Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2008/0070(COD)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

A6-0424/2008

Debatten :

PV 17/12/2008 - 17
CRE 17/12/2008 - 17

Stemmingen :

PV 18/12/2008 - 6.13
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2008)0628

Volledig verslag van de vergaderingen
Donderdag 18 december 2008 - Straatsburg Uitgave PB

9. Stemverklaringen
Video van de redevoeringen
Notulen
  

Mondelinge stemverklaringen

 
  
  

- Verslag-Haug/Lewandowski (A6-0486/2008)

 
  
MPphoto
 

  Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Het positieve aan de zojuist goedgekeurde begroting voor het jaar 2009 is het feit dat het duidelijke prioriteiten bevat, zoals ondersteuning van kleine en middelgrote ondernemingen, klimaatbescherming en ondersteuning van de armste door de voedselcrisis getroffen landen. Helaas beschikken we echter slechts over weinig mogelijkheden om deze in te zetten ter bestrijding van de economische crisis, dit niet alleen omdat het in verhouding tot de begrotingen van de lidstaten slechts om een luttel bedrag gaat (1 procent), maar ook doordat de door het begrotingskader voor 2007 tot 2013 gestelde regels weinig flexibel zijn. Ik heb waardering voor de pogingen van verscheidene leden van het Parlement om met het oog op de wereldwijde problemen te trachten dan op zijn minst in met de Commissie in onderhandeling te treden over deze wijziging. De Raad was helaas niet bijster genegen tot goedkeuring van een grotere flexibiliteit. Na goedkeuring van het Verdrag van Lissabon echter, krijgen wij als Europees Parlement ruimere bevoegdheden ter zake.

 
  
MPphoto
 
 

  Frank Vanhecke (NI). - Voorzitter, daar ik van nature bijzonder kritisch sta tegenover de werking en de instellingen van de Europese Unie, heb ik uiteraard dit verslag over de begroting 2009 niet goedgekeurd. Allereerst ben ik er helemaal niet van overtuigd dat de Europese instellingen zuinig en verantwoordelijk omspringen met het vele belastinggeld dat in deze instellingen omgaat.

En ten tweede vind ik dat wij ons met veel te veel beleidsterreinen bemoeien en dat de subsidies die wij aan de lidstaten uitkeren daar telkens als een soort "ver van mijn bed" Europees geld worden beschouwd en door de lidstaten zelf om deze reden ook slecht en inefficiënt worden beheerd.

Ik stel bovendien vast dat mijn parlementaire vragen over de werkingskosten van de vele nevenorganisaties en agentschappen van de Europese Unie niet of nauwelijks worden beantwoord. Dat alles maakt mij wantrouwig en bevestigt alleen maar mijn neen-stem voor deze begroting.

 
  
  

- Verslag-Thyssen (A6-0441/2008)

 
  
MPphoto
 

  Ignasi Guardans Cambó (ALDE).(ES) Mevrouw de Voorzitter, ik zou in het kort willen toelichten waarom ik me bij de stemming over het verslag van mevrouw Thyssen inzake de veiligheid van speelgoed van stemming heb onthouden.

Uiteraard deel ik het standpunt van de rapporteur en van een meerderheid van dit Parlement dat de veiligheid van kinderen moet worden beschermd, dat de veiligheid van de consument in het algemeen moet worden beschermd. Ik vind echter dat we de culturele tradities van de verschillende lidstaten moeten respecteren, en vooral dat de discussie over de veiligheid niet moet leiden tot een extreme wetgeving waarmee we de grenzen van het belachelijke bereiken, zoals in dit geval.

Sommige veiligheidseisen die in de onderhavige richtlijn worden ingevoerd, grenzen werkelijk aan het belachelijke. Dat is met name in dit debat gebeurd. Als geheel kon het door de beugel. Vermoedelijk zullen we op zekere dag een richtlijn uitvaardigen die kinderen gebiedt om een helm te dragen als ze de straat op gaan, of om handschoenen te dragen als het koud is. Dat lijkt me volstrekt onzinnig, maar we gaan wel in die richting.

Ook al begrijp ik dat de richtlijn heel positieve elementen bevat, toch ben ik daarom van mening dat ze op een aantal punten ernstig doorschiet, reden waarom ik me van stemming heb onthouden.

 
  
MPphoto
 

  Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Het doet mij buitengewoon deugd dat we erin geslaagd zijn om de richtlijn betreffende de veiligheid van speelgoed reeds in eerste lezing goed te keuren en dat we de onzinnige voorstellen van de Groenen en een deel van de socialisten met betrekking tot het verplicht testen van alle speelgoed door onafhankelijke instellingen van tafel hebben weten te krijgen. Zij deden dit blokkerende voorstel ondanks het feit dat uit ervaringen in de Verenigde Staten, maar ook in China, duidelijk gebleken is dat, ondanks het feit dat er tests worden uitgevoerd, er speelgoed op de Europese markt is dat niet voldoet aan de normen. Het is ons streven ervoor te zorgen dat zowel producenten als importeurs volledig aansprakelijkheid worden voor de veiligheid. Het is aan de producenten om na te gaan of hun producten voldoen aan de normen. Indien dergelijke normen nog niet voorhanden zijn, voorziet artikel 18 van de richtlijn in tests. De kosten van door externe instellingen uitgevoerde tests bedragen in de Tsjechische Republiek zo’n 3 000 euro. Een dergelijk voorstel zou leiden tot de ondergang van kleine ondernemingen in de Europese Unie, terwijl tegelijkertijd duidelijk is dat het testen van speelgoed in China geen garantie biedt voor voldoende veiligheid. De verantwoordelijkheid dient te blijven liggen bij de importeurs en de producenten en allesbehalve bij oncontroleerbare testinstituten waar dan ook ter wereld. Ik feliciteer de ouders van jonge kinderen met ons cadeautje.

 
  
MPphoto
 

  Hiltrud Breyer (Verts/ALE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik heb niet voor het compromisamendement inzake speelgoed gestemd. Er zijn nog steeds te grote veiligheidsproblemen, vooral op het gebied van chemicaliën. Gif moet uit de handen van kinderen worden gehouden, zelfs als het om zeer kleine hoeveelheden gaat. Het besluit van vandaag is teleurstellend en niet bijzonder ambitieus. Er blijven teveel mazen over. Het ontbreekt aan een duidelijk verbod op allerlei zware metalen en allergene geurstoffen, en wat betreft geluid ontbreekt het aan duidelijke normen. Deze terughoudendheid met betrekking tot de veiligheid van onze kinderen is betreurenswaardig.

De haast die werd gemaakt om buiten een eerste lezing om een akkoord te bereiken, is absurd. Het ging er alleen om, de indruk te wekken dat volgende week alleen veilig speelgoed onder de kerstboom ligt. Dat is pure misleiding. Er zijn weliswaar verbeteringen, maar dat mag bij een richtlijn die al twintig jaar oud is ook wel worden verwacht. Kortom: veel geschreeuw en weinig wol. We kunnen de verantwoordelijkheid niet aan de industrie delegeren. De verantwoordelijkheid voor duidelijke wetgeving ligt bij ons!

 
  
MPphoto
 

  Zita Pleštinská (PPE-DE). – (SK) Ik heb voor het verslag van Marianne Thyssen gestemd.

RAPEX is meer dan enkel vijf letters: het is een snel meldingssysteem op Europees niveau waarmee consumenten worden gewaarschuwd voor gevaarlijke consumentenproducten.

Dankzij snelle informatie-uitwisseling tussen lidstaten heeft het systeem in 2006 maar liefst 221 waarschuwingen over speelgoed ontvangen op een totaal van 924 waarschuwingen. De waarschuwingen over speelgoed hadden vooral betrekking op mogelijk letsel bij kinderen of het gevaar op diverse allergieën en gezondheidsproblemen, met name bij kinderen die al een allergie hadden.

Het verheugt mij dat het Parlement vandaag voor de richtlijn heeft gestemd, aangezien uit deze feiten blijkt dat de richtlijn zeer nodig is. Met de stemming over deze richtlijn heeft het Europees Parlement vandaag een belangrijke stap genomen op het gebied van speelgoedveiligheid en de bescherming van de veiligheid en gezondheid van kinderen, omdat hiermee een speelgoedrichtlijn wordt gemoderniseerd die inmiddels twintig jaar oud is.

Het doet mij genoegen dat dit proces in het Europees Parlement ook wordt gevolgd door een groep bezoekers uit Slowakije, die ik graag van harte welkom wil heten en een aangenaam verblijf wil toewensen hier bij de zetel van de Europese democratie.

 
  
MPphoto
 
 

  Kathy Sinnott (IND/DEM). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik was erg blij dat de stemming over de speelgoedrichtlijn doorging, om de eenvoudige reden dat we, als we een duidelijke boodschap over speelgoed en de veiligheid daarvan naar de wereld willen uitsturen, we dat met kerst moeten doen. Als we het hadden uitgesteld, was de boodschap verwaterd. In deze tijd van het jaar denken de mensen namelijk aan speelgoed.

Ook dit jaar zijn er weer miljoenen speelgoedartikelen uit China van de markt gehaald, net als vorig jaar. De problemen zijn heel ernstig – lood, arsenicum, kwik en pcb’s – en het doet er niet toe waar een stuk speelgoed voor bedoeld is: of het nu een boek is of iets om op te rijden of wat dan ook – als moeder weet ik dat het op een gegeven moment in de mond van een kind terecht kan komen. We kunnen dus niet voorzichtig genoeg zijn met speelgoed en ik ben blij dat we deze boodschap nu verstuurd hebben.

 
  
  

- Verslag-Mann (A6-0424/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Milan Gaľa (PPE-DE). – (SK) Ik wil mijn collega de heer Mann graag bedanken voor zijn verslag. We weten hoe belangrijk het is om regels in te voeren en hindernissen weg te nemen voor de mobiliteit van studenten en arbeidskrachten die verhuizen als reactie op de werking van vraag en aanbod op de Europese arbeidsmarkt.

Dankzij het Europese systeem van studiepunten voor beroepsonderwijs en -opleiding zal de overdracht, erkenning en accumulatie van opleidingskwalificaties worden vereenvoudigd. De studiepunten zullen gelden voor kwalificaties die zijn verkregen via diverse opleidingstrajecten op alle niveaus van het Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren.

Met onze goedkeuring hebben wij een stap gezet in de richting van bredere steun voor een leven lang leren en hogere werkgelegenheids-, openheids- en mobiliteitsniveaus, plus de sociale integratie van arbeidskrachten en mensen in het onderwijs. Daarom wordt hiermee de ontwikkeling van flexibele, individuele benaderingen bevorderd, evenals de erkenning van onderwijskwalificaties die via informeel en formeel onderwijs worden behaald.

 
  
  

- Verslag-Thyssen (A6-0441/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Miroslav Mikolášik (PPE-DE). – (SK) Om te beginnen wil ik mevrouw Thyssen graag bedanken. Dankzij haar zijn we gekomen tot een prijzenswaardig compromis waaronder onze kinderen worden beschermd tegen ongewenste materialen in speelgoed en dat tegelijkertijd geen nadelige gevolgen heeft voor de productiebedrijven.

Zoals u mogelijk weet, ben ik fervent voorstander geweest van beperkingen voor het gebruik van allergenen in speelgoed – ik ben zelf vader van vier kinderen en heb in het verleden niet altijd nagedacht over de veiligheid van elk stuk speelgoed dat mijn kinderen in handen kregen. Ouders in Europa gaan er vaak vanuit dat als speelgoed in de winkel verkrijgbaar is, het dan wel niet schadelijk zal zijn voor kinderen. Daarom verheugt het mij dat we samen de maatregelen hebben aangescherpt die moeten waarborgen dat alleen speelgoed dat geschikt is voor kinderen, ook daadwerkelijk de winkels bereikt. Kinderen zijn namelijk echt de kwetsbaarste groep consumenten.

Tot 80 procent van al het speelgoed op de Europese markt wordt geïmporteerd en in 2007 werden miljoenen speelgoedartikelen die in China waren geproduceerd van de markt gehaald, omdat ze niet voldeden aan de Europese normen. Met het oog op de huidige distributie van goederen moeten we de regels waaronder goederen op de markt komen en waaronder wordt gecontroleerd of ze voldoen aan de normen, opnieuw bestuderen.

 
  
  

- Verslag-Ehler (A6-0494/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) (Het begin van de toespraak is onverstaanbaar) ... depositoverzekering, die het Europees Parlement zo flexibel voorgesteld heeft en waar wij voor gestemd hebben, is duidelijk. We willen er zorg voor dragen dat er een geharmoniseerd minimaal beschermingsniveau tot stand komt voor kleine spaarders en wel door middel van een verzekering van spaartegoeden tot een bedrag van 50 000 euro. Bovendien willen we een veel kortere deblokkeringstermijn voor spaartegoeden, alsook dat bankcliënten ook in deze tijden van crisis duidelijke, tijdige en inhoudelijke correcte informatie krijgen over hun spaartegoeden. Dit is een dringend noodzakelijke maatregel, aangezien spaarders hun tegoeden her en der halsoverkop overmaken van gezonde banken naar banken die een staatsgarantie hebben ontvangen om overeind te kunnen blijven. Dit voorstel is de enige manier om het vertrouwen van kleine spaarders te herwinnen en de markt voor bankdiensten te stabiliseren. Het is mijn wens dat de garantie tevens toegepast wordt voor kleine en middelgrote ondernemers, omdat zij een onvervangbare sociale rol vervullen in de Europese samenleving en juist zij in tijden van crisis het meest onder druk staan.

 
  
  

- Ontwerpresolutie over de aanpak van de Raad van de herziening van de OLAF-verordening (B6-0627/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Frank Vanhecke (NI). - Voorzitter, ik heb vóór de resolutie over OLAF gestemd, omdat ik het absoluut eens ben met de oproep van het Parlement om de onafhankelijkheid van OLAF te vergroten. Daar moet inderdaad dringend iets aan gebeuren. OLAF is op dit ogenblik, alles welbeschouwd, nauwelijks meer dan een directoraat-generaal van de Commissie en de politieke verantwoordelijkheid ervoor berust bij de vicevoorzitter van de Commissie. Dat is geen gezonde zaak. OLAF mag dan wel onafhankelijk zijn op het operationele niveau, het is toch maar een hybride status en daaraan moet een einde worden gemaakt. Akkoord dus.

Meer in het algemeen vind ik dat in de Europese instellingen heel dikwijls slordig met het vele belastinggeld wordt omgesprongen. Op zijn minst moet OLAF de middelen, de manschappen en de verantwoordelijkheid hebben om aan de manifest criminele aspecten van deze toestand een einde te maken. Aan het meer wettelijke breed omspringen met middelen van belastinggelden zullen we zelf een einde moeten maken, vrees ik.

 
  
  

- Verslag-Moreno Sánchez (A6-0437/2008)

 
  
MPphoto
 

  Frank Vanhecke (NI). - Voorzitter, ik heb vóór dit verrassend goede verslag over FRONTEX gestemd, omdat ik de daarin gevraagde versterking van deze instelling alleen maar kan toejuichen. Wat mij betreft moet de strijd tegen de illegale immigratie een topprioriteit voor de Unie zijn, en in dit kader zijn de overeenkomsten die FRONTEX afsluit met de autoriteiten van derde staten zeer belangrijk. Het is een goede zaak dat in dit verslag een kat ook een kat wordt genoemd, en dat met name de onaanvaardbare houding van de kandidaat-lidstaat Turkije wordt bekritiseerd.

Ik vind dat hier heel duidelijk moet worden gezegd dat de actieve weigering van de autoriteiten van een derde staat, Turkije – a fortiori een kandidaat-lidstaat – om mee te werken aan FRONTEX rechtstreekse gevolgen moet hebben voor de politieke en economische betrekkingen tussen de Unie en die staat, te weten stopzetting van de toetredingsonderhandelingen met het niet-Europese land Turkije.

 
  
MPphoto
 
 

  Philip Claeys (NI). - Voorzitter, ik heb vóór het verslag-Moreno Sánchez gestemd met enig voorbehoud. Ik had eerlijk gezegd geen al te hoge verwachtingen van het verslag, gezien de sfeer van politieke correctheid die in de Commissie LIBE normaal gezien domineert. Maar ik moet zeggen dat het om een evenwichtig verslag gaat, dat ook aandacht besteedt aan een paar pijnpunten, zoals de gebrekkige samenwerking – of ik zou beter zeggen, de tegenwerking – van derde landen zoals Libië en Turkije.

Zeker voor wat Turkije betreft, is het eigenlijk godgeklaagd dat een kandidaat-lidstaat op een dergelijke flagrante manier zijn verplichtingen niet nakomt. FRONTEX – en hier schiet het verslag eigenlijk nog tekort – moet uitgebouwd worden tot een efficiënt instrument in de strijd tegen illegale immigratie, maar ook in de strijd tegen internationale criminaliteit, drugshandel en wapenhandel.

 
  
  

- Verslag-Susta (A6-0447/2008)

 
  
MPphoto
 

  Philip Claeys (NI). - Voorzitter, ik heb vóór het verslag-Susta gestemd, omdat namaak natuurlijk een ernstig probleem is en de voorgelegde tekst blijk geeft van gezond verstand.

Ik stem trouwens ook volledig in met paragraaf 30 van het verslag, die eraan herinnert dat – en ik citeer – "Turkije pas een geloofwaardige kandidaat voor toetreding wordt als het in staat is om de verworvenheden van de Gemeenschap over te nemen en volledige eerbiediging van intellectuele-eigendomsrechten te waarborgen". Hieruit kan alleen maar worden afgeleid dat Turkije geen volwaardige kandidaat is voor toetreding tot de EU, en ik neem daarvan akte.

 
  
MPphoto
 
 

  Syed Kamall (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik denk dat wij in dit – zeer volle – Huis allemaal het belang erkennen van intellectuele eigendom, en dan niet alleen voor kenniseconomieën, maar ook in verband met de ernstige schade die aan consumenten in heel Europa toegebracht kan worden door bijvoorbeeld nagemaakte medicijnen, nagemaakte levensmiddelen en nagemaakte auto-onderdelen.

Ik had een aantal duidelijke kanttekeningen gezet bij de oorspronkelijke resolutie, want die legde te veel het accent op de consument. We hadden in de lachwekkende situatie verzeild kunnen raken dat reizigers bij de grens gefouilleerd zouden worden en dat hun computers, mp3-spelers en iPods onderzocht zouden worden op eventuele kopieën. Godzijdank zijn de Groenen met een beter alternatief gekomen en waren ze graag bereid, bij wijze van kerstcompromis, het irrelevante amendement over kritiek op bedrijven in te trekken. Al met al hebben we heel graag voor de resolutie gestemd.

Mijn ambitie om eens in een leeg Huis het woord te voeren is nu vervuld en ik wil mijn bijdrage afsluiten door iedereen die hier nog is, heel prettige kerstdagen en een gelukkig nieuwjaar te wensen!

 
  
  

- Verslag-López-Istúriz White (A6-0460/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Kathy Sinnott (IND/DEM). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil u ook prettige kerstdagen toewensen. U bevindt zich niet in een helemaal leeg Huis.

Ik heb voor het verslag-López over de rechtsbescherming van volwassenen in grensoverschrijdende situaties gestemd, omdat ik uit ervaring de noodzaak daarvan inzie, maar ook omdat ik hoop dat we hierdoor een stapje verder zijn op de weg naar echte mobiliteit in Europa. Bij dit onderwerp hebben we het over volwassenen die op de een of andere manier onder een gerechtelijke maatregel vallen. In veel gevallen zijn het heel kwetsbare mensen en in sommige gevallen staan ze onder bewind of curatele of gaat het om mensen met beperkingen. Maar als we op deze weg verder kunnen gaan, is het logisch dat we nog een stap verder zetten, totdat de dag komt dat mensen met een uitkering hun begeleiders met zich mee kunnen nemen, zodat zij op dezelfde manier als werknemers door Europa kunnen reizen.

 
  
  

- Verslag-Deva (A6-0445/2008)

 
  
MPphoto
 

  Kathy Sinnott (IND/DEM). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb tegen het verslag-Deva over ontwikkelingsperspectieven voor vredesopbouw en natievorming in postconflictsituaties gestemd vanwege één onderdeel, namelijk dat waarin staat dat we zowel preventief als reactief initiatieven zouden moeten kunnen nemen, zelfs als deze als laatste redmiddel dwingend militair ingrijpen met zich meebrengen.

Dat is gewoon de Bush-doctrine; misschien hebben de anderen in dit Huis dit niet als de Bush-doctrine –waardoor we in Irak terechtgekomen zijn – herkend, maar het is het wel. Sarah Palin kreeg kritiek omdat ze niet wist wat de Bush-doctrine was, maar ik vraag me af of leden van dit Parlement wel hebben begrepen dat we zojuist voor de Bush-doctrine gestemd hebben.

 
  
MPphoto
 

  Luisa Morgantini, namens de GUE/NGL-Fractie. (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik maak gewoonlijk geen gebruik van dit democratische instrument, de stemverklaringen. Ik doe het vandaag voor het eerst namens mijn fractie.

Als toelichting moet ik helaas zeggen dat wij tegen dit verslag heb gestemd, dat ik als rapporteur voor advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid en als lid van de Commissie ontwikkelingssamenwerking mede heb samengesteld. Het is echt een goed verslag en ik dank de heer Deva en de Commissie ontwikkelingssamenwerking voor het verrichte werk.

We zijn het eens met een groot deel van de tekst: het gebruik van conflictanalyse binnen ontwikkelingssamenwerking, steun aan de civiele en lokale samenleving, het tegengaan van de verspreiding van lichte wapens, de noodzaak van een gedragscode voor soldaten en politie, verwijzingen naar de reproductieve gezondheidszorg, transparantie in het gebruik van natuurlijke hulpbronnen en steun aan vluchtelingen. In het verslag wordt met name ook de nadruk gelegd op mainstreaming in het genderbeleid. Dus waarom hebben we tegengestemd? Om de eenvoudige reden dat er in sommige delen wordt getracht een militaire component aan de ontwikkelingshulp toe te voegen.

Dit Parlement en de Commissie ontwikkelingssamenwerking hebben namelijk bij de invoering van de verordening en het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking duidelijk verklaard dat de ontwikkelingsfondsen niet mogen worden gebruikt voor de financiering van militaire uitgaven, onder meer in het verslag-Mitchell. Bovendien heeft ons Parlement er ook op toegezien dat in het kader van de landenstrategiedocumenten geen middelen voor ontwikkelingshulp worden weggesluisd naar veiligheidsoperaties.

Dus vanwaar deze tegenstrijdigheden tussen onze diverse resoluties? De ontwikkelingsfondsen moeten worden gebruikt voor ontwikkeling, onderwijs, gezondheidszorg, landbouw, de lokale gemeenschappen en vrouwenorganisaties. De middelen van ontwikkelingssamenwerking zijn te beperkt om armoede en onrecht te bestrijden en ook vrede op te bouwen. Daarom is er geen plaats voor militaire activiteiten.

 
  
  

Schriftelijke stemverklaringen

 
  
  

- Verslag-Böge (A6-0504/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) De EU heeft besloten een snelleresponsfaciliteit voor maatregelen tegen de scherpe stijging van de voedselprijzen in de ontwikkelingslanden in het leven te roepen (de "Voedselfaciliteit"). Overeengekomen is om daarvoor een totaal bedrag van 1 miljard euro uit te trekken over een periode van drie jaar.

Oorspronkelijk was voorgesteld de Voedselfaciliteit uit de marge van rubriek 2 van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) te financieren, daarna door het maximum van rubriek 4 van het MFK te herzien. Ten slotte is men het eens geworden de Voedselfaciliteit te financieren door een combinatie van de reserve voor noodhulp, het flexibiliteitsinstrument en een herschikking binnen rubriek 4 van het stabiliteitsinstrument.

Om dit initiatief te financieren zal punt 25 van het Interinstitutioneel Akkoord moeten worden gewijzigd om zo de beschikbare kredieten voor 2008 in de reserve voor noodhulp te kunnen verhogen tot 479 218 000 euro (in lopende prijzen)

Wij vinden de doelstellingen van dit initiatief positief, maar wijzen er wel op dat het niet mag gezien als een voorwaarde of prestatie waartegenover staat dat de EU een overeenkomst met de WHO of partnerschapsovereenkomsten met de ACS-landen mag sluiten. Het mag ook niet worden gebruikt om te verhullen dat er gekort wordt op de EU-ontwikkelingshulp of dat er enorme sommen worden vrijgemaakt om de wapenwedloop te hervatten en de internationale betrekkingen op instigatie van de EU te militariseren.

 
  
  

- Verslag-Böge (A6-0474/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) Dit ontwerp van gewijzigde begroting heeft betrekking op de beschikbaarstelling van middelen (ongeveer 7,6 miljoen euro voor schade ten bedrage van 176 miljoen euro) uit het EU-Solidariteitsfonds voor Cyprus, na een periode van ernstige droogte.

De Commissie heeft er echter op gewezen dat er, “gelet op het feit dat er binnen 13 04 02 Cohesiefonds te veel vastleggingskredieten geïdentificeerd zijn, geen noodzaak bestaat om nieuwe toewijzingen te doen om de betalingen aan Cyprus uit het EU-solidariteitsfonds te financieren”. Met andere woorden: om het antwoord op deze natuurramp te financieren zullen middelen uit het cohesiebeleid moeten worden aangesproken.

Dat er in het Cohesiefonds “te veel vastleggingskredieten” zijn geïdentificeerd heeft – onder andere – te maken met vertragingen bij de implementatie van de programma’s in de “cohesie”-landen. Als je dan het solidariteitsbeginsel toepast kan dat ertoe leiden dat je economisch minder ontwikkelde landen bestraft. We hadden nu juist beslissingen moeten nemen om te verhinderen dat het structuur- en cohesiebeleid jaar in jaar uit niet optimaal worden gebruikt.

We willen er verder op wijzen – en we hebben dat al eerder gedaan – dat de procedures voor het mobiliseren van het Solidariteitsfonds sneller doorlopen moeten kunnen worden, om te verzekeren dat er bij natuurrampen een beroep op dit fonds kan worden gedaan. Belangrijk is ook dat de specifieke aard van natuurrampen in de Middellandse Zeeregio – bosbranden, droogte – erkend wordt.

 
  
  

- Verslag-Böge (A6-0493/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk.(PT) De stijging van de voedselprijzen in de zich ontwikkelende landen is een heel belangrijke kwestie die de EU noopt tot snelle actie teneinde de nefaste gevolgen van deze situatie voor de meest behoeftige groepen voor zo ver mogelijk ongedaan te maken. Daarom doet het Parlement in dit verslag het voorstel om een snelleresponsfaciliteit in het leven te roepen. Daar zou een bedrag van 420 miljoen euro mee gemoeid zijn. Concreet komt het erop neer dat het flexibiliteitsinstrument zoals dat in het Interinstitutioneel Akkoord van 2006 is overeengekomen wordt ingezet. In dat akkoord heeft de EU namelijk de mogelijkheid geschapen om het flexibiliteitsinstrument te mobiliseren voor het financieren van een specifieke uitgavenpost die niet kan worden gefinancierd binnen de maxima van één of meer rubrieken van het meerjarig financieel kader.

De situatie waar we hier naar verwijzen voldoet aan alle voorwaarden die door de instellingen zijn gesteld. Het staat dus buiten kijf dat actie uit hoofde van het EU-solidariteitsbeleid is gerechtvaardigd. Gelet op de ernst van de situatie is daar door de besluitnemers geen verzet tegen aangetekend.

De tijd dringt en snelle actie van onze zijde kan ertoe bijdragen dat het bij een ernstige situatie blijft, en dat deze niet verwordt tot een menselijke tragedie met onvoorspelbare gevolgen voor de toekomstige ontwikkeling van de getroffen bevolkingsgroepen.

 
  
  

- Verslag-Virrankoski (A6-0481/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Derek Roland Clark (IND/DEM), schriftelijk. (EN) De UKIP stemt voor dit verslag omdat er 4,9 miljoen euro niet-gebruikte kredieten aan de nationale regeringen teruggegeven zullen worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) In de loop van deze financiële periode (2007 en 2008) is het Solidariteitsfonds negen maal gemobiliseerd (Duitsland: 166,9 miljoen euro; Verenigd Koninkrijk: 162,3 miljoen euro; Griekenland: 99 miljoen euro; Frankrijk: 17,1 miljoen euro; Hongarije: 15 miljoen euro; Slovenië: 8,2 miljoen euro, en Cyprus: 7,6 miljoen euro). Dat komt neer op een totaal van 477,3 miljoen euro (afgezet tegen een maximum van 1 miljard euro).

Dat deze steun gerechtvaardigd was willen we aannemen. We willen hier ook geen reserves aantekenen bij de procedure voor het activeren van dit fonds en het beschikbaar maken van middelen (die neemt teveel tijd in beslag). Waar we wel onze bedenkingen bij hebben, is de herkomst van de gemobiliseerde fondsen, zeker als we kijken naar dit ontwerp van gewijzigde begroting.

Het staat dus buiten kijf dat er in geval van natuurrampen snel hulp moet worden geboden. Het gaat echter om de vraag waar de middelen vandaan komen, zeker als blijkt dat ze bij het Cohesiefonds worden “weggehaald”, terwijl ze ook zouden kunnen worden weggehaald bij de vastleggingen voor de voortschrijdende militarisering van de EU. Wij geloven dat het Cohesiebeleid van zulke aanslagen dient te worden gevrijwaard.

We willen er verder op wijzen – en we hebben dat al eerder gedaan – dat de procedures voor het mobiliseren van het Solidariteitsfonds sneller doorlopen moeten kunnen worden, om te verzekeren dat er bij natuurrampen een beroep op dit Fonds kan worden gedaan. Belangrijk is ook dat de specifieke aard van natuurrampen in de Middellandse Zeeregio – bosbranden, droogte – erkend wordt.

 
  
  

- Ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie – Begrotingsjaar 2009 zoals gewijzigd door de Raad

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Wij van Junilistan geloven dat het mogelijk is om de bijdragen van de lidstaten tot de EU te halveren. Het grootste deel van de communautaire middelen wordt gebruikt voor onnodige of sociaaleconomisch schadelijke activiteiten, waaronder het landbouwbeleid, het Cohesiefonds, het visserijbeleid en steun aan verschillende types informatiecampagnes. Daarnaast zijn er de kosten van het pendelen tussen Straatsburg en Brussel door het Europees Parlement, alsmede van instellingen zoals het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, die onverwijld zouden moeten worden opgedoekt.

Het landbouwbeleid is bijzonder verwerpelijk. Het geld gaat van consumenten naar vaak erg rijke ontvangers. Landbouwers in de arme landen van de wereld moeten het afleggen tegen de concurrentie van de gesubsidieerde landbouwers uit de EU.

Er komen constant vermaningen van diverse EU-instellingen aan het adres van de lidstaten over hoe belangrijk het is de overheidsuitgaven te reduceren. Tezelfdertijd eist dit Parlement constant hogere uitgaven op EU-niveau. Dat is volkomen absurd. De overheidsuitgaven van de lidstaten gaan naar scholen, gezondheidszorg, onderzoek, infrastructuur en steun aan kwetsbare groepen in de samenleving, terwijl de uitgaven van de EU voor het grootste deel gaan naar een waanzinnig landbouwbeleid, voor verkeerde doeleinden gebruikte structuurfondsen en de financiering van EU-instellingen die al lang geleden hadden moeten zijn opgedoekt.

Ons nee tegen de ontwerp-begroting moet worden geïnterpreteerd als een eis tot een sterke vermindering van de uitgaven uit de EU-begroting en een halvering van de bijdrage van de lidstaten tot de EU.

 
  
  

- Verslag-Haug/Lewandowski (A6-0486/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Kader Arif (PSE), schriftelijk. – (FR) Wij, de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement, hebben met succes voorgesteld dat er in de Gemeenschapsbegroting voor 2009 een voorbereidende actie wordt opgenomen voor de ontwikkeling van het sociaal toerisme in Europa.

Dit project is een antwoord op de constatering dat veel burgers om economische redenen niet op reis kunnen gaan en dat er een einde moet komen aan deze ongelijkheid, doordat iedereen de mogelijkheid moet krijgen op vakantie te gaan. Het is echter ook nuttig op het punt van ruimtelijke ordening en lokale ontwikkeling.

Door sociale gemengdheid te combineren met plaatselijke ontwikkeling en door de toegankelijkheid te vergroten voor burgers voor wie een vakantie nauwelijks is weggelegd, wordt de toeristische sector door het sociaal toerisme winstgevender. Er komen zo mogelijkheden voor de ontwikkeling van laagseizoentoerisme, met name in regio's waarin deze sector bijzonder seizoengevoelig is, en banen met een minder tijdelijk karakter in deze economische sector. Zo illustreert het sociaal en gemeenschapstoerisme dat er wel degelijk een intermediaire sector bestaat tussen de vrijetijdsindustrie en de niet-kredietwaardige economie en dat economische relevantie en toegankelijkheid voor zoveel mogelijk mensen elkaar niet hoeven te bijten. Door middel van uitwisselingen tussen de Europese burgers helpt de sector ook het Europees burgerschap te versterken.

Hieruit blijkt hoe belangrijk deze sector is, zowel in de zin van economisch rendement als met betrekking tot de publieke middelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) Terwijl de economische voorspellingen wijzen op een recessie in een aantal lidstaten (waarvan sommige technisch gezien nu al in recessie verkeren), nemen de Raad en het Parlement voor 2009 een EU-begroting aan die wat betalingen betreft lager uitvalt dan die van 2008.

Als we deze ontwerpbegroting voor 2009 echter vergelijken met het maximum zoals dat in het meerjarig financieel kader van 2007-2013 voor dit jaar is vastgelegd – een maximum dat wij destijds al ontoereikend noemden om de “sociale en economische cohesie” in een tot 27 lidstaten uitgebreide EU te garanderen – , dan ziet er nog erger uit: deze begroting blijft 8 miljard euro onder dat maximum.

Het Parlement beweert “uiterst bezorgd” te zijn, vooral met betrekking tot “de mogelijke gevolgen van een recessie voor de Europese burgers”, het “extreem lage niveau” van de betalingen en de kredietbesteding in het kader van het cohesiebeleid, maar keurt deze begroting toch goed. Uiteindelijk is het de bedoeling van het Parlement om – zonder iets aan de grondslagen te veranderen – een gunstiger imago uit te dragen naar de werkers en de bevolking van de verschillende landen, zodat alles bij de volgende verkiezingen van het Europees Parlement in juni naar plan verloopt.

Daarom hebben wij tegen gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Czesław Adam Siekierski (PPE-DE), schriftelijk. − (PL) De begroting voor 2009 voldoet niet volledig aan onze verwachtingen en biedt slechts gedeeltelijk een antwoord op de nieuwe uitdagingen en huidige bezorgdheden. Ze weerspiegelt de eerder aangenomen doelstellingen en veronderstellingen en beantwoordt in dit opzicht aan de noodzakelijke criteria. Ik heb voor de goedkeuring van de begroting gestemd. Desalniettemin zou ik de volgende kwesties onder de aandacht willen brengen:

1. Het is positief dat we meer middelen vrijmaken voor de ondersteuning van de ontwikkeling van de landbouw in ontwikkelingslanden die met een voedseltekort kampen. We mogen echter niet vergeten dat bijna 80 miljoen mensen in de Europese Unie een risico op armoede lopen en dat 43 miljoen inwoners het slachtoffer dreigen te worden van ondervoeding.

2. Ondanks het gemeenschappelijk landbouwbeleid liggen de inkomens van boerengezinnen aanzienlijk lager dan die van gezinnen die een andere bron van inkomsten hebben.

3. We stellen vast dat de landbouwbedrijven in Europa systematisch ineenstorten en over de kop gaan. De voorraden landbouwproducten slinken. Deze evolutie is een bedreiging voor de voedselveiligheid. Toch willen sommigen snoeien in de uitgaven voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

4. Zowel in het kader van het cohesie- als van het structuurbeleid is er niet alleen sprake van territoriale, economische en sociale cohesie, maar ook van het verkleinen van de verschillen tussen de ontwikkelingsniveaus en het creëren van gelijke ontwikkelingskansen, voornamelijk in armere regio's. In werkelijkheid worden gebieden met ongunstige landbouwomstandigheden of regio's waar de toestand van de infrastructuur veel te wensen overlaat, getroffen door ontvolking.

 
  
MPphoto
 
 

  Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. − (PL) Ik heb mijn steun verleend aan het verslag van mevrouw Haug en de heer Lewandowski over het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009. Het is zeer belangrijk dat de Parlementsleden er uiteindelijk in geslaagd zijn tot een compromis te komen met de Raad over de financiering van de prioritaire doelstellingen van het Parlement, zoals maatregelen om de gevolgen van de economische recessie aan te pakken en om economische groei, cohesie en werkgelegenheid te bevorderen.

Het Parlement zal de financiering voor het sociaal en werkgelegenheidsbeleid verhogen, in het bijzonder voor maatregelen om het concurrentievermogen en de cohesie te versterken. Deze uitgaven zijn bestemd voor het Sociaal Fonds, dat 135 miljoen euro extra krijgt, alsmede voor het Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Cohesiefonds. Met het oog op de huidige, zeer moeilijke financiële situatie in de gehele Europese Unie zijn initiatieven ter bevordering van ontwikkeling en werkgelegenheid van primordiaal belang. Dit moet weerspiegeld worden in de begroting voor 2009. Het is positief dat in de begroting ook het voornemen is opgenomen om extra middelen uit te trekken voor de ondersteuning van KMO's.

De ontwikkelingslanden zullen op financiële steun kunnen rekenen om de effecten van de snel stijgende voedselprijzen te verzachten. Daarnaast wordt een extra bedrag van 1 miljoen EUR vrijgemaakt voor acties die tot doel hebben hongersnood in derde wereldlanden te vermijden. Ik ben eveneens ingenomen met het feit dat het Parlement voornemens is zijn administratieve uitgaven te beperken tot minder dan 20 procent van zijn totale uitgaven.

 
  
  

- Verslag-Iacob-Ridzi (A6-0463/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik heb voor het verslag van mevrouw Iacob-Ridzi over het Europees actieplan voor arbeidsmobiliteit (2007-2010) gestemd.

Als we een echte Europese arbeidsmarkt willen creëren, is het nodig de nationale wetgeving aan te passen en de bureaucratische procedures, die de mobiliteit van werknemers soms in de weg staan, weg te nemen. De Europese Unie speelt een fundamentele rol in de harmonisering van de nationale socialezekerheidsstelsels en de overdraagbaarheid van rechten op aanvullend pensioen. Bovendien is het belangrijk dat we ons inzetten om het niveau van de voorlichting aan burgers te verhogen, niet alleen door het verbeteren van het EURES-portaal, maar ook door middel van Europese informatiecampagnes.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) Ook al bevat dit verslag enige aanbevelingen die wij kunnen ondersteunen, die aanbevelingen worden wel gedaan binnen een liberaal kader. Dat is het geval bij het pleidooi voor het overnemen van het begrip arbeidsmobiliteit, en dan vooral op de beleidsgebieden die betrekking hebben op het voltooien van de binnenmarkt. Dat een dergelijk beleid de werkers niet naar behoren beschermt, wordt niet vermeld.

Het verslag doet dus een aantal aanvaardbare aanbevelingen, maar het legt ook de nadruk op de economische en sociale aspecten van de Lissabon-strategie. Men vergeet evenwel dat deze strategie de sterkste concentratie van neoliberale beleidsmaatregelen van de Europese Unie bevat. Voorstellen als de beruchte Bolkestein-richtlijn, de zogenaamde flexizekerheid en het voorstel van de Raad inzake een richtlijn voor de organisatie van de arbeidstijd komen allemaal uit deze strategie voort.

Dit verslag is derhalve wederom een propagandadocument waarin geprobeerd wordt het antisociale beleid van de Europese Unie en de gevolgen van het neoliberalisme te verhullen, en dat terwijl die gevolgen toch voor iedereen zichtbaar zijn. Je hoeft de contradicties in de paragrafen en 15 en 16 maar te zien om te begrijpen waarom we ons van stemming hebben onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Voor de rapporteur lijkt niet zozeer het wegnemen van de juridische en administratieve hindernissen voor de beroepsmobiliteit van Europese werknemers binnen de EU het probleem te zijn, als wel het feit dat deze mobiliteit geen wijdverbreid en bovenal verplicht karakter heeft. We krijgen een grootschalige vermenging van bevolkingen voorgeschoteld, waardoor de verdwijning van de Europese naties in een stroomversnelling raakt. Loonconcurrentie, sociale dumping en het naar beneden harmoniseren van lonen, dat is de opzet. Met de invoering van een Europese ziekteverzekeringskaart met erg wazige contouren worden de nationale socialezekerheidsstelsels ondermijnd en ontmanteld.

Vraagt u maar eens aan de werkneemsters in Frankrijk aan wie een paar jaar geleden werd voorgesteld dat hun banen zouden worden veiliggesteld op voorwaarde dat zij alles achter zouden laten om voor een paar honderd euro per maand in Roemenië te gaan werken, wat zij vinden van uw mobiliteit!

De oplossing van de fiscale problemen en die op het gebied van de verwerving van sociale rechten van grensarbeiders of werknemers die in verschillende lidstaten hebben gewerkt, valt in feite onder de verantwoordelijkheden van de Europese Unie. Dit mag echter niet resulteren in sociale onzekerheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Zita Pleštinská (PPE-DE), schriftelijk. – (SK) Arbeidsmobiliteit is een van de belangrijkste elementen voor de implementatie van de doelstellingen van de strategie van Lissabon, maar desondanks wordt deze mobiliteit voortdurend belemmerd door barrières van administratieve, wettelijke, belastinggerelateerde of sociale aard. De administratieve barrières worden voornamelijk veroorzaakt door onderlinge verschillen in wetten met betrekking tot de arbeidsmarkt, en de verantwoordelijkheid hiervoor ligt grotendeels bij de lidstaten zelf.

Om te beginnen wil ik graag mijn teleurstelling uiten over het feit dat sommige landen van de EU-15 op hun arbeidsmarkt nog steeds beperkingen opleggen aan arbeidskrachten uit de nieuwe lidstaten, ondanks het feit dat de angsten van de burgers en overheden van deze landen niet zijn gegrond op economische onderzoeken of statistische gegevens.

Mensen benaderen mij met vele problemen waarmee ze worden geconfronteerd wanneer ze hun recht op mobiliteit proberen uit te oefenen buiten hun eigen land. Ze hebben te maken met niet-erkenning van met mobiliteit samenhangende ervaring voor loopbaanvooruitzichten en problemen die verband houden met sociale zekerheid en pensioenen, vooral in kleine en middelgrote ondernemingen. Ook taalbarrières behoren tot de vele hindernissen voor de mobiliteit van werknemers en hun gezinnen, en daarom moeten de lidstaten zich actief inzetten voor vreemdetalenonderwijs, met name aan volwassenen.

Ik ben ervan overtuigd dat mensen door effectieve mediacampagnes relevante informatie kunnen krijgen over het Eures-netwerk, dat dient als het enige aanspreekpunt voor werknemersmobiliteit in Europa, het TRESS-netwerk of het SOLVIT-instrument, dat helpt bij het oplossen van problemen op de interne markt en problemen met betrekking tot werknemersmobiliteit.

 
  
MPphoto
 
 

  Nicolae Vlad Popa (PPE-DE), schriftelijk. (RO) Ik heb vóór dit verslag gestemd omdat arbeidsmobiliteit een fundamenteel recht is dat door het EG-Verdrag aan alle EU-burgers wordt toegekend. Hierdoor vormt het een van de fundamentele pijlers van het Europese sociale model, op basis waarvan de doelstellingen van de Lissabon-strategie kunnen worden verwezenlijkt.

Ik ben verheugd over het verslag, omdat het behalve aandacht te besteden aan de obstakels voor vrijheid van verkeer op de arbeidsmarkt voor werknemers uit de nieuwe lidstaten, tevens belangrijke elementen bevat in aanvulling op het door de Europese Commissie gepresenteerde Europees actieplan voor arbeidsmobiliteit, zoals ondersteuning voor programma’s die een koppeling leggen tussen onderwijsstelsels en de arbeidsmarkt, wederzijdse erkenning van kwalificaties en uitbreiding van het EURES-netwerk.

 
  
MPphoto
 
 

  Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren.

Ik heb voor het verslag van mevrouw Iacob-Ridzi over het Europees actieplan voor arbeidsmobiliteit voor de periode 2007-2010 gestemd. Ik ben het ermee eens dat de arbeidsmobiliteit tussen de lidstaten van de Europese Unie op positieve wijze heeft bijgedragen aan de Europese integratie. Twee voorbeelden: het is veel eenvoudiger dan vroeger om als werknemer om beroepsredenen in een andere lidstaat te verblijven en er zijn veel meer mogelijkheden om in het buitenland toegang te hebben tot vacatures. Op dit punt moeten we ons inspannen om de wettelijke, administratieve, fiscale en sociale situatie te verbeteren door bureaucratische belemmeringen op deze terreinen op te heffen. Het is echter altijd goed om ons te realiseren dat de Europese Unie in haar optreden de onderlinge sociaaleconomische verschillen tussen de lidstaten niet buiten beschouwing kan laten.

 
  
MPphoto
 
 

  Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. − (PL) Tijdens de decemberzitting van het Europees Parlement hebben we gestemd over het Europees actieplan voor arbeidsmobiliteit dat door de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken is voorgesteld.

Overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is de mobiliteit van werknemers gebaseerd op het grondbeginsel van het vrije verkeer van personen binnen de interne markt. Samen met veiligheid vormt dit een van de vier fundamentele vrijheden van de burgers van de Europese Unie.

De communautaire wetgeving zou moeten verhinderen dat migrerende werknemers de sociale bescherming verliezen waar ze recht op hebben. Hoewel op dit vlak aanzienlijke vooruitgang is geboekt, moeten we ernaar blijven streven om de administratieve en juridische hindernissen voor mobiliteit uit de weg te ruimen die het resultaat zijn van de specifieke bepalingen in de afzonderlijke lidstaten.

Eigenlijk kan arbeidsmobiliteit worden gebruikt als een instrument om de economische en sociale dimensie van de Lissabon-strategie te versterken. Mobiliteit zou een cruciale stap kunnen zijn om de Europese sociale agenda nieuw leven in te blazen en bepaalde uitdagingen aan te gaan, zoals de demografische veranderingen, de mondialisering en de technologische vooruitgang.

Ik steun het Europees actieplan voor arbeidsmobiliteit, met onder andere het concept om een informatie- en adviesportaal te creëren met berichten over alle aspecten van beroepsmobiliteit, zoals vacatures, gezondheidszorg, sociale zekerheid en de wederzijdse erkenning van kwalificaties en opleidingen.

 
  
  

- Verslag-Novak (A6-0455/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  John Attard-Montalto (PSE), schriftelijk. (EN) Hoewel we al veel strategieën voor levenslang leren bedacht hebben, laat de uitvoering ervan nog veel te wensen over. De betrokkenheid bij een leven lang leren en de hoogte van de uitgaven verschillen van land tot land. Het is te betreuren dat de stijgende trend in de overheidsuitgaven voor onderwijs over het algemeen gestagneerd is. Een passend deel van het budget moet voor de volwasseneneducatie bestemd worden. Dat is nodig, want het lijkt erop dat de deelname van volwassenen aan levenslang leren niet op schema ligt. Er moet meer gedaan worden om de volwassen bevolking meer kennis en vaardigheden bij te brengen en om de flexibiliteit en zekerheid op de hele arbeidsmarkt te bevorderen.

Werkgevers moeten aangemoedigd worden opleiding en training voor hun werknemers te regelen. Het is aanbevelenswaardig prikkels toe te passen om laaggeschoolde werknemers in staat te stellen aan onderwijsprogramma’s deel te nemen. Er dient speciaal aandacht te worden besteed aan langdurig werklozen, in het bijzonder uit traditioneel kansarme milieus, aan mensen met beperkingen, jongeren die in een instelling wonen en aan voormalige drugsgebruikers.

 
  
MPphoto
 
 

  Charlotte Cederschiöld, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE-DE), schriftelijk. − (SV) Stemverklaring met betrekking tot het verslag over de uitvoering van het werkprogramma 'Onderwijs en opleiding 2010'.

Wij hebben vandaag voor het initiatiefverslag van mevrouw Novak (Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten, SL) over de uitvoering van het werkprogramma 'Onderwijs en opleiding 2010' (A6-0455/2008) gestemd. Het verslag bevat veel goede aanbevelingen, vooral wat betreft maatregelen voor het vergemakkelijken van de mobiliteit van studenten en werknemers in de lidstaten.

Wij zijn aan de andere kant van mening dat de aanbevelingen die ten doel hebben de leerplannen in de lidstaten te beïnvloeden niet verenigbaar zijn met het subsidiariteitsbeginsel. Over het aantal uur gymnastiek per week en de eventuele invoering van kennis van de media in de nationale leerplannen beslissen de lidstaten best zelf.

 
  
MPphoto
 
 

  Avril Doyle (PPE-DE), schriftelijk. (EN) De in 2007 door de Commissie uitgegeven mededeling "Kennis, creativiteit en innovatie dankzij een leven lang leren" maakt deel uit van een serie tweejaarlijkse voortgangsverslagen over de tenuitvoerlegging van het werkprogramma "Onderwijs en Opleiding 2010". Als zodanig biedt het verslag een overzicht van de gemaakte vooruitgang en een beoordeling van de situatie wat betreft samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding in het kader van de Lissabon-doelstelling om Europa zowel de meest concurrerende economie van de wereld te maken als een economie die in 2010 volledige werkgelegenheid kent.

Dit verslag geeft een waardevol inzicht in de stand van zaken met betrekking tot verschillende onderwijs- en opleidingsinitiatieven, geslaagd dan wel mislukt, en geeft ook een overzicht van de middelen en maatregelen die nodig zijn voor verdere verbetering. Het bevat heldere doelstellingen en betrouwbare statistische indicatoren en benchmarks.

Ik sta volledig achter de inspanningen die geleverd zijn om ons met de Lissabon-strategie naar de afgesproken bestemming te brengen en geef het verslag de steun die het verdient.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) Dit verslag bevat een aantal belangrijke en acceptabele aanbevelingen, in de zin dat het oproept tot meer economische en sociale ondersteuning, aanvullende maatregelen en integratie van migranten en minderheden. Het wijst verder op het belang van sport in onderwijs en opleiding en dringt aan op een betere ondersteuning: voor het kleuteronderwijs, en voor leraren en leerlingen, vooral in het lager en middelbaar onderwijs. Het verslag steunt echter ook de voorstellen van de Europese Commissie, waaronder ook de Lissabon-strategie, en dringt aan op de uitvoering van het Bologna-proces, zonder te vermelden wat daarvan in de praktijk de gevolgen zijn.

Dit verslag, dat gebaseerd is op de mededeling van de Commissie getiteld "Kennis, creativiteit en innovatie dankzij een leven lang leren” stelt geen vragen bij de wijze waarop de vorderingen worden voorgesteld en aanvaardt ook dat er gebieden zijn, waarop onvoldoende vooruitgang is geboekt. Daarnaast stelt het een aantal maatregelen voor die lang niet altijd de meest geschikte zijn, aangezien ze uitgaan van acceptatie van het neoliberale gedachtegoed en aandringen op de toepassing van die ideeën op het vlak van onderwijs. Het verslag is dus eigenlijk een politieke intentieverklaring en kan dan ook worden gezien als een leidraad voor de eerstvolgende jaren. We zijn het er daarom fundamenteel mee oneens.

Zo kunnen wij bijvoorbeeld niet aanvaarden dat de modernisering van het hoger onderwijs wordt verwezenlijkt door uitvoering van de hervormingen van Bologna en extra financiële steunverlening van private kant – zeker niet nu het hoger openbaar onderwijs geleidelijk aan gewurgd wordt, zoals dat in Portugal gebeurt.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) De Commissie cultuur en onderwijs van het Europees Parlement wil zich opnieuw bemoeien met de onderwijssector. Wij van Junilistan wijzen er in dit Parlement nog maar eens op dat het onderwijsbeleid een beleidsgebied is waarvoor de politieke verantwoordelijkheid bij de lidstaten ligt.

Zoals steeds laat de Commissie cultuur en onderwijs van het Europees Parlement haar fantasie de vrije loop in haar verslagen. In dit verslag wordt de kwestie van sport op school nogmaals aan de orde gesteld. In paragraaf 4 van het verslag wordt het standpunt verwoord dat minstens drie lesuren sport per week in het leerplan moeten worden geëist.

Dit is opnieuw een voorbeeld van de manier waarop politici en ambtenaren van de EU zich willen bemoeien met om het even welk beleidsterrein en op om het even welk detailniveau in hun ijver om de politieke macht te centraliseren. In gloedvolle betogen wordt hulde gebracht aan de subsidiariteit, maar in de politieke praktijk wordt ze nooit gerespecteerd.

Wij zijn van mening dat het Europees Parlement niets met dit gebied van doen heeft en hebben daarom tegen het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Zita Pleštinská (PPE-DE), schriftelijk. − (SK) Onderwijs en beroepsopleidingen zijn de drijvende krachten achter de strategie van Lissabon. Uitgebreide strategieën en instrumenten voor levenslang leren, met name het Europees kwalificatiekader, Europas, het raamwerk voor elementaire bekwaamheden en de aanbevelingen voor mobiliteit en kwaliteitswaarborg in het hoger onderwijs moeten door elke lidstaat consequenter worden toegepast. De regeringen van de lidstaten moeten een zeer dynamische rol spelen voor beleidsvormen die gericht zijn op onderwijs. Hoewel de harmonisatie van een Europees referentiesysteem voor kwalificaties pas in 2010 zal plaatsvinden, zou een versnelde tenuitvoerlegging van het Europees kwalificatiekader in alle lidstaten de problemen waarmee Europese burgers momenteel te maken hebben, zeker beperken.

Mobiliteit van studenten en leraren is een fundamenteel aspect van beroepsmobiliteit. Er moet meer aandacht worden besteed aan initiatieven zoals het proces van Bologna en de Comenius-, Erasmus- en Leonardo da Vinci-programma's, die het mogelijk maken om in het buitenland te studeren en het toekomstige belang van beroepsmobiliteit benadrukken.

Een succesvol onderwijsstelsel berust boven alles op de kwaliteit van de leerplannen en het onderwijs. In de leerplannen moet snel Europese maatschappijleer worden opgenomen, met programma's die gericht zijn op het onderwijs van vreemde talen, consumentenbescherming, milieubescherming en de strijd tegen klimaatverandering. Het is belangrijk dat lidstaten voldoende middelen ter beschikking stellen voor de sociale zekerheid van leraren en om vooral leraren vreemde talen in dienst te nemen en op te leiden.

Ik ben ervan overtuigd dat als we er niet in slagen het vak van leraar aantrekkelijker te maken, dit zal leiden tot een tekort aan hoogopgeleide specialisten in het onderwijs.

 
  
MPphoto
 
 

  Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik heb voor het verslag van mevrouw Novak over kennis, creativiteit en innovatie dankzij een leven lang leren – uitvoering van het werkprogramma 'Onderwijs en opleiding 2010' gestemd.

Ik sluit me aan bij haar stelling dat acties op het gebied van onderwijs en opleiding structureel door de Europese Unie via een doelgericht beleid moeten worden ondersteund, met name in de kritische beleidsonderdelen die volgens de mededeling van 2007 van de Europese Commissie om verbetering vragen, zoals het levenslang leren, waaronder ook volwassenenvorming, openbare bestedingen en privé-investeringen in onderwijs, vroegtijdig schoolverlaten, dat op middelbare scholen nog steeds te vaak voorkomt, en een betere aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. Ik zou er verder op willen wijzen dat onderwijs en opleiding, onderzoek, innovatie en kennisoverdracht van fundamenteel belang zijn voor het Europa van vandaag en morgen en derhalve op nationaal en communautair niveau gemeenschappelijke inzet vereisen.

 
  
MPphoto
 
 

  Tomáš Zatloukal (PPE-DE), schriftelijk. − (CS) Mevrouw de Voorzitter, ik heb voor het verslag "Onderwijs en opleiding 2010" van mevrouw Novak gestemd. Ook ik ben van mening dat de verschillende onderwijs- en opleidingssystemen een steuntje in de rug kunnen gebruiken wat betreft hun doeltreffendheid en efficiëntie. Verhoging van de kwaliteit van het voorschoolse onderwijs is een doeltreffende manier om ervoor te zorgen dat alle kinderen, dus met inbegrip van die uit minder bedeelde milieus, hun hele leven lang kunnen blijven leren. De daaropvolgende basisschool en middelbare school dienen leerlingen en studenten een creatieve manier van denken aan te leren en de persoonlijke talenten en vaardigheden die zij nodig zullen hebben op de arbeidsmarkt, helpen te ontwikkelen.

Wat beroepsopleidingen betreft, dient de kwaliteit en de aantrekkelijkheid van de aangeboden vakken te worden vergroot. Met name dient ervoor te worden gezorgd dat deze opleidingen zodanig aansluiten op de economische werkelijkheid dat het opleidingsproces een goede voorbereiding vormt op de arbeidsmarkt van de EU en die van de regio in kwestie in bijzonder. Wat het universitair onderwijs betreft, ben ik voorstander van modernisering van de curricula om deze te doen aansluiten op de bestaande alsook toekomstige sociaaleconomische behoeften. Programma's voor volwassenonderwijs dienen zich voornamelijk te richten op ondersteuning van het minst gunstig op de arbeidsmarkt gesitueerde personen, alsook op werkgevers die hun werknemers overeenkomstig de filosofie van levenslang leren de mogelijkheid bieden zich te blijven scholen.

 
  
  

- Verslag-Thyssen (A6-0441/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Ole Christensen, Dan Jørgensen, Poul Nyrup Rasmussen, Christel Schaldemose en Britta Thomsen (PSE), schriftelijk. − (DA) In principe is de Deense sociaaldemocratische delegatie voor het voorstel om bepaalde typen speelgoed te laten certificeren door een derde partij om te waarborgen dat de producten in overeenstemming zijn met de regels van de EU. Echter, de manier waarop dit amendement is geformuleerd, is niet in overeenstemming met deze doelstelling en daarnaast zou het aannemen van dit amendement betekenen dat het gehele compromis van tafel wordt geveegd. Wij willen de veiligheidseisen voor speelgoed verbeteren en dit kan naar ons oordeel, over het geheel genomen, het beste worden bereikt door het compromis aan te nemen dat is bereikt door het Europees Parlement en de Raad.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk.(PT) De richtlijn betreffende de veiligheid van speelgoed is bij het garanderen van de veiligheid van onze kinderen een belangrijke stap voorwaarts. Het was van cruciaal belang dat de wetgeving op dit zo belangrijke gebied helderder werd geformuleerd en dat die wetgeving een groter toepassingsbereik kreeg. Aspecten als de aansprakelijkheid van fabrikanten en het weloverwogen uitbreiden van de lijst met verboden stoffen maken duidelijk dat dit onderwerp met de nodige rigueur is aangepakt.

Ik wil de rapporteur graag gelukwensen. Ze heeft regels opgesteld die de veiligheid van kinderen moeten garanderen, maar daarbij wel gedacht aan de stabiliteit en het behoud van kleine en middelgrote ondernemingen in deze sector.

We moeten echter wel even stilstaan bij de uit deze wetgeving voortvloeiende extra aansprakelijkheid van de lidstaten. Om de doelstelling van deze richtlijn – de veiligheid van onze kinderen – te verwezenlijken moeten de lidstaten hun verplichtingen nakomen, en die zijn nu, als het om markttoezicht gaat, uitgebreid.

Gelet op de Portugese situatie en het feit dat het verantwoordelijke, onder de overheid ressorterende agentschap in dit land herhaaldelijk in gebreke is gebleken het toezicht naar behoren uit te voeren, wil ik er bij de lidstaten graag op aandringen dat zij hun verantwoordelijkheden aanvaarden. De vooruitgang die we met deze richtlijn op het gebied van veiligheid boeken, moet worden gecompleteerd door doeltreffende en verantwoordelijke actie van de zijde van de lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Gérard Deprez (ALDE), schriftelijk. – (FR) Speelgoed moet nog veiliger zijn dan andere producten, omdat kinderen bijzonder kwetsbare consumenten zijn. Er is in de Unie echter al gevaarlijk speelgoed in omloop. Het is derhalve verheugend dat het Parlement en de Raad een compromis hebben bereikt over een tekst waarbij een hele reeks veiligheidscriteria wordt vastgesteld waaraan de speelgoedindustrie moet voldoen alvorens een bepaald speelgoed op de Europese markt mag worden gebracht.

Zoals voor zoveel compromissen geldt, omvat ook deze tekst de nodige vorderingen en teleurstellingen.

Wat de vorderingen betreft, noem ik in het bijzonder de eis van een garantie van fabrikanten dat hun speelgoed geen gevaren oplevert voor de gezondheid of veiligheid van kinderen, de verhoging van de grenswaarden voor giftige metalen, de betere preventie van de risico's van verstikking en verwurging door kleine loszittende onderdelen en duidelijker waarschuwingen op verpakkingen of het speelgoed zelf.

Deze stappen vooruit hebben mij voor de definitieve tekst doen stemmen.

De teleurstellingen zijn voor mij de talrijke uitzonderingen van het verbod op kankerverwekkende, mutagene of giftige stoffen en het loslaten van het idee van certificering door onafhankelijke derden. Ik heb voor deze bepaling gestemd, die helaas niet is aangenomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Avril Doyle (PPE-DE), schriftelijk. (EN) In het voorstel van het lid van het Parlement mevrouw Thyssen voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de veiligheid van speelgoed wordt voorgesteld de veiligheidsmaatregelen bij de productie van kinderspeelgoed te vergroten en het gebruik van gevaarlijke zware metalen daarbij te verminderen. Het doel van het voorstel is de huidige richtlijn (Richtlijn 88/378/EEG) te herzien en de richtlijn wordt compleet onder handen genomen om hem in overeenstemming te brengen met de specificaties in het Besluit betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten.

Het voorstel heeft tot doel de reikwijdte van de richtlijn met betrekking tot producten voor tweeledig gebruik die ook als speelgoed dienen, te vergroten, waardoor het aantal producten dat onder de richtlijn valt, vergroot wordt. In concreto, om de risico’s voor kinderen te weg te nemen of te verkleinen wordt er iets gedaan aan het probleem van verstikkingsgevaar en aan de regelgeving met betrekking tot chemicaliën die in het productieproces gebruikt worden. Dit seizoensgevoelige voorstel kan op mijn volledige steun rekenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (PSE), schriftelijk.(PT) Ik heb voor het verslag van mevrouw Thyssen over de veiligheid van speelgoed gestemd, omdat ik meen dat de aanvaarde tekst het mogelijk maakt de veiligheidseisen voor speelgoed te verscherpen. De aansprakelijkheid van fabrikanten en importeurs die deze producten op de markt brengen wordt uitgebreid, terwijl de lidstaten zich een extra inspanning zullen moeten getroosten bij het markttoezicht.

Ik vind het wel jammer dat amendement 142 is verworpen. Volgens dat amendement zou speelgoed alvorens op de markt te worden gebracht eerst in een onafhankelijk laboratorium op conformiteit moeten worden beoordeeld.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) Dit voorstel voor een richtlijn is bedoeld om betere veiligheidsvereisten voor speelgoed te introduceren, vooral als het gaat om elektrische eigenschappen en het gebruik van chemische stoffen. De nieuwe wetgeving legt ook een aantal normen op met betrekking tot fysieke en mechanische eigenschappen om het risico van verstikking terug te dringen. Tot slot worden er maatregelen geïntroduceerd om het marktoezicht door de lidstaten te verscherpen en de producenten nieuwe verplichtingen op te leggen.

Het is dus de bedoeling de bestaande richtlijn te verbeteren en daarbij rekening te houden met nieuwe veiligheidsrisico’s zoals die kunnen voortvloeien uit de ontwikkeling en het op de markt brengen van nieuwe soorten speelgoed (waarin mogelijk nieuwe materialen zijn verwerkt).

Bij het debat en de stemming over de met deze richtlijn verband houdende voorstellen is echter een aantal vragen gerezen. Bij de stemming konden we niet beschikken over garanties van de zijde van de Europese Commissie, wat tot een klein incident heeft geleid.

Daar komt bij dat sommige deskundigen het een kwalijke zaak vinden dat de veiligheidseisen het gebruik van kankerverwekkende, mutagene en voor de voortplanting giftige stoffen – de zogenaamde CMR-stoffen – niet geheel uitbannen (al worden er wel nieuwe beperkingen opgelegd).

Er bestaat ook verschil van mening over de grenswaarden voor metalen, inzonderheid arseen, cadmium, chroom, lood, kwik en tin, die zeer giftig zijn en dus niet gebruikt zouden mogen worden in die onderdelen van speelgoed waar kinderen bij kunnen.

Onze fractie heeft daarom tegengestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Goebbels (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik heb mij onthouden van stemming over de richtlijn betreffende de veiligheid van speelgoed uit protest tegen deze ondemocratische procedure waarbij het Europees Parlement wordt geconfronteerd met tijdens informele trialogen uitonderhandelde verslagen, met als gevolg dat het niet op de gebruikelijke wijze zijn werk kan doen.

De voorgestelde richtlijn toont bovendien aan hoe absurd het voorzorgsbeginsel is. De wetgever creëert regel na regel en verbod na verbod om zijn geweten te sussen, terwijl kinderen al spelende laten zien hoe belachelijk deze regels zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Małgorzata Handzlik (PPE-DE), schriftelijk. − (PL) Het Parlement heeft de richtlijn inzake de veiligheid van speelgoed aangenomen. Het is een uitstekende richtlijn die de veiligheid zal verbeteren van het speelgoed dat bestemd is voor onze kinderen. Dit is een uiterst belangrijke stap op een moment waarop we steeds vaker verhalen horen over ongelukken met speelgoed, onder meer over het inslikken door kinderen van slecht bevestigde onderdelen. Er dient te worden benadrukt dat een groot gedeelte (ongeveer 80 procent) van het speelgoed op de Europese markt ingevoerd wordt uit China.

We zijn erin geslaagd om in deze richtlijn de belangen van de consumentenorganisaties en de vertegenwoordigers van de speelgoedindustrie met elkaar te verzoenen. Het doet me uiteraard plezier dat er een akkoord kon worden bereikt over een voor mij – als ouder – zo belangrijke wettekst. Beide partijen zullen hun voordeel doen met deze richtlijn. De consumenten kunnen erop vertrouwen dat het speelgoed dat in de Europese Unie op de markt wordt gebracht en in de handen van hun kinderen terechtkomt, aan strikte veiligheidsnormen beantwoordt, geen giftige stoffen bevat en vergezeld gaat van duidelijk leesbare waarschuwingen voor de kopers van dit speelgoed.

De speelgoedindustrie heeft meermaals benadrukt dat er over de veiligheid van onze kinderen geen compromissen kunnen worden gesloten. Dit verklaart meteen waarom deze sector achter de voorgestelde wijzigingen staat. Deze veranderingen mogen echter geen bedreiging vormen voor de positie van de speelgoedfabrikanten op de Europese markt. Dankzij de onderhandelde overeenkomst krijgen deze ondernemingen twee jaar extra de tijd om zich aan te passen aan de nieuwe regelgeving inzake chemische stoffen.

 
  
MPphoto
 
 

  Eija-Riitta Korhola (PPE-DE), schriftelijk. – (FI) Mevrouw de Voorzitter, ik heb voor de richtlijn betreffende de veiligheid van speelgoed gestemd, omdat het om een waardevolle verbetering gaat. Enerzijds waarborgt zij doeltreffender de veiligheid van speelgoed en op die manier de gezondheid van kinderen door nieuwe verboden op te leggen op allergene en CMR-stoffen, zware metalen en onderdelen die verstikkingsgevaar veroorzaken.

Anderzijds is de richtlijn ook een geslaagd en evenwichtig compromis dat rekening houdt met het feit dat zeer veel van de 2 000 speelgoedfabrikanten in de Europese Unie voorzichtig zijn en hun verantwoordelijkheid als fabrikanten nemen. Zij hoeven niet gestraft te worden voor de onverantwoordelijkheid van slechts enkele importeurs.

Zeker in deze tijd van het jaar draagt de richtlijn betreffende de veiligheid van speelgoed de boodschap met zich mee dat de Europese Unie bereid en in staat is consumenten en hun kwetsbare kroost doeltreffender te beschermen. Het is waarschijnlijk toch goed te beseffen dat zelfs een goede wetgeving de ouders niet van hun verantwoordelijkheid kan ontheffen. De speelgoedrichtlijn alleen kan niet waarborgen dat wat in een cadeau zit ook goed is voor het kind.

 
  
MPphoto
 
 

  Mairead McGuinness (PPE-DE), schriftelijk. Ik heb voor het verslag-Thyssen gestemd en heb dat graag gedaan, al kon er als gevolg van procedurele problemen bijna geen eindstemming gehouden worden.

Veilig speelgoed is absoluut noodzakelijk en de EU moet de weg wijzen op het gebied van veiligheid – en doet dat ook.

Het complete verbod op het gebruik van chemische kankerverwekkende, mutagene en voor de voortplanting giftige stoffen is cruciaal. Hoewel er een bepaling opgenomen is over uitzonderingen die van geval tot geval bekeken worden, mogen die alleen verleend worden op strikt advies van het Europees Wetenschappelijk Comité.

Het is ook goed dat allergene geurstoffen verboden worden; 55 van dergelijke stoffen mogen nu niet meer in speelgoed voorkomen.

Ook worden er strenge regels met betrekking tot zware metalen voorgesteld, met voorgeschreven maximumgehalten.

Ouders die rond deze kerstdagen speelgoed kopen, gaan ervan uit dat dat speelgoed veilig is. Door deze herziene richtlijn over de veiligheid van speelgoed wordt de situatie aanzienlijk verbeterd, al zou ik willen dat de richtlijn al voor kerst helemaal afgerond was.

 
  
MPphoto
 
 

  Rareş-Lucian Niculescu (PPE-DE), schriftelijk. (RO) Het beste bewijs is om specifieke gegevens voor te leggen. De Roemeense pers heeft zojuist vandaag de resultaten gepubliceerd van een onderzoek dat is uitgevoerd door het Roemeens Bureau voor de consumentenbescherming. Bij een recent onderzoek hebben inspecteurs geconstateerd dat 90 procent van het gecontroleerde speelgoed niet aan de regels voldoet.

Een deel van het speelgoed bevatte geen gebruikersinstructies en specificeerde evenmin de leeftijd waarvoor het speelgoed wordt aanbevolen. Ook troffen de inspecteurs speelgoedpistolen en -zwaarden aan, die als gevaarlijk kunnen worden beschouwd. Bij ander speelgoed zijn weer makkelijk afneembare kleine onderdelen geconstateerd.

Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat China nog altijd de voornaamste bron van gevaarlijk speelgoed is en dat het land niettemin de grootste leverancier aan de Europese Unie is. Ten behoeve van het welzijn van kinderen zijn daarom in dit opzicht radicale maatregelen vereist.

 
  
MPphoto
 
 

  Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. − Met deze nieuwe wet op veilig speelgoed zetten we een stap in de goede richting, maar laten we enkele kansen liggen. Ik steunde daarom het verslag niet.

Zo wordt het gebruik van sommige allergene geurstoffen en bepaalde chemische stoffen, die kankerverwekkend, mutageen of schadelijk voor onder meer de voortplanting zijn, aan banden gelegd. Het gebruik van die stoffen wordt echter niet volledig verboden, doch slechts langzaam uitgefaseerd. Bindende normen voor geluidproducerend speelgoed zijn er ook niet.

Positief is dat importeurs van speelgoed juridisch gelijkgesteld worden met de producenten. Minder positief is dan weer dat de richtlijn voorziet in een halfslachtige controle op veiligheidsstandaarden van speelgoed. Want producenten moeten de veiligheid zelf garanderen.

De richtlijn schrijft wel voor dat lidstaten steekproeven moeten uitvoeren, maar te vrezen valt dat dit te vrijblijvend is.

Het toezicht op de veiligheid is willekeurig en tot vandaag bestaat geen echt Europees kwaliteitslabel dat het ouders mogelijk maakt goed gedocumenteerde beslissingen te nemen en dus speelgoed te vermijden dat schadelijk kan zijn voor de gezondheid van hun kinderen. Verplichte certificering door onafhankelijke instanties zou dit probleem kunnen verhelpen. Zowel de VS als China nemen productveiligheid zeer ernstig en stemden onlangs wetgeving die deze controles verplicht. Waarom blijft Europa hierin achter?

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. (EN) Er bestaat allang behoefte aan bijstelling van de bestaande regels met betrekking tot de veiligheid van speelgoed. Ik ben blij met de stemming die vandaag gehouden wordt. De veiligheid van kinderen moet onze eerste prioriteit zijn en ik hoop dat de speelgoedindustrie nota zal nemen van deze nieuwe regels.

 
  
MPphoto
 
 

  Bernadette Vergnaud (PSE), schriftelijk. – (FR) Wat de veiligheidsregels en de aanwezigheid van chemische stoffen in speelgoed betreft, vind ik het compromis over het verslag-Thyssen te laks. Het amendement waarbij onafhankelijk instanties toezicht zouden moeten houden op de conformiteit van speelgoed heeft het bovendien niet gehaald, ook al lijkt het vanzelfsprekend dat de veiligheid van kinderen boven de belangen van een of twee grote industriële groepen zou moeten gaan. Ik ben altijd voorstander geweest van een strenger toezicht op goederen in het algemeen en al helemaal op voor kinderen bestemde goederen. De uiteindelijke, teleurstellende inhoud van deze tekst – die, ondanks enkele vorderingen, ver achterblijft bij onze oorspronkelijke ambities – heeft er dus toe geleid dat ik me heb onthouden van stemming.

 
  
  

- Verslag-Mann (A6-0424/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Avril Doyle (PPE-DE), schriftelijk. (EN) Het Europees systeem voor studiepuntenoverdracht voor beroepsonderwijs en -opleiding (ECVET) heeft tot doel de ondersteuning en bevordering van de grensoverschrijdende mobiliteit van studerenden en toegang tot een leven lang leren. Als operationeel systeem zal ECVET de overdracht, erkenning en accumulatie van leerprestaties bevorderen. Het Europees kwalificatiekader (EKK) biedt al de middelen om de verschillende manieren waarop de in Europa bestaande variëteit aan kwalificaties beoordeeld worden, te ‘vertalen’. Het ECVET voorziet in een extra ‘vertaal’- en omzettingsinstrument, waarbij gebruikgemaakt wordt van een gemeenschappelijk methodologisch kader, zodat de overdracht van studiepunten voor leerresultaten van het ene systeem naar het andere vergemakkelijkt wordt. Het belang van investeringen in de toekomst van onze kenniseconomie in Europa kan niet genoeg benadrukt worden en deze internationale methode voor het erkennen van studieresultaten levert ons het materiaal daarvoor. Ik steun het voorstel om dit studiepuntensysteem in te voeren, van harte.

 
  
MPphoto
 
 

  Nicolae Vlad Popa (PPE-DE), schriftelijk. (RO) Beroepsonderwijs en -opleiding zijn een vlak waar de afgelopen jaren specifiek belang aan is gehecht.

De introductie van een Europees systeem voor studiepuntenoverdracht voor beroepsonderwijs en -opleiding zal bijdragen aan de ontwikkeling en uitbreiding van de Europese samenwerking binnen het onderwijs.

Ook zal het bijdragen aan meer mobiliteit en betere overdraagbaarheid van kwalificaties op nationaal niveau tussen de verschillende economische sectoren en binnen de arbeidsmarkt.

Beroepsonderwijs en -opleiding vormen een cruciaal onderdeel van de inspanningen van de Europese Unie om de maatschappelijke problemen als gevolg van de vergrijzing aan te pakken, haar positie binnen de mondiale economie opnieuw af te bakenen en de economische crisis te lijf te gaan.

Om deze reden geloof ik dat het belangrijk voor de lidstaten is ook oog te hebben voor niet-formeel en informeel onderwijs, met name in een tijd dat het aantal afgestudeerden uit het beroepsonderwijs en van beroepsopleidingen tussen 2009 en 2015 drastisch zal afnemen. Tegelijkertijd zullen wij echter een aanzienlijke toename zien van de vraag naar werknemers met beroepskwalificaties, die de gaten in de arbeidsmarkt kunnen vullen. Bijgevolg is het mijn overtuiging dat het van specifiek belang voor de Europese agentschappen is om de partnerschappen tussen lidstaten en Europese ondernemingen op dit vlak actief te ondersteunen, zulks op basis van een regeling voor de verdeling van de kosten.

 
  
MPphoto
 
 

  Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. − (PL) Voor het bereiken van de doelstellingen van de Lissabon-strategie, te weten economische groei, concurrentievermogen, werkgelegenheid en sociale cohesie, vormt de verbetering van de beroepsopleiding een sleutelelement.

Het voorgestelde Europese systeem van studiepuntenoverdracht voor beroepsonderwijs en -opleiding (ECVET) maakt deel uit van een reeks initiatieven op EU-niveau op het gebied van opleiding. De leerresultaten variëren sterk als gevolg van de verscheidenheid van de nationale systemen voor onderwijs en beroepsopleiding. EVCET voorziet in een methodologisch kader dat verworven kennis, vaardigheden en competenties omvat en een antwoord biedt op de vraag hoe studiepunten overgedragen en verzameld moeten worden. Daarnaast wordt dit alles in de bredere context van kwalificaties geplaatst. Dit systeem zal de grensoverschrijdende mobiliteit van werknemers vergemakkelijken en bijdragen tot meer transparantie in verband met beroepskwalificaties die in het buitenland zijn verworven.

ECVET zou een nuttig instrument kunnen zijn voor de aanpassing van beroepsopleidingen en -onderwijs aan de eisen van de arbeidsmarkt, zij het op voorwaarde dat hierbij rekening wordt gehouden met de specifieke nationale en regionale omstandigheden. Het instrument moet ook beantwoorden aan de behoeften van zijn gebruikers, met name van werknemers en bedrijven, waaronder kleine en middelgrote ondernemingen en kleinere fabrieken in Europa. Dit systeem bevordert niet alleen de grensoverschrijdende mobiliteit, maar ook de toegang tot levenslang leren op het gebied van beroepsopleiding en -onderwijs. Het moet personen die een opleiding volgen, in staat stellen om over hun eigen loopbaan te beslissen.

Ik ben de mening toegedaan dat met de invoering van ECVET een belangrijke bijdrage wordt geleverd aan de totstandbrenging van een Europese arbeidsmarkt, op voorwaarde dat de aan het systeem verbonden administratieve rompslomp zo beperkt mogelijk wordt gehouden.

 
  
  

- Verslag-Ehler (A6-0494/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Peter Skinner (PSE), schriftelijk. (EN) Ik ben het eens met de benadering die de rapporteur voorstelt en die aansluit bij de zorgen die zo veel Europese burgers zich tegenwoordig maken.

Het feit dat er gecoördineerde Europese maatregelen zijn genomen met betrekking tot dit probleem geeft aan dat Europa het leven van mensen ten goede kan veranderen, zelfs als we middenin een crisis zitten, zoals de financiële crisis waar we nu mee te maken hebben.

De rapporteur heeft verstand van praktische maatregelen en dat heeft ertoe bijgedragen dat dit een werkbaar voorstel is geworden.

 
  
  

- Verslag-Van den Burg (A6-0462/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd. Door dit verslag wordt immers de boekhouding voor kleine en middelgrote bedrijven vereenvoudigd, met als gevolg verlichting van administratieve lasten.

 
  
MPphoto
 
 

  Nicolae Vlad Popa (PPE-DE), schriftelijk. (RO) De stappen die de Commissie heeft ondernomen om de vereenvoudiging en harmonisatie van het vennootschapsrecht van de EU te bevorderen, met als directe doelstelling een reductie van de administratieve last met 25 procent in 2012, vormen een noodzakelijke voorwaarde voor het stimuleren van de efficiëntie van Europese ondernemingen en het aantrekkelijker maken van de bedrijfsomgeving van de Gemeenschap, waarbij besparingen worden gegenereerd ten bedrage van naar schatting 150 miljard euro.

Het initiatief voor de herziening van de verordeningen die deel uitmaken van de vierde en zevende richtlijnen inzake het vennootschapsrecht – in de zin dat voor niet alleen kleine ondernemingen, maar ook middelgrote ondernemingen of moedermaatschappijen met dochterondernemingen die niet van materieel belang worden geacht, wordt afgezien van de verplichting om administratieve gegevens te publiceren en geconsolideerde jaarstukken op te stellen – draagt hier eveneens aan bij en heeft de steun van de rapporteur. Het zal voor de toekomst de stabiliteit en veiligheid garanderen van een wetskader dat is toegespitst op een segment dat een voorname rol speelt bij het creëren van banen in de EU.

Ook verheugt het mij dat de rapporteur benadrukt dat er naar transparantie moet worden gestreefd en dat er nauwkeurige informatie moet worden geboden aan alle belanghebbenden, in het bijzonder door middel van een grootschalige doorvoering van economische en financiële verslagleggingsystemen op basis van informatie- en communicatietechnologie.

 
  
MPphoto
 
 

  Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. − (PL) Het verslag van mevrouw van den Burg inzake de wijziging van bepaalde informatieverplichtingen van middelgrote ondernemingen en de verplichting een geconsolideerde jaarrekening op te stellen, is een goede wettekst.

Het door de Commissie juridische zaken opgestelde verslag wil het ondernemersklimaat voor middelgrote Europese ondernemingen op korte termijn vereenvoudigen. Dit kan in de eerste plaats worden bereikt door deze bedrijven vrij te stellen van de verplichting om informatie te verstrekken over de kosten voor oprichting en uitbreiding als activa (dit zijn kosten in verband met de oprichting van een vennootschap), alsmede van de verplichting om geconsolideerde jaarrekeningen op te stellen wanneer een moederonderneming alleen dochterondernemingen van te verwaarlozen betekenis heeft.

Mijns inziens vormt de uitbreiding van bepaalde ontheffingen voor kleine ondernemingen tot middelgrote bedrijven in het kader van de harmonisatie van het vennootschapsrecht geen bedreiging voor de transparantie. Ik denk zelfs dat het tegenovergestelde waar is en dat deze maatregel tot een aanzienlijke vermindering van de financiële en administratieve lasten voor deze ondernemingen zou kunnen leiden.

 
  
  

- Verslag-Moreno Sánchez (A6-0437/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Andersson, Göran Färm, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. − (SV) Wij vier Zweedse sociaaldemocraten in het Europees Parlement kozen er uiteindelijk voor om voor het verslag van de heer Moreno Sánchez te stemmen. Wij zijn het eens met bepaalde punten van bezorgdheid die worden geuit met betrekking tot de richting waarin FRONTEX zich ontwikkelt. Wij vinden niet dat FRONTEX gemilitariseerd moet worden en daarom hebben wij voor amendement 2 gestemd. FRONTEX mag er evenmin toe leiden dat de EU hogere muren tegen de buitenwereld opwerpt. Het is in tegendeel belangrijk voor ons dat de EU een genereus vluchtelingen- en migratiebeleid voert. Wij zijn echter ingenomen met de discussie over FRONTEX die deze aangelegenheid in het Europees Parlement tot stand heeft gebracht. Het is goed dat het Europees Parlement benadrukt dat FRONTEX ook de bestrijding van mensenhandel tot zijn taak moet rekenen en acht het belangrijk dat het EG-recht in overeenstemming is met het overige in deze materie toepasselijke internationale recht zodat de EU effectief kan bijdragen aan de nodige inspanningen om mensen in nood te helpen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Het Frontex-agentschap, dat belast is met het gemeenschappelijk beheer van de buitengrenzen van de Europese Unie en met name de bestrijding van illegale immigratie, dankt zijn bestaan uitsluitend aan de ontmanteling van de interne grenscontroles en de wens van het Europa van Brussel en van de regeringen van de lidstaten om een actief immigratiebeleid te voeren. Het is niet zeker dat zo'n communautair agentschap echt toegevoegde waarde heeft ten opzichte van de klassieke intergouvernementele samenwerking wanneer we – op een ander gebied – afgaan op de verschillen tussen Europol en Interpol qua doeltreffendheid en nuttigheid.

Overigens lijken de taken van het agentschap talrijker, complexer en in één woord onoverkomelijk te zullen worden zolang de kern van het probleem niet wordt aangepakt, namelijk dat Europa enerzijds een sociaal en financieel eldorado blijft voor toekomstige illegale immigranten, ondanks de gevaren van hun tocht en de problemen die zij ter plaatse ondervinden, en dat het – ontoereikende – samenwerkingsbeleid anderzijds wordt bedreigd door de door de EU zelf georkestreerde immigratie van gediplomeerde beroepsbeoefenaars. Het is derhalve van essentieel belang dat er een einde komt aan het aanzuigeffect op immigranten en aan het huidige beleid.

Tot slot wijs ik erop dat er lokale verenigingen bestaan die strijden tegen illegale emigratie, zoals bijvoorbeeld Emile Bomba's ALCEC in Kameroen, die moeten worden geholpen en gesteund.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) Het Europees Parlement heeft Internationale Migrantendag laten samenvallen met het aannemen van een verslag dat aandringt op het versterken van FRONTEX en verder “ingenomen is met de goedkeuring van het Immigratie- en Asielpact door de Europese Raad”. Slechter had niet gekund.

De inhumane “terugkeerrichtlijn” is net als FRONTEX één van de centrale pijlers van het elitaire immigratiebeleid van de EU. Dat beleid houdt zich uitsluitend bezig met veiligheid en bestempelt immigranten als misdadigers (maar dan wel misdadigers die geëxploiteerd mogen worden).

Deze richtlijn is eerst door het Parlement aangenomen en vervolgens in alle stilte op 9 december door de Raad Vervoer, Telecommunicatiemiddelen en Energie goedgekeurd, dankzij de voorstem van de Portugese regering.

De afgevaardigden van de Portugese Socialistische Partij kunnen proberen het gedrag van hun partij en hun regering met de mantel der liefde te bedekken, maar de waarheid is gewoon dat die regering in de EU-Raad vóór deze schandelijke richtlijn heeft gestemd.

Het is van cruciaal belang dat we deze richtlijn bij het overzetten ervan in Portugees recht blijven bestrijden. We moeten daarbij het inhumane karakter van deze richtlijn aan de kaak stellen. We moeten erop wijzen dat ze de mensenrechten schendt en voor dat doel iedereen die wil opkomen voor de waardigheid van migranten mobiliseren.

De Portugese Communistische Partij zal deze strijd blijven aanvoeren. We zullen al het nodige doen om de kwalijke teneur van deze richtlijn te bestrijden en ervoor te zorgen dat het Internationaal VN-Verdrag over de bescherming van de rechten van alle migrerende werknemers en hun gezinnen wordt geratificeerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Carl Lang en Fernand Le Rachinel (NI), schriftelijk. – (FR) In overweging B van dit verslag staat dat "illegale Europese immigratie een gemeenschappelijke Europese uitdaging is." Dit is inderdaad maar al te waar aangezien iedere maand duizenden illegale immigranten op zoek naar een Europees eldorado de Italiaanse, Griekse en Spaanse kusten bereiken.

Op deze uitdaging die, vergeet u niet, voornamelijk het gevolg is van de Schengen-overeenkomsten – waarbij de controles aan de binnengrenzen van de lidstaten werden afgeschaft – heeft de Unie gereageerd met de oprichting van FRONTEX, het Europees agentschap voor de controle van de buitengrenzen.

Een agentschap dat gisteren nog een gimmick was zonder middelen, personeel en macht, lijkt vandaag te beschikken over een mandaat dat het in staat stelt steun te verlenen aan gezamenlijke terugkeeroperaties en een – zij het kleine – bijdrage te leveren aan de dagelijkse strijd tegen illegale immigratie.

We mogen echter niet vergeten dat het geen zin heeft om enkele openingen voor illegale immigratie te dichten als alle lidstaten niet eensgezind de Schengen-overeenkomsten opzeggen en aan al hun land- en zeegrenzen opnieuw echte controles invoeren.

 
  
  

- Verslag-Susta (A6-0447/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Adam Bielan (UEN), schriftelijk. − (PL) Onze markten worden overspoeld door een groeiend aantal namaakproducten. Deze vormen een ernstig probleem voor Europese ondernemingen die hun activiteiten legaal uitoefenen, zich aan de geldende veiligheidsnormen houden en bijgevolg niet in staat zijn om met goedkopere namaakproducten te concurreren. Nog zorgwekkender is echter dat nagemaakte voedingswaren, wisselstukken voor auto's, cosmetica, speelgoed en met name geneesmiddelen een reëel gevaar zijn voor de gezondheid en het leven van de consumenten.

In de huidige wetgeving zitten mazen waardoor namaakproducten zonder problemen op onze markten terechtkomen. Zo voorziet de Poolse wetgeving bijvoorbeeld niet in een definitie die de kenmerken van een nagemaakt geneesmiddel bepaalt. Het slikken van namaakmedicijnen is zeker niet hetzelfde als het gebruiken van namaakparfum. Als EU-burgers zich niet bewust zijn van dit probleem en namaakmedicijnen innemen, kan dit dramatische gevolgen hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Glyn Ford (PSE), schriftelijk. (EN) Ik heb het verslag van de heer Susta gesteund. Namaak kan banen vernietigen, de gezondheid bedreigen en gebruikt worden voor de financiering van internationaal opererende bendes en terroristen. Daarom is het essentieel dat het Parlement, de Raad en de Commissie alle mogelijke maatregelen nemen die noodzakelijk zijn.

Toch creëren multinationale bedrijven op hun zoektocht naar een zo groot mogelijke winst een klimaat waarin de vervaardiging van namaakproducten en de publieke acceptatie van dat hele proces bevorderd worden. Ik zal een voorbeeld noemen. Door de regiocoderingen van dvd’s zijn er enorme prijsverschillen tussen regio’s, zodat consumenten wel gedwongen zijn hun dvd-spelers illegaal aan te passen of illegaal piraten-dvd’s te kopen. Een wereldwijde gemeenschappelijke markt is immers door technologisch gesjoemel niet van de grond gekomen. Stel je voor dat andere bedrijven op dezelfde manier zo volkomen toegeven aan hun honger naar winst.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Namaak is niet slechts een probleem van respect van de intellectuele-eigendomsrechten. Zoals de rapporteur benadrukt, betekent dit fenomeen een inperking van bevorderingen tot innovatie, resulteert het in de verdwijning van duizenden gekwalificeerde en niet-gekwalificeerde arbeidsplaatsen in Europa en legt het de basis van een door de georganiseerde misdaad beheerst grijs circuit. Deze illegale praktijken kunnen ook een bedreiging vormen voor de gezondheid en veiligheid van de consument en ernstige schade toebrengen aan het milieu.

Nog wijdverspreider is het probleem van de kwaliteit en gevaarlijkheid van ingevoerde producten en – doordat de consument wordt misleid – de nog grotere risico's die verbonden zijn aan de namaak van deze producten. De landen van herkomst van deze producten zijn bekend; China is nummer één. De Unie stemt er soms zelfs mee in haar markten open te stellen voor producten die niet voldoen aan de aan haar eigen producenten voorgeschreven normen zoals, bijvoorbeeld, gechloreerde kip, die goedkoper kan worden geproduceerd dan kippen die worden onderworpen aan veterinaire controles.

In het arsenaal van door de rapporteur voorgestelde maatregelen (bilaterale of multilaterale akkoorden, samenwerking met de landen van herkomst en tussen de betrokken Europese diensten, enzovoorts) zijn er twee duidelijke lacunes, namelijk handelssancties tegen landen die deze praktijken voor lief nemen en de invoering van een algemeen nationaal en Europees preferentiestelsel.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Wij van Junilistan steunen de vrije interne markt en zijn ingenomen met constructieve voorstellen om marktverstorende fenomenen, waaronder namaak, te bestrijden.

Zowel het verslag van de commissie als de alternatieve ontwerpresolutie bepleiten echter wetgeving op EU-niveau die verder gaat dan gerechtvaardigd is om de problemen aan te pakken die namaak met zich meebrengt.

Wij van Junilistan zijn met name gekant tegen voorstellen inzake coördinatie van de activiteiten van juridische en politionele diensten en een harmonisatie van de wetgeving van de individuele lidstaten inzake strafrecht.

Om die redenen vinden wij het noodzakelijk om tegen het verslag als geheel te stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Vasco Graça Moura (PPE-DE), schriftelijk.(PT) Het toenemende belang van intellectuele-eigendomsrechten is een weerslag van een gegeven waar we niet omheen kunnen: de moderne economie beseft de waarde van de kennis waarop ze is gebaseerd en beschermt daarom die kennis. Industrieën uit eender welke sector zijn voor hun overleven voor een belangrijk deel afhankelijk van het gegeven dat zij de exclusieve rechten op het gebruik van bepaalde knowhow genieten. Namaak wordt regelmatig veroordeeld, omdat de schade die de industrie op deze wijze wordt toegebracht, duidelijk waarneembare gevolgen heeft voor de werkgelegenheid, onderzoek en ontwikkeling.

Daar komt bij dat de door namaak veroorzaakte schade tegenwoordig niet meer van uitsluitend economische aard is. De schadelijkheid van namaak heeft nu ook een nieuwe dimensie. Vroeger was er namaakkleding, nu zijn er namaakmedicijnen en namaakvoedingsstoffen, en die kunnen schadelijk zijn. De nietsvermoedende consument is zich niet bewust van de risico’s waaraan hij wordt blootgesteld.

We moeten namaak daarom bestrijden. Er moeten strengere sancties komen, de bevoegde autoriteiten moeten beter samenwerken en hun acties beter coördineren. Bovendien zullen de juridische beginselen zoals die in de verschillende jurisdicties worden toegepast, moeten worden geharmoniseerd.

We moeten niet alleen doeltreffende mechanismen creëren voor het oplossen van geschillen, we hebben nu ook behoefte aan een “Anti-Counterfeiting Trade Agreement”. Over een dergelijke multilaterale overeenkomst wordt nu gediscussieerd. Ze moet juridisch gezien voldoende innovatief zijn om doeltreffende surveillance- en sanctiemaatregelen te kunnen genereren.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) De door het Europees Parlement goedgekeurde resolutie bevat een aantal items en voorstellen die wij kunnen steunen. Met een aantal punten zijn we het echter oneens.

Het is duidelijk dat de bestrijding van namaak een prioriteit moet zijn. De resolutie stelt dat “zelfs de geografische aanduidingen en de oorsprongsbenamingen niet altijd op een efficiënte wijze beschermd worden door handelspartners van de EU”. Dat gaat niet ver genoeg: de EU blijft in gebreke zélf het goede voorbeeld te geven. De Raad blokkeert nu een voorstel voor een “made in”-verordening en heeft geen enkele andere maategel genomen om de invoer uit derde landen aan bindende voorschriften met betrekking tot oorsprongsaanduiding te onderwerpen.

Wij zullen ons sterk blijven maken voor het uitvaardigen van communautaire maatregelen die andere landen aanmoedigen concrete stappen te ondernemen tegen namaak van handelsmerken en smokkel. We zullen blijven aandringen op het uitvoeren van specifieke douanecontroles om producten met vervalste oorsprongsverklaringen of producten die de regels voor de bescherming van merknamen schenden, op te sporen.

Elk land behoort maatregelen te nemen ter bescherming tegen agressieve export. Dat kan door ingevoerde goederen systematisch te checken en indien nodig de vrijwaringsclausules te activeren.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, dat een belangrijke rol speelt bij de bestrijding van namaak. Namaak maakt 7 tot 10 procent van de totale wereldhandel uit en kost 500 miljard euro. Het doel van dit verslag is tot een concreet en consequent voorstel te komen waarmee de EU namaak kan bestrijden. Ik sta achter die doelstelling. In het voorstel worden grondrechten als de bescherming van de privacy en van gegevens geëerbiedigd, maar het biedt wel een raamwerk voor wereldwijde inspanningen om namaak de kop in te drukken en zorgt daardoor voor de bescherming van de werkgelegenheid van duizenden geschoolde arbeiders.

 
  
  

- Verslag-Medina Ortega (A6-0451/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Avril Doyle (PPE-DE), schriftelijk. (EN) Collega-afgevaardigde Ortega doet een voorstel met betrekking tot bepaalde juridische instrumenten, de zogenaamde authentieke akten. Authentieke akten komen voornamelijk voor in lidstaten waar de civil law gehanteerd wordt en waar wetgeving de voornaamste rechtsbron is, in tegenstelling tot de landen met een common law-traditie (bijvoorbeeld Ierland en het Verenigd Koninkrijk), waar gewoonterecht en bijzondere rechten een veel grotere rol spelen. In de traditie van de civil law is een authentieke akte een akte die opgesteld wordt door een bevoegd overheidsambtenaar of een bevoegde instantie, die niet alleen de akte zelf, maar ook de inhoud ervan dekt. Die inhoud kan financiële transacties betreffen, maar zich ook uitstrekken tot het terrein van de burgerlijke stand en werkzaamheden van griffiers en deurwaarders.

De ontwerpresolutie heeft tot doel de bevordering van juridische interventies tussen lidstaten die dergelijke akten kennen. Er wordt daarom in voorgesteld dat die lidstaten die akten wederzijds erkennen en op bepaalde gebieden toepassen. Door dit voorstel krijgt voorgaande wetgeving meer gewicht en landen met deze rechtstraditie kunnen er mogelijk hun voordeel mee doen.

 
  
MPphoto
 
 

  Carl Lang en Fernand Le Rachinel (NI), schriftelijk. – (FR) Dit verslag inzake het grensoverschrijdende gebruik en de erkenning van authentieke aktes kan in verschillende opzichten verwarring stichten.

Er zou namelijk bovenal moeten worden gespecificeerd dat het concept van de authentieke akte niet bestaat in common law-stelsels. In Engeland en Wales vervullen procureurs (solicitors) de rol van notarissen. Ook zijn er beroepsnotarissen (scrivener notaries), die geen authentieke aktes mogen opstellen, doch slechts handtekeningen kunnen certificeren.

Bij haar streven om de juridische beroepen te harmoniseren, hecht de Commissie weinig waarde aan de verschillen die inherent zijn aan de aard van de juridische stelsels van de lidstaten.

Deze politieke wil draagt helaas niet bij tot rechtszekerheid als geheel.

Europa moet de identiteit van zijn volkeren en de waarden en tradities van al zijn staten beschermen. De grootste vergissing zou zijn dat Europa zich ontwikkelt ten koste van zijn volkeren.

 
  
  

- Verslag-Wallis (A6-0467/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  David Casa (PPE-DE), schriftelijk. − (MT) Dit is een zeer belangrijk verslag dat moet worden beschouwd als de basis waarop veel toekomstige beslissingen worden gebaseerd. Het gebruik van ICT op justitieel gebied zorgt voor een aanzienlijke vereenvoudiging van het werk van zowel de regering als de rechterlijke macht. In een Europa dat steeds verder in de richting van integratie en eenheid beweegt, zowel in economisch als sociaal opzicht, hebben we ook de benodigde instrumenten nodig om bij de tijd te blijven. Dit is nou precies waar het concept van e-justitie voor zorgt.

We moeten echter niet vergeten dat de traditionele stelsels die we voorheen gebruikten, ook hun voordelen hadden. Daarom denk ik dat als we een juiste balans kunnen vinden, we op een meer geharmoniseerde manier kunnen samenwerken, wat in ieders voordeel zal zijn. Dit geldt met name voor de rechterlijke macht, aangezien het gebruik van het e-justitie-systeem ervoor zorgt dat deze macht zich puur op haar werk kan concentreren, zonder zich zorgen te hoeven maken over de bijkomende administratieve lasten.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk.(PT) De Europese ruimte voor rechtvaardigheid is (deels via wederzijdse erkenning van gerechtelijke uitspraken, deels door de ontwikkeling van een samenwerkingscultuur tussen bevoegde autoriteiten) tot stand gebracht om het vrij verkeer van burgers door heel Europa te ondersteunen.

Er zijn naar schatting ongeveer 10 miljoen mensen in Europa betrokken bij grensoverschrijdende procesvoering, met al de daarmee uit de aard der zaak samenhangende problemen zoals taal, afstand en onbekendheid met andere rechtsstelsels.

Het gebruik van informatie- en communicatietechnologie bij geschilbeslechting kan nieuwe oplossingen aandragen, de rechtspraak beter laten functioneren (door betere toegang en verhoogde doeltreffendheid), procedures rationeler laten verlopen en kosten besparen.

Veranderingen op dit gebied moeten geleidelijk aan worden geïntroduceerd en gelijke tred houden met de voortgang die bij de totstandkoming van de Europese ruimte voor rechtvaardigheid wordt geboekt, en de ontwikkeling van de technologie.

Ik sluit mij aan bij het verzoek aan de Commissie om een actieplan voor e-justitie op Europees niveau te ontwikkelen en een Europese e-justitie-portaalsite te creëren.

 
  
MPphoto
 
 

  Avril Doyle (PPE-DE), schriftelijk. (EN) In de vergadering van de Raad Justitie en Binnenlandse zaken (JBZ) in 2007 zijn conclusies aangenomen over het gebruik van e-justitie – met betrekking tot het grensoverschrijdend gebruik van informatie- en computertechnologie op justitieterrein– en is afgesproken dat er moeite gedaan moeten blijven worden om te komen tot een gecentraliseerd systeem in de hele Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Nu het gebruik van internet dichter bij het verzadigingspunt komt en de totale impact van onze informatiemaatschappij steeds duidelijker wordt, is het duidelijk dat iedereen zal profiteren van een toenemend gebruik van technologie om de justitiesector te ondersteunen. Het is echter van belang er rekening mee te houden dat het niveau van technologische ontwikkeling niet in de hele Unie even hoog is en dat dit keuze-element dus blijft bestaan totdat er meer uniformiteit is en er een grotere technische capaciteit is bereikt.

Het voorstel van mevrouw Wallis gaat over het in het leven roepen van een gecentraliseerd systeem voor e-justitie en biedt een actiekader voor een Europees e-justitieportal met een indeling in civiele zaken, strafzaken en commerciële kwesties. Het bevat dus bijvoorbeeld strafregisters, kadastrale akten en faillissementsregisters, die toegankelijk zijn voor andere lidstaten.

 
  
  

- Verslag-Deva (A6-0445/2008)

 
  
MPphoto
 
 

  Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. (IT) Hartelijk dank, mevrouw de Voorzitter, ik heb voor het verslag van de heer Deva over ontwikkelingsperspectieven voor vredesopbouw en natievorming in post-conflictsituaties gestemd, waarmee de aandacht wordt gevestigd op de verantwoordelijkheid van de internationale gemeenschap ten opzichte van landen of lokale groepen die betrokken zijn in een conflict. Het verheugt mij dat de amendementen die de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement heeft voorgesteld het voorstel aanzienlijk hebben verbeterd, waarbij ik wil verwijzen naar de noodzaak van een betere coördinatie tussen activiteiten voor vredesopbouw, humanitaire hulp en ontwikkelingshulp in landen die een conflict achter de rug hebben. Ik wil graag de aandacht vestigen op de situatie van kinderen in conflictgebieden, met name kinderen die een van hun ouders of beide ouders hebben verloren. Bovendien zijn ziekenhuizen en scholen ten tijde van een conflict heel vaak het doelwit van aanslagen van troepen. We moeten ons inzetten om ervoor te zorgen dat kinderen trauma’s als gevolg van conflictsituaties kunnen overwinnen door samen te werken met Unicef, dat in veel risicogebieden van de wereld al aanwezig is om kinderen degelijk onderwijs en een betere toekomst te verschaffen.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Wij van Junilistan zijn van mening dat vredesopbouw en natievorming in derde landen geen aangelegenheden voor de EU zijn. De verantwoordelijkheid voor die uitdagingen ligt bij de VN.

Wij staan erg kritisch tegenover alle formuleringen in het verslag die de verdere ontwikkeling van de militaire capaciteit van de EU bepleiten en hebben daarom tegen het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) Dit verslag is een samenraapsel (en dat was de bedoeling), zodat er eigenlijk geen commentaar op valt te leveren. We zullen ons daarom concentreren op wij als de belangrijkste doelstelling van dit verslag beschouwen: het bagatelliseren van de inmenging van de belangrijkste EU-mogendheden in derde landen, met als excuus het concept volgens hetwelk de EU “verantwoordelijk is voor bescherming”.

Het verslag geeft toe dat staten soeverein zijn, maar stelt ook dat “als regeringen niet in staat of bereid zijn zulke bescherming te bieden de verantwoordelijkheid om de nodige actie de collectieve verantwoordelijkheid van de internationale gemeenschap wordt”. Vervolgens wordt opgemerkt dat actie “zowel preventief als reactief kan zijn, en eventueel militair geweld kan inhouden”, waaraan toegevoegd wordt dat militair ingrijpen “alleen in laatste instantie een optie is” (om te verhinderen dat de tekst de intentie al te duidelijk weergeeft).

Wat bedoeld wordt is echter duidelijk, aangezien het verslag “eist” dat “het beginsel van non-interventie ondergeschikt wordt gemaakt aan de verantwoordelijkheid om te beschermen”. Het verslag stelt tot slot dat “er bij vredesopbouw en natievorming twee fasen moeten worden onderscheiden: de stabilisatiefase, waarin de nadruk ligt op veiligheid, recht en orde en de waarborging van basisdiensten; en de tweede fase van natievorming, die vooral gericht is op het bestuur en de instellingen die daarvoor moeten zorgen”.

Dit verslag is dus niet meer dan een handboek voor inmenging en kolonialisme.

 
  
MPphoto
 
 

  Eija-Riitta Korhola (PPE-DE), schriftelijk. – (FI) Ik heb voor het verslag van de heer Deva over ontwikkelingsperspectieven voor vredesopbouw en natievorming in post-conflictsituaties gestemd, omdat daarin op omvattende wijze de zaken naar voren worden gebracht die van wezenlijk belang zijn voor succesvolle wederopbouw. Het is een belangrijk onderwerp, want de helft van alle landen die uit een conflict komen, bevinden zich binnen vijf jaar weer in een conflictsituatie. Naast het land dat zelf in een instabiele situatie verkeert, is de internationale gemeenschap een belangrijke actor in de ontwikkeling van staatsstructuren. Het is naar mijn mening vooral belangrijk plaatselijke vrouwenbewegingen en internationale vredesnetwerken meer te raadplegen en te steunen, alsmede te benadrukken dat slachtoffers van seksueel geweld het recht en de mogelijkheid moeten hebben om naar de rechter te stappen. Het is ook goed te beseffen dat vrede niet alleen de afwezigheid van oorlog is. Van wezenlijk belang voor een succesvol wederopbouwbeleid is het aanpakken van de fundamentele oorzaken van instabiliteit door middel van sociaaleconomische, politieke en culturele maatregelen die economische ontwikkeling kunnen bevorderen en institutionele en administratieve capaciteiten kunnen creëren.

 
  
MPphoto
 
 

  Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik heb voor het verslag van de heer Deva over ontwikkelingsperspectieven voor vredesopbouw en natievorming in post-conflictsituaties gestemd. Hij heeft een uitstekend traject uitgestippeld voor wat de ideale overgang van een post-conflictsituatie naar het normale sociale en economische leven zou moeten zijn.

Ik vind dat dit in beschouwing moet worden genomen bij het oplossen van de talloze gewelddadige binnenlandse conflicten, met name in relatie tot de rol van de Europese Gemeenschap en de internationale gemeenschap. Ik deel de mening van de heer Deva dat het gemakkelijk is om het gewenste pad naar vrede uit te stippelen, maar dat het in de praktijk moeilijker is om dat pad ook te volgen. Dat neemt echter niet weg dat acties, tenminste voor wat de Europese Unie betreft, moeten zijn gericht op serieuze ondersteuning van landen die in moeilijkheden verkeren en geheel vrij moeten zijn van hypocriete en ‘gemakkelijke’ benaderingen.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid