Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

O-0023/2009 (B6-0014/2009)

Debatten :

PV 10/03/2009 - 18
CRE 10/03/2009 - 18

Stemmingen :

Aangenomen teksten :


Volledig verslag van de vergaderingen
Dinsdag 10 maart 2009 - Straatsburg Uitgave PB

18. Migrantenkinderen (debat)
Video van de redevoeringen
Notulen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. − Aan de orde is de mondelinge vraag (O-0023/2009) van Jan Andersson, namens de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, aan de Commissie, over migrantenkinderen (B6-0014/2009).

 
  
MPphoto
 

  Rovana Plumb, ter vervanging van de auteur. – (RO) Allereerst zou ik graag mijn collega’s in de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en het PSE-secretariaat van de commissie willen bedanken voor het feit dat zij dit onderwerp betreffende migrantenkinderen onder de aandacht hebben gebracht en dat wij dit vandaag kunnen bespreken. Als we het over kinderen hebben, hebben we het over onze toekomst, over de toekomst van de Europese Unie.

De arbeidsmigratie neemt toe, niet alleen op wereldniveau, maar ook binnen de EU. Migratie biedt mooie ontwikkelingskansen maar zorgt ook voor grote uitdagingen, zowel in de ontwikkelde als in de minst ontwikkelde lidstaten van de Europese Unie. Enerzijds heeft migratie een positieve impact op de economie van de herkomstlanden van migrantenwerkers, want migratie kan de armoede verminderen en investeringen in personeel stimuleren, maar anderzijds hebben enkele lidstaten zich de afgelopen twee jaar ernstige zorgen gemaakt over de omstandigheden van migrantenkinderen die worden achtergelaten in hun land van herkomst terwijl hun ouders voor werk naar een ander land emigreren.

Hoewel er uitvoerige beleidsmaatregelen bestaan voor de verbetering van de leefomstandigheden en het onderwijs van migrantenkinderen die zijn meeverhuisd met hun in het buitenland werkende ouders, heeft het verschijnsel van kinderen die alleen achterblijven weinig aandacht gekregen. Ouders die naar het buitenland gaan om te werken is een maatschappelijk fenomeen met ingrijpende gevolgen voor de vitaliteit en functionaliteit van het gezin, alsook voor de maatschappij in haar geheel. Kinderen waarvan de ouders in het buitenland werken, behoren tot een kwetsbare groep die gevaar loopt.

Door de gecompliceerdheid van deze kwestie, van haar oorzaken en gevolgen, van haar dynamiek en de wijze waarop wettelijke regelingen effectief in de praktijk worden uitgevoerd, alsook door de gecompliceerdheid van de beroepspraktijken, zijn er allerlei uitdagingen ontstaan voor niet alleen de autoriteiten maar ook het maatschappelijke middenveld. Met betrekking tot deze kwestie hebben het maatschappelijke middenveld en de media in Roemenië studies gepresenteerd die aantonen dat er in Roemenië meer dan 350 000 kinderen zijn van wie de ouders in het buitenland werken, waaronder 126 000 waarvan beide ouders geëmigreerd zijn.

De nadelige gevolgen van het vertrek van de ouders worden bij kinderen hoofdzakelijk op psychisch niveau gevoeld. Depressieve gevoelens en weinig interesse voor school en buitenschoolse activiteiten kunnen rechtstreekse gevolgen zijn van de afwezigheid van hun ouders. Een rechtstreeks gevolg van de migratie van de ouders is het feit dat het kind ouderlijke liefde en de nodige zorg voor zijn of haar normale ontwikkeling moet ontberen.

In de gevallen waarin de ouders zijn geëmigreerd en de kinderen zijn achtergebleven en overgelaten aan de zorg van mensen die hun geen emotionele en educatieve steun kunnen bieden, kunnen deze beide omstandigheden op hun beurt een nadelige impact hebben op de gezondheid en de geestelijke ontwikkeling van de kinderen. Daarnaast kunnen kinderen hierdoor in gedrag vervallen dat atypisch en ongepast is voor hun leeftijd en worden blootgesteld aan andere vormen van exploitatie en misbruik.

Als moeder en als sociaaldemocraat, pleit ik voor respect voor de rechten van ieder kind, voor hun recht op gelijke kansen en voor de rol van de staat, alsook voor de investeringen die nodig zijn voor de opvoeding van toekomstige generaties. Het identificeren van de meest kwetsbare, buitengesloten of verwaarloosde kinderen moet de voornaamste focus zijn van elk onderzoek, zodat er voldoende ruimte ontstaat voor ondersteuning van de inspanningen van de autoriteiten om de rechten van het kind te waarborgen.

Commissaris Špidla, ik zou u oprecht willen bedanken voor uw geleverde bijdrage aan de uitzending van de videoboodschap die onderdeel was van de Europese conferentie die ik afgelopen november in Bucharest heb georganiseerd over deze kwestie van achtergelaten kinderen.

Rekening houdend met de gecompliceerdheid van deze kwestie, vooral in de huidige economische en sociale crisis die hoofdzakelijk kwetsbare groepen treft, waar kinderen ook toe behoren, zou ik u namens de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken willen vragen of de Commissie voorstander is van het instellen van een onderzoek naar de ernst van de situatie en of de Commissie het thema migrantenkinderen alleen als een probleem beschouwt van de regering van het herkomstland of ook van de regeringen van de gastlanden die voordeel genieten van de aanwezigheid van migranten op de arbeidsmarkt.

 
  
MPphoto
 

  Vladimír Špidla, lid van de Commissie. − (CS) Geachte Voorzitter, dames en heren, er doen zich in een groot aantal lidstaten allerlei verontrustende bewijzen voor van een relatief nieuwe trend, namelijk dat ouders naar het buitenland vertrekken om in een andere lidstaat te gaan werken - de zogeheten "mobiele arbeidskrachten" - waarbij ze hun kinderen thuis achterlaten en ze toevertrouwen aan de zorg van een familielid. In theorie gaat het slechts om tijdelijke situaties, maar het lijkt erop dat ze in de praktijk steeds vaker een permanent karakter krijgen. De mate waarin gekozen wordt voor informele of juist meer formele regelingen met betrekking tot thuis achtergelaten kinderen hangt af van de verwachte duur van het verblijf in het buitenland. Na enige tijd echter eindigt een deel van de kinderen in kindertehuizen, omdat de familieleden de situatie om economische, relationele of andere praktische redenen niet meer aankunnen.

In lidstaten met een hoge emigratiegraad is dit, naar ons is gebleken, een frequent voorkomend fenomeen. Er is reeds het nodige onderzoek naar gedaan en ook is het onder de aandacht gekomen van de media. De Commissie heeft opdracht gegeven tot een reeks studies waarmee dit fenomeen grondig kan worden gedocumenteerd en op basis waarvan de nodige oplossingen kunnen worden geformuleerd, ook al valt de uitvoering van dergelijke oplossingen onder de bevoegdheid van de lidstaten. Er is momenteel nog onvoldoende cijfermateriaal voorhanden om de aard, de structuur en de belangrijkste verschijningsvormen van dit fenomeen goed te kunnen doorgronden, ook al zijn er, zoals ik reeds zei, voldoende verontrustende aanwijzingen voor. De strijd tegen de armoede en de sociale uitsluiting van kinderen is een belangrijke prioriteit van de open coördinatiemethode op sociaal-maatschappelijk vlak. De lidstaten dienen te zorgen voor meer en krachtigere preventie en zich op de meest kwetsbare gezinnen te richten. Dat betekent concreet dat projecten voor gezinsondersteuning en steun aan ouders van in moeilijkheden verkerende gezinnen versterkt dienen te worden om zo te voorkomen dat kinderen voortijdig van hun ouders gescheiden worden.

Een ander punt dat om een oplossing vraagt, betreft het feit dat dit fenomeen vaak gezien wordt als een negatief neveneffect van werknemersmobiliteit. De Commissie tracht in samenwerking met het EURES-netwerk doeltreffendere hulp op poten te zetten voor de mensen die rechtstreeks betrokken zij bij de problematiek van door ouders thuis achtergelaten kinderen (mobiele arbeidskrachten) en biedt sollicitanten en hun gezinnen informatie over de levens -en arbeidsomstandigheden in andere EU-landen. Hiermee kunnen de negatieve gevolgen van dit fenomeen, die hier vandaag geheel terecht genoemd werden, wellicht enigszins worden verlicht.

 
  
MPphoto
 

  Marie Panayotopoulos-Cassiotou, namens de PPE-DE-Fractie. – (EL) Mevrouw de Voorzitter, mijn fractie heeft actief deelgenomen aan de opstelling van deze resolutie en de tekst ervan verbeterd. Wij moeten namelijk voorkomen dat de schijnheiligheid met betrekking tot de uitbuiting van werknemers uit niet-communautaire landen teveel ruimte krijgt.

Wij weten dat communautaire burgers met kinderen kinderbijslag krijgen in welk land ze ook werken. Wij weten dat gezinshereniging mogelijk is in de landen die bilaterale betrekkingen hebben. Waarom doet dit verschijnsel, dat volgens commissaris niet meetbaar is, zich dan voor? Er zijn films, documentaires over Roemenië, Oekraïne en andere landen, die onlangs overal op de televisie, in heel de wereld, te zien waren. Ook hier in het Parlement is een dergelijke film vertoond en wij hebben kunnen zien wat voor een situatie dat is.

Daarom is het schijnheilig te zeggen dat er geen gegevens zijn. Het is schijnheilig te zeggen dat er geen gezin is en dat kinderen daarom in de steek worden gelaten. Er is wel degelijk een gezin, maar er zijn geen juiste bilaterale betrekkingen en overeenkomsten die aan de ouders tegemoet komen en aldus voorkomen dat hun kinderen in de steek worden gelaten. De Europese Unie geeft deze landen ook geen hulp om infrastructuur aan te leggen waarmee kinderen in een dergelijke situatie geholpen en gerehabiliteerd kunnen worden zonder dat zij hun levenlang met dezelfde wonden moeten rondlopen.

De voorlichting van de ouders die in onze landen aankomen en aan de slag gaan, is een zaak die ons inziens ook ons aangaat. Als een deel van het lichaam pijn lijdt, lijdt heel het lichaam pijn. Als medemensen en zeer zeker kinderen in onze buurlanden lijden, zullen ze later naar ons toe komen en ons bedreigen, en dan stoppen wij ze in onze gevangenissen.

 
  
MPphoto
 

  Inger Segelström, namens de PSE-Fractie. – (SV) Mevrouw de voorzitter, commissaris Špidla, ik wil om te beginnen de commissaris bedanken voor zijn antwoord en de commissie voor haar initiatief. Het is de hoogste tijd dat deze kwestie in het Parlement wordt besproken. Met het Verdrag van Lissabon worden kindervraagstukken doelstellingen in de EU en krijgen zij een rechtsgrondslag. In afwachting van het Verdrag nam het Parlement een jaar geleden een strategie voor het kind aan.

Het is een schandaal dat men kinderen überhaupt alleen laat leven. Natuurlijk kan een moeder of vader gedwongen zijn om voor het werk te verhuizen of om te vluchten, maar wij, als leden van het Europees Parlement, zijn degenen die de verantwoordelijkheid moeten nemen als bijvoorbeeld regels moeten worden aangenomen waarmee wordt bepaald dat alleen de asielzoeker asiel krijgt en niet zijn gezin, want het zijn meestal mannen die vluchten en vrouwen en kinderen die thuis achterblijven. Of wanneer werkgevers werkkrachten importeren en niet vragen of er kinderen thuis zijn achtergebleven, van krommenaas gebaren of er zich niets van aantrekken. Daarom schaar ik mij volledig achter de eisen die de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement in deze kwestie heeft gesteld. Het is dringend tijd en noodzakelijk dat een effectbeoordeling wordt opgesteld. De Commissie moet handelen op basis van de studies die de commissaris zelf in opdracht heeft gegeven en moet dat snel doen.

Er moet betere informatie worden verzameld over de rechten van het kind en het naar school gaan. Wij moeten ook informatie verstrekken en ervoor zorgen dat kinderen die zich momenteel in die situatie bevinden, hulp krijgen. Wij moeten de betrokkenen en NGO’s hierbij betrekken en wij moeten voorstellen doen. Ik ben ook van mening dat een relatief nieuwe groep van alleen reizende kindvluchtelingen ook in de door de commissaris beschreven activiteiten moet worden opgenomen. Kinderen moeten omringd door warmte en zorg opgroeien en zijn niet iets wat de markt mag sturen. Wij, politici, hebben een plicht en wij moeten ons ervan kwijten, dus geef ons mainstreaming van kinderaangelegenheden en geef ons beoordelingen van de effecten die dit enorme probleem op kinderen heeft. Anders moeten wij ons schamen jegens de volgende generatie.

 
  
MPphoto
 

  Jean Lambert, namens de Verts/ALE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik dank de commissaris voor zijn bereidheid om een onderzoek in te stellen en de informatie over het EURES-netwerk uit te breiden en meer informatie aan particulieren te verstrekken over familierecht en het recht op gezinshereniging. Een aantal collega’s vroeg zich af waarom mensen de behoefte hebben in het buitenland op zoek te gaan naar werk. Het is van bijzonder groot belang dat er meer vooruitgang wordt geboekt bij de armoedebestrijding in de Europese Unie. We hopen op dat terrein snel vooruitgang te zien, onder andere met betrekking tot de kwestie van het minimuminkomen, zodat mensen een waardig leven kunnen leiden.

Maar we moeten ons er bewust van zijn dat veel van de ouders die verhuizen, dit doen vanuit de overtuiging dat ze handelen in het belang van hun kinderen en dat ze hun kinderen op die manier meer kansen kunnen geven. Vaak is het zelfs zo dat ze hun eigen carrière, het pad dat ze als het ware zelf hadden gekozen, opofferen om dit te bereiken. We moeten oppassen dat we in onze pogingen om de problemen van de kinderen op te lossen de ouders die verhuizen, niet demoniseren.

 
  
MPphoto
 

  Alessandro Battilocchio (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, de Europese Commissie moet zich over deze kwestie buigen. Zoals UNICEF en andere organisaties meermalen hebben onderstreept, raakt deze kwestie enorm veel kinderen over ter wereld en ook in Europa.

Een situatie waarin sociale en economische risico’s worden verergerd doordat de ouders afwezig zijn en niet kunnen voldoen aan de behoefte aan zorg, bescherming en onderwijs van hun kinderen, leidt vaak tot een grotere kwetsbaarheid. De verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van het kind berust in de eerste plaats bij de ouders en ouders hebben er recht op om bij het vervullen van hun verantwoordelijkheden de noodzakelijke steun te krijgen van de gemeenschap en de plaatselijke autoriteiten, die zich helaas vaak onvoldoende inspannen om aan hun verplichtingen te voldoen. We verwachten dus concrete maatregelen van de Commissie op zo’n belangrijk terrein.

 
  
MPphoto
 

  Flaviu Călin Rus (PPE-DE) . – (RO) Volgens een onderzoek dat in Roemenië werd uitgevoerd door Unicef en de NGO Social Alternatives, waren er in 2008 bijna 350 000 kinderen met ten minste één in het buitenland werkzame ouder, terwijl van bijna 126 000 kinderen beide ouders in het buitenland werkten. Deze bevindingen zijn zorgelijk. Ik ben van mening dat deze situatie verbeterd kan worden door de volgende maatregelen te nemen:

1. De nationale regeringen van de herkomstlanden van de migranten en de regeringen van de landen die deze beroepsbevolking opnemen, zouden naast de Europese Commissie, een gemeenschappelijk programma moeten creëren waarmee migrantenwerkers toegang wordt verleend tot specifieke kinderopvangdiensten, school en onderwijs, alsook taalcursussen. Deze diensten zouden voor iedere migrantenwerker toegankelijk moeten zijn.

2. De Europese Commissie zou, samen met de regeringen van de landen waar de migranten werkzaam zijn, een strategie moeten ontwerpen om werkgelegenheidsinstanties bepaalde faciliteiten aan te bieden, zodat deze werknemers een pakket specifieke diensten kunnen aanbieden die migranten de gelegenheid geven om hun kinderen mee te nemen naar de landen waar ze werkzaam zijn.

Ik denk dat deze maatregelen bevorderlijk zouden zijn voor de harmonieuze ontwikkeling en groei van deze kinderen, aangezien ook zij de toekomst van Europa vertegenwoordigen.

 
  
MPphoto
 

  Gabriela Creţu (PSE).(RO) Ik zou graag één ding willen benadrukken. De beroepsbevolking waar we het over hebben komt uit de minder ontwikkelde landen en gaat naar de meer ontwikkelde landen van de Europese Unie.

De kans om toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt van een ontwikkeld land wordt meestal als een groot voorrecht gezien en de grote geldbedragen die terug gaan naar de herkomstlanden worden in discussies altijd als argument naar voren gebracht. De hier uiteengezette feiten laten echter een heel ander beeld zien. De ontwikkelde landen genieten niet alleen van de voordelen die de lage arbeidskosten met zich meebrengen, maar externaliseren ook een deel van de bijkomende kosten. Deze kosten kunnen hoog oplopen en de gemeenschappen en de landen waar de arbeiders vandaan komen moeten daarvoor opdraaien.

In dit opzicht mogen het cohesiebeleid en het beleid van solidariteit tussen de lidstaten niet als een altruïstische daad van de rijken ten gunste van de armen worden opgevat. Deze beleidsvormen zijn een absolute must, omdat het hierbij gaat om wetgeving die ervoor zorgt dat de Europese Unie zich consequent houdt aan haar waarden en de liefde van haar burgers voor deze waarden in stand houdt.

 
  
MPphoto
 

  Nicodim Bulzesc (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, in de context van dit debat wil ik van de gelegenheid gebruik maken om een ander aspect van de genoemde kwestie te benadrukken. Ik was onlangs schaduwrapporteur van de PPE-DE-Fractie voor het verslag over onderwijs aan migrantenkinderen. Dat verslag was gebaseerd op de mededeling van de Commissie over “Migratie en mobiliteit: uitdagingen en kansen voor Europese onderwijssystemen”.

Dat document zat goed in elkaar en bevatte een goede samenvatting van de problemen in verband met migratie en onderwijs. Eén aspect werd echter niet belicht: de situatie van duizenden Europese kinderen die worden achtergelaten door hun ouders, ouders die in een ander Europees land zijn gaan werken. Van deze kinderen, doorgaans aangeduid als “migratiewezen”, telt mijn land er bijna 350 000.

Ik heb over dit onderwerp al een schriftelijke vraag aan de Commissie gesteld, maar ik maak graag van de gelegenheid gebruik om die vraag opnieuw te stellen. Dus, commissaris, kunt u ons alstublieft vertellen of de Commissie vindt dat dit uitsluitend een aangelegenheid voor de nationale regeringen is, of dat er op dit terrein Europese maatregelen nodig zijn? Als dat laatste het geval is, welke maatregelen heeft de Commissie dan genomen of gaat ze dan nemen om die kinderen tijdens hun schooltijd te helpen?

 
  
MPphoto
 

  Silvia-Adriana Ţicău (PSE).(RO) In Roemenië kennen we het volgende gezegde: een welopgevoede man heeft zijn “eerste zeven jaren thuis” doorgebracht. Jonge kinderen moeten samen met hun familie zijn, zodat ze van de directe supervisie en zorg van hun ouders kunnen genieten. Ouders die besluiten om tijdelijk in andere landen te gaan werken moeten worden gesteund in hun pogingen om hun gezin zo snel mogelijk te herenigen.

In veel lidstaten worden op scholen lessen aangeboden in de taal van het land van verblijf. Sterker nog, in sommige lidstaten hebben gezinnen die eerst illegaal waren, hun situatie legaal kunnen maken doordat ze kinderen hadden die op school waren ingeschreven, en hebben zelfs sociale woningen toegewezen gekregen.

Kinderen zijn het kostbaarste bezit van een maatschappij en het is onze plicht om ze van omstandigheden te voorzien die bevorderlijk zijn voor hun harmonieuze ontwikkeling. Formeel onderwijs, liefde en de integratie van kinderen in de maatschappij zijn essentiële voorwaarden waardoor sociaal Europa al haar burgers dezelfde kansen kan bieden.

Ik feliciteer mevrouw Plumb met dit initiatief. Het is een actueel onderwerp dat uitermate belangrijk is voor de toekomst. Gefeliciteerd.

 
  
MPphoto
 

  Anna Záborská (PPE-DE). (SK) Als werknemers emigreren, worden kinderen vaak het slachtoffer van de verbeterde financiële omstandigheden van het gezin. Tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog zijn veel inwoners van de voormalige Republiek Tsjecho-Slowakije geëmigreerd, met name naar de Verenigde Staten. Deze migranten leefden in eigen land echter in extreme armoede. En zelfs als de kinderen tijdelijk door één ouder werden opgevoed, duurde dit nooit lang.

In de huidige consumptiemaatschappij, waarin familiebanden onder druk staan, is het aantal tragische gevallen aanzienlijk groter. Extreme armoede is vaak niet de reden dat ouders ervoor kiezen in het buitenland te gaan werken. Vaak komen één of beide ouders niet meer terug en laten ze de kinderen aan hun lot over, die in dat geval alleen maar kunnen hopen dat er familieleden zijn die voor hen willen zorgen.

Bij het formuleren van het beleid voor regionale ontwikkeling moeten we dit aspect in gedachten houden, en moeten we proberen regionale verschillen te elimineren, vooral in de nieuwe lidstaten.

 
  
MPphoto
 

  Vladimír Špidla, lid van de Commissie. − (CS) Dames en heren, tijdens de discussie is mijns inziens duidelijk gebleken dat dit een belangrijk thema is dat onverwijld bij de horens gevat dient te worden, ongeacht de vraag of er voldoende gedegen informatie voorhanden is om nu reeds definitieve conclusies te kunnen trekken. Al hetgeen we nu weten is dusdanig ernstig van aard dat het onze taak is deze kwestie zo snel mogelijk aan te pakken. Ik heb reeds gezegd dat de Commissie enkele studies onder handen heeft, waarvan er eentje nog voor het einde van dit jaar wordt afgerond. Ook is het mijns inziens duidelijk dat, gezien het feit dat gezinsbeleid een bevoegdheid is van de lidstaten, het vooral hún taak is om dit onderwerp aan te pakken. Dat neemt niet weg dat er uiteraard ook nog een rol weggelegd is voor de Europese Unie, aangezien alle vraagstukken met betrekking tot migrerende arbeidskrachten tevens alles te maken hebben met de sociale verzekeringen van deze arbeidskrachten, alsook met de overdracht van sociale uitkeringen, en nog vele anderen zaken. Mijn antwoord op de vraag is dus dat dit vooral een aangelegenheid is van de lidstaten en dat er voor de Europese Unie een eigen en mijns inziens niet-verwaarloosbare rol is weggelegd.

 
  
MPphoto
 

  De Voorzitter. − Er is een ontwerpresolutie(1) ingediend, overeenkomstig artikel 108, lid 5, van het Reglement.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt donderdag 12 maart 2009 plaats.

 
  

(1) Zie notulen.

Juridische mededeling - Privacybeleid