Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2007/2038(DEC)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

A6-0091/2008

Debatten :

PV 22/04/2008 - 4
CRE 22/04/2008 - 4

Stemmingen :

PV 22/04/2008 - 5.10
CRE 22/04/2008 - 5.10
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2008)0134

Volledig verslag van de vergaderingen
Dinsdag 22 april 2008 - Straatsburg Uitgave PB

4. Kwijting 2006 (debat)
Notulen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is het gecombineerd debat over

– het verslag van Dan Jørgensen namens de Commissie begrotingscontrole over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2006, afdeling III - Commissie

(SEC(2007)1056 – C6 0390/2007 – 2007/2037(DEC)
(SEC(2007)1055 – C6 0362/2007 – 2007/2037(DEC) (A6-0109/2008),

– het verslag van José Javier Pomés Ruiz namens de Commissie begrotingscontrole over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2006, afdeling I – Europees Parlement (C6-0363/2007 - 2007/2038(DEC) (A6-0091/2008),

– het verslag van Nils Lundgren namens de Commissie begrotingscontrole over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2006, afdeling II - Raad (C6-0364/2007 - 2007/2039(DEC)) (A6-0096/2008),

– het verslag van Nils Lundgren namens de Commissie begrotingscontrole over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2006, afdeling IV – Hof van Justitie (C6-0365/2007 - 2007/2040(DEC)) (A6-0097/2008),

– het verslag van Nils Lundgren namens de Commissie begrotingscontrole over het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2006, afdeling V – Europese Rekenkamer (C6-0366/2007 - 2007/2041(DEC)) (A6-0093/2008),

– het verslag van Nils Lundgren namens de Commissie begrotingscontrole over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2006, afdeling VI – Europees Economisch en Sociaal Comité (C6-0367/2007 - 2007/2042(DEC)) (A6-0098/2008),

– het verslag van Nils Lundgren namens de Commissie begrotingscontrole over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2006, afdeling VII – Comité van de regio’s (C6-0368/2007 - 2007/2043(DEC)) (A6-0095/2008),

– het verslag van Nils Lundgren namens de Commissie begrotingscontrole over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2006, afdeling VIII – Europese Ombudsman (C6-0369/2007 - 2007/2036(DEC)) (A6-0092/2008),

– het verslag van Nils Lundgren namens de Commissie begrotingscontrole over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2006, afdeling IX – Europese toezichthouder voor gegevensbescherming (C6-0370/2007 - 2007/2044(DEC)) (A6-0094/2008),

– het verslag van Hans-Peter Martin namens de Commissie begrotingscontrole over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2006 (C6-0372/2007 - 2007/2047(DEC)) (A6-0111/2008),

– het verslag van Hans-Peter Martin namens de Commissie begrotingscontrole over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2006 (C6-0381/2007 - 2007/2056(DEC)) (A6-0114/2008),

– het verslag van Hans-Peter Martin namens de Commissie begrotingscontrole over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2006 (C6-0371/2007 - 2007/2046(DEC)) (A6-0110/2008),

– het verslag van Hans-Peter Martin namens de Commissie begrotingscontrole over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2006 (C6-0378/2007 - 2007/2053(DEC)) (A6-0124/2008),

– het verslag van Hans-Peter Martin namens de Commissie begrotingscontrole over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding voor het begrotingsjaar 2006 (C6-0386/2007 - 2007/2060(DEC)) (A6-0117/2008),

– het verslag van Hans-Peter Martin namens de Commissie begrotingscontrole over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving voor het begrotingsjaar 2006 (C6-0375/2007 - 2007/2050(DEC)) (A6-0116/2008),

– het verslag van Hans-Peter Martin namens de Commissie begrotingscontrole over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (voorheen het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat) voor het begrotingsjaar 2006 (C6-0374/2007 - 2007/2049(DEC)) (A6-0113/2008),

– het verslag van Hans-Peter Martin namens de Commissie begrotingscontrole over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Bureau voor wederopbouw voor het begrotingsjaar 2006 (C6-0373/2007 - 2007/2048(DEC)) (A6-0112/2008),

– het verslag van Hans-Peter Martin namens de Commissie begrotingscontrole over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Milieuagentschap voor het begrotingsjaar 2006 (C6-0376/2007 - 2007/2051(DEC)) (A6-0122/2008),

– het verslag van Hans-Peter Martin namens de Commissie begrotingscontrole over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar 2006 (C6-0377/2007 - 2007/2052(DEC)) (A6-0128/2008),

– het verslag van Hans-Peter Martin namens de Commissie begrotingscontrole over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2006 (C6-0379/2007 - 2007/2054(DEC)) (A6-0125/2008),

– het verslag van Hans-Peter Martin namens de Commissie begrotingscontrole over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid voor het begrotingsjaar 2006 (C6-0384/2007 - 2007/2059(DEC)) (A6-0120/2008),

– het verslag van Hans-Peter Martin namens de Commissie begrotingscontrole over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid voor het begrotingsjaar 2006 (C6-0382/2007 - 2007/2057(DEC)) (A6-0115/2008),

– het verslag van Hans-Peter Martin namens de Commissie begrotingscontrole over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor het begrotingsjaar 2006 (C6-0383/2007 - 2007/2058(DEC)) (A6-0118/2008),

– het verslag van Hans-Peter Martin namens de Commissie begrotingscontrole over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Spoorwegbureau voor het begrotingsjaar 2006 (C6-0387/2007 - 2007/2062(DEC)) (A6-0123/2008),

– het verslag van Hans-Peter Martin namens de Commissie begrotingscontrole over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2006 (C6-0385/2007 - 2007/2061(DEC)) (A6-0119/2008),

– het verslag van Hans-Peter Martin namens de Commissie begrotingscontrole over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen voor het begrotingsjaar 2006 (C6-0389/2007 - 2007/2214(DEC)) (A6-0126/2008),

– het verslag van Hans-Peter Martin namens de Commissie begrotingscontrole over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van Eurojust voor het begrotingsjaar 2006 (C6-0380/2007 - 2007/2055(DEC)) (A6-0129/2008),

– het verslag van Hans-Peter Martin namens de Commissie begrotingscontrole over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2006 (C6-0388/2007 - 2007/2063(DEC)) (A6-0121/2008),

– het verslag van Hans-Peter Martin namens de Commissie begrotingscontrole over kwijting met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de begroting voor het 6e, 7e, 8e en 9e Europees Ontwikkelingsfonds voor het begrotingsjaar 2006 (COM(2007)0458 – C6-0118/2007 – 2007/2064(DEC)) (A6-0106/2008),

(ex-rapporteur: de heer Stubb)

– en het verslag van Hans-Peter Martin namens de Commissie begrotingscontrole over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese GNSS-toezichtautoriteit voor het begrotingsjaar 2006 (C6-0049/2008 - 2008/2000 (DEC)) (A6-0127/2008).

 
  
MPphoto
 
 

  Dan Jørgensen, rapporteur. (DA) Mijnheer de Voorzitter, allereerst herinner ik iedereen eraan dat wij het einde naderen van een ongelooflijk belangrijke taak. Als de rol van het Parlement wordt geanalyseerd in relatie tot die van de andere instellingen, kan er in het algemeen wellicht worden gezegd dat wij drie hoofdtaken hebben. Wij zijn betrokken bij de opstelling van wetgeving voor de Europese landen en hun burgers. Ook zijn wij betrokken bij de opstelling van de begroting, dat wil zeggen bij de vaststelling waarvoor de EU-middelen gebruikt moeten worden. Tot slot vervullen wij nog de rol van een toezichthoudend orgaan. Het Parlement is zogezegd de waakhond van de burgers. De taak die wij hier vandaag zullen volbrengen, is mogelijk het belangrijkste onderdeel van deze rol van toezichthoudend orgaan: hierbij bestuderen wij uiterst nauwkeurig hoe de Commissie en de andere instellingen de middelen beheren en evalueren wij natuurlijk ook de gang van zaken in de lidstaten, waarin zoals bekend circa 80 procent van de EU-middelen wordt beheerd.

Dit gezegd zijnde, prijs ik natuurlijk ook mijn collega’s uit de andere fracties. Het Parlement in zijn geheel zal vandaag over het verslag stemmen. Ik vind dat we prima hebben samengewerkt binnen de Commissie begrotingscontrole. Ik noem hierbij in het bijzonder de schaduwrapporteurs, die in dezen een zeer constructieve bijdrage hebben geleverd. Om deze reden hebben wij natuurlijk zo’n grote druk kunnen uitoefenen op de Commissie en hebben we met haar zo’n constructieve dialoog kunnen aangaan.

Ik begin met een paar positieve punten. Ik kom zeker nog op de negatieve aspecten, maar om te beginnen noem ik enkele positieve zaken vergeleken met voorgaande jaren. Het lijdt geen twijfel dat we binnen de landbouwsector aanzienlijke vooruitgang hebben geboekt met betrekking tot de controle op de middelen. Het “geïntegreerd financieel controlesysteem” betekent natuurlijk dat er nu een volkomen nieuwe en veel effectievere manier is om de EU-middelen voor de landbouw te controleren, hoewel veel Europese burgers die deze toespraak volgen hier waarschijnlijk anders over denken. Dit systeem is bijzonder effectief, zoals de Europese Rekenkamer zelf al vaak heeft onderstreept. We weten al dat in wezen alle middelen in het kader van het landbouwbeleid binnen een paar jaar onder dit uiterst effectieve systeem zullen vallen, dat absoluut moet worden geprezen. De laatste jaren hebben we echter felle kritiek gehoord op enkele punten in het kader van het onderzoeksbeleid. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat de Commissie onze kritiek uiterst serieus heeft genomen en een actieplan heeft uitgevoerd, waardoor een groot aantal van deze problemen nu wordt opgelost. De Commissie verdient hiervoor alle lof. Tot slot zijn we natuurlijk bijzonder verheugd over de in de openbaarheid gebrachte initiatieven. Er is nu openheid over de ontvangers van EU-steun met betrekking tot de sociale fondsen en de landbouwuitgaven. Bovendien worden nu de namen bekend van de deelnemers aan de verschillende werkgroepen in de Raad en de Commissie, iets waarvoor dit Huis jarenlang heeft geijverd. De Commissie heeft er nu mee ingestemd deze informatie openbaar te maken.

Dit is absoluut een bijzonder positieve ontwikkeling. Het is natuurlijk wel duidelijk dat dit proces betrekking heeft gehad op gebieden waarop we een zekere hoeveelheid kritiek hebben gekregen. Iedereen die het proces heeft gevolgd, weet dat het hier met name gaat om twee gebieden: de Structuurfondsen en buitenlandsbeleidskwesties, dat wil zeggen externe aangelegenheden. Wat de Structuurfondsen betreft, heeft de Rekenkamer heel duidelijk geconcludeerd dat twaalf procent van de uitbetaalde middelen – ofwel bijna vier miljard euro – nooit uitbetaald had mogen worden. Dit is natuurlijk een volstrekt onaanvaardbare situatie.

Het was het uitgangspunt van de taak die wij vandaag zullen volbrengen. Er hebben verschillende raadplegingen plaatsgevonden en samen met de commissie heb ik persoonlijk nauw samengewerkt met de Commissie. Het feit dat ik nu als rapporteur kan eindigen met het verlenen van kwijting komt uitsluitend doordat we een aantal resultaten hebben bereikt. De Commissie heeft daadwerkelijk een groot aantal hervormingen doorgevoerd – 37 uiterst specifieke punten zullen nu worden uitgevoerd. Het college van commissarissen heeft dit goedgekeurd. Op sommige gebieden moeten er meer en strengere controles worden ingevoerd, op andere moeten de controles worden vereenvoudigd teneinde ze effectiever te maken. Op alle gebieden zijn er zeer duidelijke deadlines ingevoerd. We hebben enkele bijzonder duidelijke criteria gekregen voor de manier waarop feedback moet worden gegeven, zodat zowel wij als het grote publiek kunnen zien dat dit ook daadwerkelijk een positief effect heeft. Twee dingen mogen we niet vergeten: ten eerste natuurlijk het feit dat het in 2006 incorrect uitbetaalde geld – het onderwerp van deze procedure – moet worden terugbetaald. Dit is volgens ons nu gewaarborgd. Er moet echter ook een garantie zijn dat dit in de toekomst niet opnieuw gebeurt, hetgeen waarschijnlijk net zo belangrijk is. Wij denken dat deze doelstelling is verwezenlijkt met de door de Commissie vastgestelde nieuwe procedures.

Het is duidelijk dat alleen mooie woorden niet volstaan. Wij hebben nu weliswaar gezegd de doorgevoerde hervormingen te aanvaarden, maar we zullen deze zaak blijven volgen en nauwlettend toezicht houden op het proces. Daarom dien ik vandaag ook een wijzigingsvoorstel in, waaraan de Commissie – naar ik heb vernomen – haar steun verleent. De heer Kallas heeft aangegeven dat het wellicht een oplossing is als de Commissie maandelijks vergadert met de Commissie begrotingscontrole en ons de mogelijkheid biedt om de op dit gebied geboekte vooruitgang te bespreken. Dit zou voor beide partijen bijzonder nuttig zijn.

Nu het tweede gebied waarop we grote problemen hebben ondervonden, te weten buitenlandsbeleidskwesties en meer in het bijzonder de kwestie Irak. We weten dat de EU financiering verstrekt voor de wederopbouw van Irak, waarvoor absoluut veel goede politieke redenen zijn. We hebben Irak als voorbeeld genomen. Wij hebben verzocht om een lijst met daarop de specifieke projecten in Irak die geheel of gedeeltelijk worden gefinancierd door de EU via de VN en de Wereldbank. Het is bijzonder moeilijk gebleken om zo’n lijst te verkrijgen; het heeft maanden geduurd. De informatie die ons al bekend was en die op deze lijst had moeten staan, stond er echter niet op en er is over en weer lang over gesproken totdat we vrij recentelijk eindelijk de informatie hebben gekregen die we in eerste instantie al hadden moeten krijgen. Daarom kunnen we nu eindelijk ook echt kwijting verlenen op dit gebied. De belangrijkste vraag in dit verband is natuurlijk: en in de toekomst? Irak is slechts één voorbeeld. Hoe zit het met de andere, ruim honderd landen waarin de EU steun verleent voor verschillende activiteiten? De Commissie heeft zich er nu toe verbonden om vanaf 2007 openbare toegang te verlenen tot de eindbegunstigde – de uiteindelijke ontvanger van de steun –, hetgeen ik erken en als volkomen noodzakelijk beschouw.

Om al deze redenen beveel ik aan dat wij kwijting verlenen. Er is een aantal punten van kritiek met betrekking tot de Commissie en tot de aanpak in de lidstaten. Daarnaast hebben we dit resultaat bereikt dankzij een goede dialoog met de Commissie. Dit betekent dat wij nu kunnen aanbevelen goedkeuring te verlenen voor de rekeningen voor 2006. Er zijn nog gebieden waarop meer gedaan zou moeten worden. Wij zouden heel graag door de minister van Financiën van een land ondertekende “nationale betrouwbaarheidsverklaringen” willen hebben, zoals deze hier in het Parlement worden genoemd, ofwel jaarlijkse nationale auditverklaringen. Wij beschouwen deze nog steeds als een prima instrument in de strijd tegen bedrog, fraude en geheimhouding met betrekking tot de EU-middelen in de afzonderlijke landen. Na dit laatste verzoek bedank ik u ervoor mij in de gelegenheid te hebben gesteld als eerste te spreken.

 
  
MPphoto
 
 

  José Javier Pomés Ruiz, rapporteur. (ES) Mijnheer de Voorzitter, welkom bij dit debat, dat wordt bijgewoond door de secretaris-generaal, en natuurlijk welkom aan de heer Kallas. Ik kan niemand van de Raad welkom heten, omdat het erop lijkt dat deze niets te maken heeft met rekeningen en met het nemen van verantwoordelijkheid voor het politieke debat over kwijting. Wanneer de Raad een voorzitter heeft, na het Verdrag van Lissabon, zullen we hopelijk de garantie hebben dat de Raad ook aanwezig is bij dit debat.

Om te beginnen feliciteer ik mijn collega Dan Jørgensen met zijn uitstekende verslag en onderstreep ik zijn woorden dat de Europese Unie haar zaken goed voor elkaar heeft en ieder jaar beter. Hij heeft meerdere malen verwezen naar een initiatief van commissaris Kallas en de Commissie inzake transparantie. Ik was twee maanden geleden rapporteur voor een initiatiefverslag ter ondersteuning van het beleid inzake transparantie. De Commissie boekt inderdaad vooruitgang bij dit beleid, net zoals het Parlement heeft gedaan.

Ik wijs erop dat de rol van het Parlement bij het verlenen van kwijting een politieke is en dat wij geen accountants zijn of zouden moeten zijn. Het is een politieke rol en de vraag die wij voor de burgers moeten beantwoorden, is: hebben wij met het geld waarover het Parlement beschikt de budgettaire uitdagingen voor het begrotingsjaar 2006 kunnen aannemen? Uitdagingen zoals de voorbereiding van het Parlement op de uitbreidingen, op de toelating van nieuwe lidstaten, de uitbreiding van het informatiebeleid, het leveren van beter werk, het Lissabonproces en het creëren van meer en optimale wetgeving.

Wat is het politieke oordeel over hetgeen wij met deze financiële vastleggingen hebben gedaan? Het is een positief oordeel. We hebben het goed gedaan. Ik noem enkele punten uit dit begrotingsjaar. Om te beginnen hebben wij op initiatief van Voorzitter Hans-Gert Pöttering een politieke dialoog op gang gebracht tussen het voorzitterschap en de betrokkenen bij de kwijtingsprocedure, hetgeen tot nu toe onmogelijk leek. Nu is dit echter wél mogelijk en uw ondervoorzitter was aanwezig bij het debat, waarbij hij antwoordde op de vragen die de commissie hem live en rechtstreeks stelde. Op initiatief van de Voorzitter zal het Bureau bovendien binnen een werkgroep regelmatig samenwerken met de Begrotingscommissie en de Commissie begrotingscontrole, waarvoor dank.

Zoals u in het verslag kunt lezen, is de transparantie in dit Huis op veel punten verbeterd. De rollen van onze assistenten worden beter gepresenteerd. We zijn er dit jaar echter niet in geslaagd eindelijk het door ons gewenste statuut voor de assistenten in te voeren. De waarheid is dat het ons als Parlementsleden veel tijd heeft gekost voordat wij als Parlementsleden ons eigen statuut hadden. We zullen, om kort te gaan, geduld moeten hebben, maar ook moeten benadrukken dat we deze doelstelling nog niet hebben verwezenlijkt. In het referentiejaar 2006 is 99 procent van de stukken echter correct ingediend, dus ik denk dat het met deze kwestie ook de goede kant op gaat.

Er zijn problemen, die we min of meer proberen op te lossen. De burgers begrijpen niet waarom het Parlement drie zetels heeft, ze begrijpen het niet en ze zullen het ook niet begrijpen omdat het moeilijk te begrijpen valt. Dit is dus nog een uitdaging voor wanneer de Raad een voorzitter heeft: hier een oplossing voor vinden. Het Parlement heeft echter zijn plicht vervuld en de kosten van deze drie zetels gereduceerd van 203 miljoen euro in 2002 tot 155 miljoen euro. We hebben de kosten met 24 procent teruggedrongen, wat goed is.

Welke uitdagingen, die ik in dit verslag noem, nemen wij aan? Zoals gezegd, de invoering van een definitief statuut voor de assistenten, zoals wij zelf hebben. Nog betere wetgeving maken, is een andere uitdaging. Wanneer het Verdrag van Lissabon van kracht wordt, zal het Parlement een veel grotere kwalitatieve rol spelen en een veel zwaardere werklast hebben.

Laten we hopen dat de Belgische regering – nu we een Belgische regering hébben – ons iets beter zal behandelen qua onroerendgoedbeleid dan zij tot nu toe heeft gedaan, aangezien haar handelwijze middelmatig was.

We hebben, tot slot, een prudent jaar gehad op het stuk van onze budgettaire verantwoordelijkheden en daarom verzoek ik u voor deze rekeningen voor 2006 te stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nils Lundgren, rapporteur. (SV) Mijnheer de Voorzitter, ik was de rapporteur voor deze zeven zogenaamde overige instellingen: de Raad, het Hof van Justitie, de Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de regio’s, de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming en de Europese Ombudsman.

De zaken die ik heb bestudeerd, hebben bij mij geen ernstige bedenkingen opgeroepen. Het was een kwestie van normale opmerkingen over wat er kan en moet worden verbeterd. Er is niets aan het licht gekomen waardoor de verlening van kwijting aan een van deze zeven instellingen ook maar enigszins in gevaar zou kunnen komen.

Toch neem ik deze gelegenheid te baat om iedereen eraan te herinneren dat het verlenen van kwijting, het afdwingen van verantwoording, fundamenteel is voor de democratie. Ik heb geen vertrouwen in de manier waarop dit Huis deze taak vervult aangezien ik twee jaar geleden precies dezelfde opdracht had om deze zeven instellingen tegen het licht te houden en ik toen, dames en heren, op de grootste misstanden in het Comité van de regio’s stuitte. Ik ontdekte dat daar fraude van de ergste soort was gepleegd. Ik kreeg materiaal in handen dat u allen kon lezen in de besloten leeszaal.

Er zijn hiernaar drie aparte onderzoeken ingesteld: een door OLAF, ons Europees Bureau voor fraudebestrijding, een door de Rekenkamer en het Comité van de regio’s zelf heeft ook een intern onderzoek ingesteld. Zij hadden hun interne accountants ontslagen. De lijst met klachten was eindeloos.

Daarom stelde ik natuurlijk voor in die omstandigheden geen kwijting te verlenen, hetgeen ik in de commissie heb gezegd. De commissie heeft toch voor het verlenen van kwijting gestemd. Twee jaar geleden heb ik hier in het Parlement hetzelfde gezegd, maar het Parlement heeft met een grote meerderheid voor het verlenen van kwijting gestemd.

Dit betekent dat wanneer u hier, vandaag, op mijn aanbeveling voor het verlenen van kwijting zou moeten stemmen, u dit niet zult doen omdat ik het zeg, maar puur uit gewoonte. Deze Vergadering neemt niet haar verantwoordelijkheid. Zij denkt meer aan de reputatie van de EU. U bent er meer mee bezig de burgers, de stemmers te bedriegen. Zij mogen niet weten wat er aan de hand is. Ik ben dan ook behoorlijk bedroefd wanneer ik zeg: ja, deze keer kan er aan deze andere instellingen kwijting worden verleend. Ik doe dit met een goed geweten, iets wat de meesten van u niet kunnen zeggen.

 
  
MPphoto
 
 

  Hans-Peter Martin, rapporteur. (DE) Mijnheer de Voorzitter, tiran! In mijn toespraak van vandaag richt ik mij tot iedereen ...

(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Dit is nu de tweede keer dat u zo praat. Ik behoud mij het recht voor om maatregelen tegen u te nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Hans-Peter Martin (NI), rapporteur. – (DE) Voor al degenen die erin geïnteresseerd zijn hoe politieke besluiten daadwerkelijk totstandkomen: dit is een voorbeeld van het niet-functioneren van de controle in dit Huis. Wanneer de toekomstige studenten politicologie of de in politiek geïnteresseerde burgers hier lucht van krijgen, wordt het een klassieker. In het kader van het kwijtingsverslag hebben wij bepaalde passages van leden van de grote fracties, waarin kritiek werd geuit op de agentschappen, letterlijk overgenomen. Bijvoorbeeld dat het duidelijk is dat decentralisatie en delegatie van taken een van de belangrijkste resultaten was van het in 1999 gestarte proces van hervorming van de Commissie, maar dat deze laatste nog steeds geen studie of verslag of tussentijdse jaarrekening heeft opgesteld over deze vorm van administratief beheer. Dit is vervolgens opgenomen in mijn belangrijkste overwegingen.

De auteur van deze tekst, mevrouw Gräßle, behoort tot een grote fractie. Haar amendement op het verslag bestond erin juist die beweringen te verwijderen. Zo zijn er nog vele andere voorbeelden, waaronder de bijdrage van mevrouw Haug, die ook kritische opmerkingen over de agentschappen omvatte. Hierin werd bijvoorbeeld benadrukt dat slechts twee agentschappen volledig onafhankelijk zijn van EU-subsidies, terwijl de meeste uitsluitend met EU-middelen worden gefinancierd – dit staat in een van mevrouw Haug’s documenten. Hier is het echter weggelaten!

De voorzitter van de Commissie begrotingscontrole, de heer Bösch, maakt vaak zeer kritische opmerkingen over de agentschappen – alleen niet in de commissie. Wanneer het er dan echt op aan komt, wanneer het het goede moment is, wanneer er een echte gelegenheid is om uiterst nauwkeurig vast te stellen dat er sprake is van een onverantwoorde wildgroei bij de agentschappen, dat er zoveel in een erbarmelijke staat verkeert, dan wordt het op verzoek van de grote fracties eenvoudigweg geschrapt. En alsof dat nog niet erg genoeg is, mag ik, als rapporteur, niet doen wat anderen wel mogen. De hele toelichting is dus eenvoudigweg gecensureerd en daarom ben ik zo vrij om voor te lezen wat anders niet langer toegankelijk zou zijn voor het grote publiek vanuit de plenaire vergadering.

In het geschrapte gedeelte staat: “De decentralisatie en delegatie van taken was sedert 1999 een wezenlijk onderdeel van het hervormingsproces binnen de Commissie. Tot dusver is echter nog geen balans opgemaakt van de op dat gebied bereikte resultaten. Bovendien heeft de Commissie nooit duidelijk kunnen aantonen waarin de meerwaarde van gedecentraliseerde agentschappen nu eigenlijk bestaat en waarom hun taken niet evengoed binnen de Commissie kunnen worden verricht, of waarom – in veel gevallen – voor deze taakgebieden enig ingrijpen van de zijde van de Europese Unie is vereist.

In plaats daarvan is een onverantwoorde wildgroei ontstaan. Op basis van bizarre politieke besluiten zijn nieuwe agentschappen in het leven geroepen waarop geen controle bestaat en ook niet kan bestaan, die vaak inefficiënt werken en vooral hoge kosten voor de Europese belastingbetaler met zich meebrengen.

Bij dit alles is er een weergaloos veelvoud aan privileges gegroeid. Zo heeft de Commissie op spectaculaire wijze gefaald bij haar streven naar hervorming, een hervorming waarmee meer verantwoordingsplicht, rekenschap, efficiëntie, een nieuwe Europese dienstverleningscultuur en transparante werden beoogd. Het lijdt geen enkele twijfel meer dat er sprake is van een onhoudbare wirwar op het gebied van het delegerings- en decentraliseringsbeleid. [...] Verantwoordelijk optreden ziet er anders uit.”

Zelfs een rapporteur mag dit niet opnemen in een toelichting. Dit past natuurlijk wel in het politieke scenario dat, toen het debat over de twintig door mij aan de commissie voorgelegde verslagen begon, iedere keer dat anderen spraken, de amendementen waren opgesteld en achter hun rug ook waren gecensureerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Christofer Fjellner, rapporteur. (SV) Mijnheer de Voorzitter, ik begin met de kwijting betreffende het Europees Ontwikkelingsfonds. Velen van u verwachtten misschien dat een andere lange, Scandinavische jonge man deze taak op zich zou nemen, namelijk onze collega Alexander Stubb. Zoals sommigen van u weten, kan Alexander vandaag echter niet hier zijn aangezien hij is benoemd tot minister van Buitenlandse zaken van Finland. Hij heeft mij derhalve verzocht zijn taak over te nemen en zijn werk en verslag hier vandaag te presenteren. Ik denk dat ik namens de meerderheid hier kan zeggen dat wij het jammer vinden Alexander kwijt te zijn, maar dat het fantastisch nieuws is voor Alexander en vooral voor Finland.

Ik begin echter met een felicitatie aan zijn adres voor het door hem verrichte werk betreffende het Europees Ontwikkelingsfonds. Het werk in de commissie ging erg goed en de kwijting voor de ontwikkelingsfondsen wordt vandaag dan ook besproken door een verenigde commissie. De Europese ontwikkelingsfondsen zijn natuurlijk enkele van de middelen om de democratie en de economische ontwikkeling in de ACS-landen (de landen van Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan) te bevorderen. Het doet mij dan ook genoegen te zien dat het geld op een correcte en verantwoordelijke manier wordt gebruikt. In 2006 hadden zij aanzienlijke middelen, drie miljard euro in vastleggingen, en hebben ze bijna 90 procent hiervan kunnen uitbetalen.

Het feit dat wij hier, vandaag, tot onze vreugde kwijting kunnen verlenen en zulks voorstellen aan de Commissie, die deze ontwikkelingsfondsen heeft beheerd – waar wij echt heel blij mee zijn – betekent echter niet dat er geen uitdagingen zijn of dat er geen gebieden zijn waarop we in de toekomst werk moeten verzetten. Ik noem er een paar. Zo kunnen we bijvoorbeeld, in tegenstelling tot vorig jaar, zeggen dat de Rekenkamer geen verklaring inzake de volledige betrouwbaarheid heeft afgegeven, maar een aantal problemen heeft onderstreept, bijvoorbeeld met betrekking tot het bewijs van transacties die beter gedocumenteerd hadden kunnen worden en tot betalingen door verschillende delegaties. Het siert de Commissie echter dat zij deze problemen serieus heeft genomen en dat zij met concrete, correcte en belangrijke oplossingen is gekomen.

In ons verslag leggen we bovendien de nadruk op de problemen als gevolg van de vertraging bij de uitvoering van het moderne IT-systeem. Wij nemen deze zaak serieus en hopen dat de Commissie er verder aan werkt.

Genoeg over de meer administratieve en economische aspecten, aangezien ik ook een aantal in politiek opzicht belangrijke kwesties wil aankaarten. Om te beginnen het feit dat het werk van het Europees Ontwikkelingsfonds veel gemakkelijker zou worden als het zou worden opgenomen in de algemene begroting. Ook denken wij dat het werk zou worden vergemakkelijkt als er één financieel reglement zou zijn voor alle huidige en toekomstige ontwikkelingsfondsen.

Tot zover het Europees Ontwikkelingsfonds. Ik neem deze gelegenheid te baat om in het kort iets te zeggen over de kwijting voor de onafhankelijke agentschappen. Ik doe dit deels omdat ik verantwoordelijk was voor dit werk in de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) en Europese Democraten, maar mogelijk vooral omdat de rapporteur, zoals wij zojuist hebben gehoord, op zijn zachtst gezegd een ongebruikelijke houding aanneemt en niet bepaald de lijn van de commissie volgt. Ik vind het erg vreemd dat Hans-Peter Martin er niet voor heeft gekozen zijn naam te verwijderen uit al deze verslagen, aangezien wij vandaag in deze plenaire vergadering niet over zijn persoonlijke mening zullen stemmen.

Als ik toch iets mag zeggen over het werk zelf, over enkele belangrijke opinies die, ondanks alles, in deze verslagen zijn opgenomen – en die we hebben verkregen dankzij een succesvolle, nauwe samenwerking tussen de socialistische fractie, onze fractie, de Fractie Alliantie van Liberalen en Demoraten voor Europa en de Fractie De Groenen / Vrije Europese Alliantie –, dan benadruk ik dat wij kwijting verlenen omdat de verklaring van de Rekenkamer volgens ons voldoende aanleiding geeft om het beheer van de financiën van deze onafhankelijke agentschappen goed te keuren. Daarnaast zijn er ook daar echter problemen en zal er hopelijk verder worden gewerkt aan de oplossing ervan. Hierbij gaat het er met name om dat alle instellingen – de Raad, de Commissie en het Europees Parlement – beter kijken naar de verzoeken van de agentschappen. Ik hoop dat iedereen zijn verantwoordelijkheid hiervoor zal nemen.

Ik kom volgend jaar terug, wanneer ik rapporteur zal zijn over dit onderwerp en er samen met de Commissie hopelijk dieper op zal kunnen ingaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Siim Kallas, vicevoorzitter van de Europese Commissie. (ET) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Jørgensen, rapporteurs, geachte Parlementariërs, ik bedank het Parlement, de Commissie begrotingscontrole, rapporteur Jørgensen en zijn collega-rapporteurs voor hun verslag en de aanbeveling van de commissie om kwijting te verlenen voor de begroting voor 2006. Ook bedank ik Alexander Stubb voor zijn verslag over kwijting met betrekking tot het gebruik van instrumenten in het kader van het Europees Ontwikkelingsfonds.

Ondanks het feit dat de Europese Rekenkamer geen verklaring kon indienen inzake de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de daaraan ten grondslag liggende transacties voor het jaar 2006, is dit het beste resultaat sinds de invoering van deze verklaring. De Rekenkamer en, tot mijn vreugde, ook de Commissie begrotingscontrole van het Parlement hebben de door ons geboekte vooruitgang erkend.

Het debat spitst zich dit jaar toe op de Structuurfondsen, de verplichtingen, terugbetalingen en aanpassingen van de lidstaten en de gevoelige kwestie van de hulp aan derde landen. Op al deze gebieden moeten er inspanningen worden geleverd. Wij zijn het ermee eens dat er regelmatig follow-upactiviteiten moeten worden ontplooid, niet alleen vanwege de kwijtingprocedure, maar ook wegens de in het oprichtingsverdrag vastgelegde voorwaarden en het belang hiervan.

Ik stel voor dat leden of vertegenwoordigers van de Commissie regelmatig deelnemen aan Parlementsvergaderingen om van gedachten te wisselen over een van de drie gebieden die dit jaar centraal staan bij de kwijtingsprocedure en om hiervan verslag te doen. Deze gebieden zijn: de uitbreiding van de verantwoordelijkheden van de lidstaten op gebieden waarop de Europese Unie en de lidstaten de verantwoordelijkheid delen, de tenuitvoerlegging van de Structuurfondsen en het houden van toezicht op de financiering van externe maatregelen (hoofdzakelijk controle op financiering via internationale organisaties).

Het is de bedoeling vanaf mei van gedachten te wisselen over de politieke strategie voor het komende jaar in de onder mijn bevoegdheid vallende sectoren.

In juni zouden de voor de Structuurfondsen verantwoordelijke commissarissen of hun vertegenwoordigers en de Commissie begrotingscontrole zich moeten buigen over de voorlopige resultaten in het kader van het actieplan voor de Structuurfondsen. Het Parlement ontvangt in mei het eerste kwartaalverslag over dit actieplan.

In juli of september zou de commissaris voor buitenlandse betrekkingen of haar vertegenwoordiger de geachte leden recenter informatie moeten verstrekken over de trust funds die zijn gereserveerd voor de verbetering van de externe maatregelen, over de transparantie van de EU-financiering via internationale organisaties en de hierop uitgevoerde controles.

Wat het samenvattend verslag 2007 van de Commissie en de resultaten van verslag voor 2007 van de interne controleurs betreft, zal ik in juli of september informatie kunnen verschaffen en wij zouden ons debat over het verlenen van kwijting voor de begroting, over terugbetalingen en de kosten van de controles in combinatie hiermee moeten voortzetten. De Commissie zal in oktober met een verslag over deze gebieden komen, dat een basis zal bieden voor de totstandkoming van een interinstitutioneel debat over het aanvaardbaar foutenrisico.

De Commissie zal, zoals gebruikelijk, het Parlement en de Raad in het najaar een officiële reactie geven op hun aanbevelingen.

Mijn collega’s Danuta Hübner en Vladimír Špidla hebben het Parlement al een overzicht gegeven van het actieplan voor een beter beheer van de fondsen voor structurele acties.

De Commissie en de lidstaten zijn voornemens maatregelen uit te voeren die erop zijn toegesneden multipele fouten bij de tenuitvoerlegging van structurele acties te reduceren.

Wat de Structuurfondsen betreft, is de Commissie streng geweest voor de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor de controles op de kosten en heeft zij waar nodig de betalingen stopgezet en financiële correcties uitgevoerd. De Commissie is vastberaden deze acties te versterken en tastbare, meetbare resultaten te bereiken.

Op het gebied van het gedeeld beheer, hebben de lidstaten overzichten van verklaringen en audits ingediend. Tegen de lidstaten die dit niet hebben gedaan, worden juridische maatregelen genomen uit hoofde van artikel 226 van het oprichtingsverdrag.

De consequente eis dat de lidstaten in het begin van ieder jaar zo’n overzicht moeten indienen, begint zijn vruchten af te werpen.

Commissaris Benita Ferrero-Waldner heeft het Parlement een uiteenzetting gegeven van de beginselen van de EU-financiering aan de hand van de steun aan Irak en zij heeft voorstellen ingediend voor betere controles op specifieke financiering en voor betere traceerbaarheid en grotere transparantie van financiering. De voor dit proces verantwoordelijke directeur zal in de zomer verslag uitbrengen aan het Parlement.

Er zijn al enkele resultaten beschikbaar.

Begin april heeft er in Genève een bijeenkomst plaatsgevonden van de Commissie en de VN; voorafgaand aan deze bijeenkomst hebben er gedachtewisselingen plaatsgevonden tussen leden van het Parlement en een Commissievertegenwoordiger en is er overeenstemming bereikt over gezamenlijke richtsnoeren voor alle externe bureaus, opdat de zichtbaarheid van de gezamenlijke werkzaamheden wordt vergroot. De VN en de Commissie hebben zich ertoe verbonden specifieke richtsnoeren toe te passen en nauw toezicht te houden op deze toepassing.

De Commissie hecht grote waarde aan de door het Parlement goedgekeurde besluiten. Deze besluiten bevatten een boodschap voor de burgers over communicatie en het praktische gebruik van de financiële instrumenten. Wij moeten voortgaan op de ingeslagen weg en het grote publiek ervan overtuigen dat zijn geld – waarmee de begroting van de Europese Unie wordt gefinancierd – in goede handen is.

 
  
MPphoto
 
 

  Ralf Walter (PSE) , rapporteur voor advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking.(DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, collega’s, ik bedank Dan Jørgensen en Alexander Stubb aangezien zij de intenties van de Commissie ontwikkelingssamenwerking een voor een hebben overgenomen. Wij zijn hier bijzonder dankbaar voor omdat we in de Commissie ontwikkelingssamenwerking erg hard hebben gewerkt aan dit onderwerp.

De Europese Unie – de begroting van de Europese Unie zelf, in combinatie met de begrotingen van de lidstaten – is verreweg de grootste donor van ontwikkelingssteun in de wereld. Bij actuele gelegenheden merken wij toch dat dit nog veel te weinig is en dat we echt meer zouden moeten doen. We kunnen niet wachten totdat voedsel- en energietekorten in de wereld ons om de oren vliegen en vervolgens verbaasd zijn dat de mensen de straat op gaan. Het geld dat wij doneren – en wij zijn, zoals gezegd, al ‘s werelds grootste donor – moeten we dan ook doelgerichter uitgeven, zodat we weten dat het daadwerkelijk terechtkomt bij degenen die het nodig hebben, dat het niet wordt verspild, dat het niet verdwijnt. Wij hebben er derhalve veel werk in gestoken om te controleren of de door ons verstrekte middelen echt voor de gestelde doelen worden gebruikt. Voor het Parlement en de Commissie is het een essentieel punt dat twintig procent van de middelen moet worden gebruikt voor basisgezondheidszorg en basis- en voortgezet onderwijs, zodat er een fundament wordt gelegd voor de toekomst. We hebben dus weliswaar enige vooruitgang geboekt, maar de Commissie is er volgens ons nog lang niet. U moet hier nog aan werken en wij zullen u onder druk houden.

Wij hebben u ertoe opgeroepen betalingsachterstanden uit het verleden in te lopen en inderdaad zijn de achterstanden van voor 2001 verkleind met 39 procent voor Europe Aid en met 49 procent voor het Europees Ontwikkelingsfonds. Dit zijn weliswaar mooie cijfers, maar het is natuurlijk slechts een tussenfase. In het kader van het ontwikkelingsbeleid hebben wij er herhaaldelijk op gewezen dat het volstrekt onzinnig is dat er twee volledig parallelle systemen bestaan – een voor het Europees Ontwikkelingsfonds en een voor de ontwikkelingssteun. Dit fonds moet worden opgenomen in de begroting! Zo luidt ons huidige verzoek en zo zal ons verzoek ook bij de toekomstige onderhandelingen over de financiële vooruitzichten luiden.

Mijn laatste punt betreft de begrotingssteun. De Commissie verleent landen steeds vaker algemene begrotingssteun. Dit is een mogelijkheid, maar weest u voorzichtig dat u niet hetzelfde gebeurt, wat we met de huidige lidstaten meemaken met betrekking tot de Structuurfondsen – dat we de verantwoordelijkheid overdragen omdat de lidstaten deze zouden moeten nemen, maar er vervolgens achter komen dat de systemen niet werken en dat niemand hiervoor verantwoording wil dragen. Vandaar mijn advies: weest u alstublieft vanaf het begin erg voorzichtig met hetgeen u doet.

Wij zullen u op een zeer kritische, doch positieve manier volgen. In het algemeen mijn oprechte felicitaties aan de rapporteurs en hartelijk dank voor de goede samenwerking!

 
  
MPphoto
 
 

  Jamila Madeira, rapporteur voor advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken. − (PT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, namens de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en met betrekking tot het begrotingsbeheer wil ik beginnen met het uitspreken van onze bezorgdheid over het feit dat de niet-afgewikkelde begrotingsvastleggingen blijven toenemen en dat dit, tezamen met de vervanging van de “n+2”-regel door “n+3”, een verandering die door enkele lidstaten zal worden doorgevoerd voor de periode 2007-2013, de situatie nog verder kan verergeren, wat er uiteindelijk toe zou kunnen leiden dat de middelen er langer over zullen doen om de eindbegunstigden te bereiken. We hebben hier te maken met beleid dat de burgers rechtstreeks aangaat, zoals het Europees Sociaal Fonds, en de vertragingen kunnen desastreuze gevolgen hebben voor het doelmatige en succesvolle gebruik van de middelen.

Wat betreft de structurele maatregelen zijn we het met de Europese Rekenkamer eens dat de controlesystemen moeten worden verbeterd om fouten te voorkomen in projecten in het kader van de structuurfondsen. Door meer toezicht, efficiëntere audits en een doelmatige monitoring van projecten, van begin tot eind, moeten tekortkomingen of fouten te gelegener tijd worden gecorrigeerd. Daarom moet de Europese Commissie over de nodige logistieke capaciteit en middelen kunnen beschikken om ervoor te zorgen dat de feedbackmechanismen effectief functioneren en de auditprocedures goed worden begeleid.

Het is echter essentieel om nuttige indicatoren en doelstellingen te gebruiken die binnen een zo kort mogelijk tijdsbestek vergeleken en geaggregeerd kunnen worden, ter vermijding van wat onvermijdelijk te algemene en te approximatieve evaluaties zouden worden, die daarom niet afdoende zouden zijn voor een doelmatige aanwending van die middelen.

Een belangrijk punt vind ik het tijdschema van de aanbeveling van de Commissie aan de lidstaten om voortaan gebruik te maken van de door het nieuwe reglement inzake de Structuurfondsen geboden vereenvoudigingen, bijvoorbeeld door een beroep te doen op de forfaitaire bedragen voor indirecte kosten uit hoofde van het Europees Sociaal Fonds.

Ik wil de Europese Commissie ook feliciteren met de investeringen in het EURES-netwerk en met het welslagen van het Europees Jaar van de arbeidsmobiliteit, waarin uiteraard allerlei mobiliteitsgerelateerde kwesties aan de orde zijn gesteld die we allemaal herkennen en waar we allemaal mee te maken hebben. Ik wil de Europese agentschappen die de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken aan het analyseren is kort bedanken voor het werk dat zij hebben verricht. Zoals we allemaal hebben kunnen zien valt de beoordeling van hun activiteiten per saldo zeer positief uit.

Toch wil ik afsluiten door te pleiten voor een verhoging van de kredieten van het agentschap in Dublin, dat de taak heeft gekregen om de verwachte veranderingen in de werkgelegenheid en het bedrijfsleven te analyseren, met als doel om het sociaaleconomische project te ondersteunen door de aanvragen in het kader van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering te beoordelen. We weten allemaal hoe belangrijk dat is. Daarom is dit een uitermate gevoelig en belangrijk gebied, dat speciale aandacht van de Europese Unie verdient, namelijk voor deze analyse van het agentschap in Dublin, die op een of nadere manier zal bijdragen aan het voorkomen van crises die we allemaal, in elk van de 27 lidstaten, aan de horizon kunnen zien verschijnen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jutta Haug, rapporteur voor advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid is tevreden over het werk van het directoraat-generaal Milieu en het directoraat-generaal Gezondheid en consumenten. Ik weet dat u dit niet vaak van mij hoort. Meestal heb ik kritiek op de Commissie, maar in dit geval geldt: “Als het niet kapot is, repareer het dan niet”. De voor de begroting verantwoordelijk personen in beide directoraten-generaal zijn zeer coöperatief. Ik wil u daarvoor bedanken.

Ik wil ook de rapporteur, de heer Jørgensen, bedanken. Hij heeft hard gewerkt tijdens de hele kwijtingsprocedure, heeft een uitstekend verslag geproduceerd en was zo genereus om alle conclusies van de Commissie milieubeheer inzake het verlenen van kwijting voor 2006 over te nemen. De Commissie begrotingscontrole heeft daarbij erkend wat de Commissie milieubeheer met eenparigheid van stemmen heeft aangenomen. Ook daar wil ik u voor bedanken.

Dan wil ik nu kort iets zeggen over de agentschappen. Wij in de Commissie milieubeheer waren ook tevreden met het werk en het begrotingsbeheer van de vier agentschappen: het Europees Milieuagentschap, de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding en het Europees Geneesmiddelenbureau.

Toen we de Commissie begrotingscontrole adviseerden kwijting te verlenen voor het begrotingsjaar 2006, deden we dat niet lichtvaardig. In tegendeel! Er is frequent informatie uitgewisseld met leden van de raden van bestuur en met de directeuren.

Bovendien hebben verschillende delegaties van onze commissie de agentschappen bezocht om een goed beeld te krijgen van hun werkzaamheden. Des te onbegrijpelijker was het dat de rapporteur in de Commissie begrotingscontrole geen kwijting wilde verlenen voor drie van de vier agentschappen, om volkomen onbegrijpelijke redenen – vooral omdat, zelfs als zijn redenen klopten, de agentschappen zelf niet verantwoordelijk waren voor die punten, die bijvoorbeeld betrekking hadden op regels inzake tijdelijk personeel van het agentschap, of de vestigingsplaats van het hoofdkantoor, of zelfs de wijze waarop het subsidiariteitsbeginsel is toegepast. Zinnen als: “Er heeft een onverantwoorde uitbreiding van het aantal agentschappen plaatsgevonden”, “Er zijn nieuwe agentschappen opgericht op basis van bizarre politieke besluiten. Deze nieuwe agentschappen worden niet gecontroleerd, zijn vaak oncontroleerbaar en meestal inefficiënt, en vormen vooral een aanzienlijke last voor de Europese belastingbetalers” en “tegelijkertijd heeft het personeel ongehoorde voorrechten gekregen” – dienen geen enkel ander doel dan om te choqueren. We zijn ons er heel goed van bewust dat er een welbewuste poging wordt ondernomen om een schandaal te creëren over het werk op Europees niveau, en ik wil zeggen dat ik dit moddergooien absoluut afschuwelijk vind.

Agentschappen zijn Europese bestuurseenheden, hoewel ze een uniek karakter hebben. Ze komen niet zomaar uit de lucht vallen; ze zijn niet gewoonweg het resultaat van een spontane inval van de Commissie; ze worden opgericht na een behoorlijke wettelijke procedure, dat wil zeggen via een medebeslissings- of raadplegingsprocedure, of, afhankelijk van het beleidsterrein, door regelgeving, ofwel wetgeving. Dat betekent dat deze agentschappen in het leven worden geroepen door de Europese wetgever, hetgeen betekent dat wijzelf de genoemde “avonturiers” zijn. De begroting van de agentschappen is onderdeel van de begroting van de Europese Unie zelf. Voor elk begrotingsjaar verlenen we de directeur kwijting. Ik denk dat geen enkel bestuursorgaan zo goed wordt gecontroleerd als de agentschappen, en ik ben daarom ingenomen met het feit dat de commissie een einde heeft gemaakt aan deze poging om een schandaal te veroorzaken.

 
  
MPphoto
 
 

  Luca Romagnoli, rapporteur voor advies van de Commissie vervoer en toerisme. (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil enkele momenten nemen om het feit te onderstrepen dat we de opmerkingen van de Europese Rekenkamer over de uitvoering van de begroting voor het jaar 2006 kunnen steunen, omdat de rekeningen en de transacties legitiem en regelmatig zijn.

Zoals ik echter in de Commissie vervoer en toerisme heb gezegd, beveel ik aan om de komende jaren de beginselen en de regels beter na te leven. In het geval van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid is 43 procent van de betalingskredieten geannuleerd en is een grote concentratie van transacties aan het eind van het begrotingsjaar zichtbaar. Ik heb ook mijn verbazing uitgesproken over de lage benuttingsgraad van de betalingskredieten voor maatregelen voor de bestrijding van vervuiling op zee, ondanks de aanhoudende steun van het Parlement voor deze maatregelen.

Bij het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart is ook het hoge aantal overgedragen kredieten opgemerkt, te weten 40 procent van de operationele uitgaven, evenals het gebruik van overdrachten van niet-gedifferentieerde kredieten, wat een inbreuk op het begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit inhoudt. Daarom roepen we de Commissie op de vrije structuur van de agentschappen te herzien om de kosten en de inkomsten van certificatieactiviteiten met elkaar in evenwicht te brengen.

En tot slot betekent het gebruik van verlopen contracten en onregelmatige verlengingen dat met betrekking tot het Europees Spoorwegbureau niet kan worden gezegd dat alle transacties legaal waren.

Voor de toekomst beveel ik daarom een grotere transparantie en accuratesse aan; in het licht van de opmerkingen van de Europese Rekenkamer stel ik echter voor dat het Parlement kwijting verleent aan de uitvoerend directeuren van de agentschappen.

 
  
MPphoto
 
 

  Helga Trüpel, rapporteur voor advies van de Commissie cultuur en onderwijs. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, namens de Commissie cultuur wil ik verklaren dat het ons doel is om de culturele verscheidenheid in Europa te bevorderen. Ons culturele programma bereikt burgers op de plaats waar ze wonen, wat ons expliciete doel is. Dienovereenkomstig verwachten wij een uitermate goed beheer door onze nationale culturele agentschappen, en ik wil daaraan toevoegen dat we door de herziening van het Financieel Reglement onze financiële en andere steun voor kleine projecten waarvoor burgers in hun eigen gebied aanvragen doen, beter zullen kunnen richten.

Dit betekent echter ook dat we de juiste balans moeten vinden tussen snijden in de bureaucratie en het voorkomen van fraude, wat weer betekent dat we goede regels nodig hebben. Als we willen dat burgers die kleine bedragen nodig hebben om hun projecten te kunnen uitvoeren geen eindeloze aanvraagformulieren hoeven in te vullen, moeten we de procedures vereenvoudigen en op forfaitaire financiering overschakelen. Op die manier zullen onze culturele programma’s een groter bereik krijgen onder de burgers van Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Bárbara Dührkop Dührkop, rapporteur voor advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. (ES) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken heeft besloten een positief advies af te geven over het verlenen van kwijting aan de Commissie en aan de vijf agentschappen waarvoor zij verantwoordelijk is.

Met betrekking tot het beheer door de Commissie verwelkomen we de substantiële toename bij de uitvoering van betalingen en we hopen dat deze trend in 2007 zal worden voortgezet, ook al weten we dat 2007 het begin van een nieuwe programmeringsperiode is, en de ervaring leert ons dat het in zulke jaren moeilijker is om dit doel te verwezenlijken en dat er altijd een zekere mate van vertraging optreedt.

De Commissie burgerlijke vrijheden verwelkomt het feit dat de Europese Rekenkamer – ik citeer – “redelijke garanties heeft gekregen dat de jaarrekeningen voor het begrotingsjaar dat eindigde op 31 december 2006 betrouwbaar zijn” ten aanzien van de vijf agentschappen die onder de bevoegdheid van de Commissie burgerlijke vrijheden vallen.

Dit gezegd hebbende, wil ik enkele opmerkingen maken over een paar punten die nog niet helemaal duidelijk zijn met betrekking tot de uitvoering van de begroting. Het eerste daarvan heeft betrekking op Frontex, dat met betrekking tot de toegekende kredieten een lage uitvoeringsgraad heeft laten zien. Toch moet dit geen reden voor pessimisme zijn. We moeten rekening houden met het feit dat 2006 het eerste jaar was dat Frontex echt operationeel was en dat Frontex het jaar daarop heeft laten zien dat het zijn hele begroting kon uitgeven.

Het bezoek van de Commissie burgerlijke vrijheden aan het hoofdkantoor van Frontex in Warschau was zeer positief. Daarom hopen we Frontex in de toekomst zonder enig voorbehoud kwijting zal kunnen worden verleend, ondanks het feit dat het gebrek aan politieke visie bij de Raad en de Commissie het begrotingsleven van dit agentschap nogal heeft bemoeilijkt.

Hoewel dit debat hiervoor misschien niet het meest geëigende forum is, wil ik toch de gelegenheid te baat nemen om erop te wijzen dat een goed functioneren van Frontex in hoge mate afhankelijk is van de medewerking van de lidstaten, gezien het hybride karakter van het agentschap. Als de lidstaten niet voldoende middelen beschikbaar stellen, zal Frontex niet aan zijn verplichtingen kunnen voldoen.

Met betrekking tot Eurojust wil ik alleen zeggen dat er maar één negatief punt valt te noteren, namelijk het hoge aantal overdrachten tussen begrotingslijnen, die beter moeten worden gemotiveerd.

Ook hebben we kritiek naar aanleiding van enkele problemen met het inhuren van personeel door het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten, en we betreuren het dat de Europese Rekenkamer van oordeel is dat de situatie waar al in 2005 op is gewezen, met betrekking tot een personeelslid van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving die zonder duidelijk omlijnd doel voor een langetermijnmissie naar Brussel was gestuurd, nog niet is opgelost.

Tot slot wil ik de Europese Politieacademie (EPA) noemen. Daar hebben we enkele twijfels over. Mijnheer Kallas, we hebben de Europese Commissie gevraagd om de uitvoering van de begroting van de EPA nauwlettend te volgen omdat er stevige vermoedens bestaan dat de EPA de Europese wetgeving inzake openbare aanbestedingen niet volledig en strikt naleeft.

 
  
MPphoto
 
 

  Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, rapporteur voor advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid. − (PL) Mijnheer de Voorzitter, ten aanzien van de kwijtingsprocedure van dit jaar moeten we blij zijn met de vooruitgang die de Commissie heeft geboekt op het gebied van het efficiënt gebruik van EU-middelen, met name in het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Ook het initiatief van enkele lidstaten om nationale verklaringen op te stellen en te publiceren, die een nieuw element in het beheer van communautaire middelen vormen, verdient steun, en de overige landen moeten deze formele verklaring zo spoedig mogelijk ook gaan afgeven.

Het voornemen van de Commissie om alle schendingen van de procedures voor openbare aanbestedingen die in het jaarverslag van de Europese Rekenkamer worden genoemd tot op de bodem uit te zoeken en een beleid in te voeren waarbij de betalingen worden opgeschort wanneer er ernstige overtredingen in het systeem worden geconstateerd, is belangrijk.

Als deskundige in de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid wil ik met klem wijzen op het feit dat de praktijk van genderbudgeting nog steeds niet wordt toegepast, en ik herhaal daarom mijn verzoek om dit aspect daadwerkelijk in de begrotingsplanning en de financiering van de communautaire programma’s te integreren. In de komende jaren moet er in de kwijtingsverslagen informatie worden opgenomen over acties voor de bevordering van gendergelijkheid die steun uit het Europees Sociaal Fonds hebben ontvangen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Ingeborg Gräßle, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, commissaris, ik wil beginnen met het verlenen van kwijting door het Parlement en ik wil onze rapporteur en alle afgevaardigden die vooruitgang wilden boeken op het gebied van de regeling voor parlementaire assistenten bedanken, omdat dit voor de publieke opinie een cruciaal punt is en ook onze bijzondere aandacht verdient. Het is in het belang van ons allen, als leden van het Europees Parlement, dat we een einde maken aan dit gerommel en geknoei.

De Europese Volkspartij heeft voorstellen gedaan voor manieren om de regeling voor parlementaire assistenten in de toekomst op een meer efficiënte manier te beheren. Deze voorstellen zijn in de Commissie begrotingscontrole met een grote meerderheid van de stemmen aangenomen, met inbegrip van het voorstel dat de betalende agenten in de lidstaten door het Parlement zelf in kennis moeten worden gesteld en daardoor professioneler worden. Deze betalende agenten zouden dan ook de contracten voor de te verlenen diensten moeten administreren en ervoor zorgen dat er belasting en sociale premies worden ingehouden. Deze amendementen zijn bedoeld om de reputatie van het Parlement te beschermen, en dat geldt ook voor het punt dat de leden van het Europees Parlement in de toekomst niet langer familieleden in dienst kunnen nemen.

Volgens de EU-regels gaat het hier om groot belangenconflict. Daarom roep ik alle afgevaardigden op om verdere schade aan onszelf en aan het Parlement te voorkomen. Ik vind het zorgwekkend dat de socialistische fractie en enkele leden van de liberale fractie tegen deze passage willen stemmen. Als zij de stemming winnen, zal dat betekenen dat we de kwijtingsprocedure afsluiten zonder enige vooruitgang te hebben geboekt op dit zeer belangrijke gebied, en dat zou voor ons allen het slechts denkbare scenario zijn, omdat een vrolijk “we gaan gewoon zo door” ons niet door het verslag van de Europese Rekenkamer over de regeling voor parlementaire assistenten heen zal slepen.

Met betrekking tot die regeling voor parlementaire assistenten, waarover we gezamenlijk besloten hebben, willen we de opvatting blijven huldigen dat dit geen panacee is. Ik wil u allen aanbevelen om de kleine lettertjes te lezen. Het is allemaal nog ongewis, wat betekent dat het gewoon een leugen zou zijn als we op dit moment zouden beweren dat de regeling voor parlementaire assistenten alle problemen uit de wereld zal helpen – en ook een leugen tegen het publiek.

Ik wil nog één ding zeggen over de begroting van de Commissie. Commissaris, het heeft weinig gescheeld, en ik hoop dat uw collega’s u op een borreltje hebben getrakteerd, want dat hebt u verdiend. Ik dank u zeer voor de goede samenwerking!

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Casaca, namens de PSE-Fractie. – (PT) Mijnheer de Voorzitter, geachte vicevoorzitter van de Commissie, ook ik wil alle rapporteurs bedanken, evenals mijn collega’s uit de socialistische fractie en uit andere fracties die hebben deelgenomen aan deze kwijtingsprocedure en die zo hard hebben gewerkt om deze procedure tot een goed einde te brengen. En het is precies hierover dat ik enkele opmerkingen wil maken. Het lijkt mij duidelijk dat de fundamentele conclusie die we uit het verslag over de interne audit kunnen trekken is dat de wijze waarop de betaling aan parlementaire assistenten is geregeld ernstige tekortkomingen vertoont. Het lijdt geen enkele twijfel dat er een statuut van de assistenten moet worden ingevoerd en dat het beheer van de betalingen moet worden overgedragen aan de diensten van het Europees Parlement.

In de volgende zittingsperiode moeten niet alleen de leden een statuut hebben, maar moeten ook het werk en de betaling van hun assistenten binnen het institutionele kader van de EU plaatsvinden, zodat er geen enkele ruimte overblijft voor met belastinggeld gefinancierde vrijwillige pensioenregelingen en er duidelijkere regels komen met betrekking tot de reiskosten en andere algemene kosten. De Raad moet dit goedkeuren en voorkomen dat het Europees Parlement moet betalen voor onnodige extraatjes. Om dezelfde reden is het van cruciaal belang dat de leden onder de best mogelijke omstandigheden hun werk kunnen doen, op voorwaarde natuurlijk dat er sprake is van volledige transparantie en dat de regels die in de samenleving van toepassing zijn ook in het Parlement strikt worden nageleefd.

Ik wil in het bijzonder onze collega’s van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten oproepen om dit hervormingsproces niet te blokkeren. Het is absoluut cruciaal dat we in het Parlement consensus bereiken over een statuut van de assistenten en dat dit statuut duidelijk is en iets regelt dat er onnodig aan heeft bijgedragen dat onze instelling aan geloofwaardigheid heeft ingeboet. Het is van het grootste belang dat we dit bereiken en daarvoor zullen we ieders steun nodig hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Mulder, namens de ALDE-Fractie.(NL) Voorzitter, ik wil beginnen met het bedanken van alle rapporteurs die hebben bijgedragen aan deze kwijtingsprocedure. De twee minuten die ik heb zou ik willen gebruiken om het kwijtingsverslag van de Commissie te bespreken van de heer Jørgensen. De Rekenkamer heeft in november vorig jaar haar verslag bekendgemaakt en dat verslag was aanzienlijk beter dan de voorgaande jaren omdat er dit keer percentages in werden genoemd. Dat verdient navolging in volgende verslagen. Toen dat verslag werd bekendgemaakt, was het bijna alsof de Commissie victorie kraaide. Het verslag was nog nooit zo goed geweest. 44 procent van de uitgaven van de Commissie werden goed bevonden door de Rekenkamer. Ik moet zeggen, ik vond het geen moment om voldaan achterover te leunen en te zeggen: “Dit is het beste wat we ooit hebben gedaan”. Nee, het kan aanzienlijk beter.

Opvallend is dat de Commissie de aanbevelingen van het Parlement in voorgaande kwijtingsresoluties eigenlijk naast zich had neergelegd. Wat was in de afgelopen drie jaar belangrijk geweest voor het Parlement? Dat waren de nationale verklaringen. Wat zegt de Commissie? Wij zullen die nationale verklaringen niet respecteren. Dat is iets te veel. Bovendien staat het in de financiële vooruitzichten, in een interinstitutioneel akkoord. Gelukkig is de Commissie op haar schreden teruggekeerd en gaat het nu wel gebeuren.

Maar nog een tweede punt. De commissarissen kunnen de verklaringen van de directeuren-generaal niet medeondertekenen. Het is mij een raadsel waarom dat niet kan. Wij kunnen wel de commissarissen ontvangen in de COCOBU, zoals de Commissie zelf aanbiedt en die regelmatig horen over hoe groot de vooruitgang is, maar de commissarissen mogen niet iets ondertekenen met het Parlement. Hoe valt dat juridisch te verklaren? Ik kan alleen maar zeggen, Voorzitter, we hopen dat het volgend jaar nog beter is. De Liberale Fractie zal zich in dit alles, zoals in het verleden, constructief opstellen.

 
  
MPphoto
 
 

  Mogens Camre, namens de UEN-Fractie. (DA) Mijnheer de Voorzitter, dit was de negende keer dat ik heb deelgenomen aan het proces van goedkeuring van de rekeningen van de Commissie, de Raad, het Parlement en de andere EU-instellingen door het Europees Parlement. We hebben dit jaar opnieuw grote onregelmatigheden aangetroffen. De situatie was met name slecht bij het beheer door de Commissie van het geld van de structuurfondsen, waaruit bijna vier miljard euro (bijna dertig miljoen Deense kroon) op incorrecte wijze is uitbetaald. Vanwege de tijd zal ik me hiertoe beperken.

Opnieuw zeggen we dit jaar dat er iets niet in orde is, en opnieuw krijgen we te horen dat het allemaal beter zal worden. Die verzekering hebben we elk jaar gekregen en toch verandert er niets omdat het beheer van het hele systeem voor het geven van steun zo ingewikkeld, zo onredelijk en zo onmogelijk is. In de Commissie begrotingscontrole hebben we de cruciale vraag gesteld: wat is het effect voor de EU als geheel van de enorme herverdeling van geld tussen de lidstaten? Er zijn tenslotte geen verbeteringen zichtbaar in de landen die steun ontvangen. Ook volgend jaar zullen deze landen weer achterlopen en steun ontvangen. Van de vijftien oude lidstaten hebben Griekenland, Spanje, Portugal en Ierland, vanaf het moment dat ze lid werden, jaar in jaar uit steun ontvangen. Elf lidstaten, allemaal oude lidstaten, betalen het hele netto verschil. Uiteraard ontvangen ook alle nieuwe lidstaten steun.

Landen die economische hervormingen doorvoeren en efficiënt werken en waar de burgers bereid zijn veel belasting te betalen moeten geld betalen aan landen die hun versleten structuren niet wensen te hervormen of geen hoge belastingen durven te vragen. Het steunbeleid van de EU is in hoge mate ineffectief. Waarom zou je hervormingen doorvoeren als je de rekening voor het niets doen naar de burgers van andere landen kan sturen? De hele herverdeling is dwaas. Niet alleen komen miljarden euro’s in verkeerde handen terecht, maar de hele filosofie achter de steun zelf is ziek, omdat landen die niets doen worden beloond en landen die hervormingen doorvoeren daarvoor gestraft worden, landen die de EU nodig heeft. De EU zou haar taken kunnen uitvoeren met vijftien procent van de huidige begroting! Bovendien zouden we dan niet al die financiële schandalen hebben. Daarom ben ik persoonlijk van plan om tegen goedkeuring van de rekeningen van de Commissie te stemmen.

Ik wil deze gelegenheid te baat nemen om mijn collega’s in de Commissie begrotingscontrole te bedanken voor het vele goede werk dat ze hebben verricht.

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes, namens de Verts/ALE-Fractie.(NL) Voorzitter, collega’s, commissaris, ik zal mijn bijdrage beperken tot de kwijting van de Commissie en de kwijting van het Parlement.

Wat betreft de kwijting van de Commissie staan we voor problemen die voldoende zijn uitgelegd, met name door de rapporteurs: het feit dat er door de Rekenkamer heel wat problemen werden gemeld bij de structuurfondsen, dat twaalf procent eigenlijk niet had mogen uitbetaald zijn (vier miljard euro, dat is een enorme som) en op het gebied van externe betrekkingen het feit dat onder andere de samenwerking met de Verenigde Naties zeer zwak en onhandig verloopt. Dit zijn de problemen die we hebben behandeld.

Het was een belangrijke kwijting want het is de laatste kwijting voor de verkiezingen. Volgend jaar hebben we nog een kwijting, maar die zal in een pre-electorale fase gebeuren. Het was dus een belangrijke kwijting en we hebben de dialoog moeten afdwingen. Ik ben zeer verheugd dat we dat op een zeer constructieve manier hebben gedaan, over de fracties heen. Het feit dat wij tot twee keer toe een hoorzitting met Špidla en Hübner hebben georganiseerd, het feit ook dat wij, Dan Jørgensen, Jan Mulder, mevrouw Gräßle en ikzelf, door een gezamenlijke brief informatie hebben kunnen afdwingen bij de Commissie, heeft tot een goed resultaat geleid. Ik hoop ook dat wij volgend jaar inderdaad tot een beter resultaat kunnen komen.

Wat betreft het Parlement wil ik mij concentreren op twee grote problemen. Met betrekking tot het statuut van de assistenten hebben we de interne audit van de interne auditeur. Ik moet hem daarvoor loven, het is een zeer goed document. Ik begrijp nog altijd niet, Voorzitter, waarom u en het Bureau niet zijn overgegaan tot het publiceren van deze audit. Die zit nu immers in een sfeer van geheimzinnigheid en dat hoeft niet, want wij hebben als Parlement altijd gevraagd om deze audit te laten plaatsvinden, om een onderzoek te doen hoe er met de secretariaatsvergoedingen wordt omgegaan. Ik denk dat wij nu zeker dat statuut moeten tot stand brengen. Ik heb nog een aantal amendementen ingediend om de bestaande tekst van de heer Pomés Ruiz te versterken. Dit moet gebeuren in dialoog met de Commissie, maar vooral ook in dialoog met de Raad. Want als wij straks met een werkstuk komen waarbij de Raad niet volgt, dan zijn we ook niet waar we moeten zijn. Doe dat dus in dialoog met de Commissie, met de Raad.

En ten slotte een laatste woord. Het vrijwillig pensioenfonds baart mij zorgen. Ten eerste blijft het actuarieel tekort toenemen en ten tweede zou ik willen dat de lijst van deelnemers aan dat vrijwillig pensioenfonds nu eindelijk eens wordt gepubliceerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Umberto Guidoni, namens de GUE/NGL-Fractie. (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het hele Parlement en al mijn collega’s zijn tevreden met de vooruitgang die is geboekt bij het effectiever gebruiken van Europese kredieten. We moeten er echter op wijzen dat er nog steeds sprake is van een aantal grote tekortkomingen. De Commissie moet inbreukprocedures starten en sancties opleggen aan de lidstaten die de verordeningen inzake de structuurfondsen niet of slechts gedeeltelijk toepassen. De lidstaten moeten alle informatie over correcties en terugbetalingen verstrekken, vooral met het oog op het toekomstig beheer.

De Commissie moet het Parlement een evaluatie overleggen van de kwaliteit van de jaarverslagen die van individuele lidstaten worden ontvangen, uitgesplitst naar interventiegebied en beleidsterrein. Het belangrijkste gebied is dat van de structuurfondsen, waar het bedrag aan onterechte vergoedingen met twaalf procent nog altijd aanzienlijk is.

De Commissie moet uitleggen hoe ze ervoor zal zorgen dat dit geld terugkomt, vooral in gevallen waarbij projecten niet zijn geaccepteerd door middel van aanbestedingsprocedures. Er moeten snellere en effectievere procedures worden gebruikt om de betalingen aan lidstaten die geen adequate controles uitvoeren op te schorten.

Het punt dat ik wil benadrukken en dat naar mijn mening de grootste tekortkoming van deze begroting is, betreft de externe maatregelen: daar is onvoldoende informatie over beschikbaar, hoewel ze van een aantal Europese activiteiten profiteren. De Commissie moet vooral een betere zichtbaarheid geven aan projecten voor de wederopbouw van Irak die in 2006 door de Europese Unie zijn gefinancierd; de Commissie moet bijvoorbeeld lijsten van de projecten, de inhoud van die projecten, de verwachte kosten en de betrokken agentschappen maken.

Deze informatie is verstrekt, wat aan de late kant, maar ik denk dat het nog steeds niet bevredigend is. Specifiek denk ik dat we moeten overwegen om het Europees Bureau voor wederopbouw bij dit soort toewijzingen van middelen te gebruiken, zoals het Parlement in het verleden al eens eerder heeft gesuggereerd.

Dan kom ik nu snel op de kwijting van het Parlement. In de eerste plaats is er de door de rapporteur genoemde kwestie van de drie vestigingsplaatsen, waarvoor de milieukosten moeten worden opgeteld bij de financiële kosten. Daarnaast, en tot slot, is er het interne rapport over het beheer van de uitgaven voor assistenten: ik denk dat het fout was om dat geheim te houden, omdat dit tot een hele reeks artikelen in de pers heeft geleid die schadelijk zijn voor de transparantie en de goede werking van het Parlement. Daarom willen we dat deze interne audit wordt gepubliceerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Jeffrey Titford, namens de IND/DEM-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, in de beperkte tijd die ik heb om dit lijvige verslag te bespreken, wil ik twee opmerkingen maken. Ten eerste bevat het verslag een groot aantal platitudes over het ondersteunende papierwerk dat afgevaardigden moeten verstrekken om de toelage voor hun parlementaire assistenten te kunnen ontvangen. In het licht van de recente gebeurtenissen is het volkomen duidelijk dat de huidige regelingen volstrekt inadequaat zijn en door veel leden van het Parlement op grove wijze worden misbruikt. Bovendien is het even duidelijk dat er geen serieuze intentie bestaat om iets aan dit misbruik te doen, want ik begrijp dat het systeem niet zal worden veranderd voor het begin van de nieuwe zittingsperiode in het najaar van 2009. Daarom kan ik de kritische toon van het verslag niet helemaal serieus nemen.

Ten tweede wil ik de aandacht van de geachte afgevaardigden vragen voor het nogal sinistere punt 55 van het verslag, waarin wordt onthuld dat de Europese politieke partijen met ingang van 2008 tot wel 85 procent uit de begroting van het Europees Parlement kunnen worden gefinancierd. Vervolgens wordt erop gewezen dat bij dit hoge niveau van subsidies ook een grotere verantwoordingsplicht voor hun activiteiten hoort. Met andere woorden: de EU financiert politieke partijen en controleert ook hun activiteiten.

Dit is Big Brother in optima forma, en een nieuw bewijs voor de rampzalige achteruitgang van de democratie in Europa door dit in toenemende mate totalitaire regime van de Europese Unie. Als democraat verafschuw ik dit, en tegen degenen die dit steunen zeg ik: schande!

 
  
MPphoto
 
 

  Ashley Mote (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit Huis en de Europese Investeringsbank (EIB), waarvan de rekeningen deze ochtend onder de loep worden genomen, moeten weten dat hun tweehonderd miljoen euro aan zachte leningen aan de British Broadcasting Corporation – tegenwoordig beter bekend als de “Brussels Broadcasting Corporation” – nu onderdeel zijn van een strafrechtelijk onderzoek door de Britse politie. De BBC wordt ervan verdacht haar eigen Koninklijk Handvest te hebben geschonden, en met name dat ze geen evenwichtig en objectief verslag doet van actuele kwesties.

De bewering van de EIB dat het redactionele beleid van de BBC niet door deze leningen wordt beïnvloed, is eenvoudigweg niet te geloven. Na jaren van onderzoek, niet in de laatste plaats door Lord Pearson – tegen hoge kosten – is het duidelijk geworden dat de BBC in de praktijk namens de EU is opgekocht door de EIB. Als gevolg hiervan denkt de hoogste leiding van de BBC nu dat ze boven de wet staat. We zullen binnenkort zien of Scotland Yard het daarmee eens is.

 
  
MPphoto
 
 

  Gabriele Stauner (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik zal me beperken tot het verslag over de kwijting van de andere instellingen en ik wil de rapporteur, de heer Lundgren, bedanken voor de samenwerking.

Wat betreft de instellingen wil ik er in de allereerste plaats op wijzen dat we nu eindelijk een rechtsgrondslag voor hun kwijting in het Financieel Reglement moeten vinden – en dit heeft vooral betrekking op de Raad. De huidige praktijk dat het Parlement de secretaris-generaal van de Raad en de andere instellingen kwijting verleent is niet vastgelegd in het Financieel Reglement en is ook niet in overeenstemming met artikel 274 van het Verdrag.

Vooral op gevoelige gebieden als begrotingscontrole is de verwijzing naar een “gentlemen’s agreement” uit de jaren zeventig niet meer op zijn plaats en in strijd met de beginselen van juridische duidelijkheid en juridische waarheid. Daarom verzoeken we de Commissie om tegen september 2008 met een passend voorstel te komen om deze tekortkoming te corrigeren. En daarom vraag ik alle afgevaardigden om ons amendement nr. 1 over kwijting van de Raad te steunen.

Dan kom ik nu weer op de kosten van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Het is absoluut noodzakelijk, met het oog op een zo groot mogelijke transparantie, dat de Raad de verleiding weerstaat om de administratiekosten in de toekomst prioriteit te geven ten koste van deze kosten.

Dit jaar, zoals elk jaar, is het bouwbeleid van de instellingen een gebied waarop begrotingscontrole waardevol is geweest. Neem bijvoorbeeld de Europese Rekenkamer, die niet eens de moeite heeft genomen om de uitbreiding van zijn eigen gebouw openbaar aan te besteden of contracten uit te onderhandelen, hoewel de Rekenkamer zelf verantwoordelijk voor de financiering is.

Ook wil ik de regels voor de gunning van contracten opnieuw noemen. Het is ondenkbaar dat we tegen onze burgers zeggen dat elke kleine gemeente contracten van meer dan tweehonderdduizend euro in heel Europa moet aanbesteden als de instellingen zelf de regels voor de gunning van contracten niet naleven.

Een laatste opmerking over de Europese Rekenkamer. Ik betreur het ten zeerste dat – volgens ons verslag – de Europese Rekenkamer op dezelfde manier zou moeten worden georganiseerd als de Europese Centrale Bank. Ik ben bang dat deze instelling dan weer “gerenationaliseerd” wordt, terwijl de Europese Rekenkamer gevrijwaard moet blijven van elke politieke invloed uit de lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Herbert Bösch (PSE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik iedereen bedanken die heeft meegewerkt aan deze belangrijke kwijting voor 2006 en steun heeft gegeven aan onze rapporteur.

Dit is misschien wel de belangrijkste kwijting die we in deze zittingsperiode verlenen. We zien de problemen en we hebben nog tijd om ze op te lossen. Ik wil op dit punt in het bijzonder de Europese Rekenkamer bedanken, waarvan de verslagen elk jaar meer gezag krijgen. Het zou alleen goed zijn als de Rekenkamer de verleiding van populisme af en toe zou kunnen weerstaan. We herinneren ons nog de paardrijclubs en de golfterreinen en alles wat daarbij hoorde. Dat waren meer politieke beoordelingen dan beoordelingen van een rekenkamer.

Ik wil de Europese Commissie bedanken, die uiteindelijk een akkoord met ons heeft gesloten over de follow-up, ook onder druk van de rapporteur van deze commissie, die hard heeft onderhandeld. Commissaris Kallas heeft al gezegd hoe we de komende maanden te werk willen gaan. Nationale verklaringen van de lidstaten zijn belangrijk. Zoals we kunnen zien, is de Raad hier vandaag niet aanwezig. De Raad heeft geen aandacht voor de manier waarop het geld van de belastingbetalers wordt uitgegeven, dus moeten wij het doen.

We zullen vooruitgang boeken bij het structuurbeleid. Commissaris Kallas, we zullen moeilijkheden blijven ondervinden op het gebied van het buitenlands beleid. De eerste keer hebben we erop gewezen dat er onvoldoende toezicht is gehouden op dit buitenlands beleid, ook al gaan daar miljarden in om. In de internationale financiële wereld is het gebruikelijk om het aantal stemmen te relateren aan de verplichte bijdragen. Als de Europese Unie, om een voorbeeld te noemen, voor meer dan veertig procent aan de wederopbouw van Irak bijdraagt, zou ik graag zien dat we dan ook meer dan veertig procent van de participatierechten en medebeslissingsrechten hebben. Er is nog een lange weg te gaan, dus we hebben nog veel werk te verzetten op dit gebied.

Vandaag stemmen we over een goed verslag en het is nu zaak om deze verslagen te steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Kyösti Virrankoski (ALDE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats wil ik de rapporteurs en de voorzitter van de Commissie begrotingscontrole bedanken voor hun uitstekende werk. Voor ons liggen dertig verslagen over het verlenen van kwijting voor het jaar 2006. Het belangrijkste daarvan is het verslag over de Commissie, dat betrekking heeft op 97 procent van de begroting. De overige verslagen hebben betrekking op de andere instellingen en afzonderlijke agentschappen van de EU.

In mijn visie moet de manier waarop het Parlement de kwijting verleent worden verbeterd. De Commissie begrotingscontrole kan geen rekenkamer zijn en al helemaal geen accountantsfirma. Het is fysiek onmogelijk om de administratie en de rekeningen van dertig eenheden tot in detail te bestuderen. Het Parlement moet vertrouwen op de deskundigen en de adviezen van officiële instanties. Hiervan zijn de Europese Rekenkamer, de interne toezichthoudende organen en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) de belangrijkste.

Zelfs het meest nauwgezette en gedetailleerde onderzoek van de rekeningen en de administratie leidt hoogstens tot een zekere mate van accuratesse, en dat maakt de uitkomst er niet betrouwbaarder op. Er bestaat geen directe correlatie tussen de manier waarop de kwijting wordt verleend en het aantal verslagen. Integendeel, wanneer het Parlement kwijting verleent aan bijvoorbeeld een bepaald agentschap, is dat wellicht geen absolute verzekering dat de rekeningen en de administratie volledig kloppen.

Als het Parlement zijn rol in het kwijtingsproces echt wil versterken, moet het zijn praktijken herzien. Anders zal de Commissie begrotingscontrole worden overspoeld met werk.

 
  
MPphoto
 
 

  Janusz Wojciechowski (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, in het verslag van de heer Jørgensen wordt volkomen terecht – gezien het advies van de Europese Rekenkamer – aandacht besteedt aan de problemen met de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, en met name aan het feit dat sommige begunstigden niets met landbouw te maken hebben. Golfterreinen, cricketclubs, paardrijverenigingen, recreatieparken – ik gun ze het allerbeste, maar niet met het geld van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

We zullen vanmiddag in dit Huis debatteren over de voedselcrisis en de stijging van de voedselprijzen, en een van de oorzaken van deze crisis is ongetwijfeld dat EU-geld dat had moeten worden gebruikt ter ondersteuning van de landbouw is toegekend aan totaal andere sectoren, die zichzelf uitstekend kunnen redden zonder die steun. Daarom sta ik volkomen achter de conclusies die worden verwoord in de artikelen 99 en 100 van het verslag van de heer Jørgensen, waarin ervoor wordt gepleit dat de toekenning van geld in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid op een andere manier moet plaatsvinden, zodat de steun alleen naar echte landbouwers gaat – degenen die hun land voor agrarische doeleinden gebruiken – en dat deze veranderingen zo snel mogelijk worden ingevoerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Paul van Buitenen (Verts/ALE).(NL) Ik wil graag de bekendste geleerde van onze tijd quoten, de heer Einstein. Hij zei dat het kwaad niet bestaat vanwege de daders, maar vanwege het feit dat veel mensen hun hoofd wegdraaien. Zo is het hier ook in het Parlement. We weten al decennia lang dat er gerotzooid wordt met assistentenvergoedingen, reiskostenvergoedingen, algemene-onkostenvergoedingen, dagvergoedingen, gelden aan bezoekersgroepen en gelden aan politieke groepen. Ik hoop dat het Parlement nu voor de verkiezingen van 2009 hier eindelijk iets aan gaat doen, en dat het niet bij loze beloften blijft zoals het in de afgelopen decennia het geval was. In afwachting daarvan denk ik dat wij eigenlijk de kwijting zouden moeten uitstellen. Ik denk dat het onverkoopbaar is aan de kiezers als wij onszelf kwijting verlenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Esko Seppänen (GUE/NGL). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, er is uitstekend werk verricht onder het leiderschap van Siim Kallas, vicevoorzitter van de Europese Commissie, om de rekeningen van de Europese Unie meer open en transparant te maken. De oproep om de bedrijfstoeslagen aan landbouwers te publiceren verdient speciale steun. In mijn land, Finland, zijn de nationale subsidies in omvang echter het dubbele van de EU-steun. Helaas vertellen de gegevens over de ontvangers van EU-steun niet het hele verhaal over de bedrijfstoeslagen.

Onder druk van de Commissie begrotingscontrole heeft de Commissie de manier waarop de rekeningen worden onderzocht verbeterd en beloofd zich harder in te spannen om betalingen die om de verkeerde redenen zijn gedaan terug te vorderen. Ook is dankzij de rapporteur en de schaduwrapporteurs de kwaliteit van de informatie over de financiering van externe acties gestegen.

Ik hoop dat er in de toekomst ook een strikte controle op de pan-Europese politieke partijen en op de naleving van de regels met betrekking tot die politieke partijen komt, wat, gelet op wat we soms kunnen concluderen uit het gedrag van het Parlement, hard nodig is.

 
  
MPphoto
 
 

  Jens-Peter Bonde (IND/DEM). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, we komen van ver als het gaat om openheid en de bestrijding van fraude in de EU. Toen ik in 1979 voor het eerst werd gekozen, gaf de fractievoorzitter de toon aan bij het graaien uit de kas. Eerst met een door het Parlement betaalde limousine met chauffeur, en toen met een greep in de kas voor de leden om businessclass te kunnen reizen, plus nog wat extra’s erbij! Tegenwoordig geven de fractievoorzitters de toon aan bij de schoonmaakoperatie. Er is echter nog een lange weg te gaan en de meerderheidsbeslissing om het interne auditverslag niet openbaar te maken is een grote terugslag. Hoe kunnen we anderen de maat nemen als we onze eigen problemen niet eens durven aan te pakken? De grote fracties hebben hier een grote verantwoordelijkheid, omdat de opkomst voor de komende Parlementsverkiezingen wel eens onder de veertig procent kan uitkomen, wat de legitimiteit van de verkiezingen ernstig zou aantasten.

Ik had gehoopt dat ik ooit voor goedkeuring van alle jaarrekeningen zou kunnen stemmen omdat er niets meer te bekritiseren zou zijn. De grote fracties bevelen echter opnieuw aan om gewoon een stempel van goedkeuring op de rekeningen van de Commissie te zetten, hoewel we daar nog steeds geen volledige toegang toe hebben om ze te kunnen controleren. Wat zou een accountant zeggen als hij geen toegang tot de bijlagen van jaarrekeningen had? Veertien jaar op rij heeft de Europese Rekenkamer verklaard dat de correctheid van de onderliggende transacties niet kan worden vastgesteld, en daarom moet ik helaas voor de negenentwintigste maal op rij tegen goedkeuring stemmen.

Ik wil mijn collega’s in de Commissie begrotingscontrole en anderen in dit Huis echter bedanken voor hun gezamenlijke initiatief, dat al jaren aan de gang is, om de EU op te schonen. Toen ik hier begon, kwam ik tijdens de begrotingsbehandeling iemand tegen die “afgeroomde melk” werd genoemd. Hij kreeg 1,3 miljard Deense kroon en was de grootste Deense begunstigde van EU-middelen. Ik kon bijvoorbeeld niet eens een lijst krijgen van de bedragen die de grootste begunstigden ontvingen. Vanaf volgend jaar komen alle ontvangers van landbouwsteun op internet te staan. Vier jaar geleden hing er grote geheimzinnigheid rond de werkgroepen van de Commissie. Nu zullen we dankzij onze gezamenlijke druk kunnen zien wie de consultants zijn, ook op internet. Bovendien hebben we op de steun van de heer Kallas in de Commissie kunnen rekenen. Ik wil hem daarvoor bedanken. Ik zal degenen met wie ik werk gaan missen als ik op 9 mei het Parlement verlaat. Dank u, dames en heren! We hebben veel bereikt, maar nog niet genoeg. Ik ben er echter zeker van dat u het werk zult voortzetten.

 
  
MPphoto
 
 

  Daniel Hannan (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, in 1944 merkte Friedrich Hayek met vooruitziende blik op dat het delegeren van technische taken aan afzonderlijke organen, hoewel een gebruikelijk fenomeen, de eerste stap is van een proces waarin de democratie geleidelijk zijn macht afstaat.

De collega’s moeten zichzelf afvragen hoeveel democratische controle we in de praktijk uitoefenen op de verschillende Europese agentschappen. De commissies kunnen ze met enige regelmaat bezoeken en algemene meningen uiten over wat hun mandaat moet zijn, maar in algemene zin is de rol van dit Parlement dat we elk jaar onvoorwaardelijk de aangeleverde rekeningen goedkeuren. Zo wordt de Europese Unie bestuurd door een bureaucratisch apparaat.

Om eerlijk te zijn staat dit niet op zichzelf. In veel lidstaten, waaronder mijn eigen land, heeft zich een vergelijkbaar proces voltrokken, waarbij gekozen vertegenwoordigers hun macht hebben weggegeven. Wat de EU ongewoon maakt, is dat de diverse organen flinterdunne rechtsgrondslagen hebben. Zeker, ze worden gelegitimeerd door de Europese grondwet. Maar die grondwet – het schijnt nodig te zijn om dit Huis daar periodiek aan te herinneren – is afgewezen in het stemhokje. Daarom zijn veel van deze agentschappen – het mensenrechtenagentschap, het defensieagentschap, het agentschap voor de buitengrenzen, enzovoorts – op zijn best onregelmatig, en op zijn slechts illegaal.

Als we hun status willen reguleren en een behoorlijk mandaat voor ze willen vaststellen, leg de grondwet dan in een referendum voor aan de mensen, zoals beloofd. Pactio Olisipio censenda est!

 
  
MPphoto
 
 

  Esther De Lange (PPE-DE).(NL) Voorzitter, over de kwijting van het Parlement is vandaag al heel veel gezegd. Ik wil me dan ook beperken tot de opmerking dat ik zeker als voormalig assistent hoop dat dat assistentenstatuut waar nu al zo lang over gesproken wordt, eindelijk werkelijkheid zal worden. Want laten we wel wezen, de huidige regels bieden veel te veel manoeuvreerruimte. Daar zit hem het probleem. Vele collega’s gaan daar correct mee om maar een garantie is er op het ogenblik niet. Dus de regels moeten aangescherpt worden en ook de diensten van dit Huis zullen consequenter moeten optreden in gevallen waarin verkeerd wordt omgegaan met deze regels. Daar hebben onze diensten, ook in het verleden, wel eens een steek laten vallen.

Dat gezegd hebbende, wil ik me richten op wat naar mijn mening het jaarlijks terugkerende hoofdprobleem, om niet te zeggen hoofdpijnprobleem, is bij de kwijtingverlening aan de Commissie. Namelijk de ongemakkelijke spagaat waarin we ons bevinden tussen het Europese en het nationale niveau. Een spagaat die wordt veroorzaakt doordat de Commissie volledig verantwoordelijk is voor de Europese uitgaven, terwijl tachtig procent daarvan door de lidstaten wordt beheerd. Nu zijn er inderdaad positieve ontwikkelingen - het is al gezegd -, bijvoorbeeld op het gebied van de landbouw, maar de enige manier om uit deze ongemakkelijke spagaat te komen zijn toch de nationale beheersverklaringen die op dit ogenblik al door vier lidstaten worden voorgelegd. Wij stellen als Parlement in het verslag-Jørgensen terecht klip en klaar dat de huidige annual summaries wat dat betreft slechts een eerste voorzichtige stap in de richting van deze beheersverklaringen zijn. Nu weet ik ook wel dat er een wijziging van het Interinstitutioneel Akkoord en het Financieel Reglement nodig is om de nationale verklaringen formeel in te voeren. Maar ik ben in elk geval voorlopig tevreden met de toezegging van de Commissie van vorige maand dat zij ook de andere lidstaten zal aansporen om nationale verklaringen in te voeren. Maar ik zei heel bewust “voorlopig tevreden”, beste Commissie, want de proof of the pudding is in the eating en mijn fractie zal in de komende maanden kritisch volgen hoe de Commissie deze toezegging via concrete acties in de praktijk brengt. En het feit dat de Raad vandaag niet aanwezig is, geeft aan dat er nog werk aan de winkel is. Wij zullen deze bevindingen laten meewegen als we hier volgend jaar weer zijn voor de kwijtingsverlening 2007. Wordt vervolgd dus!

 
  
MPphoto
 
 

  Edit Herczog (PSE). - (HU) Dank u, mijnheer de Voorzitter. Ik wil het hebben over het verslag over de Europese agentschappen. Elk jaar onderzoekt het Europees Parlement het beheer van de Europese agentschappen en gaat het daarbij af op het werk van de Europese Rekenkamer en het Europees Bureau voor fraudebestrijding. Als gevolg van ons gezamenlijke, langdurige, nauwgezette analytische en voorbereidende werk zijn we nu in een positie om een besluit te nemen met betrekking tot het beheer van de communautaire agentschappen over 2006, en gelukkig kunnen we met instemming van de Rekenkamer alle agentschappen voordragen voor kwijting. Dat betekent niet dat we geen enkele tekortkoming in het beheer hebben geconstateerd, maar dat die tekortkomingen niet ernstig genoeg zijn om geen kwijting te verlenen. Ik wil er ook op wijzen dat de fracties al voor kwijting hebben gestemd, met een brede democratische meerderheid, en ik stel nu voor, in de plenaire vergadering, dat we, ook al is de rapporteur het niet helemaal eens met het verslag, de agentschappen kwijting verlenen. Dank u voor uw aandacht.

 
  
MPphoto
 
 

  Margarita Starkevičiūtė (ALDE).(LT) Mijnheer de Voorzitter, als sinds het begin van de zittingsperiode analyseer ik de resultaten van het werk van de Europese agentschappen namens de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa fractie. Ik wil erop wijzen dat het aantal agentschappen dit jaar bijna is verdubbeld. Hoewel de rapporteur in zijn toespraak een paar kritische opmerkingen over deze agentschappen heeft gemaakt, vind ik het nodig om te wijzen op enkele positieve veranderingen ten opzichte van vorig jaar. Als gevolg van het voorstel van het Parlement om het werk van de agentschappen te laten beoordelen door de desbetreffende commissies van het Parlement zijn de transparantie en de democratische controle versterkt. Desondanks zijn er nog steeds enkele problemen. Daarom moeten we bepalen welke positie de activiteiten van de agentschappen in het beheer van de EU moeten hebben. Zoals ik al heb gezegd, is het aantal agentschappen sterk gegroeid en krijgen wij daarvan de schuld; zelfs het Parlement deelt soms de mening dat dit een indirecte manier om de bureaucratie te vergroten is. Misschien duidt deze groei echter eerder op de noodzaak om het beheersysteem van de EU te herzien, tegelijk met het beheersysteem van de Europese Commissie. En dan doel ik met name op het management en het bestuur. Er wordt op dit moment een aantal projecten uitgevoerd om het systeem te verbeteren. Ik denk dat we een radicalere hervorming moeten overwegen, die positieve resultaten zal opleveren en zal bijdragen aan het bereiken van meer transparantie in het werk van zowel de agentschappen als de Commissie.

 
  
MPphoto
 
 

  Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, ik wil in dit debat aandacht vragen voor drie punten.

Hoewel de Europese Rekenkamer heeft erkend dat het financieel verslag van de Europese Gemeenschappen in algemene zin een getrouwe weergave is van de financiële situatie van eind december 2006 en dat er geen flagrante onregelmatigheden zijn geconstateerd met betrekking tot de eigen middelen en de uitgaven, heeft de Rekenkamer toch een groot aantal fouten gevonden, zowel in de in de boekhouding geregistreerde bedragen als in de door de lidstaten ingediende verslagen. Vooral een reden voor zorg is dat een bepaald soort fouten elk jaar opnieuw weer wordt gemaakt, ondanks kritische opmerkingen van de Rekenkamer en het Europees Parlement.

Een andere reden voor zorg is de aanhoudende stijging van de nog af te wikkelen betalingsverplichtingen, vooral in de oude lidstaten.

In de derde plaats wil ik, in het licht van die opmerkingen, mijn tevredenheid uitspreken over de algemene verbetering bij de uitgaven voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid, die hoofdzakelijk is bereikt door de toepassing van het AJAX-systeem, waardoor het risico op foutieve betalingen aanzienlijk wordt beperkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Antonio De Blasio (PPE-DE). - (HU) Dank u, mijnheer de Voorzitter. Dames en heren, in 2006 heeft de Europese Unie 39 procent van de begroting, in totaal 38,9 miljard euro, besteed aan structurele maatregelen. In het jaarlijkse verslag van de Europese Rekenkamer wordt vastgesteld dat de Europese Commissie, als onderdeel van haar verreikende supervisie, een groot aantal stappen heeft gezet op het gebied van het gebruik van de structuur- en cohesiefondsen. Hoewel de financiële absorptie duidelijk is verbeterd, wordt er in het verslag op gewezen dat in 2006 ten minste twaalf procent van het totale bedrag dat voor structuurbeleidsprojecten is vergoed niet had mogen worden betaald. Dat is ongeveer vier miljard euro, en bij twee procent van de projecten zijn er fouten gemaakt bij de uitvoering.

Jarenlang zijn er veel problemen geweest met het uit veel lagen bestaande beheer van de structuurfondsen en het gedeelde beheer daarvan. Een oorzaak van het relatief hoge aantal geconstateerde onregelmatigheden en incorrecte betalingen is de gebrekkige efficiëntie van de controlesystemen en de daarop gebaseerde toezichtsystemen van de lidstaten. Het grootste probleem dat ik zie is dat er geen uniform evaluatiemodel is dat door iedereen wordt gebruikt, en ook is er geen benchmarkingsysteem en geen effectieve manier om de resultaten van projecten te meten.

De structuurfondsen vormen een uitermate belangrijke bron voor ontwikkeling, maar we kunnen een vermindering van het aantal gevallen van misbruik van de gemeenschappelijke fondsen alleen bereiken als de lidstaten en de Europese Commissie gezamenlijk en in harmonie actie ondernemen om het illegaal gebruik van geld terug te dringen. Ook moet de efficiëntie van de toezichtsystemen van de lidstaten worden verbeterd en gestandaardiseerd. Bovendien is het essentieel dat de Commissie het toezicht op de uitgaven in het kader van het structuurbeleid doelmatiger maakt door opschortings- en aanpassingsprocedures op te zetten en een nieuw verslagleggingsysteem voor de lidstaten te ontwikkelen, gezien het feit dat er problemen zijn met veertig procent van de audits van de Commissie. Gelet op dit alles stelt onze delegatie voor om kwijting te verlenen. Dank u voor uw aandacht.

 
  
MPphoto
 
 

  Inés Ayala Sender (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, wij zijn tevreden met het feit dat de transparantie van de rekeningen van de Europese Unie dit jaar opnieuw is verbeterd, ondanks het feit – het moet gezegd – dat de Europese Rekenkamer ons nog steeds te hulp schiet bij de meer fundamentele aspecten van het systeem. Maar het is waar dat er, dankzij een zeer constructieve dialoog – moeilijk maar constructief – met de Commissie, waarbij we onze bijzondere waardering uitspreken voor de commissarissen voor regionale ontwikkeling en werkgelegenheid, echte vooruitgang is geboekt bij het toezicht op alle aspecten die verband houden met zowel werkgelegenheid als de structuurfondsen.

We hadden graag dezelfde samenwerking gezien van de commissaris voor buitenlandse betrekkingen, die naar wij hopen alsnog een bijdrage aan dit werk zal leveren of zich hierbij zal aansluiten.

Ten aanzien van het Comité van de regio’s zijn we zeer tevreden, omdat we hier aanzienlijke vooruitgang hebben geboekt, en hoewel we de zaken zullen blijven evalueren en monitoren, hebben we het gevoel dat er echt veel is bereikt.

Met betrekking tot de Europese Rekenkamer verlangen we dat de verklaring omtrent belangen transparanter wordt, en met betrekking tot de Raad zijn we het ermee eens dat de interne controles transparanter en efficiënter moeten worden, maar wel zonder dat dit tot meer bureaucratie leidt, zoals we uit het ingediende amendement opmaken.

 
  
MPphoto
 
 

  Chris Davies (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb enkele vragen. Hoe kan het dat, in een Parlement dat zich inzet voor openheid en transparantie, onze eigen autoriteiten pijnlijke rapporten waarin fraudeleuze praktijken van leden van het Parlement worden geopenbaard geheim houdt? Hoe kan het dat de leden van het Parlement geen rekenschap hoeven af te leggen over het gebruik dat ze maken van algemene middelen? Welk deel van dat geld is in de zakken van privépersonen verdwenen? Waarom houden we de namen geheim van de 407 leden die elk 27 000 euro in een vrijwillig pensioenfonds krijgen gestort, waaronder ikzelf? Waarom houden we geen toezicht op de leden die elk jaar bijna veertienduizend euro verduisteren door met publiek geld privébetalingen in dat pensioenfonds te doen? Bestaat er enige reden, anders dan hebzucht, voor het feit dat degenen van wie we leiding verwachten – het Bureau en zelfs soms de Conferentie van voorzitters – niet de echte hervormingen doorvoeren die allang hadden moeten worden doorgevoerd? Dit falen stelt dit Huis en ons allemaal in een kwaad daglicht.

 
  
MPphoto
 
 

  Astrid Lulling (PPE-DE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil tegen de heer Davies zeggen dat hij het zelf is die “dit Huis in een kwaad daglicht stelt”.

Dat gezegd hebbende, mijnheer de Voorzitter, wil ik verklaren dat ik voor uw kwijting over 2006 zal stemmen. Helaas staan er in de begeleidende ontwerpresolutie vragen en opmerkingen die ofwel open deuren intrappen (paragraaf 58), ofwel onjuist zijn, zoals de paragrafen over het vrijwillig pensioenfonds.

Ondanks herhaalde pogingen van de voorzitter van het fonds om de juiste informatie te verstrekken, blijven mensen hier onwaarheden verkondigen over het actuariële tekort van het fonds. Dankzij het voorbeeldige beheer kan het fonds de verkregen rechten inmiddels tot 2060 garanderen. Ik denk dat velen van ons tegen die tijd dood zullen zijn!

Wat betreft de actualisering van het actuariële tekort (paragraaf 71), deze is gereed, maar zal eerst aan de raad van bestuur van het fonds worden gepresenteerd. Ik wil erop wijzen dat het Parlement 36 000 euro aan een zogenaamd onafhankelijk actuarieel rapport heeft verspild. Waar is dat? Wat zijn de conclusies van dat rapport? Voor zover ik weet verschillen die conclusies niet van die van de actuarissen van het fonds.

Wat betreft de paragrafen 72 en 73 moet er onderscheid worden gemaakt tussen de wensen van bepaalde leden van de Commissie begrotingscontrole en de werkelijkheid die voortvloeit uit het Statuut van de leden. De stelling dat noch de huidige leden, noch de andere aangeslotenen bijdragen kunnen blijven storten voor het fonds is eenvoudigweg strijdig met artikel 27 van het Statuut. Gelukkig zijn het niet de wensen van enkelen die hier tellen, zelfs niet als er over resoluties besloten wordt, maar het Statuut.

De Werkgroep van het Bureau voor het statuut van de leden, waarvan ik lid ben, heeft zijn werk gedaan en heeft de nodige maatregelen voorbereid, niet aan de hand van in resoluties geuite wensen, maar in overeenstemming met artikel 27 van het Statuut van de leden dat op 7 oktober 2005 in het Publicatieblad is verschenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Liberadzki (PSE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil me aansluiten bij degenen die een positief advies hebben gegeven over het verlenen van kwijting voor 2006. Zowel de Commissie als de commissarissen hebben zichzelf onderscheiden door hun grote en voortdurend toenemende bereidheid om samen te werken. De Europese Rekenkamer verdient veel dank. Om het simpel te stellen: de Rekenkamer heeft zijn werk goed gedaan.

We hebben een beoordeling gemaakt van de mate waarin de doelstellingen van de EU zijn bereikt en van het beheer van de middelen. Ook dat is een zeer positief teken. Ik wil met klem benadrukken dat het Parlement de facto aan het kwijtingsproces deelneemt door oordelen over aanvragen uit te spreken en door middel van de afzonderlijke commissies, die elk hun eigen gebied aan een beoordeling onderwerpen. Ik wil de voorzitter van de Commissie begrotingscontrole, de heer Bösch, bedanken voor al het werk dat hij heeft verricht en voor het geduld dat hij heeft getoond, evenals de rapporteurs, de heren Jørgensen, Pomés Ruiz en Stubb.

Het is buitengewoon moeilijk om elke onregelmatigheid te voorkomen, maar nog belangrijker is het om die onregelmatigheden te vinden en te vermijden. We hebben deze taak met succes uitgevoerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Péter Olajos (PPE-DE). - (HU) Dank u, mijnheer de Voorzitter. Als schaduwrapporteur voor het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid inzake de kwijting voor 2006 wil ik Jutta Haug en de rapporteur bedanken voor hun zeer grondige werk. Naar mijn mening is het werk van de vier agentschappen die we behandelen uitermate belangrijk en is dat werk zonder enige twijfel een grote steun voor het Europees Parlement en de verschillende EU-organen, waardoor deze agentschappen de kwaliteit van het leven van de EU-burgers vergroten.

Het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding speelt een belangrijke rol bij de opinievorming over ziektebestrijding en het risico van nieuwe en opkomende infectieziekten. Ik kan daaraan toevoegen dat Hongarije dit jaar vooropliep in de ziektebestrijding omdat we het kleinste aantal infecties hadden met ziekten waartegen een vaccinatiecampagne was uitgevoerd.

Het werk van het Europees Milieuagentschap is onmisbaar voor het verzamelen en vergelijken van informatie over milieubescherming, en het Europees Geneesmiddelenbureau speelt een grote rol in de bescherming van de gezondheid van mens en dier. De medewerking van het Geneesmiddelenbureau aan de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen is uitermate belangrijk. De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid biedt onmisbare ondersteuning aan de bescherming van de diergezondheid en planten.

Een belangrijk punt is dat alle agentschappen hun jaarlijkse begroting hebben herverdeeld. Zoals de rapporteur opmerkt, gebeurt dit vanwege de complexiteit van de taken. Het zou nuttig zijn hier bij de toekomstige planning meer aandacht aan te besteden. Ik verwelkom de voorstellen van de rapporteur inzake het belang van interne controle en de noodzaak om deze controle te versterken. Tot slot wil ik uw aandacht vragen voor het belang van het commissiemateriaal waarin de rol van de agentschappen wordt uitgelegd. De agentschappen zijn nodig, maar de beginselen van transparantie en effectiviteit vereisen dat hun rol in het bestuur van de Unie wordt verduidelijkt. Dank u.

 
  
MPphoto
 
 

  Szabolcs Fazakas (PSE). - (HU) Mijnheer de Voorzitter, dank u dat u mij het woord geeft. We zijn aan het eind van een lang proces gekomen dat niet ontbloot was van spanningen en gaan vandaag eindelijk stemmen over de kwijting voor 2006, waardoor dit een dag is die we met recht bijzonder kunnen noemen, en een mijlpaal in de annalen van het Europees Parlement. Een bijzondere dag omdat dit de eerste keer is dat de Europese Rekenkamer ons allen heeft geconfronteerd met de twaalf procent aan onterechte betalingen uit de structuurfondsen, die door de sensatiepers natuurlijk zijn opgedist als vier miljard euro “zoekgeraakt” geld. De Commissie begrotingscontrole, die bevoegd is op dit gebied, heeft zijn taak uitgevoerd in het volle bewustzijn van zijn politieke en professionele verantwoordelijkheden, met de steun van de heer Jørgensen, de Deense rapporteur. Het doel was niet om een schandaal of opschudding te veroorzaken, met niet te voorziene gevolgen, maar om het beginsel van transparante informatie toe te passen en voorstellen te doen waarmee kan worden gewaarborgd dat dit soort problemen in de toekomst kunnen worden vermeden. En daarbij hebben we een zeer goede partner getroffen in de persoon van vicevoorzitter Siim Kallas, die ik speciaal wil bedanken, en ik ben er zeker van dat we al deze problemen in de toekomst zullen kunnen oplossen. Dank u.

 
  
MPphoto
 
 

  Pierre Pribetich (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil een belangrijk aspect van de kwijting aan de orde stellen, namelijk de evaluatie van maatregelen met behulp van steekproeven.

Toen ik mijn werkdocument over het beheer van het Cards-programma voor bijstand aan de Balkanregio door de Commissie aan het voorbereiden was, als onderdeel van de kwijting, kon slechts 2,32 procent van de acties door de Europese Rekenkamer worden gecontroleerd ten behoeve van de evaluatie van de door de Europese Unie gehanteerde methoden voor het beheer van de externe maatregelen in deze regio. Een van de gevolgen van deze kleinschalige steekproef was dat de Rekenkamer het effect van de externe maatregelen op Montenegro niet kon meten omdat van de 256 maatregelen er niet één kon worden onderzocht.

Hoe kan het effect in deze omstandigheden fatsoenlijk worden gemeten? Welke mate van wetenschappelijke en financiële betrouwbaarheid kan op deze manier aan de evaluatieverslagen worden toegekend? Hoewel kleine steekproeven vanuit statistisch oogpunt kunnen worden gebruikt om het gedrag van systemen in te schatten, moeten de steekproeven nog altijd wel representatief zijn, wat niet het geval was bij de kredieten die zijn gebruikt om de acties in het kader van het Cards-programma in Montenegro te financieren. De Europese belastingbetalers zouden collectief profiteren van een verbetering van de methoden die de Europese Rekenkamer gebruikt om steekproeven te analyseren, waardoor de Rekenkamer een beter oordeel kan vellen over de doelmatigheid van het gebruik van kredieten uit onze begroting.

 
  
MPphoto
 
 

  Monica Maria Iacob-Ridzi (PPE-DE). - (RO) Ik wil twee zaken noemen die ik zeer belangrijk vind met betrekking tot de kwijting van de Europese Commissie.

Het eerste punt betreft de medebetrokkenheid van de lidstaten bij de uitvoering van de Europese begroting. Hoewel we een procedure hebben waarbij de Commissie en de lidstaten gezamenlijk tachtig procent van de Europese begroting beheren, denk ik dat er nieuwe maatregelen moeten worden ingevoerd om de deelname aan alle fasen van het begrotingsproces te versterken.

Met betrekking tot de controle, steun ik de invoering van nationale verklaringen die moeten worden bekrachtigd door de rekenkamers van elke afzonderlijke lidstaat, omdat dit de regeringen en de betalende agentschappen dwingt verantwoordelijkheid te nemen voor een correcte en objectieve toewijzing van Gemeenschapsmiddelen.

Dat neemt niet weg dat het middel van opschorting van alle betalingen bij de ontdekking van tekortkomingen met de nodige terughoudendheid moet worden toegepast, en alleen als er ernstige problemen worden geconstateerd bij het beheer van Europese middelen.

De zorgwekkend lage absorptiecijfers in de nieuwe lidstaten vormen het tweede uitermate belangrijke aspect van de kwijting voor de begroting. Het is niet normaal dat alle nieuwe lidstaten een absorptiepercentage hebben dat dertig procent lager ligt dan het verwachte gemiddelde.

Voor mij is dit geen teken dat de nieuwe lidstaten niet in staat zijn om Europese middelen te absorberen, maar eerder dat er mogelijk te veel bureaucratische rompslomp vanuit de Europese instellingen komt.

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Corbett (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik vind mezelf terug in de zeer ongebruikelijke situatie dat ik het eens ben met iets dat de heer Hannan heeft gezegd, namelijk toen hij zojuist zijn zorg uitte over de toename van het aantal agentschappen. Het lijkt erop dat we alleen maar steeds meer agentschappen creëren omdat elke lidstaat er een op zijn grondgebied wil hebben en we ze daarom als confetti over de Unie uitstrooien, en niet zozeer omdat er een echte noodzaak voor bestaat.

Als deze trend doorzet, zal dit er inderdaad toe leiden dat de agentschappen het bestuur van de EU overnemen van Commissie, die onze uitvoerende instelling is en die rekenschap moet afleggen aan het Parlement, en op een veel directere manier dan de agentschappen, ook al beschikken we over meer middelen om de agentschappen te controleren dan de heer Hannan toegaf.

Onze wegen scheiden zich uiteraard waar hij te ver doorschiet, wat hij meestal doet, en beweert dat deze agentschappen illegaal zijn. Dat is natuurlijk volslagen nonsens. Ze zijn allemaal opgericht op grond van de huidige Verdragen, met een fatsoenlijke en behoorlijke rechtsgrondslag. Of dat verstandig is geweest is een andere kwestie, en we moeten in de toekomst voorzichtig zijn met het oprichten van nieuwe agentschappen.

 
  
MPphoto
 
 

  Costas Botopoulos (PSE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, het Europees Parlement is een politieke instelling en ik denk dat we de onderwerpen waarover we debatteren politiek moeten benaderen. En deze politieke benadering van onze activiteiten vertelt ons naar mijn mening twee dingen. Ik wil twee voorbeelden geven uit onze discussies. Het eerste voorbeeld is de kwestie van de onafhankelijke autoriteiten of agentschappen. Natuurlijk kunnen we vraagtekens zetten bij de uitbreiding van het aantal agentschappen, maar het is onmogelijk vast te stellen of die decentralisering niet juist zinvol is. Gaan we nee zeggen tegen alle onafhankelijke agentschappen omdat er een probleem is met de grote uitbreiding? Dat kan natuurlijk niet.

Het tweede voorbeeld heeft betrekking op de beruchte kwestie van de salarissen van onze collega’s. Dat is zeker een probleem, en dat hebben we in de commissie ook gezegd. Er bestaat echter een groot verschil tussen zeggen dat er een probleem is of populistische opmerkingen maken – zoals dat we allemaal verantwoordelijk zijn en dat er geen transparantie is – en het Parlement geen kwijting verlenen voor een heel jaar. Hoezo is er geen transparantie? Wij, de leden van de commissie, hebben het rapport gezien.

 
  
MPphoto
 
 

  Siim Kallas, vicevoorzitter van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de geachte afgevaardigden, de rapporteur en de leden van de Commissie begrotingscontrole bedanken.

Het debat over de kwijting is dit jaar zeer intens geweest en de Commissie heeft verschillende toezeggingen gedaan om follow-up te geven aan de opmerkingen en aanbevelingen van het Parlement. We zullen dit intensieve proces voortzetten, te beginnen in mei, wanneer we in de Commissie begrotingscontrole onze plannen voor volgend jaar zullen bespreken.

Dit is een intensief proces, en ik wil het Parlement verzekeren dat we onze toezeggingen zeer serieus nemen en aan het werk zullen gaan met de voorstellen en ideeën waarover we het eens zijn, over het afleggen van rekenschap, over de samenwerking met de lidstaten, en over een grotere verantwoordelijkheid van de lidstaten op het gebied van gedeeld beheer. Dat is onze gemeenschappelijke lijn, en we zullen serieus met die actieplannen en voorstellen aan de slag gaan.

Er zijn verschillende soorten agentschappen. In de eerste plaats zijn er de uitvoerende agentschappen, die duidelijk onder de verantwoordelijkheid van de Commissie vallen en waarvoor u kwijting verleent aan de Commissie. We hebben enkele uitvoerende agentschappen, maar we hebben besloten een moratorium in te stellen op het oprichten van nieuwe uitvoerende agentschappen.

Welke zorgen bestaan er over de traditionele agentschappen? Governance is een serieus probleem, en er zijn diverse zwakke punten als het gaat om de vraag hoe we deze agentschappen moeten beheren en behandelen. We moeten waarschijnlijk serieuze discussies over governance gaan voeren, maar ook moeten we de politieke kant van hun werk – wat ze doen en wat de positieve effecten van dat werk zijn – niet onderschatten, en het Parlement heeft een zeer belangrijke rol te spelen in de evaluatie en beoordeling van het succes van de agentschappen. Ook moeten we de positieve aspecten van zowel decentralisatie als de spreiding van de Europese agentschappen over Europa niet onderschatten. Dat is helemaal niet zo’n slecht idee, als iedereen naar zijn of haar eigen land kijkt.

Ik wil u nogmaals allen bedanken voor uw bijdragen, opmerkingen, debatten en discussies. We zullen aan de slag gaan met onze toezeggingen en actieplannen.

 
  
MPphoto
 
 

  Dan Jørgensen, rapporteur. (DA) Mijnheer de Voorzitter, ik wil commissaris Kallas bedanken. Het is duidelijk dat we door een proces zijn gegaan waarbij de zee soms wat ruw was. Er zijn conflicten tussen ons in het Parlement en de Commissie geweest. Maar we hebben die conflicten weten om te buigen in een dialoog. Het heeft tot enkele goede resultaten geleid, en tot enkele goede toezeggingen van de Commissie, en ook tot enkele zeer concrete actieplannen met duidelijke deadlines en duidelijke criteria voor het welslagen ervan. We moeten volhouden in tijden waarin sommige leden van de meer eurosceptische fracties zeggen: “Het zijn maar woorden, en woorden die al eerder uitgesproken zijn”. Dat is niet waar! Het zijn zeker niet alleen woorden, maar het gaat hier om specifieke acties die de Commissie nu belooft uit te voeren. Sommige maatregelen zijn al uitgevoerd. Bovendien zijn er heel duidelijke deadlines vastgesteld, waarop wij toezicht zullen kunnen houden. Een belangrijk element is dat we nu een commissaris hebben die eens per maand met de commissie zal overleggen om dit proces te volgen. Dat is echt een grote stap voorwaarts.

Dat gezegd hebbende, wil ik u er ter afsluiting aan herinneren waarom deze problemen ontstaan. Een van de redenen is dat een groot deel van de middelen onder een regime van gedeeld beheer valt, wat wil zeggen dat tachtig procent van de EU-middelen door de lidstaten wordt beheerd. Het is de verantwoordelijkheid van de commissie om het Verdrag te volgen en dat kruis moet de Commissie dragen. Daarom hebben we ernstige kritiek op de Commissie. In werkelijkheid ligt een groot deel van het probleem echter bij de lidstaten. Dat is de reden waarom we hier in het Parlement zulke grote voorstanders zijn van het idee van jaarlijkse nationale beheersverklaringen, ondertekend op het passende politieke niveau, dat wil zeggen door de minister van Financiën. Dit gebeurt al in een aantal landen: Denemarken, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Zweden. Als we iets vergelijkbaars kunnen bereiken in alle EU-landen, zullen we zien dat deze controleverplichting in de lidstaten serieuzer zal worden genomen. Ik denk dat we daarmee een heel goed instrument in handen zouden krijgen om oplossingen te vinden voor die gebieden waarop de zaken in de individuele landen niet werken.

 
  
MPphoto
 
 

  José Javier Pomés Ruiz, rapporteur. (ES) Mijnheer de Voorzitter, soms kunnen we door de bomen het bos niet meer zien. In deze kwijtingsprocedure moeten we zeggen wat er niet goed gaat, en we vergeten wel eens hoeveel dingen er wel goed gaan en hoeveel uiterst competent personeel we in de Commissie en in dit Huis hebben, tot en met de zaalwachters, en al die diensten, en de vertalers en de tolken, die uitstekende diensten verrichten. We vergeten hoezeer we onze begroting weten op te rekken om onze doelstellingen te verwezenlijken en hoe het Parlement en de Commissie meer en meer hebben weten te bereiken op het gebied van transparantie.

Het Parlement staat voor nog een andere uitdaging, een zeer belangrijke uitdaging, en dat is het informatie- en communicatiebeleid. Dat was een van de doelstellingen van het Parlement voor 2006, en ik ben niet tevreden met de wijze waarop zich dat heeft ontwikkeld. Over een jaar hebben we verkiezingen en we moeten weten hoe we daar gaan komen, wat betekent dat we onze informatieprocedures moeten verbeteren en transparant moeten blijven, zoals we dat nu zijn. Transparantie – en ik ben de rapporteur voor dit verslag – is verenigbaar met documenten die niet vrij toegankelijk zijn voor journalisten, zoals dat in de lidstaten, in bedrijven en in families ook gebeurt. Het is goed voor ons werk dat er criteria bestaan voor de verschillende niveaus van het ontwerp van een document dat nog niet door de zeef van de publieke goedkeuring is gekomen en daarom logischerwijs het geheim moet zijn van degenen die aan het onderwerp werken.

Ik ben volkomen tevreden met de toegang die ik had tot alle informatie en ik denk dat het verslag over de rekeningen van het Parlement dat ik presenteer een verantwoordelijk verslag is. Ik zeg dat er kwijting moet worden verleend voor de rekeningen van het Parlement omdat het Parlement, als ik het zo mag uitdrukken, heel goed bezig is, veel beter dan sommige nationale parlementen, en op een veel transparantere wijze werkt, met personeel dat veel meer uren werkt dan er waarschijnlijk in andere parlementen wordt gewerkt.

Dat wil niet zeggen dat alles perfect is: we moeten hieraan blijven werken. We hebben nog een lange weg te gaan, maar in dit politieke jaar hebben we een positief beeld van de manier waarop we het geld dat onze burgers ons gegeven hebben, hebben gebruikt; dat hebben we gebruikt op een goede, transparante en samenhangende manier.

 
  
MPphoto
 
 

  Hans-Peter Martin, rapporteur. − (DE) Jutta Haug heeft mijn kritische opmerkingen in de toelichting en in de hoofdtekst beschreven als “afschuwelijk” en als “moddergooien”. Ik wil een paar citaten voorlezen: “De staatshoofden en regeringsleiders bedenken het ene agentschap na het andere. De agentschappen eten ons geld op. Er zijn geen behoorlijk mechanismen om vast te stellen of de agentschappen echt nodig zijn. Er is een grote ruimte waarop geen toezicht wordt gehouden en waarover niemand echt verantwoording hoeft af te leggen. Er is geen duidelijke planning zichtbaar. Het ene agentschap na het andere wordt opgericht, omdat landen in ruil voor instemming met moeilijke onderwerpen een interessant agentschap willen krijgen”.

Dit zijn allemaal citaten van Herbert Bösch. En ze zijn allemaal veel kritischer dan wat ik heb geschreven. Aha! Als ik dit schrijf is het “moddergooien”, maar Herbert Bösch is natuurlijk lid van de partij en hoort erbij. Ja, ik heb dit eerder meegemaakt. Dit is wat ik bedoel met de twee maten waarmee hier gemeten wordt. Dit is de hypocrisie van de “speciale” klasse, van mensen die zeggen dat het “vreselijk is om in een officieel document van het Parlement expliciet over een schandaal te beginnen”, maar vervolgens publiekelijk kritische opmerkingen maken. Dit is een van de fundamentele problemen van dit Parlement.

Natuurlijk, mensen kunnen van mening verschillen over de vraag of er kwijting moet worden verleend of niet, maar daar gaan de passages die ik aan het begin heb voorgelezen niet over – absoluut niet. Die gaan over fundamentele overwegingen, over het feit dat mensen, als het erop aankomt, in plaats van hun ware aard te tonen datgene wat hier aan de hand is liever met de mantel der liefde bedekken. Dat is echt een groot probleem voor de democratie in Europa, dat het systeem niet zelfregulerend is, dat het er vooral om gaat om elkaar complimenten te geven.

Mijnheer de Voorzitter, ik dien een verzoek in om aan het eind van het debat een persoonlijke verklaring af te leggen op grond van artikel 145.

 
  
MPphoto
 
 

  Christofer Fjellner, rapporteur. (SV) Ik wil van deze gelegenheid gebruik maken om enige opbouwende kritiek op de Commissie en de gedecentraliseerde agentschappen te spuien, omdat ik nog steeds denk dat de rapporteur, Hans-Peter Martin, daar niet in is geslaagd. Als de rapporteur voor dit onderwerp voor het komend jaar wil ik me concentreren op drie hoofdpunten, die ook in de verslagen aan bod komen.

Het eerste punt betreft het evalueren van de mogelijkheid om de administratieve functies van een meerderheid van de kleinere agentschappen samen te voegen en op die manier middelen en deskundigheid vrij te maken voor het naleven van het ingewikkelde regelgevend kader waarin de agentschappen zich moeten bewegen. Veel van deze decentraliseerde agentschappen hebben problemen met het voldoen aan fundamentele begrotingsbeginselen, zoals het Financieel Reglement, wetgeving inzake aanbestedingen, enzovoorts. Dit is een steeds terugkomende opvatting hier, en ik hoop dat de Commissie dit zal oppakken.

We stellen ook voor dat in de begroting van de onafhankelijke agentschappen, zoals dat bij andere instellingen het geval is, de kredieten voor personeelskosten moeten worden verlaagd met een percentage dat equivalent is aan de posten die naar verwachting niet zullen worden vervuld. Ik denk dat hiermee aanzienlijke bedragen kunnen worden vrijgemaakt.

Tot slot, maar niet in de laatste plaats, stellen we voor dat de bestemmingsontvangsten die de agentschappen elk jaar aan de Commissie betalen en die worden teruggestort, in mindering worden gebracht op het voorstel in de begroting waarover het Europees Parlement tot een besluit aan het komen is.

Dit zijn de drie punten waarover ik in de komende periode, totdat ik verantwoordelijk wordt voor de kwijtingsprocedure, een dialoog wil aangaan met de Commissie en de gedecentraliseerde agentschappen.

Tot slot wil ik iets zeggen over het speciaal verslag van de Europese Rekenkamer over de controle-, inspectie- en sanctiesystemen betreffende de voorschriften in verband met de instandhouding van de communautaire visbestanden. Dit is tenslotte een essentieel onderdeel van de kwijting van de Commissie waarover we vandaag debatteren, en de Europese Rekenkamer levert vernietigende kritiek, die moet leiden tot een brede hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

De drie conclusies die ik heb getrokken, en die ook zijn terug te vinden in het verslag waarover we gaan stemmen, zijn in de allereerste plaats dat het onaanvaardbaar is dat de lidstaten quota vaststellen die hoger zijn dan de door onderzoekers met het oog op een duurzame visserij aanbevolen quota; in de tweede plaats dat de Commissie en de lidstaten harder moeten optreden tegen overtredingen van of fraude met het quotasysteem; en in de derde plaats dat we een nieuw visserijbeleid moeten ontwikkelen waarin de beroepsvissers prikkels en redenen krijgen om de visbestanden te beschermen. Dit zijn drie aanvullende gedachten waarvan ik zou willen dat u die serieus neemt in het verslag waarover we vandaag zullen stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Hans-Peter Martin, rapporteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, u hebt me onderbroken toen ik u een despoot noemde. Ik wil graag uitleggen waarom ik u zo noem.

Ik wacht al op een antwoord met betrekking tot een zeer, zeer belangrijke zaak die verband houdt met een fout die door dit Parlement is begaan, en die ernstige gevolgen voor mij persoonlijk en voor mijn politieke werk heeft, sinds maart 2007 – toen ik in een groep werd ingedeeld waar ik altijd tegen heb gestreden omdat ik ze als verkapte nazi’s beschouw – en ik heb een lange brief aan u geschreven. Ondertussen heb ik een klacht ingediend bij de Ombudsman.

Als het gaat om de spreektijd van één minuut, mijnheer de Voorzitter, dan hebt u al uw constructies paraat, en wanneer ik aan de beurt ben, geeft u mij niet het woord, en daarom noem ik u een despoot. Ik noem u een despotische Voorzitter omdat u bij de zogeheten incidenten van 12 december willekeurig bepaalde collega’s eruit heeft gepikt, niet uit de fractie waartoe u op dat moment nog behoorde, maar kennelijk alleen leden die u zijn opgevallen.

Ik noem u ook een despoot omdat u me nooit laat uitspreken als ik aan het woord ben en zegt: “nee, dat antwoord gaat u mij niet geven”. Het verbaast me dat u me nu wel laat uitspreken.

En ik noem u een despotische Voorzitter omdat er op basis van deze verruimende interpretatie – en omdat ik niet de enige ben die denkt dat dit onhoudbaar is – procedures plaatsvinden die in een fatsoenlijk Parlement echt niet thuishoren, althans niet volgens wat ik op school heb geleerd. Voor mij is het heel lang geleden, als u naar mijn leven kijkt, dat ik zo’n uitdrukking heb gebruikt. Er moet heel veel gebeuren wil ik zo’n uitdrukking gebruiken.

Ik ben er echter van overtuigd dat u zich zo despotisch opstelt omdat het in feite niet ging om het krijgen van duidelijkheid over de kwestie van de toelage voor parlementaire assistenten. U hebt toegelaten dat ik vanwege belachelijke vormfouten, vanwege iets wat iedereen had kunnen overkomen – ja, iedereen, en ik ben er ook zeker van dat dit iedereen in dit Huis wel eens overkomt – aan de schandpaal ben genageld. Zo verhult u echter het feit dat volgens intern onderzoek zeker tachtig miljoen euro zou moeten worden teruggevorderd van leden van dit Parlement als er sprake zou zijn van gelijke behandeling en proportionaliteit van middelen. Daarvan is geen sprake en daarom blijf ik erbij, als de politieke vertegenwoordiger van veertien procent van de Oostenrijkse stemmers, dat u helaas een despotische Voorzitter bent die dit Parlement en het belangrijke onderliggende Europese idee onnodig schade toebrengt. Ik zou zo graag een oprecht, eerlijk, democratisch Parlement zien, waarin het niet nodig of wenselijk is om zo’n uitdrukking te gebruiken.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Mijnheer Martin, we zijn een vrij Parlement. Daarom heb ik u in overeenstemming met artikel 145 spreektijd gegeven, zoals mijn plicht is. Ik wil geen oordeel uitspreken over uw uitleg, maar ik wil slechts opmerken dat ik het Reglement correct heb toegepast om u de kans te geven te zeggen wat u hebt gezegd. Namens mijzelf wil ik zeggen ik probeer eerlijk en objectief te zijn – en dat ik daarin slaag – in mijn bejegening van alle leden van het Parlement.

Het debat is gesloten. De stemming vindt vandaag plaats.

(De vergadering wordt om 11.35 uur onderbroken en om 12.00 uur hervat)

 
  
  

VOORZITTER: ALEJO VIDAL-QUADRAS
Ondervoorzitter

 
Juridische mededeling - Privacybeleid