat dat waard is. Belangrijker is dat deze handelwijze van de Commissie de essentiële zwakte van het systeem aan het licht brengt. De agentschappen die EU-geld in bepaalde lidstaten uitgeven, worden niet echt geprikkeld om zorgvuldig om te gaan met het geld dat door belastingbetalers van andere lidstaten ter beschikking is gesteld.

Wat kunnen wij hieraan doen? Ik zal in ieder geval de mensen in mijn eigen land blijven vertellen dat verspilling en financiële onregelmatigheden ongelukkige, maar onvermijdelijke consequenties van het systeem zijn – een gebrekkig systeem waarin de discrepantie tussen de belastingbetalers die de financiële middelen beschikbaar stellen en degenen die dat geld uitgeven steeds groter wordt.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Stubb (PPE-DE).(EN) Mevrouw de Voorzitter, als een goed verkenner ben ik altijd op alles voorbereid. Ik wil graag drie opmerkingen maken.

In de eerste plaats lijkt het erop dat wij een beetje vergeten waarom we hier eigenlijk zijn. Wij praten namelijk over een verslag dat als onderwerp een goed financieel beheer heeft. Volgens mij zijn er drie redenen waarom deze verslagen nodig zijn. De eerste heeft betrekking op vertrouwen. Wij moeten ervoor zorgen dat de markten ons vertrouwen. De tweede reden heeft te maken met democratie. Wij moeten zorgen dat de mensen ons vertrouwen. Als wij een goed financieel beheer voeren, zullen anderen ons voorbeeld volgen. Ten derde gaat het om transparantie, met andere woorden, om het terugdringen van de sceptische houding. Wij trachten om ons financieel beheer te verbeteren. Mijn eerste punt is dan ook dat er een goede reden is waarom wij dat proberen. In tegenstelling tot de vorige spreker ben ik van mening dat de Commissie goed werk levert.

In de tweede plaats – en dit is voor mij een historisch moment omdat ik mij volledig ga aansluiten bij het standpunt van mijn collega aan de linkerzijde van dit Parlement – ben ik het volkomen eens met de heer Seppänen en alle voorgaande sprekers die erop wijzen dat de schuld niet gezocht moet worden bij de manier waarop de Commissie met het geld omgaat, maar in de manier waarop de lidstaten daarmee omgaan. 80 procent van de fondsen wordt immers door de lidstaten beheerd. Er wordt echter absoluut geen financiële verantwoordelijkheid genomen. Sta mij toe om een voorstel te doen. Als wij in het kader van de volgende intergouvernementele conferentie sowieso al een paar institutionele kwesties aan de orde gaan stellen, kunnen wij met betrekking tot de lidstaten toch ook op dezelfde manier te werk gaan als wij bij de Commissie doen. Waarom nemen wij in de nieuwe verdragen geen verplichting voor de lidstaten op om verantwoording af te leggen voor de EU-gelden die zij uitgeven? Wellicht dat dit op de lange termijn ook tot een positieve betrouwbaarheidsverklaring kan leiden.

In de derde en laatste plaats ben ik het met iedereen eens die de amendementen van de heer Fjellner steunt: de heer Newton Dunn, mevrouw De Lange, de heer Staes en mevrouw Mastenbroek. Dit verslag moet twee dingen opleveren en wel een milieueffectbeoordeling van de kosten van de drie verschillende zetels van het Europees Parlement én een overzicht van de kosten van die drie zetels.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Casaca (PSE). – (PT) Mevrouw de Voorzitter, ik zou alle rapporteurs willen feliciteren met hun uitstekende werk. Die gelukwensen gelden natuurlijk ook voor de voorzitter en de ondervoorzitter van onze commissie, de heren Fazakas en Bösch. Ik zou ook mijn waardering willen uitspreken voor wat de vicevoorzitter van de Commissie, de heer Kallas, hier heeft gezegd over de ex post-audits die uitgevoerd zullen worden voor alle zaken die het rechtstreekse middelenbeheer betreffen. Ik kan nu al laten weten dat wij een waakzaam oog zullen houden op die audits, de gehanteerde methodes en het aantal gevonden fouten en ook op de noodzakelijke vergelijking met de bevindingen van de Rekenkamer.

Ik zou echter de vicevoorzitter vooral willen laten weten dat het Parlement op het vlak van de kwijting het laatste woord heeft en dat we die bevoegdheid zeker volledig zullen benutten wanneer we hier volgend jaar de terugvordering van gelden zullen behandelen.

Ik was de rapporteur van een behoorlijk kritisch verslag over de wijze waarop de Europese Commissie met deze kwestie omgaat. In de Commissie begrotingscontrole heeft de Rekenkamer gezegd dat het onmogelijk was de miljarden aan teruggevorderde gelden te vinden die de Commissie had aangekondigd. Ook ik heb die door de Commissie aangekondigde miljardenterugvorderingen niet kunnen vinden. Daarom dient dit onderwerp volgend jaar heel anders behandeld te worden. Zo niet, dan zullen we deze problematiek op een veel hardere wijze moeten aanpakken.

 
  
MPphoto
 
 

  Kyösti Virrankoski (ALDE).(FI) Mevrouw de Voorzitter, het beheren van communautaire middelen is altijd lastig. Een doeltreffende uitvoering van de begroting vereist duidelijke regels en een duidelijke verdeling van de verantwoordelijkheid. Beide zijn voor verbetering vatbaar. Bovendien worden de communautaire middelen, zoals bekend, hoofdzakelijk door de nationale autoriteiten beheerd.

Er lijkt geen vooruitgang te worden geboekt in het vereenvoudigen van de wetgeving. Terwijl er oude regels worden geschrapt, worden er voortdurend nieuwe opgesteld. Pietluttig microbeheer wordt aantrekkelijk gevonden en niemand durft de besluitvorming aan lagere niveaus over te laten. Dit zorgt voor een voortdurende toename van de behoefte aan controle. De communautaire middelen worden in ieder geval op het niveau van de regelgeving zeer streng gecontroleerd. Anderzijds verbetert de hoeveelheid controle niet noodzakelijkerwijs de kwaliteit of het beheer ervan. Vaak zorgt overdreven veel controle alleen voor een vertraging en verlamming van de activiteiten. Particuliere ondernemingen willen bijvoorbeeld minder dan ooit deelnemen aan EU-projecten in het kader van structuurfondsen, omdat deze zeer bureaucratisch zijn. Het is daarom goed dat onder andere de Rekenkamer is begonnen meer aandacht te besteden aan de kwaliteit van de controle dan aan de kwantiteit ervan.

Controle van de begroting vereist een duidelijker verdeling van de verantwoordelijkheid. De verantwoordelijkheid van een autoriteit moet heel duidelijk zijn. Het systeem mag niet te hiërarchisch zijn. Collectieve verantwoordelijkheid is helemaal geen verantwoordelijkheid. Daarom gaat financiële controle hand in hand met een vereenvoudiging van de regelgeving en verduidelijking van de verantwoordelijkheden van autoriteiten.

 
  
MPphoto
 
 

  Ingeborg Gräßle (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, geachte commissaris, geachte dames en heren, namens de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten wil ik alle rapporteurs graag hartelijk danken voor de verdere vooruitgang die wij kunnen boeken dankzij hun werk. Bij de agentschappen hebben wij wellicht nog meer vorderingen kunnen maken dan op andere terreinen, dus zijn wij veel dank verschuldigd aan mevrouw Herczog voor de uitstekende ideeën die zij heeft ingebracht.

Nauwere banden tussen de agentschappen en de Commissie zijn van cruciaal belang. De Commissie dient een blokkerende minderheid te krijgen in de bestuursraden van de agentschappen, en ze dient deze agentschappen te beschouwen en te aanvaarden als partners in de wetgeving en in het beheer van EU-programma’s. Helaas echter is de situatie met betrekking tot de begroting van de Commissie hoegenaamd onveranderd gebleven.

Van nu af aan tot aan het einde van de periode zullen wij ons moeten concentreren op hoe wij ten minste voor het rechtstreekse beheer van de middelen een betrouwbaarheidsverklaring zonder voorbehoud kunnen krijgen. De Commissie dient op haar eigen terrein te laten zien dat zij daartoe in staat is en dat zij goed werk doet. Wij willen hier graag samen met de Commissie aan werken en haar steunen, maar zij moet dan wel het voortouw nemen. We blijven u op uw weg steunen, te beginnen bij het aanvaardbare risico tot en met de single audits en alle zaken die daarmee samenhangen.

Ook wil ik de Rekenkamer – die voor ons een buitengewoon belangrijk orgaan is – en zijn medewerkers bedanken. Zij hebben goed werk geleverd en wij blijven de komende jaren op hen vertrouwen.

We hebben nog achterstallig werk te doen, mijnheer de commissaris, en er is iets waaraan we wellicht prioriteit moeten toekennen: u bent ons namelijk nog informatie over de cijfers en de terugvordering van gelden schuldig, waarover tot nog toe onvoldoende bekend is. We vinden het van groot belang dat u dit Parlement vertelt op welke cijfers we kunnen vertrouwen. Er zijn de afgelopen zes of acht weken minstens vier verschillende cijfers in omloop geweest.

Wat betreft de begroting van het Parlement: wij hebben amendementen tot schrapping ingediend met betrekking tot het pensioenfonds, niet omdat wij daartegen zijn en daar inhoudelijk iets over willen zeggen, maar omdat wij niet willen vooruitlopen op het werk van de werkgroep die wij gezamenlijk hebben ingesteld. Waarom zouden wij haar werk nu inperken? Daarom verzoek ik u om deze amendementen te steunen. Zonder daarmee vooruit te lopen op eventuele latere uitkomsten ten aanzien van deze onderwerpen, geven we de werkgroep zo de kans om te doen wat haar goeddunkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Herbert Bösch (PSE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijn hartelijke gelukwensen aan onze rapporteurs, want de belastingbetalers vinden het belangrijk om te zien dat wij in dit Parlement serieus werk maken van het beschermen van hun geld.

Ik ben me er terdege van bewust – en ik denk dat mevrouw Gräßle dat ook wilde zeggen – dat het altijd een beetje moeilijk is om de echte prioriteiten eruit te filteren als heel veel mensen hun wensen luidkeels kenbaar maken. Maar het is juist dit technische probleem dat onze commissie als een uitdaging beschouwt. Ik denk dat het probleem heel goed is opgelost, en we zullen de aangesneden onderwerpen blijven volgen. We willen het gat dichten in het GBCS-systeem en ik ben de Commissie dankbaar voor haar steun, waarvan vicevoorzitter Kallas ons opnieuw heeft verzekerd.

We willen de kiezers kunnen vertellen dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid bewezen solide is, en dat punt zijn we zeer dicht genaderd. Er is vooruitgang geboekt en dat geeft de burger moed.

In de tweede plaats willen we graag dat de lidstaten ook pal staan voor de 80 procent van deze begroting van 100 miljard EUR waarvan het beheer aan hen wordt toevertrouwd. In dat verband vind ik het schandalig dat de Raad hier vandaag niet aanwezig is. We zullen de dames en heren – op dit moment zijn ze afkomstig uit Duitsland, een andere keer uit een andere lidstaat, maar ik wil er geen afzonderlijke landen uitpikken – daaraan herinneren als ze straks weer voor hun kiezers verschijnen en zeggen wat voor enorme bende het daar in Brussel is.

Als wij over deze zaken discussiëren, zijn de lidstaten afwezig en dat kunnen we tegenover onze belastingbetalers niet maken. En ook de leiding van het Parlement laat het afweten: noch de secretaris-generaal, noch de Voorzitter zijn in de zaal – en dat zeg ik zonder iets af te willen doen aan uw bekwaamheid, mevrouw de Ondervoorzitter. Wat we voor de toekomst wensen, is dat de lidstaten verantwoordelijkheid nemen.

Een laatste punt is – en wat dat betreft, commissaris Kallas, heb ik mij enigszins geërgerd aan uw opmerking, die u hopelijk niet zult herhalen – dat de Rekenkamer er is om de Commissie te controleren en te bekritiseren, en niet andersom. Zo gaat dat nu eenmaal in z’n werk in een democratische rechtsorde.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. We hebben kennisgenomen van uw opmerkingen over de afwezigheid van bepaalde partijen.

 
  
MPphoto
 
 

  Margarita Starkevičiūtė (ALDE). (LT) Ik steun Edit Herczog in haar opvattingen over de agentschappen. In vergelijking met vorig jaar is er duidelijk meer fiscale discipline waarneembaar op dat terrein.

Niettemin: de agentschappen schieten als paddenstoelen uit de grond. In 1990 hadden we nog drie agentschappen, nu zijn het er – samen met de uitvoerende agentschappen – 23. Het is duidelijk dat er geen sprake is van een strategisch plan voor de oprichting van agentschappen. In mei vorig jaar nodigde de Commissie ons uit om kennis te maken met de activiteiten van het Uitvoerend Agentschap voor intelligente energie. Voorwaar een fantastisch voorbeeld van hoe agentschappen werken: aan het einde van het jaar kwam de Commissie met een voorstel om dit agentschap te reorganiseren.

Het is overduidelijk dat we meer aandacht moeten besteden aan het probleem in bredere zin: hoeveel agentschappen hebben we eigenlijk nodig, en zijn ze wel echt noodzakelijk?

Op dit moment doet men maar wat. Verschillende commissarissen vervoegen zich bij verschillende commissies van het Parlement die verantwoordelijk zijn voor bepaalde terreinen, en ze gaan naar de Begrotingscommissie. Daarom is het moeilijk om het hele proces van de oprichting van agentschappen en hun noodzaak in kaart te brengen, hoewel het lijkt alsof veel procedurele terreinen zijn gedefinieerd.

Daarom denk ik dat onze Commissie begrotingscontrole, samen met het gehele Parlement, het initiatief dient te steunen en het sluiten van een overeenkomst tussen de instellingen dient te bespoedigen met betrekking tot het functioneren van Europese agentschappen, hun werkwijzen en hun oprichting.

 
  
MPphoto
 
 

  José Javier Pomés Ruiz (PPE-DE). – (ES) Ik zou willen beginnen met een procedurele vraag. Mevrouw de Voorzitter, waar is de Raad?

Ik herhaal: waar is de Raad?

Wat voorligt, is een begroting die voor 90 procent wordt uitgegeven door de lidstaten. Dus waar is de Raad? Mijnheer Kallas, waar is de Raad? Mijn waarde vriend Herbert Bösch, dames en heren van de Duitse pers die ons volgen, Frankfurter Allgemeine, Die Welt, waar is de Raad? Waarom is de Raad niet aanwezig als we bespreken hoe hij 90 procent van onze begroting uitgeeft?

Waarde vrienden Herbert Bösch en Markus Ferber, geachte Duitse collega’s, het voorzitterschap is in Duitse handen, waar is de Raad? Waarom is de Raad er niet om zich te verantwoorden en alle opmerkingen aan te horen die wij hier maken over hoe de lidstaten de begroting uitgeven?

Ik hoop dat we in de Commissie begrotingscontrole, onder voorzitterschap van de heer Herbert Bösch, een of ander initiatief nemen om duidelijk te maken – als de pers dat al niet doet – dat het schandalig is dat niemand uit de Raad hier aanwezig is om verantwoording af te leggen, om desgevraagd te kunnen antwoorden op onze opmerkingen. Duidelijker kan ik het niet zeggen.

Tot zover deze kwestie, die ernstig genoeg is. Het debat dat we hier elk jaar opnieuw voeren, wint geleidelijk aan belang. In dit verband hebben wij waardering voor de mededeling van de vicevoorzitter van de Commissie, de heer Siim Kallas, dat we al 2,1 miljard EUR hebben teruggevorderd van de lidstaten. Dat is geld dat zij onjuist hebben uitgegeven en dat vorderen wij nu terug. Terwijl ik die mededeling toejuich, zou ik graag willen weten hoe die 2,1 miljard EUR wordt verdeeld. Die vraag hebben wij hem voorgelegd en we zijn ervan overtuigd dat wij hierop een antwoord krijgen in het kader van het Transparantie-initiatief dat onder zijn leiding is genomen en dat dit Huis zal steunen.

Wellicht komt de Raad zo tot rede. Wat niet goed wordt uitgegeven, moet terugvloeien in de communautaire schatkist. Daarom juich ik het initiatief van de heer Siim Kallas van harte toe om extra onbuigzaam, eerlijk en standvastig te werk te gaan bij het terugvorderen van slecht bestede middelen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Laat hier geen misverstand over bestaan: zoals een aantal sprekers al heeft aangegeven wordt de agenda overduidelijk samen met de Raad vastgesteld. Het staat de Raad vrij hier aanwezig te zijn; hij heeft kennelijk besloten dat niet te doen. Hier zal nota van worden genomen, en het punt is duidelijk aangestipt.

 
  
MPphoto
 
 

  Szabolcs Fazakas (PSE). – (HU) De kwijtingsprocedure 2005 is een van de belangrijke mijlpalen in het hervormingsproces dat drie jaar geleden is gestart door de Commissie begrotingscontrole. Een van de doelstellingen van de hervorming was vereenvoudiging van de procedure. Dit is iets wat niet alleen wordt verwelkomd door alle betrokkenen, maar wat ook onmiddellijk ten uitvoer kan worden gelegd.

Gebleken is dat het veel moeilijker en ingewikkelder is om de doelstelling te verwezenlijken die wij delen met commissaris Kallas, namelijk dat er in 2009 een positieve betrouwbaarheidsverklaring moet liggen. Wil de Europese Rekenkamer een betrouwbaarheidsverklaring zonder voorbehoud afgeven, dan hebben we de verklaringen nodig van de lidstaten, die 80 procent van de middelen beheren. Tot op heden hebben de regeringen van de lidstaten dit vermeden. Vorig jaar hebben we dienaangaande ook een interinstitutionele overeenkomst weten te sluiten, waardoor de noodzaak van een positieve verklaring werd bekrachtigd en de nationale rekenkamers voorbereid zijn op samenwerking met de Europese Rekenkamer. Dit alles hebben we te danken aan de betrokkenheid van de nationale parlementen, wat betekent dat we erin geslaagd zijn om het noodzakelijke politieke fundament te waarborgen.

 
  
MPphoto
 
 

  James Elles (PPE-DE).(EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de rapporteurs die aan de basis staan van dit speciale debat graag feliciteren. Die felicitaties gaan met name in de richting van Salvador Garriga Polledo voor zijn verslag over het verlenen van kwijting aan de Commissie. Mijn opmerkingen hebben voornamelijk betrekking op zijn verslag.

Mijnheer de commissaris, naar mijn idee is in het Parlement en in dit debat het gevoel ontstaan dat er in de Commissie onder leiding van de heer Barros concrete vooruitgang is geboekt bij het op adequate wijze afleggen van verantwoording ten opzichte van de Europese burgers over de besteding van de financiële middelen. Uit het verslag van de Rekenkamer weten wij echter dat de onderliggende transacties weliswaar legitiem en geoorloofd kunnen zijn, maar dat er desondanks nog steeds grote fouten in bepaalde delen van de begroting kunnen zitten, zoals bij bepaalde elementen van de operationele programma’s. Daarom is er voor het twaalfde opeenvolgende jaar geen betrouwbaarheidsverklaring afgegeven. Ik denk dat iedereen hier het erover eens is dat dit onaanvaardbaar is. De vraag is, hoe brengen wij daar verandering in?

Op grond van het Verdrag is de Commissie verantwoordelijk voor het beheer van de begroting, maar wij weten dat 80 procent van de middelen door de lidstaten wordt beheerd. Andere collega’s hebben daar al op gewezen. Het is dan ook logisch dat er pas een betrouwbaarheidsverklaring afgegeven zal worden als de lidstaten hun nationale verklaringen overleggen. Het doet mij deugd dat het voorzitterschap van de Raad in ieder geval het laatste gedeelte van dit debat bijwoont, omdat het de verantwoordelijkheid van dat voorzitterschap is om de lidstaten in staat te stellen hun nationale verklaringen over te leggen.

Uiteraard hebben wij via het interinstitutioneel akkoord al een stap in de goede richting gezet door de lidstaten te verzoeken om die nationale verklaringen op te stellen. Ik ben het met de rapporteur eens dat er een voorstel van de Commissie moet komen waarin lidstaten aangespoord worden om die verklaring over te leggen. Ons bekruipt echter het gevoel dat de lidstaten zich niet druk maken over het EU-geld dat in hun land wordt uitgegeven aangezien zij zeggen dat het niet hun eigen geld is. Natuurlijk is het wel degelijk hun eigen geld! Het gaat om geld van de belastingbetalers en daar moet adequaat verantwoording over afgelegd worden.

Op basis van het uitstekende verslag van de heer Garriga Polledo concludeer ik dan ook dat als er later dit jaar een intergouvernementele conferentie wordt gehouden, er een wettelijk bindende verplichting aan alle lidstaten opgelegd moet worden om nationale beheersverklaringen over te leggen. Het is duidelijk dat de wettelijke basis hiervoor op dit moment onvoldoende is. Sommige lidstaten halen gewoon hun schouders op en zeggen dat het niet hun zaak is. Dit is echter een zaak die iedereen aangaat.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Hoewel we verheugd zijn over de aanwezigheid van vertegenwoordigers van de Raad, is mij verteld dat die aanwezigheid eigenlijk het volgende debat geldt.

 
  
MPphoto
 
 

  Markus Ferber (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik alle rapporteurs bedanken vanwege hun voortreffelijke werk. Misschien levert de Duitse minister van Volksgezondheid van de zijde van de Raad nog een bijdrage om de begrotingscontroles een beetje doorzichtiger te maken. In de gezondheidssector zet zij zich daar sterk voor in, en wellicht is dit ook een voorbeeld voor ons.

Een Duits spreekwoord zegt: voor je uit rijden gaat, moet eerst je eigen stal schoon zijn. Wat wil ik daarmee zeggen? 80 procent van de middelen worden beheerd door de lidstaten, maar als ik de krantenkoppen uit het verleden, ook uit de afgelopen maanden, bekijk over het gebouwenbeleid van de Commissie en bepaalde structuren die er niet toe bijdroegen dat het verlenen van opdrachten er transparanter op werd, dan wordt duidelijk dat de 20 procent van de middelen die door de Commissie wordt beheerd uiterst nauwkeurig dient te worden gecontroleerd.

De Commissie en de lidstaten spelen elkaar de zwartepiet toe, en daar schiet niemand iets mee op. Ieder heeft zijn eigen verantwoordelijkheid en ook in de Commissie moet er flink wat werk worden verzet om dit soort structuren af te breken. Mij staat nog helder voor de geest wat de Commissie ons in 1999 in dit Parlement allemaal beloofde in verband met het aftreden van de Commissie.

Wat betreft de transparantie heb ik soms geen idee wat er in dit debat zinnig of onzinnig is. Hopelijk kan iemand me dat nog eens uitleggen.

Over het onderwerp GBCS, beste collega Bösch: in mijn land ligt het fraudepercentage – dat eigenlijk niets met fraude te maken heeft, maar dat een foutenpercentage is omdat het gaat om fouten bij het invullen van aanvragen zonder criminele bedoelingen – op 0,9 procent. Als ik zie wat voor administratieve kosten gaan zitten in het terugdringen van 0,9 procent naar 0,5 procent, dan ben ik soms bang dat de kosten van de bureaucratie die we daarmee opwekken een stuk hoger zijn dan hetgeen we in het belang van de belastingbetaler willen besparen. Hier moet een rechtvaardige balans worden gevonden, dan zijn we op de goede weg.

 
  
MPphoto
 
 

  Siim Kallas, vicevoorzitter van de Commissie.(EN) Mevrouw de Voorzitter, geachte afgevaardigden, ik heb nog slechts een paar korte opmerkingen.

In de eerste plaats wil ik u bedanken voor uw opmerkingen. Wat een aantal kleinere kwesties betreft, zoals de detachering van agenten, zullen wij het verzoek om meer gendermainstreaming nader onderzoeken. Op dit moment wordt er al een proefproject uitgevoerd, maar het blijft moeilijk om informatie te verzamelen over beleidsmaatregelen die verband houden met genderkwesties.

Ik wil ook graag benadrukken dat de interinstitutionele dialoog over de agentschappen bijzonder waardevol is, mits het Parlement zich daar ook een voorstander van betoont. De Commissie heeft in 2005 een interinstitutioneel akkoord met betrekking tot die agentschappen voorgesteld, maar dat voorstel is in de Raad geblokkeerd. Onder het Duitse voorzitterschap is nu getracht om de belangstelling voor dat akkoord nieuw leven in te blazen. Dat is cruciaal als wij een oplossing op dit punt tot stand willen brengen.

Dan een aantal kleinere punten. Een van de afgevaardigden heeft geïnformeerd naar de omvang van de verliezen op de Europese begroting. Ik kan alleen maar herhalen dat boekhoudkundig gezien verliezen kunnen worden gedefinieerd als die geldbedragen die op onze balans worden afgeschreven. In 2005 ging het om een bedrag van 90 805 147,47 EUR en dat komt overeen met 0,09 procent van onze begroting. Op basis van de zojuist gegeven definitie is dit het exacte bedrag aan verliezen.

Tegen de heer Seppänen moet ik daarnaast zeggen dat de jaarrekening voor 2006 al is ondertekend door onze hoofd-rekenplichtige. Die agentschappen zijn een belangrijk onderwerp. In de tweede plaats hebben de meeste sprekers vooral aandacht besteed aan de nationale verklaringen en gezegd dat er problemen bestaan bij het gedeelde beheer van EU-fondsen. De formulering uit het interinstitutioneel akkoord is op dit punt overgenomen in het herziene financieel reglement. In artikel 53 ter staat dat de lidstaten jaarlijks op het passende nationale niveau een overzicht van de beschikbare controles en verklaringen op dienen te stellen. Met de Raad is inmiddels afgesproken dat er op 15 februari 2008 een overzicht van de controles op landbouwgebied overgelegd zal worden. Over de technische aspecten in verband met het opstellen van overzichten op andere gebieden – met name wat de structuurfondsen betreft – wordt nog steeds gediscussieerd, maar wij verwachten binnenkort concrete resultaten op dit vlak.

De Commissie heeft deze kwestie op 27 maart in de Raad Ecofin aan de orde gesteld. Daarnaast is dit onderwerp gisteren besproken in het financieel comité van de Raad. Wij onderhouden contact met zowel het Duitse voorzitterschap als het Duitse ministerie van Financiën om deze kwestie in juni opnieuw te bespreken met het oog op het creëren van een definitieve oplossing voor dat gedeeld beheer. Het grootse probleem dat in de discussies over deze kwestie voortdurend naar voren komt, is dat er een oplossing gevonden moet worden die ertoe leidt dat er ook daadwerkelijk bewijsmateriaal aan de Rekenkamer overgelegd zal worden. Het zou immers tot grote spanningen kunnen leiden als de Rekenkamer zegt: “U kunt wel mooi uw nationale verklaring bij ons indienen, maar dat betekent nog niets. Wij zullen toch zelf controles uitvoeren en de situatie evalueren.” Er moet dus een werkbare oplossing komen.

De Commissie heeft het idee van een gedeeld beheer vanaf het begin ondersteund. Wij proberen nationale toezichthoudende instanties bij dit proces te betrekken, maar er moeten ook duidelijke bewijsstukken aan de Rekenkamer overgelegd worden. Er zit schot in. Vijf landen hebben zich inmiddels bereid verklaard om nationale verklaringen op te stellen. Als ik de bijeenkomsten van de Raad die ik bijgewoond heb aan het begin van de zittingsperiode van deze Commissie vergelijk met de huidige situatie zie ik grote verschillen. Wij hebben echt een flinke stap in de goede richting gezet.

Sta mij toe om een laatste opmerking te maken over een punt dat door een aantal afgevaardigden aan de orde is gesteld. Er zal inderdaad een intergouvernementele conferentie worden georganiseerd. Naar wij begrijpen, worden er op dit moment al uitgebreide voorbereidingen getroffen voor die conferentie. In dat verband kunnen wij ook een bepaalde inbreng hebben met betrekking tot de kwijting, misschien vanuit het perspectief dat de heer Elles schetste of met het oog op de formulering van de betrouwbaarheidsverklaringen. In ieder geval kunnen wij op dit punt iets ondernemen. Indien het Parlement laat blijken dat het ook veel waarde hecht aan eventuele wijzigingen zal dat ongetwijfeld een grote bijdrage leveren aan ons streven om voor een positieve betrouwbaarheidsverklaring te zorgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes (Verts/ALE), rapporteur. – Voorzitter, het is meer een motie van orde op grond van artikel 165 van ons Reglement. Verschillende sprekers hebben gevraagd waarom het Duits voorzitterschap niet aanwezig was tijdens dit debat. Het Duits voorzitterschap is binnengekomen op het eind van het debat. Ik neem aan om in het volgende debat het woord te voeren.

Ik zou aan het Duits voorzitterschap heel uitdrukkelijk willen vragen welke reden hen ertoe heeft bewogen om niet deel te nemen aan het kwijtingsdebat. Het is een belangrijk debat, het gaat over 80% van de middelen die door de Commissie en de lidstaten worden besteed. Verschillende sprekers hebben dat al gezegd. Als ik daarvoor geen goede reden krijg, dan heb ik eigenlijk geen zin om mijn fractie aan te bevelen de Raad kwijting te verlenen. Dan heb ik liever dat wij tegen verlening van kwijting aan de Raad stemmen, zodat we dit debat over zes maanden nog eens over kunnen doen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Dank u, mijnheer Staes. De hier aanwezige vertegenwoordigers van de Raad zijn van het Duitse ministerie van volksgezondheid en ik geloof niet dat het eerlijk is om van hen een reactie op dit punt te verlangen.

Aansluitend bij de teneur van een aantal toespraken heb ik heel duidelijk gemaakt dat we teleurgesteld zijn over de afwezigheid van de Raad en dat hier nog op teruggekomen zal worden. Ik vraag de aanwezige vertegenwoordiger niet om een concreet antwoord, maar er is nota genomen van dit duidelijk naar voren gebrachte punt.

Het debat is gesloten. De stemming vindt om 12.00 uur plaats.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid