De Voorzitter. – Aan de orde is de verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid over de toestand in Syrië, Bahrein en Jemen.
De fungerend voorzitter van de Raad, de heer Németh, legt de verklaring af namens mevrouw Ashton.
Zsolt Németh, namens de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben hier vandaag aanwezig om namens de hoge vertegenwoordiger, Catherine Ashton, het een en ander uiteen te zetten over de situatie in Bahrein, Syrië en Jemen.
In Syrië hebben de gebeurtenissen onlangs een dramatische wending genomen. In Jemen dreigt een reeds nijpende situatie te escaleren, en de zeer gespannen sfeer die momenteel heerst in Bahrein is uiterst zorgwekkend, ook al is daar tot dusver minder bloed vergoten. De EU volgt de ontwikkelingen in de gehele regio, die elkaar in een rap tempo opvolgen, op de voet, zoals u kunt opmaken uit de talloze vergaderingen op hoog niveau, formele verklaringen en Raadsconclusies.
Bovendien houdt mevrouw Ashton voortdurend een vinger aan de pols via belangrijke partners, en ook via belangrijke spelers in de betreffende landen zelf. Deze contacten onderhoudt zij dagelijks, direct per telefoon of via haar vertegenwoordigers in de betreffende landen, met het doel waar mogelijk en nuttig het gewicht van de EU in de schaal te leggen. Elk land kampt met zijn eigen, unieke situatie, en elk land behoeft dan ook een strategische, doordachte reactie op maat. Wanneer gebeurtenissen elkaar zo snel opvolgen, is het evenwel des te belangrijker dat er een verstandig beleid wordt uitgedacht op basis van solide fundamentele beginselen.
Staat u mij toe drie beginselen voor het voetlicht te brengen: ten eerste, de afwijzing van alle vormen van geweld – op massaprotesten moet altijd vreedzaam worden gereageerd, met volledige inachtneming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden; ten tweede, de bevordering van de dialoog – meningsverschillen en grieven moeten altijd op constructieve wijze worden besproken door de juiste mensen die bereid zijn zich open te stellen en daarbij alle vooroordelen en voorwaarden opzij te zetten; ten derde, het initiatief tot fundamentele politieke en economische hervormingen moet van de landen zelf komen, en de EU heeft duidelijk aangegeven dat zij klaarstaat om onverwijld ondersteuning te bieden als en wanneer daarom wordt gevraagd.
Dan richt ik mij nu op de specifieke situaties in de drie genoemde landen.
In Bahrein is de rust op straat weer enigszins wedergekeerd, maar de situatie blijft gespannen. Er worden nog steeds mensen opgepakt, ogenschijnlijk enkel omdat zij gebruik hebben gemaakt van hun recht op vrijheid van meningsuiting. Net als elders in de regio hebben de EU en de hoge vertegenwoordiger persoonlijk het geweld in Bahrein krachtig veroordeeld en de autoriteiten en alle aanwezige machten nadrukkelijk opgeroepen de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, evenals de internationale humanitaire normen, onverkort te respecteren.
Daarnaast hebben we de Bahreinse autoriteiten en de oppositie herhaaldelijk gemaand een daadwerkelijke nationale dialoog te beginnen. De hoge vertegenwoordiger heeft met dit doel voor ogen een onderhoud gehad met de minister van Buitenlandse Zaken. Zonder concrete stappen om alle juiste mensen met elkaar om de tafel te krijgen, zonder uitzonderingen en zonder voorwaarden, neemt het risico dat radicale elementen de overhand krijgen toe. Dit zou voor de hand liggende en zorgwekkende gevolgen hebben voor de stabiliteit in de regio. De dialoog is nog altijd de beste manier om de stabiliteit te handhaven en te bevorderen. Dit is de boodschap die de hoge vertegenwoordiger zal overbrengen in haar zeer spoedige ontmoeting met de ministers van de Samenwerkingsraad van de Golf deze maand.
In Syrië is sinds half maart een groeiend aantal steden het toneel van volksprotesten. Het geweld waarmee deze protesten worden neergeslagen is onacceptabel. De hoge vertegenwoordiger en de Europese Unie hebben de Syrische autoriteiten talloze malen dringend verzocht geen geweld meer te gebruiken, het recht van de burgers om vreedzaam te demonstreren te respecteren en te luisteren naar hun gerechtvaardigde wensen. Het Syrische volk heeft recht op de politieke hervormingen waar het al zo lang naar verlangt, met name als het gaat om de vrijheid van meningsuiting en vergadering, politieke participatie en bestuur.
In zijn toespraak voor het volk op 30 maart heeft president Assad geen duidelijke uitspraken gedaan over een hervormingsprogramma of de planning voor de uitvoering daarvan. De EU zal Syrië onder druk blijven zetten om zonder verdere omhaal tot hervormingen over te gaan. Dit moeten echte hervormingen zijn, zowel politiek als sociaaleconomisch, ze moeten serieus zijn en niet puur cosmetisch, en ze moeten zonder verder gedraal hun beslag krijgen. We zullen zeer nauwlettend in het oog houden hoe de nieuwe regering, die nog moet worden gevormd, de hervormingen doorvoert. We hopen dat de instelling van een juridisch comité zal resulteren in het opstellen van nieuwe wetgeving die het mogelijk maakt de noodtoestand op te heffen en de mensenrechten en fundamentele vrijheden te garanderen.
Tezelfdertijd zal de EU het Syrische regime publiekelijk en achter gesloten deuren blijven manen af te zien van geweldpleging tegen demonstranten. Net zo belangrijk is het duidelijk te maken dat de verantwoordelijken voor het geweld en de dodelijke slachtoffers daarvoor ter verantwoording moeten worden geroepen, en dat alle politieke gevangenen en mensenrechtenverdedigers op vrije voeten moeten worden gesteld.
In Jemen is de situatie nog altijd kritiek. De signalen van de hoge vertegenwoordiger naar aanleiding van de betreurenswaardige geweldplegingen op 18 maart waren niet mis te verstaan, en in hun conclusies van 21 maart hebben de ministers van Buitenlandse Zaken het gebruik van geweld tegen demonstranten nogmaals veroordeeld. Verder heeft de EU in ondubbelzinnige bewoordingen aangegeven dat diegenen die verantwoordelijkheid dragen voor de dodelijke slachtoffers en de gewonden voor het gerecht moeten worden gebracht om zich te verantwoorden voor hun daden.
Sindsdien zijn de boodschappen van het Jemenitische regime vager geworden. Daarom heeft de hoge vertegenwoordiger president Saleh op 30 maart persoonlijk opgebeld om hem nadrukkelijk te verzoeken al het mogelijke te ondernemen om verder bloedvergieten te vermijden. Zij heeft daarbij aangegeven dat dit in haar optiek het beste kan worden gedaan door onmiddellijk een geloofwaardig en snel politiek hervormingsproces in gang te zetten. Die grondwettelijke overgang moet worden gebaseerd op substantiële en consistente toezeggingen die ook daadwerkelijk worden waargemaakt.
De tijd dringt, en als er niets verandert zal het Jemenitische volk het slachtoffer zijn. Daarom zal de EU zich, in nauwe samenwerking met internationale partners, zeer actief blijven inspannen om deze crisis in Jemen te bezweren.
VOORZITTER: MIGUEL ANGEL MARTÍNEZ MARTÍNEZ Ondervoorzitter
De Voorzitter. – Nu de heer Brok naast de heer Salafranca zit, wil ik van de gelegenheid gebruikmaken om hem te feliciteren met het gisteren behaalde succes van zijn team. Hij draagt de sjaal van Schalke 04, een team dat een klinkende overwinning heeft behaald, maar wel met de hulp van een van de beste spelers ter wereld, de Spanjaard Raúl. Na deze felicitaties aan het adres van de heer Brok geef ik het woord aan de heer Salafranca, namens de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-Democraten); u hebt anderhalve minuut.
José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, namens de PPE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het volkomen eens met wat u zojuist gezegd hebt.
Mijnheer Németh, commissaris, dames en heren, ik zou willen zeggen dat we de aanhoudende berichten van mevrouw Ashton, de hoge vertegenwoordiger van de Unie, over de ontwikkelingen in die landen op de voet hebben gevolgd, en ik denk dat we de inspanningen die zij namens de Europese Unie levert ter ondersteuning van het streven naar democratie in Bahrein, Syrië en Jemen moeten erkennen. Morgen zal dit Parlement een resolutie aannemen die in dit opzicht de steun heeft van alle fracties.
Niettemin zou ik een aantal vragen willen stellen, mijnheer de Voorzitter, met het verzoek aan de heer Németh om ze over te brengen aan mevrouw Ashton.
In de eerste plaats bestaat er bij sommige instellingen van de Unie, en zeker bij dit Parlement, de indruk dat we een stap achteruit zetten in de ontwikkeling van het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid, en dat we worden teruggevoerd naar de tijd van de politieke samenwerking. Het is duidelijk dat we daarvoor niet het Verdrag van Lissabon hebben opgesteld.
In de tweede plaats is er een tegenstelling ontstaan die betrekking heeft op de groeiende behoefte aan een Europese aanwezigheid in deze landen, zonder dat we weten waar deze overgangsprocessen op zullen uitlopen. Het is duidelijk dat we daar aanwezig moeten zijn, en het is ook duidelijk dat het motto dat gebruikt wordt in de mededeling van mevrouw Ashton heel verstandig is: meer voor meer.
De vraag die ik hier echter wil stellen - en daarmee sluit ik af, mijnheer de Voorzitter – is of de lidstaten van de Unie bereid zijn de middelen te verhogen om tegemoet te komen aan de toenemende behoeften die ontstaan in deze landen.
Véronique De Keyser, namens de S&D-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, wij zijn ons volledig bewust van de intensieve diplomatieke inspanningen die mevrouw Ashton heeft verricht en blijft verrichten, en we zijn ons ook bewust van de moeilijkheden van de situaties waarmee zij wordt geconfronteerd. Syrië, Jemen en Bahrein zijn namelijk landen waarmee wij geen overeenkomsten hebben, afgezien van handelsovereenkomsten, die geen bepalingen bevatten over bijvoorbeeld de mensenrechten, en we hebben weinig interventiemogelijkheden.
Desalniettemin wil ik drie dingen opmerken. In de eerste plaats over de bezieling van de bevolking, over degenen die nu demonstreren op straat en onder vuur liggen van scherpschutters, wil ik opmerken dat wij hen niet alleen moeten steunen, maar dat wij ook tegen iedere prijs moeten proberen om het geweld te stoppen. Ik heb vandaag een Syrische dissident gezien. Wat deze dissidenten uiteindelijk vragen, is een einde aan het geweld, zodat zij zich kunnen uitspreken. Daarover zou ik willen zeggen dat we, zelfs als we geen formele overeenkomsten hebben met Syrië, op dit moment zo nodig alle mogelijke sancties zouden moeten inzetten om een einde te maken aan het geweld.
In de tweede plaats zou ik willen zeggen: het gaat in het algemeen om landen – net als de Golfstaten en Libië – die wij, in te ruime mate, van wapens hebben voorzien. Het minste wat we kunnen doen, is zorgen voor een beter toezicht op de wapens om van deze landen en deze regeringen geen kruitvaten te maken die zich tegen hun eigen bevolking kunnen keren.
Tot slot de kwestie van het meten met twee maten. Ik zou willen zeggen dat we zeer voorzichtig zijn geweest met betrekking tot Bahrein, en dat we heel strikt zijn geweest met betrekking tot andere landen. Ik weet dat de situatie in Bahrein gevoelig ligt, dat Saudi-Arabië troepen heeft gestuurd en dat Saudi-Arabië en de Samenwerkingsraad voor de Golf ons helpen tegen Libië, maar we zouden de prijs van een vat olie en van onze steun tegen de Libische regering niet moeten willen inruilen tegen de prijs van zwijgen over de sjiieten die momenteel worden onderdrukt door de regering van Bahrein.
Anneli Jäätteenmäki, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben kwaad. Gisteren, in onze fractievergadering, hebben we het relaas gehoord van drie getuigen, medewerkers van Human Rights Watch en Amnesty International, die in Bahrein, Jemen en Syrië zijn geweest. Hun verhalen vervulden me met afgrijzen.
Ik ben hierover vreselijk ontstemd. De brief die we van mevrouw Ashton hebben ontvangen, mag geen strategie heten; het is gewoon de zoveelste agenda. We moeten ophouden met het sturen van loze boodschappen, zoals we te lang hebben gedaan bij Tunesië, Egypte en Libië. Het is tijd om in actie te komen.
Ten eerste moet de EU verzoeken om een speciale bijeenkomst van de VN-Raad voor de mensenrechten in Genève. De Verenigde Naties moeten naar elk van deze drie landen een missie sturen om de regimes aansprakelijk te stellen voor de mensenrechtenschendingen.
Ten tweede moet de EU oproepen tot een verbod op de uitvoer van wapens uit alle lidstaten naar deze drie landen. Het is onacceptabel dat EU-landen nog steeds wapens verkopen aan deze regimes.
Ten derde moet de EU duidelijk maken dat het tijd wordt dat de politieke regimes in de betreffende landen het veld ruimen indien zij de democratisering in de weg blijven staan. Onderwijl moeten we sancties instellen, zoals het bevriezen van tegoeden en een reisverbod.
Ik herhaal: het is tijd voor actie!
Hélène Flautre, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, het is heel goed nieuws dat bevolkingen in beweging komen om vrijheden, rechten, een verandering van het politieke regime en meer democratie te eisen. Dat is de kern van het buitenlands beleid van de Europese Unie en het Europese project. Daar kunnen we alleen maar enthousiast over zijn en onze steun voor uitspreken.
Het slechte nieuws is echter dat deze bevolkingen bijzonder zwaar onderdrukt worden, zodat zij demonstreren voor deze waarden en aspiraties ten koste van hun leven, en dat is volstrekt onaanvaardbaar. Dat betekent dat de plicht om de bevolking te beschermen, die heeft geleid tot militaire acties in Libië, nu op andere manieren tot uiting moet komen om de bevolking die in deze drie landen demonstreert te beschermen.
Ik denk dat de verklaringen – de legitieme verklaringen en de aspiraties van deze bevolkingen – uiterst belangrijk zijn, maar we moeten ook handelen. Voor allen die verantwoordelijk zijn voor disproportioneel geweld tegen de eigen bevolking moet uit onze handelingen duidelijk blijken dat hun praktijken niet onbestraft zullen blijven. Daarom moet de diplomatieke convocatie en activering van de lidstaten van de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties nu volledig op gang komen om te zorgen voor missies, verslagen en resoluties, zodat de politiek verantwoordelijken weten dat hun geweld niet onbestraft zal blijven.
Bovendien denk ik dat we over alle middelen beschikken om de 'black-out' van de pers te omzeilen. Journalisten, of het nu gaat om nationale of buitenlandse journalisten, ondervinden aanzienlijke moeilijkheden bij de verslaglegging over de situatie. We weten wat we daaraan kunnen doen, we beschikken over de instrumenten om de belemmeringen te omzeilen. Die moeten we absoluut gebruiken. Bovendien, wanneer we actiemiddelen hebben, dan vind ik dat we die ook moeten kunnen gebruiken.
Uiteraard is dit niet het juiste moment om er bij de Syrische president op aan te dringen de overnameovereenkomst te ondertekenen, die overigens toch slechts overwogen kon worden onder bepaalde voorwaarden, zoals een uiterst serieus, doeltreffend en adequaat hervormingsprogramma in dit land, en de vrijlating van alle politieke gevangenen en vreedzame demonstranten, zowel in dit land als in de twee andere landen.
Sajjad Karim, namens de ECR-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou de minister het volgende willen zeggen: ik heb uw verklaring aangehoord, ik heb geluisterd naar uw boodschap, maar constateer dat het bij woorden is gebleven. Soms waren het weliswaar hele mooie woorden, maar het bleven helaas loze woorden. Alles wat u zei was reactionair; er was niets proactiefs aan uw boodschap. Terwijl ik zat te luisteren, heb ik het woord ‘plan’ op een vel papier geschreven; daaronder wilde ik aantekeningen maken van uw verhaal over de door de EU te ondernemen actie. Mijn blad is nog steeds onbeschreven; u had vandaag niets bij te dragen.
De door u geschetste agenda is totaal niet proactief. De mensen in het Midden-Oosten hebben hun blik op Europa gevestigd en hopen dat wij in actie komen om hen te helpen hun rechten op te eisen. Maar u hebt alleen loze woorden te bieden.
Het laatste actieplan dat hier is voorgelegd, miste over de hele linie een cruciaal element, en er was in de media veel te doen over het feit dat leiders in het Midden-Oosten nog steeds geld kunnen verdienen aan hun volk en dat vervolgens Europa in kunnen krijgen, en dat we niets doen om dit in de toekomst onmogelijk te maken.
U hebt zelf gezegd dat de tijd begint te dringen. Als dat het geval is, en volgens mij is dat inderdaad zo, waarom bent u vandaag dan voor ons verschenen met slechts een blanco vel papier? Een beetje meer respect voor dit Parlement, alstublieft!
Marisa Matias, namens de GUE/NGL-Fractie. – (PT) Mijnheer de Voorzitter, wij steunen de bevolkingen in Jemen, Syrië en Bahrein in hun strijd voor vrijheid, democratie en een einde aan het bloedig neerslaan van deze volksopstanden. We moeten daarom duidelijk zijn. Allereerst roep ik hierbij op om alstublieft onmiddellijk te stoppen met de verkoop van wapens aan deze landen. Europa blijft wapens verkopen waarmee burgers vermoord worden. Ten tweede moeten we aan de kant van het volk staan en niet aan de kant van de autoritaire of dictatoriale machthebbers.
Desalniettemin mogen we niet vergeten dat we in onze solidariteit met twee maten meten: aan de ene kant steunen we de ambitie van het volk om democratisch te worden, en aan de andere kant proberen we zaken te blijven doen. In Libië vallen de bombardementen duidelijk buiten het mandaat van de VN, terwijl we niet eens geprotesteerd hebben toen het leger van Saudi-Arabië Bahrein binnenviel om een kleptocratie te redden. De jeugd doet er alles aan om het leger en de politie tegen te houden door met hart en ziel de confrontatie aan te gaan, terwijl wij ons beperken tot diplomatiek commentaar.
Mijnheer de Voorzitter, – en hiermee eindig ik – het is totaal verkeerd om te denken dat er militaire oplossingen bestaan voor politieke problemen, en het is net zo verkeerd dat wij denken dat de Arabische volkeren onze dubbele agenda niet opmerken.
Bastiaan Belder, namens de EFD-Fractie. – Een radicale regimeverandering in de zin van een machtsovername door radicaal islamitische krachten in Syrië, Bahrein en Jemen zou zowel binnenslands als buitenlands neerkomen op een regelrecht rampscenario.
De lachende derde in deze onverhoopte situatie, althans op het Arabische schiereiland, zou stellig het Iraanse leidersduo Khamenei-Ahmadinejad zijn, waarmee de al kleine kans op een Perzische lente voorlopig verloren gaat. En passant biedt de crisissituatie in Damascus, Manamah en Sanaa de EU een uitgelezen mogelijkheid om in nauwe afstemming met de Verenigde Staten de benarde regimes duidelijke condities te stellen voor ruggesteun: politieke en sociaal-economische hervormingen.
Enkele jaren geleden, mijnheer de Voorzitter, bezochten wij met een EP-delegatie Syrië. Deze enige seculiere staat in de regio herbergt sinds 2003 honderdduizenden gevluchte Iraakse christenen, een waarschuwingsteken. Laat het westen zich tot het uiterste inspannen, opdat de uiterst bloedige sektarische burgeroorlog in Irak geen Syrisch vervolg krijgt.
Andreas Mölzer (NI). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, in Jemen, Syrië en Bahrein verloopt de van Tunesië uitgaande Jasmijnrevolutie helaas niet zo vreedzaam. Een dialoog tussen regering en oppositie is zeker de beste manier om afspraken te maken over het actief oplossen van sociale en economische problemen, iets waar de bevolking om vraagt, en over een koersverandering in de richting van meer democratische participatie. Of dergelijke afspraken dan ook standhouden, is een heel andere zaak. Per slot van rekening is de protestgolf nu net ontstaan omdat de beloofde politieke hervormingen uitbleven. De bevolking is al te lang met woorden aan het lijntje gehouden; nu moeten er daden komen. De dubbele strategie om demonstraties van de oppositie met geweld te onderdrukken en tegelijkertijd een paar kleine hervormingen te beloven zonder er echte politieke veranderingen op te laten volgen, zorgde er in alle drie de landen voor dat de toestand uit de hand liep. Dat weten we.
Juist door de aanhoudende onlusten in Syrië rijst ook de zorg dat door het regime gekochte wapens doorverkocht kunnen worden aan terreurorganisaties, bijvoorbeeld aan Hezbollah. Mijns inziens moet de EU in dit conflict hoe dan ook de rol van onpartijdige bemiddelaar spelen.
Salvatore Iacolino (PPE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, deze duels worden over twee wedstrijden gespeeld, dus laten we wachten op de terugwedstrijd tussen Inter Milan en Schalke 04 om te zien wie er doorgaat naar de volgende ronde. Ik ben het wel met u eens dat Raúl een geweldige speler is.
Wat er op dit moment gebeurt in Syrië, Jemen en Bahrein verschilt niet veel van wat er in andere delen van de wereld gebeurt. Hoewel de redenen voor dit soort opstanden over het algemeen economisch van aard zijn, is er overal een groot verlangen naar vrijheid. Facebook en internet hebben het isolement van de vele, te vele valse democratieën, die op veel plekken in de wereld bestaan, doorbroken.
Er is nieuw leiderschap, een nieuw idee van politiek dat de droom van veel jongeren weerspiegelt. Er is een verlangen naar burgerschap, vooral onder de jongeren die beter opgeleid en beter op de hoogte zijn. In de afgelopen dagen is de dissident Suhayr al-Atassi bevrijd, en dat is een signaal, zij het nog zwak, dat de vorming van de vrijheid van gedachte en van politieke vrijheid is begonnen. In Jemen wordt hetzelfde enthousiasme gevoeld, en de protesten tegen president Saleh zwellen aan, en in Bahrein gebeurt hetzelfde. We moeten nu krachtig optreden en een einde maken aan dit geweld. Op de weg naar democratie is hulp nodig, en we mogen daar niet nog een keer te laat mee zijn.
Wat er in het Middellandse Zeegebied aan de gang is, is zeker een moeilijk te interpreteren teken. Daarom moet Europa in actie komen, en solidair handelen, wat de Mediterrane gebieden, die onder grote immigratiedruk staan, op dit moment waarschijnlijk zou helpen.
Richard Howitt (S&D). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, terwijl de media zich alleen op één land concentreren, zet het Parlement zich in voor mensenrechtenschendingen in de hele wereld, of het nu gaat om de gecoördineerde aanval van 15 maart op het protestkamp in Sana’a, Jemen, het harde optreden van Syrische veiligheidstroepen tegen honderdduizend mensen in Dara op 17 maart, of de gebeurtenis op de zesde verdieping van het Salmaniya-ziekenhuis in Bahrein, waar gewonde demonstranten van hun bed werden gelicht door gewapende mannen met bivakmutsen en daarna nooit meer werden gezien, en waar gewonden noodgedwongen naartoe moeten omdat daar de enige bloedbank in het land is.
Vandaag moeten wij een oproep doen aan de Raad Buitenlandse Zaken om zich ervoor in te spannen dat iedereen die verantwoordelijk is voor het gebruik van geweld ter verantwoording wordt geroepen en aan een onafhankelijk onderzoek wordt onderworpen. Geen straffeloosheid! Deze waarschuwing is nu de beste manier om verder geweld tegen demonstranten te voorkomen.
Ten tweede, wanneer wij horen dat Bahreinse veiligheidstroepen vanaf een afstand van minder dan een meter "niet-dodelijke kogels" op demonstranten afvuurden en zo het hoofd van sommigen van hen letterlijk in tweeën splitsten, kunnen wij toch niet langer toestaan dat aan die regio wapens worden geleverd.
Tot slot, de beginselen zoals die door commissaris Füle zijn neergelegd in zijn mededeling betreffende het zuidelijk nabuurschap moeten ook ten grondslag liggen aan het proces dat moet leiden tot een associatieovereenkomst met Syrië. Daarbij moet om te beginnen worden verlangd dat internationale mensenrechtenorganisaties met onmiddellijke ingang vrije toegang krijgen tot dat land. De Arabische wereld is met de Jasmijnrevolutie veranderd, en wij moeten laten zien dat wij zijn meeveranderd.
Alexander Graf Lambsdorff (ALDE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, beste collega’s, aan de Middellandse Zee is het lente, maar aan de Golf en in Syrië heerst de winter. De beelden van het geweld die we zien, zijn verschrikkelijk. Er zijn meer dan honderd doden te betreuren. Amnesty International en de Verenigde Naties hebben een verschrikkelijke balans opgemaakt.
De eisen van de Fractie Alliantie Liberalen en Democraten voor Europa zijn glashelder. We willen zo snel mogelijk een buitengewone vergadering van de Mensenrechtenraad in Genève, een eis die de Raad en de EU-lidstaten die daar vertegenwoordigd zijn, over zouden moeten nemen. Die raad is er altijd erg snel bij om partij te kiezen in het conflict in het Midden-Oosten. Nu is het moment aangebroken om bij deze massale mensenrechtenschendingen echt een beroep op die raad te doen. Er moeten hervormingen komen, er moet een overgang naar democratie komen, er moet een wapenembargo komen – dit is hier allemaal al gezegd.
Ik heb de toespraak van president Assad van Syrië live bekeken. Het is een middeleeuws aandoende dictatuur die echter tegelijk westerse pr-bureaus betaalt om haar vertegenwoordigers in glossy tijdschriften te laten neerzetten als pseudo-moderne vernieuwers. Zowel die bureaus als die tijdschriften zouden zich af moeten vragen of dat wel goed is.
En dan Jemen. Hier dreigt volgens mij het grootste gevaar: het gevaar op een breuk tussen noord en zuid, een actieve Al Qaidacel, het gevaar van een mislukte staat. We hebben in Somalië al zo’n mislukte staat, in de Golf van Aden loopt onze missie Atalanta. Europa heeft hier rechtstreeks belang bij, en we moeten meer horen dan dat wat de vertegenwoordiger van de Raad hier naar voren heeft gebracht.
Frieda Brepoels (Verts/ALE). - Ik moet eerlijk gezegd toegeven dat ik met verstomming nota heb genomen van de drie principes die de minister heeft vooropgesteld: het afwijzen van geweld, het promoten van de dialoog om wat meningsverschillen en grieven bij te leggen, en uiteraard de politieke hervormingen die nodig zijn.
Nu, op dit ogenblik enkel oproepen tot dialoog zal echt het verschil niet maken en is ook niet echt geloofwaardig. Ik denk dat de Europese Unie veel sterker die democratische hervormingen moet afdwingen. Wij horen dat de hoge vertegenwoordiger wel heel veel officiële contacten heeft, maar op welke manier onderhoudt zij contacten met het maatschappelijk middenveld, op welke manier wordt naar hiernaar geluisterd?
De collega's hebben het ook al gezegd, de Europese Unie moet onmiddellijk stoppen met het leveren van wapens aan de regio. Als ik zie dat bijvoorbeeld afgelopen jaar aan Jemen alleen voor meer dan honderd miljoen euro aan wapens werd geleverd door niet minder dan acht Europese lidstaten, wat stelt dan dat Europees gezamenlijk standpunt over wapenexport voor? Moet daar niet dringend iets aan gedaan worden?
Fiorello Provera (EFD). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik ga het hebben over Bahrein. Dit kleine land bevindt zich op een strategische positie voor het evenwicht in de Golf en voor de energievoorziening. De aanwezigheid van een uiterst belangrijke raffinaderij van ruwe Saudische olie is welbekend.
Ik wil uw aandacht vestigen op een bepaald punt van deze situatie dat mij in het bijzonder verontrustend lijkt. Betrouwbare bronnen hebben de invloed van Iran op een deel van de sjiitische bevolking van Bahrein vastgesteld. Dit kan worden opgeteld bij het legitieme verlangen naar een inhoudelijke hervorming van de regering van dat land. Het is lastig in te schatten in hoeverre de buitenlandse invloed heeft meegewogen bij de recente gebeurtenissen in Bahrein, maar er bestaat een risico op een destabilisatie van het gebied die zich zou kunnen uitbreiden tot naar het oosten van Saudi-Arabië, waar ook een aanzienlijke sjiitische bevolking leeft. Iran financieert Hamas, steunt Hezbollah in Libanon en beïnvloedt het binnenlandse beleid van Irak, waar de sjiieten in de meerderheid zijn in de regering. Als het ze lukt om hun invloed ook uit te breiden naar de Golf, zou dit een duidelijke verstoring van het evenwicht veroorzaken, wat op mondiaal niveau gevolgen zou kunnen hebben.
Het is dus noodzakelijk om op verstandige wijze in te schatten wat er in het Midden Oosten gebeurt, en de legitieme wens van de volkeren naar meer democratie te kunnen onderscheiden van buitenlandse invloeden die strategische belangen hebben in het gebied.
Ria Oomen-Ruijten (PPE). - Voorzitter, wij hebben het vandaag over drie zeer verschillende landen met heel specifieke lokale omstandigheden. In Jemen is de opstand massaal, ondanks bruut geweld van politie en leger. In Bahrein bestaat een groot risico van destabilisatie van de hele regio door de betrokkenheid van Saoedi-Arabië en Iran. En ten slotte heeft in Syrië de oppositie praktisch geen ruimte en lijkt het regime tot alles bereid.
Op basis van die specifieke omstandigheden vind ik dat de EU de bilaterale betrekkingen met die landen moet organiseren. Er zijn een paar principes. Er is natuurlijk een recht op demonstratie en vrije meningsuiting voor elke burger. Maar de vreedzame protesten, waarbij die burgers tegelijkertijd slachtoffers werden door het ingrijpen van politie en leger, wat doen wij daarmee? Laten wij dat internationaal onderzoeken? Wat doet de EU om dat onderzoek te bevorderen?
Ten tweede is er een plicht van de regeringen om de dialoog met de oppositie en de maatschappelijke organisaties aan te gaan, want geweld en onderdrukking zijn nooit een oplossing. Wat doet de EU concreet om deze dialoog te bevorderen? Dan, als de regimes in Syrië en Bahrein, maar ook in Jemen, niet in staat zijn of niet willen luisteren naar hun bevolking, waar leidt dat dan toe als wij het hebben over de relaties met die landen?
Voorzitter, wij moeten concrete hulp bieden - het is hier al vaak gezegd - maar die concrete hulp moet dan ook wel handen en voeten krijgen. Hoe gaan wij dat doen? Hiertoe had ik vandaag graag een plan gehoord.
Overigens wil ik nog een opmerking maken, ook aan het adres van de commissaris. Ik denk dat wij in het specifieke geval van Syrië ook Turkije zouden moeten oproepen om druk uit te oefenen, mede in verband met de plannen die schijnbaar een van de komende dagen worden vastgesteld.
Voorzitter, één opmerking tot slot. Ik denk dat onze eigen Delegatie voor de betrekkingen met de Masjraklanden hier heel goed werk zou kunnen verrichten en dat wij alles zouden moeten doen om haar daartoe in staat te stellen.
Ana Gomes (S&D). - (PT) De Europese Unie moet consistent zijn in haar uitspraken en optreden ten aanzien van de volksopstanden in Jemen, Syrië, Bahrein en de andere Arabische landen. Niet alleen onze geloofwaardigheid staat op het spel: ook de effectiviteit van onze boodschappen aan dictaturen waartegen geprotesteerd wordt, en aan de mannen en vrouwen die hun levens wagen voor mensenrechten, rechtvaardigheid en democratie.
Het is tenhemelschreiend hoe tegenstrijdig de Europese Unie is geweest, met name ten aanzien van Bahrein. Dit is het gevolg van een buitenlandse politiek die met twee maten meet vanwege de olie en de wapenleveranties van lidstaten aan zowel Bahrein als Saudi-Arabië waarmee we de gemeenschappelijke positie over de export van militaire uitrustingen schenden.
Het Europees Parlement eist de onmiddellijke stopzetting van wapenverkopen, en de hoge vertegenwoordiger roept de Bahreinse autoriteiten onverholen op om het aantal doden en vermisten bij de repressie van de vreedzame protesten openbaar te maken en de mediablokkade onverwijld op te heffen.
Edward McMillan-Scott (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, afgelopen nacht heb ik geholpen bij het organiseren van een hoorzitting met deskundigen uit de regio die ons vertelden dat tot dusver bij acties van veiligheidstroepen in Bahrein, Syrië en Jemen respectievelijk ten minste 23, 132 en 63 doden zijn gevallen. Mensen zullen zich afvragen wat de EU daaraan kan doen? In de resolutie die morgen in stemming wordt gebracht, doen wij enkele aanbevelingen.
Ik moet wel zeggen dat een analyse van mijn kantoor naar het effect van eerdere resoluties met betrekking tot Tunesië, Egypte en Libië op de acties van de Commissie – haar blauwdruk van verandering – weinig hoopgevend is. Als de Commissie en de Raad niet naar ons luisteren, praten wij hier voor Jan met de korte achternaam.
Ik zal deze analyse zoals gezegd op mijn website publiceren. Ik geloof dat het Verdrag van Lissabon het Europees Parlement aanvullende taken heeft gegeven. De andere instellingen moeten ons serieus nemen bij het formuleren van het buitenlands beleid van de Europese Unie. Zeker op een moment dat de Arabische wereld ingrijpende veranderingen ondergaat, is het nodig dat alle instellingen samenwerken.
Pino Arlacchi (S&D). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, Syrië, Bahrein en Jemen zijn tirannieën waarvan het bestaansrecht door de eigen burgers wordt aangevochten, en die burgers verdienen onze onvoorwaardelijke steun. Het optreden van de EU jegens de democratiseringsgolf die door de regio gaat, is vooralsnog onzeker, krachteloos en ongeloofwaardig. Als wij dat willen veranderen, moeten wij om te beginnen geen dubbele standaarden meer hanteren.
Wij, de Europeanen, hebben deze autocratieën in het verleden op verschillende manieren gesteund. Onder meer door aan hen, samen met Rusland en de Verenigde Staten, bijna alle soorten wapens te verkopen. En nu zitten wij te jammeren over de onschuldige burgers die worden gedood met de wapens die wij zelf aan de Golfautocratieën hebben verkocht.
Als wij geloofwaardig willen zijn, moeten wij alle wapencontracten met deze landen en met de Samenwerkingsraad van de Golf opzeggen en vragen om het instellen van een wapenembargo voor heel Noord-Afrika en het hele Midden-Oosten. Door de verlaging van de militaire begroting zullen deze landen bovendien over extra middelen beschikken om in de democratische overgang te investeren.
María Muñiz De Urquiza (S&D). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, de historische en onomkeerbare democratische omwenteling in de Arabische landen is niet beperkt gebleven tot de nog broze overgang in Egypte en Tunesië, noch tot de, eveneens historische, steun van de internationale gemeenschap voor de toepassing van het beginsel van verantwoordelijkheid teneinde de Libische bevolking te beschermen.
De omwenteling gaat nu verder in Syrië, Jemen en Bahrein, en de Europese Unie dient daar aanwezig te zijn; zij moet lering trekken uit de gebeurtenissen en een leidende rol op zich nemen ten aanzien van de internationale reacties, door verreikende maatregelen, commissaris Füle, zoals het goed geformuleerde Europese nabuurschapsbeleid, en door concrete, rechtstreekse maatregelen zodat de burgers van die landen en ook de burgers van Europa weten dat de betrokkenheid van de Europese Unie met de vrijheid, waardigheid, democratie en mensenrechten geen barsten vertoont.
De overheden van Syrië, Jemen en Bahrein moeten bedenken dat het gebruik van geweld door de staat tegen de bevolking meteen consequenties heeft; zij dienen ook te beseffen dat het niet genoeg is cosmetische veranderingen aan te brengen aan hun autocratische regeringen. Zij dienen ogenblikkelijk een dialoog op gang te brengen met de oppositiebewegingen en met het maatschappelijk middenveld; ze moeten de politieke gevangenen, verslaggevers en mensenrechtenactivisten ogenblikkelijk vrijlaten, en de noodtoestand onverwijld opheffen.
Laima Liucija Andrikienė (PPE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, wij moeten niet onze ogen sluiten voor de flagrante mensenrechtenschendingen in de drie landen.
De situatie in Syrië is bijzonder ernstig. Daar staat het meeste op het spel. Leraren, oppositieactivisten, journalisten en bloggers zijn er het doelwit van gerichte acties. Veel mensen zijn er vermoord en gevangengezet. Buitenlandse journalisten zijn het land uitgeschopt en informatie wordt geblokkeerd. Er is absoluut geen vrije pers. Alle reden dus voor sancties tegen Syrië.
Wij zouden ook beleidsmaatregelen tegen Jemen en Bahrein moeten overwegen. Zo zou overwogen moeten worden om de staande overeenkomst met Jemen over wapenexporten te schorsen.
Bij dit debat over de situatie in deze drie landen moeten wij er ten eerste toe oproepen dat de schuldigen ter verantwoording worden geroepen, ten tweede vragen om speciale bijeenkomsten van de VN-Mensenrechtenraad in Geneve…
(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)
Rosario Crocetta (S&D). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb drie jaar in Bahrein gewoond, van 1987 tot 1990. Destijds werd Bahrein gezien als een van de meest democratische landen van de Golf, en ook in recentere jaren had het die reputatie. Dus dan zou je zeggen, stel je toch eens voor wat er in de andere landen wel niet gebeurt, aangezien in Saudi-Arabië de doodstraf enkele honderden keren per jaar wordt uitgevoerd, aangezien in Iran nog ergere slachtingen plaatsvinden, aangezien in de hele Golfregio moord en doodslag aan de orde van de dag zijn en van persvrijheid geen sprake is.
We hebben vandaag de resolutie over Syrië, Jemen en Bahrein besproken, maar wanneer schrijven we een resolutie over Saudi-Arabië, over Algerije, over China en over andere landen in de wereld waar mensenrechten worden geschonden? Het probleem is dat ik hier in het westen iets vreemds zie, dat aan de ene kant ...
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Marielle De Sarnez (ALDE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, welke rol moet Europa spelen in landen waarvan de regimes door de bevolking aan de kaak worden gesteld, maar waarvan de leiders geen gehoor geven aan de herhaalde oproepen om meer democratie, om daadwerkelijke structurele hervormingen en een eerlijkere ontwikkeling? Dat is de vraag die voor ons ligt!
Ik heb een eerste antwoord, en haast is geboden. De Unie moet zware druk uitoefenen door alle mogelijke sancties waarover zij beschikt in te zetten om te zorgen dat er een einde komt aan de onderdrukking en dat politieke gevangenen en journalisten onmiddellijk worden vrijgelaten. De Unie moet de instelling van een onafhankelijke onderzoekscommissie steunen die onderzoek doet naar de gebeurtenissen, en oproepen tot een speciale zitting van de Mensenrechtenraad.
Op de middellange termijn denk ik dat we onze betrekkingen met deze landen grondig moeten herzien. Niettemin moet de Europese Unie duidelijk laten blijken aan de kant van de publieke opinie te staan, aan de kant van het volk en niet aan de kant van de huidige machthebbers.
Daartoe moet de Unie een permanente dialoog beginnen en onderhouden met alle spelers van het maatschappelijk middenveld, met allen die democratie tot stand willen brengen en met de leiders van de oppositiebewegingen. Dat is dus een grote verandering…
(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)
Heidi Hautala (Verts/ALE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, wij hebben vandaag gehoord dat het het Parlement nu ernst is als het zegt dat de mensenrechtenschendingen in Bahrein, Jemen en Syrië moeten worden aangepakt. Wij willen nu van de Europese Dienst voor extern optreden en de Commissie horen hoe de Europese Unie kan laten zien dat zij geen dubbele standaarden meer hanteert.
Ons is verteld over tal van concrete maatregelen. Wij willen weten hoe de gang van zaken in de VN-Mensenrechtenraad is. Is de Europese Unie eensgezind in haar oproep voor speciale bijeenkomsten over Syrië, Bahrein en Jemen?
Er is gezegd dat het tijd is om de export van wapens naar die landen te stoppen.
Dat kan wat ons betreft niet snel genoeg gebeuren. Wat gaan de Europese Dienst voor extern optreden en de Commissie nu doen om dat voor elkaar te krijgen?
Charles Tannock (ECR). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, in Syrië hebben de veiligheidstroepen op beestachtige wijze, met gebruik van dodelijk geweld, gereageerd op demonstraties over gerechtvaardigde klachten van de bevolking. De oorlogstaal van president Assad richting Israël, onze bondgenoot, zijn steun voor terroristen als Hezbollah en zijn vriendschap met Iran maken van hem een gevaarlijke autocraat.
Bahrein, daarentegen is een relatief moderne en progressieve constitutionele monarchie. Helaas blijven sjiitische extremisten, geïnspireerd en gesteund door Iran, voor sektarische spanningen zorgen en propaganda voeren tegen de regering en de koning. De koning heeft geduldig naar de bezwaren van demonstranten geluisterd een steeds geprobeerd om een dialoog aan te gaan. Maar wij veroordelen natuurlijk de dood van ongewapende demonstranten.
Tot slot, het lijkt erop dat de Jemenitische president Saleh door het gebruik van buitensporig geweld zijn belangrijkste helpers, waaronder de Verenigde Staten, van zich heeft vervreemd, ondanks het feit dat hij jarenlang via krachtige acties heeft geprobeerd de tak van Al Qaida in zijn land uit te roeien. Nu de EU-steun aan hem beëindigen zonder dat wij weten wat er na hem komt, is bijzonder riskant.
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Andrew Henry William Brons (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, wij kunnen ons wel afvragen hoe wij de mensen in deze landen kunnen helpen met het doorbreken van de politieke impasse en hun lijden kunnen verlichten, maar dat veronderstelt, ten eerste, dat het in ons vermogen ligt om iets te doen, ten tweede, dat het aan ons is om iets te doen en, ten derde, dat de huidige situatie op geen enkele wijze het resultaat is van onze eerdere bemoeienis met die landen.
Terwijl wij hier spreken, krijgen Britse militairen een ontslagbrief – vaak terwijl zij in actieve dienst zijn – van de verachtelijke Britse regering. Het is absurd om te verwachten dat de resterende militairen een extra inspanning zullen leveren door aan verdere riskante operaties deel te nemen.
Staten doen de plechtige, maar vaak ongeschreven, belofte aan hun troepen dat zij alleen naar het slagveld worden gestuurd wanneer vitale belangen van de natie of de levens van haar onderdanen op het spel staan. Welnu, in die landen staan voor ons geen vitale belangen op het spel. Daar komt nog bij dat er alle reden is om aan te nemen dat externe krachten die in verband worden gebracht met de Verenigde Staten en hun bondgenoten belang hebben bij het destabiliseren van Syrië. Ik heb geen instructies voor het Baath-regime…
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Paul Rübig (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik geloof dat er in deze landen veel jonge mensen leven die snakken naar democratie, modernisering en vrijheid. Daar moeten we rekening mee houden. We zouden erop moeten letten dat we in die landen vrienden maken en niet iedereen over een kam scheren, maar diegenen in het vizier nemen die zich niet houden aan de regels van een moderne samenleving. Daarom zouden we ons moeten inzetten voor uitwisselingsprogramma’s voor kleine en middelgrote ondernemingen en voor leraren, professoren, journalisten. Het is tevens onze taak om in die landen vrienden te zoeken. Ik hoop dat er snel op die manier gehandeld wordt.
Diane Dodds (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de minister, zoals zo velen hier ben ik vervuld van afschuw over het geweld en de mensenrechtenschendingen die wij in de hele regio zien. Maar ik kan deze gelegenheid toch niet voorbij laten gaan zonder de minister te zeggen dat de verklaring die hij vandaag heeft afgelegd namens de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid heel goed laat zien, en misschien nog wel beter dan iemand van ons ooit had kunnen doen, hoe onzinnig dat ambt is en dat de miljoenen euro's die wij eraan hebben gespendeerd weggegooid geld zijn.
U hebt natuurlijk helemaal gelijk met uw boodschap van vandaag: géén geweld, maar dialoog en hervorming binnen de landen in kwestie. Daar zal echt absoluut niemand het mee oneens zijn. Maar er is veel meer nodig dan zo nu en dan een telefoontje en de zoveelste verklaring waarin iemand wordt opgeroepen om iets te doen of te laten. En ik denk eerlijk gezegd dat de mensen in het Midden-Oosten...
(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)
Zsolt Németh, namens de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Europese Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid. – (HU) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, mijn hartelijke dank voor de bijdragen. (Het betoog wordt in het Engels voortgezet.)
(EN)Mijnheer de Voorzitter, staat u mij toe om eerst in te gaan op een paar specifieke vragen met betrekking tot Bahrein.
Er is een vraag gesteld over de vermeende Iraanse inmenging in de binnenlandse zaken van dat land. Er is tot dusver geen hard bewijs dat Iran heeft geprobeerd om in Bahrein een radicalisering in de hand te werken. Dat risico is er zeker, en het is een reden te meer om in Bahrein zo spoedig mogelijk een nationale dialoog te starten om te voorkomen dat het land radicaliseert.
Wat betreft de Saudische invasie in Bahrein, wijs ik erop dat de zes staten van de Samenwerkingsraad van de Golf (GCC) onderling een collectieve veiligheidsovereenkomst hebben gesloten. De aanwezigheid van Saudische strijdkrachten en van strijdkrachten van andere Golfstaten in Bahrein was het resultaat van een verzoek dat in het kader van die overeenkomst werd gedaan en waarop door meer dan één GCC-lidstaat werd gereageerd. Dit is zeker geen legalisme. Bij het beoordelen van de ontwikkelingen in deze regio mogen wij niet voorbijgaan aan de regionale dimensie ervan. Die moeten wij erg serieus nemen.
Wat Jemen betreft, wijs ik erop dat de Europese Unie haar steun aan dat land al voor een deel heeft opgeschort. Bijvoorbeeld de bijstand bij civiele terrorismebestrijding. Wij meenden dat wij in dit opzicht een gedifferentieerde aanpak moesten volgen.
De overige vragen zal ik in het Hongaars beantwoorden.
(HUDe heer Salafranca heeft de vraag gesteld wat het resultaat van de overgang zal zijn. In verband daarmee zou ik willen onderstrepen dat we niet weten wat de Arabische lente zal opleveren. Niemand weet het, en enkele maanden geleden wisten we nog niet eens dat er zo’n domino-effect in beweging kon worden gezet. Daarentegen ben ik van mening dat het eindresultaat van deze Arabische lente vooralsnog niet definitief vastligt. Ik denk daarom ook dat het voor een heel groot deel van óns afhangt. Dat is mijn antwoord op de vraag van de heer Salafranca: het eindresultaat van deze Arabische lente hangt voor een heel groot deel ook van ons af.
Ik denk dat de voorstellen die hier zijn gedaan bijzonder nuttig zijn gebleken, en ik denk dat zowel de aanwezige vertegenwoordigers van de Commissie als de vertegenwoordigers van de Raad en de Dienst voor extern optreden zeer ingenomen waren met alle voorstellen die zijn gedaan. We bevinden ons in het proces van herziening van het nabuurschapsbeleid, en alle voorstellen die hier zijn gedaan, zullen in de herziening van dat beleid worden geïntegreerd. Daarom ben ik van mening dat we ons zeer gelukkig mogen prijzen dat de top van het Oostelijk Partnerschap in Boedapest niet binnen enkele weken wordt gehouden, want dat geeft ons tijd om de voorstellen die nu gedaan zijn op te nemen in de herziening van het nabuurschapsbeleid.
Ik vind het namelijk heel belangrijk dat dit nabuurschapsbeleid uniform wordt gemaakt. Dit nabuurschapsbeleid moet de oostelijke dimensie op dezelfde wijze bestrijken als de zuidelijke dimensie. En we kunnen pas geloofwaardig zijn in de ogen van de zuidelijke nabuurschapslanden, die heel goed letten op alles wat we zeggen, als we hier binnen de Europese Unie in staat zijn om een verenigd, coherent en doordacht nabuurschapsbeleid te creëren. In de voorstellen die hier zijn gedaan in verband met het nabuurschapsbeleid - zoals bijvoorbeeld door de laatste sprekers, mevrouw Dodds en de heer Rübig - is de nadruk gelegd op burgerrelaties. Een van de opvattingen in het kader van het nabuurschapsbeleid betreft de prioritaire behandeling van burgerrelaties, van betrekkingen met de staatsburgers, in het bijzonder de betrekkingen met jongeren.
Het creëren van echt nieuwe financiële middelen en, in voorkomend geval, financiële middelen van nieuwe omvang, moet eveneens nadrukkelijk deel uitmaken van deze herziening. Daarnaast moeten we niet vergeten dat elk aspect een aparte benadering vergt. Er zijn landen waar het instellen van sancties of de toepassing van wapenembargo’s, of in sommige gevallen militaire acties tot nu toe al onvermijdelijk waren. Want zoals u weet is Libië niet meer het enige land in de zuidelijke nabuurschapslanden waar een gewapend ingrijpen plaatsvindt, maar sinds enkele dagen ook Ivoorkust. Dat is een apart thema waar we het hier in de loop van de avond nog over zullen hebben.
Maar ik denk dat deze landen, waar militair ingrijpen vanwege de situatie van burgeroorlog onvermijdelijk is geworden, niet verward mogen worden met de landen die we nu bespreken, ofschoon deze repressieve landen, deze autoritaire, repressieve landen, ook met het gebruik van geweld flirten. Maar ik ben van mening dat de hoge vertegenwoordiger deze landen met betrekking tot hun gewelddadig optreden een heel ondubbelzinnige boodschap heeft gestuurd En de militaire acties die in Libië en Ivoorkust plaatsvinden moeten op zich een heel ondubbelzinnige boodschap voor al deze landen, voor deze drie landen zijn. In de afgelopen weken is de Europese en internationale gemeenschap erin geslaagd een heel duidelijke filosofie te ontwikkelen.
”The right to protect” en ”the responsibility to protect” zijn nieuwe principes die de afgelopen tijd door de internationale gemeenschap zijn toegepast, en die als waarschuwing moeten dienen voor Jemen, Bahrein en iedereen, voor alle autoritaire regimes in de regio. Wat er nu gebeurt, het militaire ingrijpen, is geen analogie met Irak, maar veeleer met Rwanda of Kosovo, waar de internationale gemeenschap heeft moeten optreden om de burgers te beschermen. En ik ben van mening dat de internationale gemeenschap deze boodschap nu heel ondubbelzinnig overbrengt aan landen die geweld tegen hun burgers gebruiken.
Dames en heren, geacht Europees Parlement, staat u mij nog toe om kort in te gaan op enkele concrete voorstellen. Ik zal uw zeer eenstemmig en algemeen voorstel om een buitengewone bijeenkomst van de VN-Mensenrechtenraad bijeen te roepen doorgeven aan de hoge vertegenwoordiger. Die suggestie was zonder meer een essentieel onderdeel van het debat dat hier is gehouden en dient in overweging te worden genomen. Zo zal ik tevens de even onmiskenbare consensus inzake de uitvoer van wapens die hier tot uitdrukking is gebracht, aan de hoge vertegenwoordiger doorgeven. Ik denk dat we met betrekking tot deze drie groepen landen een passend evenwicht tussen samenwerking en sancties moeten kunnen ontwikkelen.
Het is zonder meer een bijzondere taak wanneer er met betrekking tot een landengroep geen sancties en militair ingrijpen plaatsvinden, maar er wordt samengewerkt en er zo nodig enige sancties worden toegepast. Ik vind eveneens belangrijk wat mevrouw Oomen-Ruijten onder woorden heeft gebracht, namelijk dat de Europese Unie ook heel ondubbelzinnig op Turkije moet kunnen bouwen wanneer ze haar beleid met betrekking tot de regio vormt. Mijn hartelijke dank voor de debatten, en mijn hartelijke dank voor de opmerkingen, de bijdragen en de vragen.
De Voorzitter. – Tot besluit van het debat zijn er zes ontwerpresoluties(1) ingediend, overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement.
Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 149)
Dominique Baudis (PPE), schriftelijk. – (FR) In de resolutie over de situatie in Syrië, Bahrein en Jemen veroordeelt het Parlement terecht de wrede en gewelddadige onderdrukking waar de demonstranten in Syrië, Jemen en Bahrein het slachtoffer van zijn. De machthebbers van deze drie landen laten schieten op hun eigen bevolking, die op legitieme wijze politieke vrijheid, menselijke waardigheid en sociale rechtvaardigheid eist. Met deze resolutie spreekt het Europees Parlement duidelijk zijn solidariteit uit met de Syrische, Bahreinse en Jemenitische burgers, die grote moed betuigen door voor hun aspiraties te demonstreren tegenover ordetroepen die het vuur openen op ongewapende burgers.
Franz Obermayr (NI), schriftelijk. – (DE) Syrië, Bahrein en Jemen. Afgezien van de islam hebben deze drie landen iets gemeen: ze worden autoritair geregeerd, of het nu door een koning, een president of de Assad-clan is. Naar westerse maatstaven zijn dat vast en zeker ondemocratische regimes. Het opflakkeren van revolutionaire stromingen zoals in Egypte of Tunesië wordt in de kiem gesmoord, democratie en mensenrechten worden met de voeten getreden. Zo wordt in Jemen nog steeds 37 procent van de minderjarige meisjes uitgehuwelijkt. Daarmee komt Jemen wereldwijd op de tweede plaats en wordt het alleen overtroffen door Somalië. De regeringen van deze drie landen moeten bewijzen dat ze voor, en niet tegen hun bevolking werken. Decennialang heeft de EU landen ondersteund en gepaaid, zolang het om economisch en geopolitiek voordeel ging. De EU zou zich in deze landen meer moeten inzetten voor democratie en mensenrechten en tegen een radicale islamisering.
Kristiina Ojuland (ALDE), schriftelijk. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, hoewel de situatie in Syrië, Bahrein en Jemen vraagt om urgente maatregelen, wil ik toch ook uw aandacht vestigen op de alarmerende situatie van zeven EU-burgers uit Estland die in Libanon gevangen worden gehouden. Ik dank lady Ashton voor haar prompte reactie en haar verzekering twee weken geleden dat de kwestie binnen de EU op het hoogst mogelijke niveau zal worden behandeld. Wij hebben nu vernomen dat de ontvoerders, die beweren lid te zijn van de beweging "Renaissance en Hervorming", een obscuur briefje hebben overhandigd waarin zij een bepaald bedrag aan losgeld eisen en zeggen op een later tijdstip met aanvullende eisen te zullen komen. Van de zeven Estse staatsburgers wordt gezegd dat zij in leven zijn. Ik doe een dringend beroep op lady Ashton om in haar hoedanigheid van vicevoorzitter van de Commissie en hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid mee te werken aan de oplossing van dit gijzelingsdrama. De levens van Europese burgers staan op het spel, en dat vraagt om de onmiddellijke aandacht van de Europese Dienst voor extern optreden. Dit is een kans voor lady Ashton om te laten zien uit wat voor hout zij is gesneden.