Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2007/2078(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0176/2007

Ingediende teksten :

A6-0176/2007

Debatten :

PV 18/06/2007 - 17
CRE 18/06/2007 - 17

Stemmingen :

PV 19/06/2007 - 8.26
CRE 19/06/2007 - 8.26
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2007)0263

Volledig verslag van de vergaderingen
Maandag 18 juni 2007 - Straatsburg Uitgave PB

17. Mededingingsbeleid 2005 (debat)
Notulen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Aan de orde is het verslag (A6-0176/2007) van Elisa Ferreira, namens de Commissie economische en monetaire zaken, inzake het verslag over het mededingingsbeleid 2005 (2007/2078(INI)).

Er is mij medegedeeld dat de rapporteur kampt met vervoersproblemen en te laat zal arriveren. Ik stel derhalve voor dat we beginnen met de Commissie en daarna doorgaan met de overige sprekers. Wanneer de rapporteur arriveert, krijgt zij het woord.

 
  
MPphoto
 
 

  Neelie Kroes, lid van de Commissie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de rapporteur, mevrouw Ferreira, en de commissie bedanken voor dit voortreffelijke verslag. Dit jaarlijkse verslag bewijst opnieuw de meerwaarde die het Parlement biedt voor de ontwikkeling van het mededingingsbeleid, en daar dank ik u voor.

Zoals u terecht in het verslag opmerkt, speelt een doeltreffend mededingingsbeleid een sleutelrol bij het bereiken van de doelstellingen van de Lissabon-agenda. Om doeltreffend te blijven, moet het mededingingsbeleid meegaan met de ontwikkelingen in de wereld. Ik ben zeer ingenomen met de steun van het Parlement voor de inspanningen van de Commissie om het mededingingsbeleid te moderniseren, en in het bijzonder voor de activiteiten die wij in 2005 hebben ontplooid op het gebied van een meer verfijnde economische aanpak.

Ik ben het op veel punten met het verslag eens, dus ik zal alleen drie opmerkingen daarin noemen die mij in het bijzonder zijn opgevallen.

In de eerste plaats is, zoals u opmerkt, staatssteuncontrole van essentieel belang voor het behoud van gelijke kansen op de interne markt. Met onze huidige hervormingen willen wij onze voorschriften eenvoudiger, transparanter, gebruikersvriendelijker, coherenter en voorspelbaarder maken. Onze voorschriften richten zich op gebieden waar met beperkte steunbedragen de meeste meerwaarde wordt gerealiseerd – concurrentiekracht, het milieu, opleiding, regionale cohesie, onderzoek, ontwikkeling en innovatie. Wij hebben goede vooruitgang geboekt met de hervormingen, maar ook de lidstaten moeten hun steentje bijdragen, zoals u stelt, met name waar het gaat om het snel en doeltreffend terugvorderen van onrechtmatige staatssteun.

Het tweede punt dat mij opviel was het feit dat wij in 2005 twee grote sectorale onderzoeken zijn gestart. Ik deel uw mening over de waarde van deze instrumenten voor een voorwaarts gericht beleid. Wat de energiesector betreft, bent u terecht bezorgd over het feit dat uit deze onderzoeken is gebleken dat er sprake is van ernstige belemmeringen voor de concurrentie. De Commissie zal zich in individuele zaken op het gebied van de mededingingsregels actief blijven inzetten, in nauwe samenwerking met onze collega’s van de nationale mededingingsautoriteiten. De regelgeving in deze sector moet worden verbeterd, met als eerste prioriteit de eis van eigendomsontvlechting.

In de derde plaats hebt u gelijk wanneer u stelt dat in de huidige geglobaliseerde wereld de mededingingsautoriteiten meer dan ooit moeten samenwerken. Europa moet een sleutelrol vervullen bij het stimuleren van krachtige mededingingsculturen elders in de wereld. Tegelijkertijd moet Europa kunnen reageren op oneerlijke buitenlandse subsidies. De gemeenschappelijke handelspolitiek, en niet matching-steun, is het juiste instrument om dit probleem aan te pakken. Subsidieconcurrentie zou de cohesie binnen Europa ondermijnen, schadelijke subsidiewedlopen binnen onze interne markt uitlokken en een ernstig risico van WTO-procedures tot gevolg hebben.

Ik zie uit naar het debat.

 
  
MPphoto
 
 

  Pervenche Berès, namens de PSE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de commissaris, deze ontmoeting tussen het Europees Parlement en de Commissie in het kader van het mededingingsbeleid vormt, zoals u weet, een belangrijk moment, aangezien dit het moment is waarop we een van de belangrijkste beleidsterreinen evalueren die tot het takenpakket van de Commissie behoren, terwijl we voor het overige slechts het algemene kader vaststellen waarbinnen u zelf bepaalde besluiten neemt.

Het verslag dat wij u dit jaar voorleggen is weliswaar een evenwichtig verslag, maar het behoeft toch enige aanvullingen, met name als het gaat om de volgende vraag: wat is die "eerlijke en onvervalste concurrentie" waar in het Verdrag zelf naar verwezen wordt? De manier waarop het er in de particuliere sector aan toe gaat, waar op steeds slinksere wijze een vorm van werk wordt gecreëerd waarbij – ongetwijfeld omwille van de flexibiliteit – stagecontracten steeds maar weer voor een maand verlengd worden en de verhouding tussen enerzijds stageairs, die stage moeten lopen om een beroepsopleiding te kunnen volgen, en anderzijds degenen die onder het arbeidsrecht vallen, steeds schever wordt, vormt een heuse uitdaging in termen van concurrentie, een uitdaging waar u zich over moet buigen.

Daarnaast wachten wij in de Commissie economische en monetaire zaken met bezorgdheid af welke conclusies getrokken gaan worden uit de sectoriële onderzoeken die u hebt uitgevoerd, met name wat betreft de potentiële effecten op de structuur van bepaalde marktsegmenten. Ik denk bijvoorbeeld aan de situatie van plaatselijke bankkantoren, de sector van de onderlinge verzekering en de particuliere bankdiensten. We hopen echter eveneens dat u ook naar andere sectoren kijkt, die misschien minder gemakkelijk aan te pakken zijn. Ik wil er drie noemen, die onze bijzondere aandacht hebben: de investeringsbanken, de kredietbeoordelaars en de accountantskantoren. Als de concurrentie vrij en onvervalst moet zijn, moet er onzes inziens ook naar deze sectoren gekeken worden, wat de Commissie soms al gelukt is met marktdeelnemers van even grote omvang.

Wat dat aangaat kunt u op onze steun rekenen, waarbij echter nooit vergeten mag worden dat het mededingingsbeleid geen doel op zich mag zijn: het staat in dienst van een strategie van de Europese Unie. Die strategie van de Europese Unie is op dit moment vastgelegd in zowel de strategie van Lissabon als door de doelstellingen die op 8 maart jongstleden zijn vastgesteld, te weten de strijd tegen de gevolgen van de klimaatverandering en het streven om de Europese Unie in staat te stellen een onafhankelijk energiebeleid te voeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Sophia in 't Veld, namens de ALDE-Fractie. – Voorzitter, ik zou allereerst lof willen toezwaaien aan de afwezige rapporteur die, wat mij betreft, een uitstekend stuk heeft opgesteld en daarvoor ook brede steun in onze commissie heeft gekregen; ook lof voor het werk van mevrouw Kroes, want mevrouw Berès zei daarnet zeer terecht dat mededingingsbeleid geen doel op zich is, en ik denk, dat de Europese Commissie juist onder mevrouw Kroes een nieuwe pragmatische aanpak is gestart, waarvoor we grote waardering hebben.

Het wordt wel eens vergeten, maar mededingingsregels zijn er niet om bedrijven te pesten en ook niet om nationale overheden dwars te zitten; mededingingsregels zijn er om ervoor te zorgen dat iedereen onder gelijke regels en met gelijke kansen in de interne markt kan opereren; die mededingingsregels zijn er dus ook om ervoor te zorgen dat Europa sterk staat in de wereld, in de mondiale concurrentie. We moeten dus niet onderling concurreren, we moeten ervoor zorgen dat we een goed functionerende interne markt hebben.

Ook ik ben een groot voorstander van de sector inquiries en als het gaat over het energiebeleid, dan heeft u de steun van dit Parlement. Maar ik zou toch wel één kanttekening willen maken. Op dit moment is iedereen druk doende vanuit de lidstaten om de top van het komend weekend voor te bereiden en ook daar staat het energiebeleid als een van de nieuwe speerpunten op de agenda. Een van de weinige positieve punten in de hele discussie. Tegelijkertijd zie ik dat, terwijl de leiders van de nationale regeringen zeggen, "we moeten een gezamenlijk energiebeleid hebben", ze niet bereid zijn om hun protectie van de nationale kampioenen op te geven. Misschien zouden zij dat wat ze met de mond belijden eens in de praktijk moeten brengen.

Wat betreft de staatssteun: als rapporteur voor staatssteun voor publieke diensten en voor innovatie hebben wij al eerder met elkaar in discussie mogen gaan. Ik ben eigenlijk heel benieuwd of er al een eerste evaluatie is van de impact van die exemption regulations en of er meer in het algemeen een evaluatie wordt gemaakt van de doelmatigheid, of niet, van staatssteun.

Tenslotte, wat betreft de matching clause. Ook daar hebben we het al eerder over gehad. Natuurlijk is het een probleem als er buiten de Europese Unie ruimhartig staatssteun ter beschikking wordt gesteld. Tegelijkertijd zou ik liever de Europese concurrentiekracht met andere middelen versterken. Ik vind het heel oneigenlijk om heel ruimhartig staatssteun, subsidies te gaan geven, terwijl we andere maatregelen zoals bijvoorbeeld het patent, flexibilisering van de arbeidsmarkt, opening van de markt voor diensten en nog meer van dat soort zaken niet op orde hebben; dat soort fouten kunnen we niet met staatssteun recht breien.

 
  
MPphoto
 
 

  Jeffrey Titford, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben altijd van mening geweest dat de Europese Unie in haar zucht naar de mythische ‘gelijke spelregels’ mededinging volkomen wil uitroeien in plaats van stimuleren. Dit verslag verandert weinig aan dat beeld.

Paragraaf 13 steunt een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting, een volgende stap in de richting van een verplichte vennootschapsbelasting op Europees niveau, die in wezen strijdig is met het beginsel van mededinging. Dit idee wordt geestdriftig gesteund door Frankrijk en Duitsland, twee landen met hogere vennootschapsbelastingtarieven, die wel zullen watertanden bij de gedachte dat de belastingtarieven van andere landen net zo hoog worden als die van hen.

Een van de meest onzinnige staaltjes Europees jargon die ik ooit gehoord heb, is ‘oneerlijke belastingconcurrentie’, en dat is precies waar deze paragraaf over gaat. Er is niets oneerlijks aan het feit dat sommige lidstaten een voor het bedrijfsleven gunstiger belastingklimaat hebben dan andere. Dit werkt mededinging in de hand. Zoals te verwachten was, krijgt staatssteun er in dit verslag van langs, maar het verslag gaat uit van de foutieve veronderstelling dat alle staatssteun slecht is. In Groot-Brittannië zijn we door Europese beperkingen op staatssteun in rap tempo de postdienst Royal Mail aan het kwijtraken, ten nadele van de consumenten, met name degenen in afgelegen gebieden.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel García-Margallo y Marfil (PPE-DE). – (ES) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de commissaris, ik zal in mijn interventie de zogeheten casestudymethode gebruiken, dat wil zeggen dat ik ga proberen om uit één specifieke en concrete gebeurtenis conclusies te trekken die algemeen geldig zijn.

Zoals de geachte afgevaardigde weet, heb ik me meerdere malen bezig gehouden met het onderwerp van de overnamebiedingen die in Spanje zijn gedaan op het elektriciteitsbedrijf Endesa. Mijn collega van de liberale fractie heeft de term nationale kampioenen gebruikt en ik denk dat die term exact van toepassing is op dit geval.

Zoals u weet heeft de huidige regering van Spanje er alles aan gedaan om te voorkomen dat een Duits bedrijf, E.ON, een aandeel in het kapitaal van Endesa zou nemen, wat al tot de opening van twee procedures door de Commissie heeft geleid. Eén tegen het algemene besluit om een commissie in te stellen die specifieke voorwaarden moest vaststellen, en de andere vanwege die specifieke voorwaarden. De commissaris weet waarover ik het heb.

Daarna heeft een Italiaans bedrijf een aandeel in het kapitaal van Endesa genomen, een bedrijf dat overigens gedeeltelijk in handen van de staat is. Ik heb de commissaris een vraag gesteld, waarop ik het antwoord vandaag gekregen heb en dat antwoord is dat ze de beperkingen op het gebied van het stemrecht die de Spaanse regering heeft opgelegd aan het onderzoeken is.

Het derde hoofdstuk van deze zaak is dat de verantwoordelijke persoon, de voorzitter van de nationale energiecommissie, de Spaanse regulerende instantie, die door de socialistische regering is benoemd, zijn ontslag heeft ingediend bij diezelfde socialistische regering als protest tegen wat hij beschouwt als schendingen van zijn onafhankelijkheid. Dat is wat hij in het Spaanse parlement heeft verklaard. Helaas is het ons niet gelukt om hem dit ook in dit Parlement te laten verklaren, hoewel ik de hoop nog niet heb opgegeven dat we ook hier volledige openheid en transparantie zullen krijgen. Ik zou graag willen weten of de commissaris, of de Commissie niet verontrust is over deze kwestie, die een nadelig effect heeft op de werking van de hele Europese markt en daarom een Europese kwestie is, en die, als u mijn toestaat, ook een nadelig effect heeft op de rechtszekerheid, op de goede naam en op de kredietwaardigheid van mijn land in de internationale markten, en gelooft u mij, mevrouw de commissaris, dat is waar ik me de meeste zorgen over maak.

Ik zou willen dat de commissaris mij vertelt of ze al onderzoek heeft gedaan, of ze overweegt om onderzoek te doen, of ze overweegt om de socialistische regering hierover aan te spreken en of ze overweegt om hervormingen door te voeren om dit soort acties tegen te gaan.

Dank u, mevrouw de Voorzitter, ik ben enigszins over mijn spreektijd heengegaan omdat mijn woordvoeder, de heer Evans, er niet is en ik dacht dat ik goed gebruik kon maken van zijn tijd; in ieder geval bedank ik u voor uw coulance.

 
  
MPphoto
 
 

  Neelie Kroes, lid van de Commissie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben net zo onder de indruk van het verslag als de voorgaande sprekers. Ik heb grote waardering voor het verslag zelf, maar waardeer de jaarlijkse debatten zelfs nog meer, vooral de debatten met de geachte afgevaardigden die bij deze vergadering aanwezig zijn.

Het verslag zelf levert een essentiële bijdrage aan de verdere ontwikkeling van dit beleid. Ik kan u verzekeren dat ik niet alleen naar u luister, maar dat ik veel van uw opmerkingen – die zeer zinnig zijn – in aanmerking neem. Sterker nog, wil het mededingingsbeleid werkelijk economische groei en werkgelegenheid tot stand brengen in Europa, dat moeten we blijven samenwerken. Dat houdt in dat alle belanghebbenden – zowel het Parlement als de buitenwereld – erbij betrokken moeten worden en er rekening moet worden gehouden met het punt dat Sophia in ’t Veld aanstipte. Het is geen kwestie van de draak steken met wie dan ook, maar van het instellen van gelijke spelregels waardoor iedereen, zowel de consument als het bedrijfsleven, eindelijk kan meedelen in de voordelen.

Ik wil reageren op enkele specifieke kwesties die u vanavond in dit debat naar voren bracht. Mevrouw Berès had interessante ideeën over nieuwe sectoronderzoeken en ik zal de onderwerpen die zij aanhaalde zeker in aanmerking nemen: kredietbeoordelaars, accountantbureaus en grote investeringsbanken. De kogel is nog niet door de kerk en we zijn de zaak nog altijd aan het bespreken, dus ik zal deze punten op de lijst zetten. Het is eerder een kwestie van middelen dan een gebrek aan sectoren waarin het zinnig zou zijn een sectoronderzoek in te stellen. Momenteel ziet de Commissie geen reden voor een breed opgezette beoordeling van de mededinging in deze sectoren, maar dat betekent niet dat we er niet een paar punten kunnen uitlichten. Ik juich verdere bespreking van deze kwesties met het Parlement toe. De Commissie is uiteraard altijd bereid om zich te buigen over bewijzen van concurrentiebeperkend gedrag die in afzonderlijke situaties bij ons onder de aandacht worden gebracht.

Mevrouw Berès sprak ook over mededinging op niet-traditionele gronden, bijvoorbeeld salarissen. Het verslag noemt daarnaast nog belasting. Ik merk dat vele van u ongerust zijn over zogenaamde concurrentie op belastinggebied tussen de lidstaten. Het klopt dat de Commissie over de bevoegdheden beschikt om fiscale maatregelen te onderzoeken die de mededinging beïnvloeden. Echter, en ik wil dat dit glashelder is, dit is alleen het geval wanneer die maatregelen als staatssteun worden beschouwd en zij in wezen selectief van aard zijn, wat inhoudt dat het geen algemene maatregelen zijn.

Ik ben nu aangeland bij het punt dat Sophia in ’t Veld aanstipte. De afgelopen tien jaar heeft de Commissie potentieel schadelijke fiscale regelingen beoordeeld. We hebben vraagtekens gezet bij een reeks nationale maatregelen die onder andere gericht zijn op de offshore-activiteiten binnen concerns.

Wat concurrentie op het gebied van salaris betreft, kan ik heel duidelijk zijn in mijn antwoord: als maatregelen met betrekking tot salarissen als staatssteun kunnen worden beschouwd, zal de Commissie haar bevoegdheden aanwenden.

Dan de kwesties rond staatssteun, in het bijzonder in reactie op Sophia in ’t Veld: zoals we allemaal weten, wordt staatssteun door het Verdrag in principe verboden om concurrentievervalsing binnen onze interne markt te voorkomen. Staatssteun kan zeker een legitiem instrument zijn om resultaten te behalen die in ieders belang zijn, zoals regionale cohesie, onderzoek en ontwikkeling, alsook innovatie en openbare diensten van hoge kwaliteit die de markten zelf niet zullen leveren. Daarom willen we een nieuwe reeks regels ontwikkelen met betrekking tot staatssteun, en dat hebben we met de beoordeling gedaan. Die volgt een meer economische benadering om te onderzoeken waar er op de markt tekortkomingen bestaan om daar vervolgens geschikte steunmaatregelen op te richten. Dat is een evenwichtig en realistisch standpunt. Het weerspiegelt de noodzaak om lidstaten te helpen bepalen hoe ze belastinggeld optimaal kunnen benutten – want staatssteun is uiteindelijk belastinggeld.

Twee keer per jaar publiceert de Commissie haar scorebord voor staatssteun. Zoals u weet, worden hierin gegevens en analyses gepresenteerd van de manier waarop de lidstaten staatssteun besteden. Ook wordt de vooruitgang onder de loep genomen die de lidstaten hebben geboekt op het gebied van de Lissabon-doelstellingen van minder en betere steun. In de volgende uitgave zal veel aandacht worden besteed aan terugvordering. Bovendien biedt een reeks indicatoren en statistische tabellen op onze Europa-website stof voor verder discussie. Maar Sophia in ’t Veld heeft gelijk: we moeten meer doen om te evalueren wat de resultaten van staatssteun zijn, of het zinnig is steun te bieden en waarom. Daar kan de nieuwe, meer economische benadering ons bij helpen.

In mijn antwoord op de vragen van de heer García-Margallo y Marfil kan ik kort zijn: we hebben dit al eerder besproken en we weten precies waar het dossier over gaat. We hebben de lidstaat in kwestie voor de rechter gedaagd wegens het niet naleven van onze twee besluiten in het kader van artikel 21 van de concentratieverordening. Mijn collega Charlie McCreevy treft parallelle maatregelen in het kader van de internemarktregels.

Ik sta altijd open voor suggesties van uw kant om de manier waarop het mededingingsbeleid markten beter kan laten functioneren verder te verbeteren. Er is grote behoefte aan uw ideeën en creativiteit. We doen ons uiterste best om dit proces te voltooien, en ik ben u dankbaar voor uw niet aflatende steun en waardevolle bijdrage. Er moet nog heel wat gebeuren, maar we zijn op de goede weg.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen, 19 juni, plaats.

Schriftelijke verklaring (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Elisa Ferreira (PSE), rapporteur, schriftelijk. (PT) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de commissaris, beste collega’s, in het verslag van het Europees Parlement over het mededingingsbeleid 2005 erkennen wij de aanzienlijke inspanningen van de Commissie voor de modernisering van het concurrentiebeleid.

Staat u het mij toe de belangrijkste aanbevelingen van het verslag te belichten.

Op het fundamentele terrein van energie steunen we het beleid van de Commissie om te komen tot de ontvlechting van eigendomsrelaties.

We herhalen de oproep aan de Commissie om op communautair niveau duidelijkheid te verschaffen over de openbaredienstverplichtingen, die wat betreft strategische zekerheid en universele dekking bindend dienen te zijn voor de leveranciers van diensten van algemeen economisch belang.

We achten het tevens van belang in het kader van de onderhandelingen over bilaterale handelsovereenkomsten samenhang te verzekeren tussen de externe dimensie van de EU en het concurrentiebeleid.

Ondanks het streven van de Commissie om praktijken te harmoniseren en transparantie te garanderen is het een feit dat er concurrentie bestaat voor het geven van steun tussen EU-regio’s en lidstaten. Samen met de ontbrekende harmonisatie op fiscaal vlak stimuleert dat de kunstmatige verplaatsing van bedrijven.

Deze en andere uitdagingen tonen de noodzaak aan de capaciteit van de EU te vergroten om de effectiviteit van de mededingingsregels te verzekeren en de flexibiliteit bij het reageren op nieuwe uitdagingen te verfijnen. Daarom is het belangrijk de Europese Mededingingsautoriteit de middelen te blijven verschaffen die in verhouding staan tot de omvang van haar opdracht.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid