Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2010/2302(INI)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

A7-0081/2011

Debatten :

PV 06/06/2011 - 21
CRE 06/06/2011 - 21

Stemmingen :

PV 08/06/2011 - 6.5
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2011)0258

Volledig verslag van de vergaderingen
Woensdag 8 juni 2011 - Straatsburg Uitgave PB

7. Stemverklaringen
Video van de redevoeringen
PV
  

Mondelinge stemverklaringen

 
  
  

Aanbeveling voor de tweede lezing: Saïd El Khadraoui (A7-0171/2011)

 
  
MPphoto
 

  Guido Milana (S&D).(IT) Mijnheer de Voorzitter, in het geheel genomen ben ik tevreden met het verslag van de heer El Khadraoui.

Het verslag is naar mijn mening een stap voorwaarts in de bescherming van de consument en van het milieu, ook met betrekking tot de standpunten van de individuele lidstaten, die zich soms beklagen over vertragingen. Europa heeft met de aanneming van deze maatregel aangetoond verder te zijn dan vele van de lidstaten, die zich nu in korte tijd aan deze situatie zullen moeten aanpassen.

De regering van mijn land heeft pas laat interesse in deze richtlijn getoond. Daarom hoop ik dat dit besluit van het Parlement nuttig zal blijken en als stimulans kan fungeren voor een aanzienlijke verbetering van de houding en de aandacht voor dit onderwerp in de nabije toekomst.

 
  
MPphoto
 

  Cristiana Muscardini (PPE).(IT) Mijnheer de Voorzitter, het 'de vervuiler betaalt'-beginsel is, zonder twijfel, van cruciaal belang voor het oplossen van de milieuproblemen die de industriële ontwikkeling van Europa heeft veroorzaakt. Maatregelen die slechts één categorie treffen zijn echter niet altijd verstandig. We moeten ook achter het beginsel staan dat niet alleen de wegvervoerders betalen, maar ook iedereen in Europa die zich niet genoeg inspant voor een alternatief vervoerssysteem.

Er zijn in Europa nog steeds te weinig programma’s voor een herstructurering van de transportsector naar een milieuvriendelijker alternatief, en er is ook een gebrek aan middelen voor de verbetering van de efficiëntie en de milieuprestaties. Daarom moeten we wederom niet vergeten dat we de verkeerslast niet kunnen verlagen. Integendeel, er moeten juist meer reizen en meer vervoer komen, en wegvervoerders mogen dus niet als enige opdraaien voor de milieuproblemen die door anderen worden veroorzaakt.

 
  
MPphoto
 

  Ville Itälä (PPE). (FI) Mijnheer de Voorzitter, we mogen de rapporteur, de Commissie vervoer en toerisme en natuurlijk het hele Parlement complimenteren met deze uitstekende wetgeving. Dit is het resultaat van compromissen en werd van harte gesteund. Ik vind het uitermate belangrijk dat er rekening wordt gehouden met zware vrachtvoertuigen wanneer we het hebben over klimaatverandering en duurzame ontwikkeling. Op die manier kunnen we de burgers laten zien dat we ons grote zorgen maken over de problemen die de emissies van zware vrachtvoertuigen vooral in de spits en op dichtgeslibde wegen veroorzaken.

Een ding dat ik omwille van het compromis heb aanvaard, is dat het geld dat van het zware vrachtvervoer wordt geïnd, kan worden gebruikt voor het spoorwegvervoer of de scheepvaart. Dat kan in bepaalde gevallen mogelijk zijn, maar ik hoop dat men bij het uitvoeren van deze besluiten op nationaal niveau beseft dat het zware vrachtvervoer deze kosten betaalt. Dit geld kan ook worden gebruikt voor het verbeteren, repareren en bouwen van wegen en op die manier profiteren ook zware vrachtvoertuigen ervan.

 
  
MPphoto
 

  Pat the Cope Gallagher (ALDE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, het belasten van zware vrachtvoertuigen is tamelijk ernstig wat Ierland betreft. Wij bevinden ons aan de rand van Europa, door twee zeepassages gescheiden van het vasteland van Europa, waar al deze extra heffingen voor weggebruik en vervuiling gaan gelden. Van de vereniging van exporteurs in Ierland heb ik begrepen dat de kosten voor vervoer vanuit Ierland, dat in hoge mate afhankelijk is van dit type vervoer alsook van export, per enkele reis hiermee met 150 euro zouden toenemen, ofwel met 300 euro voor een retour. Dat zal betekenen dat we minder concurrerend worden.

Ik denk dat de Commissie en de Raad hiernaar moeten kijken en rekening moeten houden met perifere regio’s. Voor de lidstaten op het vasteland van Europa is dit niet zo belangrijk, maar dat is het absoluut wél voor Ierland en andere perifeer gelegen landen.

 
  
MPphoto
 

  Janusz Władysław Zemke (S&D). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag duidelijk stellen dat de aanbevelingen die vandaag door het Parlement zijn aangenomen in de Poolse situatie niet zo eenduidig zijn. Ze leiden namelijk tot een stijging van de transportkosten en vervoerders die oudere voertuigen bezitten, zijn overduidelijk in het nadeel. Aan de andere kant is het positief dat er extra middelen ter beschikking komen voor investeringen in duurzaam transport en vooral dat de mogelijkheid ontstaat om hogesnelheidstreinverbindingen en het vervoer over water uit te breiden. Ik sluit me echter aan bij de vorige sprekers die hebben gezegd dat de aanbevelingen ook negatieve aspecten bevatten. Bijzonder veel vervoerders in mijn land krijgen door deze aanbevelingen te maken met een lange reeks complicaties.

 
  
MPphoto
 

  Peter Jahr (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb twee opmerkingen over het zogenoemde eurovignet. Ten eerste had ik in zoverre op een duidelijker formulering gehoopt dat de financiële middelen die worden geïnd ook daadwerkelijk worden ingezet voor de aanleg van wegen.

Ten tweede ga ik er absoluut van uit dat de regeling volgens welke landen een uitzondering op de infrastructuurkostenrichtlijn kunnen maken voor bestelauto’s tussen 3,5 en 12 ton ook door de lidstaten wordt gerespecteerd. Want juist in deze categorie – 3,5 tot 12 ton – zijn veel middenstanders onderweg. Zij kunnen hogere kosten meestal niet meer dragen. En zij zijn in onze plattelandsgebieden vaak de ruggengraat van het banen- en ondernemingspotentieel.

 
  
MPphoto
 

  Jim Higgins (PPE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, het eurovignetvoorstel is goedbedoeld. Het heeft een groot aantal prijzenswaardige aspecten. Het verlagen van de koolstofemissies van voertuigen is zeer prijzenswaardig, het verminderen van de files van zware vrachtvoertuigen is zeer prijzenswaardig en het besteden van 15 procent van de tolheffingen aan infrastructuur is zeer prijzenswaardig.

Ik had met name graag deze maatregel willen ondersteunen, maar ik heb tegen moeten stemmen omdat, zoals mijn collega Pat the Cope Gallagher reeds heeft gezegd, de economie van Ierland sterk afhankelijk is van export. De eurovignetmaatregelen zouden, als ze in ons land zouden worden aangenomen, rampzalige gevolgen hebben. Nog meer heffingen op Ierse vervoerondernemers zouden zeer nadelige gevolgen voor onze export hebben. Ik denk dat ik word gesteund door de Spanjaarden, de Portugezen en de Italianen. Wij zijn perifere naties. Wij zijn volledig afhankelijk van onze internationale markten. Door de hoge dieselkosten staan onze vervoerondernemers al aan de rand van de afgrond. Daarom heb ik tot mijn spijt tegen de maatregel moeten stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Mario Pirillo (S&D).(IT) Mijnheer de Voorzitter, de stemming van vandaag is een belangrijke stap voorwaarts naar de invoering van het 'de vervuiler betaalt'-beginsel, ook in de sector van goederenvervoer over de weg, die verantwoordelijk is voor aanzienlijk deel van de luchtverontreiniging en geluidhinder. Ondanks de kritiek van de organisaties uit de sector ben ik van mening dat het standpunt van de Raad op dit moment het best mogelijke compromis is, ook al hoop ik dat er in de toekomst nog verbeteringen kunnen worden aangebracht.

Ik heb voor gestemd. Ik wil echter wel aangeven dat we de inkomsten op een betere manier moeten gebruiken, door de lidstaten te verplichten deze middelen te investeren in het verbeteren van het trans-Europees vervoersnetwerk (TEN-T) en van de infrastructuren, om vervuiling tegen te gaan. Alleen op die manier zal in de toekomst blijken dat het besluit van vandaag positief heeft uitgepakt.

 
  
  

Verslag: Jo Leinen (A7-0330/2011)

 
  
MPphoto
 

  Antonello Antinoro (PPE).(IT) Mijnheer de Voorzitter, dankzij het Verdrag van Amsterdam zijn het milieubeleid en het duurzaamheidsbeleid belangrijker geworden en is de aandacht gevestigd op de integratie van het economische- en het milieubeleid, en op het meenemen van het milieu in het beleid van andere sectoren.

Enkele van de sleutelsectoren zijn klimaatsverandering, duurzaam vervoer, natuur, biodiversiteit, gezondheid en het milieu, het gebruik van hulpbronnen, afvalbeheer en de internationale dimensie van duurzame ontwikkeling. In zijn conclusies van juni 2006 roept de Raad de Unie en haar lidstaten op voortaan ook kernaspecten van duurzame ontwikkeling in de nationale rekeningen op te nemen. De nationale rekeningen moeten dus worden gecompleteerd door geïntegreerde milieu-economische rekeningen, met geheel coherente gegevens.

Ik heb voor dit voorstel voor een verordening gestemd omdat het ons de mogelijkheid geeft om de gegevens van de nationale rekeningen, van de milieustatistieken en van andere statistieken op een nieuwe manier te gebruiken.

 
  
MPphoto
 
 

  Horst Schnellhardt (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb voor het verslag-Leinen gestemd omdat ik ervan overtuigd ben dat we veel meer te weten komen over de situatie in de lidstaten door deze gegevens in de afzonderlijke landen te verzamelen. Ik heb echter nogmaals het woord genomen omdat in enkele betogen in dit debat werd gezegd dat we het alleen over deze rekeningen zouden moeten hebben en het bbp compleet moeten negeren.

Hiervoor wil ik waarschuwen. Dat is een erg gevaarlijke ontwikkeling. Het bruto binnenlands product is een indicator voor de economische ontwikkeling en de welvaart. En als we dit helemaal niet meer willen meten of alleen nog maar aan de hand van sociale en ecologische criteria willen meten, heeft dat desastreuze gevolgen. Alles kan alleen als aanvulling op het bbp dienen. Het bbp moet centraal blijven staan, zoals we in het verslag-Rosbach hebben besloten. Mijns inziens moet dat hiervoor ook gelden. Daar wilde ik nogmaals op wijzen.

 
  
  

Verslag: Carlos Coelho (A7-0185/2011)

 
  
MPphoto
 

  Jens Rohde (ALDE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, pardon, kunt u me vertellen over welk onderwerp we het nu hebben? Ik heb het niet verstaan.

(De Voorzitter: 'Over Coelho')

Het Roemenië/Bulgarije-acquis? Dank u.

(DA) Mijnheer de Voorzitter, we hebben vandaag in het Parlement bij stemming een besluit aangenomen waarin we erkennen dat Roemenië en Bulgarije klaar zijn om deel te nemen aan de Schengensamenwerking. Ik twijfel er niet aan dat deze landen er in zuiver technisch opzicht klaar voor zijn en dat ze enorme inspanningen hebben geleverd om zich voor te bereiden op deelname aan de Schengensamenwerking. Ik ben echter van mening dat er een aantal redenen zijn om serieus in te gaan op de bezorgdheid die onder de Europese bevolkingen leeft met betrekking tot de toenemende corruptie in vele lidstaten en de toenemende grensoverschrijdende criminaliteit. We zouden daarom van deze situatie gebruik moeten maken om onze politiële samenwerking en de strijd tegen corruptie te versterken, voordat we een begin maken met de uitbreiding van de Schengensamenwerking. Dit is geen kwestie van het uitoefenen van kritiek op deze twee landen, maar een kwestie van het benutten van de situatie teneinde, vóór de uitbreiding van de Schengensamenwerking, te verzoeken om een aantal ter zake doende antwoorden op de zorgen van burgers die getuige zijn van deze toenemende criminaliteit in Europa.

 
  
MPphoto
 

  Clemente Mastella (PPE).(IT) Mijnheer de Voorzitter, Roemenië en Bulgarije hebben het Schengenacquis bij hun toetreding tot de Europese Unie in 2007 overgenomen. De twee landen voeren nog steeds grenscontroles uit, omdat de bepalingen van het acquis maar gedeeltelijk worden toegepast. Uit grondige evaluaties en bezoeken door teams van deskundigen blijkt dat de twee landen hebben aangetoond zich in te spannen voor de uitvoering van het acquis, en daarin aanzienlijke vorderingen hebben gemaakt, maar dat er desondanks nog enkele tekortkomingen in de uitvoering bestaan, zoals op het gebied van uitrusting, uitvoering van grenscontroles en trainingen.

We zijn echter van mening dat we onze steun kunnen bevestigen voor de volledige toetreding van de landen tot het akkoord, ook al achten we het noodzakelijk dat de twee landen ons binnen zes maanden schriftelijk op de hoogte brengen van de uitvoering van aanvullende maatregelen om de genoemde tekortkomingen te verhelpen. We mogen niet vergeten dat de regio Bulgarije-Turkije-Griekenland een van de meest gevoelige gebieden is voor het grensbeleid van de EU met betrekking tot illegale immigratie.

 
  
MPphoto
 

  Dimitar Stoyanov (NI).(BG) Mijnheer de Voorzitter, het belangrijkste deel van dit zeer goede verslag van de heer Coelho staat aan het eind. Daar wordt zeer duidelijk melding gemaakt van het gevaar van de emigratiegolf die Europa vanuit Turkije en via Turkije, vanuit de landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, kan overspoelen.

Tot een kwart eeuw geleden werd Europa om twee redenen tegen dergelijke emigratiegolven beschermd: het IJzeren Gordijn en de totalitaire regimes in Noord-Afrika. Beide totalitaire systemen hielden hun burgers onderworpen en ze gaven hun eerder niet dan wel toestemming om het land te verlaten, maar deze hindernissen bestaan nu niet meer.

Daarom heb ik voor dit verslag gestemd. Ik juich het feit toe dat de heer Coelho heeft vermeld hoe groot de emigratiedruk vanuit Turkije op Bulgarije en Griekenland is. Ik wil echter zeggen dat het niet genoeg is dat deze uitspraken louter woorden op papier blijven. Er zijn middelen en programma’s nodig, die gebruikt zullen worden om de Unie tegen deze emigratiegolf te beschermen.

 
  
MPphoto
 

  Hannu Takkula (ALDE). (FI) Mijnheer de Voorzitter, het is natuurlijk heel belangrijk dat in de Europese Unie dezelfde beginselen op alle EU-lidstaten worden toegepast. In dit verband is het Schengenacquis een stap in de richting van dergelijke nauwere samenwerking, namelijk een vrijer verkeer, maar we moeten natuurlijk beseffen dat vrij verkeer ook een zekere verantwoordelijkheid met zich meebrengt. Nu moeten we hopen dat, wanneer Roemenië en Bulgarije deel gaan uitmaken van het Schengengebied, de problemen die zich aan hun grenzen voordoen daadwerkelijk worden aangepakt en dat er voldoende geld heen gaat om ervoor te zorgen dat illegale migratie en andere problemen kunnen worden voorkomen.

Het uitgangspunt is natuurlijk dat er in de Europese Unie geen sprake mag zijn van een tweedeling en dat dezelfde regels voor iedereen moeten gelden. Op die manier moeten we er ook voor zorgen dat in deze landen dezelfde formaliteiten worden nageleefd als elders. Er zijn toereikende middelen nodig, omdat we de problemen en gevaren daar kennen.

 
  
MPphoto
 
 

  Roger Helmer (ECR).(EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals u ongetwijfeld weet nemen Britse Conservatieven normaal gesproken het standpunt in dat we ons onthouden bij kwesties die de euro of Schengen betreffen, omdat wij aan geen van beiden deelnemen. Daarmee zijn het duidelijk onze zaken niet. Maar dat is het nu wel, denk ik. We weten dat Bulgarije en Roemenië ernstige problemen hebben met misdaad en corruptie en ik denk niet dat hun grenscontroles net zo goed zijn als de controles die in andere Schengenlanden gelden.

Dat biedt illegale immigranten een route en een kanaal naar de Europese Unie en zij kunnen vervolgens binnen de Schengenzone vrijelijk naar Calais reizen. Dat zou beslist tot een toename van de illegale immigratie naar het Verenigd Koninkrijk leiden. Om die reden heb ik tegen het verslag gestemd.

 
  
  

Verslag: Jean-Pierre Audy (A7-0160/2011)

 
  
MPphoto
 

  Francesco De Angelis (S&D).(IT) Mijnheer de Voorzitter, het verslag over de tussentijdse evaluatie van het zevende kaderprogramma is van buitengewoon belang.

Ik heb voor het verslag gestemd om vier, in mijn ogen belangrijke, redenen: 1) het vereenvoudigen en gestroomlijnder maken van de procedures voor een gemakkelijkere toegang tot financieringen; 2) de betrokkenheid van de kleine en middelgrote ondernemingen, die van cruciaal belang zijn voor ontwikkeling en werkgelegenheid; 3) innovatie voor een concurrentiekrachtigere productieve sector, die in staat is de uitdagingen van de markt aan te gaan; en 4) de risicofinancieringsfaciliteit, waarmee tot op heden zeer goede resultaten zijn behaald.

Tot slot wil ik u eraan herinneren dat we alleen met een concrete inspanning voor onderzoeksbeleid in Europa de driehoek van kennis-onderwijs-onderzoek, waar de toekomst van het cohesiebeleid op rust, kunnen consolideren.

 
  
MPphoto
 

  Jens Rohde (ALDE). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, in het Parlement heerst een brede consensus over de noodzaak om ons onderzoeksprogramma te hervormen. Niettemin moet ik me erover beklagen dat de Commissie zo zwak en onambitieus is geweest in haar tussentijdse evaluatie. Deze zou in feite veel beter uitgevoerd kunnen worden en er zou op dit moment al veel meer gedaan kunnen worden. De Commissie zou de aanvraagtermijnen kunnen inkorten, middelen zeker kunnen stellen voor demonstratiefaciliteiten en internationale boekhoudkundige normen kunnen toepassen in plaats van haar eigen normen uit te vinden. Dit alles leidt tot een zinloze bureaucratie, die het bedrijfsleven afschrikt. Dit verhindert Europa om ideeën om te zetten in facturen. Daarom moeten we in de toekomst de wirwar aan programma’s en de bureaucratie verminderen en ons concentreren op de grote uitdagingen: klimaatverandering, energie en voedsel – kort gezegd, we moeten ons onderzoek gebruiken om banen te creëren. Het Parlement heeft vandaag zijn bereidheid om dit te doen getoond. Nu is het aan de Commissie om de weg te wijzen.

 
  
MPphoto
 

  Mario Pirillo (S&D).(IT) Mijnheer de Voorzitter, onderzoek en innovatie spelen een centrale rol bij de ontwikkeling en de concurrentiekracht van de Europese Unie, en zijn van cruciaal belang voor het behalen van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie. Het zevende kaderprogramma is het belangrijkste middel dat Europa heeft voor de financiering van onderzoek – dit komt duidelijk naar voren in het verslag waarover we vandaag hebben gestemd – maar de buitensporige administratieve lastendruk voor de kleine en middelgrote ondernemingen blijft voor problemen zorgen.

In zijn resolutie van 11 november 2010 vroeg het Europees Parlement de Europese Commissie om maatregelen voor procedurele, administratieve en financiële vereenvoudigingen van het huidige beheer van het zevende kaderprogramma. Deze maatregelen moeten nog steeds worden genomen. Ik spoor de Commissie aan om de opmerkingen van het Parlement ter harte te nemen en om oplossingen te vinden om de toegang van de kleine en middelgrote ondernemingen aan het zevende en achtste kaderprogramma voor onderzoek te vereenvoudigen.

 
  
MPphoto
 

  Ville Itälä (PPE). (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik heb van harte voor dit verslag gestemd en bedank mijn collega, de heer Audy, die hiervoor goed werk heeft verricht. Ik wil twee zaken aan de orde stellen. Financiering is uitermate belangrijk en in plaats van hier te zeggen dat dit niveau geloofwaardig en nodig is, mogen we wel iets ambitieuzer zijn. We moeten de financiering vergroten om de noodzakelijke groei in Europa te bereiken.

Enige tijd geleden luisterde ik naar een Finse onderzoeksgroep die financiering uit dit programma ontving. Ze doen celonderzoek en zijn dicht bij een doorbraak om een medicijn tegen kanker te kunnen ontwikkelen. Ze hebben echter geen informatie over de voortzetting van de financiering en weten dus niet waar ze aan toe zijn. Naar mijn mening moet deze financiering doorgaan en toereikend zijn.

De andere kwestie waar we veel respons op krijgen is dat een groot deel van de werktijd opgaat aan bureaucratie. Die moet minder worden, zodat de belangrijkste zaken voorrang kunnen krijgen.

 
  
MPphoto
 

  Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė (PPE).(LT) Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij dat wij hier vandaag de tussentijdse evaluatie van het zevende kaderprogramma bespreken. Het verslag bevat tal van rake opmerkingen, met name voor wat betreft jonge onderzoekers en het verzoek om een grotere participatie van de industrie in de projecten die onder het kaderprogramma vallen. Een van de zorgpunten die in het document aan bod komen, is de tamelijk lage participatiegraad van bepaalde lidstaten. Ik zou uw aandacht willen vestigen op het feit dat hiervoor een objectieve verklaring bestaat. Immers, de thans van toepassing zijnde financiële regelingen bevoordelen in zekere zin de oude lidstaten van de Europese Unie, zoals ook blijkt uit de statistieken. Projectdeelnemers uit de nieuwe lidstaten ontvangen slechts de helft van het bedrag dat deelnemers uit de oude lidstaten ontvangen. Deze situatie leidt tot het ontstaan van een kloof in de Gemeenschap, aangezien nieuwe lidstaten worden uitgesloten. Dat lijkt mij volkomen fout. Ik ben dan ook van oordeel dat de financiële regelingen herzien moeten worden en dat tijdens het KP8 moet worden gestreefd naar een volledige uitbanning van alle ongelijkheden en discriminatie, zodat wij op succesvolle wijze het hoofd kunnen bieden aan de uitdagingen die in de Europa 2020-strategie genoemd worden.

 
  
MPphoto
 

  Alajos Mészáros (PPE).(HU) Mijnheer de Voorzitter, het lopende zevende kaderprogramma zorgt ervoor dat de Europese Unie haar onderzoeksbeleid op het vereiste niveau kan brengen. Met een begroting van 54 miljard euro voor de periode 2007-2013 kunnen we spreken van wereldwijd een van de breedste programma's voor steun aan onderzoek. Om ervoor te zorgen dat het zevende kaderprogramma aan de Europese verwachtingen blijft voldoen, moet er een op feitenmateriaal gebaseerde tussentijdse evaluatie worden uitgevoerd. Ik denk dat het vereenvoudigingsproces het belangrijkste is wat we met zo'n halfjaarlijkse evaluatie kunnen benadrukken. De ervaring leert ook dat de complexiteit en omslachtigheid van de administratieve procedures tot de grootste problemen van onze onderzoekers behoort. Voorts is de complexiteit en moeilijkheid van administratieve procedures een van de grootste struikelblokken gebleken voor onze onderzoekers. Een ander belangrijk punt is de het vergroten van de deelname van het MKB. Helaas moeten er wat dit betreft nog verdere inspanningen worden geleverd, zij het dat we op het gebied van samenwerkingsprogramma's enige verbetering hebben bereikt. We waren verheugd over de introductie van de financieringsfaciliteit met risicodeling. Dit moet voor het eind van het zevende kaderprogramma en in toekomstige programma's gehandhaafd en uitgebreid worden. Om deze redenen heb ik voor het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 

  Jacek Olgierd Kurski (ECR). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb tegen het verslag van de heer Audy gestemd. Ik kan geen document accepteren dat het Indect-project een halt toeroept. Ik ben het niet eens met de bewering dat dit project, dat wordt uitgevoerd door de gerenommeerde AGH Universiteit voor Wetenschap en Technologie in Krakau, indruist tegen het Handvest van de grondrechten. Het project is immers opgezet om de doelstellingen uit de resoluties over de strijd tegen pedofilie, de wapenverkoop via internet, de strijd tegen drugshandel en mensenhandel te verwezenlijken, onderwerpen die al vele malen aan de orde zijn gesteld in dit Huis. Het is een innovatief project dat de gaten in de veiligheidssystemen van de EU-lidstaten opvult, vooral met betrekking tot internet. Het treft de wetsovertreders, zij hebben dus het meest te vrezen van dit project. Bovendien vormt het een goede basis voor een geïntegreerd beveiligingsnetwerk dat beschermt tegen cyberaanvallen. Rusland, de Verenigde Staten en China beschikken al over vergelijkbare systemen, en in de Europese Unie kijken we er al jaren ongeduldig naar uit. Ik begrijp daarom niet waarom de financiering van het hele project wordt opgeschort, vooral omdat dit het enige project is uit het verslag van de heer Audy dat op deze wijze wordt behandeld.

 
  
MPphoto
 
 

  Anna Záborská (PPE) - (SK) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor het verslag gestemd, maar er blijven zorgen over het financieren van onderzoek naar embryonale cellen met overheidsgeld. Volgens de advocaat-generaal van het Europees Hof van Justitie moeten embryonale cellen beschouwd worden als menselijke embryo's en dus als wezens, waaruit leven voortkomt. Omdat deze cellen het eerste stadium van het menselijk leven voorstellen, dat ze later zullen worden, moeten ze juridisch aangeduid worden als embryo's waarop het verboden moet zijn een octrooi aan te vragen. Op basis van deze constatering moet de Europese Commissie onmiddellijk de besluiten en conclusies van het Europees Hof van Justitie in overweging nemen en deze toepassen in het financieringsbeleid voor wetenschap en onderzoek.

 
  
  

Ontwerpresolutie (B7-0344/2011)

 
  
MPphoto
 

  Jens Rohde (ALDE). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, we hebben vandaag gestemd voor de laatste vrijhandelsovereenkomst in een lange reeks. Gelukkig geeft het Parlement in het algemeen nog steeds zijn steun aan vrijhandel en dit geldt ook voor de overeenkomst met Canada. De eis van sectorspecifieke analyses wordt echter keer op keer naar voren gebracht. De effectbeoordeling van de overeenkomst tussen de EU en Canada laat duidelijke voordelen voor beide partijen zien. Met sectorspecifieke analyses zoeken we alleen maar naar een reden om "nee" te zeggen, want de waarheid is dat er altijd zowel winnaars als verliezers zullen zijn. Het is onze verantwoordelijkheid om te doen wat het beste is voor de meerderheid. Vrijhandel zorgt voor grotere keus en lagere prijzen en is daarom het beste voor de consumenten. Het is ook het beste voor de bedrijven, omdat vrijhandel hun markt uitbreidt en groei en banen schept. Vrijhandel is de internationale arbeidsdeling die waarborgt dat wij allemaal doen waar wij het beste in zijn, terwijl alle anderen kunnen doen waar zij het beste in zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Peter Jahr (PPE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik ben uiteraard altijd blij met elk economisch akkoord tussen twee landen of bedrijven, omdat de wereldhandel, mits goed georganiseerd, kan bijdragen aan verhoging van de levensstandaard en bijbehorende vooruitgang.

Anderzijds maak ik mij telkens weer grote zorgen dat we door het grote aantal bilaterale akkoorden uiteindelijk het overzicht kwijtraken, dat we een lappendeken aan akkoorden krijgen, wat het uiteindelijk lastig maakt om een echt akkoord in het kader van de WTO tot stand te brengen.

Voor mij zijn bilaterale akkoorden altijd de op een na beste oplossing. De beste oplossing zou zijn dat we in het kader van WTO-onderhandelingen overleg blijven voeren over de economie en die akkoorden sluiten waarop de wereldhandel zit te wachten en die de wereldhandel nodig heeft.

 
  
  

Verslag: Wolf Klinz (A7-0081/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Claudio Morganti (EFD).(IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het valt niet te ontkennen dat ratingbureaus inmiddels enorme, oncontroleerbare macht hebben vergaard. In eerste instantie was hun functie het verschaffen van waardevolle informatie aan investeerders, maar inmiddels zijn ze veranderd in oncontroleerbare opperrechters van de internationale financiële markten.

Ik vind het onacceptabel dat de ondernemingen, en zelfs de Europese landen, worden beoordeeld door drie grote Amerikaanse bedrijven, die niet altijd juiste beoordelingen geven en soms opzichtig blunderen, zoals recentelijk in het geval van Lehman Brothers.

Grotere controles zijn dus van harte welkom, en ik hoop dat de nieuwe Europese autoriteit erin zal slagen optimaal te functioneren en daadwerkelijk zal mogen ingrijpen en zelfs sancties uitdelen als dat nodig is. Het lijkt me ook een goed idee om het beginsel van civielrechtelijke aansprakelijkheid in te voeren wanneer er duidelijk sprake is van nalatigheid. Er is behoefte aan grotere mededinging in de sector, we moeten de traditionele oligopolie doorbreken en nieuwe, onafhankelijke en mogelijk Europese organisaties introduceren, die dus goed op de hoogte zijn van de Europese situatie en het economische klimaat, dat fundamenteel verschilt van de Amerikaanse denkwijze.

Om al deze redenen heb ik voor het verslag gestemd.

 
  
  

Verslag: Angelika Niebler (A7-0159/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Radvilė Morkūnaitė-Mikulėnienė (PPE).(LT) Mijnheer de Voorzitter, ik ben opgelucht dat het verslag over het garanderen van onafhankelijke effectbeoordelingen vandaag is aangenomen. Onafhankelijke effectbeoordelingen vormen de basis van het wetgevingsproces. Ik ben van oordeel dat waarachtige onafhankelijkheid van de effectbeoordelingen een algemeen beginsel moet worden dat van toepassing is op alle soorten effectbeoordelingen, met name op milieueffectbeoordelingen. Bovendien moet een garantie dat dit beginsel van toepassing is, worden opgenomen in de richtlijn betreffende de milieueffectbeoordeling, die waarschijnlijk in de nabije toekomst herzien zal worden. Het verheugt mij dat de voorstellen van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, waarvoor ik amendementen heb ingediend, betrekking hebben op milieueffectbeoordelingen, wat werkelijk van cruciaal belang is. Verder dient de Commissie een actieve rol te vervullen bij de behartiging van de belangen van de Europese Unie en alle lidstaten in gevallen waarin projecten van derde landen gevolgen kunnen hebben voor de Europese Unie of een of meer lidstaten. Ik ben van mening dat dit document een stap voorwaarts betekent op weg naar veiligheid voor iedereen.

 
  
  

Verslag: Richard Falbr (A7-0172/2011)

 
  
MPphoto
 

  Jens Rohde (ALDE). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag iets zeggen over dit onderwerp, omdat ik het een beetje absurd vind dat we bepalingen met betrekking tot SVO vaststellen. Het is prima dat we het er vermoedelijk allemaal over eens kunnen zijn dat we alleen vrijhandelsovereenkomsten en partnerschappen aangaan met landen die de mensenrechten eerbiedigen. Dit staat in feite ook al in het Verdrag. Echter, naar mijn mening zijn enkele politici vergeten waar SVO voor staat, namelijk voor de sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen. Het gaat met andere woorden om de vraag wat de ondernemingen uit eigen beweging doen in aanvulling op wat ze moeten doen om de wetgeving na te leven. Dit wordt in het bedrijfsleven als een concurrentieparameter gebruikt, waardoor voor bedrijven een prikkel is ontstaan om zich op dit gebied steeds opnieuw te verbeteren. Als we dit wegnemen en in politieke wetgeving omzetten, zorgen we ervoor dat deze concurrentieparameter volledig verdwijnt en dat is, als ik het zo mag zeggen, een politieke stommiteit.

 
  
MPphoto
 

  Clemente Mastella (PPE).(IT) Mijnheer de Voorzitter, de externe dimensie van het sociale beleid omvat activiteiten en initiatieven van de EU die gericht zijn op bevordering van arbeids- en sociale normen in derde landen. Hoewel aan het sociaal beleid door het Verdrag van Lissabon en de Europa 2020-strategie meer nadruk dan ooit tevoren werd en wordt gegeven, zijn mededingingsvermogen en economische factoren nog steeds belangrijker dan sociale vraagstukken.

Het wordt echter steeds duidelijker dat de beperkte gerichtheid op markten plaats moet maken voor de bredere belangstelling voor mensen, dat de nadruk dus moet komen te liggen op de rechten van werknemers en op de toepassing van de arbeidswetgeving. De Europese Unie moet van de garantie voor mannen en vrouwen van de kans op waardig en productief werk in een situatie van vrijheid, gelijkheid, veiligheid en waardigheid, een doelstelling voor de lange termijn maken. Voor de toekomst zal het Europees Parlement dus moeten samenwerken met internationale en Europese vakverenigingen en zijn eigen positieve en dringende aanbevelingen moeten inbrengen naast het initiatief waarover we vandaag hebben gestemd.

 
  
MPphoto
 

  Mitro Repo (S&D). (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik steunde het verslag, omdat Europese ondernemingen van zeer groot belang zijn in de internationale handel. We moeten altijd handelen volgens de Europese waarden en internationale sociale en arbeidsnormen, ook in derde landen.

De sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen is als vrijwillig model alleen nuttig wanneer consumenten betrouwbare en juiste informatie krijgen over de activiteiten van ondernemingen, de oorsprong van producten en de omstandigheden waaronder goederen worden geproduceerd en verkocht. Certificaten, merken en normen zijn belangrijk voor consumenten, en imago en reputatie zijn direct verbonden aan het succes van een onderneming. In dit tijdperk van sociale media is het moeilijk de consumenten informatie te onthouden over de buitenlandse praktijken van ondernemingen.

Verantwoordelijk ondernemerschap is altijd de ruggengraat van mededingingsvermogen en succesvol ondernemerschap. De Europese Unie moet dan ook altijd een pionier zijn in het bevorderen van sociale normen. Naar mijn mening moet sociale verantwoordelijkheid worden opgenomen in al het communautair beleid en alle handelsverdragen.

 
  
MPphoto
 
 

  Anna Záborská (PPE) - (SK) Mijnheer de Voorzitter, het ondersteunen en stimuleren van maatschappelijke verantwoordelijkheid in de externe betrekkingen kan interessant zijn. Ik vind het jammer dat we in onze activiteiten nog niet zo ver gaan als we zouden kunnen. Maatschappelijke verantwoordelijkheid moet zich richten op de allerarmsten, op diegenen die zich in de periferie van de maatschappij bevinden, op diegenen die geen kwalificaties hebben en het meest vatbaar voor manipulatie zijn. Kortom, op diegenen die zich het verst van de arbeidsmarkt bevinden.

Het Franse programma voor samen leren en werken, een initiatief van de organisatie ATD Quart Monde en de Franse staat, is een goed voorbeeld van een solide onderneming die de authentieke maatschappelijke verantwoordelijkheid voor een partnerschap met de zwakste arbeiders behoudt. Op deze manier kan de Unie echt van toegevoegde waarde zijn voor dit beleid.

 
  
  

Verslag: Gay Mitchell (A7-0187/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Clemente Mastella (PPE).(IT) Mijnheer de Voorzitter, het jaar 2011 is een strategisch moment om lering te trekken uit vier jaar tenuitvoerlegging van de verordening tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking. Sinds de inwerkingtreding is als voornaamste probleem naar voren gekomen dat men blijkbaar moeite heeft de specifieke rol van ontwikkelingssamenwerking in het kader van het externe beleid van de EU te begrijpen of te accepteren.

Het moet daarom duidelijk worden gemaakt dat ontwikkelingssamenwerking, naast humanitaire hulp, het enige gebied van het externe beleid is dat niet is ontwikkeld om de belangen van de Europese Unie te dienen, maar de belangen van de meest gemarginaliseerde en kwetsbare bevolkingsgroepen op aarde.

Met de stemming van vandaag benadrukken wij dat er behoefte is aan een afzonderlijk instrument voor ontwikkelingssamenwerking, dat specifiek en exclusief is gericht op ontwikkelingslanden en dat de in artikel 208 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) geformuleerde doelen nastreeft. Tot slot, mijnheer de Voorzitter, vragen wij dat met name besluiten over de algemene doelstellingen, prioriteitsgebieden, verwachte resultaten en de toewijzing van middelen die voldoen aan de criteria van artikel 290 van het VWEU, worden genomen door toepassing van de procedure voor gedelegeerde handelingen.

 
  
  

Verslag: Diana Wallis (A7-0164/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Adam Bielan (ECR). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ondanks dat het Parlement herhaaldelijk de voordelen van een verbeterd kader inzake het contractenrecht voor de interne markt heeft erkend, stuit de invoering van een nieuw systeem voor het contractenrecht via een facultatief instrument op een reeks ernstige problemen die zowel inhoudelijk als procedureel van aard zijn. De gepresenteerde voorstellen zijn vooral een afspiegeling van het standpunt van de Commissie dat niet is gestoeld op een inhoudelijk openbaar debat. We weten dus niet welke standpunten de verschillende lidstaten innemen en hoe vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en de consumenten erover denken. Sommige van de voorgestelde documenten die moeten dienen als basis voor de rechtspraak lijken onduidelijk, hetgeen kan leiden tot verschillen in juridische interpretaties.

Ten slotte zal de invoering van een facultatief instrument van grote economische invloed zijn op ondernemers en consumenten, omdat de scholingseisen, de vervanging van standaard contractformulieren en eventuele gerechtelijke procedures bijzonder hoge kosten met zich mee kunnen brengen. Het lijkt mij onverstandig om bedrijven in deze economisch gezien moeilijke tijden extra financiële lasten op te leggen. Daarom heb ik tegen het verslag gestemd.

 
  
  

Verslag: Nadja Hirsch (A7-0082/2011)

 
  
MPphoto
 

  Clemente Mastella (PPE).(IT) Mijnheer de Voorzitter, de mogelijkheid en capaciteit om te leren en te werken in een internationale omgeving zijn belangrijke voorwaarden voor een succesvolle carrière in een sterk geglobaliseerde economie als de huidige. De in de Europa 2020-strategie genoemde sleutelelementen voor een slimme groei, duurzame groei en inclusieve groei moeten reeds in het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding een impuls krijgen door middel van concrete maatregelen op het niveau van de Unie en de lidstaten. De prognoses wijzen erop dat de toenemende vraag naar vaardigheden blijvend is. De industriële en technologische transformatie gaat gepaard met een grotere behoefte aan hoog- en middelbaar opgeleide werknemers, wat beslist negatieve gevolgen heeft voor laagopgeleiden.

Vooral bij jonge mensen moet dus snel worden gehandeld. De aanhoudende stijging van de jeugdwerkloosheid is een van de urgentste problemen in Europa. Deze doelstellingen kunnen volgens ons alleen worden verwezenlijkt wanneer constant hoge politieke en gemeenschappelijke prioriteit aan beroepsonderwijs en -opleiding wordt gegeven. De medewerking en betrokkenheid van alle belanghebbende partijen is onontbeerlijk om een en ander te kunnen realiseren. Daarvoor moet een beroep worden gedaan op de Europese instellingen en de lidstaten, alsook op lokale en regionale belanghebbenden.

 
  
MPphoto
 

  Paul Murphy (GUE/NGL).(EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb tegen het verslag-Hirsch gestemd, omdat het in wezen onderwijs niet als middel ziet waarmee mensen hun kennis en vaardigheden kunnen verbeteren, maar uitsluitend als een instrument om de winsten van grote ondernemingen te verhogen.

Ik verwerp die benadering volledig. Het verslag claimt dat de verwezenlijking van de Europa 2020-doelstellingen een manier is om je van werk en een hogere levensstandaard te verzekeren. Dat is gewoon niet waar. De Europa 2020-strategie gaat noch voor banen, noch voor een hogere levensstandaard zorgen. Deze biedt meer neoliberaal beleid en een neerwaartse spiraal in lonen en voorwaarden.

Dit verslag wil schandelijk genoeg dat werkgevers leerlingovereenkomsten moeten kunnen beëindigen als de leerlingen niet geschikt worden geacht voor het werk. Dat is een recept voor uitbuiting op grote schaal. Ik verwerp de wens particuliere instellingen voor hoger onderwijs meer te betrekken bij de uitbreiding van beroepsopleidingen en vraag in plaats daarvan om zinvolle opleidingsmogelijkheden door middel van grootscheepse overheidsinvesteringen.

 
  
MPphoto
 

  Mitro Repo (S&D). (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik steunde het verslag, omdat jeugdwerkloosheid in heel Europa een uitdaging is die de hele samenleving verstoort. Jeugdwerkloosheid speelt ook een rol bij de onlusten in de zuidelijke Middellandse Zeelanden. In de welvarende samenlevingen van de noordelijke landen komt jeugdwerkloosheid onder andere tot uiting in uitsluiting en toenemend drugsgebruik onder jongeren.

Mobiliteit en verandering van baan zijn normaal als je jong bent. Jeugdwerkloosheid is ernstig wanneer jongeren vanwege geringe opleiding of weinig werkervaring niet eens toegang tot de arbeidsmarkt hebben. Jongeren zonder enige opleiding of werkervaring staan niet sterk wanneer er om banen wordt gewedijverd. Daarom moeten we ons richten op het aanbieden van brede en hoogwaardige opleidingen, waarbij ook rekening wordt gehouden met gender, zodat de onderliggende redenen van jeugdwerkloosheid kunnen worden weggenomen. We mogen ook vervolgopleidingen niet vergeten, want juist daarmee wordt levenslang leren bevorderd en worden mensen voorbereid op veranderingen op de arbeidsmarkt.

 
  
MPphoto
 

  Silvia Costa (S&D).(IT) Mijnheer de Voorzitter, het is veelzeggend dat het Parlement dit verslag gebruikt om een duidelijk signaal af te geven aan zowel de lidstaten als de nieuwe generaties, en om een grotere inspanning te vragen voor Europese samenwerking op het gebied van beroepsonderwijs- en opleiding ter ondersteuning van de Europa 2020-strategie. We weten dat vroegtijdige werkloosheid blijvende gevolgen heeft voor armoede en sociale uitsluiting, net zoals de langdurige periode van onzekerheid waarin 40 procent van de Europese jongeren verkeert.

We moeten een sterke impuls geven aan een mix van educatief beleid en een nieuw systeem van stimulansen voor ondernemingen die jongeren en vrouwen fulltime in dienst nemen. Het is van cruciaal belang dat de aangeleerde vaardigheden aansluiten bij de competenties die, behalve voor burgerschap, vereist zijn voor de nieuwe doelstellingen van duurzame en intelligente ontwikkeling, alsmede bij het beleid voor de overgang van school naar werk. Dit kan ook door een snellere erkenning van de beroepskwalificaties, diploma’s en studiepunten.

Lidstaten die, zoals Italië, in tijden van crisis bezuinigen op de middelen voor onderwijs en onderzoek moeten beseffen dat zij daarmee de jongeren en de toekomst van Europa schaden.

 
  
MPphoto
 

  Siiri Oviir (ALDE).(ET) Mijnheer de Voorzitter, ik heb het verslag helpen voorbereiden in de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken. Europa heeft inderdaad te kampen met hoge werkloosheid, maar de werkloosheid onder jongeren is gemiddeld nog eens tweemaal zo hoog. Sommige lidstaten kennen zelfs nog een hoger cijfer, onder meer mijn land, waar het cijfer maar liefst driemaal zo hoog is. Ik ondersteun de initiatieven die in het verslag worden uiteengezet als praktische stappen om deze situatie om te keren en voor verbetering te zorgen. Wij zijn van oordeel dat het geen zin heeft om een groot aantal mensen op te leiden die hoger onderwijs genieten, maar daarmee niet terechtkunnen op de arbeidsmarkt. Wij moeten meer aandacht besteden aan beroepsopleiding en omscholing.

Wat echter absoluut onaanvaardbaar is, is dat de Raad besnoeit op onderwijs. Dergelijke acties zijn bovendien ook onverenigbaar met de verwezenlijking van de reeds aangenomen Europa 2020-strategie. De Raad voegt de daad niet bij het woord. Ik heb voor het verslag gestemd. Hartelijk dank.

 
  
MPphoto
 
 

  Seán Kelly (PPE).(GA) Mijnheer de Voorzitter, ook ik heb voor dit verslag gestemd, temeer omdat tussen nu en 2020 naar schatting vijftien miljoen banen beschikbaar zullen komen voor mensen die een tertiaire opleiding hebben afgesloten, terwijl er naar schatting twaalf miljoen banen minder zullen zijn voor slecht of niet opgeleide mensen. Wij moeten dus dringend actie ondernemen. Er bestaat een duidelijke behoefte aan meer onderwijs en meer opleiding. 21 procent van de Europese jongeren heeft geen werk. Daarom is het belangrijk dat zij onderwijs blijven genieten totdat zij een passende opleiding hebben afgesloten en dat de onderwijscentra en de bedrijfswereld samenwerken om te voorzien in passende opleidingen. Het is tevens belangrijk dat de opleidingen worden onderworpen aan een onafhankelijke evaluatie. Als wij aan al deze vereisten voldoen, zullen wij dit probleem in de toekomst kunnen verhelpen.

 
  
  

Verslag: Salvador Garriga Polledo (A7-0193/2011)

 
  
MPphoto
 

  Francesco De Angelis (S&D). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, het verslag van de heer Garriga Polledo is een belangrijk puzzelstukje dat ons in staat stelt een nieuw financieel kader te definiëren voor een concurrerend, duurzaam en integratiegericht Europa.

We hebben een begroting nodig waarmee we de nieuwe uitdagingen aan kunnen gaan, en een sterk en innovatief antwoord op de nieuwe behoeften. De eerste doelstelling daarvan is onderzoek en innovatie voor de kleine en middelgrote ondernemingen, voor de ontwikkeling en voor de werkgelegenheid. De tweede doelstelling is de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid om het concurrentievermogen van de Europese landbouw te bevorderen en te ondersteunen.

Maar we moeten speciale aandacht besteden aan de toekomst van het cohesiebeleid, een instrument dat naar mijn mening uiterst belangrijk is voor de financiële ondersteuning van de investeringen ten behoeve van de economische groei, en vooral voor het scheppen van nieuwe werkgelegenheid. Op dit vlak wil ik de nadruk leggen op een voor mij buitengewoon belangrijk punt: de introductie van een nieuwe tussenliggende categorie. De introductie van een dergelijke tussenliggende categorie mag niet ten koste gaan van de middelen voor al bestaande categorieën, die een noodzakelijke voorwaarde zijn voor de bevordering van een evenwichtige, harmonische en duurzame ontwikkeling van onze gemeenschappen.

 
  
MPphoto
 

  Ville Itälä (PPE). (FI) Mijnheer de Voorzitter, er is een uiterst belangrijk verslag aangenomen waarvan ik slechts enkele details naar voren wil brengen. Het eerste is amendement 18 van de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa, waarin staat dat beperkte en gerichte bezuinigingen in het gemeenschappelijk landbouwbeleid mogelijk worden, afhankelijk van de huidige hervormingen. Ondanks deze handige formulering komt hierin duidelijk het standpunt van de ALDE-Fractie over het landbouwbeleid tot uiting. Er wordt hier duidelijk van uitgegaan dat als er moet worden bezuinigd, er juist op het landbouwbeleid moet worden bezuinigd.

Het andere belangrijke punt, waarop ik niet met mijn fractie mee stemde, is amendement 37 d, waarin oorspronkelijk staat dat het tot aanzienlijke besparingen zou kunnen leiden als het Europees Parlement slechts één zetel had. Hier valt niet over te twisten: dit leidt tot besparingen. Het maakt niet uit hoe we stemmen, want we weten dat dit tot besparingen zal leiden. Ik hoop dat men eindelijk begrijpt dat de burgers er genoeg van hebben dat er wel ten koste van hen wordt bezuinigd, maar niet ten koste van ons. Dit kunnen we de burgers niet uitleggen en er zal niets verbeteren door erover te stemmen. Dit zal tot besparingen leiden en wij moeten die besparingen doorvoeren.

 
  
MPphoto
 

  Salvatore Caronna (S&D).(IT) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor het verslag van de heer Garriga Polledo over de volgende financiële vooruitzichten van de Unie gestemd, omdat het, juist nu de zogeheten Europese geest in een diepe crisis verkeert, van doorslaggevend belang is aan te blijven dringen op de noodzaak van geloofwaardige instrumenten voor de Europese Unie, te beginnen bij een toereikende financiering.

Daarom is het verzoek om een verhoging van 5 procent op de volgende begroting juist en noodzakelijk. Het zal misschien niet voldoende zijn, maar het is onmisbaar voor de antwoorden op de vragen die voor ons liggen. Deze middelen zijn nodig voor het oplossen van echte problemen: voor een grotere cohesie tussen de verschillende regio’s, een groter onderzoeks- en innovatievermogen, en om beter in staat te zijn groei te genereren en werkgelegenheid te creëren. Zonder toereikende middelen zal er van dit alles niets terechtkomen, te beginnen bij de introductie van een tussenliggende categorie in het cohesiebeleid, die alleen zin heeft als het niet ten koste gaat van de al bestaande categorieën.

Daarom heb ik voor het verslag gestemd, en ik hoop dat de Commissie en de Raad de aanbevelingen zullen volgen.

 
  
MPphoto
 

  Adam Bielan (ECR). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, de economische crisis, demografische problemen en de toenemende werkloosheid zijn van grote invloed op de begrotingsruimte van de lidstaten. Een Europese begroting die langetermijnplanning mogelijk maakt, moet daarom een instrument zijn dat de economische groei van de individuele lidstaten bevordert. De Europa 2020-strategie, die het creëren van arbeidsplaatsen stimuleert en de sociale integratie bevordert, lijkt mij een cruciaal middel om landen te helpen de crisis achter zich te laten. In dit verband is het buitengewoon belangrijk om ook kleine en middelgrote ondernemingen in de strategie op te nemen. Ik ben het daarom eens met het voorstel om meer steun bieden aan alle programma's en instrumenten ter ondersteuning van deze bedrijven, inclusief de programma's die het concurrentievermogen, de innovatie en de aanwending van de structuurfondsen bevorderen.

Handhaving van het concurrentievermogen, verhoging van de economische groei en werkloosheidsbestrijding zijn de grootste uitdagingen waarvoor de EU zich gesteld ziet. Ik wijs daarom op de dringende behoefte aan investeringen in de kenniseconomie om daarmee de groei te stimuleren. Versterking van de relatie tussen onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en werkgelegenheid bevordert integratie, mobiliteit en specialisatie.

 
  
MPphoto
 

  Sergio Paolo Francesco Silvestris (PPE).(IT) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag mijn tevredenheid uiten en toelichten waarom ik heb gestemd voor het verslag van de heer Garriga Polledo, die erin is geslaagd serieuze en doeltreffende vooruitzichten op te stellen die zullen bijdragen aan het versterken van het cohesiebeleid.

Ik heb nog wel enkele twijfels, die tot uitdrukking zijn gekomen in onze stem voor de aanneming van het amendement tot schrapping van de introductie van een tussenliggende categorie in het cohesiebeleid in de gebieden in Europa waar het bruto binnenlands product (bbp) tussen de 75 procent en de 90 procent van het Europese bbp ligt. Dit is een belangrijk punt voor ons. We vinden niet dat het bereik van het cohesiebeleid niet moet worden vergroot, maar we zijn van mening dat deze vergroting zonder extra middelen ten koste zou kunnen gaan van de middelen voor de gebieden die in doelstelling 1 (de convergentiedoelstelling) worden genoemd. Deze landen hebben net zo veel steun en aandacht van de Europese Unie nodig. Samenvattend ben ik tevreden met het verslag en met het werk dat is verricht, maar ik maak me zorgen over de aandacht die we hebben besteed aan een beleid dat een bevestiging had kunnen zijn van het zogeheten 'facing-out', dat we zo vaak zien.

 
  
MPphoto
 

  Miroslav Mikolášik (PPE) - (SK) Mijnheer de Voorzitter, uit de inhoud van het nieuwe meerjarig financieel kader moet een duidelijke visie op de toekomst van de Unie en diens onderdanen naar voren komen. De economische en maatschappelijke uitdagingen waar we momenteel voor staan, moeten niet alleen in indrukwekkende woorden weerklinken, maar vooral in concrete begrotingshoofdstukken.

Of we nu vanuit een regionaal of globaal perspectief naar de huidige moeilijkheden en ambities van de EU en haar regio's kijken, het energietekort, het trage tempo van de economische groei en de werkloosheid blijven de meest urgente vraagstukken. We moeten de ontwikkeling en innovatie van de Europese infrastructuur voor energievoorziening als prioriteitsgebieden blijven beschouwen die aanzienlijk meer financiering nodig hebben. Een terugkeer naar het verbranden van steenkool is in de huidige milieucontext volgens mij geen oplossing voor de toekomst, noch voor het creëren van een volwaardig trans-Europees vervoersnet. Daar deze twee gebieden een essentiële voorwaarde vormen voor het ontwikkelen van een goede concurrentiepositie voor de Europese Unie als geheel en voor het functioneren van de interne markt, verdienen ze bij het opstellen van de begroting extra aandacht.

 
  
MPphoto
 

  Seán Kelly (PPE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen verwelkom ik het streven in het verslag om het GLB en het Cohesiefonds in de volgende vooruitzichten op de huidige niveaus te houden. Er was ook binnen onze fractie groot verschil van mening over de tussenliggende categorie en er werd besloten tot een vrije stemming. De gevolgen voor mijn collega’s in Ierland of voor onszelf zijn nihil, omdat we, ook al zitten we in het IMF – en zijn we blut als land –, ruim boven het Europese gemiddelde zitten in termen van bbp. Dus of er nu een tussenliggende categorie is of niet, het maakt voor ons niet uit.

Maar we denken dat het noodzakelijk is om de voortzetting van het cohesiebeleid grondig te evalueren omdat dit, naarmate meer en meer regio’s boven de drempel van 75 procent uitkomen, overbodig of hervormd zal worden. Dat is wat er volgens ons gaat gebeuren.

 
  
  

Schriftelijke stemverklaringen

 
  
  

Verslag: Carlos Coelho (A7-0185/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Alvaro (ALDE), schriftelijk. (DE) De FDP-delegatie in het Europees Parlement gaat ervan uit dat het vrije verkeer door de opname van Roemenië en Bulgarije in het Schengengebied verder wordt verbeterd. Nu beide lidstaten op alle punten in de Schengencontrole positief zijn beoordeeld, mogen geen nieuwe obstakels worden opgeworpen die een opname onnodig op de lange baan zouden schuiven. Het lijdt geen twijfel dat de technische beveiliging van grenzen deze niet automatisch waterdicht maakt zolang politie en justitie problemen hebben met de bestrijding van corruptie.

Ook de lidstaten die al deel uitmaken van het Schengengebied kampen echter met deze uitdaging. Bij de evaluatie van het Schengenmechanisme moet naar mening van de FDP-delegatie daarom in de toekomst ook meer aandacht worden geschonken aan criteria zoals corruptiebestrijding en moet bij eventuele vergrijpen consequent tot sancties worden overgegaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Ik stem voor dit verslag, gegeven de positieve resultaten van de evaluaties die ten aanzien van beide landen zijn uitgevoerd om vast te stellen of ze aan de eisen van het Schengenacquis voldoen. Aangezien zowel Roemenië als Bulgarije momenteel klaar zijn hun grenzen te openen, hoewel de Bulgaars-Griekse grens erg gevoelig is, moet Bulgarije aanvullende maatregelen nemen en dient er een gemeenschappelijke tripartiete aanpak te komen (Bulgarije-Griekenland-Turkije).

 
  
MPphoto
 
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. (LT) Ik heb voor deze belangrijke resolutie over de toepassing van het Schengenacquis in Bulgarije en Roemenië gestemd. Ik ben het met de rapporteur eens dat hoewel er nog enkele onopgeloste kwesties zijn waarover geregeld zal moeten worden gerapporteerd en die op enig moment in de toekomst een follow-up vereisen, deze kwesties geen obstakel vormen voor een volwaardig Schengenlidmaatschap voor de twee betrokken lidstaten. De toetreding van Bulgarije en Roemenië tot het Schengengebied is voor beide landen van uitzonderlijk belang met het oog op de economische groei en de investeringsontwikkeling. Ook de Europese Unie in haar geheel heeft er baat bij, omdat hiermee de integriteit en de solidariteit tussen de lidstaten worden versterkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk.(FR) Ik stem voor dit verslag betreffende de toetreding van Roemenië en Bulgarije tot het Schengengebied. Het gaat hier om de tweede evaluatie van de toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis door Roemenië en Bulgarije; de eerste vond plaats in 2010. Ik wijs erop dat Roemenië en Bulgarije het Schengenacquis (gegevensbescherming, Schengeninformatiesysteem (SIS), lucht-, land- en zeegrenzen, samenwerking van politie en visa) bij hun toetreding tot de Europese Unie in 2007 hebben overgenomen. Nu moeten alle lidstaten het echter eens zijn over de effectieve toetreding van deze landen tot het gebied zonder binnengrenzen. Het Europees Parlement is in dezen geraadpleegd.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (LT) De Schengensamenwerking is op 14 juni 1985 van start gegaan met het Schengenakkoord, dat de weg heeft vrijgemaakt voor de afschaffing van systematische grenscontroles aan de binnengrenzen van de ondertekenende lidstaten en de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ruimte met vrij verkeer van personen. Op dit moment is het vrij verkeer verzekerd in een gebied dat wordt begrensd door 42 673 km externe zeegrenzen en 7 721 km landgrenzen en dat 25 landen en 400 miljoen burgers omvat. Bulgarije, Roemenië en Cyprus passen het Schengenacquis momenteel slechts gedeeltelijk toe en bijgevolg worden er aan de grenzen met deze drie lidstaten nog steeds controles uitgevoerd. Roemenië en Bulgarije hebben het Schengenacquis bij hun toetreding tot de Europese Unie in 2007 overgenomen. Gezien de resultaten van de evaluaties en de noodzakelijke follow-upbezoeken die werden uitgevoerd door teams van deskundigen hebben het Europees Parlement en de Raad geconcludeerd dat, hoewel er nog enkele onopgeloste kwesties zijn waarover geregeld zal moeten worden gerapporteerd en die op enig moment in de toekomst een follow-up vereisen, deze kwesties geen obstakel vormen voor een volwaardig Schengenlidmaatschap voor de twee betrokken lidstaten. Ik onderschrijf het voorstel om Bulgarije en Roemenië te verzoeken het Europees Parlement en de Raad binnen zes maanden schriftelijk op de hoogte te stellen van het gevolg dat is gegeven aan de in de evaluatierapporten opgenomen en in de vervolgverslagen genoemde aanbevelingen die nog op uitvoering wachten.

 
  
MPphoto
 
 

  Regina Bastos (PPE), schriftelijk. (PT) Het Schengenakkoord, dat in eerste instantie door vijf lidstaten werd ondertekend, is inmiddels uitgebreid tot 25 landen, waarvan er 22 lid zijn van de Europese Unie. Daarmee werd de weg vrijgemaakt voor de afschaffing van controles aan de binnengrenzen van de ondertekenende lidstaten en de totstandbrenging van één buitengrens, met gemeenschappelijke regels inzake de controle aan de buitengrens van het Schengengebied. Roemenië en Bulgarije hebben het Schengenacquis bij hun toetreding tot de Europese Unie, in 2007, overgenomen.

Gezien de resultaten van de evaluaties en de noodzakelijke follow-upbezoeken die werden uitgevoerd concludeert de rapporteur, de heer Coelho, dat de nieuwe lidstaten aan de noodzakelijke vereisten voor toepassing van alle onderdelen van het Schengenacquis voldoen: controle van de luchtgrenzen, landgrenzen en zeegrenzen, politiesamenwerking, visumbeleid, SIS en gegevensbescherming, en dat deze landen volledig lid van het Schengengebied dienen te worden. Dit is een belangrijke stap voor deze landen en ook een versterking van het Europees burgerschap. Daarom steun ik dit verslag en feliciteer ik de rapporteur.

 
  
MPphoto
 
 

  Izaskun Bilbao Barandica (ALDE), schriftelijk. (ES) Ik heb voor dit initiatief gestemd omdat Roemenië en Bulgarije het Schengenacquis hebben overgenomen bij hun toetreding tot de Europese Unie in 2007. Na de evaluaties door deskundigen, en hoewel er nog enkele onopgeloste kwesties zijn, hebben beide landen aangetoond dat zij voorbereid zijn om de bepalingen van het Schengenacquis toe te passen en kunnen zij daardoor volledig tot het akkoord toetreden.

 
  
MPphoto
 
 

  Slavi Binev (NI), schriftelijk.(BG) Dit is een zeer belangrijk verslag over niet alleen mijn land, Bulgarije, maar ook over de Europese Unie als geheel. Ik heb er alle vertrouwen in dat onze inspanningen zeer binnenkort beloond zullen worden. Onze grenzen zijn al enige tijd klaar om de grenzen van Europa te verdedigen. Het besluit waar zo naar werd uitgekeken is echter nog steeds uitgebleven. Ik geloof dat het hier om een volledig politiek motief gaat. In het verslag wordt ook gesproken over de inspecties die aan onze grens met Turkije worden uitgevoerd, die aan de Schengeneisen voldoen en bewijzen dat we er klaar voor zijn. Ik hoop oprecht dat er op de volgende zitting van de Europese Raad over dit verslag wordt gestemd omdat het zo is dat hoe sneller we vorderen met deze kwestie, hoe meer we allemaal zullen winnen, in politiek, economisch en maatschappelijk opzicht.

 
  
MPphoto
 
 

  Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. (IT) Ik heb gestemd tegen de volledige toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis in Bulgarije en Roemenië. Ondanks het over het algemeen positieve oordeel van de vooruitgang die de twee landen hebben geboekt op het gebied van veiligheid, wordt in het verslag aangegeven dat verscheidene technische en administratieve tekortkomingen zijn geconstateerd binnen de instanties die belast zijn met de veiligheid van de grenzen van de landen, en meer bepaald in de instanties die verantwoordelijk zijn voor de controles en bewaking van de zee- en landgrenzen. Daarnaast wordt in het verslag erkend dat bij een toetreding van Roemenië en Bulgarije tot het Schengengebied, hun geografische ligging aan de grens van Turkije twee nieuwe routes zou creëren voor illegale immigranten, die nu alleen naar Griekenland gaan, dat op dit moment het enige Schengenland is in de Balkan.

Bij toetreding van Roemenië en Bulgarije zou de zuidoostelijke achilleshiel van de EU dus aanzienlijk groeien, en de druk die daar nu op ligt verdrievoudigen. De ontwerpresolutie is dus in directe tegenspraak met de behoefte van de burgers aan bescherming – die altijd centraal heeft gestaan in het programma van de Lega Nord – en ik kan het daar niet mee eens zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. − (RO) De beslissing om Roemenië en Bulgarije toe te laten tot het Schengengebied is nu een puur politieke geworden. Het verslag ten faveure van toelating van Roemenië, aangenomen door het Europees Parlement, bevestigt slechts de juistheid van de mening van de deskundigen: Roemenië heeft zijn werk gedaan, heeft zijn grenzen beveiligd en aan alle eisen voldaan. De mening van het Parlement in Brussel is raadgevend en nu ligt de beslissing zoals ook in het verleden in handen van de Raad. Het toepassen van dubbele standaarden, spreken over verplichte criteria die, zodra ze vervuld zijn, beschouwd worden als 'slechts technisch' past totaal niet bij de democratische en rechtvaardige Unie zoals wij die kennen. Daarom kunnen wij niet anders dan hopen dat de meningen van de deskundigen en die van de Europese wetgevende macht niet langer worden genegeerd door de politici in de lidstaten. Zich verschuilen achter woorden zonder de knoop door te hakken kan geen optie meer zijn, aangezien toelating tot het Schengengebied nooit een politieke maar een technische kwestie is geweest. Het oordeel van de onafhankelijke deskundigen, dat van het Parlement, dat met een overweldigende meerderheid voor toelating van Roemenië tot het Schengengebied heeft gestemd, zouden van beslissende invloed moeten zijn in de Europese Raad en daarmee zou de procedure moeten worden vlot getrokken.

 
  
MPphoto
 
 

  Philippe Boulland (PPE), schriftelijk.(FR) Het Schengengebied en met name het vrij verkeer van personen is een Gemeenschapsacquis dat onze burgers echt iets zegt. De heer Barroso heeft ons eraan herinnerd dat vrij verkeer voor Europa is wat funderingen zijn voor een gebouw. Het vrij verkeer is één van de grootste verworvenheden van de Unie. Het doet mij deugd dat het Parlement heeft ingestemd met de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot het Schengengebied. Er zijn grote inspanningen geleverd om de beveiliging van de grenzen te waarborgen: hun grensbewakingssystemen van de vierde generatie zijn veel indrukwekkender dan de onze van de tweede generatie. Het vrij verkeer van werknemers wordt echter nog belemmerd: ten eerste door juridische en administratieve obstakels die alle aspecten van het leven van de burgers raken; ten tweede door sociale dumping aangezien, hoewel in artikel 45 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie de gelijke behandeling van werknemers wordt gegarandeerd, uit het werk van de Commissie verzoekschriften blijkt dat de werkelijkheid heel anders is; ten derde door het feit dat de sociale bescherming per land verschilt, hetgeen niet bevorderlijk is voor de mobiliteit. Ik stel dan ook een minimale, basale sociale bescherming voor de Unie voor. Sociale bescherming valt weliswaar onder de bevoegdheden van de lidstaten, maar de interne markt wordt duidelijk geschaad door dit gebrek aan harmonisatie.

 
  
MPphoto
 
 

  John Bufton (EFD), schriftelijk. (EN) Ik heb tegen de uitbreiding van het Schengenacquis tot Bulgarije en Roemenië gestemd, omdat ik simpelweg niet geloof dat er voorzieningen zijn getroffen om te garanderen dat zij veilig en effectief tot de paspoortvrije zone toetreden. Corruptie en georganiseerde misdaad zijn nog altijd wijdverbreid in deze landen, die daarnaast als toegangspoorten voor illegale immigratie dienstdoen. Gedwongen prostitutie, kinderprostitutie, handel in kinderen en georganiseerde misdaadbenden zouden mogelijk kunnen floreren in een situatie van open grenzen en er is onvoldoende gedaan om deze misdrijven in deze lidstaten binnen de perken te houden.

 
  
MPphoto
 
 

  Alain Cadec (PPE), schriftelijk.(FR) Ik stem voor het verslag van de heer Coelho over de volledige toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis in Bulgarije en Roemenië. Deze twee lidstaten moeten worden gecomplimenteerd met hun inspanningen. Beide landen hebben voldaan aan de vereisten voor toepassing van alle onderdelen van het Schengenacquis. In dit verslag wordt evenwel benadrukt dat de regio een van de meest gevoelige buitengrensregio's van de EU vormt, voor wat betreft illegale immigratie. Bulgarije dient enkele overgangsmaatregelen te nemen die op het moment van toetreding tot het Schengengebied in werking zullen treden. Opdat het systeem - dat een groot wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten vergt - niet in gevaar wordt gebracht, moet er sprake zijn van volledige samenwerking van de kant van beide landen. Ik onderschrijf het standpunt van de rapporteur.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) Gezien het feit dat Bulgarije en Roemenië voldoen aan de vereisten voor toetreding tot het Schengengebied, wil ik hier aangeven dat ik ingenomen ben met de uitbreiding van dat gebied. Ik vind echter de aanvullende maatregelen en de oplossingen voor nog bestaande tekortkomingen van groot belang, met name wat betreft de illegale immigratie waarvan in Bulgarije sprake is, en die samenhangt met het feit dat dit land deel uitmaakt van de buitengrensregio’s. Het goed functioneren van het vrije verkeer van personen, producten, diensten en werk hangt af van de betrouwbaarheid en harmonisatie van het beleid op het gebied van de buitengrenzen, omdat alleen op die manier sociale vrede en economische stabiliteit in de Unie gewaarborgd kunnen worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Françoise Castex (S&D), schriftelijk.(FR) Ik heb voor dit verslag gestemd. Een aantal lidstaten, waaronder Frankrijk, Duitsland en Nederland, wil de spelregels veranderen. Het is echter niet redelijk om andere criteria toe te voegen zoals een evaluatie van het beleid ter bestrijding van corruptie en criminaliteit. Dit zijn weliswaar belangrijke zaken, maar het voorstel is louter politiek gemotiveerd. De toevoeging van nieuwe criteria zou resulteren in een tweesnelhedensysteem voor de lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Nessa Childers (S&D), schriftelijk. (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd vanwege het feit dat dergelijke stappen belangrijk zijn om de Europese solidariteit opnieuw te bevestigen in een tijd waarin deze ernstig op de proef wordt gesteld.

 
  
MPphoto
 
 

  Jürgen Creutzmann (ALDE), schriftelijk. (DE) De FDP-delegatie in het Europees Parlement gaat ervan uit dat het vrije verkeer door de opname van Roemenië en Bulgarije in het Schengengebied verder wordt verbeterd. Nu beide lidstaten op alle punten in de Schengencontrole positief zijn beoordeeld, mogen geen nieuwe obstakels worden opgeworpen die een opname onnodig op de lange baan zouden schuiven. Het lijdt geen twijfel dat de technische beveiliging van grenzen deze niet automatisch waterdicht maakt zolang politie en justitie problemen hebben met de bestrijding van corruptie.

Ook de lidstaten die al deel uitmaken van het Schengengebied kampen echter met deze uitdaging. Bij de evaluatie van het Schengenmechanisme moet naar mening van de FDP-delegatie daarom in de toekomst ook meer aandacht worden geschonken aan criteria zoals corruptiebestrijding en moet bij eventuele vergrijpen consequent tot sancties worden overgegaan.

 
  
MPphoto
 
 

  George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk. − (RO) De stemming van vandaag in het Europees Parlement heeft laten zien dat Roemenië klaar is om het Schengenacquis toe te passen. Volgens de rapporteur, de heer Coelho, zijn alle in het verleden geconstateerde tekortkomingen door de Roemeense autoriteiten verholpen. Roemenië is in staat om daadwerkelijke beveiliging van de lucht-, zee- en landgrenzen te bieden. Daarom betreur ik het dat er nog twijfels over bestaan of wij er wel klaar voor zijn om het acquis toe te passen en dat sommige lidstaten doorgaan met het beschermen van de zogenaamde 'nationale veiligheid' door ongerechtvaardigde blokkades op te werpen voor een lidstaat die het recht heeft verworven om op gelijke wijze zonder discriminatie behandeld te worden. Het Europees Parlement heeft vandaag met één stem gesproken over correctheid. Hoe lang zal de Raad ons standpunt blijven negeren?

 
  
MPphoto
 
 

  Rachida Dati (PPE), schriftelijk.(FR) Gezien de resultaten van de evaluaties en de follow-upbezoeken die werden uitgevoerd door teams van deskundigen, is gebleken dat Bulgarije en Roemenië er klaar voor zijn om toe te treden tot het Schengengebied. Daarom heb ik voor het verslag van mijn collega, de heer Coelho, gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) De rapporteur, die zich al enkele zittingsperioden met dit onderwerp bezighoudt in het Europees Parlement, concludeert dat, hoewel er nog enkele onopgeloste kwesties zijn die in de toekomst een follow-up vereisen, deze kwesties geen obstakel vormen voor een volwaardig Schengenlidmaatschap voor Bulgarije en Roemenië. Gezien zijn ervaring op dit gebied heb ik het volste vertrouwen in zijn oordeel en sta ik achter zijn eisen ten aanzien van de beveiliging van de buitengrenzen. De openstelling van de grenzen voor deze lidstaten betekent een verbetering van het vrije verkeer en in de praktijk zullen de Bulgaren en Roemenen zich meer deel gaan voelen van de Unie, waarvan zij volwaardig lid worden.

Ik hoop dat de symboliek van het moment zich ook zal vertalen in een soepeler verlopende handel tussen de landen en in een meer geïntegreerde aanpak van vraagstukken op het gebied van immigratie en veiligheid. De rapporteur wijst er ook op dat de regio Bulgarije–Turkije-Griekenland een van de meest gevoelige regio´s vormt, voor wat betreft illegale immigratie. Ik ondersteun de opvatting van de rapporteur dat Bulgarije enkele aanvullende maatregelen dient te nemen, waaronder de opstelling van een speciaal plan met maatregelen die op het moment van toetreding tot het Schengengebied in werking zullen treden, evenals de ontwikkeling van een gemeenschappelijke benadering (van Griekenland, Turkije en Bulgarije) om de mogelijk sterke toename van de migratiedruk het hoofd te kunnen bieden.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Dit verslag van de heer Coelho gaat over het ontwerpbesluit van de Raad betreffende de volledige toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis in de Republiek Bulgarije en Roemenië. De Schengensamenwerking is op 14 juni 1985 van start gegaan met het Schengenakkoord, dat de weg heeft vrijgemaakt voor de afschaffing van grenscontroles aan de binnengrenzen van de ondertekenende lidstaten, en een gemeenschappelijke ruimte met vrij verkeer van personen binnen de hele EU tot stand heeft gebracht. Gezien het feit dat Roemenië en Bulgarije het Schengenacquis in 2007 hebben overgenomen; dat uit de documenten gebleken is dat zowel Bulgarije als Roemenië voldoende voorbereid zijn voor toetreding tot de EU; dat alle hoofdstukken van de toetreding in maart 2011 zijn afgerond; en dat de vertraging bij de goedkeuring van het nieuwe Schengenevaluatiesysteem om bestaande problemen (zoals angst voor toename van de onveiligheid) terug te dringen, geen reden mag zijn om de werkelijke opname van deze landen in de EU tegen te houden, stem ik voor dit verslag. Tot slot wil ik nog de rapporteur feliciteren met het uitstekende werk dat hij geleverd heeft, ondanks de problemen die vanuit de Raad opgeworpen werden bij het raadplegen van documentatie die van essentieel belang was om dit verslag tot stand te brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Nieuwe lidstaten moeten voldoen aan de noodzakelijke vereisten voor toepassing van alle onderdelen van het Schengenacquis, en deze voorwaarde moet vervuld zijn voordat de Raad kan besluiten, na raadpleging van het Europees Parlement, om de controle aan de binnengrenzen met deze lidstaten op te heffen.

In het verslag wordt geconcludeerd dat voldaan is aan alle voorwaarden om de controle aan de grenzen met Bulgarije en Roemenië op te heffen. Het besluit om beide landen, die in 2007 zijn toegetreden tot de EU, toe te laten tot het Schengengebied, wordt door de Raad genomen, met eenparigheid van stemmen van alle regeringen van de landen die reeds tot het Schengengebied behoren. In het verslag wordt ook aangegeven dat Bulgarije enkele aanvullende maatregelen dient te nemen aan de grens van de regio Bulgarije-Turkije–Griekenland, een van de meest gevoelige buitengrensregio´s van de EU voor wat betreft illegale immigratie. Ook verzoekt de Schengenevaluatiecommissie Bulgarije om aanvullende maatregelen te nemen met het oog op de immigratiestromen uit Turkije.

Vanwege de druk die met dit alles op deze landen wordt uitgeoefend, en gezien de doelstellingen van deze druk, hebben wij ons van stemming onthouden. Daarnaast vinden wij dat met betrekking tot de volledige toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis door deze of andere landen, onze standpunten en overwegingen ten aanzien van de uitbreiding en toelating van nieuwe landen tot de EU onverkort van toepassing zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) De rapporteur is van mening dat voldaan is aan de voorwaarden die moeten worden vervuld voordat de interne grenscontroles met deze twee landen kunnen worden opgeheven, maar wil dat het Europees Parlement geïnformeerd wordt over de uitvoering van aanvullende maatregelen die genomen moeten worden aan de buitengrens van de regio Bulgarije-Turkije–Griekenland, een van de meest gevoelige buitengrensregio´s van de EU voor wat betreft illegale immigratie.

Nieuwe lidstaten moeten voldoen aan de noodzakelijke vereisten voor toepassing van alle onderdelen van het Schengenacquis, en deze voorwaarde moet vervuld zijn voordat de Raad kan besluiten, na raadpleging van het Europees Parlement, om de controle aan de binnengrenzen met deze lidstaten op te heffen.

Maar de Schengenevaluatiecommissie verzoekt Bulgarije om aanvullende maatregelen te nemen, waaronder de opstelling van een speciaal plan met maatregelen die op het moment van toetreding tot het Schengengebied in werking zullen treden, met name met het oog op de immigratiestromen uit Turkije.

Het besluit om beide landen, die in 2007 zijn toegetreden tot de EU, toe te laten tot het Schengengebied, wordt door de Raad genomen, met eenparigheid van stemmen van alle regeringen van de landen die reeds tot het Schengengebied behoren. Dit onderwerp staat op de agenda van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 9 en 10 juni.

Gezien ons standpunt ten aanzien van de toetreding van deze landen hebben wij ons van stemming onthouden, ook in het licht van de druk die nog steeds op deze landen uitgeoefend wordt.

 
  
MPphoto
 
 

  Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk.(SK) Roemenië en Bulgarije hebben bij toetreding tot de EU in 2007 het Schengenacquis overgenomen. De belangrijkste voorwaarde op basis waarvan de Raad besluit om de controles aan de binnengrenzen met deze lidstaten op te heffen, is de vaststelling, in het kader van de evaluatieprocedures, of de nieuwe lidstaten aan de vereiste voorwaarde hebben voldaan wat betreft het toepassen van alle delen van het Schengenacquis (gegevensbescherming, SIS, luchtgrenzen, landgrenzen, zeegrenzen, politiesamenwerking en visa). Het Europees Parlement kan alle elementen die nodig zijn om een standpunt in te nemen met betrekking tot de vraag of deze twee landen aan alle voorwaarden hebben voldaan voor toetreding tot het Schengengebied, pas goed beoordelen als het volledige toegang heeft tot de evaluatierapporten van deskundigen over de stand van de voorbereidingen van deze twee landen. Ik ben echter van mening dat Roemenië en Bulgarije hebben aangetoond dat ze voldoende voorbereid zijn om alle bepalingen van het Schengenacquis op een bevredigende wijze te implementeren. Tegelijkertijd moeten we de situatie echter niet onderschatten en nadenken hoe we de situatie onder controle gaan houden als de landen volledig tot het Schengengebied zijn toegetreden.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk.(FR) Ik heb niets tegen onze vrienden, collega's en buren in Bulgarije en Roemenië. Wel heb ik diverse grieven tegen de Schengenbepalingen. Dit schandelijke akkoord werd in het geheim ondertekend en vervolgens geratificeerd in een augustusmaand in de jaren tachtig. Het heeft alleen maar ellende veroorzaakt. Met het opheffen van de binnengrenzen wordt geen vrij verkeer voor de Europese burgers gewaarborgd; wel worden er onveiligheid en onbeheersbare demografische en migratietrends binnen de EU mee gecreëerd, zowel in de landen van herkomst als die van bestemming. Ook worden hiermee uitgelezen kansen geboden aan illegale immigranten, die weten dat ongeacht waar zij Europa binnenkomen, ze zich overal kunnen vestigen, waarbij de keuze heel vaak op Frankrijk valt. De in dit Huis veelvuldig genoemde problemen van de Roma en van Lampedusa zijn slechts enkele voorbeelden van deze problematiek. Ik wil geen Schengen voor mijn land en dus ook niet voor de andere landen. De lidstaten moeten volledige controle houden over al hun grenzen en zo nodig samenwerken om de buitengrenzen te versterken.

 
  
MPphoto
 
 

  Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk.(FR) Ik sta volledig achter de aanneming van dit verslag, waarin wordt ingestemd met de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot het Schengengebied. Beide landen hebben hard gewerkt om de grenscontroles te verbeteren en met succes, zoals wordt bevestigd door de positieve conclusies van de door de Groep Schengenevaluatie van de Raad georganiseerde evaluaties en deskundigenbezoeken. Beide landen hebben voldaan aan alle door de Europese Unie vastgestelde technische criteria. Ik kan mij dan ook helemaal vinden in hun volledige toetreding tot het Schengengebied. Lidstaten kunnen geen nieuwe criteria toevoegen (zoals een evaluatie van het beleid ter bestrijding van corruptie en criminaliteit) of de regels halverwege de procedure veranderen. Het Schengenakkoord bestaat deze week 26 jaar - het is een van de grootste verworvenheden van de EU en moet worden beschermd, net als het grondrecht van de EU-burgers op vrij verkeer.

 
  
MPphoto
 
 

  Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk.(FR) Ik ben een voorstander van de toetreding van Roemenië en Bulgarije tot het Schengengebied. Er heeft een minutieuze en objectieve evaluatie van de tenuitvoerlegging van het Schengenacquis door deze twee landen plaatsgevonden. Beide landen voldoen aan alle criteria. Het is dan ook onredelijk om andere voorwaarden toe te voegen zoals een evaluatie van het beleid ter bestrijding van corruptie en criminaliteit. Dit zijn weliswaar belangrijke zaken, maar het voorstel is louter politiek gemotiveerd. De toevoeging van nieuwe criteria zou resulteren in een tweesnelhedensysteem voor de lidstaten. Deze visie van een Europa met twee snelheden, met verschillende regels voor oude en nieuwe lidstaten, is eenvoudigweg onaanvaardbaar.

 
  
MPphoto
 
 

  Nadja Hirsch (ALDE), schriftelijk. (DE) De FDP-delegatie in het Europees Parlement gaat ervan uit dat het vrije verkeer door de opname van Roemenië en Bulgarije in het Schengengebied verder wordt verbeterd. Nu beide lidstaten op alle punten in de Schengencontrole positief zijn beoordeeld, mogen geen nieuwe obstakels worden opgeworpen die een opname onnodig op de lange baan zouden schuiven. Het lijdt geen twijfel dat de technische beveiliging van grenzen deze niet automatisch waterdicht maakt zolang politie en justitie problemen hebben met de bestrijding van corruptie.

Ook de lidstaten die al deel uitmaken van het Schengengebied kampen echter met deze uitdaging. Bij de evaluatie van het Schengenmechanisme moet naar mening van de FDP-delegatie daarom in de toekomst ook meer aandacht worden geschonken aan criteria zoals corruptiebestrijding en moet bij eventuele vergrijpen consequent tot sancties worden overgegaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Roemenië en Bulgarije hebben het Schengenacquis bij hun toetreding tot de Europese Unie in 2007 overgenomen. Overeenkomstig de toetredingsakte is verificatie, aan de hand van evaluatieprocedures, dat de nieuwe lidstaten aan de noodzakelijke vereisten voor toepassing van alle onderdelen van het Schengenacquis voldoen (gegevensbescherming, het SIS, luchtgrenzen, landgrenzen, zeegrenzen, politiesamenwerking en visumbeleid) een voorwaarde die vervuld moet zijn voordat de Raad kan besluiten om de controle aan de binnengrenzen met deze lidstaten op te heffen. Ik heb dit verslag niet gesteund omdat de bevoegde commissie, gezien de resultaten van de evaluaties en de noodzakelijke follow-upbezoeken die werden uitgevoerd door teams van deskundigen, heeft geconcludeerd dat er nog enkele onopgeloste kwesties zijn waarover geregeld zal moeten worden gerapporteerd en die op enig moment in de toekomst een follow-up vereisen. Bovendien dient rekening te worden gehouden met het feit dat de regio Bulgarije-Turkije-Griekenland een van de meest gevoelige buitengrensregio´s van de Europese Unie vormt voor wat betreft illegale immigratie. Bijgevolg dient Bulgarije enkele aanvullende maatregelen te nemen, waaronder de opstelling van een speciaal plan met maatregelen die op het moment van toetreding tot het Schengengebied in werking zullen treden, evenals de ontwikkeling van een gemeenschappelijke benadering (van Griekenland, Turkije en Bulgarije) teneinde de mogelijk sterke toename van de migratiedruk het hoofd te kunnen bieden. Ik ben van oordeel dat wij de betrokken lidstaten moeten verzoeken het Europees Parlement en de Raad in de loop van een periode van zes maanden die ingaat op de datum dat dit besluit van kracht wordt, schriftelijk te informeren over de uitvoering van deze aanvullende maatregelen en over nog bestaande tekortkomingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. (IT) Ik heb gestemd voor het verslag van de heer Coelho over de toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis in Bulgarije en Roemenië. Roemenië en Bulgarije hebben het Schengenacquis bij hun toetreding tot de Europese Unie in 2007 overgenomen. Overeenkomstig artikel 4, lid 2, van de toetredingsakte is verificatie dat de nieuwe lidstaten aan de noodzakelijke vereisten voor toepassing van alle onderdelen van het Schengenacquis voldoen een voorwaarde die vervuld moet zijn voordat de Raad kan besluiten om de controle aan de binnengrenzen met deze lidstaten op te heffen. Uit de resultaten van de evaluaties blijkt dat zowel Roemenië als Bulgarije hebben aangetoond voldoende voorbereid te zijn om alle bepalingen van het Schengenacquis op een bevredigende manier toe te passen. Ik sta daarom achter het verzoek van de rapporteur. We mogen echter niet vergeten dat het gebied in kwestie een van de meest gevoelige buitengrensregio´s van de EU vormt, voor wat betreft illegale immigratie. Dit maakt enkele aanvullende maatregelen noodzakelijk, omdat de opheffing van grenscontroles aan de binnengrenzen, zoals we weten, een groot wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten vergt met betrekking tot het bestaan van doeltreffende controles aan de buitengrenzen, aangezien de veiligheid van het Schengengebied afhangt van de precisie en de doeltreffendheid waarmee iedere lidstaat de controles aan zijn buitengrenzen uitvoert.

 
  
MPphoto
 
 

  Elżbieta Katarzyna Łukacijewska (PPE), schriftelijk. – (PL) Vandaag hebben we in het Europees Parlement gestemd over het verslag van de heer Coelho betreffende de volledige toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis in de Republiek Bulgarije en Roemenië. Opgemerkt dient te worden dat de afsluiting van de voorbereiding op de toetreding van deze landen tot het Schengengebied samenvalt met het debat over het EU-migratiebeleid en de groeiende weerstand van een deel van de landen uit het Schengengebied tegen de onderhavige uitbreiding. Ik wil hierbij benadrukken dat Roemenië en Bulgarije aan vrijwel alle hun opgelegde eisen voldoen, in het bijzonder voor wat betreft de grenscontroles aan de land-, lucht- en zeegrenzen, het visumbeleid, politiesamenwerking en gegevensbescherming. We mogen ook niet vergeten dat deze landen aan de buitengrens van de EU liggen en worstelen met het probleem van de toestroom van illegale immigranten. Sofia en Boekarest hebben het lidmaatschap gezamenlijk aangevraagd en de huidige stand van de voorbereidingen in beide landen is positief beoordeeld, daarom heb ik voor het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Monica Luisa Macovei (PPE), schriftelijk. − (RO) Natuurlijk heb ik gestemd voor toetreding van Roemenië en Bulgarije tot het Schengengebied. Net als alle Roemenen en Europeanen wil ik dat de hervormingen op justitiegebied doorgaan in mijn land, dat corruptie en fraude worden teruggedrongen, dat zaken eerlijk en sneller worden berecht en dat schuldigen streng worden gestraft. Wij zijn lid geworden van de Europese Unie omdat we haar interne regels wilden overnemen en het lijkt mij vanzelfsprekend dat wij deze respecteren en ons houden aan de bij de toetreding gedane beloften. Wij danken de Unie en de lidstaten die ons helpen om onomkeerbare hervormingen door te voeren in justitie en corruptiebestrijding. Dat willen de Roemenen namelijk ook.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd op basis van de rapporten van deskundigen, die stellen dat zowel Roemenië als Bulgarije op dit moment hebben aangetoond voldoende voorbereid te zijn om alle bepalingen van het Schengenacquis op een bevredigende manier toe te passen.

 
  
MPphoto
 
 

  Kyriakos Mavronikolas (S&D), schriftelijk. (EL) Bulgarije en Roemenië hebben aan de noodzakelijke voorwaarden voor toetreding tot het Schengengebied voldaan, zoals blijkt uit de evaluatie van hun vorderingen en uit de rapporten die zijn opgesteld door de deskundigen van de teams die follow-upbezoeken hebben uitgevoerd. Het Europees Parlement moet worden geïnformeerd over de aanvullende maatregelen die worden genomen in het gebied tussen Bulgarije, Turkije en Griekenland om het hoofd te kunnen bieden aan een eventuele toename van de migratiestromen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk.(FR) Bulgarije en Roemenië hebben alles gedaan wat Fort Europa van hen verlangde opdat het vrij verkeer van hun burgers in het Schengengebied is gewaarborgd. In dit verslag wordt echter nog meer van hen gevraagd. Er wordt toe opgeroepen samen met Griekenland een aanpak te ontwikkelen om migratie uit Arabische landen het hoofd te kunnen bieden. Dit verzoek is onaanvaardbaar. Ik onthoud mij van stemming opdat ik niet tegen het vrij verkeer binnen de Unie stem.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Er heeft een beoordeling plaatsgevonden van de volledige toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis in Bulgarije en Roemenië: controle van landgrenzen, zeegrenzen en luchtgrenzen, politiesamenwerking, visumbeleid, gegevensbescherming en invoering van het Schengeninformatiesysteem (SIS). Deze voorwaarde moet vervuld zijn voordat de Raad van ministers van de EU kan besluiten, na raadpleging van het Europees Parlement, om de controle aan de binnengrenzen met deze lidstaten op te heffen. Op basis van de positieve resultaten van de evaluaties en de noodzakelijke follow-upbezoeken die werden uitgevoerd door teams van deskundigen, concludeert de rapporteur dat, hoewel er nog enkele onopgeloste kwesties zijn waarover geregeld zal moeten worden gerapporteerd en die op enig moment in de toekomst een follow-up vereisen, deze kwesties geen obstakel vormen voor een volwaardig Schengenlidmaatschap voor Bulgarije en Roemenië. We mogen echter niet over het hoofd zien dat de regio Bulgarije-Turkije-Griekenland één van de meest gevoelige buitengrensregio´s van de EU is voor wat betreft illegale immigratie. De bestaande maatregelen moeten worden versterkt en we moeten het hoofd kunnen bieden aan een mogelijk sterke toename van de migratiedruk. Daarom dient Bulgarije enkele aanvullende maatregelen te nemen, waaronder de opstelling van een speciaal plan met maatregelen die op het moment van toetreding tot het Schengengebied in werking zullen treden.

 
  
MPphoto
 
 

  Louis Michel (ALDE), schriftelijk.(FR) Het recht op vrij verkeer is een van de fundamenteelste en zichtbaarste rechten van de EU-burgers. In het Schengengebied is er nu sprake van vrij verkeer zonder grenscontroles. Wat een verschil met het tijdperk waarin Europa was bezaaid met grensposten waarbij - soms pietluttige - controles de regel waren, om het nog maar niet te hebben over de onmogelijkheid voor burgers in het Oosten om zonder gevaar voor eigen leven het IJzeren Gordijn te passeren!

Dit gebied omvat momenteel 25 Schengenlidstaten. Roemenië en Bulgarije zouden hier snel bij moeten komen - dat hoop ik althans. Deze twee landen hebben het Schengenacquis bij hun toetreding tot de Europese Unie in 2007 overgenomen. Gezien de resultaten van de evaluaties en de follow-upbezoeken die werden uitgevoerd door teams van deskundigen, kan ik mij helemaal vinden in een volwaardig Schengenlidmaatschap voor de twee betrokken lidstaten, hoewel er nog enkele onopgeloste kwesties zijn die een follow-up vereisen. Ik voeg hier echter aan toe dat het jammer zou zijn als er middenin de procedure nieuwe voorwaarden werden gesteld, die niet bekend waren ten tijde van de aanvraag en de evaluatie.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. (EN) Het lijkt erop dat Roemenië en Bulgarije hebben aangetoond dat zij in voldoende mate gereed zijn om aan het Schengenacquis te voldoen. Er is een groot aantal onopgeloste kwesties in het verslag over de uitbreiding van de Schengenzone, dat door Carlos Coelho is opgesteld. Vanuit de veronderstellingen in verslagen van evaluatiemissies en de resultaten van herhaalde evaluatiebezoeken ben ik tot de conclusie gekomen dat er afzonderlijke gebieden zijn die voortdurende follow-up behoeven. Het verslag, dat nog niet is aangenomen, is de conclusie van een herhaald bezoek door de evaluatiemissie betreffende de buitengrens van Bulgarije. Het is daarom duidelijk dat de driehoek Bulgarije-Roemenië-Griekenland een van de gevoeligste regio’s vanuit het oogpunt van illegale migratie is en dat vereist van Bulgarije dat het aanvullende maatregelen neemt om de migratiedruk het hoofd te bieden. Ik denk dat het verslag zou moeten worden aangenomen. Ik heb voor gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Rareş-Lucian Niculescu (PPE), schriftelijk. − (RO) Ik heb voor het verslag-Coelho gestemd over toepassing van het Schengenacquis in Roemenië en Bulgarije, en ik verwelkom het realisme en het goede vertrouwen van de collega’s die ook voor dit verslag hebben gestemd.

Roemenië en Bulgarije hebben voldaan aan de technische voorwaarden voor toetreding tot het Schengengebied. Dit zou het enige criterium moeten zijn voor het te nemen besluit. Roemenië en Bulgarije hebben laten zien dat ze in staat waren de nodige interne wetgeving aan te nemen en de grenzen te beveiligen. Daarnaast is er belangrijke vooruitgang geboekt in de corruptiebestrijding – een thema dat vaak abusievelijk en op overdreven wijze in verband wordt gebracht met de toetreding tot het Schengengebied.

 
  
MPphoto
 
 

  Wojciech Michał Olejniczak (S&D), schriftelijk. (PL) Vandaag heeft het Europees Parlement de resolutie aangenomen betreffende de volledige toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis in de Republiek Bulgarije en Roemenië. Toen deze landen in 2007 toetraden tot de Europese Unie hebben zij slechts een deel van de bepalingen over het Schengengebied overgenomen. Dit beperkte deel passen zij tot op heden nog steeds toe. Daarom worden aan hun grenzen nog steeds grenscontroles uitgevoerd.

Deze landen waren op het moment van toetreding tot de EU nog niet klaar om het gehele Schengenacquis over te nemen en daarom moesten zij hun beleid op het gebied van grenscontroles herzien en aanvullen. De regio Bulgarije-Turkije-Griekenland vormt bovendien een van de meest gevoelige buitengrensregio´s van de EU voor wat betreft illegale immigratie. Sinds de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de EU hebben deze landen talloze maatregelen genomen om hun grenzen op de juiste manier voor te bereiden en te beschermen. De Groep Schengenevaluatie heeft gedurende deze hele periode systematisch inspecties en controles uitgevoerd, die op dit moment laten zien dat beide landen voldoende gereed zijn om de bepalingen van het Schengenacquis op bevredigende wijze toe te passen.

 
  
MPphoto
 
 

  Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. (LT) De afschaffing van de grenscontroles aan de binnengrenzen is bijzonder belangrijk, zowel voor de Europese Unie in haar geheel als voor elke lidstaat afzonderlijk. Om te waarborgen dat het Schengengebied op efficiënte wijze functioneert en dat de beoogde doelstellingen worden verwezenlijkt, dient te worden gewaarborgd dat de afschaffing van de grenscontroles geen negatieve gevolgen heeft, met name voor de illegale immigratie. Elk land dat tot het Schengengebied wenst toe te treden, moet zonder uitzondering voldoen aan alle bepalingen van het Schengenacquis inzake gegevensbescherming, het Schengeninformatiesysteem, luchtgrenzen, landgrenzen, zeegrenzen, politiesamenwerking en visumbeleid. Bovendien is het bijzonder belangrijk dat elke lidstaat strenge en doeltreffende controles aan de buitengrenzen uitvoert. Ik ben van oordeel dat Roemenië en Bulgarije spoedig als volwaardige leden zullen kunnen toetreden en in staat zullen zijn om alle bepalingen van het Schengenacquis toe te passen. Op dit moment verdient Bulgarije bijzondere aandacht omdat het land – net zoals Turkije en Griekenland – aan de buitengrenzen van de Europese Unie ligt. Het is de meest gevoelige en broze plek van de Unie. Daarom is het van cruciaal belang dat Bulgarije en Roemenië, op het moment dat zij als volwaardig lid toetreden, voldoende voorbereid zijn om het hoofd te kunnen bieden aan een toename van de migratiestromen, om maatregelen ten uitvoer te leggen voor een passende en doeltreffende bestrijding van illegale immigratie en om te waarborgen dat de controlemechanismen aan de buitengrenzen naar behoren functioneren.

 
  
MPphoto
 
 

  Justas Vincas Paleckis (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb voor de toetreding van Roemenië en Bulgarije tot het Schengengebied gestemd. Na een zorgvuldig onderzoek heeft de bevoegde EU-commissie erkend dat deze landen voldoen aan alle criteria voor een volwaardig Schengenlidmaatschap: zij bieden voldoende garanties voor wat betreft de beveiliging van de nationale land- en zeegrenzen, zij beheersen het Schengeninformatiesysteem voor gegevensuitwisseling en zij voorzien in een betrouwbare gegevensbescherming. Mijn fractie is van mening dat het niet opgaat om in deze fase nieuwe criteria voor volwaardig lidmaatschap in te voeren, want dat zou betekenen dat wij voor deze landen andere normen hanteren. De moeilijkheden waarmee Roemenië en Bulgarije nog steeds kampen – georganiseerde misdaad en corruptie – vormen ongetwijfeld een ernstige beschuldiging aan het adres van de regeringen van deze landen, die deze verschijnselen doeltreffender zouden moeten bestrijden. Volgens mij mag het sluiten van de Schengenhekken voor Roemenië en Bulgarije niet tot gevolg hebben dat eerzame burgers gestraft worden, want uiteindelijk zijn het de burgers die de meeste nadelen ondervinden als zij niet de kans krijgen om vrij door Europa te reizen.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. (IT) Voor wat betreft het vrije verkeer van Europese burgers binnen de Europese Unie beschouw ik de volledige aansluiting van Bulgarije en Roemenië bij het Schengenacquis als een uitstekende stap voorwaarts. Daarom heb ik gestemd voor de toepassing van de respectievelijke bepalingen. Ik ben verder van mening dat hoewel de twee landen zich hebben ingespannen voor het vrije verkeer van hun burgers in Europa, ze toch door moeten blijven gaan om hun controles en regelgeving in overeenstemming te brengen met de Europese normen, gezien de gevoelige aard van de Europese buitengrenzen in het Balkangebied.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk. (EL) Ik heb vandaag voor het advies van het Europees Parlement over de volledige toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis in de Republiek Bulgarije en Roemenië gestemd. Het advies geeft een evenwichtige benadering. Daarin wordt immers erkend dat beide landen vooruitgang hebben geboekt bij de naleving van de criteria waaraan moet worden voldaan om toe te kunnen treden tot het Schengengebied (controle aan de lucht-, land- en zeegrenzen, visa, politiesamenwerking, gereedheid wat betreft de verbinding met en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem en gegevensbescherming), maar wordt ook aangedrongen op regelmatige verslaglegging over de gang van zaken bij een aantal vraagstukken die als hangend worden beschouwd. Aldus zet het Parlement het licht op groen voor de toetreding van deze twee landen tot het Schengengebied en voor gelijke behandeling van hun burgers, die tot nu toe geen recht op vrij verkeer hadden. De boodschap van het Europees Parlement zal naar wij hopen de leidraad vormen voor het bereiken van unanimiteit tijdens de eindstemming in de Raad.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Ik wil de heer Coelho feliciteren met zijn uitstekende verslag over het ontwerpbesluit van de Raad betreffende de volledige toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis in de Republiek Bulgarije en Roemenië. Roemenië en Bulgarije hebben het Schengenacquis bij hun toetreding tot de Europese Unie in 2007 overgenomen. Volgens het verslag is vastgesteld dat de nieuwe lidstaten aan de noodzakelijke vereisten voor toepassing van het Schengenacquis voldoen (gegevensbescherming, het SIS, luchtgrenzen, landgrenzen, zeegrenzen, politiesamenwerking en visumbeleid), en is ter plekke de voortgang vastgesteld bij de uitvoering van de maatregelen die erop gericht zijn om de controle aan de binnengrenzen met deze lidstaten op te heffen. Volgens de rapporteur en de schaduwrapporteurs die bij dit proces betrokken waren, vormen de onopgeloste kwesties, waarover geregeld zal moeten worden gerapporteerd en die op enig moment in de toekomst een follow-up vereisen, geen obstakel voor een volwaardig Schengenlidmaatschap voor de twee betrokken lidstaten. Om deze redenen steun ik de beslissing om de grenzen voor deze lidstaten open te stellen. Ik stem dan ook voor dit verslag en ik ben verheugd over de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot het Schengengebied.

 
  
MPphoto
 
 

  Vincent Peillon (S&D), schriftelijk.(FR) Ik stem voor het verslag van de heer Coelho over de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot het Schengengebied. Dit gebied is een van de grootste verworvenheden van het Europese integratieproces. Om te kunnen toetreden moet een nieuwe staat voldoen aan alle Schengenvoorwaarden. In het geval van Bulgarije en Roemenië heeft de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken van het Europees Parlement - net als de Europese Commissie - na evaluatie geconcludeerd dat deze twee landen geheel voldoen aan de gestelde voorwaarden. Er is dan ook geen enkele reden meer waarom zij niet zouden kunnen toetreden tot deze ruimte met vrij verkeer. Ik zou het onaanvaardbaar vinden als bepaalde lidstaten, onder valse voorwendselen en door interne politieke berekening, zich hiertegen zouden blijven verzetten. Het Gemeenschapsacquis mag niet worden beschouwd als een à-la-cartesysteem waarbij lidstaten bepalingen naargelang de omstandigheden kunnen aanpassen of intrekken. Ik roep de Raad er dan ook plechtig toe op de door Bulgarije en Roemenië geboekte vooruitgang te erkennen en hen toe te laten tot het Schengengebied.

 
  
MPphoto
 
 

  Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. − (RO) Uit de beoordelingen en de aanvullende bezoeken van teams van deskundigen blijkt dat Roemenië nu in de positie is om het Schengenacquis volledig ten uitvoer te leggen, aangezien alle kwesties die aandacht of herziening behoefden zijn verholpen (verbetering van de risicobeoordeling, van de veiligheid van gebouwen, van het aanvraag- en verwerkingssysteem voor visa, enz.), terwijl enkele aspecten momenteel als een voorbeeld van beste praktijk kunnen worden beschouwd.

Volgens de evaluatieverslagen heeft Roemenië in het algemeen aangetoond voldoende gereed te zijn om zowel de niet aan het SIS gerelateerde bepalingen als de SIS-gerelateerde bepalingen van het Schengenacquis op bevredigende wijze toe te passen. Er is voldaan aan de voorwaarden die moeten worden vervuld voordat de Raad het in artikel 4, lid 2, van de toetredingsakte van 2005, vermelde besluit kan nemen om de interne grenscontroles aan de lucht-, land- en zeegrenzen op te heffen. Zodoende vergt de opheffing van grenscontroles aan de binnengrenzen een groot wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten met betrekking tot het bestaan van doeltreffende controles aan de buitengrenzen, aangezien de veiligheid van het Schengengebied afhangt van de precisie en de doeltreffendheid waarmee iedere lidstaat de controles aan zijn buitengrenzen uitvoert.

 
  
MPphoto
 
 

  Miguel Portas (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat de volledige toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis in Bulgarije en Roemenië betekent dat de grenscontrole met deze landen zal worden afgeschaft. Nu sommige regeringen durven te opperen dat er weer controles moeten plaatsvinden aan de binnengrenzen, is het des te belangrijker dat we deze uitbreiding steunen van wat op dit moment een van de belangrijkste verworvenheden van de Europese Unie is. De volledige toepassing van het acquis in deze lidstaten is bovendien een kwestie van gelijke behandeling en non-discriminatie binnen Europa, want uitsluiting van deze twee landen zou een bijzonder negatief signaal zijn aan de bevolkingen van die landen, die er erg op gebrand zijn deel te gaan uitmaken van deze ruimte van vrij verkeer. Daarom is het belangrijk dat deze stap breed gesteund wordt.

 
  
MPphoto
 
 

  Fiorello Provera (EFD), schriftelijk. (IT) Het Balkangebied is een van de meest gevoelige buitengrensregio’s van de EU, voor wat betreft illegale immigratie. Dit is een belangrijk verschijnsel dat van invloed is op het dagelijks leven van vele van onze burgers, en hun veiligheid in gevaar brengt. Voordat we een eventuele toetreding van Bulgarije en Roemenië tot het Schengengebied kunnen overwegen moeten we speciale, gedetailleerde plannen maken om de migratiedruk te beperken. Daarnaast moeten we verbeterde controles aan de buitengrenzen combineren met het bestrijden van corruptie bij de plaatselijke autoriteiten. Om deze redenen, en om de Europese burgers beter te beschermen tegen illegale immigratie, heb ik tegen deze maatregel gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) Voor toetreding tot het Schengengebied moeten er verschillende beoordelingsprocedures worden uitgevoerd, omdat kandidaat-landen moeten voldoen aan een aantal voorwaarden om te kunnen worden toegelaten tot de ruimte van vrij verkeer, een gebied dat momenteel 25 landen en 400 miljoen burgers omvat. In dit verslag wordt de stand van zaken opgemaakt voor Bulgarije en Roemenië, waarbij wordt aangegeven dat Bulgarije op verschillende gebieden de beste praktijken toepast en dat Roemenië grote inspanningen heeft geleverd om de geconstateerde tekortkomingen op te heffen. Concluderend wordt de handelwijze van beide landen positief beoordeeld, waarbij wel wordt aangetekend dat enkele kwesties nog moeten worden aangepakt.

 
  
MPphoto
 
 

  Britta Reimers (ALDE), schriftelijk. (DE) De FDP-delegatie in het Europees Parlement gaat ervan uit dat het vrije verkeer door de opname van Roemenië en Bulgarije in het Schengengebied verder wordt verbeterd. Nu beide lidstaten op alle punten in de Schengencontrole positief zijn beoordeeld, mogen geen nieuwe obstakels worden opgeworpen die een opname onnodig op de lange baan zouden schuiven. Het lijdt geen twijfel dat de technische beveiliging van grenzen deze niet automatisch waterdicht maakt zolang politie en justitie problemen hebben met de bestrijding van corruptie.

Ook de lidstaten die al deel uitmaken van het Schengengebied kampen echter met deze uitdaging. Bij de evaluatie van het Schengenmechanisme moet naar mening van de FDP-delegatie daarom in de toekomst ook meer aandacht worden geschonken aan criteria zoals corruptiebestrijding en moet bij eventuele vergrijpen consequent tot sancties worden overgegaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Wij ondersteunen de toetreding van Bulgarije en Roemenië, mits aan alle noodzakelijke voorwaarden is voldaan (wat naar de mening van de deskundigen het geval is).

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. (IT) Overeenkomstig artikel 4, lid 2, van de toetredingsakte is verificatie dat de nieuwe lidstaten aan de noodzakelijke vereisten voor toepassing van alle onderdelen van het Schengenacquis voldoen een voorwaarde die vervuld moet zijn voordat de controle aan de binnengrenzen met deze lidstaten kan worden opgeheven. Aangezien Roemenië en Bulgarije hebben aangetoond voldoende gereed te zijn de bepalingen van het acquis op bevredigende wijze toe te passen, zouden beide landen volwaardig lid van het Schengengebied moeten worden. Ik wil echter benadrukken hoe belangrijk strenge controles aan de buitengrenzen zijn voor de interne veiligheid van de Unie. Aangezien Bulgarije in een gevoelig gebied ligt voor wat betreft illegale immigratie, moet het land aanvullende maatregelen nemen gezien de mogelijke toename van de migratiedruk aan de grenzen.

 
  
MPphoto
 
 

  Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. (IT) De regio Bulgarije-Turkije-Griekenland vormt een van de meest gevoelige buitengrensregio’s van de EU, voor wat betreft illegale immigratie. Ik ben het niet eens met de rapporteur, de heer Coelho, omdat de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot het Schengengebied op korte termijn naar mijn mening niet mogelijk is vanwege tekortkomingen met betrekking tot de uitrusting, de uitvoering van grenscontroles, training van het personeel en de verplichting om gegevens door te geven.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Salavrakos (EFD), schriftelijk. (EL) Toen Roemenië en Bulgarije in 2007 toetraden tot de EU hebben zij het Schengenacquis overgenomen. Wij kunnen instemmen met de opneming van Roemenië en Bulgarije in het Schengenakkoord omdat deze landen hebben voldaan aan de specifieke technische vereisten die in de desbetreffende procedure worden genoemd. Zoals de rapporteur terecht opmerkt moet de toetreding van Bulgarije tot het Schengenakkoord gevolgd worden door een speciaal plan voor de bestrijding van illegale immigratie. Er moet worden samengewerkt bij het beheer van de landgrenzen. In 2010 zijn 47 000 illegale immigranten gearresteerd toen zij probeerden de Grieks-Turkse grens over te steken bij de rivier de Evros, die de grens vormt tussen Griekenland en Turkije. Dit aantal is 90 procent van het Europees totaal in dat jaar. Daarom juich ik het voorstel van de rapporteur toe om op het moment van toetreding van Bulgarije tot Schengen een speciaal plan op te stellen met maatregelen in voornoemde richting en een gemeenschappelijke benadering van Griekenland, Turkije en Bulgarije te ontwikkelen teneinde de mogelijk sterke toename van de migratiedruk het hoofd te kunnen bieden.

 
  
MPphoto
 
 

  Søren Bo Søndergaard (GUE/NGL), schriftelijk. − (DA) Ik heb tegen het voorstel gestemd om Bulgarije en Roemenië op dit moment volledig lid te laten worden van de Schengensamenwerking. De kwestie waarbij Bulgarije zijn militaire politie toegang gaf tot informatie uit de Schengenregisters laat zien dat er problemen zijn met de delen van Schengen waar deze landen reeds bij betrokken zijn. Daarnaast zijn er problemen met corruptie en georganiseerde criminaliteit. Europol wijst erop dat de volledige deelname van Bulgarije en Roemenië aan de Schengensamenwerking criminele groepen uit de Balkan en de voormalige Sovjet-Unie een gemakkelijkere toegang tot de EU geeft. Zolang deze problemen niet zijn opgelost, zal een volledige deelname van Bulgarije en Roemenië aan de Schengensamenwerking enerzijds leiden tot meer grensoverschrijdende corruptie en criminaliteit en anderzijds bepaalde krachten de langverwachte gelegenheid geven om intensifiëring van de bewaking te eisen en de rechtszekerheid te ondermijnen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Sonik (PPE), schriftelijk. – (PL) Op een moment dat steeds vaker gesproken wordt over de vertrouwenscrisis in de Europese Unie, moeten we de overweldigende meerderheid van afgevaardigden die het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken steunen, zien als een signaal dat het concept van de Europese integratie nog onveranderd actueel is. Het feit dat Bulgarije en Roemenië Europese buitengrenzen hebben, mag niet worden gezien als hindernis voor toetreding tot het Schengengebied. De toetredingscriteria zijn vastgesteld om een zo hoog mogelijk veiligheidsniveau te garanderen. Expertisen bevestigen dat de juiste technische standaarden zijn ingevoerd. De landen voldoen in zodanige mate aan de hen opgelegde vereisten dat de grenscontroles met de overige EU-landen kunnen worden opgeheven. Ik wil benadrukken dat, net als in het geval van mijn land, toetreding tot het Schengengebied niet betekent dat Roemenië en Bulgarije al klaar zijn met de volledige tenuitvoerlegging van dit samenwerkingsinstrument. Beide landen hebben nog veel werk voor de boeg om tot goede praktijken te komen.

Het voorbeeld van Polen laat duidelijk zien dat nieuwe lidstaten in staat zijn om op efficiënte wijze te voldoen aan de Schengenvereisten. Naar de mening van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken kunnen we de volgende fase van het politieke project van de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid verwezenlijken, mits de Europese instellingen op de juiste wijze toezicht houden. Het Europees Parlement vervult in dit proces een sleutelrol en moet doorlopend op de hoogte worden gehouden van de situatie in Bulgarije en Roemenië.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. (EN) Ik verwelkom dit verslag, dat voorstelt de bepalingen van het Schengenacquis met betrekking tot het Schengeninformatiesysteem toe te passen op Bulgarije en Roemenië. Ik ben eveneens verheugd dat het verslag waarborgen voor gegevensbescherming bevat.

 
  
MPphoto
 
 

  Michèle Striffler (PPE), schriftelijk.(FR) Het Parlement heeft vandaag het verslag van de heer Coelho aangenomen over de volledige toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis in Bulgarije en Roemenië. Dit verslag volgt op de evaluaties die hebben plaatsgevonden onder auspiciën van de Groep Schengenevaluatie (SCH-EVAL) van de Raad.

Tijdens de evaluaties zijn er geen obstakels gevonden voor de toetreding van Roemenië en Bulgarije tot het Schengengebied. De openstelling van de grenzen is een van de grootste verworvenheden van de Europese Unie. Ik ben derhalve bijzonder verheugd dat het Parlement vóór de toetreding tot het Schengengebied van deze twee nieuwe staten heeft gestemd. De Raad moet nu blijk geven van realisme en solidariteit door unaniem zijn goedkeuring te verlenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. (PT) In 1985 is van start gegaan met het tot stand brengen van het Schengengebied, dat momenteel een gebied beslaat dat begrensd wordt door 42 673 km externe zeegrenzen en 7 721 km landgrenzen, en dat 400 miljoen burgers omvat. Het Schengenakkoord is ondertekend door 25 lidstaten, die een gemeenschappelijke ruimte vormen van vrij verkeer van personen, met één buitengrens, waarin de systematische controles aan de binnengrenzen zijn opgeheven. Voor de uitvoering van dit akkoord zijn gemeenschappelijke regels ingesteld inzake de controle aan de buitengrenzen, een gemeenschappelijk visumbeleid en samenwerking van politie en justitie, en is het Schengeninformatiesysteem ontwikkeld. Dit verslag gaat over de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot het Schengengebied, en op basis van de evaluatiebezoeken en een eindrapport wordt geconcludeerd dat beide landen klaar zijn om volwaardig lid te worden. Er zijn echter nog enkele onopgeloste kwesties. Met name moet er een plan worden opgesteld met maatregelen om het hoofd te kunnen bieden aan de mogelijk sterke toename van de druk van illegale immigratie. Daarom ben ik met de rapporteur van mening dat de betrokken lidstaten het Europees Parlement en de Raad in de loop van een periode van zes maanden die ingaat op de datum dat dit besluit van kracht wordt, schriftelijk moeten informeren over de uitvoering van deze aanvullende maatregelen en over nog bestaande tekortkomingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexandra Thein (ALDE), schriftelijk. (DE) De FDP-delegatie in het Europees Parlement gaat ervan uit dat het vrije verkeer door de opname van Roemenië en Bulgarije in het Schengengebied verder wordt verbeterd. Nu beide lidstaten op alle punten in de Schengencontrole positief zijn beoordeeld, mogen geen nieuwe obstakels worden opgeworpen die een opname onnodig op de lange baan zou schuiven. Het lijdt geen twijfel dat de technische beveiliging van grenzen deze niet automatisch waterdicht maakt zolang politie en justitie problemen hebben met de bestrijding van corruptie. Ook de lidstaten die al deel uitmaken van het Schengengebied kampen echter met deze uitdaging. Bij de evaluatie van het Schengenmechanisme moet naar mening van de FDP-delegatie daarom in de toekomst ook meer aandacht worden geschonken aan criteria zoals corruptiebestrijding en moet bij eventuele vergrijpen consequent tot sancties worden overgegaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Silvia-Adriana Ţicău (S&D), schriftelijk. − (RO) Roemenië en Bulgarije hebben het Schengenacquis bij hun toetreding tot de Europese Unie in 2007 overgenomen. Overeenkomstig artikel 4, lid 2, van de toetredingsakte is verificatie, aan de hand van evaluatieprocedures, dat de nieuwe lidstaten aan de noodzakelijke vereisten voor toepassing van alle onderdelen van het Schengenacquis voldoen (gegevensbescherming, het SIS, luchtgrenzen, landgrenzen, zeegrenzen, politiesamenwerking en visumbeleid) een voorwaarde die vervuld moet zijn voordat de Raad kan besluiten om de controle aan de binnengrenzen met deze lidstaten op te heffen. Volgens de evaluatieverslagen van de deskundigen hebben zowel Roemenië als Bulgarije aangetoond voldoende voorbereid te zijn om alle bepalingen van het Schengenacquis op een bevredigende manier toe te passen. Zodoende vragen wij de Raad om de toetreding van Roemenië en Bulgarije tot het Schengengebied goed te keuren. De Unie moet dezelfde criteria toepassen op alle lidstaten, ook als het gaat om toetreding tot het Schengengebied. Het samenwerkings- en toetsingsmechanisme op justitiegebied vormt geen criterium voor toetreding tot het Schengengebied en kan niet worden gebruikt in de context van toetreding van Roemenië en Bulgarije tot dat gebied. Aangezien Roemenië en Bulgarije voldoen aan de technische voorwaarden voor toetreding vragen wij de Raad namens de Roemenen en Bulgaren, Europese burgers, de toetreding van Roemenië en Bulgarije tot het Schengengebied goed te keuren.

 
  
MPphoto
 
 

  Rafał Trzaskowski (PPE), schriftelijk. – (PL) Bulgarije en Roemenië moeten toetreden tot het Schengengebied, omdat beide landen er klaar voor zijn en de bezwaren van sommige lidstaten ongegrond zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Niki Tzavela (EFD), schriftelijk. (EL) Ik heb voor het verslag over de toetreding van Roemenië en Bulgarije tot het Schengengebied gestemd omdat beide landen hebben voldaan aan de vereiste technische criteria. Dat neemt niet weg dat Bulgarije in samenwerking met Griekenland en Turkije aanvullende maatregelen moet nemen om het probleem van de illegale immigratie het hoofd te kunnen bieden.

 
  
MPphoto
 
 

  Geoffrey Van Orden (ECR), schriftelijk. (EN) Als een weliswaar kritische vriend van Bulgarije wil ik al het mogelijk doen om een bijdrage te leveren aan de vooruitgang in dat land, maar niet ten koste van het welzijn van mijn eigen land. Ik heb me daarom van stemming onthouden. Bij de toetreding van Bulgarije tot de EU op 1 januari 2007 bleven er zwakke punten bestaan op het gebied van juridische hervormingen en de strijd tegen corruptie en georganiseerde misdaad. De Bulgaarse autoriteiten verplichtten zich tot radicale verbeteringen. De EU stelde een mechanisme voor samenwerking en toetsing in om Bulgarije te assisteren en om de voortgang te meten ten opzichte van zes ijkpunten. De verbeteringen gaan teleurstellend langzaam. In haar meest recente verslag over deze zaken (februari 2011) stelde de Commissie dat Bulgarije verdere verbeteringen moest doorvoeren voor wat betreft de manier waarop de rechterlijke macht, de politie en andere onderzoeksinstanties zijn vormgegeven, worden beheerd en samenwerken. Desalniettemin concludeerden de 27 regeringen in de Raad, misschien verbazingwekkend, dat Bulgarije aan de voorwaarden heeft voldaan voor Schengen, een systeem dat op dit moment zelf ter discussie staat. Het Verenigd Koninkrijk blijft uiteraard buiten de Schengenzone.

 
  
MPphoto
 
 

  Iuliu Winkler (PPE), schriftelijk. − (RO) Ik verwelkom de meerderheid van meer dan 80 procent waarmee het Europees Parlement heeft gestemd voor aanneming van het verslag met betrekking tot het voldoen aan het Schengenacquis door Roemenië en Bulgarije. Deze stemming is een krachtig politiek signaal. Het Parlement is van mening dat Roemenië en Bulgarije klaar zijn om tot het Schengengebied toe te treden.

De UDMR (Democratische Unie van Hongaren in Roemenië) is van mening dat Roemenië en Bulgarije in 2011 een concreet perspectief moeten krijgen voor toetreding tot het gebied van vrij verkeer. Ik ben van mening dat de regels tijdens de wedstrijd niet moeten worden gewijzigd en dat de beslissing over toetreding tot het Schengengebied gebaseerd moet zijn op overeenstemming met de bepalingen in het Schengenakkoord en niet op politieke beoordelingen. De situatie die rondom de toetreding van Roemenië en Bulgarije tot het Schengengebied is gecreëerd, laat zien dat de solidariteit binnen de EU verzwakt is.

Het feit dat bepaalde lidstaten bereid zijn om af te zien van een van de fundamentele vrijheden van de Europese integratie, de vrijheid van verkeer, is een alarmsignaal en bovendien een verkeerd antwoord op de spanningen die de economische crisis met haar sociale gevolgen heeft veroorzaakt. De UDMR is van mening dat we een sterk Europa nodig hebben, dat bewerkstelligd kan worden door middel van meer solidariteit en door een krachtige afwijzing van intern protectionisme en populisme.

 
  
MPphoto
 
 

  Iva Zanicchi (PPE), schriftelijk. (IT) Hoewel ik mijn twijfels heb bij het overdreven grote toepassingsgebied van de tekst – die binnen de Europa 2020-strategie valt – ben ik het eens met de doelstellingen van de resolutie. Daarom heb ik gestemd voor het verslag van de heer Coelho, over verificatie van de noodzakelijke vereisten voor toepassing van alle onderdelen van het Schengenacquis als voorwaarde die vervuld moet zijn voordat de controle aan de binnengrenzen met Bulgarije en Roemenië kan worden opgeheven.

 
  
  

Verslag: Alexander Graf Lambsdorff (A7-0189/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Ondanks de controverse in de werkgroep van de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement over het amendement inzake het nucleaire vraagstuk en het amendement van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) waarmee de kwestie van nieuwe permanente leden in de VN-Veiligheidsraad geschrapt wordt, zal dit verslag worden aangenomen. Er moet een ware transformatie plaatsvinden in de internationale orde, wil de EU in staat zijn de uitdagingen waar zij voor staat het hoofd te bieden met een gecoördineerde internationale respons. Ik wil er nog op wijzen dat de EU er overeenkomstig artikel 21 VEU formeel toe gehouden is zich in te zetten voor een werkzaam multilateralisme met een sterke VN als kern.

 
  
MPphoto
 
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor deze resolutie gestemd, niet alleen vanwege het belang van de komende 66ste zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, maar ook omdat het van essentieel belang is dat de EU eindelijk de samenwerking en coördinatie in dit VN-orgaan en alle andere VN-organen intensiveert. Artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie bepaalt duidelijk dat de lidstaten hun optreden in internationale organisaties moeten coördineren, dat de lidstaten die tevens lid zijn van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties moeten samenwerken en dat ze bij de uitoefening van hun functies de standpunten en belangen van de Unie moeten verdedigen. Tot nu toe is de samenwerking in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties niet voorbeeldig geweest, en ook niet in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. We weten allemaal heel goed dat de lidstaten die zitting hebben in de Veiligheidsraad (Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland) er met betrekking tot militair ingrijpen in Libië niet in zijn geslaagd onderling samen te werken en een unaniem standpunt naar voren te brengen, met name bij de stemming over Resolutie 1973 van de Veiligheidsraad. Daarom zou ik er bij de EU-lidstaten op willen aandringen naar een gemeenschappelijk standpunt te streven bij kwesties die van essentieel belang zijn voor de internationale vrede en veiligheid, vooral op gebieden waarop internationaal al brede overeenstemming bestaat.

 
  
MPphoto
 
 

  Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. − (RO) De EU ziet zich in deze snel veranderende wereld voor tal van uitdagingen gesteld die om een gecoördineerde internationale respons vragen. Al deze belangrijke transformaties dagen de Europese Unie uit zich actief op te stellen naast haar partners in het bevorderen van doeltreffende oplossingen voor problemen van Europeanen en van de gehele wereld. De EU is de grootste donor op het gebied van ontwikkelingshulp en is tevens een belangrijke partner van de VN bij alle inspanningen die deze organisatie verricht. De EU moet een proactieve rol spelen in de totstandbrenging van een VN die doeltreffend kan bijdragen aan mondiale oplossingen, vrede, veiligheid, democratie en een internationale orde die gebaseerd is op de beginselen van de rechtsstaat. De EU is er overeenkomstig artikel 21 VEU formeel toe gehouden zich in te zetten voor een werkzaam multilateralisme met een sterke VN als kern, dat essentieel is in de aanpak van mondiale uitdagingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Antoniozzi (PPE), schriftelijk. (IT) Op dit moment voltrekt zich een belangrijke transformatie, en de Europese Unie kan daarbij niet langer slechts toeschouwer zijn. De Europese Unie moet er inspiratie uit putten en zich actiever opstellen in haar betrekkingen met bestaande en opkomende wereldmachten, om de reputatie van 'politieke dwerg' op het gebied van internationaal beleid zo voor eens en voor altijd van zich af te schudden. In die geest ben ik het eens met de heer Lambsdorff wanneer hij in het verslag stelt dat het met betrekking tot de hervorming van de Veiligheidsraad nodig is dat de lidstaten zich inspannen voor een permanente zetel voor de Europese Unie. Door het versterken van de rol van de Unie in de Verenigde Naties verzekeren we de Europese Unie van een rol als regionale- en wereldspeler. Anders zal het constante gebrek aan coördinatie van de belangen van de lidstaten op internationaal niveau ons parten blijven spelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Pino Arlacchi (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik ondersteun de hoofdlijnen van dit verslag. Het verslag roept op tot een sterkere rol van de EU binnen het VN-stelsel, rekening houdende met de institutionele wijzigingen die het Verdrag van Lissabon met zich heeft meegebracht. De stemming vandaag volgt op een ter zake doend succes voor de EU in de VN, namelijk de aanneming van een reeks uitvoeringsbepalingen die de EU-delegatie in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties het recht geeft het woord te voeren, evenals het recht op weerwoord en de mogelijkheid mondelinge voorstellen en amendementen in te dienen.

Deze verbeteringen weerspiegelen een duidelijk feit: de EU en haar lidstaten leveren de grootste financiële bijdrage aan het VN-stelsel; de EU-fondsen beslaan 38 procent van de reguliere begroting van de VN, ruim twee vijfde van de VN-vredesoperaties en bijna de helft van de bijdragen aan de VN-fondsen en -programma's. Ondanks al haar beperkingen is de EU bovendien een belangrijke speler op het wereldtoneel en haar belang verdient op elk niveau passende erkenning.

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk.(FR) Ik steun het verslag van de heer Graf Lambsdorff omdat ik denk dat we moeten zorgen voor meer samenhang tussen de standpunten van de lidstaten en erop moeten toezien dat de EU kan onderhandelen met andere regionale groepen. Ook moet er worden bijgedragen tot verbetering van de efficiëntie en transparantie van de Verenigde Naties en tot versterking van het beheer over de financiële middelen van de VN. Ik ben ervan overtuigd dat een hervorming van de werkmethoden en samenstelling van de VN-Veiligheidsraad op middellange termijn noodzakelijk is.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (LT) Momenteel voltrekt zich een belangrijke transformatie van de internationale orde, die de Europese Unie uitdaagt zich actiever op te stellen in haar betrekkingen met bestaande en opkomende wereldmachten en met bilaterale en multilaterale partners, teneinde aan te sturen op effectieve oplossingen voor problemen die zowel Europese burgers als de wereld in zijn geheel treffen. Overeenkomstig artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie is de Europese Unie er formeel toe gehouden zich in te zetten voor een werkzaam multilateralisme met een sterke VN als kern, dat essentieel is in de aanpak van mondiale uitdagingen, zoals klimaatverandering en aantasting van het milieu, de universaliteit en ondeelbaarheid van de mensenrechten, armoedebestrijding en ontwikkeling voor iedereen, de consequenties van demografische veranderingen en migratie, en de internationale georganiseerde misdaad. Ik onderschrijf dat de Europese Unie een proactieve rol zou moeten spelen in de totstandbrenging van een VN die doeltreffend kan bijdragen aan mondiale oplossingen, vrede, veiligheid, democratie en een internationale orde die gebaseerd is op de beginselen van de rechtsstaat.

 
  
MPphoto
 
 

  Elena Băsescu (PPE), schriftelijk. − (RO) Ik heb voor het verslag van collega Lambsdorff gestemd omdat ik van mening ben dat de EU momenteel een nieuwe identiteit opbouwt op het internationale toneel. Ik breng de langdurige samenwerking in herinnering tussen deze twee internationale organisaties en ook de betrokkenheid van de EU bij vele VN-projecten. Daarbij wil ik ook de toezeggingen noemen van de Europese leiders voor het bereiken van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. Uitbanning van armoede wereldwijd is nu een van de prioriteiten van het buitenlands beleid van de EU. Ik verwelkom het initiatief om een intensiever samenwerking aan te gaan op het gebied van stabilisatie in crisisgebieden en nieuwe veiligheidsnormen voor kerncentrales. De gebeurtenissen in Japan laten de noodzaak van een dergelijk partnerschap zien. Voor wat betreft de sociale bewegingen rond de Middellandse Zee ben ik van mening dat een gecoördineerd optreden van de EU en de VN een vreedzame, democratische transitie zou waarborgen. Zodoende is de intensivering van de relaties met de regionale organisaties welkom.

 
  
MPphoto
 
 

  Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. (IT) Ik stem voor deze ontwerpaanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad betreffende de volgende zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. In de aanbeveling wordt benadrukt dat de Europese Unie en de Verenigde Naties zich beide inspannen voor de bevordering van democratie, eerbiediging van de mensenrechten en vrede binnen de internationale gemeenschap. Ook wordt gesteld dat de toetreding van de EU tot de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van cruciaal belang is voor het doeltreffend nastreven van de hierboven beschreven doelstellingen. In de aanbeveling wordt het verzoek van Duitsland om de eventuele nieuwe zetel van de EU in de Verenigde Naties permanent in te nemen afgewezen, en wordt het voorstel van Italië om alle lidstaten afwisselend de zetel te laten bezetten zodat het beginsel van gelijkheid tussen de lidstaten wordt beschermd, verwelkomd.

Het verzoek van Duitsland werd gezien als een poging om de politieke autoriteit van Duitsland en van het Duits-Engels-Franse blok binnen en buiten de EU op te leggen, maar de aanneming van het Italiaanse standpunt door middel van deze aanbeveling bevestigt dat een mogelijke uitbreiding van de Veiligheidsraad Italië ervan zou verzekeren ook haar stem te kunnen laten horen over cruciale internationale onderwerpen buiten de EU. Ik heb daarom voor gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Nessa Childers (S&D), schriftelijk. − (EN) Het is belangrijk dat Europa op dit moment zijn betrokkenheid bij en samenwerking met internationale bewegingen zoals de VN opnieuw bevestigt. De aandacht die het Europees Parlement aan de Verenigde Naties schenkt is van het grootste belang.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) In de huidige tijd wordt het belang van goede afstemming tussen de lidstaten en de Europese Unie in tal van situaties en op tal van terreinen steeds duidelijker. Deze coördinatie is ook in het kader van de Verenigde Naties van uitermate groot belang. Ik zou zelfs zeggen dat deze essentieel is om de Europese waarden en belangen zeker te stellen binnen deze internationale organisatie, die de meest omvangrijke en invloedrijke van alle organisaties is.

Afgezien van toekomstige veranderingen inzake de wijze waarop de Unie binnen die organisatie vertegenwoordigd is, met name in de Veiligheidsraad – een discussie die nog niet is afgerond – is het steeds dringender noodzakelijk de krachten van de Europese landen te bundelen, om samen met de externe vertegenwoordigers van de Unie de collectieve capaciteit voor interventie en beïnvloeding te versterken. Regelmatig overleg tussen de ambassadeurs van de lidstaten en de EU-ambassadeurs vormt een belangrijke stap in die richting. De Unie dient daarom bij te dragen aan verbetering van de efficiëntie en transparantie van de VN en aan versterking van het beheer van de financiële middelen van de VN. De oprichting van een parlementaire vergadering van de Verenigde Naties binnen het VN-bestel is een interessant voorstel, dat het waard is om bestudeerd en besproken te worden.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Dit verslag van de hand van de heer Graf Lambsdorff gaat over een ontwerpaanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad betreffende de 66ste zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Vanwege de transformatie van de internationale orde die zich momenteel wereldwijd voltrekt, met conflicten in verschillende delen van de wereld, en het zelfbeschikkingsrecht van vele volkeren die tientallen jaren, soms zelfs eeuwenlang, onderdrukt zijn geweest, is de komende zitting van de Algemene Vergadering van de VN van ongekend groot belang. Gelet op artikel 21 en 41 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie kon het Europees Parlement deze kans niet voorbij laten gaan om zijn standpunten over een aantal onderwerpen naar voren te brengen. Daarbij gaat het met name om de rol van de Europese Unie binnen de Verenigde Naties; de EU en mondiale governance; vrijheid, veiligheid en recht; ontwikkeling; mensenrechten; en klimaatverandering. Ik ben het dan ook eens met bovengenoemde voorstellen van de rapporteur, en ook met de noodzaak een debat op gang te brengen over de rol van nationale en regionale parlementen binnen het VN-bestel, en de oprichting van een parlementaire vergadering van de Verenigde Naties.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) In dit verslag wordt bepleit dat de Europese Unie een zetel krijgt in de Algemene Vergadering van de VN en een permanente zetel in de Veiligheidsraad. Er zijn de laatste tijd verschillende stemmen hiervoor opgegaan, gesteund door de wijzigingen die hebben plaatsgevonden ingevolge het Verdrag van Lissabon, met name de bepalingen daarin die de EU 'rechtspersoonlijkheid' verlenen. Wij hebben de legitimiteit van deze wijzigingen altijd bestreden. Deze eis – die de geest van deze organisatie aantast, die een organisatie van staten is en niet van supranationale organisaties – is niet ingegeven door de wens om het functioneren van de VN democratischer te maken, noch door de wens om een rechtvaardiger en vreedzamer wereldorde tot stand te brengen.

De alliantie tussen de EU, de NAVO en de Verenigde Staten, gericht op oorlog en agressie tegen landen als Libië, laat dit maar al te duidelijk zien. De EU heeft daarmee de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties op het spel gezet, zoals niet-inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van landen, de eerbiediging van hun soevereiniteit en onafhankelijkheid, en de erkenning van hun recht op ontwikkeling. Soevereiniteit komt van het volk en de bevolking van Europa heeft die soevereiniteit niet aan deze EU gegeven, die steeds antisocialer en antidemocratischer wordt.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) In dit verslag wordt opnieuw de onaanvaardbare eis gesteld van een zetel in de Algemene Vergadering van de VN en een permanente zetel in de Veiligheidsraad, onder verwijzing naar het antidemocratische Verdrag van Lissabon en de 'rechtspersoonlijkheid' die daarmee gecreëerd is. Het Europees Parlement heeft daarmee niet het democratisch functioneren van beide VN-organen of een nieuwe, rechtvaardiger wereldorde voor ogen.

Welke bijdrage kan een EU die in alliantie met de NAVO en de VS oorlog voert in Libië en daarmee het internationaal recht en het Handvest van de Verenigde Naties schendt, leveren aan een versterking van het democratisch functioneren van de VN of aan vrede en vooruitgang voor de mensheid? Welke bijdrage kan de EU leveren aan de niet-inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van landen, de eerbiediging van hun soevereiniteit en onafhankelijkheid en hun recht op ontwikkeling – rechten die zijn vastgelegd in het Handvest van de VN en het internationaal recht − als zij in samenwerking met het IMF de arbeiders en het volk van Portugal een agressief programma oplegt dat zijn weerga niet kent, en hen hun middelen ontneemt? Geen enkele.

Soevereiniteit komt van het volk en de bevolking van Europa heeft die soevereiniteit niet aan deze EU gegeven, die steeds antisocialer en antidemocratischer wordt.

 
  
MPphoto
 
 

  Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk.(SK) De Europese Unie zou een actieve rol moeten spelen om de Verenigde Naties zo te ontwikkelen dat deze effectief kunnen bijdragen aan globale oplossingen, vrede, veiligheid, democratie en een internationale orde op basis van de rechtsstaat. Het is noodzakelijk om multilateralisme als belangrijkste strategisch belang van de Unie te ondersteunen en om de cohesie en zichtbaarheid van de EU als globale speler in de Verenigde Naties te verstevigen. Door de huidige transformatie van de internationale orde staat de Europese Unie voor de uitdaging zich actiever te richten op de huidige en opkomende wereldmachten, en op andere bilaterale en multilaterale partnerschappen om zo effectieve oplossingen te kunnen ondersteunen voor problemen die van invloed zijn op de burgers van de EU en de hele wereld in het algemeen.

 
  
MPphoto
 
 

  Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk.(IT) De tekst waarover wij vandaag stemmen zet de prioriteiten van de Europese Unie bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties uiteen. Het belangrijkste onderwerp, waarover inmiddels al sinds lange tijd wordt gediscussieerd, is de hervorming van de Veiligheidsraad. Het voorstel dat de Europese Unie een zetel krijgt, wellicht een roterende zetel, lijkt mij uitstekend. Ik steun het verslag dan ook.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik heb voor het verslag gestemd omdat in de tekst wordt aanbevolen om effectief multilateralisme te bevorderen als doorslaggevende strategische prioriteit voor de Unie en te zorgen voor meer samenhang en een grotere zichtbaarheid van de Europese Unie als wereldspeler binnen de VN, onder andere door het intern overleg binnen de Europese Unie over VN-kwesties beter te coördineren en zich meer te richten op breder overleg over een uiteenlopend aantal onderwerpen. Tevens wordt voorgesteld om aansluiting te zoeken bij de strategische partners binnen het VN-bestel en de strategische partnerschappen van een multilaterale dimensie te voorzien door mondiale vraagstukken op te nemen op de agenda's van bilaterale en multilaterale topconferenties van de Europese Unie, en bij te dragen aan verbetering van de efficiëntie en transparantie van de VN en aan versterking van het beheer over de financiële middelen van de VN.

Het verslag bevat nog een aantal andere relevante punten. Zo wordt gesuggereerd om de rol van het Internationale Strafhof en de internationale strafrechtspraak te versterken, verantwoordingsplicht te bevorderen, een einde te maken aan straffeloosheid en de structuren voor crisispreventie en de effectiviteit daarvan binnen het VN-Ontwikkelingsprogramma (UNDP) te versterken, teneinde deze organisatie te maken tot mondiaal leider in crisispreventie en herstel. Tevens wordt aangedrongen op nauwe samenwerking tussen de Europese Unie en de VN op gebied van civiele en militaire crisisbeheersing, met name bij humanitaire hulpoperaties, en wordt gepleit voor een grondige hervorming van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA) door een einde te maken aan diens tweeledige functie van enerzijds toezicht houden op het gebruik van kernenergie en anderzijds het bevorderen van het gebruik van kernenergie, en de taken van de IAEA te beperken tot toezicht op de nucleaire industrie en op naleving van het non-proliferatieverdrag (NPT), samen met andere belangrijke kwesties die ik over het geheel genomen onderschrijf en steun.

 
  
MPphoto
 
 

  Agnès Le Brun (PPE), schriftelijk.(FR) In de aanloop naar de 66ste zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties heeft het Europees Parlement zoals gebruikelijk aanbevelingen gedaan aan de Raad, die de lidstaten vertegenwoordigt, de enige volwaardige leden van de organisatie. Dit jaar zal de Unie echter haar voordeel kunnen doen met haar nieuwe status van 'superwaarnemer', die haar speciale rechten verleent om tijdens zittingen het woord te voeren. Ik heb vóór deze resolutie gestemd omdat zij aansluit op de nieuwe ambities van de EU op internationaal vlak. Het Verdrag van Lissabon verleent de EU nieuwe prerogatieven, bevestigt de ontwikkeling van haar internationale capaciteit en voorziet in nieuwe instrumenten. Uit hoofde van dit document moet de Unie deze nieuwe ambitie in dienst stellen van effectief multilateralisme, waarbij haar waarden centraal moeten staan. Ook wordt ertoe opgeroepen de mondiale governance te bevorderen, in een tijd waarin mondiale uitdagingen vragen om mondiale oplossingen. Tot slot wordt de nadruk gelegd op centrale thema's waaraan de Unie, conform haar traditie, een bijdrage moet leveren: ontwikkeling, mensenrechten en klimaatverandering.

 
  
MPphoto
 
 

  Clemente Mastella (PPE), schriftelijk.(IT) De huidige transformatie van de Europese orde daagt de Europese Unie uit zich actiever op te stellen in haar betrekkingen met bestaande en opkomende wereldmachten, teneinde een proactieve rol te kunnen spelen in de totstandbrenging van een VN die doeltreffend kan bijdragen aan mondiale oplossingen, vrede, veiligheid, democratie en een internationale orde die gebaseerd is op de beginselen van de rechtsstaat. Dit is essentieel in de aanpak van mondiale uitdagingen, zoals klimaatverandering en aantasting van het milieu, de universaliteit en ondeelbaarheid van de mensenrechten, armoedebestrijding en ontwikkeling voor iedereen, de consequenties van demografische veranderingen en migratie, en de internationale georganiseerde misdaad.

Dankzij het Verdrag van Lissabon beschikken we nu over nieuwe permanente structuren voor de externe vertegenwoordiging van de Europese Unie. Dit stelt ons in staat om een internationale rol op ons te nemen die aansluit bij onze prominente economische positie, en om onze taak te vervullen als wereldspeler, die in staat is mede de verantwoordelijkheid te dragen voor de wereldwijde veiligheid. Het is nu aan ons om onze strategische belangen en doelstellingen duidelijk vast te leggen en effectief op te optreden. De EU is de grootste donor op het gebied van ontwikkelingshulp en tevens een belangrijke partner van de VN tijdens of na crisissituaties. Wij achten het dus onze plicht om effectief multilateralisme te bevorderen als doorslaggevende strategische prioriteit voor de Unie en te zorgen voor meer samenhang en een grotere zichtbaarheid op internationaal niveau.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) De EU mag haar rol als wereldspeler op alle gebieden niet vergeten. Zij moet daarom haar rol in alle multilaterale organisaties, en in het bijzonder in de VN, versterken, waar zij een steeds actievere rol moet gaan spelen nu de werkzaamheden van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) van start zijn gegaan. Overwegende dat wereldwijde partnerschappen het mogelijk maken dat gezamenlijk vastgestelde doelen worden bereikt; overwegende dat de EU de grootste donor is op het gebied van ontwikkelingshulp en tevens een belangrijke partner van de VN is bij alle inspanningen die deze organisatie in het kader van haar drie pijlers verricht, onder meer tijdens of na crisissituaties, en dat de lidstaten voor meer dan 38 procent bijdragen aan de gewone begroting van de VN, concluderen wij dat een solide en stabiel partnerschap tussen de EU en de VN voor de activiteiten van de Verenigde Naties, alsmede voor de rol van de EU als wereldspeler, van fundamenteel belang is.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Zoals gebruikelijk stelt de Commissie buitenlandse zaken de aanbevelingen van het Europees Parlement aan de Raad op voor de zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Naar ik heb begrepen, zijn de prioriteiten van het Parlement als volgt: een sterkere rol van de EU in het VN-stelsel, rekening houdende met de institutionele wijzigingen die het Verdrag van Lissabon met zich heeft meegebracht; de noodzaak van richtsnoeren die gepast overleg garanderen tussen de ambassadeurs van de lidstaten teneinde verschillen in de standpunten binnen de EU, zoals in het geval van Libië, te voorkomen; een toereikende begroting voor UN Women; verdere versterking van de rol van het Internationaal Strafhof; ondersteuning van de Mediation Unit van de VN en binnen deze context een hoofdrol voor de Europese Dienst voor extern optreden; verbetering van de betrekkingen tussen de Commissie voor vredesopbouw van de VN en het partnerschap voor vredesopbouw van de EU; en tot slot een sterker leiderschap van de EU op het gebied van het beheer van het wereldwijde klimaat. Alle bovengenoemde zaken zijn relevant en ik heb voor gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Justas Vincas Paleckis (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit voorstel gestemd omdat het een uitgebreid overzicht geeft van de huidige mondiale problemen die binnen de EU en de VN spelen, en wijst op de uitdagingen en kansen voor de EU. In het voorstel worden de EU bovendien degelijke en verstrekkende aanbevelingen op verschillende gebieden op internationaal niveau gedaan, zoals het zoeken van aansluiting bij de strategische partners van de EU binnen het VN-stelsel, het waarborgen van de belangrijke rol van de Europese Dienst voor extern optreden, het verbeteren van vrede, veiligheid en recht, en het terugdringen van klimaatverandering. Ik ben van mening dat dit de problemen zijn die momenteel mondiaal gezien kritiek zijn, en dat de EU zich in al deze aspecten moet betrekken en er een essentiële rol in moet spelen. Daarom steun ik dit voorstel en adviseer ik de Raad terdege rekening te houden met dit verslag.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik het eens ben met de aanbevelingen die gedaan worden aan de Raad met het oog op de 66e zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Ik ben het eens met de versterking van de rol van de Europese Unie in de Verenigde Naties. Zoals de rapporteur stelt, heeft de Europese Unie inderdaad te weinig invloed in de organen van de Verenigde Naties, rekening houdend met de belangrijke bijdragen die de EU en haar lidstaten leveren. Hij dringt er daarom bij de Raad op aan zijn standpunten krachtiger te laten horen, te zorgen voor een betere coördinatie om de doelstellingen van de Unie te verwezenlijken bij de Verenigde Naties en om te zorgen voor meer samenhang tussen de standpunten van de lidstaten. Ik sluit me aan bij de oproep van de rapporteur aan het adres van de hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter van de Commissie en de voorzitter van de Europese Raad om van de totstandbrenging van versterkte rechten als waarnemer voor de EU een strategische prioriteit te maken en om te zorgen voor meer zichtbaarheid bij de Verenigde Naties door de raadplegingen met de regeringen van derde landen die lid zijn van de Verenigde Naties te intensiveren.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik ben voor. We adviseren de Raad werkzaam multilateralisme te bevorderen als doorslaggevende strategische prioriteit voor de Unie en te zorgen voor meer samenhang en een grote zichtbaarheid van de EU als wereldspeler binnen de VN, onder andere door het intern overleg binnen de EU over VN-kwesties beter te coördineren en zich meer te richten op breder overleg over een uiteenlopend aantal onderwerpen. De vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger (VV/HV) moet worden gemachtigd tot het opstellen van richtsnoeren voor regelmatig overleg tussen de ambassadeurs van de lidstaten en de EU-ambassadeurs, en met name voor overleg tussen diegenen die op multilateraal niveau werkzaam zijn op plaatsen zoals Genève en New York, zodat de EU haar agenda met succes kan uitvoeren en aan de verwachtingen van de VN-leden ten aanzien van haar vermogen om op te treden kan voldoen. Er moet worden gezorgd voor meer samenhang, niet alleen binnen het VN-stelsel, maar ook tussen de standpunten van de EU-lidstaten en kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten, teneinde maximaal gebruik te maken van de mogelijkheden die het Verdrag van Lissabon biedt om de invloed van de EU te versterken door op gecoördineerde en strategische wijze gebruik te maken van de diverse en verschillende contactpunten (van de EU en de lidstaten). Er moet voor worden gezorgd dat de EU tijdig kan onderhandelen met andere regionale groepen en dat de EU-vertegenwoordigers met een passend mandaat zijn toegerust om effectief namens de lidstaten te kunnen onderhandelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. (IT) Met betrekking tot de 66ste Algemene Vergadering van de Verenigde Naties ben ik het ermee eens dat het Europees Parlement de Raad aan moet sporen het voortouw te nemen bij het bevorderen van de millenniumontwikkelingsdoelen. We moeten een discussie opstarten over hoe het duidelijke engagement van de internationale gemeenschap voor duurzame ontwikkeling en de uitbanning van armoede op peil en ook na 2015 levend kan worden gehouden. Het ondersteunen van staatsopbouw, goed democratisch bestuur en conflictpreventie en de nodige maatregelen nemen voor de bestrijding van corruptie, belastingontwijking en kapitaalvlucht zijn zonder twijfel de belangrijkste prioriteiten.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Salavrakos (EFD), schriftelijk. (EL) Ik heb voor het verslag van de heer Lambsdorff gestemd omdat ik van mening ben dat de uitdagingen waarmee de EU in deze aan snelle veranderingen onderhevige wereld wordt geconfronteerd, gecoördineerd optreden vereisen op mondiaal vlak. De EU heeft met het Verdrag van Lissabon meer en versterkte mogelijkheden tot externe vertegenwoordiging gekregen. De samenwerking met de Verenigde Naties maar ook met andere internationale organisaties is dan ook niet alleen wenselijk, maar zelfs noodzakelijk om crises te kunnen beheren, vrede te kunnen opbouwen en handhaven en een antwoord te kunnen geven op internationale uitdagingen zoals de recente gebeurtenissen in Japan.

 
  
MPphoto
 
 

  Michèle Striffler (PPE), schriftelijk.(FR) Als rapporteur voor advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking over dit verslag ben ik bijzonder verheugd dat het vandaag is aangenomen door de plenaire vergadering van het Europees Parlement. Het is van essentieel belang om te blijven volhouden dat de inspanningen van de verschillende VN-organen op elkaar moeten worden afgestemd om de efficiëntie en effectiviteit van maatregelen op het gebied van ontwikkeling beter te kunnen bevorderen. De ontwikkelingshulp van de Verenigde Naties moet worden toegespitst op de verwezenlijking van de millenniumontwikkelingsdoelen, waarbij met name aandacht moet worden besteed aan de minst ontwikkelde landen.

 
  
  

Verslag: Jean-Pierre Audy (A7-0160/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, ten eerste omdat er kritiek wordt geleverd op de Commissie omdat zij er tot 9 februari 2011 over heeft gedaan om haar mededeling te publiceren, hoewel zij dat uiterlijk in 2010 had moeten doen, terwijl ik het net zoals de rapporteur betreur dat de mededeling van de Commissie duidelijk tekortschiet voor wat betreft nieuwe ontwikkelingen. Ik betreur ook het gebrek aan goede resultaten op het vlak van het midden- en kleinbedrijf. Ik erken echter dat de gezamenlijke technologie-initiatieven (GTI's) bevorderlijk zijn voor het concurrentievermogen van de Europese industrie, hoewel het nodig is om de bestaande wettelijke en administratieve obstakels snel aan te pakken.

 
  
MPphoto
 
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. (LT) Ik heb voor deze belangrijke resolutie over de tussentijdse evaluatie van het zevende kaderprogramma van de Europese Unie voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie gestemd. Met de aanneming van deze resolutie geeft het Europees Parlement een duidelijk signaal af aan de Europese Commissie over de toekomstige tenuitvoerlegging van het kaderprogramma voor onderzoek. Een van de belangrijkste voorstellen – waarvoor ik mijn steun verleen – is de vereenvoudiging van de administratieve regels voor projecten die in het kader van dit programma ten uitvoer worden gelegd. Tot de geconstateerde moeilijkheden behoort namelijk de complexiteit en omslachtigheid van de administratieve procedures, die ertoe leiden dat onderzoekers die gebruik willen maken van Europese financiering terechtkomen bij nationale financieringsbronnen, en dat Europa op het gebied van onderzoek aan populariteit moet inleveren. Voorts is het belangrijk om het beleid voor onderzoek en ontwikkeling te territorialiseren ter wille van een evenwichtige verdeling van het onderzoek over alle universiteiten. De link naar uitmuntendheid, die vaak in stedelijke gebieden te vinden is, kan tot stand gebracht worden door intensievere virtuele connecties te creëren, bijvoorbeeld via permanente videoconferenties en een intelligente interconnectie tussen geterritorialiseerde onderzoekscentra en topcentra.

 
  
MPphoto
 
 

  Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. − (RO) Het zevende kaderprogramma van de Europese Unie voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (KP7) is het omvangrijkste researchondersteuningsinstrument ter wereld en tevens het voornaamste onderzoeksbeleidsinstrument van de Europese Unie. Onderzoek is een proces waarbij economische kracht wordt omgezet in kennis, terwijl bij innovatie het omgekeerde gebeurt, namelijk kennis die wordt omgezet in economische kracht. De EU en haar lidstaten moeten zich de middelen verschaffen om gezamenlijk een antwoord te vinden op de belangrijke maatschappelijke, economische, ecologische, demografische en ethische uitdagingen waarmee de volkeren van Europa zich geconfronteerd zien, zoals de vergrijzing, de gezondheidszorg, de voedselvoorziening, duurzame ontwikkeling en de grote milieuproblemen.

Betere relaties tussen de academische, onderzoeks- en industriële wereld zijn noodzakelijk om de onderzoeksresultaten te kunnen omzetten in producten en diensten die economische groei genereren en de samenleving als geheel ten goede komen. Daarnaast moeten de lidstaten hun inspanningen op communicatiegebied opvoeren met betrekking tot gebruikmaking van nieuwe technologieën zoals slimme onderzoeksinformatiediensten, door informatie te verstrekken over de komende uitdagingen op researchgebied en onderzoeksresultaten te verspreiden. Zodoende heb ik voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Antoniozzi (PPE), schriftelijk. (IT) Ondanks een aantal nadelige omstandigheden, zoals de economische crisis, de voortdurende achterstand op de Verenigde Staten en de groeiende concurrentie van de opkomende landen, is het zevende kaderprogramma in staat gebleken om van toegevoegde waarde te zijn voor onderzoek en ontwikkeling in Europa. Met het zevende kaderprogramma kan de EU haar onderzoeksbeleid aangrijpen om haar economische en sociale ambities waar te maken door in het bijzonder de Europese onderzoeksruimte (EOR) te consolideren. Ik ben het eens met de doelstellingen die de heer Audy in zijn verslag benadrukt, vooral met de vereenvoudiging van de administratieve procedures, participatie van het MKB door middel van het programma 'Samenwerking', en innovatie en intensivering van de risicodelende financieringsfaciliteit. Met het oog op de onderhandelingen over de financiële vooruitzichten vanaf 2014 zullen deze maatregelen europeanisering van het onderzoek mogelijk maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk.(FR) In het verslag van mijn collega, de heer Audy, over het zevende kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (KP7), wordt gewezen op het lage participatieniveau van het MKB en de industrie in het algemeen, het geringe aantal vrouwelijke onderzoekers en de ondervertegenwoordiging van bepaalde lidstaten. Ik denk dat er moet worden gezorgd voor een effectieve coördinatie van het onderzoek tussen de EU en de nationale en regionale autoriteiten. Daarom heb ik vóór dit uitstekende verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Liam Aylward (ALDE), schriftelijk.(GA) Met een begroting van 54,6 miljard euro is het zevende kaderprogramma het omvangrijkste researchondersteuningsinstrument ter wereld en tevens het voornaamste onderzoeksbeleidsinstrument van de Europese Unie. Het is echter toe aan herziening. Het moet worden aangepast aan de veranderingen in de wereld, vooral in het licht van de financiële crisis en de veranderende fiscale omstandigheden. De Ierse instanties ontvangen thans ongeveer 1 miljoen euro per week uit het onderzoeksbudget van de Europese Unie. Ook de Ierse kleine en middelgrote ondernemingen zouden deze kans moeten aangrijpen. Immers, deze ondernemingen creëren 70 procent van de banen in de eurozone en vormen derhalve het hart van de Europese economie.

Daarom is het belangrijk om de transparantie te vergroten en de administratieve lasten te verminderen, zodat meer kleine en middelgrote ondernemingen belangstelling tonen om in de toekomst deel te nemen aan de programma’s, en de doeltreffendheid van de Unie op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en innovatie wordt versterkt. De tijd die verstrijkt tussen het indienen van een aanvraag en de verlening van subsidie moet worden verkort en de Europese samenwerking en coördinatie moet worden verbeterd om een einde te maken aan de fragmentatie waarvan het programma thans te lijden heeft.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (LT) De Europese Raad heeft op 23 en 24 maart 2000 in Lissabon een ambitieuze strategische doelstelling bepaald voor de Europese Unie: tegen 2010 de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te worden. In deze strategie is de centrale rol van onderzoek erkend. Met een begroting van 54 miljard euro voor de periode 2007-2013 is het zevende kaderprogramma in de loop der jaren wereldwijd een van de breedste programma's voor steun aan onderzoek geworden en is dit het belangrijkste instrument van het onderzoeksbeleid van de Europese Unie. Deze programma's zijn bedoeld om de Europese Unie in staat te stellen oplossingen aan te reiken voor de grote maatschappelijke uitdagingen die in alle lidstaten spelen en die deze landen niet alleen kunnen aanpakken (vergrijzing en gezondheid, energie-, water- en voedselvoorziening, duurzame ontwikkeling, de bestrijding van de klimaatverandering enzovoorts), en om de kennis te ontwikkelen die onze bedrijven nodig hebben om meer te kunnen innoveren en hun concurrentiepositie te versterken. Om erop toe te zien dat het zevende kaderprogramma gericht blijft op de Europese beleidsbehoeften voert het Europees Parlement een tussentijdse evaluatie uit. Met het oog op een optimale doeltreffendheid is het inderdaad noodzakelijk om de complexiteit en omslachtigheid van de administratieve procedures te vereenvoudigen teneinde een succesvolle Europese onderzoeksruimte tot stand te brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk.(FR) Het zevende kaderprogramma van de EU is een cruciaal programma voor de vergroting van de Europese toegevoegde waarde op het stuk van onderzoek, ontwikkeling en innovatie, in een tijd waarin Europa op deze gebieden achterblijft bij de Verenigde Staten en zijn voorsprong op de opkomende economieën aan het kwijtraken is. In dit verslag wordt derhalve de relevantie onderstreept van een onbekend programma, waarbij tegelijkertijd wordt opgeroepen tot veranderingen: enerzijds de wijziging van de te omslachtige administratieve en financiële procedures en het beperkte succespercentage die het indienen van aanvragen niet stimuleren, met name van de zijde van kleine en middelgrote bedrijven, die echter een belangrijke rol vervullen bij het omzetten van onderzoeksresultaten in producten en diensten, en anderzijds de totstandbrenging van een betere samenwerking en coördinatie tussen de verschillende belanghebbenden in deze tijd waarin de financiering van onderzoek nog steeds sterk versnipperd is over nationale en Europese bronnen. Dit zijn enkele initiatieven die ons eindelijk in staat zouden kunnen stellen de doelstelling te verwezenlijken om tegen 2020 3 procent van het bbp uit te trekken voor onderzoek en technologische ontwikkeling, hetgeen nog lang geen gelopen race is, zeker niet voor Frankrijk, dat hier nog steeds slechts 2 procent voor uittrekt.

 
  
MPphoto
 
 

  Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. (IT) De Europese Raad heeft in maart 2000 een ambitieuze strategische doelstelling bepaald voor de Europese Unie: tegen 2010 de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te worden. In deze strategie is de centrale rol van onderzoek erkend. Ik ben van mening dat het bestuderen van de evaluatie van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling ons de mogelijkheid biedt om de waardevolle driehoek van kennis, onderwijs en onderzoek te consolideren. In de loop der jaren is het zevende kaderprogramma wereldwijd een van de breedste programma’s voor steun aan onderzoek geworden en is dit het belangrijkste instrument van het onderzoeksbeleid van de EU. Met het zevende kaderprogramma kan de Unie haar onderzoeksbeleid aangrijpen om haar economische en sociale ambities waar te maken door de Europese onderzoeksruimte te consolideren.

Naar mijn mening zijn er twee hoofdpunten waar de evaluatie zich in het bijzonder op moet richten: het oplossen van de problemen die voortkomen uit de complexiteit en omslachtigheid van de administratieve procedures, die ertoe leiden dat onderzoekers die gebruik willen maken van Europese financiering terechtkomen bij nationale financieringsbronnen. Verder zouden we, ondanks de vooruitgang die in de afgelopen jaren al op dit gebied is geboekt, de participatie van het MKB aan het kaderprogramma moeten versterken, zodat het de kennis kan vergaren die nodig is voor een groter concurrentievermogen.

 
  
MPphoto
 
 

  Izaskun Bilbao Barandica (ALDE), schriftelijk. (ES) Ik heb voor gestemd omdat onderzoek en innovatie in het programma Europa 2020 worden verheven tot kernelementen om door middel van slimme, duurzame en inclusieve groei uit de crisis te raken. Hiertoe moeten in het zevende kaderprogramma vanaf 2013 meer middelen worden uitgetrokken. De lidstaten moeten zich verbinden om door te gaan met de programma’s, omdat er meer samenwerking moet komen tussen technologieplatforms, universiteiten en de industriële sector en tevens een verdere vereenvoudiging van de procedures om de problemen van het MKB om toegang te krijgen tot de onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma’s op te lossen.

 
  
MPphoto
 
 

  Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk.(IT) Het verslag van de heer Audy over de tussentijdse evaluatie van het zevende kaderprogramma van de EU voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie bevat een aantal punten waar ik het zeker mee eens ben, zoals de opmerking dat het programma vooral met betrekking tot de kleine en middelgrote ondernemingen weinig succes heeft gehad, of het verzoek om de subsidietoekenningstermijn te verkorten. Ik heb echter besloten mij te onthouden van stemming omdat een bepaald punt in het initiatiefverslag naar mijn mening bijzonder zwak is, en mij heeft belet om voor te stemmen. Ik sta niet achter het verzoek van de rapporteur om meer middelen uit te trekken voor de Europese Onderzoeksraad, en daarvan een zelfstandige juridische entiteit met beslissingsbevoegdheid te maken die direct verantwoordelijk is voor zijn eigen wetenschappelijke strategie en administratief beheer.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik van oordeel ben dat een degelijke tussentijdse evaluatie van het zevende kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie bijzonder belangrijk is om na te gaan of de uitvoering van het programma beantwoordt aan de doelstellingen. Dit programma is wereldwijd een van de breedste programma's voor steun aan onderzoek en is tevens het belangrijkste instrument van het onderzoeksbeleid van de Europese Unie. Bovendien heeft de Europese Unie in vele van de onlangs aangenomen documenten waarin de ontwikkelingsdoelstellingen en richtsnoeren voor het volgende decennium worden uiteengezet, het belang van onderzoek en innovatie onderstreept voor de versterking van de Europese economie en de instandhouding van haar positie als een van de meest concurrerende economieën ter wereld. In aansluiting op de over het geheel genomen gunstige evaluatie wordt de aandacht van de Commissie gevestigd op tal van aspecten die betrekking hebben op de tenuitvoerlegging van het programma. Bovendien reikt het verslag specifieke voorstellen aan om deze elementen te verbeteren. Zo wordt bijvoorbeeld gesuggereerd om het programmabudget op te trekken en tegelijkertijd gezamenlijke onderzoeksterreinen te selecteren uit de gebieden die het meest veelbelovend zijn in termen van concrete toepassingen die vanuit ethisch oogpunt op een groot draagvlak kunnen rekenen, zodat bij de uitvoering van dit programma tastbare resultaten kunnen worden bereikt.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Březina (PPE), schriftelijk. − (CS) Ondanks het feit dat Europa nog steeds achterloopt op de VS en zijn leidende positie ten opzichte van de opkomende economieën langzaamaan verliest, bewijzen de resultaten van het zevende kaderprogramma dat het Europese programma voor onderzoek en ontwikkeling in Europa toegevoegde waarde heeft. Helaas echter beschikken we nog niet over een methode om te kunnen beoordelen of, en zo ja in hoeverre, de door het zevende kaderprogramma gefinancierde projecten de wetenschappelijke kennis op een hoger plan hebben weten te brengen. Tevens dient te worden gewezen op de enorm scheve verhouding tussen deelnemers uit de oude en de nieuwe lidstaten. Ook blijft de betrokkenheid van met name kleine en middelgrote bedrijven onder de maat. Daar zou met behulp van vereenvoudiging van de administratieve en financiële regels verandering in kunnen worden gebracht.

Ik wil graag wijzen op het belang van de gezamenlijke technologie- initiatieven (GTI’s) voor het concurrentievermogen van de Europese industrie. Verder wil ik wijzen op de juridische en administratieve obstakels (rechtspersoonlijkheid, financiële regels en soms ook intellectuele-eigendomskwesties) die kleine en middelgrote ondernemingen afschrikken van deelname. Ook wil ik wijzen op de al te versnipperde financiering van het onderzoek in Europa. Zowel de lidstaten als de EU voeren een breed scala aan programma’s met uiteenlopende prioriteiten, beoordelingscriteria, definities en methodologieën. Dat leidt onvermijdelijk tot overlappingen, verwarring en fouten.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) Aangezien de economie nog steeds verzwakt is na de financiële crisis waardoor Europa getroffen werd, verwijst de rapporteur in zijn tussentijdse evaluatie naar belangrijke aspecten die verbeterd moeten worden om de beschikbare overheidsmiddelen zo doeltreffend mogelijk aan te wenden. Ik ben het eens met het feit dat de rapporteur zich concentreert op twee kwesties die bijzonder belangrijk zijn voor het toekomstige onderzoek in Europa, namelijk een verdere vereenvoudiging van de betalingen tussen de Europese Commissie en andere instanties en een grotere participatie van het MKB en het bedrijfsleven in het algemeen bij het zoeken naar oplossingen voor de grote sociale uitdagingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Lara Comi (PPE), schriftelijk. (IT) De unanieme stem van de commissie over dit belangrijke verslag en de stemming van vandaag tonen nogmaals aan dat het Parlement een sterk en helder standpunt kan innemen als het gaat om zaken die van fundamenteel belang zijn voor de burgers en de ondernemingen. In het verslag worden naar mijn mening de cruciale punten van het zevende kaderprogramma duidelijk aangegeven, en goede voorstellen gedaan om ervoor te zorgen dat de middelen die nog moeten worden toegekend goed zullen worden gebruikt en werkelijk zullen bijdragen aan grotere concurrentiekracht en excellentie van de Europese markt. De vereenvoudiging van de administratieve procedures en de verlichting van de bureaucratische lastendruk zie ik nog steeds als de belangrijkste uitdaging als we onze ondernemingen, en dan vooral de kleine en middelgrote, echt toegang willen verschaffen tot de financieringen. Met deze middelen moeten we gestructureerder kunnen werken, door de publiek-private partnerschappen te verbeteren, de clusters tussen verschillende regio’s te stimuleren en te voorzien in sterke samenwerking tussen het Cohesiefonds en de middelen voor onderzoek en innovatie.

 
  
MPphoto
 
 

  Rachida Dati (PPE), schriftelijk.(FR) Dit verslag helpt de aandacht te vestigen op de factoren die van cruciaal belang zijn om te kunnen voldoen aan de vereisten van de toekomst van het onderzoek in Europa, met name in de context van de door de Europa 2020-strategie gestelde doelen. Het is noodzakelijk geworden de buitensporige administratieve lastendruk te verlichten, vooral met het oog op een grotere participatie van het MKB in het zevende kaderprogramma. Bovendien moeten de EU-programma's te allen tijde de voordelen van onderzoek en innovatie voor onderwijs en werkgelegenheid consolideren.

 
  
MPphoto
 
 

  Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk.(FR) Er heeft een tussentijdse evaluatie door het Europees Parlement plaatsgevonden van het zevende kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie voor de periode 2007-2013. Dit is een goede gelegenheid om de Europese Commissie eraan te herinneren hoe belangrijk het is de juiste keuzes te maken bij het investeren in onderzoek en innovatie voor de toekomst van Europa. Voor de jaren 2011, 2012 en 2013 moet nog 28,5 miljard euro worden geprogrammeerd. Dit bedrag moet prioritair worden gereserveerd voor projecten van het MKB en de industrie in het algemeen, met name op het gebied van energievoorziening, duurzame ontwikkeling en de bestrijding van de klimaatverandering. We moeten ervoor zorgen dat de onderzoeksinfrastructuur beter wordt gespreid over de hele Europese Unie waarbij tegelijkertijd het beginsel van excellentie wordt gerespecteerd, dat Europa in staat stelt de beste onderzoekers ter wereld aan te trekken.

 
  
MPphoto
 
 

  Christine De Veyrac (PPE), schriftelijk.(FR) In 2010 heeft de EU de doelstelling van de Lissabonstrategie om 3 procent van het bbp uit te trekken voor onderzoek en technologische ontwikkeling, niet verwezenlijkt. Dit is tevens een van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie, maar de EU moet nu de middelen vinden om deze doelstelling te realiseren teneinde een op internationaal vlak concurrerende economie te blijven.

Ik verwelkom de aanneming van het verslag van de heer Audy over de tussentijdse evaluatie van het zevende kaderprogramma, waarin rekening wordt gehouden met de impact van de recente economische crisis, die er met name toe heeft geleid dat kleine en middelgrote ondernemingen minder kunnen investeren in onderzoek en ontwikkeling. Om de omslachtigheid van de administratieve procedures tegen te gaan en de toegang van ondernemingen tot Europese financiering te vergemakkelijken, is het absoluut noodzakelijk dat procedures eenvoudiger en transparanter worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Met de publicatie van de Europa 2020-strategie werd duidelijk dat het van fundamenteel belang is om in te zetten op onderzoek en ontwikkeling om de economische groei in Europa opnieuw aan te zwengelen en ervoor te zorgen dat Europa de meest concurrentiekrachtige speler wordt. Daarom moet een evaluatie van het zevende kaderprogramma (KP7) van de Europese Unie voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie gekoppeld worden aan de doelstellingen en de tenuitvoerlegging van de Europa 2020-strategie. Ik ben ervan overtuigd dat Europa, via onderzoek en ontwikkeling, doeltreffende en doelmatige oplossingen kan vinden voor het energieprobleem, voor de uitdagingen die de klimaatverandering ons stelt en voor het verbeteren van het Europese mededingingsvermogen en de Europese productiviteit, en ons zo naar een nieuwe, maar ook duurzamere groeicyclus kan leiden.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Dit verslag van de heer Audy gaat over de tussentijdse evaluatie van het zevende kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie. De Europese Raad heeft op 23 en 24 maart 2000 in Lissabon een ambitieuze strategische doelstelling bepaald voor de Europese Unie: de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te worden tegen 2010. Die ambitieuze doelstelling bleek niet haalbaar te zijn. Ik hoop dat de doelstellingen van Europa 2020 wel verwezenlijkt zullen worden, in het bijzonder de doelstelling om 3 procent van het bbp uit te trekken voor onderzoek en technologische ontwikkeling tegen 2020. Europa 2020 mag niet blijven wachten op het volgende meerjarig financieel kader (MFK), het moet nu van start gaan. Deze herziening is daarom van cruciaal belang, want 50 procent van de middelen uit het zevende kaderprogramma (KP7) moet nog besteed worden. Ik ben het daarom eens met het standpunt van de rapporteur, in het bijzonder met de aanbeveling om mechanismen die toegang verschaffen tot financiering te vereenvoudigen, de administratieve procedures te vereenvoudigen en transparanter te maken en de activiteiten van het MKB te versterken. Bovendien moet er ingezet worden op kerngebieden zoals gezondheidszorg, kernenergie en nucleaire veiligheid, om zo een antwoord te bieden op de nieuwe uitdagingen op het vlak van innovatie en onderzoek.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) In dit verslag worden een aantal belangrijke aspecten van de tussentijdse evaluatie van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling aangekaart. Er worden bovendien relevante opmerkingen gemaakt, zoals de opmerking dat de meeste binnen de EU uitgevoerde wetenschappelijke werkzaamheden nog steeds door (voornamelijk jonge) wetenschappers en technici worden uitgevoerd en onder precaire arbeidsomstandigheden plaatsvinden – kijk maar naar het geval van Portugal, een modelvoorbeeld daarvan.

Wij zijn van mening dat het noodzakelijk is om openbaar onderzoek te bevorderen en de resultaten daarvan op een eenvoudige, onbureaucratische manier beschikbaar te maken, door de activiteit in de industrie en het bedrijfsleven (in het bijzonder in het MKB), het scheppen van kwaliteitsvolle banen met rechten, sociale vooruitgang en duurzame ontwikkeling te bevorderen. Daarbij moet ingezet worden op uiteenlopende gebieden zoals energie-efficiëntie, nieuwe energiebronnen, een doeltreffend gebruik van natuurlijke hulpbronnen, recyclage, nieuwe productieprocessen, etc.

Wij willen erop wijzen dat wij bezorgd zijn over een aantal van de beginselen waarvan in de Europese onderzoeksruimte wordt uitgegaan. Wij zijn van mening dat die ruimte gebaseerd moet zijn op samenwerking en wederzijdse voordelen, dat zij de bestaande ongelijkheden tussen de nationale onderzoeksstelsels moet afzwakken en de concentratie van wetenschappelijke en menselijke middelen in de meer ontwikkelde landen (of in de zogenaamde excellentiecentra) moet tegengaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) In dit verslag wordt ingegaan op een aantal relevante aspecten van de tussentijdse evaluatie van het zevende kaderprogramma (KP7) voor onderzoek en technologische ontwikkeling, zoals de 40 procentdoelstelling voor vrouwelijke participatie in de wetenschap, waar die participatie nu niet meer dan 25,5 procent bedraagt. Er wordt ook erkend dat Europa nog steeds achterblijft bij de VS en zijn voorsprong op de opkomende economieën aan het kwijtraken is. De rapporteur betreurt tevens dat de meeste binnen de EU uitgevoerde wetenschappelijke werkzaamheden nog steeds onder precaire arbeidsomstandigheden plaatsvinden.

Maar er zijn een aantal aspecten die ons tot bezorgdheid strekken, in het bijzonder de beginselen die richting geven aan de Europese onderzoeksruimte. Die ruimte moet gebaseerd zijn op samenwerking tussen de echte netwerken voor onderzoek en samenwerking, om elke neiging naar concentratie van wetenschappelijke en menselijke middelen in de meer ontwikkelde landen tegen te gaan en de bestaande ongelijkheden tussen de nationale onderzoeksstelsels te verkleinen.

Wij zijn van mening dat het noodzakelijk is om openbaar onderzoek te bevorderen en de resultaten daarvan op een eenvoudige, onbureaucratische manier beschikbaar te maken om zo de innovatie in micro-, kleine en middelgrote ondernemingen te bevorderen, of het nu gaat om innovatie op het vlak van energie-efficiëntie, nieuwe energiebronnen en nieuwe productieprocessen, recyclage en een doeltreffend gebruik van natuurlijke hulpbronnen of het scheppen van kwaliteitsvolle banen met rechten, of om innovatie op het sociale en menselijke vlak, die gericht is op sociale vooruitgang.

 
  
MPphoto
 
 

  Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk.(SK) In het verslag wordt beoordeeld of de gouden, voor Europa essentiële, driehoek kennis, onderwijs en onderzoek met het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling geconsolideerd kan worden. Het programma heeft onder andere een goede participatiegraad en uitmuntende resultaten bij het selecteren van projecten. Het is alleen jammer dat er bij het programma over het algemeen relatief weinig succes wordt geboekt. Het is van essentieel belang dat het overheidsgeld in het kader van dit programma op de juiste manier wordt beheerd en ik ben ervan overtuigd dat elke verandering of koerswijziging op een dusdanige wijze moet worden doorgevoerd dat hierbij de stabiliteit, de algehele cohesie en de rechtszekerheid worden gerespecteerd die de basis vormen voor het wederzijds vertrouwen tussen de deelnemende partijen.

 
  
MPphoto
 
 

  Pat the Cope Gallagher (ALDE), schriftelijk. (GA) Hoofdzaak van dit verslag is dat de Europese Unie haar uiterste best moet doen om op het gebied van onderzoek, innovatie en wetenschap een leidinggevende rol te blijven spelen. Immers, als wij thans niet over een degelijke onderzoeksbasis beschikken, zullen wij in de toekomst niet kunnen uitmunten in innovatie. Er zijn passende onderzoeksmiddelen nodig om de werkgelegenheid in de Europese Unie te bevorderen en nieuwe banen te scheppen en om het concurrentievermogen van de Europese Unie aan te wakkeren, met name nu de opkomende economieën steeds sterker worden. De samenwerking tussen de particuliere sector en de openbare sector moet worden bevorderd en de kleine en middelgrote ondernemingen moeten worden aangemoedigd om actief aan het programma deel te nemen. Deze aanmoediging moet uitgaan van de hoge autoriteiten. Op 4 februari hebben de leiders van de Europese Unie en de lidstaten zich tijdens een bijeenkomst verplicht tot de verwezenlijking van het "Europa 2020-vlaggenschipinitiatief — Innovatie-Unie". Nu dient echter actie te worden ondernomen om de daad bij het woord te voegen. Onderzoek en innovatie zullen ons mede uit de economische impasse helpen die ons thans in zijn greep houdt.

 
  
MPphoto
 
 

  Brice Hortefeux (PPE), schriftelijk.(FR) Onderzoek en ontwikkeling spelen een grote rol bij de modernisering van onze economieën en de vergroting van ons concurrentievermogen. Met een begroting van 54 miljard euro voor de periode 2007-2013, is het zevende kaderprogramma wereldwijd het breedste programma voor steun aan onderzoek.

Het feit dat dit verslag met een grote meerderheid is aangenomen, getuigt ervan hoeveel belang het Parlement hecht aan het welslagen van zowel dit programma als de volgende. Er moeten nog inspanningen worden geleverd om ervoor te zorgen dat het overheidsgeld goed wordt beheerd en middelen niet worden versnipperd over projecten die niet erg efficiënt zijn of niet voldoen aan onze behoeften.

Met het oog op de toekomst van het Europees onderzoek moet de tenuitvoerlegging van de programma's worden vereenvoudigd, de toegang tot financiering worden vergemakkelijkt, de participatie van het MKB worden bevorderd en moeten vooral onze prioriteiten worden afgestemd op de grote maatschappelijke uitdagingen (waaronder vergrijzing en klimaatverandering).

Ik ben ervan overtuigd dat voor de Europese Unie een leidersrol is weggelegd bij de ontwikkeling van grote onderzoeksprogramma's en dat zij echte meerwaarde kan hebben door de Europese onderzoeksruimte (EOR) te consolideren. Om deze reden heb ik besloten dit verslag ten volle te steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat het Europees Parlement er in de tekst op aandringt het zevende kaderprogramma zo in te richten dat in de laatste jaren van het programma (2011-2013) recht wordt gedaan aan de uiteenlopende gevolgen van de economische crisis voor de respectieve lidstaten, gezien de omvangrijke bedragen (28,8 miljard euro voor drie jaar) die nog moeten worden geprogrammeerd, de doelstellingen die in het kader van EU-2020 moeten worden gerealiseerd en de voorbereidingen voor de Europese onderzoeksruimte en de Innovatie-Unie. Het dringt er met name op aan dat de KP7-programmadoelstellingen op één lijn worden gebracht met de EU-strategieën op het gebied van efficiënt gebruik van hulpbronnen, grondstoffen en de digitale agenda. De nog resterende bedragen mogen niet worden gebruikt voor andere doeleinden dan onderzoek en mogen niet worden ingezet voor andere programma's of instrumenten die niet vallen onder de sectoren onderzoek en innovatie en niet stroken met de doelstellingen en de opzet van het zevende kaderprogramma. Het is noodzakelijk om de financiering van onderzoek en ontwikkeling in de Europese Unie te versterken, te stimuleren en veilig te stellen middels een dienovereenkomstige verhoging van de relevante uitgaven na 2013, omdat deze financieringsverruiming – die idealiter gestalte moet krijgen door een toename van het budget – duurzame groei en concurrentiekracht door excellentie ten goede moet komen. Deze middelenverruiming moet gepaard gaan met een meer resultaatgerichte, prestatiegedreven benadering en met een radicale vereenvoudiging van de financieringsprocedures. Ik spreek mijn steun uit voor verdere samenwerking en coördinatie tussen de verschillende OOI-programma's van de Europese Unie en ben van mening dat de continuïteit van het toekomstige programma, van zodra dit is vastgesteld, voor alle betrokken actoren van groot belang is.

 
  
MPphoto
 
 

  Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk. – (PL) De snel vergrijzende Europese samenleving vraagt om innovatieve oplossingen op uiteenlopende gebieden, zodat zij ondanks de afnemende beroepsbevolking efficiënt kan blijven functioneren. Klimaatverandering, onverwachte grondstoftekorten en biologische gevaren, bijvoorbeeld het recente voorval met E. colibacteriën in groenten zijn vergelijkbare uitdagingen. Investeren in wetenschap en technologische ontwikkeling is het recept voor het vinden van oplossingen in dit soort ongewone situaties. Ondanks de vele debatten over dit onderwerp zijn de genomen maatregelen in Europa weinig effectief. Dit bedreigt ons continent en onze economie, die niet zelfvoorzienend is en bovendien het hoofd moet bieden aan de dominante Chinese, Indiase en Braziliaanse economieën, die zich in een razendsnel tempo ontwikkelen. De EU moet prioriteit geven aan financiële steun en vereenvoudiging van de wettelijke procedures voor wetenschappelijke ontwikkeling. Stilstand is achteruitgang.

 
  
MPphoto
 
 

  Krišjānis Kariņš (PPE), schriftelijk. (LV) Ik onderschrijf het verslag over de tussentijdse evaluatie van het zevende kaderprogramma van de Europese Unie voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, omdat ik van oordeel ben dat het een betrouwbaar beeld geeft van zowel de resultaten als de bestaande problemen. De Europese Unie beschikt over het nodige potentieel om uit te groeien tot wereldleider in innovatie en uitvindingen. Die ontwikkeling zou onze economie nieuw leven inblazen en de levensstandaard van onze burgers verbeteren. Wij kunnen deze doelstelling bereiken door ons huiswerk te maken. In dit verband moeten wij er vooral naar streven om de bureaucratische lasten te verminderen. Om een bolwerk van innovatie te worden moeten wij verzaken aan de administratieve rompslomp die verhindert dat de middelen naar de onderzoekers en de ondernemers vloeien. Zolang de Europese Unie blijft opgezadeld met het oude en starre bureaucratische systeem dat de ontwikkeling van nieuwe, dynamische bedrijven in de weg staat, zal zij haar doelstelling om tegen 2020 3 procent van het bbp uit te trekken voor onderzoek en technologische ontwikkeling niet halen. De Europese Unie moet zich aanpassen aan de nieuwe tijden en zich losrukken uit haar bureaucratische harnas. Deze aanpak moet in de eerste plaats ten uitvoer worden gelegd in het kader van het onderzoeksprogramma, dat een financieringsbron is voor uitvindingen, de verwezenlijking van nieuwe ideeën en nieuwe banen.

 
  
MPphoto
 
 

  Paweł Robert Kowal (ECR), schriftelijk. – (PL) Paragraaf 27 van dit verslag bevat informatie die niet strookt met de waarheid. De bewering dat Indect permanent toezicht houdt op websites en individuele computersystemen is onjuist. Dit is bevestigd door de ethische evaluatie die op 15 maart 2011 is uitgevoerd in Brussel, met deelname van specialisten uit Oostenrijk, Frankrijk, Nederland, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Het resultaat van de ethische evaluatie van Indect was positief en er is geen enkele overtreding vastgesteld op het gebied van de ethische aspecten van het project. De Europese Commissie houdt al vanaf het begin permanent toezicht op Indect en heeft tot nu toe geen enkele onregelmatigheid vastgesteld. Bovendien past deze paragraaf niet bij de rest van het verslag en is hij specifiek gericht op Indect, waarbij voorbij is gegaan aan andere vergelijkbare projecten die uit EU-fondsen worden gefinancierd.

De hoofddoelstelling van het Indect-project (Intelligent Information System Supporting Observation, Searching and Detection for Security of Citizens in Urban Environment), dat wordt geleid door de AGH Universiteit voor Wetenschap en Technologie in Krakau, is het ontwikkelen van onderzoek naar informatietechnologieën die de veiligheid van burgers in stedelijke gebieden vergroten. Door middel van toezicht moet het Indect-systeem gevaren identificeren, waaronder pornografie en handel in wapens, drugs en menselijke organen. Daarnaast heeft het als taak om gegevens en privacy te beschermen.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. (IT) Het zevende kaderprogramma van de Europese Unie voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (KP7) is het omvangrijkste researchondersteuningsinstrument ter wereld is en tevens het voornaamste onderzoeksbeleidsinstrument van de Europese Unie. De actie die is ondernomen voor het vergaren van zo breed mogelijke kennis toont aan dat de verspreiding en toepassing van innovatie in het dagelijks leven steeds noodzakelijker wordt. Juist omdat dit instrument zo dicht bij het dagelijks leven staat heb ik voor het verslag van de heer Audy gestemd, en ik hoop dat toekomstig innovatiebeleid de synergie-effecten binnen de waardeketen van onderzoek en ontwikkeling ten volle benut. Op dit moment is het zevende kaderprogramma, hoewel het primair is gericht op onderzoek en technologische ontwikkeling, het enige instrument om de doelstellingen van de 'Innovatie-Unie' te verwezenlijken en om de omschakeling van Europa tot een op kennis gebaseerde maatschappij te versnellen. Denken aan de toekomst van innovatie houdt in dat we nieuwe werkgelegenheid moeten scheppen, het potentieel van onderzoek moeten benutten en toepassen op het dagelijks leven en het potentieel van de menselijke middelen moeten benutten. Al deze punten moeten zonder twijfel worden opgenomen in het volgende kaderprogramma.

 
  
MPphoto
 
 

  Agnès Le Brun (PPE) , schriftelijk. – (FR) Sinds 2007 geeft de Europese Unie elk jaar meer dan 6 miljard euro uit aan de financiering van onderzoek en ontwikkeling op het continent. Dit is de komende decennia een van de grootste uitdagingen voor Europa. Europa blijft namelijk achter bij de Verenigde Staten en wordt razendsnel ingehaald door de opkomende landen. Wij moeten er dan ook heel snel voor zorgen dat innovatie weer een vooraanstaande plaats inneemt binnen ons sociale model. In zijn verslag trekt mijn collega Jean-Pierre Audy lering uit de ervaringen met het eerste deel van het kaderprogramma voor onderzoek. Ter verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie wordt voorgesteld om de rest van het programma te concentreren op de meest dringende uitdagingen voor de EU binnen de sectoren die worden genoemd in het hoofdstuk 'Samenwerking' van het zevende kaderprogramma, namelijk: gezondheid, voedsel en biotechnologie, ICT, nanowetenschappen en nanotechnologie, energie, het SET-plan en het gebruik van biogas, milieu, duurzaam vervoer, sociaaleconomische wetenschappen en geesteswetenschappen, ruimte en veiligheid. Ik heb vóór dit verslag gestemd omdat hierin niet alleen de balans van de situatie wordt opgemaakt, maar ook omdat hierin voor de Europese Unie ambitieuze doelstellingen worden gesteld die tegemoetkomen aan de hoge verwachtingen van de Europese burgers.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Met het zevende kaderprogramma krijgt de EU een kans om haar onderzoeksbeleid te laten aansluiten op haar economische en sociale ambities, met name door de Europese onderzoeksruimte te consolideren. Het zevende kaderprogramma, waaraan voor de periode 2007-2013 een begroting van ongeveer 54 miljard euro is toegekend, is in de loop der jaren tot een van 's werelds grootste programma's ter ondersteuning van onderzoek uitgegroeid en is het voornaamste instrument voor het onderzoeksbeleid van de EU. Er zijn vier hoofddoelstellingen geïdentificeerd, die aansluiten op vier specifieke programma's die de Europese onderzoeksactiviteiten moeten structureren: de programma's Samenwerking, Ideeën, Mensen en Capaciteiten. Deze programma's zijn bedoeld om de EU in staat te stellen oplossingen aan te reiken voor de grote maatschappelijke uitdagingen die in alle lidstaten spelen en die deze landen niet alleen kunnen aanpakken (vergrijzing en gezondheid, energie-, water- en voedselvoorziening, duurzame ontwikkeling, de bestrijding van de klimaatverandering, enz.), en om de kennis te ontwikkelen die onze bedrijven nodig hebben om meer te kunnen innoveren en hun concurrentiepositie te versterken.

 
  
MPphoto
 
 

  Clemente Mastella (PPE), schriftelijk. (IT) Het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technische ontwikkeling is in de loop der jaren een van de belangrijkste ondersteuningsprogramma’s ter wereld geworden, en is het voornaamste onderzoeksbeleidsinstrument van de Europese Unie. Na het mislukken van de zogeheten 'strategie van Lissabon', die tegen 2010 de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld voorzag voor de Europese Unie, is besloten om te onderzoeken of de herziening van het zevende kaderprogramma geen gelegenheid is om de gouden driehoek van kennis, onderwijs en onderzoek te consolideren. Wij zijn van mening dat de EU met het zevende kaderprogramma haar onderzoeksbeleid kan aangrijpen om haar economische en sociale ambities waar te maken door in het bijzonder de Europese onderzoeksruimte (EOR) te consolideren. Daarnaast is het noodzakelijk om het beleid voor onderzoek en ontwikkeling te territorialiseren en een ambitieus Europees onderzoeksplan op het gebied van defensietechnologie op te zetten, teneinde de industriële en technologische basis van de sector te versterken en daarbij de doeltreffendheid van de militaire overheidsuitgave te verbeteren. Wij zijn het tot slot eens met de Begrotingscommissie, die benadrukt dat de opzet en de tenuitvoerlegging van alle kaderprogramma’s gebaseerd moet zijn op de beginselen van eenvoudigheid, stabiliteit, rechtszekerheid, consistentie, excellentie en vertrouwen, en de banden tussen de onderzoeksinstellingen en het bedrijfsleven moeten worden aangehaald.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Het zevende kaderprogramma (KP7) voor onderzoek en technologische ontwikkeling (O&O) is het grootste financieringsinstrument van de Europese Commissie ter ondersteuning en bevordering van onderzoeksactiviteiten. Het beschikt over een begroting van meer dan 50 miljard euro voor de periode 2007-2013. Dit verslag geeft aan welke weg gevolgd moet worden met betrekking tot dit kaderprogramma voor O&O, het moet verder afgestemd worden op de Europa 2020-doelstellingen, maar ook op het initiatief "Innovatie-Unie", en het moet vooral gericht zijn op de klimaatverandering, het energiebeleid, het mededingingsvermogen en de vergrijzing van de bevolking. Als we erin slagen de hier vastgelegde doelstellingen te bereiken, is er geen twijfel mogelijk dat we een nieuwe economische groeicyclus op gang zullen brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Het zevende kaderprogramma van de EU is bedoeld om een verenigde Europese kennisruimte op te bouwen op basis van behaalde resultaten in eerdere programma's en om verder onderzoek naar het versterken van sociaaleconomische factoren in de ontwikkeling van Europa uit te voeren. Wetenschappelijk onderzoek is een van de fundamenten van de Europese strategie voor economische ontwikkeling, en zal zorgen voor competentie, ontwikkeling van de maatschappelijke ruimte en bescherming van het milieu. Daarom heb ik voor gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) Bij het zevende kaderprogramma gaat het niet alleen algemeen om onderzoek, maar ook om een bijzonder onderzoeksgebied dat ons allemaal na aan het hart moet gaan na de ramp in Fukushima. Het gaat dus om de middelen uit het Euratom-programma. Wat hebben we aan krachtiger reactoren als deze het begeven onder watermassa’s en aardbevingen? Wat hebben we aan de krachtigste kerncentrale als een kleine fout voldoende is om niet alleen de directe omgeving, maar grote gebieden gedurende decennia onbewoonbaar te maken? We moeten meer aandacht schenken aan nucleaire veiligheid en de ontwikkeling van alternatieven stimuleren. Fukushima moet bij de verlenging van het Euratom-onderzoeksprogramma voor de jaren 2012-2013 gebruikt worden als kans voor een koerswijziging. We moeten ons meer bezighouden met stralingsbescherming en berging. Het is van cruciaal belang dat we niet dezelfde prioriteiten handhaven, i.e. de uitbreiding van kernenergie, maar ons concentreren op het onderwerp veiligheid. Het lopende onderzoeksprogramma blijft uiteraard ongemoeid. Ik heb hiermee rekening gehouden toen ik mijn stem uitbracht.

 
  
MPphoto
 
 

  Franz Obermayr (NI), schriftelijk. (DE) Ik heb me bij mijn werk als Parlementslid al vaak ingezet voor nucleaire veiligheid in de EU. Een technologie voor energieopwekking waaraan dermate grote risico’s kleven, met alle gevaarlijke bijproducten en fatale gevolgen voor mens en natuur in het geval van de zwaarst voorstelbare storing, mag niet worden mooigepraat onder de dekmantel van klimaatbescherming. Helaas voorziet ook het zevende kaderprogramma in financiering voor onderzoek op het gebied van kernenergie. In het verslag wordt echter ook gevraagd om meer voorschriften voor het EU-spionageprogramma Indect. De Europese Commissie zou direct alle documenten van het project moeten overleggen en een duidelijk en streng mandaat voor de onderzoeksdoelstelling, de toepassing en de eindgebruikers van Indect moeten vastleggen. Dat is een eerste succes, waarbij de rechten van EU-burgers ten minste in beginsel serieus worden genomen. Na het afwegen van deze redenen heb ik mij van stemming onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. (IT) Ik heb gestemd voor het verslag van de heer Audy omdat het zevende kaderprogramma compleet moet worden herzien om het in lijn te brengen met de doelstellingen van de Europa 2020-strategie en deze te kunnen behalen. De negatieve uitkomst van de tussentijdse evaluatie betekent dat we de prioriteiten moeten herzien. Ik ben het er daarom mee eens dat de belangrijkste doelstellingen opnieuw moeten worden geformuleerd en de behoefte aan een doeltreffender onderzoeksbeleid moet worden benadrukt. We moeten een einde te maken aan de omslachtige administratieve procedures, en zorgen voor een grotere participatie van de kmo’s, en grotere innovatie en integratie van de financieringen. Met deze wijzigingen mogen we hopen op een succesvolle uitvoering van de projecten uit de tweede fase van het zevende kaderprogramma.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) In dit verslag over de tussentijdse evaluatie van het zevende kaderprogramma (KP7) van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie wil men wetenschap en burgers dichter bij elkaar brengen. In de Lissabon-strategie werd een ambitieuze strategische doelstelling bepaald voor de Europese Unie: tegen 2010 de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te worden. Die wens is vanwege verschillende omstandigheden geen realiteit geworden. Geschiedkundigen zullen moeten uitmaken wat er precies gebeurd is in het bewogen decennium 2000–2010, dat eindigde met een bijzonder ernstige economische crisis. Nu is het vooral belangrijk, en daarin steun ik de rapporteur, om het geleverde werk te analyseren en de werkzaamheden voor de toekomst te heroriënteren. Het KP7 biedt de EU een nieuwe gelegenheid om zijn onderzoeksbeleid aan te passen aan zijn economische en sociale ambities, in het bijzonder via de consolidatie van de Europese onderzoeksruimte. Het KP7 is wereldwijd een van de breedste programma's voor steun aan onderzoek geworden en het is het belangrijkste instrument van het onderzoeksbeleid van de EU. De bestaande specifieke programma’s, zoals de programma's Samenwerking, Ideeën, Mensen en Capaciteiten, kunnen en moeten onze bedrijven in staat stellen om de kennis te ontwikkelen die zij nodig hebben om meer te kunnen innoveren en hun concurrentiepositie te versterken.

 
  
MPphoto
 
 

  Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. (IT) Een herziening van het zevende kaderprogramma blijkt noodzakelijk te zijn om het programma verder in lijn te brengen met de doelstellingen van de Europa 2020-strategie. Voor een concurrentiekrachtiger Europees onderzoeksbeleid waarmee we onze economische en sociale ambities waar kunnen maken moeten we het zevende kaderprogramma aanpassen aan vier belangrijke doelstellingen: de vereenvoudiging van de kaderprogramma’s voor ontwikkeling bevorderen door een einde te maken aan de omslachtige administratieve procedures; de participatie van de kmo’s vergroten; het aspect 'innovatie' verbeteren; de risicodelende financieringsfaciliteit handhaven en uitbreiden.

Daarnaast moeten we de nadruk leggen op het belang van samenwerking tussen de academische wereld, de openbare onderzoeksinstellingen en de industriële sector. Ook moeten we verdere aandacht besteden aan de voorstellen met betrekking tot onderzoekssamenwerking tussen de publieke sector en de industriële sector, samenwerking tussen de kmo-netwerken, universiteiten en de openbare onderzoeksinstellingen bevorderen, de belangrijkste criteria voor de projectkeuze van het zevende kaderprogramma uitbreiden met de beoordeling van de mogelijke invloed op de markt, overdracht van technologie en de commerciële benutting van de onderzoeksresultaten. Om deze redenen, en opdat de EU concurrentiekrachtiger kan worden op het gebied van onderzoek zonder te moeten wachten op het achtste kaderprogramma, stem ik voor een herziening van het zevende kaderprogramma.

 
  
MPphoto
 
 

  Vincent Peillon (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór het verslag van de heer Audy gestemd over de tussentijdse evaluatie van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling. Met deze tekst bevestigt het Europees Parlement zijn steun aan dit programma, dat van groot belang is voor de ontwikkeling van het Europees onderzoek en de verbetering van de concurrentiepositie van onze bedrijven. In het verslag wordt gepleit voor instelling van een permanent budget, wat absoluut noodzakelijk is om de doelstellingen te halen. Vervolgens worden er concrete voorstellen gedaan om de zwakke punten in het programma op te lossen. Terecht wordt de noodzaak onderstreept tot vereenvoudiging van de financieringsprocedures en optimalisering van de bestaande instrumenten, om de toegang voor het midden- en kleinbedrijf te vergemakkelijken. Ten slotte herinnert het verslag ons eraan dat de Europese Commissie erop moet letten dat stimulering van innovatie niet ten koste gaat van de vooruitgang in het fundamentele onderzoek.

 
  
MPphoto
 
 

  Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. − (EN) In dit verslag wordt bekeken of de herziening van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP7) misschien een gelegenheid biedt om kennis, onderwijs en onderzoek, de gouden driehoek die de sleutel vormt tot het lot van de Europeanen, te consolideren. Ik ben verheugd over de mate van participatie en de uitstekende selectie van projecten, maar ik betreur het dat het slagingspercentage onder dit programma over het algemeen vrij laag blijft en ontmoedigend is, vooral voor het midden- en kleinbedrijf. In het kader van het programma Mensen steun ik de Marie Curie-acties, die voor onderzoekers van grote waarde in hun loopbaan zijn, en erken ik dat gezamenlijke technologie-initiatieven (GTI's) bevorderlijk zijn voor het concurrentievermogen van de Europese industrie.

 
  
MPphoto
 
 

  Phil Prendergast (S&D), schriftelijk. − (EN) Gezien de economische crisis waarmee de EU wordt geconfronteerd is het van essentieel belang dat we identificeren welke gebieden van onze activiteiten zich ertoe lenen om ons te helpen onze problemen te overwinnen. Onderzoek en innovatie spelen een centrale rol bij slimme, duurzame en inclusieve groei, en dus is investering in O&O de beste respons die we kunnen geven. Gelet op de talloze politieke en economische veranderingen die hebben plaatsgevonden sinds het zevende kaderprogramma werd aangenomen is het nodig het zevende kaderprogramma zodanig te wijzigen dat het een afspiegeling vormt van de nieuwe realiteit. Gezien het belang van de kennisindustrie voor Europa en onze welvarende O&O-sector kunnen we het ons niet veroorloven te wachten met het treffen van maatregelen totdat het achtste kaderprogramma verschijnt. De Lissabondoelstelling dat de Unie tegen 2010 de meest concurrerende kenniseconomie ter wereld moest worden is misschien niet gehaald, maar dat betekent niet dat we het idee helemaal moeten laten varen. We moeten ernaar blijven streven om dit doel te halen door het zevende kaderprogramma te herzien. Daarbij moeten we het ernstige gebrek in het zevende kaderprogramma aan financiering voor onderzoek naar de gezondheid van moeder en kind aanpakken. Jaarlijks worden er bijna 400 000 baby's te vroeg geboren, en toch is er geen financiering voor onderzoek op dit gebied. Te vroege geboorte is de allergrootste oorzaak van kindersterfte, terwijl te vroeg geboren baby’s een veel grotere kans hebben levenslange chronische ziekten te ontwikkelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) Bij de evaluatie van het zevende kaderprogramma (KP7) voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie moet gekeken worden naar de huidige situatie in de Europese Unie, maar dan wel met het oog op de toekomst. De rapporteur merkt terecht op dat de doelstelling die de Europese Raad in 2000 bepaald heeft, tegen 2010 de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te worden, niet verwezenlijkt is. Die doelstelling is dan misschien niet bereikt binnen het vooropgestelde tijdpad, ze blijft wel gehandhaafd als werkelijk einddoel van de gezamenlijke actie. De evaluatie van het kaderprogramma kan daarom een belangrijke rol spelen om die doelstelling te bereiken door de belemmeringen voor de groei van de Europese economie weg te nemen, in het bijzonder via het beperken van de administratieve rompslomp die komt kijken bij de procedures om toegang te krijgen tot de programma’s ter ondersteuning van onderzoek.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik ben voor. Het verslag was al unaniem goedgekeurd door de Commissie industrie, onderzoek en energie, geeft gevolg aan de aanbevelingen van de deskundigengroep en stelt verdere ruimte voor verbetering vast van de diverse onderzoeksinstrumenten van de EU. Bijvoorbeeld: meer open toegang tot en verspreiding van de resultaten van onderzoek, een breder beroep op het gebied van sociaaleconomische wetenschappen, meer samenwerkingsgericht onderzoek, activiteiten ter verbetering van de mobiliteit van onderzoekers, meer acties ten gunste van innovatieve middelgrote en kleine bedrijven, en een betere coördinatie tussen de lidstaten. In het verslag wordt de kwestie van ITER- of Galileo-investeringen niet behandeld. Een negatief punt is dat de tekst soms te veel gericht is op de economische rol en het concurrentievermogen van onderzoek en innovatie in plaats van op wat onderzoek en innovatie voor de maatschappij als geheel kunnen betekenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk.(IT) Onderzoek is een essentieel onderdeel van kennis en versterkt de groei en werkgelegenheid van de Europese Unie in een mondiale economie. Het zevende kaderprogramma voor ontwikkeling geeft de Europese Unie de mogelijkheid om het onderzoeksbeleid te ontwikkelen en tegelijkertijd de Europese onderzoeksruimte (EOR) te consolideren. Met dit programma wil Europa voldoen aan de eisen die de industrie, en meer in het algemeen het Europese beleid, stellen op het gebied van onderzoek en kennis.

Met de aanneming van het verslag van vandaag benadrukt het Europees Parlement de resultaten die het onderzoeksprogramma in deze eerste vier jaar heeft geboekt. Voor grotere en betere resultaten in de toekomst zullen we het administratieve proces moeten vereenvoudigen, de participatie van de kleine en middelgrote ondernemingen moeten verbeteren, innovatie moeten bevorderen en financieringsfaciliteiten met risicodeling moeten aannemen. De EU en de lidstaten worden daarnaast aangespoord een ambitieus onderzoeksplan op te zetten voor de versterking van de Europese defensiesector.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Salavrakos (EFD), schriftelijk.(EL) Ik heb voor het verslag van de heer Audy gestemd omdat ik van mening ben dat investeringen in onderzoek en innovatie van essentieel belang zijn voor het mededingingsvermogen, de groei en het scheppen van nieuwe banen in de EU. Mijns inziens is een tussentijdse evaluatie van het zevende kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling 2007-2013 zeer nuttig omdat waardevolle conclusies getrokken kunnen worden uit de evaluatie van de huidige situatie. Ik ben ingenomen met het voorstel van de rapporteur tot vereenvoudiging van de financieringsprocedures en met het feit dat voor de EU-uitgaven een prestatiegedreven benadering en de criteria van 'uitmuntendheid' en 'Europese toegevoegde waarde' worden gevolgd. Onderzoek is een sector die enorme toegevoegde waarde kan creëren voor de Unie. De overheidsmiddelen zijn beperkt en daarom moeten particuliere financiële middelen worden vlot getrokken om het komende achtste kaderprogramma voor onderzoek te kunnen financieren. Daarom sta ik positief tegenover het voorstel van de rapporteur om de deelneming van industriegroepen en het midden- en kleinbedrijf te verhogen.

 
  
MPphoto
 
 

  Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk. – (PL) Sinds de introductie van het zevende kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling zijn er vier jaar verstreken. In het licht van de veranderende mondiale economische situatie en in een tijd dat Europa zich langzaam probeert te ontworstelen aan de economische crisis, wordt duidelijk dat het programma in het leven is geroepen om legitieme en belangrijke problemen op te lossen. De mondiale concurrentie met economische machten als China, India en Brazilië dwingt ons tot het nemen van maatregelen om een technologisch overwicht te bewerkstelligen dat efficiënte uitvoering van de voorgenomen EU-strategie mogelijk maakt. Goedgekozen investeringen in wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling vertalen zich in een duurzame, op kennis gebaseerde maatschappij, een van de belangrijkste ingrediënten van economische macht. Het verslag gaat in op het belangrijke probleem dat de lidstaten onvoldoende samenwerken en informatie uitwisselen, waardoor verschillende projecten dubbel worden uitgevoerd. Een ander verontrustend verschijnsel is de ongelijke deelname van de lidstaten, die resulteert in grotere ongelijkheid op het belangrijke gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling. Dit is lijnrecht in tegenspraak met de uitgangspunten van het zevende kaderprogramma.

Door de economische crisis heeft een aantal lidstaten minder mogelijkheden om het programma te steunen. Het is een uitdaging voor de EU om de behoeften juist te beoordelen en degenen die dat nodig hebben te steunen. De uitvoering van het programma duurt nog twee jaar, terwijl tot nu toe niet meer dan 50 procent van het budget is vastgelegd (54 miljard euro voor de programmajaren 2007 - 2013), waardoor het eenvoudiger moet worden om deskundige instanties erbij te betrekken en de beschikbare middelen zo goed mogelijk uit te geven.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik steun het werk van de rapporteur in dit verslag. Ik deel zijn zorgen dat de mededeling van de Commissie zo veel later kwam dan was beloofd. Het zevende kaderprogramma heeft tot een aantal uitstekende activiteiten geleid, en ik vind de werkzaamheden van de rapporteur om de gouden driehoek sluitend te maken bemoedigend.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. (PT) Het zevende kaderprogramma (KP7) voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (O&O) is het grootste financieringsinstrument van de Europese Commissie ter ondersteuning en bevordering van onderzoeksactiviteiten. Het beschikt over een begroting van meer dan 50 miljard euro voor de periode 2007-2013. Dit verslag geeft aan dat het zevende kaderprogramma voor O&O verder afgestemd moet worden op de Europa 2020-doelstellingen, maar ook op het kerninitiatief "Innovatie-Unie", en dat het, tot het verstrijkt, vooral gericht moet zijn op de klimaatverandering, het energiebeleid, het mededingingsvermogen en de vergrijzing van de bevolking.

Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik van mening ben dat de EU enkel door versterking van het Europese beleid voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie haar mededingingsvermogen op wereldvlak kan vergroten en een meer uitgesproken leidersrol kan gaan spelen. Ik ben bovendien van mening dat het belangrijk is dat het zevende kaderprogramma de Europese onderzoeksruimte helpt structureren overeenkomstig het bepaalde in lid 1 van artikel 179 van hoofdstuk XIX van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. (LT) Onderzoek en innovatie zijn belangrijk om ervoor te zorgen dat zich in Litouwen een duurzame en inclusieve groei voltrekt. Overeenkomstig de gegevens van de Wereldbank beschikt Litouwen over een enorm potentieel om een dynamische kenniseconomie te worden. Uit de studie blijkt echter ook dat mijn land in de onderzoeks- en ontwikkelingssector (O&O) kampt met structurele, beheers- en regelgevingsproblemen. Wij moeten deze obstakels overwinnen als wij reële vooruitgang willen boeken. Ook Europa kampt met problemen. De Europese O&O-uitgaven zijn gering in vergelijking met die van andere wereldmachten, hetgeen onder andere te wijten is aan een gebrek aan particuliere investeringen en innovatiegerichte randvoorwaarden. Ik ben het met de rapporteur eens dat er duidelijk behoefte bestaat aan een betere coördinatie en cofinanciering in de Unie. Verder moeten de onderzoeksfaciliteiten en de infrastructuur in Midden- en Oost-Europa worden gemoderniseerd en uitgebreid.

Dit zal de Europese concurrentiekracht ten goede komen en de ongelijkheden tussen de oude en de nieuwe lidstaten op het gebied van de infrastructuur uit de wereld helpen. Ik ben tevens van mening dat onderzoek en technologische ontwikkeling toegankelijker moeten worden gemaakt voor de gewone Europeaan. Uit een enquête van de Europese Commissie blijkt dat slechts 10 procent van de Europeanen vinden dat zij over voldoende wetenschappelijke informatie beschikken, terwijl 65 procent van oordeel is dat de regeringen meer inspanningen moeten leveren om jonge mensen warm te maken voor de wetenschap. Dat geldt ook voor ons.

 
  
  

Ontwerpresolutie (B7-0344/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat ik van mening ben dat er een ambitieuze en uitgebreide economische overeenkomst nodig is waarmee de reeds sterke bilaterale handels- en investeringsbetrekkingen nog verder kunnen worden geïntensiveerd. Ik geloof wel dat deze overeenkomst evenwichtig moet zijn en eerlijke handel moet bevorderen. Ondanks de brede consensus over een ambitieuze overeenkomst ben ik voorstander van een overeenkomst die de openbare diensten of het recht van de EU om wetgeving over de Richtlijn inzake brandstofkwaliteit in te voeren niet ondergraaft. Bovendien moet de overeenkomst ambitieuze doelstellingen bevatten op het vlak van duurzame ontwikkeling, met juridisch bindende sociale en milieunormen.

 
  
MPphoto
 
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. (LT) Ik heb voor deze resolutie over de handelsbetrekkingen tussen de Europese Unie en Canada gestemd. Canada is een van de oudste en belangrijkste partners van de Europese Unie, en het eerste industrieland waarmee de Europese Unie - in 1976 - een kaderovereenkomst voor commerciële en economische samenwerking tekende. Het potentieel van de economische betrekkingen tussen de Europese Unie en Canada wordt echter nog niet optimaal benut. Ik ben dan ook van oordeel dat een vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en Canada in grote mate kan bijdragen aan de ontwikkeling en verwezenlijking van de bestaande kansen, door de handel en investeringsstromen te verbeteren, tarieven, tariefpieken en ongerechtvaardigde niet-tarifaire belemmeringen weg te nemen, en nauwere samenwerking te ondersteunen, in het bijzonder op het gebied van regelgeving, arbeidsmobiliteit en erkenning van diploma´s. Ik sta achter een overeenkomst met Canada die verder reikt dan de WTO-afspraken en die een aanvulling vormt op multilaterale regels, mits de onderhandelingen uitmonden in een evenwichtige, ambitieuze overeenkomst van hoge kwaliteit die beduidend verder gaat dan tariefverlagingen en mits ook andere instrumenten in aanmerking worden genomen. Zo moet het wederkerigheidsbeginsel worden toegepast in het kader van de beschikbare rechtsmiddelen bij handelsgeschillen en moeten de intellectuele-eigendomsrechten, met inbegrip van handelsmerken, octrooien en geografische aanduidingen, beter worden beschermd.

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE) , schriftelijk. – (FR) Door vóór deze resolutie te stemmen over de lopende handelsbesprekingen tussen de Europese Unie en Canada, wil ik graag het belang van internationale handel (inclusief met Canada) benadrukken voor de ontwikkeling van onze economieën. Ook al moet Europa doorgaan met het internationale handelsstelsel, dat wil zeggen de onderhandelingsronde van Doha, de huidige onderhandelingen met Canada kunnen, zoals de resolutie aangeeft, die internationale benadering adequaat aanvullen met een bilaterale benadering, die even noodzakelijk is. Op die manier kunnen door praten en onderhandelen oplossingen worden gevonden voor de vraagstukken met betrekking tot onze handel, met inachtneming van bepaalde, bijvoorbeeld milieugebonden, principes. Als ondervoorzitter van de werkgroep voor openbare diensten maak ik mij echter grote zorgen over de benadering die voor deze sector is gekozen. Door namelijk te werken met een negatieve lijst (waarop bepaalde openbare diensten worden uitgesloten van het liberaliseringsproces), in plaats van de tegenovergestelde positieve lijst (uitsluiting van openbare diensten behalve die op de lijst voorkomen), lopen we namelijk het risico dat de openbare diensten worden verzwakt. In deze resolutie wordt de Europese Commissie dan ook dringend verzocht om af zien van die benadering.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb voor deze resolutie gestemd. Canada is een van de oudste en belangrijkste partners van de Europese Unie en het eerste industrieland waarmee de Europese Unie - in 1976 - een kaderovereenkomst voor commerciële en economische samenwerking tekende. In de loop der jaren zijn verschillende bilaterale overeenkomsten ondertekend teneinde de intensivering van de handelsbetrekkingen te bevorderen. Inmiddels is de Europese Unie de op één na belangrijkste handelspartner van Canada en vormt zij voor Canada de op één na grootste bron van directe buitenlandse investeringen. Ik ben het met de rapporteur eens dat het potentieel van de economische betrekkingen tussen de Europese Unie en Canada nog niet optimaal wordt benut en dat een vrijhandelsovereenkomst in grote mate kan bijdragen aan de ontwikkeling van het economische partnerschap tussen de Europese Unie en Canada en een krachtig, groeibevorderend signaal zou afgeven aan investeerders en het bedrijfsleven in de Europese Unie en in Canada.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk.(FR) Terwijl wordt onderhandeld over een handelsverdrag tussen de Europese Unie en Canada, geeft het Europees Parlement via de zojuist aangenomen resolutie blijk van zijn zorg over de houding van de Europese Commissie ten opzichte van de openbare diensten. De Europese Commissie, die belast is met de onderhandelingen over deze overeenkomst, lijkt in dit verdrag namelijk in principe alle diensten te willen opnemen. Door te onderhandelen over een negatieve lijst van diensten die niet in de vrijhandelsverdragen worden opgenomen, keert de Commissie, als dit door mocht gaan, de tot nu toe gangbare benadering om. Openbare diensten zijn echter niet zomaar diensten. Ze dragen bij aan sociale en territoriale samenhang en verlenen essentiële steun aan kwetsbare bevolkingsgroepen. Deze diensten hebben dan ook kenmerken die specifiek zijn voor het algemeen belang dat ze dienen. Het is dus van het grootste belang om te blijven kiezen voor een benadering die deze diensten beschermt, in het bijzonder door ze buiten de internationale mededinging te houden.

 
  
MPphoto
 
 

  Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. (IT) De betrekkingen met Canada zijn al lange tijd winstgevend voor beide partijen en op commercieel gebied is er sprake van een goede samenwerking met wederzijdse belangen. Ondanks het feit dat Canada een ontwikkeld land is, dat eerbiediging van de sociale rechten en het milieu zonder twijfel hoog in het vaandel heeft staan, heeft de Commissie, nog voor het Parlement, een basis opgesteld voor onderhandelingen met de Canadese autoriteiten, waarin specifiek wordt gesproken over veel zaken en punten die Europa anders wil zien.

Ik stem voor deze resolutie, die gaat over een hoofdstuk uit het Europese handelsbeleid dat een voorbeeld zou moeten zijn voor onderhandelingen met landen als India, China of Pakistan, waar eerlijke concurrentie, sociale rechten en het milieu zonder twijfel minder betekenen dan in Canada. Bij de onderhandelingen met deze landen moeten we onthouden hoe nauwkeurig en punctueel we zijn geweest in de betrekkingen met een beschaafd land als Canada, en op diezelfde directe en open wijze onze belangen behartigen.

 
  
MPphoto
 
 

  John Bufton (EFD), schriftelijk. − (EN) Ik heb tegen de handelsbetrekkingen tussen de EU en Canada gestemd, omdat ik van mening ben dat elk bilateraal investeringsverdrag de Commonwealth-onderhandelingen tussen het Verenigd Koninkrijk en Canada zou kunnen ondermijnen. Hoewel ik geen reden zie waarom de EU en Canada niet vrijuit handel met elkaar kunnen drijven, heeft eerdere wetgeving aangetoond dat de EU ambieert zich de nog overgebleven handelsbetrekkingen tussen het Verenigd Koninkrijk en derde landen toe te eigenen in plaats van ermee in de pas te lopen.

 
  
MPphoto
 
 

  Alain Cadec (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór de resolutie over de handelsbetrekkingen tussen de EU en Canada gestemd om tot een uitgebreid handelsverdrag te komen. Canada is een geprivilegieerd partner van de Europese Unie. In tien jaar zijn de Canadese investeringen in Europa namelijk bijna verdubbeld tot een bedrag van 119,5 miljoen euro in 2009. Het is dus noodzakelijk een geavanceerd rechtskader vast te stellen om positieve effecten op de groei te waarborgen. Ik zou graag de kwestie van de markttoegang voor landbouwproducten willen benadrukken. Aangezien Canada en de Europese Unie verschillende oorsprongsregels hanteren, moet de Commissie erop toezien dat goed met de belangen en prioriteiten van de Europese landbouw rekening wordt gehouden. In het bijzonder moet men proberen een bevredigende oplossing te vinden voor de oorsprongsregels zodat in het kielzog van de Canadese producten geen producten van andere leden van de Noord-Amerikaanse Vrijhandelsovereenkomst (NAFTA) mee worden gevoerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) Het door de Wereldhandelsorganisatie (WTO) ingestelde gereguleerd multilateraal handelssysteem blijft het meest geschikte kader voor de reglementering en bevordering van eerlijke en rechtvaardige handel. In het licht van de historische en succesvolle economische betrekkingen tussen de EU en Canada, sta ik echter achter een overeenkomst met Canada die verder reikt dan de WTO-afspraken en die een aanvulling vormt op multilaterale regels om het potentieel van de samenwerking tussen deze twee grootmachten optimaal te benutten.

 
  
MPphoto
 
 

  George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk. − (RO) Ik heb gestemd voor de resolutie over de handelsbetrekkingen tussen de EU en Canada, omdat deze de aandacht vestigt op de noodzaak om sociale en milieuproblematiek op te nemen in de toekomstige economische en handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en Canada. Voor wat betreft milieubescherming ben ik van mening dat het belangrijk is dat de Europese Unie weigert om olie uit teerzanden te importeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) In het kader van de lopende onderhandelingen over het vrijhandelsverdrag tussen de Europese Unie en Canada, moet de Commissie de eisen van het Europees Parlement meenemen. In een vrijhandelsakkoord zijn twee zaken van essentieel belang. Op de eerste plaats moeten beide partijen de geldende sociale en milieuwetgeving naleven. Ten tweede moet er voor de diensten van algemeen belang een coherente en beschermende benadering worden gekozen. De Europese milieu- en gezondheidsnormen mogen niet naar beneden worden bijgesteld alleen maar om onze partner tevreden te stellen. De Europese Commissie moet nadenken over de gevolgen van haar besluit om automatisch en standaard alle diensten op te nemen. Hoewel het in deze methode mogelijk is om per geval en op verzoek van elke lidstaat aan de hand van een 'negatieve' lijst bepaalde openbare diensten uit te sluiten, kleeft er toch het risico van mogelijke lacunes aan. Het Parlement wil niet dat met dit nieuwe onderhandelingsmodel een precedent wordt geschapen. Tot nu toe onderhandelde de Commissie over de vrijhandelsverdragen door opstelling van een 'positieve' lijst waarin de diensten die onder het verdrag vallen een voor een werden opgesomd. Deze methode die gangbaar is binnen de internationale handel, biedt bepaalde voor de EU gevoelige sectoren betere bescherming en zou dan ook de enige methode moeten zijn die de Commissie gebruikt.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Canada en de Europese Unie delen een aantal gemeenschappelijk waarden, waardoor ze niet alleen handelspartners zijn, maar ook natuurlijke bondgenoten in het mondiale geostrategische kader. Het is een feit dat er aan beide zijden van de Atlantische Oceaan eenzelfde beschaving leeft, die er veel baat bij zou hebben als de banden tussen haar bevolkingen verder aangehaald zouden worden. Het zou heel wat tijd in beslag nemen om de historische betrekkingen tussen Canada en Europa en de bijdrage die de Canadese burgers hebben geleverd tot de bevrijding van het Europese continent tijdens de twee wereldoorlogen waardoor het getroffen werd, in detail te bespreken.

Ondanks de belemmeringen die de liberalisering van de handel nog steeds in de weg staan en het feit dat de EU soms weigerachtig staat tegenover de geldende praktijken in Canada, hoop ik dat de funderingen die nodig zijn om een handelspartnerschap dat beide partijen tot voordeel strekt, uit te bouwen, zo snel mogelijk gelegd zullen worden. Een uitgebreide economische en handelsovereenkomst tussen Canada en de Europese Unie zou de meest ambitieuze en uitgebreide overeenkomst kunnen zijn die tot nu toe werd afgesloten. Ik hoop dan ook dat dat het geval zal zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Deze ontwerpresolutie gaat over de handelsbetrekkingen tussen de EU en Canada, waarvan verwacht wordt dat de onderhandelingen erover tegen 2011 afgerond zullen zijn. Het handels- en investeringsbeleid van de EU heeft tot doel een duurzame economische groei te bewerkstelligen die rijkdom genereert en banen schept. We mogen niet vergeten dat het sluiten van handelsbetrekkingen met onze strategische partners de EU tegen 2020 een meerwaarde zal opleveren ter waarde van 1 procent van het bbp, wat in 2010 overeenkwam met 120 miljard euro, en dat het de consumenten en ondernemingen ten goede zal komen. Daarom is het, zonder daarbij de rol van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) op de helling te zetten, van fundamenteel belang om de handel te liberaliseren door de succesvolle afronding van alle onderhandelingen van de ontwikkelingsagenda van Doha (DDA), waar de handelsbetrekkingen tussen de EU en Canada deel van uitmaken. Ondanks de openstaande kwesties, zoals de negatieve gevolgen voor de biodiversiteit van de winning van teerzanden en van sommige zeehondenproducten heb ik voor deze resolutie gestemd, niet alleen omdat het probleem van de overheidsopdrachten nagenoeg opgelost is, maar ook vanwege de voordelen die de resolutie met zich meebrengt voor de lidstaten en om te voorkomen dat de onderhandelingen vertraging oplopen.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) De eerste overweging van de resolutie werpt meteen een licht op de visie waarop deze resolutie gebaseerd is: De rapporteur stelt dat het door de Wereldhandelsorganisatie (WTO) ingestelde gereguleerd multilateraal handelssysteem het meest geschikte kader blijft voor de reglementering en bevordering van eerlijke en rechtvaardige handel. Voorts zegt hij dat een succesvolle afronding van de ontwikkelingsagenda van Doha (DDA) van essentieel belang is.

Die visie wordt verder uit de doeken gedaan in de volgende punten van de resolutie, waar wij het natuurlijk niet mee eens zijn, net zoals miljoenen werknemers, landbouwers, kleine en middelgrote ondernemers en vele anderen over de hele wereld die, in de loop der jaren, de WTO, haar doelstellingen om de handel te dereguleren en de belangen die zij dient met de vinger gewezen hebben. Die belangen zijn de belangen van multinationals en grote economische en financiële concerns, die miljoenen binnenhalen ten koste van miljoenen banen en arbeidsrechten en sociale rechten, en die zo de productie in kleine en middelgrote ondernemingen vernietigen en het milieu schade toebrengen.

De vrijhandelsovereenkomst met Canada behelst, zoals andere overeenkomsten, ook de diensten. Daarom wordt hier terecht maar inconsequent bezorgdheid geuit met betrekking tot negatieve lijsten of andere aspecten, die echter niets verhelpen aan de dreiging die de openbare diensten boven het hoofd hangt. Dat alles vormt voor ons meer dan reden genoeg om tegen te stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) De Europese Unie blijft haar handelsbeleid uitbouwen met ernstige maar uiteenlopende gevolgen voor de verschillende lidstaten.

De overeenkomsten die concreet gestalte geven aan dit beleid, berusten in wezen op vrije handel, waarvan de doelstellingen en gevolgen duidelijk blijken uit de retoriek die ermee gepaard gaat: Men heeft het over 'offensieve belangen', alsof het om een oorlog gaat.

In het algemeen ontbreekt het deze overeenkomsten steeds meer aan democratische legitimiteit, aangezien ze bijna altijd in het grootste geheim uitonderhandeld worden, achter de rug van de burgers, waarbij ervoor gezorgd wordt dat de economische, sociale en milieugevolgen verborgen blijven en een geïnformeerd debat en verduidelijking vermeden worden.

Nu de onderhandelingen zich in een vrij ver gevorderde fase bevinden en verwacht wordt dat ze in 2011 afgerond zullen worden, moeten de gevolgen ervan voor de verschillende sectoren en de verschillende lidstaten nog steeds uitvoerig besproken worden.

Maar de inhoud van deze overeenkomst is niets nieuws: De openstelling van de markten en de liberalisering van de diensten, met inbegrip van de steeds meer gecommercialiseerde openbare diensten, die de speelbal zijn van multinationals en problemen opleveren voor de bevolking.

De gevolgen daarvan zijn bekend: De overheersing van de markten door enkelen, de vernietiging van de zwakste productiestelsels en steeds meer drogredenen om een aanslag te plegen op de rechten en de levensomstandigheden en arbeidsvoorwaarden van de burgers.

 
  
MPphoto
 
 

  Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk.(SK) De EU is in 2009 begonnen met de onderhandelingen voor een uitgebreide economische en handelsovereenkomst met Canada (CETA, Comprehensive Economic and Trade Agreement). De mogelijke overeenkomst omvat een breed scala aan kwesties: handel in producten en diensten, intellectuele-eigendomsrechten, openbare aanbesteding, samenwerking op regelgevingsgebied, investeringen, voorlopige migratie, mededingingsbeleid, arbeids- en milieunormen. Naar mijn mening zou het voor beide partijen goed zijn als ze hun prioriteiten zouden bepalen en op enkele basispunten een verdrag zouden sluiten, bijvoorbeeld op de onderdelen openbare aanbesteding, investeringen of openbare diensten.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik heb voor het verslag gestemd omdat de Europese Unie en Canada nauwe betrekkingen onderhouden op het gebied van handel en directe buitenlandse investeringen. De lopende onderhandelingen over een uitgebreide economische en handelsovereenkomst (CETA) zijn gericht op een zeer geavanceerde overeenkomst die wat ambitie betreft verder reikt dan enige andere economische en handelsovereenkomst waarover tot dusverre door de Europese Unie of Canada is onderhandeld, en waarmee de reeds sterke bilaterale handels- en investeringsbetrekkingen nog verder kunnen worden geïntensiveerd. Ik sta achter een overeenkomst met Canada die verder reikt dan de WTO-afspraken en die een aanvulling vormt op multilaterale regels, mits de onderhandelingen uitmonden in een evenwichtige, ambitieuze overeenkomst van hoge kwaliteit. Ik ben van oordeel dat de landbouwhoofdstukken voor beide partijen een belangrijk onderwerp in de onderhandelingen vormen. Ik ben bezorgd over eventuele fundamentele concessies op het gebied van ggo's, melk en vermelding van herkomst. Daarom dient volledig rekening te worden gehouden met de belangen en prioriteiten in de landbouwsector en moet ervoor gezorgd worden dat de overeenkomst zowel de Europese en Canadese consumenten alsook de respectievelijke landbouwsectoren tot voordeel strekt. Tevens moet zij, in het kader van een globaal evenwichtig resultaat, meer - maar eerlijke - concurrentie tussen Europese en Canadese leveranciers van landbouwproducten bewerkstelligen. Ik verwelkom in dit verband de initiële toezegging van beide partijen om voor de handel in landbouwgoederen geen landbouwexportsubsidies te handhaven, te introduceren of te herintroduceren, hetgeen een positieve stap is in de richting van ambitieuze en eerlijke onderhandelingen, alsook de afspraak om samen te werken in de WTO-onderhandelingen over landbouwproducten.

 
  
MPphoto
 
 

  Elisabeth Köstinger (PPE), schriftelijk. (DE) De Europese Unie en Canada onderhouden al vele jaren goede en stabiele handelsbetrekkingen. Het potentieel van de economische betrekkingen is echter nog niet uitgeput, en ik verwelkom de onderhandelingen voor het CETA-akkoord. Toch moet de voorkeur worden gegeven aan voortgang bij de WTO-onderhandelingen boven bilaterale akkoorden. In de resolutie komt een groot aantal belangrijke onderwerpen aan bod. Ik deel met name de bezwaren van het Europees Parlement ten aanzien van de mogelijke negatieve gevolgen voor de Europese landbouw. Het beginsel van wederkerigheid moet worden gehandhaafd om een voor beide kanten solide en duurzaam akkoord te garanderen. In dit verband wil ik met name wijzen op het debat over de herkomstaanduiding van slachtvee, waarvoor een oplossing moet worden gevonden, en op tarifaire en technische belemmeringen, zoals langdurige vergunningsprocedures voor EU-producten. Duidelijk is dat eerlijke mededinging het doel van een CETA-akkoord moet zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Elżbieta Katarzyna Łukacijewska (PPE), schriftelijk. – (PL) Overwegende dat de EU de op één na belangrijkste handelspartner van Canada is en dat Canada een belangrijke partner is van de EU op het gebied van directe buitenlandse investeringen, heb ik voor de ontwerpresolutie over de handelsbetrekkingen tussen de EU en Canada gestemd. Ik wil hierbij benadrukken dat Polen van de landen van Midden- en Oost-Europa de grootste handelspartner is van Canada en al tien tot twintig jaar een stijgend bilateraal handelsoverschot in stand houdt. De stemming van vandaag is een belangrijke stap vooruit en is een goed teken voor de toekomst.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik ben zeer verheugd dat het volgende door mij ingediende amendement is overgenomen: "neemt kennis van de recente juridische ontwikkelingen ten aanzien van het verbod van de EU op zeehondenproducten, en met name van het verzoek van Canada aan de WTO om een officieel panel voor geschillenbeslechting in het leven te roepen, en spreekt de oprechte hoop uit dat Canada de WTO-procedure, die niet bevorderlijk is voor positieve handelsrelaties, intrekt voordat de CETA-overeenkomst door het Europees Parlement moet worden geratificeerd".

 
  
MPphoto
 
 

  Clemente Mastella (PPE), schriftelijk. (IT) De handelsbetrekkingen tussen de Europese Unie en Canada kunnen zonder problemen verder gaan dan de afspraken met de Wereldhandelsorganisatie, mits ze gebaseerd zijn op een evenwichtige overeenkomst en de garantie op daadwerkelijke wederzijdse toegang tot de markten, en de bescherming van handelsmerken, octrooien en geografische aanduidingen wordt verbeterd. Wij zijn van mening dat nieuwe, milieuvriendelijke, investeringen nodig zijn, die goede werkomstandigheden bevorderen. Omdat we de landbouwsector uiterst belangrijk vinden sporen we de Commissie aan te onderhandelen over een overeenkomst die voordelig is voor producenten en consumenten, en die eerlijke concurrentie garandeert tussen de leveranciers van landbouwproducten uit de Europese Unie en uit Canada. Tot slot zijn we van mening dat de Raad moet wachten op toestemming van het Parlement voor het afsluiten van nieuwe internationale handelsovereenkomsten, en dat deze instelling in alle stadia van de procedure moet worden geïnformeerd om een grotere democratische controle te garanderen. Alleen zo kan er sprake zijn van grotere groei op het gebied van handel en investeringen tussen de Europese Unie en Canada.

 
  
MPphoto
 
 

  Véronique Mathieu (PPE) , schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór de resolutie gestemd maar tégen amendement 10, waarin de Europese Unie een verbod op de import van zeehondenproducten oplegt. Een dergelijk verbod is wetenschappelijk noch juridisch gegrond. De conclusies van het wetenschappelijk oordeel van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) van eind 2007 berusten namelijk op gegevens betreffende het doden van dieren in abattoirs en zijn dan ook niet betrouwbaar voor de jacht op zeehonden. Ook is de juridische grondslag betwistbaar zoals blijkt uit het juridische advies van het Europees Parlement van 1 april 2009: "Het lijkt bijna onmogelijk om het verbod te rechtvaardigen alleen op basis van het welzijn van dieren, aangezien het Verdrag geen enkele juridische basis bevat over dierlijk welbevinden." Bescherming van de soort als zodanig is niet aan de orde, want de populatie is in Groenland in 25 jaar juist verdrievoudigd. Ten slotte is een embargo dat volgens de Commissie geen gevolgen heeft voor de traditionele jacht van de Inuit, niet realistisch. Tegen deze achtergrond is het verzoek van Canada aan de Wereldhandelsorganisatie (WTO) om een officieel panel in het leven te roepen voor geschillenbeslechting betreffende het Europese embargo, gerechtvaardigd.

 
  
MPphoto
 
 

  Arlene McCarthy (S&D), schriftelijk. − (EN) Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie over de handelsbetrekkingen tussen de EU en Canada een sterk signaal afgegeven dat het zijn wetgeving waarin zeehondenproducten op de markt van de EU worden verboden, krachtig zal verdedigen. De Europese burgers hebben geëist dat we maatregelen treffen om de producten van de wrede commerciële jacht buiten de EU te houden. Canada heeft het recht niet om te proberen de democratische beschikking van de Europese burgers te ondermijnen door ons duidelijk niet-discriminatoir verbod op zeehondenproducten bij de Wereldhandelsorganisatie aan te kaarten. Nauwere handelsbanden tussen de EU en Canada kunnen alleen maar worden opgebouwd op grond van eerbiediging van de wensen van het Europese publiek en van de Europese wetgeving.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL) , schriftelijk. – (FR) De Europese Commissie staat op het punt de onderhandelingen met Canada af te ronden over een vrijhandelsverdrag van ongekende omvang. De Commissie onderhandelt sinds 2004. De Europese burgers zijn nooit geraadpleegd of zelfs maar geïnformeerd. In dit verslag wordt dit schadelijke verdrag waarvan wij de inhoud slechts kennen dankzij lekken, verwelkomd. Dat is onaanvaardbaar. Ik stem tegen dit verslag en keur dit verdrag af, waarin de Europese bevolking een ondergeschikte rol krijgt naar het voorbeeld van de Noord-Amerikaanse Vrijhandelsovereenkomst (NAFTA).

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Europa en Canada delen een lange geschiedenis, die teruggaat tot voor de oprichting van de EU. Bovendien dragen we dezelfde waarden en beginselen hoog in het vaandel, waardoor we preferentiële bondgenoten zijn binnen het mondiale geostrategische kader. De handelsbetrekkingen zijn er aanzienlijk op vooruitgegaan, al is er nog geen globale overeenkomst bereikt. Ik ben van mening dat we alle zeilen moeten bijzetten om tot een goede overeenkomst voor iedereen te komen, aangezien een dergelijke overeenkomst bijzonder belangrijk zal zijn voor de ontwikkeling van de economie van beide partijen.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) De mogelijke overeenkomst bestrijkt veel verschillende kwesties: de handel in goederen en diensten, intellectuele-eigendomsrechten, overheidsopdrachten, samenwerking op het gebied van regelgeving, investeringen, tijdelijke migratie (mode IV), concurrentiebeleid en arbeids- en milieunormen. Beide partijen moeten nog steeds overeenstemming bereiken over diverse cruciale hoofdstukken, onder andere over de toegang tot overheidsopdrachten, investeringen en openbare diensten. Er zijn nog twee andere kwesties die bij de onderhandelingen naar voren kwamen die zeer gevoelig liggen in het Europees Parlement. De eerste kwestie betreft het Canadese teerzand en de richtlijn inzake brandstofkwaliteit van de EU. De richtlijn inzake brandstofkwaliteit is in de Commissie milieubeheer uitvoerig besproken. De Canadese regering vindt vooralsnog dat deze richtlijn een onderscheid maakt tussen Canadese olie-import en olie-import uit andere landen. Ik ben van mening dat de overeenkomst prematuur is. De tweede kwestie betreft het verbod van de EU op zeehondenproducten, en dit is een bijzonder belangrijk punt. Deze overeenkomst kan de reeds sterke bilaterale handels- en investeringsbetrekkingen tussen de EU en Canada versterken, maar moet echter wel wederzijds tot voordeel strekken en daarom heb ik mij voorlopig van stemming onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. (LT) Een geavanceerde overeenkomst zal actieve handels- en investeringsbetrekkingen tussen de Europese Unie en Canada aanmoedigen en bespoedigen. De liberalisering van de handel zal voor de bedrijven wederzijdse voordelen opleveren en zal tevens een gunstiger investeringsklimaat scheppen. Om tot een alomvattende overeenkomst van hoge kwaliteit te komen die verder reikt dan de WTO-afspraken mogen de partijen geen eisen formuleren die in strijd zijn met hun interne beleid of institutionele afspraken. Bovendien is het noodzakelijk dat bij handelsgeschillen het wederkerigheidsbeginsel wordt toegepast, dat de intellectuele-eigendomsrechten beter worden beschermd en dat de wederzijdse toegang tot markten voor diensten en overheidsopdrachten daadwerkelijk gewaarborgd is. Er dient bijzondere aandacht te worden besteed aan de landbouwsector en de consument. Wij mogen geen concessies doen op het gebied van ggo's, melk en vermelding van herkomst. Wij moeten meer en eerlijke concurrentie tussen de leveranciers van landbouwproducten bewerkstelligen. Ik ben van oordeel dat de Commissie met Canada onderhandelingen over investeringen moet aanknopen zodra het Parlement zich heeft uitgesproken over het toekomstige investeringsbeleid van de Europese Unie. Wij moeten de gevoeligste sectoren van beide partijen beschermen, zodat zij buiten het toepassingsgebied van investeringsovereenkomsten worden gehouden. De Commissie moet bijzonder strikt zijn met het verbod op zeehondenproducten. In dit verband dient Canada zijn verzoek aan de WTO om een officieel panel voor geschillenbeslechting in het leven te roepen in te trekken, aangezien het niet strookt met de beginselen van positieve handelsbetrekkingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Ik ben verheugd over deze resolutie van het Europees Parlement over de handelsbetrekkingen tussen de EU en Canada. Er bestaat een natuurlijk partnerschap tussen de EU en Canada dat gebaseerd is op culturele raakvlakken en een lange gedeelde voorgeschiedenis. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat de particuliere sectoren in zowel de EU als Canada zich helder hebben uitgesproken voor een ambitieuze en uitgebreide economische overeenkomst, en menen dat een nauwer economisch partnerschap tussen de EU en Canada een krachtig, groeibevorderend signaal zou afgeven aan investeerders en het bedrijfsleven in de EU en in Canada, alsook internationaal. Ik sta daarom achter een overeenkomst met Canada die verder reikt dan de WTO-afspraken en die een aanvulling vormt op multilaterale regels, mits de onderhandelingen uitmonden in een evenwichtige, ambitieuze overeenkomst van hoge kwaliteit die gebaseerd is op het wederkerigheidsbeginsel en die beduidend verder gaat dan tariefverlagingen. Ik wil er echter wel op wijzen dat rekening moet worden gehouden met de economische impact van deze openstelling, in het bijzonder in de lidstaten met de meest kwetsbare economieën.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) Het door de Wereldhandelsorganisatie (WTO) ingestelde gereguleerd multilateraal handelssysteem blijft het meest geschikte referentiekader voor de economische betrekkingen tussen landen. Dat belet echter niet dat landen of supranationale structuren hun economische betrekkingen uitbreiden tot buiten die gemeenschappelijke regulering. In die context lijkt de nauwe economische band tussen de EU en Canada gerechtvaardigd. Zoals de rapporteur opmerkt, is de EU de op één na belangrijkste handelspartner van Canada. Canada was dan weer het eerste industrieland waarmee de EU, in 1976, een kaderovereenkomst voor commerciële en economische samenwerking tekende en het is de op drie na grootste bron van directe buitenlandse investeringen (DBI) in de EU. Een overeenkomst zou ertoe kunnen leiden dat de betrekkingen tussen beide gebieden een nog hoger niveau van economische samenwerking bereiken en kan deze twee gebieden, die al nauw met elkaar verbonden zijn door een gedeeld cultureel gedachtegoed, nog sterker verenigen.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik ben voor. De onderhandelingen met Canada over een verstrekkende uitgebreide economische en handelsovereenkomst (CETA) zijn al in een vergevorderd stadium en kunnen misschien aankomend najaar worden afgerond. De CETA is verreweg de meest ambitieuze bilaterale vrijhandelsovereenkomst waarover de EU in het kader van de handelsstrategie "Europa als wereldspeler" van 2006 ooit heeft onderhandeld. In de overeenkomst zijn verstrekkende hoofdstukken opgenomen met betrekking tot diensten, aanbesteding, bescherming van investeringen, intellectuele eigendom en samenwerking op het gebied van regelgeving.

 
  
MPphoto
 
 

  Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk. – (PL) De handelsbetrekkingen tussen de EU en Canada zijn van doorslaggevende betekenis voor de dialoog tussen de EU en Canada. Na de VS is de EU de belangrijkste handelspartner van Canada, terwijl Canada de elfde plaats inneemt onder de belangrijkste handelspartners van de EU. De lopende onderhandelingen over een uitgebreide economische en handelsovereenkomst zijn gericht op een zeer geavanceerde overeenkomst die wat ambitie betreft verder reikt dan enige andere economische en handelsovereenkomst waarover tot dusverre door de EU of Canada is onderhandeld, en waarmee de reeds sterke bilaterale handels- en investeringsbetrekkingen nog verder kunnen worden geïntensiveerd. Volgens het gezamenlijke rapport van experts uit de EU en Canada leidt het sluiten van een uitgebreide economische en handelsovereenkomst (CETA) tot meetbare economische voordelen als gevolg van liberalisering van het handelsverkeer en eliminatie van de tarifaire belemmeringen. Niettemin bestaan er in verband met deze overeenkomst nog steeds bepaalde problemen die de agrarische sector in de EU negatief kunnen beïnvloeden.

Ik denk dat de vraagstukken rond de verschillen tussen de sanitaire en fytosanitaire normen die gelden in de EU en Canada nadere uitwerking behoeven, evenals de overeenstemming van de Canadese milieunormen met de normen die gelden in de EU. Ik acht het daarom noodzakelijk dat een grondige analyse en beoordeling van deze normen wordt uitgevoerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Derek Vaughan (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik verwelkom de huidige resolutie, die de vooruitgang in de onderhandelingen over een handelsovereenkomst tussen de EU en Canada benadrukt. Canada is een belangrijke potentiële handelspartner voor de EU, en beide partijen zullen baat hebben bij een dergelijke overeenkomst. Er zijn echter een paar zorgen waar de Commissie zich rekenschap van moet geven: het milieueffect van de winning van olie uit teerzand en de gezondheid van de arbeiders die asbest delven zijn slechts twee kwesties waar zorgvuldig naar moet worden gekeken. Ik steun de verzoeken aan Canada om zijn WTO-procedure over het verbod van de EU op zeehondenproducten in te trekken en het verheugt mij dat de amendementen waarin dit standpunt wordt samengevat door het Parlement zijn aangenomen. De Commissie moet zich ook sterk maken voor de bescherming van het verbod. Bovendien moet men zich bij het gebruik van handelsmerken en octrooien aan de intellectuele-eigendomsrechten houden. Ik heb er vertrouwen in dat deze problemen door de Commissie overwogen en aangepakt zullen worden en dat er een doeltreffende handelsovereenkomst zal worden gesloten.

 
  
  

Verslag: Wolf Klinz (A7-0081/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor dit initiatiefverslag gestemd omdat het de actuele kwesties met betrekking tot de ratingsector waarover eindeloos gedebatteerd wordt, behandelt. Het gaat dan in het bijzonder over het gebrek aan mededinging, oligopolistische structuren en het gebrek aan verantwoordingsplicht en transparantie, in het bijzonder op het vlak van staatsschuldratings.

 
  
MPphoto
 
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. (LT) Ik heb voor de resolutie over kredietratingbureaus: toekomstperspectieven gestemd. Kredietratingbureaus dienen verscheidene nuttige doelen: zij verzamelen informatie over de kredietwaardigheid van emittenten in een wereldwijde omgeving. Zij bieden emittenten toegang tot wereldmarkten en binnenlandse markten, verminderen de kosten van informatie en vergroten het potentiële aantal ontleners. Op die manier verschaffen zij liquiditeit aan de markten en helpen zij prijzen vaststellen. De recente financiële crisis heeft drie grote problemen in de sector aan het licht gebracht: een gebrek aan mededinging, een regelgevingskader dat overmatig vertrouwt op externe ratings, en een gebrek aan verantwoording van kredietratingbureaus voor hun ratings. Ik ben het met de rapporteur eens dat kredietratings niet louter meningen zijn en dat kredietratingbureaus verantwoording moeten afleggen over hun kredietratings. Zij moeten dan ook sterker aan burgerlijke aansprakelijkheid worden blootgesteld om voor een geloofwaardig afschrikmiddel te zorgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE) , schriftelijk. – (FR) Ik heb het verslag van collega Wolf Klinz over de kredietratingbureaus gesteund. Kredietratingbureaus zijn nuttig: ze geven informatie over de kwaliteit van kredietproducten waardoor debiteuren en investeerders toegang krijgen tot de wereldmarkten en de binnenlandse markten, en dragen op die manier uiteindelijk bij aan het vaststellen van de prijzen. Maar de crisis heeft aangetoond welke gevaren er door het huidige stelsel ontstaan: gebrek aan concurrentie en gebrek aan verantwoordelijkheid en transparantie van met name de bureaus. Dit is een initiatiefverslag van het Parlement, waarin de Europese Commissie wordt opgeroepen de zwaktes in het huidige kader duidelijk aan te geven en een onderzoek in te stellen naar de effecten van de mogelijke verschillende alternatieven om het stelsel te verbeteren, zo nodig met inbegrip van nieuwe wettelijke bepalingen. Ik verzoek de Commissie dringend om zo snel mogelijk aan ons verzoek te voldoen.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb voor dit belangrijke verslag gestemd. Kredietratingbureaus beoordelen niet alleen risicokapitaalmaatschappijen en hun producten, maar ook landen. De voorwaarden waaronder een land geld kan lenen op internationale markten is afhankelijk van de rating die het krijgt. Negatieve ratings bij financiële moeilijkheden leiden tot een soort van schuldenspiraal, aangezien een dalende rating de leningen nog duurder maakt en de financiële situatie van het betrokken land op de spits drijft. Alle marktdeelnemers en hun toezichthouders moeten kennis hebben van de criteria die worden gehanteerd bij het vaststellen van ratings en moeten deze zelf kunnen verifiëren. Daarom verzoeken wij de Commissie en de G20-landen aan een nieuwe, wereldwijde aanpak voor kredietrating te werken om de foutenmarge terug te dringen, de activiteiten van ratingbureaus te reguleren en het risico dat verbonden is aan financiële beoordelingen te verkleinen. Ik heb hier herhaaldelijk onderstreept dat Europa dringend over een eigen kredietratingbureau moet beschikken dat objectieve en onafhankelijke beoordelingen afgeeft. Ik onderschrijf derhalve het verzoek van de rapporteur om een eigen, onafhankelijk ratingbureau op te richten dat volgens de initiële afspraken in principe de naam van onafhankelijke Europese Stichting voor kredietrating zou dragen.

De mogelijkheden die de lidstaten zullen hebben om onder passende voorwaarden te lenen op internationale markten, de stabiliteit van het gehele, wereldwijde financiële stelsel en de doeltreffendheid van de crisisbeheersing staan of vallen met een succesvolle hervorming van de financiële beoordelingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Regina Bastos (PPE), schriftelijk. (PT) Kredietratingbureaus beoordelen landen, instellingen en bedrijven en kennen risicoscores toe op basis van hun capaciteit om hun schulden op de afgesproken datum af te lossen. In 2009 werd Verordening (EG) nr. 1060/2009 inzake ratingbureaus aangenomen, als eerste reactie op de financiële crisis. In deze verordening werden de meest prangende kwesties behandeld en werden de ratingbureaus onderworpen aan toezicht en regulering. Dat heeft echter niet alle problemen opgelost.

In werkelijkheid bracht de financiële crisis drie fundamentele problemen op het vlak van de werking van deze bureaus aan het licht: een gebrek aan mededinging, een overmatig vertrouwen in externe kredietratings en een gebrek aan verantwoording. In dit verslag, waar ik voor gestemd heb, wordt de Europese Commissie verzocht om naar behoren vast te stellen welke leemten het nieuwe kader kent en te voorzien in een effectbeoordeling van het aantal beschikbare alternatieven om deze leemten op te vullen, met inbegrip van de mogelijkheid van verdere wetgevingsvoorstellen. De Europese Commissie wordt tevens verzocht om een haalbaarheidsstudie te verrichten van de kosten en baten van een volledig onafhankelijke Europese Stichting voor kredietrating.

 
  
MPphoto
 
 

  Slavi Binev (NI), schriftelijk.(BG) Ik heb het verslag gesteund omdat ik denk dat het opzetten van kredietratingbureaus de concurrentie in deze sector een impuls zal geven, hetgeen een noodzakelijke voorwaarde is voor het verbeteren van de kwaliteit, het terugdringen van de informatiekosten, en in de laatste maar niet de minste plaats, het vergroten van de verantwoordingsplicht van de betreffende bureaus. Hierdoor wordt de afhankelijkheid van de regelgeving ook beperkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. (IT) Ik heb mijn steun gegeven aan het ontwerpverslag over kredietratingbureaus van de heer Klinz, omdat het naar mijn mening veel positieve elementen en ideeën bevat. Ik ben het in het bijzonder eens met het voorstel om de transparantie, integriteit, verantwoordelijkheid, onafhankelijkheid en betrouwbaarheid van de bureaus te verbeteren. Daarnaast deel ik het verzoek van de rapporteur om een Europese Stichting voor kredietrating die onafhankelijk van de staten en instellingen opereert, en ben ik het ermee eens dat de oligopolie een probleem voor de sector vormt.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Březina (PPE), schriftelijk. − (CS) De recente financiële crisis heeft de aandacht gevestigd op drie cruciale problematische aspecten van de kredietratingbureaus, te weten een niet-functionerende concurrentie, een regulerend kader dat te afhankelijk is van de externe ratings en het feit dat kredietratingbureaus geen enkele garanties bieden op hun ratings. Ik ben er niet zeker van dat de door de rapporteur voorgestelde oprichting van een Europees kredietratingbureau wel zoden aan de dijk zet. Er is namelijk geen enkele garantie dat zo’n bureau een goede reputatie verwerft en daadwerkelijk een nieuwe speler in het veld van kredietratingbureaus wordt. Er is geen enkele garantie dat het geloofwaardig wordt, dat het in staat zal zijn de markten ervan te overtuigen dat het onvoorwaardelijk onafhankelijk is van wat voor een openbaar orgaan dan ook, of dat nu de lidstaten zijn, de Europese Commissie of een andere overheidsinstantie.

Het voorstel van de rapporteur om een netwerk van Europese kredietratingbureaus in te richten lijkt me echter wel zinvol, want dankzij de samenwerking van dergelijke op nationaal niveau actieve bureaus kan onder gebruikmaking van alle beschikbare menselijke en financiële middelen de concurrentie in deze sector worden vergroot. Bij elkaar zouden zij namelijk een heel breed scala aan vermogensvormen en uiteenlopende markten afdekken, waardoor zij op hetzelfde niveau zouden kunnen komen als de grote wereldwijde kredietratingbureaus.

 
  
MPphoto
 
 

  John Bufton (EFD), schriftelijk. − (EN) Ik heb tegen de mogelijke aanneming gestemd van de harmonisatie door de EU van kredietratingbureaus omdat de normen kunnen verschillen, en dat is zeker het geval tussen de lidstaten. Zonder één gemeenschappelijke munteenheid, en gezien de volatiliteit van de markten, vooral in de zwakke economieën in de eurozone, loopt het Verenigd Koninkrijk het risico verstrikt te raken in een modderpoel van geharmoniseerde kredietratings die alle economische situaties in de hele Unie zouden moeten omvatten. De Britse bedrijven en industrie zouden wel eens kunnen worden blootgesteld aan waaghalzerij die berust op kredietratings die in de hele EU gelden. Het is aan onafhankelijke economieën in onafhankelijke lidstaten om hun eigen voorwaarden en limieten met betrekking tot kredietratings te bepalen.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) Gezien de gevolgen die kredietratings van staatsschulden voor de markt, de begrotingsevenwichten en het welzijn van de bevolking in het algemeen kunnen hebben, is het absoluut noodzakelijk dat die ratings gebaseerd zijn op betrouwbare feiten en gegevens. Om de waarachtigheid en de billijkheid van dergelijke ratings te garanderen, moet de onderliggende transparantie van de beslissingen verbeterd worden en moeten dergelijke bureaus in grotere mate verantwoordelijk gesteld worden voor hun ratings. Ik ben dan ook verheugd over de vaststelling van prioriteiten voor de regulering van kredietratingbureaus die in dit verslag wordt voorgesteld, aangezien ik van mening ben dat die prioriteiten van wezenlijk belang zullen zijn om de problemen in deze sector op te lossen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nessa Childers (S&D), schriftelijk. − (EN) De situatie van kredietratingbureaus moet worden aangepakt in Europa. Deze particuliere, winstgerichte organisaties hebben veel te veel macht over soevereine regeringen en ik ondersteun de plannen om deze abnormale situatie op Europees niveau aan te pakken volledig.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. (EL) Ik heb tegen het verslag over de kredietratingbureaus gestemd. Het is politiek onaanvaardbaar en economisch gevaarlijk dat de bureaus in kwestie, die in de huidige crisis tot nu toe een zeer negatieve rol hebben gespeeld, ook nu nog van de EU het recht krijgen om niet alleen ondernemingen maar ook economieën van lidstaten te beoordelen. Het Europees Parlement zou met veel vastberadenere en radicalere voorstellen moeten optreden tegen de activiteiten van kredietratingbureaus, met name na de schade die deze bureaus hebben aangericht in de Europese economieën en voor de Europese burgers. Helaas is dit een slap verslag. De daarin voorgestelde regelingen geven blijk van een gebrek aan moed. De kredietratingbureaus blijven bijna net zo ondoorzichtig als voorheen. Er wordt ook geen enkele oplossing geboden voor het probleem dat kredietratings worden opgesteld door in eigen belang handelende, particuliere ondernemingen, Amerikaanse of – in de toekomst – Europese ondernemingen, die alleen de speculantenmaffia ten goede komen. Met het verslag zou veeleer moeten worden gestreefd naar een openbare, democratisch gecontroleerde instantie die geheel los staat van particuliere belangen en die deze rol gaat vervullen in het kader van solidariteit tussen lidstaten en burgers.

 
  
MPphoto
 
 

  Lara Comi (PPE), schriftelijk. (IT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat het een duidelijke en objectieve beschrijving bevat van de situatie met betrekking tot de kredietratingbureaus. Ook ik ben van mening dat ze een noodzakelijke en uiterst nuttige rol spelen bij het samenvatten en vereenvoudigen van de stroom aan informatie over de financiële markten, zowel op het gebied van kredietwaardigheid en betrouwbaarheid van wie een schuld uitgeeft, als voor wat betreft afzonderlijke financiële instrumenten. De rapporteur merkt desondanks terecht op dat in dit bedrijfsmodel het gevaar bestaat dat, als we geen gepaste maatregelen nemen, te veel aandacht gaat naar wie de schuld uitgeeft, hetgeen ten koste gaat van de bescherming van de investeerders, die meer aandacht verdienen. Ik denk niet dat de concurrentie vergroot kan worden, aangezien een snelle toename van de ratingbureaus nadelige gevolgen zou kunnen hebben voor de geloofwaardigheid van ratings. Toch ben ik van mening dat een grotere verantwoordelijkheid voor een grotere objectiviteit en een nauwkeurigere werkwijze kan zorgen, zodat niet alleen de zaken van een enkeling beschermd worden, maar ook onevenwichtige informatie wordt tegengegaan. Dit is goed voor het functioneren van de markten, en daar heeft iedereen baat bij.

 
  
MPphoto
 
 

  George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk. − (RO) Ik heb gestemd voor de resolutie over kredietratingbureaus omdat ik van mening ben dat er behoefte is aan een nieuw Europees ratingbureau, dat een alternatieve werkmethode en meer concurrentie in deze sector introduceert. De financiële crisis heeft ons laten zien dat we de huidige oligopolistische structuren en het gebrek aan transparantie en verantwoordingsplicht van de huidige kredietratingbureaus niet langer kunnen accepteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Rachida Dati (PPE) , schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór het verslag van collega Wolf Klinz gestemd. Er staan interessante voorstellen in om tot een noodzakelijk kader voor kredietratingbureaus te komen. De huidige situatie in het eurogebied herinnert ons bijna dagelijks aan de gevolgen van de beslissingen die door deze bureaus worden genomen en het feit dat de wereldwijde internationale financiële regelgeving afhankelijk is van deze bureaus. Ik ben vooral blij met het verzoek aan de Europese Commissie om de haalbaarheid te onderzoeken van het opzetten van een onafhankelijke Europese Stichting voor kredietrating. Dat is een concreet voorstel waarmee we het overmatige vertrouwen van de wereldwijde internationale financiële regelgeving in een aantal particuliere kredietratingbureaus kunnen aanpakken.

 
  
MPphoto
 
 

  Proinsias De Rossa (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik steun dit verslag over de toekomst van kredietratingbureaus. De recente financiële crisis heeft duidelijk aan het licht gebracht dat er in deze sector grote problemen zijn, zoals overmatig vertrouwen in externe ratings bij het regelgevingsstelsel en het gebrek aan verantwoording voor ratings bij kredietratingbureaus. Kredietratingbureaus hebben eigenlijk een belangrijke rol gespeeld bij de ontwikkeling van de financiële crisis doordat ze gestructureerde financiële instrumenten foute ratings gaven. In dit verslag, dat voorafgaat aan het wetgevingsvoorstel dat de Commissie voor het najaar aan het opstellen is, worden deze kwesties behandeld, en wordt verzocht om: na te gaan of en hoe de lidstaten ratings gebruiken voor regelgevingsdoeleinden teneinde het overmatige vertrouwen dat het financiële regelgevingsstelsel over het algemeen in ratings heeft te beperken; een gedetailleerde effectbeoordeling en haalbaarheidsstudie te verrichten van de kosten, baten en mogelijke beheersstructuur van een volledig onafhankelijke Europese Stichting voor kredietrating; onderzoek te doen naar het oprichten van een werkelijk onafhankelijk Europees kredietratingbureau; een Europese ratingindex op te stellen die alle ratings bevat van geregistreerde kredietratingbureaus die op de markt beschikbaar zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk. – (FR) Het ene na het andere kredietratingbureau verlaagt zijn rating van de Europese landen die het zwaarst getroffen zijn door de crisis, of plaatst ze onder 'negatief toezicht'. Ik heb het hier over Portugal, Ierland, Griekenland en Spanje. De bureaus mogen de wereldwijde financiële crisis dan niet in gang gezet hebben, ze hebben er door deze acties wel aan bijgedragen dat die groter werd. Zij stimuleren namelijk speculatie en ondermijnen de slagingskansen van de toch al draconische herstelplannen die aan de bevolking worden opgelegd. Daarom is het dringend noodzakelijk een Europees ratingbureau op te richten in de vorm van een onafhankelijke stichting. Ook moet een einde worden gemaakt aan de belangenconflicten die inherent zijn aan ratingbureaus, daar die momenteel ratings mogen uitbrengen terwijl ze ook als adviesbureau optreden. Deze verandering moet gepaard gaan met een evaluatie van de Commissie van de noodzaak om informatie over alle producten op het gebied van financiële instrumenten openbaar te maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Anne Delvaux (PPE) , schriftelijk. – (FR) Sinds de economische en financiële crisis praten we alleen nog maar over de kredietratingbureaus. Maar wat denken wij van de sleutelrol die zij momenteel vervullen? Het Europees Parlement heeft zich over die vraag gebogen. Ook al vervullen de ratings van de bureaus meerdere nuttige functies (zoals het verzamelen van informatie over de kwaliteit van kredieten van emittenten, wat bijzonder zinvol is in een geglobaliseerde omgeving, enzovoort), door de ontwikkelingen in het regelgevingskader zijn deze 'tussenhandelaars in informatie' echter feitelijk 'vergunninggevers' geworden. Die fout moeten wij niet maken!

De financiële crisis heeft drie essentiële problemen in de sector onder de aandacht gebracht: gebrek aan mededinging, een regelgevingskader dat overmatig vertrouwt op externe ratings, en geen juridische verantwoording van kredietratingbureaus voor hun ratings.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Kredietratingbureaus spelen ontegensprekelijk een belangrijke rol in de huidige markteconomie. Deze bureaus waren oorspronkelijk bedoeld als tussenhandelaars in informatie, zij bieden schuldemittenten en investeerders toegang tot de markt, verminderen de kosten van informatie en verschaffen zo meer liquiditeit en transparantie aan de markten. De recente financiële crisis heeft echter net zoals in vele andere domeinen binnen deze sector, drie grote problemen aan het licht gebracht: een gebrek aan mededinging, een regelgevingskader dat overmatig vertrouwt op externe ratings, en een gebrek aan verantwoording van kredietratingbureaus voor hun ratings. De rol van deze bureaus in de regulering van de mondiale financiële markt moet dringend herzien worden en er moeten doeltreffende oplossingen gevonden worden om het gebrek aan mededinging voor die bureaus te verhelpen. Voorts is het van essentieel belang om de gevallen van belangenverstrengeling in dit bedrijfsmodel te evalueren.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Kredietratingbureaus beoordelen drie sectoren, namelijk de overheidssector, bedrijven en gestructureerde financiële instrumenten, en hebben een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van de financiële crisis door gestructureerde financiële instrumenten foute ratings te geven die in de loop van de crisis gemiddeld drie à vier niveaus lager moesten worden bijgesteld. Verordening (EG) nr. 1060/2009 was de eerste reactie op de financiële crisis en pakt reeds de meest dringende kwesties aan door kredietratingbureaus aan toezicht en regelgeving te onderwerpen. Ik hoop echter dat de ratingbureaus verplicht zullen worden om transparanter te werk te gaan. Het ontbreken van zekerheid op het gebied van de regelgeving in deze sector brengt de goede werking van de financiële markten van de EU in gevaar en er moet derhalve van de Commissie worden verlangd om, alvorens met verdere wijzigingen van Verordening (EG) nr. 1060/2009 te komen, naar behoren vast te stellen welke leemten het nieuwe kader kent en te voorzien in een effectbeoordeling van het aantal beschikbare alternatieven om deze leemten op te vullen, met inbegrip van de mogelijkheid van verdere wetgevingsvoorstellen. De kredietratingsector heeft verscheidene problemen, waarvan de belangrijkste het gebrek aan mededinging, oligopolistische structuren en het gebrek aan verantwoordingsplicht en transparantie zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) De laatste twee jaar hebben duidelijk uitgewezen dat kredietratingbureaus geen geloofwaardigheid meer hebben. Toch kunnen ze ongestoord doorgaan met hun praktijken, die in het bijzonder gevaarlijk zijn voor de landen met de meest fragiele economieën. De kredietbeoordelaars zijn afhankelijk van het financiële systeem, maar hebben tegelijkertijd veel belang bij hun eigen beoordelingen. Ze leven vooral van een buitensporige stimulatie van krediet en de kapitalistische financiële speculaties. Deze bureaus zijn een duidelijke exponent van de 'financialisering' van de economie – die niet leidt tot een groei van de productieactiviteit – en spelen een centrale rol in de ontwikkelingsstrategie van het neoliberalisme, dat immer op zoek is naar hogere winsten die met de werkelijke productie niet bereikt kunnen worden vanwege de welbekende dalende winsten.

Hoewel in het verslag enige kritiek is op de werkwijze van deze bureaus, wordt er eigenlijk nergens diep op de situatie ingegaan en is er geen voorstel voor openbaar toezicht op de financiële sector omdat men de belangen van grote economische en financiële partijen niet wil schaden. Dit is het voornaamste probleem. Daarom dringen wij aan op een effectieve regulering van de financiële sector waarmee een einde gemaakt wordt aan de liberalisering van het kapitaalverkeer, aan de belastingparadijzen, aan derivaten en aan de werkwijze van de kredietratingbureaus.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) We weten – de realiteit heeft het tenslotte uitgewezen – dat de kredietratingbureaus niet betrouwbaar zijn. Toch kunnen ze ongestoord doorgaan met hun praktijken, die in het bijzonder gevaarlijk zijn voor de landen met de meest fragiele economieën. De kredietbeoordelaars zijn afhankelijk van het financiële systeem, maar hebben tegelijkertijd veel belang bij hun eigen beoordelingen. Ze leven vooral van een buitensporige stimulatie van krediet en de kapitalistische financiële speculaties.

Deze bureaus zijn een exponent van de 'financialisering' van de economie – die niet leidt tot een groei van productieactiviteit – en spelen een centrale rol in de ontwikkelingsstrategie van het neoliberalisme, dat immer op zoek is naar hogere winsten die met de werkelijke productie niet bereikt kunnen worden vanwege de welbekende dalende winsten.

Hoewel in het verslag enige kritiek is op de werkwijze van deze bureaus, wordt er eigenlijk nergens diep op de situatie ingegaan en wordt er geen voorstel gedaan voor openbaar toezicht op de financiële sector omdat men de belangen van grote economische en financiële partijen niet wil schaden.

Daarom dringen wij aan op een effectieve regulering van de financiële sector waarmee een einde gemaakt wordt aan de liberalisering van het kapitaalverkeer, aan de belastingparadijzen, aan derivaten en aan de werkwijze van de kredietratingbureaus. We hebben een ander belastingbeleid nodig dat bijdraagt aan economische ontwikkelingen, sociale rechtvaardigheid en evenwichtige overheidsbegrotingen zodat er een einde komt aan belastingvoordeel door belastingparadijzen, en wordt bijgedragen aan de invoering van de belasting van winsten op de beurs en de invoering van een extra belasting op de winsten van grote economische en financiële partijen.

 
  
MPphoto
 
 

  Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk.(SK) Dit verslag verwijst naar een paar zeer belangrijke kwesties inzake de kredietbeoordeling, waaronder onvoldoende concurrentie, oligopolistische structuren en een gebrek aan verantwoordelijkheid en transparantie, vooral bij de beoordeling van de staatsschuld. Ik acht het daarom van essentieel belang dat er stappen worden gezet op weg naar de oprichting van een Europese kredietbeoordelingsinstelling die zich zou moeten inzetten voor een nieuw kredietbeoordelingsmodel en de voorwaarden zou moeten scheppen voor de ontwikkeling van echt concurrentievermogen.

 
  
MPphoto
 
 

  Pat the Cope Gallagher (ALDE), schriftelijk. (GA) Het zou een goede zaak zijn als kredietratingbureaus in de toekomst meer verantwoording zouden moeten afleggen. Het is een feit dat de bureaus de hoogst mogelijke rating hebben toegekend aan tal van complexe financiële instrumenten die later giftig zijn gebleken. Het verslag moedigt de marktdeelnemers aan om meer en betere risicobeoordelingen uit te voeren, zodat zij niet te veel op kredietratingbureaus hoeven te vertrouwen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk.(FR) De markt voor kredietratings, die soms wettelijk verplicht zijn gesteld, is zo goed als volledig in handen bij drie grote Amerikaanse bedrijven. De sector openstellen voor concurrentie, of een Europees openbaar bureau oprichten, doet niets af aan de perversiteit van dit stelsel.

Het is nu gekker dan ooit. Niemand weet meer welke markten of bureaus de reacties van de andere bepalen; of dat de slechte rating van een land ertoe leidt dat er paniek uitbreekt over een staatsschuld, of dat juist de cynische speculatie tot een slechte rating leidt; of dat een goede rating het bezit van bepaalde activa beïnvloedt, of dat, omdat de ratings goed zijn en men ze wil bezitten, de activa goed aangeschreven staan. Nauw toezien op de activiteiten van de bureaus is het enige wat we kunnen doen en dat is natuurlijk onvoldoende. Ondanks de herhaalde kritiek waaraan de bureaus in Europa en de Verenigde Staten blootstaan, heeft hun reputatie daaronder niet echt geleden. Wanneer zij juridisch en zelfs financieel aansprakelijk worden gesteld voor hun fouten en onbezonnen beoordelingen, zal dat waarschijnlijk wel invloed hebben. Maar nogmaals, zolang het stelsel niet fundamenteel wordt gewijzigd in plaats van te proberen het met wat lapwerk in stand te houden, wordt er niets opgelost.

 
  
MPphoto
 
 

  Roberto Gualtieri (S&D), schriftelijk.(IT) De aanneming van het verslag-Klinz, waarin om efficiënte regelgeving voor de ratingbureaus wordt gevraagd, is voor het Europees Parlement een nieuwe stap richting een grotere transparantie van de financiële markten. Het is belangrijk dat we de huidige problemen in deze sector oplossen: het gebrek aan concurrentie, het overmatige vertrouwen in de ratings, en de lage betrouwbaarheid van de ratings.

Het verzoek van het Europees Parlement aan de Commissie om te overwegen een onafhankelijk Europees bureau op te richten, dat ook verantwoordelijk kan zijn voor de staatsschuldratings, is wat dat betreft veelzeggend. Bij de hervormingen die op dit moment gaande zijn, en die in het najaar gereed zullen zijn, zal het ook van belang zijn om de rol van de bureaus in de rating van de staatsschulden te herzien, omdat het onverantwoordelijke gedrag van de bureaus vaak tot speculaties leidt, waar uiteindelijk vooral de Europese belastingbetaler de dupe van wordt.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik ben ingenomen met dit verslag omdat de kredietratingindustrie verscheidene problemen heeft, waarvan de belangrijkste de oligopolistische structuren en het gebrek aan mededinging, verantwoordingsplicht en transparantie zijn. Een probleem van de dominante ratingbureaus is met name het betalingsmodel en het voornaamste probleem van het regelgevingsstelsel is een overmatig vertrouwen in externe kredietratings. Zoals u weet, beoordelen kredietratingbureaus drie verschillende sectoren: de openbare sector, bedrijven en gestructureerde financiële instrumenten. Er ontstaat een inherent belangenconflict als marktdeelnemers interne kredietrisicobeoordelingen ontwerpen voor hun eigen wettelijke kapitaalvereisten. Daarom moeten de toezichthouders meer verantwoordelijkheden, capaciteit, bevoegdheden en middelen krijgen om de geschiktheid van de interne modellen te kunnen monitoren, beoordelen en surveilleren en prudentiële maatregelen te kunnen opleggen. Ik ben van oordeel dat kredietratings moeten dienen om de markt meer informatie te verschaffen, zodat beleggers een consistente beoordeling van de kredietrisico's in verschillende sectoren en landen krijgen en acht het belangrijk gebruikers in staat te stellen kredietratingbureaus kritisch onder de loep te nemen. In dit verband is het noodzakelijk te benadrukken dat grotere transparantie bij hun activiteiten een centrale rol speelt. Ik meen stellig dat wij de oprichting van nieuwe kredietratingbureaus moeten steunen en tegelijkertijd concurrentieverstoring moeten voorkomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. (IT) De resolutie waarover we vandaag hebben gestemd bevat een reeks maatregelen om de huidige afhankelijkheid van het uiterst kleine aantal ratingbureaus te verkleinen. Onder die maatregelen valt een groter en nauwkeuriger gebruik van de interne kredietrating, in het bijzonder door de grote financiële instellingen die in staat zijn zelf het risico te beoordelen, maar ook het vergroten van de concurrentie. Tijdens de beginstadia heeft dit onderwerp ons zonder twijfel enigszins verdeeld, maar uiteindelijk zijn we het op veel punten eens geworden. Ook voor wat betreft transparantie, en ik sta achter het voorstel om elk geregistreerd kredietratingbureau jaarlijks een evaluatie van zijn vorige kredietratingprestaties te laten verrichten en deze informatie in een verantwoordingsverslag aan de toezichthouder te laten verzamelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Olle Ludvigsson (S&D), schriftelijk. (SV) Wij, Zweedse sociaaldemocraten, steunden vandaag het verzoek aan de Commissie om in detail de voorwaarden te bestuderen voor de oprichting van een Europese Stichting voor kredietrating of een openbaar Europees kredietratingbureau. We zien in dat een vanuit politieke hoek opgezet kredietratingbureau een manier kan zijn om de grote particuliere bureaus onder druk te zetten. Tezelfdertijd zien we de potentiële problemen. Daarom zou het nuttig zijn om aan de hand van een gedetailleerd onderzoek een beter beeld te krijgen van de voor- en nadelen van zo'n orgaan. Om deze kwestie verder te bespreken, moeten we over betere kennis ter zake beschikken.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd. De recente financiële crisis heeft aan het licht gebracht dat er in de kredietratingsector drie kernproblemen zijn: gebrek aan mededinging, overmatig vertrouwen in externe ratings bij het regelgevingsstelsel en gebrek aan verantwoording bij kredietratingbureaus. Het verslag geeft manieren aan om al deze problemen aan te pakken.

 
  
MPphoto
 
 

  Clemente Mastella (PPE), schriftelijk. (IT) De recente financiële crisis heeft drie grote problemen op het gebied van kredietratingbureaus aan het licht gebracht: een gebrek aan mededinging, te wijten aan het gebrek aan belang van de ratingbureaus op de wereldwijde kapitaalmarkten, evenals aan het feit dat ze niet kunnen concurreren, met name in het geval van wettelijke normen; een regelgevingskader dat overmatig vertrouwt op externe ratings, zoals bij het formuleren van normen, wetten en regelgeving het geval is (bijvoorbeeld het toenemende gebruik van externe ratings voor het vaststellen van wettelijke kapitaalvereisten), waarbij ook de Centrale Bank vertrouwt op de externe kredietratings; en tot slot een gebrek aan verantwoording van kredietratingbureaus voor hun ratings, waarvoor de rapporteur voorstelt om de oprichting van een netwerk van Europese kredietratingbureaus in de hand te werken. Wat dat betreft vinden wij dat meer informatie aan investeerders moet worden bekendgemaakt, dat marktdeelnemers slechts in een gestructureerd financieel instrument zouden mogen investeren als zij kunnen aantonen dat zij het daaraan verbonden kredietrisico begrijpen en kunnen beoordelen. Wij staan tot slot achter de mogelijkheid om een volledig onafhankelijke Europese Stichting voor kredietrating op te richten.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) In deze hypocriete tekst wordt beweerd dat het grootste probleem met de kredietratingbureaus is dat ze de concurrentie belemmeren. Als oplossing voor het 'overmatige vertrouwen' van de banken in deze bureaus wordt gegeven dat de banken zelf de risico’s gaan beoordelen. Ja, ja, banken die de soberheid moeten gaan meten! Als ze daartoe niet in staat zijn, mogen ze de minst gunstige rating toepassen om zichzelf zo goed mogelijk te beschermen. Het probleem is niet de bescherming van de belangen van de banken, maar bescherming van het algemeen belang. Het volk komt weer eens op de laatste plaats bij de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Kredietratingbureaus dienen verscheidene nuttige doelen: zij verzamelen informatie over de kredietwaardigheid van emittenten, zij bieden emittenten toegang tot wereldmarkten en binnenlandse markten, verminderen de kosten van informatie en vergroten het potentiële aantal ontleners zodat de markten meer liquiditeit krijgen. De recente financiële crisis heeft echter drie grote problemen in de sector aangetoond: een gebrek aan mededinging, een regelgevingskader dat overmatig vertrouwt op externe ratings, en een gebrek aan verantwoording van kredietratingbureaus voor hun ratings. We moeten echter de eventuele maatregelen in gedachten houden. Deze maatregelen moeten aan de nodige effectbeoordelingen en toetsing worden onderworpen zodat er geen haastige beslissingen worden genomen die contraproductief zouden kunnen zijn en die extra hinderpalen voor markttoegang zouden opwerpen en een risico van conservatievere ratings zouden inhouden, met alle gevolgen van dien voor de reële economie en de kredietverstrekking. We moeten deze sector in een wereldwijd perspectief zien aangezien het om een echt wereldwijde sector gaat waaraan een wereldwijde kapitaalmarkt ten grondslag ligt. Het is dan ook belangrijk de ontwikkelingen in de VS in de gaten te houden.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Dit initiatiefverslag stelt de voornaamste problemen aan de orde die op dit moment bij de kredietratingsector spelen, waarvan de belangrijkste zijn het gebrek aan mededinging, oligopolistische structuren en het gebrek aan verantwoordingsplicht en transparantie, met name voor wat betreft de rating van staatsschulden. Ik ben van mening dat dit verslag op een zeer passend moment komt. We moeten ons best doen om ervoor te zorgen dat de gebeurtenissen die in Griekenland hebben plaatsgevonden zich niet herhalen. Ik heb voor gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) Ratingbureaus moeten informatie over kredietkwaliteiten geven. Tot op heden hebben deze bureaus echter een weinig roemrijke reputatie hebben opgebouwd. Zo was er bijvoorbeeld al tijdens de financiële crisis in de jaren dertig kritiek op het feit dat ze zo laat ingrepen. Ook de dubieuze financiële constructies op de Amerikaanse onroerendgoedmarkt hebben de deskundigen bij de ratingbureaus niet als risico gezien. Net als bij hoge staatsschulden reageerden ze pas toen het wantrouwen van investeerders was gewekt, en toen dermate hard dat de financieringsproblemen van afzonderlijke landen verergerden. Als de Griekse onregelmatigheden op de markt net zo bekend waren als de Goldman-Sachs-swap ter verdoezeling van schulden en het gebruikelijk was dat Athene zijn begrotingsgegevens herzag op het moment dat een nieuwe regering het roer overnam, en de landen toch een goede rating kregen, maar nu plotseling met de wereldwijde financiële en economische crisis dusdanig scherp gereageerd wordt dat er faillissementen worden uitgelokt en intussen ook die landen worden afgestraft waarvan de banken landen ondersteunen die dreigen om te vallen, en tegelijkertijd veel geld wordt ingezet op het faillissement van landen, dan is het hele systeem goed ziek. Het onderhavige voorstel kan slechts een eerste stap in de juiste richting zijn; daarom heb ik voor gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Franz Obermayr (NI), schriftelijk. (DE) Ik vind de acties van ratingbureaus tot nu toe over het algemeen nogal dubieus. Niet alleen dat zij risico’s niet tijdig onderkennen – zie de Amerikaanse onroerendgoedmarkt – maar vaak verergeren ze de situatie nog nadat een crisis is uitgebroken. Het kan niet zo zijn dat particuliere Amerikaanse ratingbureaus willekeurig over de kredietwaardigheid van Europese landen beslissen. Het verslag is een stap in de richting van strenger toezicht op ratingbureaus; daarom heb ik voor het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik verwelkom deze resolutie over de toekomstperspectieven van kredietratingbureaus. De kredietratingindustrie kampt maar al te vaak met problemen die te wijten zijn aan oligopolistische structuren en een gebrek aan mededinging, verantwoordingsplicht en transparantie. Daarom moet de Commissie de mogelijkheid overwegen om een volledig nieuwe en onafhankelijke Europese Stichting voor kredietrating op te richten die het recht heeft om deel te nemen aan de beslissingen over soevereine schuldratings en kredietratingbureaus. Het management, het personeel en de bestuursstructuur van de nieuwe Europese Stichting voor kredietrating moeten volledig onafhankelijk en autonoom zijn. Ik verwelkom het voorstel om de civielrechtelijke aansprakelijkheid van kredietratingbureaus in geval van zware nalatigheid of slecht beheer op consistente wijze in de hele Europese Unie vast te stellen. Verder moeten de toezichthouders meer verantwoordelijkheden, capaciteit, bevoegdheden en middelen krijgen om de geschiktheid van de interne modellen te kunnen monitoren, beoordelen en surveilleren, prudentiële maatregelen te kunnen opleggen en onderzoeken en inspecties te kunnen uitvoeren. Het is bijzonder belangrijk om gelijke spelregels voor kredietratingbureaus te creëren door de mededinging, transparantie, openstelling van de markt en stabiliteit te stimuleren.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. (IT) Kredietratingbureaus leveren belangrijk werk omdat zij betrouwbaarheid en stabiliteit waarborgen. Daarom is het noodzakelijk regels en criteria vast te stellen voor hun beoordelingen en hun onpartijdigheid. Ik heb voor het verslag van de heer Klinz gestemd omdat ik het cruciaal acht dat de Europese Unie beschikt over toereikende regels die de invloed van de ratings op het financiële en economische systeem onder controle houden. Ondanks de normatieve leegte op dat gebied en het feit dat dergelijke bureaus in staat zijn om de economie van de lidstaten zo te beïnvloeden dat ze in een crisis belanden, is dit verslag een eerste stap richting een nieuwe regelgeving voor de ratingbureaus, gezien de recente goedkeuring van de nieuwe verordening van de Commissie over de ratingbureaus.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor het verslag gestemd over de kredietratingbureaus omdat ik het er mee eens ben dat er dat paal en perk moet worden gesteld aan verstoringen van de mededinging die het gevolg zijn van de usance dat kredietratingbureaus marktdeelnemers beoordelen terwijl zij tegelijkertijd orders van hen ontvangen. Ik vind dat de Commissie nauwkeurig moet onderzoeken of er eventueel alternatieve instrumenten kunnen worden gebruikt om het kredietrisico te meten. Het is van fundamenteel belang dat de Europese Autoriteit voor effecten en markten haar toezichtbevoegdheden doeltreffend kan uitoefenen en het recht heeft om onaangekondigde onderzoeken en inspecties ter plaatse te verrichten en dat bij de uitoefening van haar toezichtbevoegdheden de personen tegen wie een procedure loopt, de gelegenheid moet worden gegeven te worden gehoord om hun recht op verdediging te eerbiedigen. Ik ben het ook eens met het verzoek aan de Commissie om een gedetailleerde effectbeoordeling en haalbaarheidsstudie te verrichten van de kosten, baten en mogelijke beheersstructuur van een volledig onafhankelijke Europese Stichting voor kredietrating, die haar expertise in alle drie de ratingsectoren ontwikkelt.

 
  
MPphoto
 
 

  Miguel Portas (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Hoewel dit verslag een aantal positieve kanten heeft, is men er niet in geslaagd om een openbare en onafhankelijke Europese Stichting voor kredietrating in te stellen. Integendeel, de meerduidigheid waarmee het geschreven is, toont aan dat er met overheidsgeld opnieuw een privé-agentschap is opgezet. In het verslag wordt ook niet vermeld dat de beoordeling van staatsschuld bij de kredietratingbureaus wordt weggehaald, de belangrijkste maatregel die op dit gebied ingezet kan worden om speculatie met de euro tegen te gaan. Verder had in het verslag een verzoek aan de Commissie moeten staan om de mogelijkheid te bestuderen om de Europese Autoriteit voor effecten en markten alle 'gestructureerde financiële producten' vooraf te laten goedkeuren. Om deze redenen stem ik tegen.

 
  
MPphoto
 
 

  Fiorello Provera (EFD), schriftelijk.(IT) Met deze maatregel geven wij eindelijk onze steun aan het verbeteren van de werkzaamheden van de ratingbureaus en aan een grotere transparantie, integriteit, verantwoordelijkheid, onafhankelijkheid en betrouwbaarheid. Hoewel we de rol van de bureaus bij het leveren van informatie en het bevorderen van de liquiditeit van de markten erkennen, is het inmiddels duidelijk dat de deelnemers aan de financiële markten een overmatig vertrouwen hebben gesteld in de oordelen van de bureaus, en dat hun handelen heeft bijgedragen aan het ontstaan van de financiële crisis. Er bestaat overmatig vertrouwen in externe kredietratingbureaus en er heerst een oligopolie in de sector. Daarom ben ik voor de oprichting van een onafhankelijke Europese Stichting voor kredietrating, die bevoegd is voor beoordelingen in de overheidssector, van bedrijven en van de gestructureerde financiële instrumenten.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) De huidige financiële crisis heeft aangetoond dat de kredietratingbureaus gereguleerd moeten worden. De recente gebeurtenissen hebben duidelijk gemaakt waar de fouten lagen in de handelswijze van de kredietratingbureaus waardoor hun status als certificeerder van de instanties die ze beoordelen, namelijk bedrijven, de overheidssector en gestructureerde financiële instrumenten, kan worden bijgesteld. Aangetoond is dat de kredietratingbureaus een belangrijke rol spelen bij het voorkomen van discrepanties tussen de informatie die investeerders krijgen. Aan de andere kant was er een overmatig vertrouwen in de beoordelingen van deze bureaus, wat in grote mate heeft bijgedragen aan de verscherping van de financiële crisis. Het is daarom dringend noodzakelijk dat er een nieuw reguleringsmodel komt waarmee de afhankelijkheid van kredietratingbureaus teruggedrongen wordt. De oplossing moet worden gezocht in de volgende zaken: maatregelen die de afhankelijkheid inperken van de Europese Centrale Bank van informatie van externe partijen, verbetering van de expertise van de regelgevers en toezichthouders, op gang brengen van de discussie over de oprichting van de Europese Stichting voor kredietrating, vermeerdering van de beschikbare informatie voor investeerders (waarmee de macht van de kredietratingbureaus wordt ingeperkt) en bijvoorbeeld versterking van instrumenten voor de verantwoordingsplicht ten overstaan van de burger.

 
  
MPphoto
 
 

  Crescenzio Rivellini (PPE), schriftelijk. (IT) Ik wil de heer Klinz feliciteren met het uitstekende werk dat hij heeft verricht. Ik spoor de ratingbureaus aan duidelijkheid te verschaffen over de manier waarop zij staatsschuldratings ijken, en wil de sector vragen welke methoden worden gebruikt en waarom de ratings afwijken van de voorspellingen van de belangrijkste internationale financiële instellingen. Een ander controversieel punt betreft de te gebruiken structuur om op Europees niveau tegengewicht te bieden aan de drie grootste ratingbureaus, die te dominant worden bevonden in Europa. Daarom spoor ik de Commissie aan een gedetailleerde evaluatie te maken van de eventuele oprichting van een compleet onafhankelijke stichting voor kredietrating, met initiële middelen voor maximaal vijf jaar activiteit.

Tot slot is het uiterst belangrijk dat we de mogelijkheden onderzoeken om de ratingbureaus civielrechtelijk aansprakelijk te maken voor de beoordelingen die zij geven, en ik vraag de Commissie om aan te geven op welke manieren de ratingbureaus wettelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld door de lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik ben voor. Ratings van kredietratingbureaus dienen verscheidene nuttige doelen, zij verzamelen informatie over de kredietwaardigheid van emittenten in een wereldwijde omgeving met asymmetrische informatie tussen schuldemittenten en investeerders, zij bieden emittenten toegang tot wereldmarkten en binnenlandse markten, verminderen de kosten van informatie en vergroten het potentiële aantal investeerders. Op die manier verschaffen zij liquiditeit aan de markten en helpen zij prijzen vaststellen. Door de ontwikkelingen in het regelgevingsstelsel zijn deze 'tussenhandelaars in informatie' echter feitelijk 'vergunninggevers' geworden. De recente financiële crisis heeft drie grote problemen in de sector aan het licht gebracht: een gebrek aan mededinging, een regelgevingsstelsel dat overmatig vertrouwt op externe ratings, en een gebrek aan verantwoording bij kredietratingbureaus voor hun ratings.

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk.(IT) Het eerste oogmerk van de resolutie die vandaag is aangenomen, is het hele systeem voor zover mogelijk en binnen een realistisch tijdsbestek minder afhankelijk te maken van externe kredietratings. Externe ratings spelen een uiterst belangrijke rol als startsein voor het degraderen van "investment grade" tot "sub investment grade". In een goed functionerende, concurrerende markt volstaat reputatie om de kwaliteit van kredietratings te garanderen. Aangezien de huidige structuur echter oligopolide is, bevinden kredietratingbureaus zich op een intrinsiek "gegarandeerde markt".

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Salavrakos (EFD), schriftelijk. (EL) Ik heb voor het verslag van de heer Klinz gestemd omdat ik van mening ben dat de daarin voorgestelde maatregelen voor de aanpak van de problemen in de kredietratingsector de juiste richting uit gaan. Deze diensten oefenen een enorme invloed uit en de resultaten van hun activiteiten kunnen rampzalig zijn voor de door hen beoordeelde lidstaten en organisaties, zoals ook glashelder is gebleken tijdens de recente financiële crisis. Het is absoluut noodzakelijk dat er transparante regels komen voor de werking van deze bureaus, dat deze de door hen gevolgde beoordelingsprocedures bekend maken en rekenschap en verantwoording afleggen. Het is onaanvaardbaar dat de door hen beoordeelde diensten en organisaties overgeleverd zijn aan hun besluiten. De drie belangrijkste kredietratingbureaus beoordelen 95 procent van de economische activiteiten. Wij hebben het dus over een monopolie, met alle nadelige gevolgen van dien. Wij vragen om transparantie, beperking van de illegale activiteiten, rekenschap en verantwoording, beoordeling van deze bureaus door onafhankelijke organen die onpartijdigheid en een strikte toepassing van de regels kunnen waarborgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Antolín Sánchez Presedo (S&D), schriftelijk. (ES) Ik steun het verslag-Klinz om het hervormingsproces van de kredietratingbureaus te bevorderen. Waar het eerste wetgevingsinitiatief deze bureaus onderwierp aan toezicht en regelgeving en het tweede opheldering gaf over de macht van de toezichthouder, de Europese Autoriteit voor effecten en markten (EAEM), beoogt deze resolutie het overmatig vertrouwen in externe kredietratings te beperken, de industrie te structureren in een concurrerend kader en de bedrijfsmodellen te verbeteren in lijn met de criteria van het Forum voor financiële stabiliteit.

In de definitieve tekst zijn mijn amendementen overgenomen. Met die amendementen wilde ik de capaciteit van de toezichthouders versterken, op mondiaal niveau een evenwichtig speelveld promoten, de concurrentie verhogen door rating shopping te vermijden en standaardprocedures vaststellen voor het verspreiden van informatie. Op het gebied van de staatsschuld heb ik ervoor gepleit dat de ratingbureaus procycliciteit zouden vermijden bij hun werkzaamheden en rekening zouden houden met de prognoses van de belangrijkste internationale financiële instellingen. Ook heb ik bij de Commissie verzocht om voorstellen voor hervorming van de betalingsmodellen en aansprakelijkheidsstelling bij wangedrag.

Ten slotte ben ik zeer verheugd over het feit dat in het verslag de mogelijkheid wordt overwogen een onafhankelijk Europees ratingbureau en een Europese stichting op te richten.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik steun dit verslag, dat erkent dat er in het geval van kredietratingbureaus sprake is van een gebrek aan verantwoording, mededinging en transparantie, met name voor wat betreft staatsschulden. Er moet meer worden gedaan op EU- en mondiaal niveau om ervoor te zorgen dat de financiële zekerheid van de EU niet in gevaar wordt gebracht door roekeloze praktijken.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. (PT) Kredietratingbureaus worden geacht tussenhandelaars in informatie te zijn die informatieasymmetrieën op de kapitaalmarkten verminderen en de toegang tot de wereldmarkt vergemakkelijken door de kosten van informatie te verminderen en het aantal potentiële ontleners en investeerders te vergroten, waarmee ze markten liquiditeit en transparantie verschaffen en prijzen helpen vast te stellen.

Deze bureaus zorgen echter voor een aantal problemen, met name wat betreft het gebrek aan mededinging, hun oligopolistische structuren, het overmatige vertrouwen dat ze krijgen en het gebrek aan transparantie en verantwoordingsplicht. Deze zaken worden steeds belangrijker, vooral als het gaat om lidstaten die in hun precaire economische en financiële situatie tevens te kampen hebben met terugkerende, volatiele ratings van verscheidene nationale instellingen.

Voor het toekomstperspectief is het wenselijk dat de rol van deze bureaus, wier belang niet mag worden genegeerd, wordt ingeperkt. Ik steun daarom het voorstel van het Parlement om de Commissie op te roepen een effectbeoordeling en studie te verrichten van de kosten, baten en mogelijke beheersstructuur van een Europese Stichting voor kredietrating die expertise heeft in alle drie de ratingsectoren: de overheidssector, de bedrijven en de financieringsinstrumenten.

 
  
MPphoto
 
 

  Derek Vaughan (S&D), schriftelijk. − (EN) Dit verslag zal ervoor zorgen dat kredietratingbureaus deze zomer door de nieuwe Europese toezichthoudende Autoriteit voor effecten en markten aan scherper toezicht worden onderworpen, hetgeen een belangrijk instrument zal blijken om ervoor te zorgen dat de laissez faire-houding die voorheen ten opzichte van leningen bestond geen stand meer kan houden in de nasleep van de financiële crisis. Kredietratingbureaus kregen vergoedingen, van financiële instellingen voor het toekennen van ratings aan hun producten, en van de daaruit voortvloeiende verkoop van die producten. Deze belangenverstrengeling betekende dat bureaus complexe financiële instrumenten graag hoge ratings gaven, wat tot zelfgenoegzaamheid leidde bij investeerders die deze producten kochten. Er waren ook bureaus die bedrijven adviseerden hoe zij hun producten met een hoger risico als producten met een laag risico konden voordoen. Door deze misleidende praktijk bleken deze producten gevaarlijker te zijn dan hun rating aangaf, hetgeen enorme verliezen tot gevolg had voor investeerders, waaronder pensioengerechtigden in heel Wales.

 
  
MPphoto
 
 

  Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. (DE) In het kader van de wereldwijde financiële en economische crisis zijn ratingbureaus, en vooral hun actieve rol in de nog voortdurende crisis kritisch onder de loep genomen. Daarbij werden het gebrek aan mededinging, de te grote afhankelijkheid van externe kredietratings en het gebrek aan aansprakelijkheid van de sector als kernproblemen aangewezen. De rapporteur adviseert daarom te onderzoeken of een werkelijk onafhankelijk, Europees ratingbureau moet worden opgezet, waarbij de nieuwe Europese Stichting voor kredietrating financieel onafhankelijk moet zijn. Gezien de verstrekkende gevolgen van ratings is een intensieve bemoeienis met deze branche onvermijdelijk. Daarom heb ik voor het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Iva Zanicchi (PPE), schriftelijk. (IT) De recente financiële crisis heeft drie grote problemen in de sector aan het licht gebracht: een gebrek aan mededinging, een regelgevingskader dat overmatig vertrouwt op externe ratings, en een gebrek aan verantwoording van kredietratingbureaus voor hun ratings. Ik heb voor het verslag van de heer Klinz gestemd omdat ik het een interessant en verstandig idee vind om een volledig onafhankelijke Europese Stichting voor kredietrating op te richten.

 
  
  

Verslag: Richard Falbr (A7-0172/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk.(PT) Ik heb voor dit verslag gestemd. Het wordt tijd dat we inzien dat de internationale sociale wetgeving zowel binnen als buiten het Europees grondgebied niet altijd wordt gerespecteerd. Niet-naleving van die normen houdt een vorm van sociale en milieudumping in die ten koste gaat van Europese bedrijven en werknemers. Ik hoop dat dit verslag ertoe bij zal dragen dat de centrale normen van de Internationale Arbeidsorganisatie meer gezag zullen krijgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. – (LT) Ik heb ingestemd met deze resolutie over de externe dimensie van het sociaal beleid, ter bevordering van arbeids- en sociale normen en de sociale verantwoordelijkheid van Europese ondernemingen. Er moet worden benadrukt dat de externe dimensie van het sociaal beleid EU-activiteiten en initiatieven omvat die erop gericht zijn de arbeids- en sociale normen in derde landen te bevorderen. Dat betekent een kans voor mannen en vrouwen op waardig en productief werk in een situatie van vrijheid, gelijkheid, veiligheid en waardigheid. Door internationale arbeidsnormen moet in de eerste plaats de ontwikkeling van mensen als menselijke wezens worden gewaarborgd. Mensen zijn geen goederen over de prijs waarvan kan worden onderhandeld. Werk vormt deel van ons dagelijks leven en het is van doorslaggevende betekenis voor de waardigheid, het welzijn en de ontwikkeling van een persoon. De EU heeft een goede reputatie wat betreft de internationale dialoog over sociale vraagstukken. In dit opzicht wordt zij beschouwd als een gevoelige en vertrouwde partner. Dit moet gebruikt worden ter verwezenlijking van de door de EU gestelde hogere doelen. Eén hiervan is de totstandbrenging van een samenhangende, geïntegreerde en professionele aanpak door de EU van de externe dimensie van het sociaal beleid. De sleutelrol wordt gespeeld door de coördinatie binnen het Europees Parlement, maar eveneens met de Europese Commissie en de onlangs opgerichte Dienst voor extern optreden.

 
  
MPphoto
 
 

  Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. – (RO) De externe dimensie van het sociaal beleid omvat activiteiten en initiatieven van de Europese Unie die gericht zijn op bevordering van arbeids- en sociale normen in derde landen. De bescherming van economische en sociale rechten vormt een verplichting voor alle lidstaten die voortvloeit uit de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties.

Daarom moeten in de houding van alle lidstaten van de Europese Unie duidelijk de beginselen van het Europees sociaal model doorklinken wanneer sociale vraagstukken en samenwerking tussen de lidstaten in het geding zijn. Ik zou willen benadrukken dat het Europees sociaal model gelijke kansen biedt op het gebied van onderwijs, opleiding en arbeidsmarkt, en dat sociale diensten in gelijke mate beschikbaar zijn, en dat dit de voornaamste pijlers van het economische succes zijn.

Daarom moedig ik lidstaten aan zich sterk te maken voor de vrijheid van vereniging en collectieve onderhandeling, de uitbanning van gedwongen of verplichte arbeid, de uitbanning van discriminatie in arbeid en beroep en de afschaffing van kinderarbeid.

Ik heb voor deze ontwerpresolutie gestemd, omdat deze bijdraagt aan de waardigheid, het welzijn en de ontwikkeling van elk persoon. Deze waarden moeten de hoofddoelen van economische ontwikkeling zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Pino Arlacchi (S&D), schriftelijk. − (EN) Het verslag over de externe dimensie van het sociale beleid heeft betrekking op een prioriteit voor het sociale beleid van de EU. Het roept op tot de versterking van de centrale arbeidsnormen die zijn verankerd in de IAO-verdragen, waaronder de vrijheid van vereniging en collectieve onderhandeling, de uitbanning van gedwongen of verplichte arbeid, de uitbanning van discriminatie in arbeid en beroep en de afschaffing van kinderarbeid. Ik heb voor dit verslag gestemd omdat het tevens oproept tot een beleidsverandering, wereldwijd en in de EU, om de rechten van werknemers en de arbeidswetgeving beter toe te passen.

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk.(FR) Ik heb ingestemd met het verslag van onze collega, de heer Falbr, omdat ik vind dat de Unie de hoogste arbeids- en sociale normen moet bevorderen in derde landen om haar geloofwaardigheid in de internationale handel te behouden en om sterke betrekkingen aan te knopen met de belangrijkste handelspartners. De rapporteur adviseert een evenwichtige samenwerking met ngo’s en internationale organisaties om de ratificatie van verdragen te vereenvoudigen. Om met de Unie te kunnen onderhandelen, moeten derde landen de internationaal vastgestelde arbeidsnormen eerbiedigen.

 
  
MPphoto
 
 

  Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. (GA) Volgens de laatste lezing van de Internationale Arbeidsorganisatie met betrekking tot deze kwestie doen 115 miljoen kinderen gevaarlijk werk – een van de ergste vormen van kinderarbeid – dat een bedreiging vormt voor hun leven en gezondheid. Met de Werelddag tegen kinderarbeid van 12 juni in aantocht heb ik voor dit belangrijke verslag gestemd, dat op het goede moment komt. De bij de vrijhandelsovereenkomst betrokken partijen worden in het verslag uitgenodigd om zich, overeenkomstig de verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) over de fundamentele beginselen en rechten op het werk, te verbinden tot de opheffing van alle soorten dwangarbeid en tot de beëindiging van kinderarbeid.

Kinderarbeid en georganiseerde schendingen van de mensenrechten mogen niet worden genegeerd wanneer er handelsovereenkomsten worden besproken, en de EU moet tijdens handelsbesprekingen een krachtig standpunt innemen bij de bevordering van sociale zaken en arbeid en sociale normen.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) De externe dimensie van het sociale beleid omvat EU-activiteiten en initiatieven die erop gericht zijn de arbeids- en sociale normen in derde landen te bevorderen. De EU heeft zich niet alleen ten doel gesteld een expertisecentrum te worden op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemerschap (MVO), maar ook om MVO te bevorderen in haar buitenlands beleid. De niet-naleving van internationale sociale basisnormen houdt een vorm van sociale en milieudumping in die ten koste gaat van Europese bedrijven en werknemers. Ik ben het ermee eens dat het noodzakelijk is om de rol van de relevante internationale instellingen als de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), de Wereldhandelsorganisatie (WTO), de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de Verenigde Naties te versterken, en met deze instellingen samen te werken bij de formulering, uitvoering en bevordering van internationale sociale basisnormen.

 
  
MPphoto
 
 

  Regina Bastos (PPE), schriftelijk.(PT) Onze wereld is gemondialiseerd: de verschillende landen zijn via economische, sociale, culturele en politieke betrekkingen nauw met elkaar verbonden. Binnen de sfeer van de handelsbetrekkingen tussen de Europese Unie en derde landen bestaan echter wel enorme verschillen als het gaat om sociale bescherming en arbeidsvoorwaarden. De Europese Unie is op deze wereld een belangrijk handelspartner en heeft als onderhandelaar een belangrijke stem. Daarom moeten wij proberen derde landen aan te zetten strengere sociale en arbeidsnormen te hanteren. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd. Het wijst erop dat de EU een centrale rol kan spelen bij het doen naleven van de mensenrechten, inzonderheid het recht op waardig werk.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk.(FR) Het hebben van een homogene formule voor een sociale clausule die kan worden opgenomen in alle bilaterale handelsovereenkomsten is wat er wordt voorgesteld in het verslag dat we zojuist hebben aangenomen over de externe dimensie van het sociale beleid en de bevordering van arbeids- en sociale normen. Dit initiatief is in feite een stap in de goede richting. Gezien het feit dat er over het algemeen in vrijhandelsovereenkomsten nog maar weinig wordt gezinspeeld op de sociale normen, wordt in het verslag een aantal manieren genoemd, waaronder de sociale clausule, maar ook de naleving van de verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) – ongeacht of deze al dan niet al geratificeerd zijn door alle lidstaten! – en de versterking van de samenwerking tussen derde landen en lidstaten. De ontwikkeling van het concept van sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen is een ander interessant aspect van het verslag. Hoewel het momenteel een nuttig concept is, is het nog steeds op vrijwillige basis en dus voor verbetering vatbaar. Waarom zouden we, behalve het uitbreiden van het concept naar verschillende terreinen en het opnemen van MVO in ons handelsbeleid, dit op een dag niet bindend maken? Dat zou niet alleen meer betekenen dan het afgeven van een politiek signaal, maar het zou ook een grote stap voorwaarts zijn wat betreft de verwezenlijking van onze doelstellingen voor het sociale beleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de externe dimensie van het sociale beleid omvat initiatieven van de Unie gericht op de bevordering van de arbeids- en sociale normen in derde landen. Door arbeidsnormen te bepalen steunt de Europese Unie de kans voor burgers op werk in een situatie van vrijheid, gelijkheid, veiligheid en waardigheid. Gezien de huidige globalisering van de wereldeconomie vormen internationale arbeidsnormen de grondslag waarop de sociale en economische groei van een land moet worden gevestigd. China, India en andere opkomende economieën ontwikkelen zich tot steeds belangrijker actoren op het gebied van buitenlandse investeringen. Dit verschijnsel gaat echter gepaard met het risico dat deze landen, en vooral hun bedrijven, minder strenge arbeidsnormen zullen exporteren dan thans van kracht in de Unie. Ik vind daarom dat de Europese Unie zich waakzaam moet opstellen ten aanzien van derde landen die een handelsakkoord willen sluiten met de EU.

Het Europese midden- en kleinbedrijf is de belangrijkste partij bij de tenuitvoerlegging van de sociale normen. Volgens mij is het van fundamenteel belang om te beschikken over een duidelijke en eenduidige definitie van maatschappelijk verantwoord ondernemen die de huidige verscheidenheid van interpretaties verhindert en tegelijkertijd de voorwaarden vastlegt om de naleving ervan te controleren.

 
  
MPphoto
 
 

  Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. – (IT) Ik heb voor het verslag van collega Falbr gestemd. Enerzijds wijst hij op het strategische belang van maatschappelijk verantwoord ondernemen als motiveringsinstrument om de groei van ondernemingen te stimuleren en anderzijds benadrukt hij dat deze kwestie enkel op vrijwillige basis kan worden aangepakt. Ik ben het verder volledig eens met de kritische benadering van de rapporteur, die zijn afkeuring uitspreekt over het hypocriete gedrag van de Europese Unie die enerzijds een sociaal model bevordert waarin sociale rechten worden gerespecteerd en anderzijds handelsakkoorden afsluit met landen die de bescherming van werknemers niet naleven of voorzien.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb ingestemd met dit verslag omdat er nog steeds gevallen zijn waarin de verdragen en overeenkomsten van de Internationale Arbeidsorganisatie niet naar behoren of slechts gedeeltelijk ten uitvoer worden gelegd en waarin de beginselen van de sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen worden geschonden. Internationale arbeidsnormen zouden allereerst werknemersrechten moeten garanderen, omdat werk een deel van ons dagelijks leven vormt en van doorslaggevende betekenis is voor de waardigheid, het welzijn en de ontwikkeling van een persoon. De sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen zou net als sociale normen een bijdrage moeten leveren tot duurzame groei, maar ondernemingen zouden de dialoog met hun werknemers niet uit de weg moeten gaan en moeten behoorlijke werkgelegenheidsbetrekkingen respecteren en bevorderen, werknemersparticipatie aanmoedigen via raadpleging en voorlichting en collectief onderhandelen, beroepsvaardigheden en levenslang leren ontwikkelen, normen inzake veiligheid op het werk naleven, de gelijkheid van mannen en vrouwen bevorderen, een klimaat tot stand brengen waarin de sociale partners kunnen vooruitlopen op veranderingen die op de arbeidsmarkt hebben plaatsgevonden en deze kunnen sturen, met inbegrip van herstructureringen, de kwaliteit van het werk verbeteren, kwetsbare groepen werknemers zoals jongeren, ouderen, gehandicapten en migranten opnemen en beschermen. De Europese Unie moet daarom sancties en stimulansen in bilaterale en regionale overeenkomsten blijven toepassen om ervoor te zorgen dat de sociale bepalingen van de handelsovereenkomsten van de EU daadwerkelijk worden uitgevoerd. Verder is het heel belangrijk dat de regeringen zelf zich niet onttrekken aan hun verantwoordelijkheid het Europese sociale model te handhaven, omdat anders het gevaar bestaat dat de arbeidswetgeving en de stelsels van sociale zekerheid en de sociale diensten worden geprivatiseerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. – (RO) De externe dimensie van het sociaal beleid omvat activiteiten en initiatieven van de EU die gericht zijn op bevordering van arbeids- en sociale normen in derde landen. Hoewel aan het sociaal beleid door zowel de strategie van Lissabon als de Europa 2020-strategie meer nadruk dan ooit tevoren wordt gegeven, zijn mededingingsvermogen en economische factoren nog altijd belangrijker dan sociale vraagstukken. Centrale arbeidsnormen zijn verwerkt in de acht IAO-verdragen inzake de vrijheid van vereniging en collectieve onderhandeling, de uitbanning van gedwongen of verplichte arbeid, de uitbanning van discriminatie in arbeid en beroep, en de afschaffing van kinderarbeid.

Wil de EU met derde landen onderhandelen, moeten deze alle hierboven genoemde verdragen naleven. Dit is een voorwaarde zonder welke onderhandelingen met derde landen onmogelijk zijn. Het handelsbeleid kan niet voorbijgaan aan niet-naleving van de rechten van werknemers en de ontwikkeling van de maatschappij kan daarom pas doorgaan als deze nadelen zijn weggenomen.

De EU heeft een goede reputatie wat betreft de internationale dialoog over maatschappelijke vraagstukken. In dit opzicht wordt zij beschouwd als een gevoelige en vertrouwde partner. Dit moet gebruikt worden ter verwezenlijking van de door de EU gestelde hogere doelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Brzobohatá (S&D), schriftelijk. − (CS) Het verslag gaat over een in de huidige wereld uiterst belangrijk thema, te weten de rechten van werkenden. Zogeheten sociale dumping vormt een grote bedreiging voor werkenden omdat het hun rechten verregaand ondermijnt. Internationale bedrijven zijn de belangrijkste spelers als het om de tenuitvoerlegging van sociale normen gaat. Het is namelijk van cruciaal belang dat de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven duidelijk en eenduidig wordt vastgelegd, opdat zo een einde kan worden gebracht aan de huidige veelvoud aan interpretaties en er op dit vlak minimale verplichtingen kunnen worden vastgesteld, alsook manieren waarop de naleving ervan kan worden gehandhaafd. De gang naar de regio’s is bij vele bedrijven slechts ingegeven door het feit dat dit tijdelijk loont, veelal vanwege de goedkopere arbeid aldaar. Bedrijven weigeren over het algemeen om langdurige banden te smeden met een regio, dus ook om te delen in de gezamenlijke maatschappelijke verantwoordelijkheid in de regio. In het verslag wordt opgeroepen tot versterking van de fundamentele arbeidsnormen zoals die zijn neergelegd in de verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie, zoals vrijheid van vereniging en collectieve arbeidsonderhandelingen, afschaffing van gedwongen en verplicht werk, bestrijding van discriminatie op de werkvloer, alsook afschaffing van kinderarbeid. Het verslag roept op tot wijziging van het wereldbestuur en het EU-bestuur, teneinde de rechten van werknemers te beschermen en te zorgen voor betere arbeidsomstandigheden. De rapporteur is erin geslaagd het voorliggende verslag een scherpe sociale inslag te geven, reden waarom ik voorgestemd heb.

 
  
MPphoto
 
 

  John Bufton (EFD), schriftelijk. − (EN) Ik heb tegen de uitvoering van een externe dimensie van het sociale beleid gestemd dat de arbeids- en sociale normen en de sociale verantwoordelijkheid van Europese ondernemingen bevordert. De EU zou naar mijn mening namelijk geen sociale privileges moeten opleggen aan derde landen, hoe juist of nuttig deze hen ook lijken. Hoewel ik het belang erken van het hanteren van menselijke werkwijzen bij de behandeling van werknemers, heeft het sociale beleid in de EU al een aantal Britse instanties de vernieling in geholpen, en dit moet niet verder worden voortgezet. Een bepaalde mate van flexibiliteit en vrijheid is nodig bij het verwezenlijken van sociaal beleid, aangezien een beleid waarbij gebruik wordt gemaakt van pasklare oplossingen contraproductief kan zijn als het op nationaal niveau wordt toegepast. Om deze reden moet de EU niet trachten bevoegdheden te verkrijgen over het sociale beleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk.(PT) Ik ben ingenomen met de activiteiten en initiatieven van de EU die gericht zijn op de bevordering van arbeids- en sociale normen in derde landen. Gezien de huidige globalisering vormen internationale arbeidsnormen de grondslag die waarborgt dat de groei van de wereldeconomie aan iedereen ten goede komt. Ik sta achter het idee om derde landen die met de EU onderhandelen voorwaarden op te leggen met betrekking tot sociale waarden en de menselijke waardigheid. Door een dergelijk gesloten front te vormen kunnen we een succesvol buitenlands beleid voeren om zo op wereldschaal verbeteringen door te voeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Mário David (PPE), schriftelijk.(PT) De IAO speelt een cruciale rol in het internationale systeem, aangezien ze bijdraagt tot een consensus met betrekking tot arbeidsnormen. Een groot deel van deze belangrijke verworvenheden wordt door de lidstaten van de EU erkend. Er blijven echter verschillen bestaan tussen de arbeidswetgeving van de ontwikkelde landen en die van de zich ontwikkelende landen. Het is volgens mij van het grootste belang dat de EU de eigen wetgeving beter afstemt op die van derde landen, zeker als het gaat om onze belangrijkste handelspartners. Alleen zo kan er binnen de sfeer van de internationale handel een eerlijke uitwisseling bestaan. Dit verslag komt aan deze eis tegemoet. Het biedt een aantal strategieën om ervoor te zorgen dat deze landen op het gebied van arbeid dezelfde beginselen aanhouden als de EU. Het vaststellen van een pakket eerlijke arbeidsnormen is een absolute voorwaarde voor duurzame ontwikkeling, en dat kan ons ook in staat stellen de millenniumdoelstellingen te verwezenlijken. Ik geloof daarom dat dit verslag een belangrijke bijdrage levert aan de ontwikkeling van een internationaal handelssysteem voor landen en handelsblokken met zeer verschillende arbeidswetgevingen. Als we een dergelijk, op verantwoordelijke arbeidsbetrekkingen gericht beleid willen bevorderen, moet Europa volgens mij goed opletten en zich streng opstellen als het opkomt voor de waarden waar het zelf in gelooft.

 
  
MPphoto
 
 

  Luigi Ciriaco De Mita (PPE), schriftelijk. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, een van de fundamentele doelstellingen van de EU is om menselijke en sociale ontwikkeling te verbinden met economische ontwikkeling. Evenwicht hiertussen maakt het enerzijds mogelijk dat mensen voor hun werk een gepaste vergoeding krijgen die de menselijke waardigheid en hun beroepsvaardigheid eerbiedigt en anderzijds dat ondernemers de ontwikkeling van hun bedrijf kunnen nastreven volgens een marktlogica die wordt getemperd door de menselijke dimensie waarin deze zich moet ontwikkelen. Deze invalshoek, die sommigen ook wel sociale markteconomie noemen, is in feite een nieuw paradigma dat verder gaat dan de welvaartsmaatschappij en erop gericht is de menselijke persoon centraal te stellen. Deze nieuwe koers kan niet anders dan bestaan uit consequente steun voor het sociaal beleid, inclusief het bevorderen van de bijbehorende normen en een daarmee verbonden verantwoordelijkheid van de ondernemingen. Een dergelijke aanpak en visie mag en kan niet enkel het interne beleid van de EU betreffen, maar moet ook van toepassing zijn op de externe dimensie, bij elke gelegenheid, vooral wanneer er over akkoorden wordt onderhandeld. De naleving van de normen van de Internationale Arbeidsorganisatie, de beginselen van het Europees Sociaal Handvest en de sociale dialoog zijn slechts enkele van de onderwerpen die bij dergelijke gelegenheden kunnen worden uitgewerkt. Volgens mij is het goedgekeurde verslag een goede ondersteuning van deze doelstellingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Proinsias De Rossa (S&D), schriftelijk. − (EN) De externe dimensie van het sociale beleid omvat activiteiten en initiatieven van de EU die gericht zijn op bevordering van arbeids- en sociale normen in derde landen. De huidige niet-naleving binnen en buiten de EU van internationale sociale basisnormen houdt een vorm van sociale en milieudumping in die ten koste gaat van zowel Europese bedrijven als werknemers en burgers binnen en buiten de EU. Gezien de huidige globalisering van het bedrijfsleven en de dienstverlening vormen internationale arbeidsnormen de grondslag die waarborgt dat de groei van de wereldeconomie aan iedereen ten goede komt. In dit verslag wordt verzocht om een wijziging van het mondiale en Europese bestuur ter verbetering van de uitvoering van werknemersrechten en arbeidsomstandigheden, en wordt opgeroepen tot het versterken van de centrale arbeidsnormen die zijn verankerd in de acht IAO-verdragen die voornamelijk gericht zijn op vrijheid van vereniging en collectieve onderhandeling, de uitbanning van gedwongen of verplichte arbeid, de uitbanning van discriminatie in arbeid en beroep en de afschaffing van kinderarbeid.

 
  
MPphoto
 
 

  Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk.(FR) De externe dimensie van het sociale beleid is gericht op het bevorderen van de arbeids- en sociale normen in derde landen, en het bestrijden van sociale dumping, vaak het resultaat van de mondialisering of de internationale handel. De Unie kan sociale, sanitaire en milieudumping niet langer toestaan zonder erop te reageren, aangezien hierin de oorzaak ligt van het buitensporige aantal verplaatsingen van productie buiten Europa. De belachelijk veel lagere arbeidskosten en de erbarmelijke arbeidsomstandigheden mogen door de Commissie niet langer worden beschouwd als ‘natuurlijke concurrentievoordelen’. Ik sta erop dat de Commissie op dit punt haar doctrine verandert.

 
  
MPphoto
 
 

  Christine De Veyrac (PPE), schriftelijk.(FR) Ik heb ingestemd met het verslag omdat ik vind dat het belangrijk is dat we, gezien de onlangs afgezwakte rol van de Internationale Arbeidsorganisatie, moeten blijven denken aan het belang van de eerbiediging van de sociale rechten van werknemers in de wereld. De Europese Unie moet op het internationale toneel een toonaangevende rol spelen om andere landen ertoe aan te zetten de internationale normen van het arbeidsrecht te eerbiedigen en daarmee de ongebreidelde zoektocht naar sociale dumping tegen te gaan. Het is belangrijk dat alle Europese spelers betrokken worden bij de tenuitvoerlegging van dit beleid, of het nu gaat om regeringen die internationale overeenkomsten aangaan, of om Europese ondernemingen die hun zaken uitbreiden naar derde landen.

 
  
MPphoto
 
 

  Anne Delvaux (PPE), schriftelijk.(FR) De externe dimensie van het sociale beleid is bedoeld ter bevordering van de fundamentele arbeidsnormen in derde landen om de door de Verenigde Naties vastgestelde millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te verwezenlijken en erop toe te zien dat werknemers beschermd worden dankzij de eerbiediging van de internationale arbeidsnormen. De EU is verre van afgeschreven en dat is waarom zij zou moeten kunnen profiteren van haar geloofwaardigheid en haar ‘goede reputatie’ op dit gebied om sociale verbonden aan te gaan met haar belangrijke handelspartners en die te promoten bij de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO). Voordat wij derde landen aan dezelfde onderhandelingstafel laten plaatsnemen als de EU, moeten we eisen dat deze landen instemmen met dezelfde internationale fundamentele arbeidsnormen.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk.(PT) De externe dimensie van het Europese beleid houdt niet op bij het sluiten van overeenkomsten of het verlenen van hulp. Het houdt meer in. Het gaat er ook om dat we de Europese waarden aan derde landen doorgeven, en dan niet alleen op het gebied van democratisering of de eerbiediging van de grondrechten, maar ook als het gaat om het bevorderen van een actief beleid voor milieubescherming, gelijke rechten voor vrouwen en kinderen, of arbeidsvoorwaarden die de menselijke waardigheid respecteren en mensen de mogelijkheid verschaffen hun potentieel te ontwikkelen. Hetzelfde geldt voor het bevorderen van normen voor de sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen in derde landen.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk.(PT) Dit verslag van de heer Falbr gaat over de externe dimensie van het sociale beleid, ter bevordering van arbeids- en sociale normen en de sociale verantwoordelijkheid van Europese ondernemingen. De Europese Unie heeft zich altijd opgeworpen als verdediger van de sociale rechten van werknemers. Naleving van die normen is een conditio sine qua non voor onderhandelingen met derde landen. Ondanks acht verdragen van de Internationale Arbeidorganisatie is het volgens deze zelfde organisatie toch zo dat 50 procent van de werknemers geen sociale rechten geniet, en dan gaat het in de eerste plaats om immigranten, vrouwen en kinderen. Het is in het belang van de EU dat we een beleid voeren ter bevordering van de menselijke waardigheid en respect voor de sociale rechten in alle lidstaten. We moeten dus een mechanisme in het leven roepen om vast te stellen wie wel, en wie geen sociale rechten aan zijn werknemers toekent, teneinde degenen die dit verzuimen sancties op te kunnen leggen. Ik ben ingenomen met dit verslag en heb het dan ook gesteund. Het wijst erop dat waarden in deze steeds sterker gemondialiseerde, door een economische bril bekeken wereld van groot belang blijven. Het maakt zich sterk voor de menselijke waardigheid en weigert te aanvaarden dat mensen worden uitgebuit. Zo bevorderen we inclusieve ontwikkeling en welvaart. De EU wordt dus opgeroepen de normen van de IAO te respecteren.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) Ook hier weer hebben we te maken met een verslag dat terecht een aantal zaken aan de kaak stelt en gerechtvaardigde bezorgdheid uitspreekt. Het verzuimt echter de kern van de zaak te noemen. Daarom zal het vrijwel geheel zonder gevolgen blijven.

Het World Social Security Report van de IAO van 2010 stelt dat meer dan 50 procent van alle werkenden geen sociale bescherming geniet. Dat is het kader waarbinnen de Europese Unie haar op de snelle verwezenlijking van vrijhandel gerichte handelsbeleid ontwikkelt. Dat beleid krijgt vorm door onderhandelingen over en de ondertekening van talloze bilaterale en regionale overeenkomsten. Deze overeenkomsten bevorderen de sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen niet. Die sociale verantwoordelijkheid bestaat in de praktijk gewoonweg niet. Wat deze overeenkomsten wel doen is de winsten van de grote economische en financiële concerns veilig stellen. Verzuimd wordt echter de nodige aandacht te besteden aan arbeidsrechten, het belang van collectieve arbeidsonderhandelingen, vrije vereniging van werkers, het doeltreffend elimineren van discriminatie op het gebied van werk, of het uitbannen van gedwongen werk, onzekere en slecht betaalde banen en kinderarbeid.

En dat is niet meer dan één voorbeeld van één punt waarop dit verslag veel verder had kunnen en moeten gaan. Het is van belang dat we de Europese Commissie aan haar verantwoordelijkheden herinneren en haar dwingen een samenhangend beleid te voeren. Ze moet dus een reeks doeltreffende acties ondernemen om sociale en arbeidsnormen te bevorderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) Dit verslag bevat een aantal positieve punten, en dat is waar het zich uitspreekt tegen de voortdurende niet-naleving van de rechten van arbeiders door multinationals en de onwil van deze multinationals om behoorlijke banen aan te bieden. Het verslag wijst er verder op dat het sociale beleid horizontaal moet worden geïntegreerd in alle vertakkingen van het externe beleid van de Europese Unie. Dat geldt dus ook voor de Sociale Verantwoordelijkheid van Ondernemingen (SVO).

Van die positieve punten blijft echter weinig over, omdat er geen alternatieve beleidsmaatregelen worden voorgesteld die concrete vorm en inhoud zouden kunnen geven aan deze Sociale Verantwoordelijkheid van Ondernemingen.

We vinden het daarom jammer dat het amendement waarin gevraagd werd paragraaf 31 te schrappen (“wijst er met nadruk op dat op EU-niveau geen richtlijn ter regulering en handhaving van de sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen (SVO) mag worden vastgesteld”) is verworpen.

Het Parlement moet meer doen dan de Commissie alleen maar ‘uitnodigen’ of ‘aanmoedigen’ een standpunt in te nemen. Het Parlement zou moeten eisen dat er een wettelijk kader voor SVO wordt vastgelegd, met bepaalde minimumnormen om ervoor te zorgen dat multinationals en de Europese Unie zelf de elementaire arbeidsnormen van de IAO nakomen, waaronder inbegrepen de sociale clausules en het recht op waardig werk. Die verplichting zou niet alleen moeten gelden voor met de EU opgestelde bilaterale handelsovereenkomsten, maar ook voor al hetgeen er binnen de WHO wordt overeengekomen. Om de hierboven uiteengezette redenen hebben we tegen dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk. (SK) De externe dimensie van het sociale beleid is een van de prioriteiten van de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement. Het is van essentieel belang dat de arbeidsnormen versterkt worden, zoals de vrijheid van vereniging, collectieve onderhandeling, de uitbanning van alle vormen van gedwongen of verplichte arbeid, de uitbanning van discriminatie in arbeid en beroep, en de afschaffing van kinderarbeid. Internationale arbeidsnormen moeten daarom worden gebruikt om ervoor te zorgen dat de economische ontwikkeling vooral gericht blijft op verbetering van leven en waardigheid van de mens en niet alleen op bepaling van voorwaarden en rechten van werknemers.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk.(FR) De mondialisering komt er in feite op neer dat werknemers uit alle landen tegen elkaar op worden gezet in een oneerlijke concurrentiestrijd, ongeacht of dit nu door middel van verplaatsing, de immigratie van werkzoekenden of de beruchte modus 4 van de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten gebeurt. Het probleem is dat de Europese Unie heel veel mooie praatjes over dit onderwerp heeft, maar er nooit iets mee doet. Wanneer hebben we ooit praktische en gerichte actie ondernomen naar aanleiding van situaties waarin sprake was van onaanvaardbare uitbuiting? Wanneer hebben dergelijke situaties ooit verhinderd dat er handelsovereenkomsten met een land werden ondertekend? Nooit. Want terwijl u zich zogenaamd zorgen maakt over de situatie van buitenlandse werknemers, worden Europese werknemers buiten beeld gehouden. Zoals de rapporteur – die dit onderschrijft – opmerkt, ‘mogen arbeidsnormen niet worden gebruikt voor protectionistische handelsdoeleinden’, volgens de internationale organisaties! Welnu, welke beginselen, welke waarden, welke overwegingen kunnen dan ooit opwegen tegen de kracht van de markt? U blijft maar doorpraten over de sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen die uiteindelijk niets anders doen dan zich aan de regels houden die u zelf hebt opgelegd. Wanneer zal er eindelijk eens aanspraak worden gemaakt op de zeer zware sociale verantwoordelijkheid van de politieke beleidsmakers van de EU?

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Grèze (Verts/ALE), schriftelijk.(FR) Ik ben verheugd dat het advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking, waarvoor ik rapporteur was, is opgenomen in dit verslag. Op dit moment vindt de 100e Internationale Arbeidsconferentie plaats en we weten allemaal dat de huidige regels niet werken.

Tegen de achtergrond van een wereldwijde crisis is het cruciaal dat de EU een duidelijke boodschap afgeeft waarin een nieuw tijdperk van sociale gerechtigheid wordt geëist. Met de voorstellen die in het verslag van de heer Falbr staan zouden wij een grote stap in de goede richting kunnen zetten. We kunnen niet anders dan dit beleid met dubbele normen wat betreft de toepassing van sociale rechten betreuren. We hebben tenuitvoerleggingsmechanismen (met stimulansen en sancties) nodig om ervoor te zorgen dat de sociale normen daadwerkelijk worden toegepast. Er moet een sociale clausule worden opgenomen in alle handelsovereenkomsten van de EU die juridisch bindend is. Verder ben ik het er niet mee eens dat in paragraaf 31 van het verslag benadrukt wordt dat er geen richtlijn ter regulering en handhaving van de sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen mag worden vastgesteld. Ik dring aan op de noodzaak om toe te werken naar meer sociale gerechtigheid en ervoor te zorgen dat de rechten van werknemers overal ter wereld worden geëerbiedigd, met name in onze betrekkingen met ontwikkelingslanden.

 
  
MPphoto
 
 

  Nathalie Griesbeck (ALDE), schriftelijk.(FR) De economische en financiële crisis die momenteel in Europa woedt, maar ook de rest van de wereld in zijn greep heeft, komt tegelijk met een ernstige sociale crisis. Tegen deze lastige achtergrond hebben de Europese Unie en haar ondernemingen een grote sociale verantwoordelijkheid in hun betrekkingen met derde landen. Daarom wilde ik door middel van mijn stem benadrukken hoe groot de noodzaak is voor de Europese Unie om ervoor te zorgen dat de sociale normen en arbeidsrechten worden geëerbiedigd in de overeenkomsten die zij sluiten met deze landen. De Europese Unie moet er, door middel van de waarden die zij uitdraagt, voor zorgen dat de normen die haar arbeidsrecht regelen, in de hele wereld bevorderd en verspreid worden. Europa heeft de plicht om als voorbeeld te dienen. Om die reden heb ik ook gestemd voor bepalingen die de sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen onderstrepen.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb dit verslag verwelkomd omdat de EU rond de eeuwwisseling haar strategie voor de externe dimensie van het sociaal beleid veranderd heeft van een harde naar een zachte benadering, d.w.z. van nadruk op de koppeling van sociale normen en handelsovereenkomsten naar meer nadruk op internationale samenwerking en dialoog. De EU zet verschillende soorten instrumenten in om in derde landen sociaal beleid ten uitvoer te leggen, namelijk harde, zachte en financiële. Uit het gebruik van deze instrumenten blijkt dat de EU bepaald gedrag verwacht van de betrekkingen met haar handelspartners. Het struikelblok is niettemin de tenuitvoerlegging van deze instrumenten en de handhaving ervan in partnerlanden. Het is daarom van cruciaal belang dat de EU zich grondiger richt op tenuitvoerlegging en handhaving ervan; met name de verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie en de beginselen van de sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen. Veelal wordt dit onmogelijk gemaakt door de rechtsorde van het land in kwestie. Beperkte politieke bereidheid en binnenlandse economische druk zijn echter eveneens in het spel. Een andere belangrijke factor is dat werknemers niet op de hoogte zijn van hun rechten.

 
  
MPphoto
 
 

  Cătălin Sorin Ivan (S&D), schriftelijk. − (EN) Volgens het verslag heeft de EU een unieke combinatie van economische dynamiek en een sociaal model. Dit creëert gelijke kansen op het gebied van onderwijs, opleiding en de arbeidsmarkt en zorgt dat sociale diensten in gelijke mate beschikbaar zijn. Het verslag benadrukt het feit dat er behoefte is aan de tenuitvoerlegging van programma's voor fatsoenlijk werk die de nationale behoeften en prioriteiten met betrekking tot werkgelegenheids- en sociaal beleid weerspiegelen en zijn gebaseerd op een overeenkomst tussen werkgevers, werknemers, regeringen. Dit aspect is zeer belangrijk in de huidige context. Dit zijn een aantal van de redenen waarom ik dit verslag steun.

 
  
MPphoto
 
 

  Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk. (PL) Mensen zijn het belangrijkst, en daarom is de bevordering van arbeids- en sociale normen zo belangrijk. Een goed voorbeeld hiervan zijn plattelandsbewoners, en in het bijzonder vrouwen en jonge mensen. Het zijn vooral mannen die eigenaars van landbouwbedrijven zijn. Ik vind dat vrouwen moeten worden gesteund zodat deze verhoudingen in evenwicht worden gebracht. Volgens mij is het ook belangrijk om jonge landbouwers te ondersteunen, die het landbouwbedrijf van hun ouders overnemen. Wat jonge mensen betreft, moet de kwaliteit van het onderwijs in plattelandsgebieden worden verbeterd en moeten jonge mensen toegang krijgen tot opleiding en persoonlijke ontwikkeling buiten hun dorp. Nog een belangrijke kwestie is de sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen.

Dit betekent dat bedrijven uit eigen initiatief en onafhankelijk van de wetgeving in hun dagelijkse activiteiten acties ondernemen ten behoeve van de maatschappij en het milieu. Ondernemingen zijn niet enkel meer op winst ingesteld. Ze tonen een steeds grotere gevoeligheid voor sociale kwesties en kwesties rond milieubescherming.

 
  
MPphoto
 
 

  Martin Kastler (PPE), schriftelijk. (DE) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik vind dat bedrijven sociale verantwoordelijkheid moeten nemen – ten opzichte van hun werknemers, klanten, het milieu en de samenleving. Dat is wat men tegenwoordig maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) noemt. Het gaat om vrijwillig engagement – en dat moet ook zo blijven. Op onze geglobaliseerde markten manifesteert zich dit engagement allang niet meer alleen in sponsoring van de lokale voetbalvereniging. Ondernemingen die wereldwijd verantwoordelijk handelen geven gestalte aan het buitenlands en ontwikkelingsbeleid.

Die ondernemingen vertegenwoordigen Europa in de wereld, ze maken de Europese sociale normen wereldwijd zichtbaar. We moeten MVO bevorderen in plaats van reglementeren. Europa moet een bemiddelende en geen reglementerende rol spelen. Geen overregulering – dat moet het uitgangspunt zijn als de Europese Commissie de daad bij het woord voegt en opnieuw aandacht gaat besteden aan het thema MVO. Met dit verslag hebben we dit standpunt onderstreept.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Kozłowski (PPE), schriftelijk. (PL) Ik vind dat de heer Falbr een goed verslag heeft opgesteld, en daarom wil ik uitleggen waarom ik heb besloten om voor het verslag te stemmen. De bevordering van hoge arbeidsnormen, sociale normen en sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen vormt en heel grote uitdaging voor de externe dimensie van het sociaal beleid. Een van de problemen waarop de rapporteur de aandacht vestigt, is de inefficiënte werking van administratieve organen voor arbeidsvoorziening. Permanente en constructieve samenwerking met derde landen, waarbij zowel de Europese Unie in haar geheel, als de verschillende lidstaten zijn betrokken, kan dienen als een bron van goede praktijken voor de uitbouw van aangepaste administratieve competenties. Ik ben van mening dat samenwerking op regionaal en lokaal niveau en samenwerking met ondernemingen ook goede resultaten kunnen opleveren. Een schitterend voorbeeld van partnerschap, ondersteuning en uitwisseling van ervaring, dat positieve resultaten opleverde, is de samenwerking van Poolse regio's met landen van het Oostelijk Partnerschap in de voorbije jaren.

 
  
MPphoto
 
 

  Agnès Le Brun (PPE), schriftelijk.(FR) Ik heb ingestemd met de resolutie over de externe dimensie van het sociale beleid van de Europese Unie. De Europese Unie wordt door de unieke combinatie van economische dynamiek en een sociaal model wereldwijd beschouwd als een magneet en een aantrekkelijke partner. De EU zou dit sociale model moeten bevorderen in haar betrekkingen met andere landen en zou consequent moeten optreden voor beide aspecten, intern en extern. In dit verslag wordt aangedrongen op de noodzaak om met name de sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen te bevorderen. Die sociale verantwoordelijkheid houdt in dat handelsondernemingen de sociale en milieudimensies in aanmerking moeten nemen. In de resolutie wordt benadrukt dat deze bevordering niet bindend zou moeten zijn, maar eerder het resultaat van interactie tussen de belanghebbenden op vrijwillige basis. Ten slotte wordt met de resolutie ook nagestreefd om in internationale onderhandelingen de rechten van werknemers op te nemen, die de Internationale Arbeidsorganisatie moet verdedigen, en om een mondiale economische sturing te bevorderen waarin al deze parameters zijn opgenomen.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik verwelkom dit verslag. Centrale arbeidsnormen zijn verankerd in de acht IAO-verdragen die voornamelijk gericht zijn op vrijheid van vereniging en collectieve onderhandeling, de uitbanning van gedwongen of verplichte arbeid, de uitbanning van discriminatie in arbeid en beroep en de afschaffing van kinderarbeid. Niet alleen uit deze verdragen maar eveneens uit het verslag van de Wereldcommissie voor de sociale dimensie van de globalisering blijkt dat de beperkte gerichtheid op markten plaats moet maken voor de bredere belangstelling voor mensen, dat wil zeggen nadruk op de rechten van werknemers en toepassing van de arbeidswetgeving. Wil de EU met derde landen onderhandelen, dan moeten deze alle hierboven opgesomde verdragen naleven. Dit is een voorwaarde zonder welke onderhandelingen met derde landen onmogelijk zijn. Het handelsbeleid kan niet voorbij gaan aan niet-naleving van de rechten van werknemers en de ontwikkeling van de maatschappij kan daarom pas doorgaan als deze nadelen zijn weggenomen. Door arbeidsnormen te bepalen steunt de EU voor mannen en vrouwen de kans op waardig en productief werk in een situatie van vrijheid, gelijkheid, veiligheid en waardigheid. Gezien de huidige globalisering vormen internationale arbeidsnormen de grondslag die waarborgt dat de groei van de wereldeconomie aan iedereen ten goede komt.

 
  
MPphoto
 
 

  Jiří Maštálka (GUE/NGL), schriftelijk. − (CS) De achterliggende gedachte van het verslag van de heer Falbr en het leeuwendeel van de inhoud ervan zijn in mijn ogen zeer positief. Ook ik beschouw werk en waardige arbeidsomstandigheden als cruciaal voor een duurzame ontwikkeling van de EU-lidstaten en de wereld als geheel. Ik betreur het net als de rapporteur dat er geen gezamenlijke definitie bestaat van het begrip “sociale clausule” – niet voor gebruik in bilaterale handelsakkoorden, maar concreet, voor het scheppen van waardige arbeidsomstandigheden voor werknemers. De sociale modellen van een aantal Europese lidstaten kan als lichtend voorbeeld dienen, ook in ontwikkelingslanden. Ook onderschrijf ik het standpunt ten aanzien van de gezamenlijke strijd voor de afschaffing van kinderarbeid.

Ondanks het bovenstaande heb ik mij onthouden van stemming. Er kunnen geen sociale vereisten worden opgenomen in bilaterale handelsakkoorden als er geen duidelijke afbakening bestaat van het begrip mensenrechten. Dit criterium mag niet gebruikt worden als argument tegen de ondertekening van akkoorden.

 
  
MPphoto
 
 

  Barbara Matera (PPE), schriftelijk. – (IT) “Het is niet verrassend dat de geest van de revolutionaire verandering, die de naties in de hele wereld al zolang beroert, tenslotte overslaat van de politieke sfeer naar het daaraan gerelateerde terrein van de praktische economie.” Ik citeer hier onze geliefde paus Johannes Paulus II die, teruggrijpend naar de thema’s die door zijn voorganger Leo XIII in de encycliek Rerum Novarum werden behandeld, in de encycliek Centesimus Annus het sociale vraagstuk behandelt en analyseert. Voor dit vraagstuk moet, net als in 1991, een oplossing worden gevonden in de christelijke doctrine, namelijk in de erkenning van de menselijke waardigheid van de werknemer, zonder enig onderscheid.

Ik heb voor het verslag van collega Falbr gestemd omdat hierin juist de nadruk wordt gelegd op het belang van de bescherming van de mensenrechten en op het feit dat het Europees sociaal model ook een belangrijk uitgangspunt is voor wat betreft de externe betrekkingen van de Unie. De sociale verantwoordelijkheid moet hieraan bijdragen en de Europese Unie moet deze beginselen door middel van haar Parlement in ere herstellen en versterken in al haar handelingen en vooral ten aanzien van derde landen waar de burgers geen grondrechten genieten. Als ondervoorzitter van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid kan ik alleen maar benadrukken hoe belangrijk het voor ieder van ons is om samen te werken – ook in het buitenland – om een einde te maken aan discriminatie op grond van geslacht en op geslacht gebaseerd geweld, zodat de sociale waardigheid van de vrouw en haar actieve bijdrage aan de lokale en supranationale economie wordt hersteld.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk.(PT) De mondialisering van de economie en de verplaatsing van Europese ondernemingen hebben geleid tot zorgen met betrekking tot de externe dimensie van het sociale beleid. En dan hebben we het ook over activiteiten en initiatieven van de EU die gericht zijn op bevordering van arbeids- en sociale normen in derde landen. Centrale arbeidsnormen zijn verankerd in de acht IAO-verdragen die voornamelijk gericht zijn op vrijheid van vereniging en collectieve onderhandeling, de uitbanning van gedwongen of verplichte arbeid, de uitbanning van discriminatie in arbeid en beroep en de afschaffing van kinderarbeid. Wil de EU met derde landen onderhandelen, dan moeten deze al de hierboven opgesomde verdragen naleven. Dit is een voorwaarde zonder welke onderhandelingen met derde landen onmogelijk zijn. Het handelsbeleid kan niet voorbij gaan aan niet-naleving van de rechten van werknemers, en de ontwikkeling van de maatschappij kan daarom pas doorgaan als deze nadelen zijn weggenomen. Internationale arbeidsnormen worden vervolgens gebruikt om ervoor te zorgen dat de economische ontwikkeling gericht blijft op verbetering van leven en waardigheid van de mens en niet op bepaling van voorwaarden en rechten van werknemers.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) De externe dimensie van het sociale beleid is voor mij en voor onze fractie een kernprioriteit. We hebben onlangs een resolutie aangenomen over het toekomstige verdrag over huishoudelijk personeel, dat in juni 2011 zal worden aangenomen. In dit verslag wordt meer algemeen opgeroepen tot versterking van de centrale arbeidsnormen die zijn verankerd in de IAO-verdragen, waaronder vrijheid van vereniging en collectieve onderhandeling, de uitbanning van gedwongen of verplichte arbeid, de uitbanning van discriminatie in arbeid en beroep en de afschaffing van kinderarbeid. De S&D-Fractie verzoekt om een wijziging van het mondiale en Europese bestuur ter verbetering van de uitvoering van werknemersrechten en arbeidsomstandigheden. De huidige niet-naleving binnen en buiten de EU van internationale sociale basisnormen houdt een vorm van sociale en milieudumping in die ten koste gaat van zowel Europese bedrijven als werknemers en burgers binnen en buiten de EU. Ik heb voor het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) Ik sta achter de in het verslag genoemde beginselen. Ik wijs er echter op dat hiermee verheven idealen worden nagestreefd die in de praktijk nauwelijks of niet kunnen worden verwezenlijkt. Er bestaan reeds tal van handelsovereenkomsten die geen vereisten bevatten met betrekking tot de naleving van sociale normen. Zolang er sprake is van dergelijke overduidelijke tegenstrijdigheden zal dit verslag slechts in beperkte mate effectief en zinvol zijn. In het verslag wordt de lidstaten verzocht centrale arbeidsnormen voor ondernemingen in eigen land na te leven. Moet dit niet ook voor ondernemingen uit derde landen gelden? Bovendien krijg ik de indruk dat het verslag de schijn wekt dat de negatieve gevolgen van de globalisering worden bestreden, maar dat dit met de genoemde maatregelen niet zal kunnen lukken. Daarom heb ik mij van stemming onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Franz Obermayr (NI), schriftelijk. (DE) In dit verslag formuleert de Europese Unie zeer hoge doelstellingen op basis van weloverwogen beginselen. De lidstaten wordt verzocht centrale arbeidsnormen voor ondernemingen in eigen land na te leven. Helaas lijkt dit momenteel niet voor ondernemingen uit derde landen te gelden. Aangezien ik enerzijds de in dit verslag uiteengezette beginselen steun, maar anderzijds de conclusies van het verslag absoluut niet doeltreffend acht, heb ik mij van stemming onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Wojciech Michał Olejniczak (S&D), schriftelijk. − (PL) Het externe sociale beleid van de Europese Unie dat gericht is naar landen die geen lidstaten zijn, moet in de eerste plaats coherent, pragmatisch en uniform zijn. Zowel de interne als de externe dimensie van het sociale beleid moet arbeidsnormen en ook sociale normen bevorderen, die een van de belangrijkste doelstellingen van de Unie vormen.

Daarom moeten alle lidstaten die overeenkomsten met derde landen sluiten, ervoor zorgen dat hun standpunt het Europese sociale model weerspiegelt. Van landen die geen EU-lidstaat willen worden, moeten we eisen dat ze de vrijheid van vereniging respecteren en stappen ondernemen om discriminatie op basis van geslacht of leeftijd te bestrijden. Een heel belangrijke kwestie is de afschaffing van kinderarbeid, en het recht van de burgers om hun beroepskwalificaties te verbeteren. Wat ontwikkelingssamenwerking betreft, heeft de Europese Unie voldoende middelen om aangepaste structuren op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding te creëren. Het is ook van groot belang dat de Europese Commissie zich bij de onderhandelingen over partnerschapsovereenkomsten aanpast aan de bestaande situatie en realia van het land in kwestie. Het Europees Parlement heeft sinds de invoering van het Verdrag van Lissabon meer bevoegdheden gekregen en moet actief samenwerken met Europese en internationale vakbonden om de sociale situatie te verbeteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk. (EL) Ik heb gestemd voor het verslag over de externe dimensie van het sociale beleid, ter bevordering van arbeids- en sociale normen en de sociale verantwoordelijkheid van Europese ondernemingen. Ons doel is de arbeids- en sociale normen en de sociale verantwoordelijkheid van Europese ondernemingen te bevorderen. Dit is weliswaar een legitiem doel maar ik heb wel enkele voorbehouden ten aanzien van de mogelijkheid om dit doel te bereiken. De door ons ingeroepen gemeenschappelijke sociale normen worden bedreigd en het is inmiddels zonder meer duidelijk geworden dat men van plan is binnen de EU zelf andere sociale en arbeidsnormen te bevorderen. Datgene wat gaande is in mijn land, waar het werkloosheidspercentage onder vijfentwintigjarige jongeren 36,1 procent is en in Spanje, waar hetzelfde percentage 43 procent is, is heel wat anders dan wat in de sterke Europese economieën gebeurt. Dit verslag herinnert ons eraan dat als de EU op het gebied van het sociale beleid een leidinggevende rol in de wereld wil vervullen, zij moet zorgen voor samenhang tussen de sociale beleidsvormen van de lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk.(PT) Ik heb mijn stem uitgebracht voor dit verslag over de externe dimensie van het sociale beleid, ter bevordering van arbeids- en sociale normen en de sociale verantwoordelijkheid van Europese ondernemingen. Hoewel aan het sociale beleid door de Strategie van Lissabon en de Europa 2020-strategie meer nadruk dan ooit tevoren werd en wordt gegeven, zijn mededingingsvermogen en economische factoren nog steeds belangrijker dan sociale vraagstukken. Het is van fundamenteel belang dat we opkomen voor de centrale arbeidsnormen zoals die zijn verankerd in de acht IAO-verdragen die voornamelijk gericht zijn op vrijheid van vereniging en collectieve onderhandeling, de uitbanning van gedwongen of verplichte arbeid, de uitbanning van discriminatie in arbeid en beroep en de afschaffing van kinderarbeid. De nadruk moet liggen op de rechten van werknemers en toepassing van de arbeidswetgeving. Wil de EU met derde landen onderhandelen, dan moeten deze alle hierboven opgesomde verdragen naleven. Dit is een voorwaarde zonder welke onderhandelingen met derde landen onmogelijk zijn. Het handelsbeleid kan niet voorbijgaan aan niet-naleving van de rechten van werknemers en de ontwikkeling van de maatschappij kan daarom pas doorgaan als deze nadelen zijn weggenomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. – (IT) De externe dimensie van het sociale beleid van de EU is erop gericht de sociale normen in derde landen te bevorderen, maar mededinging en economische factoren blijven van prioritair belang ten opzichte van sociale en arbeidsvraagstukken. We hebben tot op heden acht conventies van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), die door alle lidstaten van de EU zijn geratificeerd. Deze leiden tot internationale normen die door alle lidstaten worden gedeeld.

Het blijkt nog steeds nodig om in het algemeen de aandacht te vestigen op personen als menselijke wezens. Dit is mogelijk door middel van de bescherming van de rechten van werknemers en het recht op werk. De IAO speelt op internationaal niveau een fundamentele rol voor het opstellen, bevorderen en de doeltreffende tenuitvoerlegging van deze normen. Ook bedrijven moeten bijdragen aan een duurzame ontwikkeling teneinde de arbeidsomstandigheden te verbeteren, maar het verschil in de systemen voor sociale bescherming tussen ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden blijft bestaan. Ik stem voor dit voorstel gezien wat eerder is uiteengezet en opdat werk en sociale normen zowel in de EU-landen als in derde landen beter worden gestimuleerd, alsmede voor een eerbiediging van de fundamentele arbeidsnormen die op internationaal niveau zijn vastgesteld.

 
  
MPphoto
 
 

  Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. – (RO) Centrale arbeidsnormen die verankerd zijn in de acht IAO-verdragen zijn voornamelijk gericht op vrijheid van vereniging en collectieve onderhandeling, de uitbanning van gedwongen of verplichte arbeid, de uitbanning van discriminatie in arbeid en beroep en de afschaffing van kinderarbeid.

Er moet meer aandacht worden geschonken aan de bescherming van werknemersrechten en naleving van de arbeidswetgeving. De juridische en sociale positie van vrouwen moet wezenlijk worden verbeterd om discriminatie te voorkomen en de potentiële bijdrage van vrouwen aan economische en sociale ontwikkeling te benutten. Ik roep de Commissie en de lidstaten op om het recht om niet te worden gediscrimineerd te handhaven, hetgeen zich vertaalt in recht op werk en gelijke behandeling, ongeacht geslacht, etnische afkomst, leeftijd en handicap, als een grondbeginsel bij de bestrijding van armoede.

Ik roep de Commissie en de lidstaten op bij de samenwerking met partnerlanden meer de nadruk te leggen op bestrijding van kinderarbeid, zodat behoorlijk werk voor volwassenen tot stand wordt gebracht en kinderen in staat worden gesteld passend onderwijs te volgen. De vrijheid van vereniging voor vakbonden en het recht op collectieve onderhandelingen moeten zonder uitzondering in de praktijk worden gebracht teneinde fatsoenlijke arbeidsomstandigheden te verbeteren en te verdedigen.

 
  
MPphoto
 
 

  Phil Prendergast (S&D), schriftelijk. − (EN) De bevordering van arbeidsnormen door de onderhandelingen van de EU met derde landen komt ten goede aan zowel de lidstaten als aan de derde landen. Door de bevordering van hogere veiligheidsnormen en betere beloningen draagt de EU eraan bij het leven van de werknemers te verbeteren. Door te pleiten voor betere beloningen zorgt de EU er ook voor dat er in derde landen een markt is voor de export naar de EU. Indien we toestaan dat er in de EU producten en diensten geïmporteerd worden uit landen die geen fatsoenlijk loon garanderen, prijzen we Europese bedrijven op effectieve wijze uit de markt. Het is moeilijker voor Europese bedrijven om te concurreren met derde landen die niet dezelfde veiligheidsnormen hanteren en die werknemers veel lagere salarissen kunnen betalen. Het is echter belangrijk rekening te houden met de risico's die een aanpak door middel van "zachte wetgeving" inhoudt voor arbeidsnormen. Naast het feit dat dergelijke regels niet bindend zijn en dat er geen sancties aan verbonden zijn als ze worden overtreden, bestaat er ook het gevaar dat ze de invloed van traditionele systemen voor toezicht verminderen ten gunste van informele toezichtprocedures. De EU moet derhalve alert zijn en ervoor zorgen dat de normen nageleefd worden, en actie ondernemen als dat niet gebeurt.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk.(PT) De EU moet in deze steeds sterker gemondialiseerde wereld haar invloed gebruiken om zich op internationaal vlak in te zetten voor de bescherming van de rechten van werknemers, en daarbij een model aanhouden dat is gebaseerd op eerbiediging van de menselijke waardigheid. Er dringen zich dan verschillende vragen op. Om te beginnen moeten we besluiten welke instrumenten de EU het beste kan inzetten om de koers aan te geven. We mogen niet vergeten dat de EU bij de onderhandelingen met landen die tot de gemeenschappelijke ruimte willen toetreden of de begunstigde van communautaire hulpprogramma’s willen worden veel gewicht in de schaal kan leggen. Verder is het zo dat een belangrijk deel van de economie afhankelijk is van internationale bedrijven. We doen ook in die context een beroep op de sociale verantwoordelijkheid van organisaties.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor het verslag gestemd. De externe dimensie van het sociale beleid omvat activiteiten en initiatieven van de EU ter bevordering van arbeids- en sociale normen in derde landen. Hoewel de Lissabonstrategie meer dan ooit tevoren de nadruk heeft gelegd op het sociale beleid, en de Europa 2020-strategie dit nu ook doet, wordt er nog altijd meer aandacht geschonken aan het concurrentievermogen en economische factoren dan aan sociale vraagstukken. Centrale arbeidsnormen zijn verankerd in de acht IAO-verdragen die voornamelijk gericht zijn op de vrijheid van vereniging en collectieve onderhandeling, de uitbanning van gedwongen of verplichte arbeid, de uitbanning van discriminatie in arbeid en beroep en de afschaffing van kinderarbeid. Niet alleen uit deze verdragen maar eveneens uit het verslag van de Wereldcommissie voor de sociale dimensie van de globalisering blijkt dat de beperkte gerichtheid op markten plaats moet maken voor de bredere belangstelling voor mensen, dat wil zeggen nadruk op de rechten van werknemers en toepassing van de arbeidswetgeving. Wil de EU onderhandelen met derde landen, dan is het noodzakelijk dat deze alle bovengenoemde zaken in acht nemen. Dit is een voorwaarde waaraan moet worden voldaan, anders zijn onderhandelingen met derde landen niet mogelijk. Bij de uitvoering van het handelsbeleid kan niet worden voorbijgegaan aan de mogelijke niet-naleving van werknemersrechten. De ontwikkeling van de samenleving kan derhalve alleen worden voortgezet als deze misstanden worden opgelost.

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. – (IT) Een bedrijf kan zichzelf sociaal verantwoordelijk noemen als het een gedegen model omarmt dat niet alleen rekening houdt met de economische gevolgen, maar ook met de sociale en milieugevolgen van zijn activiteiten. Vandaag de dag is de vraag niet meer alleen hoe de ondernemingen hun economische resultaten behalen, maar ook wie ze aannemen en hoe ze omgaan met hun personeel. Een verantwoordelijk bedrijf is actief en zich bewust van de sociale omgeving waarin het werkzaam is en zijn grootste rijkdom komt voort uit de relatie met alle partijen die betrokken zijn bij zijn activiteiten. Met het verslag dat vandaag is aangenomen spant de Europese Unie zich in om wereldwijd een voortrekkersrol te spelen op sociaal gebied door middel van de bevordering van doelstellingen op wereldniveau, waarbij tegelijkertijd de belangrijke rol die het Verdrag van Lissabon aan het Europees Parlement toekent, wordt erkend.

 
  
MPphoto
 
 

  Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. – (IT) Ik ben voor het initiatiefverslag omdat het gaat over de bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen als vrijwillig motiveringsinstrument om bedrijfsgroei te stimuleren. De Europese ondernemingen zijn de motor van de economie van de EU. Daarom moeten er in Europa meer inspanningen worden geleverd om de bedrijven in de EU te beschermen, want vaak hebben zij te maken met oneerlijke concurrenten. Verder ben ik voor de creatie van maatschappelijk verantwoordelijke ondernemingen, waar de basisprincipes bestaan uit de sociale bescherming van werknemers, de bescherming van de consument en het naleven van transparantiewetgeving.

 
  
MPphoto
 
 

  Tokia Saïfi (PPE), schriftelijk.(FR) Ik heb ingestemd met deze resolutie omdat erin verwezen wordt naar de centrale rol die de Europese Unie wil en zou moeten spelen ten aanzien van derde landen, in het bijzonder met haar handelspartners. De niet-naleving van internationale sociale basisnormen houdt een vorm van sociale en milieudumping in die ten koste gaat van Europese bedrijven en werknemers. Dit is een van de dingen die ik heb willen benadrukken in het advies van de Commissie internationale handel over dit onderwerp, waarvoor ik rapporteur was.

De EU kan echter niet alles in haar eentje oplossen: zij moet meer samenwerken met de relevante internationale organisaties (de IAO, de WTO en de OESO), met name voor de bestrijding van het verschijnsel van vrije zones, die tegen elke sociale wetgeving indruisen.

Hoewel de sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen momenteel voldoende bewezen is in Europa, spelen Europese ondernemingen, hun dochterondernemingen en hun toeleveranciers door hun aandeel in de internationale handel een fundamentele rol in de bevordering en verspreiding van de sociale en arbeidsnormen in de wereld. De Commissie moet hen in dat opzicht aanmoedigen, in het bijzonder door op zoek te gaan naar beste praktijken en deze te bevorderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Salavrakos (EFD), schriftelijk. (EL) Ik heb voor het verslag van de heer Falbr gestemd omdat ik van mening ben dat de sociale verantwoordelijkheid van Europese ondernemingen sterker bevorderd moet worden. Anders kan men niet tegemoetkomen aan de noodzaak de gemeenschappelijke waarden te verdedigen en te zorgen voor meer solidariteit en samenhang tussen Europeanen onderling. De sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen moet het hoofdaspect zijn van het Europees sociaal model. Dan kan meer innovatie en concurrentiekracht worden verwezenlijkt en wel op een zodanige manier dat wordt bijgedragen aan inzetbaarheid en nieuwe banen worden geschapen. Dit is noodzakelijk in een tijd waarin de werkloosheidspercentages dramatisch toenemen en jonge Europeanen, onze duurzame krachten, hun heil buiten de Europese grenzen moeten zoeken.

 
  
MPphoto
 
 

  Søren Bo Søndergaard (GUE/NGL), schriftelijk.(DA) Ik heb voor het verslag van de heer Falbr gestemd, dat tot doel heeft de arbeids- en sociale normen te bevorderen als de EU met derde landen onderhandelt. Het verslag neemt een aantal IAO-verdragen als uitgangspunt en suggereert op grond hiervan dat de EU de rechten van werknemers en de regels van het arbeidsrecht dient te beschermen als de EU bijvoorbeeld handelsovereenkomsten met derde landen aangaat. In het verslag wordt onder meer voorgesteld dat er door middel van een wettelijk kader minimumeisen worden gesteld aan de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven, dat het begrip beter wordt gedefinieerd en dat naleving van de eisen beter wordt bewaakt. Het verslag verwerpt echter het gebruik van MODE4 in handelsovereenkomsten, dat internationale bedrijven de bevoegdheid geeft hun eigen werknemers te importeren en op die manier de arbeids- en sociale voorwaarden van het gastland te omzeilen. Buiten het feit dat de geïmporteerde werknemers zich hierdoor in een zwakkere positie bevinden dan de werknemers van het gastland, draagt het ook bij aan sociale dumping. De EU heeft tegenwoordig de bevoegdheid om namens alle lidstaten van de EU handelsovereenkomsten aan te gaan met derde landen. Daar ben ik op tegen. Maar zolang dit het geval is, is het ook noodzakelijk om eisen te stellen aan de inhoud van deze handelsovereenkomsten.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb dit verslag gesteund, dat voorafgaat aan de mededeling van de Commissie over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ook verwelkom ik het werk dat mijn collega Richard Howitt in de commissie heeft verzet om een verslag tot stand te brengen dat de positieve invloed die maatschappelijk verantwoord ondernemen kan uitoefenen op Europees niveau stimuleert.

 
  
MPphoto
 
 

  Niki Tzavela (EFD), schriftelijk. (EL) Europa is een fundamentele speler in de gemondialiseerde processen en draagt een belangrijk deel van verantwoordelijkheid als het erom gaat resultaten te bewerkstelligen die bijdragen aan duurzame vormen van ontwikkeling. De Europese Unie vervult een voortrekkersrol bij de bevordering van sociale beleidsvormen op mondiaal niveau en roept de ontwikkelingslanden op de IAO-verdragen te eerbiedigen. Ook wordt in het verslag-Falbr duidelijk gemaakt hoe belangrijk de sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen is en hoe noodzakelijk het is dat Europese ondernemingen hun sociale verantwoordelijkheid dragen. Op die manier kunnen zij op beslissende wijze bijdragen aan vraagstukken zoals de bevordering van welvarende samenlevingen, de bescherming van het milieu en de bestrijding van armoede in de landen waarin ze actief zijn. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Derek Vaughan (S&D), schriftelijk. − (EN) De Europa 2020-strategie toont aan dat sociaal beleid een fundamentele prioriteit is voor Europa. Er moet echter meer worden gedaan om verbeteringen tot stand te brengen op dit gebied, en om die reden heb ik dit verslag gesteund. Het verslag roept op tot de uitbanning van gedwongen arbeid en de afschaffing van kinderarbeid, en benadrukt daarnaast de noodzaak om meer aandacht te schenken aan de bescherming van de rechten van werknemers. Derde landen moeten dergelijke basisbeginselen naleven wil de EU met hen samenwerken en handel voeren. Lidstaten moeten ook met partnerlanden samenwerken om kwetsbare groepen te beschermen en niet alleen discriminatie op grond van geslacht te bestrijden, maar eveneens op grond van ras of etnische afkomst, godsdienst of geloofsovertuiging, handicap en leeftijd. Ik hoop dat de Commissie met een aantal concrete voorstellen zal komen die zullen leiden tot verbeterde arbeids- en sociale normen, evenals met voorstellen om de sociale verantwoordelijkheid van Europese ondernemingen te bevorderen in haar buitenlands beleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. (DE) De rapporteur betreurt dat de mens in het sociaal beleid nog steeds niet centraal staat, maar dat het belang van de mens nog steeds ondergeschikt is aan het belang van het concurrentievermogen. Zoals in het verslag uiteengezet wordt, heeft de EU wereldwijd een uitstekende reputatie vanwege haar sociaal model dat met economische dynamiek gepaard gaat – een reputatie die ook een zekere verantwoordelijkheid met zich brengt. De EU mag niet met twee maten meten, en we zullen dat ook niet toelaten. Daarom ben ik het volledig eens met de rapporteur.

 
  
  

Verslag: Nadja Hirsch (A7-0082/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk.(PT) Ik steun dit verslag, omdat ik vind dat beroepsonderwijs en -opleiding in alle stadia van het leven van mensen, ongeacht hun status op de arbeidsmarkt of hun inkomen, toegankelijk, beschikbaar en betaalbaar moeten zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. – (LT) Ik heb ingestemd met deze resolutie over Europese samenwerking op het gebied van beroepsonderwijs en –opleiding ter ondersteuning van de Europa 2020-strategie. De mogelijkheid en capaciteit om te leren en te werken in een internationale omgeving zijn belangrijke voorwaarden voor een succesvolle carrière in een geglobaliseerde economie. Er is steeds meer vraag naar werknemers die mobiel en flexibel zijn en over internationale ervaring beschikken. Vooral bij jonge mensen moet snel worden gehandeld. De aanhoudende stijging van de jeugdwerkloosheid is een van de urgentste problemen in Europa. De lidstaten moeten doelgerichte politieke strategieën inzetten om de armoede te bestrijden, en daarbij rekening houden met de nationale bijzonderheden en behoeften. Ik ben het eens met de bepaling die in deze resolutie uiteen wordt gezet, dat de in het kader van de Europa 2020-strategie gestelde doelen met specifieke, creatieve en doeltreffende maatregelen moeten worden nagestreefd. Het betreft hier terugdringing van het aandeel vroegtijdige schoolverlaters tot minder dan 10 procent per schooljaar, en 40 procent van de jonge mensen de mogelijkheid bieden een opleiding aan het hoger onderwijs af te ronden. De maatschappelijke behoefte aan bij- en nascholing en de noodzaak een levenlang te leren worden groter vanwege de demografische veranderingen. Daartoe moeten werknemers een instrument in handen krijgen waarmee zij zelf kunnen vaststellen in hoeverre bij- en nascholing voor hen noodzakelijk is en deze scholing vervolgens zelf kunnen plannen. Voorts moeten de beschikbare middelen uit het programma voor een leven lang leren en het Erasmusprogramma voor jonge ondernemers worden aangewend om uitgebreidere, vereenvoudigde en beter toegankelijke financieringsmogelijkheden te creëren voor mensen in verschillende levensstadia, en ook voor specifieke categorieën personen, zodat zij gemakkelijker kunnen deelnemen aan beroepsonderwijs en beroepsopleidingen. We moeten erop toezien dat Europese werknemers zich kunnen aanpassen aan de uitdagingen waarvoor de economie hen stelt.

 
  
MPphoto
 
 

  Charalampos Angourakis (GUE/NGL), schriftelijk. (EL) Dit verwerpelijke verslag beschrijft het strategische doel van de EU, namelijk het verwerven van een sterkere positie in de monopolistische wedijver met de andere imperialistische centra. Met het oog daarop pleit het verslag voor de opneming van het onderwijs onder de meetbare doelstellingen van de reactionaire Europa 2020-strategie, die ´omgevormd´ moeten worden tot nationale doelstellingen. Binnen deze alomvattende planning neemt het technisch en beroepsonderwijs een bijzondere positie in. Het is hun rol te voorzien in de behoeften aan steeds goedkopere arbeidskrachten, aan arbeidskrachten zonder arbeidsrechten die echter de ´arbeidsmarkt´ en het ´mededingingsvermogen´ waardig zijn. Daarom moeten deze onderwijs- en opleidingsprogramma´s worden afgestemd op zowel de huidige als de toekomstige marktbehoeften. Ze moeten nog sterker worden onderworpen aan de keuzes en plannen van de kapitalistische onderneming en zorgen voor ´inzetbaarheid´ en toegang tot de arbeidsmarkt via het leerlingwezen, mobiliteit in bepaalde bedrijfstakken en zogenaamde doorstroommogelijkheden tussen verschillende onderwijs- en opleidingsniveaus. Achter de mooie woorden over ´gelijke kansen´, ´vrije keuze´ en de noodzaak te voldoen aan de behoeften van de jongeren gaat iets heel anders schuil, namelijk aanpassing aan de behoeften de kapitalistische economie. Dit betekent dat in het onderwijs een beleid wordt gevoerd dat barrières opwerpt tussen de volksklassen en is afgestemd op de arbeidsmiddeleeuwen van de ´memoranda´ en de Europa 2020-strategie.

 
  
MPphoto
 
 

  Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. – (RO) De economische crisis heeft de arbeidsmarkt van de Europese Unie volledig op zijn kop gezet. Er is geen grote economische ruimte die geen schade is berokkend door deze crisis, en ook de burger wordt nu geconfronteerd met de effecten ervan, in de vorm van baanonzekerheid, werkloosheid en slechte omstandigheden of kansen om een nieuwe baan te vinden. In deze context blijken beroepsonderwijs en -opleiding momenteel een nieuwe kans, een nieuwe manier voor Europese burgers om hun leven weer op orde te krijgen. Ik maak me grote zorgen over de hoge jeugdwerkloosheid. Ik geloof dat veel jonge mensen in Europa met het juiste onderwijs en permanente scholing een goedbetaalde baan zullen weten te vinden, die past bij hun beroepsopleiding of omscholing. Ik feliciteer de rapporteur met dit verslag. Tot slot ben ik net als Nadja Hirsch van mening dat als we deze wensen in vervulling willen doen gaan, beroepsonderwijs en -opleiding duidelijk resultaatgericht moeten zijn. Er moet één doelstelling zijn voor 2020: iedere jongere moet een baan hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Antoniozzi (PPE), schriftelijk. – (IT) De gegevens uit het verslag van collega Hirsch zijn alarmerend: de jeugdwerkloosheid bedraagt thans 21 procent, het dubbele van de gemiddelde werkloosheid in de EU. Het voorstel bevat nuttige ideeën en moet beslist positief worden beoordeeld, maar toch ben ik ervan overtuigd dat, om de uitdagingen van het proces van Kopenhagen en de Europa 2020-strategie serieus aan te gaan, we passende financiële middelen ter beschikking moeten stellen, bijvoorbeeld door middel van de structuurfondsen en in het bijzonder door middel van het Europees Sociaal Fonds (ESF). Tot mijn spijt moet ik verder constateren dat het aan een algemene, alomvattende aanpak ontbreekt die door alle lidstaten wordt gesteund. Zonder een gecoördineerd initiatief waarbij gelijktijdig de sectoren van het beroepsonderwijs, de beroepskwalificaties, een leven lang leren en het leerlingwezen beter aansluiten op de arbeidsmarkt, zie ik niet in hoe de doelstellingen van de Europa 2020-strategie onder het kerninitiatief ‘Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen’ kunnen worden bereikt.

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk.(FR) Ik heb ingestemd met het verslag van mevrouw Hirsch dat gericht is op vergelijkbaarheid tussen en binnen de onderwijssystemen. Ik ben ervan overtuigd dat onderwijs meer moet worden afgestemd op de behoeften van de arbeidsmarkt en creativiteit, innovatie en ondernemerschap zou moeten aanmoedigen. In dit verslag wordt ook getracht om de mobiliteit van onderwijzers en studenten te vereenvoudigen, en om de erkenningsprocedures voor buitenlandse beroepskwalificaties te vergemakkelijken, en dat is noodzakelijk.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) De mogelijkheid en capaciteit om te leren en te werken in een internationale omgeving zijn belangrijke voorwaarden voor een succesvolle carrière in een geglobaliseerde economie. Er is steeds meer vraag naar werknemers die mobiel en flexibel zijn en over internationale ervaring beschikken. De in de Europa 2020-strategie genoemde sleutelelementen voor een slimme groei (stimulering van kennis, innovatie en onderwijs, alsmede de digitale maatschappij), duurzame groei (efficiënter gebruik van hulpbronnen bij de productie en een gelijktijdige verhoging van ons concurrentievermogen) en inclusieve groei (verhoging van de arbeidsparticipatie, kwalificatie en de bestrijding van armoede) moeten reeds in het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding een impuls krijgen door middel van concrete maatregelen op het niveau van de Unie en de lidstaten. Er moet snel worden gehandeld, vooral op het gebied van jeugdwerkloosheid. Jonge werknemers zijn niet alleen vaker werkloos dan volwassen werknemers, maar hebben ook vaker onzekere, tijdelijke banen met een lager salaris en minder sociale zekerheid. Ik ben het ermee eens dat dat de EU-instellingen, teneinde het Europa 2020-kerninitiatief "Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen" volledig waar te maken, een meer pragmatisch, allesomvattend en verstrekkend initiatief zouden moeten ontwikkelen dat door alle lidstaten wordt ondersteund en erop gericht is het beroepsonderwijs, de beroepskwalificaties, een leven lang leren en het leerlingwezen te doen aansluiten op de arbeidsmarkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Regina Bastos (PPE), schriftelijk.(PT) De EU maakt nu een ernstige economische, financiële en sociale crisis door. De gevolgen van die crisis doen zich vooral voelen op het vlak van werkgelegenheid. Er zijn thans 22,82 miljoen werklozen in de Europese Unie. Jongeren onder de 25 jaar vormen de zwaarst getroffen groep: de werkloosheid in deze leeftijdscategorie bedraagt 21,3 procent. Verwacht wordt dat er in de EU in de periode tot 2020 naar verwachting 15,6 miljoen banen zullen worden geschapen voor mensen met goede kwalificaties, terwijl er 12 miljoen banen voor laag of niet-gekwalificeerd personeel zullen wegvallen. De Europa 2020-strategie beoogt een antwoord te formuleren op deze nieuwe vooruitzichten op het punt van werkgelegenheid.

In dit verslag wordt erop gewezen dat we op het gebied van beroepsonderwijs en –opleiding op Europees niveau moeten samenwerken om de transparantie te vergroten, zodat de verschillende onderwijssystemen beter met elkaar kunnen worden vergeleken. Het verslag wijst er verder op dat de overzetting van Europees recht in de nationale wetgevingen moet worden bevorderd om de mobiliteit van docenten en studenten te vergemakkelijken en de procedures voor de erkenning van buitenlandse beroepskwalificaties te vereenvoudigen. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk.(FR) Terwijl de jeugdwerkloosheid momenteel 21 procent is in de Europese Unie, en bijna 25 procent in mijn land, is dit een groot probleem geworden voor Europa, op een moment dat jonge Europeanen zonder werk bedreigd worden met sociale uitsluiting en armoede. De EU heeft slechts beperkte bevoegdheid in deze kwesties. Niettemin lijkt het erop dat zij, mocht zij geen oplossingen kunnen bieden, in elk geval interessante stof tot nadenken kan geven: het lijkt mij duidelijk dat onderwijs en opleiding de kern van de politieke prioriteiten van vandaag en morgen moeten vormen. In het verslag worden de lidstaten verzocht onderling beste praktijken uit te wisselen met betrekking tot hun stelsels voor beroepsonderwijs en –opleiding in combinatie met werkervaring, die in veel lidstaten zouden moeten worden uitgebreid, met name in Frankrijk. Deze aanbevelingen zijn een stap in de goede richting wat betreft het verbeteren van onderwijs en opleiding in verband met de arbeidsmarkt, en het terugdringen van de werkloosheid en sociale uitsluiting, maar zijn ontoereikend als de lidstaten en de Commissie niet voldoende doen op een moment dat de jeugdwerkloosheid op het punt staat de grootste politieke uitdaging in veel lidstaten te worden, met name in mijn eigen land, Frankrijk.

 
  
MPphoto
 
 

  Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. – (IT) In de huidige gemondialiseerde economie zijn de mogelijkheid en capaciteit om te leren en te werken in een internationale omgeving belangrijke voorwaarden voor een succesvolle carrière van de Europese burger. Ondanks de dramatische gevolgen van de economische crisis voor de Europese arbeidsmarkt gaat de industriële en technologische transformatie gepaard met een grotere behoefte aan hoog- en middelbaar opgeleide werknemers. De in de Europa 2020-strategie genoemde sleutelelementen voor een slimme, duurzame en inclusieve groei vereisen op het gebied van het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding concrete maatregelen op het niveau van de Europese Unie. Om deze doelstellingen te bereiken is het absoluut noodzakelijk dat het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding op lange termijn een gemeenschappelijke politieke prioriteit blijven. Om die te kunnen verwezenlijken is de medewerking en inzet van alle betrokken partijen op zowel Europees als regionaal niveau vereist.

Ik benadruk bij dit punt dat vooral voor de jeugd snel moet worden opgetreden: de toename van de jeugdwerkloosheid is namelijk een van de urgentste uitdagingen voor Europa. De in het kader van de Europa 2020-strategie gestelde doelen moeten met concrete, creatieve en doeltreffende maatregelen worden nagestreefd. Het betreft hier de terugdringing van het aandeel vroegtijdige schoolverlaters tot minder dan 10 procent per schooljaar, en 40 procent van de jonge mensen de mogelijkheid bieden een opleiding aan het hoger onderwijs af te ronden.

 
  
MPphoto
 
 

  Adam Bielan (ECR), schriftelijk. − (PL) In een tijdperk van Europa zonder grenzen is het onderwijs, in het bijzonder op internationaal niveau, een basisstap in de ontwikkeling van het beroepsleven van burgers. Jonge mensen moeten in staat zijn om gebruik te maken van de mogelijkheden die het EU-lidmaatschap van hun land biedt om kennis en ervaring op te doen. De steeds grotere vraag naar mobiele, veelzijdig opgeleide werknemers is een andere factor die zo’n levensstijl stimuleert. Daarom blijft de werkloosheid bij jonge mensen een verontrustend probleem. Er moeten dringend projecten worden uitgevoerd om dit gevaarlijke fenomeen te bestrijden. Elke investering in onderwijs stimuleert de garantie voor een betere toekomst voor jonge mensen. Het gebruik van Europese fondsen voor het opstarten van concrete programma's op het gebied van onderwijs en beroepsopleiding is daarom van uitzonderlijk belang. Daarom ga ik akkoord met de noodzaak om instrumenten uit te werken die “een leven lang leren” of met andere woorden regelmatige verbetering van kwalificaties ondersteunen. Creatieve en doeltreffende onderwijsprogramma's moeten het mogelijk maken om een van de hoofddoelen van de Europa 2020-strategie te realiseren, te weten de doelstelling dat ten minste 40 procent van de burgers een hogere opleiding voltooit.

 
  
MPphoto
 
 

  Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. – (IT) Ik ben niet voornemens het initiatiefverslag van collega Hirsch te steunen. Ik ben het wel eens met de beginselverklaringen dat het belangrijk is de arbeidswereld en het academisch onderwijs op elkaar af te stemmen, maar eens te meer ontbreekt het bij dit thema aan een concrete, proactieve aanpak die verder gaat dan vruchteloze overwegingen en concrete oplossingen biedt voor een maatschappelijk probleem dat niet kan worden opgelost met holle frasen.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. – (LT) Ik heb ingestemd met dit verslag omdat ik het ermee eens ben dat demografische veranderingen en het feit dat mensen langer leven betekenen dat loopbanen pluriformer worden, en dat na- en bijscholing en een leven lang leren een noodzaak is geworden. Derhalve wordt in het verslag de aandacht gevestigd op de noodzaak om zowel het initiële beroepsonderwijs als de bij- en nascholing te moderniseren, wordt er voorgesteld om de basiseducatie af te sluiten met een beroepsgeschiktheidstest en wordt de nadruk gelegd op het belang van de initiële opleiding van leraren. Er wordt ook onderstreept hoe belangrijk het is op lokaal en regionaal niveau stimulansen te scheppen voor doeltreffende samenwerking tussen scholen, opleidingsinstellingen, onderzoekcentra en bedrijven om de introverte aard van opleidingsstelsels en de slechte aansluiting tussen kennis en beroepsvaardigheden en de behoeften van de arbeidsmarkt te overwinnen. Ik ben het ermee eens dat opleidingen en onderwijs alleen gemoderniseerd kunnen worden als we de verbinding tussen mogelijke werkgevers en scholen versterken, en daarom zou de actieve inbreng van de sociale partners bij het schetsen van de contouren voor onderwijscurricula een volgende stap in de richting van meer werkgelegenheid in Europa zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Sebastian Valentin Bodu (PPE), schriftelijk. – (RO) De Europa 2020-strategie stelt dat behalve stimulering van kennis, innovatie, onderwijs alsmede de digitale maatschappij ook duurzame en inclusieve groei tot de sleutelelementen voor een slimme groei behoren. In dit geval staat of valt dit met beroepsonderwijs en -opleiding, waarvoor alle lidstaten dezelfde normen moeten hanteren. Ondanks de ernstige gevolgen van de economische crisis voor de Europese arbeidsmarkt, kunnen we ervan uitgaan dat de groei van de arbeidsparticipatie in Europa in de komende tien jaar ten minste geleidelijk herstelt. De prognoses wijzen erop dat de toenemende vraag naar vaardigheden blijvend is. De industriële en technologische transformatie gaat gepaard met een grotere behoefte aan hoog- en middelbaar opgeleide werknemers, en dit heeft negatieve gevolgen voor laagopgeleiden.

Er wordt steeds meer nadruk gelegd op een duidelijke, resultaatgerichte benadering van leren. In sommige lidstaten zijn stelsels voor beroepsonderwijs reeds hervormd. Wat de vergelijkbaarheid van systemen voor beroepsonderwijs en -opleiding in lidstaten betreft, moet voorrang worden gegeven aan het wegnemen van belemmeringen, het vergroten van de transparantie en het vereenvoudigen van de vergelijking binnen en tussen de verschillende systemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat, zoals hierin goed wordt geschetst, de jeugd de werkelijke rijkdom van onze toekomst is. Daarom hebben we de plicht om hen allemaal beroepsonderwijs en beroepsopleidingen te garanderen. De economische crisis die de afgelopen jaren niet alleen Europa heeft getroffen, heeft zijn grootste weerslag op de jeugd. De werkloosheid in deze leeftijdscategorie is aanzienlijk toegenomen en wie een baan vindt, moet genoegen nemen met tijdelijke contracten en een te laag salaris.

We moeten ons snel en doeltreffend inspannen om weer waardigheid te geven aan deze jongeren die willen werken en vooral deel willen uitmaken van een wereld waarin ze niet gauw met open armen worden ontvangen. Dergelijke doelstellingen maken ook deel uit van de Europa 2020-strategie, die mikt op slimme, duurzame en inclusieve groei. Over het algemeen vormt het verslag van collega Hirsch een goed uitgangspunt voor wat een van de prioritaire beleidsgebieden van het Parlement en de hele Europese Unie moet zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  John Bufton (EFD), schriftelijk. − (EN) Ik heb tegen de resolutie voor samenwerking op het gebied van beroepsonderwijs en –opleiding ter ondersteuning van de Europa 2020-strategie gestemd, omdat ik er bevreesd voor ben dat een instantie die meningen verdeelt toegang heeft tot en invloed uitoefent op de geest van mensen. Het percentage eurosceptici onder de Europese bevolking is groot genoeg om het idee dat Brussel aan het roer staat van het onderwijs en opleidingen als ongepast te beschouwen. Een dergelijke aanpak zou als propaganda kunnen worden gezien.

 
  
MPphoto
 
 

  Christian Silviu Buşoi (ALDE), schriftelijk. – (RO) Beroepsonderwijs en -opleiding zijn zonder meer cruciaal om van de Europese economie een kenniseconomie te maken, overeenkomstig de doelstellingen van de Europa 2020-strategie. Daarom ben ik het helemaal eens met de in dit verslag gedane aanbevelingen, die het belang van investeringen in beroepsonderwijs en -opleiding voor het toekomstige concurrentievermogen van de Europese economie onderstrepen. Om onze doelstellingen te verwezenlijken hebben we doeltreffende maatregelen nodig, die elkaar op nationaal en Europees niveau aanvullen. De jeugdwerkloosheid in de EU neemt schrikbarend toe. Dit verslag bevat een duidelijke boodschap: beroepsonderwijs en -opleiding zijn sleutelfactoren bij het bestrijden van jeugdwerkloosheid. Heldere strategieën zijn nodig om hun integratie op de arbeidsmarkt te bevorderen en de afstemming tussen onderwijsprogramma’s en de vraag vanuit het bedrijfsleven te verbeteren, zodat de afgestudeerden zich een plaatsje op de arbeidsmarkt kunnen verwerven.

In de vereiste aanpak moet het accent liggen op specifieke vaardigheden die de integratie op de arbeidsmarkt vergemakkelijken. Door de voortdurende technologische ontwikkelingen hebben werkgevers bovendien steeds hogere verwachtingen ten aanzien van het opleidingsniveau van werknemers. Daarom is permanente scholing van cruciaal belang om beroepskwalificaties voortdurend aan te passen aan de wensen van het bedrijfsleven. Dit kan voorkomen dat mensen op enig moment tijdens hun loopbaan van de arbeidsmarkt worden uitgesloten.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Chountis (GUE/NGL), schriftelijk. (EL) Het verslag staat geheel in het teken van de doctrine dat beroepsonderwijs en beroepsopleiding gekoppeld moeten worden aan de behoeften van de markt en het bedrijfsleven in het kader van de Europa 2020-strategie. Met die strategie worden de rechten van de werknemers en het sociaal weefsel nog verder afgebroken. Ofschoon het verslag enkele positieve verwijzingen bevat naar algemene beginselen inzake ´humanisering van het werk´, bevordering van creativiteit en toegankelijke trajecten van informeel naar formeel leren, zijn dit niet meer dan dode letters, woorden zonder inhoud die het verslag alleen mooier moeten maken. In feite heeft dit verslag tot doel het neoliberalisme te bevorderen in elk onderwijs- en opleidingsproces op elk niveau, zelfs op het allerhoogste.

Zo worden bijvoorbeeld de lidstaten verzocht om steun te geven aan doctorale en postdoctorale programma´s die kunnen bijdragen tot een versterking van de concurrentiekracht en de arbeidsmobiliteit, of anders gezegd, tot een versterking van de arbeidsonzekerheid. Tot slot is een van de grote nadelen van dit verslag dat hierin de lidstaten worden verzocht om te zorgen voor "wederzijdse erkenning van certificaten en diploma´s". Daardoor wordt druk uitgeoefend in de richting van erkenning van diploma´s van diverse Griekse of buitenlandse colleges die dan ´gelijkwaardig´ zouden zijn met die van openbare universiteiten. Daarom heb ik tegen dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE), schriftelijk.(PT) In een aantal lidstaten is de werkloosheidsituatie werkelijk dramatisch, zeker voor jongeren: het werkloosheidspercentage onder deze groep ligt nu twee keer zo hoog als het EU-gemiddelde. De jeugdwerkloosheid vormt dus één van de meest dringende uitdagingen voor de Europese Unie. Het is van groot belang dat de lidstaten een strategisch beleid ontwikkelen om een oplossing voor dit probleem te vinden. De in het kader van de Europa 2020-strategie gestelde doelen moeten met concrete, creatieve en doeltreffende maatregelen worden nagestreefd. Het betreft hier terugdringing van het aandeel vroegtijdige schoolverlaters tot minder dan 10 procent per schooljaar, en de doelstelling om ervoor te zorgen dat 40 procent van de jonge mensen een opleiding aan het hoger onderwijs afrondt.

Ik moet helaas constateren dat er tussen het ambitieuze streven van de Europa 2020-strategie en de realiteit van de begroting een duidelijke wanverhouding is ontstaan. Er is in deze begroting namelijk drastisch gekort op de belangrijkste communautaire programma’s op het gebied van onderwijs. Ik ben ingenomen met de maatregelen van de Commissie, waarmee wordt gestreefd naar betere toegankelijkheid, transparantie en vergelijkbaarheid bij de erkenning binnen en tussen de onderwijssystemen. Het is verder van belang dat de lidstaten een hervorming van hun onderwijssystemen inzetten om het beroepsonderwijs en de beroepsopleidingen beter te laten aansluiten op de reële behoeften van de arbeidsmarkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Lara Comi (PPE), schriftelijk. – (IT) Om de Europese samenwerking ter ondersteuning van de Europa 2020-strategie te stimuleren zijn er drie punten die in dit verslag worden benadrukt en waar ik mijn volledige steun aan wil geven. Allereerst ben ik het grondig eens met de noodzaak om de dialoog tussen de arbeidswereld en het onderwijs te verbeteren door het aanbod van stages bij bedrijven en ondernemingen uit te breiden. Dit stelt de student in staat om actief deel te nemen aan het bedrijfsleven en het vergroot de samenwerking tussen bedrijven en onderwijsinstellingen in het beroepsonderwijs. Verder vind ik het wenselijk dat de integratie van onderwijsstelsels op internationaal niveau wordt geïntensifieerd om enerzijds een volledige erkenning van diploma’s te bereiken en anderzijds projecten voor grensoverschrijdende mobiliteit te bevorderen. Tot slot ben ik het volkomen eens met de suggestie van het Parlement aan de Commissie voor wat betreft de aanpassing van het Europees Sociaal Fonds, het Erasmusfonds en het programma voor een leven lang leren opdat het mogelijk is om middelen toe te kennen aan specifieke projecten op het gebied van beroepsonderwijs en –opleiding en voor de bestrijding van de jeugdwerkloosheid en de discriminatie op grond van geslacht, zodat meer vrouwen aan dergelijke projecten zullen deelnemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Mário David (PPE), schriftelijk.(PT) Dit verslag bevat een pleidooi voor maatregelen voor meer Europese samenwerking op het gebied van beroepsonderwijs en –opleiding. Het beroepsonderwijs moet beter, het moet preciezer zijn afgestemd op de behoeften van de arbeidsmarkt, het moet voor iedereen toegankelijk zijn, en de opleidingen in de verschillende lidstaten moeten wederzijds erkend worden. Het verslag herinnert ons er ook aan dat we nog steeds een strategie voor de toekomst van het onderwijs moeten ontwikkelen. Die moet sterker gericht zijn op het soort beroepsvaardigheden waar Europa in de toekomst behoefte aan zal hebben. Het document wijst er eerst en vooral op dat de systemen voor onderwijs en opleidingen beter op elkaar moeten aansluiten, om te komen tot een transparant systeem, waar wederzijdse erkenning van vaardigheden en bevoegdheden concrete uitwerking heeft gekregen. Het lijkt mij vanzelfsprekend dat de wederzijdse erkenning van kwalificaties in een steeds sterker verenigd Europa, waar de mobiliteit voortdurend toeneemt, van doorslaggevend belang is. Het verslag wijst er dus terecht op dat het zaak is de communautaire wetgeving op dit gebied in nationaal recht om te zetten. In het nieuwe Europa vormen opleiding en onderwijs de basis voor een succesvolle toekomst. Het bevorderen van mobiliteit, ondernemerschap, creativiteit en innovatie is een absolute voorwaarde. De EU moet daartoe aanzetten, zoals het verslag ook inderdaad stelt. Ik ben het daarmee eens en stem dus voor.

 
  
MPphoto
 
 

  Proinsias De Rossa (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik steun dit verslag, dat lidstaten oproept ervoor te zorgen dat mensen in verschillende levensstadia kunnen deelnemen aan beroepsonderwijs en beroepsopleidingen die toegesneden zijn op hun behoeften en die hun deelname aan de arbeidsmarkt en de samenleving in het algemeen zullen vergemakkelijken en verbeteren. Beroepsonderwijs en beroepsopleidingen moeten in alle stadia van het leven van mensen en ongeacht hun positie op de arbeidsmarkt of hun inkomen toegankelijk, beschikbaar en betaalbaar zijn. Teneinde een betere sociale integratie en een grotere sociale cohesie te bewerkstelligen dringt dit verslag er in het bijzonder bij lidstaten op aan om opleidingsmogelijkheden te creëren die specifiek gericht zijn op groepen zoals werkloze jongeren, etnische minderheden, kwetsbare vrouwen en gehandicapten. In het verslag wordt er tevens op gewezen dat de financieringsmogelijkheden moeten worden uitgebreid, vereenvoudigd en beter toegankelijk moeten worden gemaakt door gebruik te maken van de beschikbare middelen uit het Europees Sociaal Fonds, het gehele programma voor een leven lang leren en het Erasmusprogramma voor jonge ondernemers.

 
  
MPphoto
 
 

  Marielle De Sarnez (ALDE), schriftelijk.(FR) De bestrijding van de jeugdwerkloosheid is een van de urgentste problemen van Europa. Daarom moeten de lidstaten snel gerichte strategieën aannemen waarin rekening wordt gehouden met nationale bijzonderheden en behoeften. Leermethodes moeten een levenlang meer toegankelijk en flexibeler zijn. We moeten de mogelijkheden voor het opdoen van ervaring in het buitenland voor iedereen uitbreiden. Verder moeten stages beter erkend worden. Er moet constant hoge politieke en gemeenschappelijke prioriteit aan beroepsonderwijs en -opleiding worden gegeven om Europese werknemers in staat te stellen zich aan te passen aan de eisen van een veranderende economie.

 
  
MPphoto
 
 

  Christine De Veyrac (PPE), schriftelijk.(FR) Op het moment dat het jeugdwerkloosheidspercentage in Europa twee keer zo hoog is dan dat van de beroepsbevolking, zijn de voorstellen in het verslag Hirsch een nuttige bijdrage aan het beleid dat de regeringen van de 27 lidstaten hanteren om de werkloosheid te bestrijden.

Gesteld tegenover de uitdagingen die de vergrijzing van de bevolking en de mondialisering van onze economie met zich meebrengen, moeten wij de ontwikkeling van programma’s voor een levenlang leren aanmoedigen, met name door de lidstaten onderling goede praktijken te laten uitwisselen, en door de initiële opleiding van jonge Europeanen te verbeteren door samenwerking tussen universiteiten, onderzoekscentra en ondernemingen te stimuleren.

 
  
MPphoto
 
 

  Anne Delvaux (PPE), schriftelijk.(FR) Volgens toekomstige verwachtingen met betrekking tot inzetbaarheid en de vereiste diploma’s, blijkt dat er naar verluidt 15,6 miljoen nieuwe banen binnen de EU beschikbaar zijn voor afgestudeerden van het hoger onderwijs en 3,7 miljoen voor houders van middelbareschooldiploma’s (bron: Cedefop). Daarentegen zullen er 12 miljoen banen worden geschrapt voor degenen met een lagere kwalificatie!

Met het oog op deze onvermijdelijke ramp, moest de 2020–strategie gericht worden op het aantrekkelijker maken van beroepsonderwijs en -opleiding. In het verslag wordt gevraagd een resultaatgerichte benadering aan te nemen wat betreft stages, de erkenning van informeel en niet-formeel leren verder te verbeteren, en om ondersteuningscentra en regelingen voor leerlingen die de meeste moeilijkheden ondervinden in te stellen.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk.(PT) Beroepsonderwijs en –opleidingen zullen in het Europa van na de crisis, in een herstellend en groeiend Europa, een doorslaggevende rol vervullen. Het is een absolute noodzaak dat we jongeren de instrumenten verschaffen om in deze gemondialiseerde wereld te kunnen concurreren. Ze moeten zich met kennis en vaardigheden een toegang tot de arbeidsmarkt kunnen verschaffen. We mogen niet vergeten dat de jeugdwerkloosheid bijna overal in Europa ontstellend hoog is. We mogen echter ook niet vergeten dat een uitgebreidere opleiding niet noodzakelijkerwijs leidt tot meer kansen op de arbeidsmarkt. Het komt in de EU steeds vaker voor dat jonge mensen met een afgesloten universitaire of post-universitaire opleiding geen werk vinden, en ook geen uitzicht op werk hebben. Opleidingen moeten daarom op de behoeften van de markt zijn afgestemd en jonge mensen daarop voorbereiden. Een dergelijke gewijzigde aanpak is volgens mij cruciaal als we groei van de jeugdwerkloosheid willen stuiten en deze jongeren een toekomst met meer mogelijkheden willen bieden.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk.(PT) Dit verslag van mevrouw Hirsch gaat over de problematiek bij de Europese samenwerking op het gebied van beroepsonderwijs en –opleiding ter ondersteuning van de Europa 2020-strategie. Aan de doelstelling van die strategie – slimme, duurzame en inclusieve groei – moeten we nu reeds beginnen te werken. De huidige economische en financiële situatie mag daarvoor minder geschikt lijken, maar we moeten toch proberen minder goede situaties tot mogelijkheden te transformeren. In een steeds sterker gemondialiseerde wereld moeten we ons niet langer beperken tot één bepaald grondgebied, maar mobiliteit, flexibiliteit en internationale ervaring bevorderen. Het is van belang dat de basisopleiding goed is en dat jongeren ervoor kunnen kiezen in andere landen te gaan werken. Dit verslag bevat een aantal voorstellen waarin ik me kan vinden. Ik heb daarom voorgestemd. Van de in het verslag opgenomen voorstellen noem ik hier de stelling dat mensen gedurende hun gehele leven steeds nieuwe en uiteenlopende opleidingen zouden moeten volgen. Dat is van cruciaal belang om op het werk een steeds betere kwaliteit te kunnen bieden. Van belang is ook dat er bijzondere aandacht wordt geschonken aan jongeren, vrouwen en mensen met een handicap, één en ander overeenkomstig de Europa 2020-strategie.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) We hebben hier wederom te maken met een stierlijk vervelende herhaling van de retoriek die de Commissie gewoon is te volgen als het gaat om levenslang leren en het bevorderen van mobiliteit binnen de EU. Dat zou de manier zijn om een optimaal “aanpassingsvermogen” en een zo goed mogelijke “inzetbaarheid” van werknemers te garanderen. Beroepsopleidingen worden hier gezien als een manier om “ondernemerschap” te bevorderen en “te helpen zorgen voor een klimaat waarin ondernemingen kunnen slagen, zich ontwikkelen en groeien”. Daaraan wordt toegevoegd dat bedrijven om te kunnen groeien behoefte hebben aan “een geringere belastingdruk en voorspelbaarheid, zodat zij plannen kunnen maken en kunnen investeren”. Tot slot stelt dit verslag dat beroepsopleidingen en levenslang leren moeten worden “afgestemd op de vraag op de arbeidsmarkt en de mogelijkheid [moeten] bieden toegang te krijgen tot en mobiel te zijn op de arbeidsmarkt”.

Zo wordt het ideologische gedachtegoed van het verslag in één pennenstreek onthuld: werkgelegenheidsproblemen zijn individuele problemen – en dus niet in de eerste plaats een maatschappelijk probleem. De problemen hoeven daarom niet door de maatschappij te worden opgelost. Het is aan het individu om een oplossing te vinden voor het probleem, hetzij door zijn “inzetbaarheid” te vergroten, hetzij door “ondernemer” te worden. Dat vraagt om een fiscaal systeem dat winst beloont en zwaar drukt op arbeid en consumptie. Onderwijs en opleiding staan dus volledig in dienst van de belangen van het kapitaal. Wat de rest betreft: naar de oorzaken wordt nergens gezocht en er worden dan ook geen oplossingen aangedragen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) Dit verslag is niet anders dan een herhaling van de retoriek die de Commissie gewoon is te volgen als het gaat om een leven lang leren en het bevorderen van mobiliteit binnen de EU. Dat zou de beste garantie tegen werkloosheid zijn, en tegelijkertijd de manier om een optimaal “aanpassingsvermogen” en een zo goed mogelijke “inzetbaarheid” van werknemers te verzekeren. Dat is dus de beste manier om het aanbod van onderwijs en opleidingen te organiseren.

In dit verslag valt het accent echter op de rol van beroepsopleidingen als manier om “ondernemerschap” te bevorderen en “te helpen zorgen voor een klimaat waarin ondernemingen kunnen slagen, zich ontwikkelen en groeien”. Daaraan wordt toegevoegd dat bedrijven om te kunnen groeien behoefte hebben aan “een geringere belastingdruk en voorspelbaarheid, zodat zij plannen kunnen maken en kunnen investeren”. Tot slot stelt dit verslag dat beroepsopleidingen en levenslang leren moeten worden “afgestemd op de vraag op de arbeidsmarkt en de mogelijkheid [moeten] bieden toegang te krijgen tot en mobiel te zijn op de arbeidsmarkt”. Onderwijs en opleiding staan dus volledig in dienst van de belangen van het kapitaal.

Het verslag verzuimt in te gaan op de maatschappelijke oorzaken van schoolverlating en jeugdwerkloosheid of het feit dat hoger onderwijs niet altijd toegankelijk is. En dat alles om te verhullen dat het neoliberale beleid dat de belangen van de economische en financiële groepen dient de grote schuldige is.

We vinden dit verslag dus volledig onaanvaardbaar: naar oorzaken wordt nergens gezocht en er worden geen oplossingen aangedragen.

 
  
MPphoto
 
 

  Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk. (SK) Het is mijn stellige overtuiging dat beroepsonderwijs en –opleiding gedurende het hele leven beschikbaar en betaalbaar moet zijn, ongeacht de positie van mensen op de arbeidsmarkt en ongeacht hun inkomen. Het beroepsonderwijs moet zijn afgestemd op de behoefte van elk individu, zodat zij makkelijker werk kunnen vinden. Er moeten kansen gecreëerd worden voor specifieke groepen in de EU-lidstaten, zoals werkloze jongeren, leden van etnische minderheden, kwetsbare vrouwen, gehandicapten en anderen, in het belang van betere sociale integratie en sociale cohesie. En tot slot zouden uitgebreidere, vereenvoudigde en beter toegankelijke financieringsmogelijkheden zonder enige twijfel bijdragen aan het realiseren van bovengenoemde doelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Elisabetta Gardini (PPE), schriftelijk. – (IT) Dit verslag is een nieuw puzzelstukje van de Europese strategie voor jongeren. Het is goed om de internationalisering van het onderwijs te steunen en tegelijkertijd ook de flexibiliteit van jongeren op de arbeidsmarkt, die steeds competitiever wordt. Europese jongeren moeten daar de kans krijgen om te concurreren met hun leeftijdsgenoten uit de hele wereld. We mogen niet onverschillig blijven tegenover de gegevens over jeugdwerkloosheid. Ik verwelkom daarom dit verslag waarin wordt benadrukt hoe belangrijk de doelstellingen van de Europa 2020-strategie zijn: de jeugdwerkloosheid bestrijden met efficiënte en doeltreffende maatregelen zoals het terugdringen van het percentage schoolverlaters tot onder de 10 procent en ervoor zorgen dat ten minste 40 procent van de jongeren een diploma van het hoger onderwijs behaalt. Dit is echter geen eindstreep, maar een vertrekpunt. Als volgende prioriteiten moeten er betrekkingen tot stand worden gebracht tussen universiteiten en bedrijven en er moeten opnieuw door de overheid of het bedrijfsleven gefinancierde verplichte stageprogramma’s en leerlingovereenkomsten komen. We hebben niet veel tijd en we moeten snel actie ondernemen. Anders zal onze erfenis voor de toekomstige generaties erg zwaar zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Brice Hortefeux (PPE), schriftelijk.(FR) Ik ben blij met de aanneming van dit verslag, waarin de uitdagingen van beroepsonderwijs en –opleiding tot de grootste zorg van de Europese Unie en haar lidstaten worden gemaakt. Ten tijde van een streng begrotingsbeleid, dat een rechtstreeks gevolg is van de wereldcrisis die de Europese arbeidsmarkt hard geraakt heeft, moeten we goed nadenken over onze strategieën voor groei en werkgelegenheid, vooral voor jongeren, zonder voorbij te gaan aan de nationale verschillen en behoeften.

Jonge mensen zijn als eerste de dupe van werkloosheid en zijn zeer geneigd om te stoppen met hun opleiding. Daarom moeten we onderwijscurricula en opleiding dusdanig moderniseren dat ze beter aansluiten op wat onze ondernemingen nodig hebben. Deze inspanningen moeten ook aan de dag worden gelegd op het gebied van een leven lang leren en de bevordering van mobiliteit. Deze doelstellingen kunnen alleen verwezenlijkt worden als alle belanghebbenden (Europese instellingen, lidstaten, lokale en regionale spelers) de krachten bundelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb dit verslag verwelkomd omdat Europa onmiddellijk in actie moet komen, vooral ten aanzien van jonge mensen moet snel worden gehandeld. De aanhoudende stijging van de jeugdwerkloosheid is een van de urgentste problemen in Europa. Jongeren zijn niet alleen vaker werkloos dan volwassenen, maar hebben ook vaker onzekere, tijdelijke banen met een lager salaris en minder sociale zekerheid. De lidstaten moeten doelgerichte politieke strategieën inzetten om de armoede te bestrijden, en daarbij rekening houden met de nationale bijzonderheden en behoeften. De in het kader van de Europa 2020-strategie gestelde doelen moeten met specifieke, creatieve en doeltreffende maatregelen worden nagestreefd. Deze doelen zijn de terugdringing van het aandeel vroegtijdige schoolverlaters tot minder dan 10 procent per schooljaar, en het verzekeren dat 40 procent van de jonge mensen een universitaire opleiding geniet. Er moet constant hoge politieke en gemeenschappelijke prioriteit aan beroepsonderwijs en -opleiding worden gegeven. De medewerking en betrokkenheid van alle belanghebbende partijen is onontbeerlijk om een en ander te kunnen realiseren. Daarvoor moet een beroep worden gedaan op de Europese instellingen en de lidstaten, alsook op lokale en regionale belanghebbenden. We moeten erop toezien dat Europese werknemers zich kunnen aanpassen aan de uitdagingen waarvoor de economie hen stelt. Politici moeten mensen de mogelijkheid bieden zich verder en uitgebreider te kwalificeren. Bij- en nascholing mag er niet alleen op gericht zijn om mensen aan een betere baan te helpen, maar moet mensen ook de kans bieden om vorm te geven aan de banen van de toekomst, en zo een actieve bijdrage te leveren aan een innovatieve economie.

 
  
MPphoto
 
 

  Lívia Járóka (PPE), schriftelijk. − (EN) Ik verwelkom dit verslag waarin de noodzaak wordt belicht om het systeem van beroepsopleidingen in de EU te verbreden, aangezien gelijke toegang tot kwalitatief goed onderwijs gedurende het hele leven leidt tot betere kansen op de arbeidsmarkt en daarnaast bijdraagt aan het behalen van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie. Er dient speciale nadruk te liggen op het voorkomen van werkloosheid onder jongeren, en daarvoor is het nodig het opleidingsaanbod af te stemmen op de vraag op de arbeidsmarkt, middellange nationale en regionale vooruitzichten te bieden over de verwachte vraag op de arbeidsmarkt en te zorgen dat nationale onderwijssystemen beter in staat zijn die vaardigheden te trainen waar actief naar gezocht wordt op de arbeidsmarkt. Volgens Cedefop is de verwachting dat het aantal banen dat beschikbaar is voor lager opgeleide of niet-opgeleide werknemers met 12 miljoen afneemt, en dit is een voorbode van een verhoogd risico op armoede voor de meest kwetsbare bevolkingsgroepen. In veel gevallen zijn zelfs diegenen die hun opleiding afmaken niet in staat een baan te vinden, waardoor ze meer geneigd zijn om een tijdelijke baan aan te nemen of zwart te gaan werken. Als gevolg hiervan zijn ze niet in staat een zelfstandig leven op te bouwen, en zo vormen ze vaak een ondraaglijke last voor huishoudens waardoor een vicieuze cirkel wordt gecreëerd van onbevredigend onderwijs en werkeloosheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Jarosław Kalinowski (PPE), schriftelijk. − (PL) De ontwerpresolutie vraagt bijzondere aandacht voor de opleiding van jonge mensen en wijst erop dat de opleidingen een praktisch karakter moeten hebben. Het is absoluut noodzakelijk dat toegang tot aangepaste opleidingen en cursussen wordt gegarandeerd, zodat mensen die hun opleiding, studies of beroepsstage beëindigen geen probleem hebben om werk te vinden in hun vakgebied. Laten we benadrukken dat dit banen met goede voorwaarden en een waardig loon moeten zijn.

Volgens de prognoses veroorzaken de economische problemen geen veranderingen in de stijgende tewerkstellingstendens in de Europese Unie en mogen niet leiden tot een beperking van fondsen voor belangrijke Europese programma's op het gebied van onderwijs en beroepsopleiding, zoals het programma “Een leven lang leren”. Integendeel, deze middelen moeten worden verhoogd, zodat iedereen, onafhankelijk van zijn leeftijd, geslacht of woonplaats, toegang heeft tot dezelfde beroepsopleiding en -carrière.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Kozłowski (PPE), schriftelijk. (PL) Als schaduwrapporteur van het verslag-Hirsch over de Europese samenwerking op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding wil ik uitleggen waarom ik voor het verslag heb gestemd. De snelle veroudering van de maatschappij enerzijds en de verontrustend hoge werkloosheid bij jonge mensen anderzijds vormen vandaag de dag een belangrijke uitdaging voor Europa, en beroepsonderwijs en -opleiding spelen hierin een cruciale rol. Als we de toekomstige steun voor beroepsonderwijs en -opleiding willen veiligstellen, moeten we tegelijkertijd erg veel belang hechten aan de controle van de efficiëntie van opleidingen en aan een doelgerichte aanpak, die de tewerkstelling en sociale integratie moet bevorderen.

Volgens mij moeten beroepsonderwijs en -opleiding nauw verbonden zijn met de arbeidsmarkt, die zich voortdurend aanpast aan economische, demografische en maatschappelijke veranderingen. Volgens mij is het erg belangrijk dat we ervoor zorgen dat het ESF flexibeler wordt beheerd en dat dit fonds complementair is met andere Europese instrumenten ten behoeve van tewerkstelling en met nationale maatregelen. Om te eindigen wil ik de rapporteur feliciteren met het geslaagde en uitgebreide verslag en wil ik haar bedanken voor de uitstekende samenwerking. Dank u.

 
  
MPphoto
 
 

  Agnès Le Brun (PPE), schriftelijk.(FR) De doelstellingen van de Europa 2020-strategie gaan voornamelijk over het terugbrengen van het percentage vroegtijdige schoolverlaters tot minder dan 10 procent en het bewerkstelligen dat 40 procent van de 30- tot 34-jarigen een opleiding moet hebben afgesloten. Deze doelstellingen liggen in de lijn van de Europese ambitie, voor het eerst vermeld in de strategie van Lissabon, om van de Europese Unie de beste kenniseconomie ter wereld te maken. Daarom is het proces van Kopenhagen, waarmee sinds 2002 de basis is gelegd voor een betere samenwerking wat betreft het beleid van de lidstaten op het gebied van beroepsonderwijs en- opleiding, zo ontzettend belangrijk. Ik heb ingestemd met deze resolutie omdat er ambitieuze doelstellingen in geformuleerd worden voor de verbetering van de Europese programma’s voor onderwijs en opleiding.

 
  
MPphoto
 
 

  Constance Le Grip (PPE), schriftelijk.(FR) Ik heb voor het verslag van mevrouw Hirsch gestemd. Om het hoofd te kunnen bieden aan de economische uitdagingen van de 21e eeuw, met name de toenemende concurrentie van onze handelspartners, moeten de Europese stelsels voor beroepsonderwijs en -opleiding doeltreffender, aantrekkelijker en reactiever worden om onze burgers beter voor te bereiden op de banen die moeten worden vervuld.

We moeten daarom toewerken naar systemen die beter aansluiten op de behoeften van de arbeidswereld. Ik denk ook dat het nodig is om de toegang tot hoogstaande stages in Europa te vereenvoudigen, en dus om de bestaande programma’s die gericht zijn op het vergroten van de mobiliteit van leerlingen te handhaven en te versterken.

Een echt ‘Erasmus voor leerlingen’ in het leven roepen, dat was de verplichting die ik ben aangegaan tijdens de Europese verkiezingscampagne van 2009: het gaat hier om jongeren en iets minder jongeren, die met één voet de arbeidswereld betreden en werkervaring opdoen, die tegelijkertijd de mogelijkheid hebben om binnen Europa te reizen en rechtstreeks in contact te komen met de economische werkelijkheid van onze interne markt.

Tot slot moeten we ook het systeem voor de erkenning van beroepskwalificaties in Europa vereenvoudigen en verbeteren, met als doel de interne markt een impuls te geven en onze burgers de sleutels in handen te geven van een versterkte beroepsmobiliteit.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd. In de Europa 2020-strategie zijn de belangrijkste voorwaarden voor slimme groei (het stimuleren van kennis, innovatie en onderwijs en het bevorderen van de digitale samenleving), duurzame groei (efficiënter gebruik van hulpbronnen bij de productie en een gelijktijdige verhoging van ons concurrentievermogen) en inclusieve groei (verhoging van de arbeidsparticipatie, kwalificatie en de bestrijding van armoede) opgenomen. Wat betreft het beroepsonderwijs en beroepsopleidingen zijn er concrete maatregelen nodig op EU-niveau en de lidstaten om de strategie leven in te blazen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jiří Maštálka (GUE/NGL), schriftelijk. − (CS) Onderwijs is een uiterst complex en langdurig proces waarvan de kwaliteit en dan vooral de uiteindelijke resultaten van grote invloed zijn op de verdere levenskansen van jongeren. Daar moet voldoende oog voor zijn. In verband daarmee zou ik willen wijzen op het feit dat met de ontwikkeling van nieuwe moderne technologieën en de instelling van hogere kwaliteits- en veiligheidsnormen in talrijke beroepen en vakgebieden de niveauvereisten navenant stijgen en er dus behoefte ontstaat aan een doelgerichtere voorbereiding van jongeren daarop. Ik heb het hier echter over hoogstaand onderwijs met behulp van moderne onderwijsmethodes, over op een zekere manier aantrekkelijker onderwijs met een duidelijke link naar de vraag naar dit vakgebied en uitzicht op verdere bekwamingsmogelijkheden in de toekomst. Aan het einde van het onderwijsproces behoort een vakinhoudelijk goed voorbereid jong individu te staan met het beeld van een perspectiefvolle groei in zijn hoofd en vooral een jong individu dat gebruikmaakt van zijn verworven kennis, inzichten en vaardigheden in dat vakgebied waarvoor het geleerd en zich voorbereidt heeft, een individu dat dit vakgebied onder de knie heeft en er als persoon geschikt voor is.

 
  
MPphoto
 
 

  Mario Mauro (PPE), schriftelijk. – (IT) In het verslag over Europese samenwerking op het gebied van beroepsonderwijs en –opleiding ter ondersteuning van de Europa 2020-strategie wordt op bevredigende wijze geschetst wat de doelstellingen zijn die we enige tijd geleden met deze Europa 2020-strategie hebben vastgelegd. Het is vandaag de dag meer dan ooit noodzakelijk dat er een constante dialoog bestaat tussen de wereld van het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding en de arbeidswereld. Dat is ook precies de grootste uitdaging: ervoor zorgen dat de arbeidswereld op steeds constantere wijze tegemoetkomt aan de behoeften van nieuwe werknemers.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk.(PT) Een goede tenuitvoerlegging van de Europa 2020-strategie is voor hernieuwde en duurzame economische groei in de EU van cruciaal belang. Voor het slagen van deze strategie moeten jongeren hun aandeel kunnen bijdragen. Het is echter bekend dat nu juist jongeren het ernstigst getroffen zijn door de crisis. De jeugdwerkloosheid is heel hoog: tweemaal het gemiddelde. Het is dus zaak dat we fors investeren in beroepsonderwijs en –opleiding.

 
  
MPphoto
 
 

  Louis Michel (ALDE), schriftelijk.(FR) In een gemondialiseerde wereld zijn kwaliteitsonderwijs en beroepsopleiding onmisbaar voor elke jongere die de arbeidsmarkt wil betreden. De wereldeconomie verlangt vaardigheden, flexibiliteit, beschikbaarheid en talenkennis. Geconfronteerd met deze vereisten is het onze plicht als politici om strategieën ten uitvoer te leggen die het volgende garanderen: • Leren gericht op een specifiek resultaat; • Ondernemerschap bijbrengen; • Overbruggingsmogelijkheden bieden aan mensen die werkzoekend zijn, met name door middel van gericht onderwijs; • De procedures vereenvoudigen voor de erkenning van buitenlandse diploma’s om de mobiliteit van werknemers te bevorderen; • Een Europees kader opzetten voor kwalitatief hoogstaande stages in de hele EU; • Een leven lang leren om werknemers in staat te stellen zich aan te passen aan de marktvoorwaarden en de behoeften van ondernemingen. • Creativiteit alsmede informatievoorziening en communicatie bevorderen. • Werkende vrouwen steunen door ze te helpen werk en gezinsleven te combineren.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Beroepsonderwijs en -opleiding moeten in alle stadia van het leven van mensen, ongeacht hun status op de arbeidsmarkt of hun inkomen, toegankelijk, beschikbaar en betaalbaar zijn. Het is nodig opleidingsmogelijkheden te creëren voor specifieke groepen, zoals werkloze jongeren, etnische minderheden, kwetsbare vrouwen, gehandicapten, enzovoort om een betere sociale integratie en een grotere sociale cohesie tot stand te brengen. Er dienen uitgebreidere, vereenvoudigde en beter toegankelijke financieringsmogelijkheden te worden gecreëerd door gebruik te maken van de middelen die nu beschikbaar zijn middels het Europees Sociaal Fonds en het programma voor een leven lang leren. Het betreft hier naar mijn mening een zeer belangrijk en dringend gewenst initiatief. Ik heb voor het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) Het beroepsleven is inmiddels sterk veranderd. Bood een goede opleiding vroeger nog een garantie voor een goede baan, worden tegenwoordig vooral tal van jonge mensen ondanks een universitair diploma door werkloosheid bedreigd. Met name de eerste stappen op de arbeidsmarkt worden steeds moeilijker. Aan de andere kant klagen bedrijven constant over een tekort aan vakkundig personeel en wordt dit vermeende tekort als voorwendsel aangegrepen om goedkope vakkrachten aan te trekken. Vanwege de door het bedrijfsleven verlangde volledige flexibiliteit en mobiliteit, die op de arbeidsmarkt gepaard gaan met loondumping en nieuwe arbeidsmodellen zoals "Mac-jobs", is het voor velen onmogelijk geworden een gezin te stichten of werk en gezinsleven met elkaar te combineren. In het kader van de Europa 2020-strategie mag het zinvol zijn om de wederzijdse erkenning van beroepsonderwijs en -opleiding te bevorderen, maar voor het welslagen van de strategie is het tevens van doorslaggevend belang om deze problematische ontwikkelingen aan te pakken. In dit opzicht moet weliswaar worden toegejuicht dat in het verslag wordt opgeroepen tot een snelle bestrijding van de jeugdwerkloosheid, maar een nadere invulling ontbreekt. Ik heb mij van stemming onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Franz Obermayr (NI), schriftelijk. (DE) De Europese arbeidsmarkt staan grote uitdagingen te wachten. De opgroeiende jeugd wordt geconfronteerd met het probleem dat een goede opleiding op zich geen garantie meer vormt voor een goede baan. Erger nog, een goede opleiding biedt veelal niet eens meer bescherming tegen werkloosheid. Aan de andere kant klagen grote ondernemingen over het toenemende tekort aan vakkundig personeel, dat vaak als voorwendsel dient om mensen tegen dumpinglonen aan het werk te zetten. Daardoor wordt het onmogelijk om een gezin te stichten of een evenwicht te vinden tussen werk en privéleven. De wederzijdse erkenning van beroepsonderwijs en –opleiding is een eerste stap in de goede richting. Ook is het goed dat in het verslag wordt opgeroepen tot bestrijding van de jeugdwerkloosheid. Maar het heeft geen zin om alleen een oproep te doen, dat is te vaag. Daarom heb ik mij van stemming onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat samenwerking op Europees niveau op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding een heel belangrijke voorwaarde is voor het behalen van de Europa 2020-doelstellingen en het terugdringen van de jeugdwerkloosheid. Ik sta achter het voorstel dat, voor de vorming van het stelsel voor beroepsonderwijs en –opleiding, elke lidstaat speciale aandacht besteedt aan laagopgeleiden, studenten met een migrantenachtergrond, gehandicapten en andere sociaal kwetsbare groepen. Beroepsopleidingsprogramma’s moeten zijn toegesneden op hun behoeften en bekwaamheden. Verder moeten we de verschillende onderwijsstelsels van de lidstaten beter op elkaar afstemmen om jongeren beter in het beroepsleven te integreren en een leven lang leren en formele en informele opleidingen te bevorderen. Ik vind het raadzaam om informatie over de te verwachten veranderingen op de arbeidsmarkt op te nemen in nationale onderwijsstrategieën en –programma’s om erop toe te zien dat beroepsopleidingen aansluiten op de behoeften van de arbeidsmarkt.

De Commissie zou hierin een sleutelrol moeten spelen door informatie te verstrekken over de vaardigheden van individuele regio’s en veranderingen op de Europese arbeidsmarkt. Verder is het heel belangrijk om een gunstige commerciële omgeving te creëren voor bedrijven die met elkaar samenwerken voor de ontwikkeling en invoering van beroepsopleidingsprogramma’s.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. – (IT) Ik heb voor het verslag over Europese samenwerking op het gebied van beroepsonderwijs en –opleiding gestemd, omdat dit onderwerp binnen de Europa 2020-strategie een belangrijke plek inneemt om de economische ontwikkeling te garanderen. Samenwerken om beroepsonderwijs en –opleiding te verbeteren betekent de jeugdwerkloosheid verminderen, kennisinstrumenten verschaffen aan werknemers en uitgebreide en vereenvoudigde financieringsmogelijkheden bieden. De huidige sociaaleconomische context vereist dat men in staat is in internationale omgevingen te werken en daarom moeten de leermogelijkheden worden uitgebreid, ook gelet op de rol van de bedrijven, die steeds vaker behoefte hebben aan competent personeel met praktische onderwijservaring dat onmiddellijk doeltreffend aan de slag kan.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk. (EL) Dit initiatiefverslag – waarin de commissie ten principale vrij veel voorstellen heeft overgenomen van de Commissie cultuur en onderwijs – roept de EU en de lidstaten op tot alertheid bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie, met name op het gebied van werkgelegenheid en opleiding. Er worden diverse uitdagingen in ogenschouw genomen, zoals de vraag naar steeds meer vaardigheden op de arbeidsmarkt, waardoor laaggeschoolden in gevaar komen, de snelle toename van de jeugdwerkloosheid, die in een aantal EU-landen, waardonder Griekenland, al meer dan 30 procent bedraagt, maar ook de traagheid waarmee de lidstaten in actie komen om de in het kader van de Europa 2020-strategie vastgestelde doelstellingen te verwezenlijken (zoals de vermindering van het aantal vroegtijdige schoolverlaters tot 10 procent en verhoging van het aantal afgestudeerden tot 40 procent). Burgers met weinig vaardigheden of laaggeschoolden moeten natuurlijk sociale bescherming genieten maar daarnaast is het ook urgent te investeren in nieuwe vaardigheden, in de vaardigheden die nodig zijn voor banen in de voor de economische groei strategische sectoren, wat ook voor Griekenland een cruciaal vraagstuk is.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk.(PT) Om de Europa 2020-strategie te ondersteunen is Europese samenwerking op het gebied van beroepsonderwijs en –opleiding onontbeerlijk. De mogelijkheid en capaciteit om te leren en te werken in een internationale omgeving zijn belangrijke voorwaarden voor een succesvolle carrière in een gemondialiseerde economie. Er is steeds meer vraag naar werknemers die mobiel en flexibel zijn en over internationale ervaring beschikken. Ik ben het eens met de stelling van de rapporteur dat de Europa 2020-strategie een impuls moet krijgen. En daar moet reeds in het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding een begin worden gemaakt door middel van concrete maatregelen op het niveau van de Unie en de lidstaten. Al die overwegingen hebben mij aangezet vóór dit verslag te stemmen. We moeten er inderdaad voor zorgen dat Europese werknemers zich kunnen aanpassen aan de uitdagingen waarvoor de economie hen stelt. Politici moeten mensen de mogelijkheid bieden zich verder en uitgebreider te kwalificeren. Bij- en nascholing mag er niet alleen op gericht zijn om mensen aan een betere baan te helpen, maar moet mensen ook de kans bieden om vorm te geven aan de banen van de toekomst, en zo een actieve bijdrage te leveren aan een innovatieve economie.

 
  
MPphoto
 
 

  Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. – (IT) In een steeds meer gemondialiseerde wereld is het belangrijk dat jongeren hun onderwijs en opleiding kunnen ontwikkelen door middel van mobiliteit. De arbeidsmarkt vraagt om personen die steeds mobieler en flexibeler zijn en internationale ervaring hebben. Ondanks de economische crisis zal de arbeidsmarkt de komende tien jaar naar verwachting geleidelijk groeien. Daarom heeft de EU de Europa 2020-strategie gerealiseerd, om de belangstelling voor het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding te vergroten.

Er moeten meer inspanningen worden geleverd om de obstakels weg te werken, de transparantie te vergroten en meer vergelijkbaarheid te bereiken binnen en tussen onderwijssystemen. Het onderwijs zou de behoeften van de arbeidsmarkt met meer belangstelling moeten volgen, een methode moeten vinden voor de beoordeling van leerresultaten en de kwaliteit van de eigen normen verhogen om professioneler te worden. Tot slot zou moeten worden getracht de creativiteit, innovatie en het ondernemerschap aan te moedigen zodat Europese jongeren en werknemers hun eigen kennis kunnen uitbreiden om zich aan te passen aan de eisen van de economie. Om deze doelstellingen te behalen en om ervoor te zorgen dat het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding op lange termijn een sterke politieke en gemeenschappelijke prioriteit blijven stem ik voor het onderhavige voorstel.

 
  
MPphoto
 
 

  Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. – (RO) In de Europa 2020-strategie worden de sleutelelementen voor slimme, duurzame en inclusieve groei genoemd (verhoging van de arbeidsparticipatie, kwalificatie en de bestrijding van armoede). Wat beroepsonderwijs en -opleiding betreft, is het zaak dat we op EU-niveau en in de lidstaten concrete stappen nemen om de strategie in de praktijk te brengen. Europese werknemers moeten in staat zijn zich aan de eisen van het bedrijfsleven aan te passen. Politieke beleidsmakers moeten mensen in staat stellen hun vaardigheden bij te spijkeren en te verbreden.

Ik roep de lidstaten op maatregelen te nemen om de overgang van de schoolbanken naar de werkvloer te vereenvoudigen door geïntegreerde loopbaanbegeleiding en adviesprogramma’s te ontwikkelen, opleiders betere opleidingsmogelijkheden te bieden en de basis te leggen voor een stimulerend partnerschap op het gebied van leren, in het bijzonder op regionaal en lokaal niveau.

Bij beroepsonderwijs en beroepsopleiding moeten de lidstaten rekening houden met de individuele behoeften van laagopgeleiden, studenten met een migrantenachtergrond, leden van etnische minderheden, vrouwen, werklozen en gehandicapten. Ik roep de lidstaten op steun te geven aan innovatieve activiteiten en doctorale en postdoctorale programma’s, die het concurrentievermogen en een duurzame economische groei ten goede komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Phil Prendergast (S&D), schriftelijk. − (EN) Een van de meest urgente uitdagingen in het huidige economische klimaat is de werkloosheid onder jongeren. Het werkloosheidspercentage onder jongeren is niet alleen hoger dan dat onder de rest van de bevolking, maar jonge werknemers hebben ook vaker onzekere, tijdelijke en slechter betaalde banen met minder wettelijke bescherming. Het is zeer belangrijk dat we dit aan de orde stellen. De prognoses van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop) van een groei met 80 miljoen banen in 2020 zijn welkom. Het is goed erop te wijzen dat er een verschuiving zal plaatsvinden in de richting van industriële en technologische ontwikkeling en daaraan gekoppeld een afname van laagopgeleid werk. Voor deze nieuwe banen zijn werknemers vereist met vaardigheden van een hoog of gemiddeld niveau. Er moeten snel maatregelen worden getroffen om ervoor te zorgen dat er adequaat opgeleide werknemers beschikbaar zijn om deze banen te vervullen. Hiervan uitgaande moeten we ervoor zorgen dat onze benadering van leren gericht is op resultaten. We moeten jongeren toegang bieden tot een leven lang leren en tot opleidingen met praktische opleidingsonderdelen zodat ze deze banen kunnen aannemen en groei en vooruitgang kunnen boeken in hun carrière. Ik ben van mening dat deze veranderingen in het beroepsonderwijs ten goede zullen komen aan de economieën van alle lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk.(PT) In Europa is veel jeugdwerkloosheid, en als jongeren al een baan hebben, dan is die vaak onzeker en tijdelijk. Daar staat tegenover dat bedrijven behoefte hebben aan gekwalificeerde medewerkers, met vaardigheden die aansluiten bij de functies die ze geacht worden te vervullen. Het is dus zaak vraag en aanbod van werk op elkaar af te stemmen, bijvoorbeeld door onafhankelijk advies over beroepsopleidingen te verstrekken, door middelen voor beroepsopleidingen beschikbaar te stellen of door de instellingen die opleidingen verzorgen met elkaar te laten concurreren. Uiteindelijk gaat het erom mensen aan een betere baan te helpen, maar mensen moeten ook – zoals in de toelichting wordt gesteld – “de kans krijgen om vorm te geven aan de banen van de toekomst”.

 
  
MPphoto
 
 

  Crescenzio Rivellini (PPE), schriftelijk. – (IT) Tijdens de plenaire vergadering van het Europees Parlement in Straatsburg is vandaag gestemd over het verslag over Europese samenwerking op het gebied van beroepsonderwijs en –opleiding ter ondersteuning van de Europa 2020-strategie. Ondanks de dramatische gevolgen van de economische crisis voor de Europese arbeidsmarkt wordt verwacht dat de werkgelegenheid in Europa de komende tien jaar geleidelijk zal toenemen. De in de Europa 2020-strategie genoemde sleutelelementen voor een slimme, duurzame en inclusieve groei vereisen op het gebied van het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding concrete maatregelen op het niveau van de Europese Unie en de lidstaten. Om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te bereiken is het absoluut noodzakelijk dat het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding op lange termijn een sterke politieke prioriteit blijven van de Europese instellingen en de betrokken partijen op lokaal en regionaal niveau. Collega Hirsch verwelkomt in haar verslag de maatregelen van de Commissie, gericht op het wegwerken van obstakels, vergroten van de transparantie en de vergelijkbaarheid binnen en tussen onderwijssystemen. Daarbij wordt benadrukt dat het belangrijk is om het onderwijs af te stemmen op de arbeidsmarkt en het stimuleren van creativiteit en innovatie wordt aangemoedigd.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Rochefort (ALDE), schriftelijk. – (FR) De EU en de lidstaten moeten zich verder inspannen om de werkgelegenheid voor jongeren te bevorderen en het jeugdwerkloosheidscijfer terug te dringen, met name door opleidingen beter te laten aansluiten op de behoeften op de arbeidsmarkt. Aangezien er in Europa tot aan 2020 12 miljoen laaggeschoolde banen zullen verdwijnen en een langere loopbaan van werknemers noodzakelijk is om ons sociale stelsel te kunnen behouden in het licht van de demografische uitdaging, is het tevens essentieel om tegelijkertijd de stappen voor de verbetering van het leven lang leren van werknemers gedurende hun loopbaan verder uit te breiden. In dat opzicht vind ik het dan ook een interessant idee dat mijn collega, mevrouw Hirsch, in dit verslag heeft geopperd om stimulansen te scheppen om werkgevers ertoe aan te moedigen hun werknemers aan beroepsopleidingsprogramma’s te laten deelnemen. Daarbij is het zowel voor de bestrijding van de werkeloosheid onder laaggeschoolden als voor de bevordering van de werkgelegenheid voor ouderen, onontbeerlijk de erkenning van nationale beroepskwalificaties tussen alle lidstaten evenals de erkenning van kwalificaties van niet-formeel verworven vaardigheden aan te moedigen.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor het verslag gestemd. De mogelijkheid en capaciteit om te leren en te werken in een internationale omgeving zijn belangrijke voorwaarden voor een succesvolle carrière in een geglobaliseerde economie. Er is steeds meer vraag naar werknemers die mobiel en flexibel zijn en over internationale ervaring beschikken. De in de Europa 2020-strategie genoemde sleutelelementen voor een slimme groei (stimulering van kennis, innovatie en onderwijs, alsmede de digitale maatschappij), duurzame groei (efficiënter gebruik van hulpbronnen bij de productie en een gelijktijdige verhoging van ons concurrentievermogen) en inclusieve groei (verhoging van de arbeidsparticipatie, kwalificatie en de bestrijding van armoede) moeten reeds in het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding een impuls krijgen door middel van concrete maatregelen op het niveau van de Unie en de lidstaten. De economische crisis heeft ernstige gevolgen voor de Europese arbeidsmarkt, maar we kunnen ervan uitgaan dat de groei van de arbeidsparticipatie in Europa de komende tien jaar tenminste geleidelijk herstelt. Volgens de actuele prognose van Cedefop over vraag en aanbod van vaardigheden in Europa wordt tot 2020 het aantal nieuwe banen geschat op 80 miljoen.

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk.(IT) In een steeds verder geglobaliseerde economie vormen de mogelijkheid en capaciteit om in een internationale omgeving te studeren en werken een hoofdvoorwaarde voor succes op de arbeidsmarkt. Vanuit het bedrijfsleven groeit de vraag naar onderwijs en beroepsopleidingen die meer praktijk- en toepassingsgericht zijn. Van belang zijn capaciteiten en vaardigheden die aan het eind van een onderwijs- of opleidingstraject in de werkomgeving kunnen worden toegepast.

De resolutie die vandaag is goedgekeurd, is een eerste stap om te garanderen dat de Europese werknemers de mogelijkheid hebben om zich aan de eisen van de economie aan te passen. De burgers moeten in de gelegenheid worden gesteld hun vaardigheden verder te ontwikkelen en toe te passen. Voortgezet beroepsonderwijs moet niet alleen als doel hebben om werknemers te helpen een betere baan te vinden, maar moet hun ook de kans bieden werkgelegenheid voor de toekomst te creëren en aldus een actieve bijdrage te leveren aan een innovatieve economie.

 
  
MPphoto
 
 

  Czesław Adam Siekierski (PPE), schriftelijk. − (PL) Onderwijs, beroepsopleiding en ook de universele gedachte van “een leven lang leren” zijn de bouwstenen voor de toekomst van de Europese integratie, die steeds meer uitdagingen te wachten staat in verband met de ondersteuning van de Europa 2020-strategie. We moeten ons rekenschap geven van het feit dat de werkloosheid bij jonge mensen in zorgwekkend tempo stijgt. De problematiek rond beroepsonderwijs en -opleiding wordt voor ons een prioriteit. Voor mensen die aan het begin van hun beroepscarrière staan, kan werkloosheid negatieve gevolgen hebben op hun verdere stappen op de arbeidsmarkt. Beroepsonderwijs en -opleiding maken het mogelijk om zich vrij te bewegen op de arbeidsmarkt en te reageren op de veranderende economische situatie en de behoeften in een bepaalde sector van de economie. We moeten de aandacht trekken op het nut en de voordelen van de bestaande grensoverschrijdende onderwijsprogramma's, zoals Leonardo Da Vinci, en we moeten ze verder ondersteunen. Deze programma's helpen om de kenmerken van een mobiele werknemer te verwerven.

Mobiliteit nivelleert de moeilijkheden die ontstaan als gevolg van de natuurlijke diversiteit van de verschillende arbeidsmarkten en geeft jonge werknemers toegang tot de enorme Europese arbeidsmarkt, vol nieuwe uitdagingen en kansen om de opgedane ervaring te gebruiken. De lidstaten krijgen de taak om toezicht te houden op en hulp te bieden bij de samenwerking en uitwisseling van informatie tussen scholen, opleidingsinstellingen, onderzoekscentra en ondernemingen. Jonge werknemers brengen nieuwe kennis, vaardigheden en ervaring op de Europese arbeidsmarkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Hoewel ik dit verslag steun, ben ik van mening dat de omvang van de bezuinigingen op de programma's "Levenslang leren" en "People" onaanvaardbaar groot is.

 
  
MPphoto
 
 

  Michèle Striffler (PPE), schriftelijk. – (FR) Alle Europese regeringen moeten prioriteit geven aan de bestrijding van de jeugdwerkeloosheid. De Europese jongeren moeten een volledig, aantrekkelijk en concurrerend aanbod krijgen op het gebied van onderwijs en opleidingen, zodat zij makkelijker toe kunnen treden tot de arbeidsmarkt. Ik ben met name van mening dat beroepsonderwijs en een leven lang leren daarom meer in overeenstemming moeten zijn met de behoeften op de arbeidsmarkt. Bovendien moet het hoger onderwijs worden gecombineerd met een beroepsopleiding door bijvoorbeeld voorrang te geven aan de afwisseling tussen beroepsopleiding en beroepsuitoefening. Daarom heb ik voor het Hirsch-verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk.(PT) De jeugdwerkloosheid in Europa bedraagt thans 21 procent, wat betekent dat 5,5 miljoen Europese jongeren geen werk hebben. Ze lopen dus het risico op sociale uitsluiting, omdat ze geen mogelijkheden hebben en gedwongen zijn onzekere banen te aanvaarden. Opleiding en onderwijs vormen nu de belangrijkste uitdagingen voor de Europese Unie, en zo is dat ook vastgelegd in de Europa 2020-strategie. Het betreft hier de doelstelling om het aandeel vroegtijdige schoolverlaters tot minder dan 10 procent per schooljaar terug te dringen, en 40 procent van de jonge mensen de mogelijkheid bieden een opleiding aan het hoger onderwijs af te ronden. Dat zijn ambitieuze doelstellingen, maar ze zijn voor het verwezenlijken van economische groei en het vergroten van het concurrentievermogen van de lidstaten (en dus voor het creëren van banen) onontbeerlijk.

Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik het van fundamenteel belang vind dat we op communautair niveau een lange termijnstrategie ontwikkelen om zowel de structurele werkloosheid als de jeugdwerkloosheid aan te pakken. Daarom is het volgens mij heel belangrijk we blijven aandringen op levenslang leren en dat de KMO’s steun blijven ontvangen. In deze categorie bedrijven worden immers 50 procent van de banen geschapen. Tot wijs ik op het belang van wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties. Dat zou zowel beroepsuitoefenaren als studenten mobieler maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Niki Tzavela (EFD), schriftelijk. (EL) De bestrijding van jeugdwerkloosheid is een van de belangrijkste uitdagingen waarmee de EU geconfronteerd wordt. Om dit probleem aan te kunnen pakken moeten wij sterker investeren in onderwijs en opleiding van deze jongeren, zodat zij opgewassen zijn tegen de toekomstige uitdagingen van de arbeidsmarkt, die steeds veeleisender wordt. Eveneens wordt in het verslag volkomen terecht gezegd dat het Europees Sociaal Fonds een grotere bijdrage zou kunnen leveren tot scholing van mensen die economisch zwak staan. Zeer belangrijk is eveneens – zoals ook ikzelf herhaaldelijk heb gezegd – het voorstel om de arbeidsmobiliteit te bevorderen in het kader van de interne markt. Bij de uitstippeling van een gemeenschappelijk beleid op dit gebied is Europese samenwerking absoluut noodzakelijk. Om al deze redenen heb ik voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. – (LT) De slechte aansluiting tussen de kwalificaties van jongeren en de behoeften van de arbeidsmarkt vormt één van de redenen waarom de jeugdwerkloosheid in Litouwen zo verschrikkelijk hoog is (34 procent). In 2010 volgde 52 procent van alle werkloze jongeren (50 000) die zich hadden ingeschreven bij de Litouwse arbeidsbemiddeling geen beroepsonderwijs. Het onvermogen van de jongeren in mijn land om passend werk te vinden heeft geleid tot een grote emigratiebeweging onder jongeren – in de afgelopen jaren was 50 procent van de Litouwse emigranten tussen de 20 en 34 jaar oud. De behoefte aan een mobiele en flexibele beroepsbevolking neemt toe en daarom moeten wij de arbeidskrachten in Europa helpen om zich aan te passen aan de uitdagingen waarvoor de economie hen stelt en moeten wij hen de mogelijkheid bieden om hun vaardigheden te verbeteren en hun kennis te vergroten. Beroepsonderwijs moet toegankelijk zijn voor iedereen. Ik ben blij dat de rapporteur dit ook begrijpt. ESF-middelen kunnen van onschatbare waarde zijn door bij te dragen aan het beschikbaar stellen van onderwijs aan verwaarloosde groepen in de Litouwse samenleving. Het is ook hoog tijd dat de EU doeltreffende en creatieve maatregelen treft om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken. Het betreft hier terugdringing van het percentage vroegtijdige schoolverlaters tot minder dan 10 procent per schooljaar, en 40 procent van de jonge mensen de mogelijkheid bieden een opleiding aan het hoger onderwijs af te ronden.

 
  
MPphoto
 
 

  Derek Vaughan (S&D), schriftelijk. − (EN) Zowel jongeren als ouderen moeten toegang hebben tot beroepsonderwijs en -opleidingen. De programma’s “Levenslang leren” en “People” bieden bijvoorbeeld onschatbare kansen voor hen die nieuwe vaardigheden willen leren en een nieuwe baan willen vinden. De huidige werkloosheidscijfers, met name onder jongeren, zijn zorgwekkend, en er moet meer worden gedaan om ervoor te zorgen dat jongeren in staat zijn de belangrijkste vaardigheden en diploma’s te verkrijgen. Ik ben ervan overtuigd dat het ESF een belangrijke rol kan spelen bij het opleiden van mensen. Het is van belang dat mensen met lagere inkomens financiële steun kunnen krijgen, waardoor ze opleidingen kunnen volgen wat hen vervolgens de mogelijkheid biedt om volledig te integreren op de arbeidsmarkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. (DE) De Strategie 2020 moet voor slimme, inclusieve en duurzame groei zorgen. Ook met betrekking tot leren is een resultaatgerichte aanpak nodig. "Een leven lang leren" is voor onze burgers een absolute prioriteit, en daarom moet de toegang tot beroepsonderwijs en –opleiding ook voor ons een prioriteit worden.

 
  
  

Verslag: Gay Mitchell (A7-0187/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk.(PT) Ik steun dit verslag. Het behelst een beoordeling van de prestaties van het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (Development Cooperation Instrument – DCI). Ik wijs daarbij overigens wel op het belang van het mechanisme dat dit instrument volgend jaar zal opvolgen. Ik sluit me aan bij vaststelling van de rapporteur dat het door het Parlement verrichte omvangrijke controlewerk niet tot reacties heeft geleid van vertegenwoordigers van de lidstaten in het DCI-comité.

 
  
MPphoto
 
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. – (LT) Ik heb ingestemd met deze Verordening (EG) nr. 1905/2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking: geleerde lessen en toekomstperspectieven. Het jaar 2011 is een strategisch moment om lering te trekken uit vier jaar tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 1905/2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI). Verdere vereenvoudiging en aanpassing aan nieuwe uitdagingen, zoals klimaatverandering, en de vaststelling van de externe dimensie van het interne EU-beleid zijn belangrijke aspecten waarmee rekening moet worden gehouden. Ik ben het eens met de bepaling in de verordening dat het instrument dat in de toekomst gebruikt gaat worden voor het verlenen van Europese ontwikkelingshulp in financieel opzicht adequaat uitgerust moet zijn. De EU heeft zich verbonden tot de collectieve doelstelling om vóór 2015 0,7 procent van haar bruto nationaal inkomen (bni) aan Official Development Assistance (ODA) te besteden. Om dit doel te halen moet de huidige Europese steun aanzienlijk worden verhoogd. Coördinatie en werkverdeling moeten de leidende beginselen zijn van de programmering onder het nieuwe ontwikkelingsinstrument. Er moet hoge prioriteit worden gegeven aan het idee van Europese strategiedocumenten, en het Europees Parlement moet actief worden betrokken in dit project. Het Parlement moet de mogelijkheid hebben om het specifieke karakter van het Europese ontwikkelingsbeleid te verdedigen in het instrument voor ontwikkelingssamenwerking voor de periode na 2013, door op gelijke voet met de Raad besluiten over strategische programmering te controleren.

 
  
MPphoto
 
 

  Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (Development Cooperation Instrument – DCI) is een van de buitengewoon altruïstische projecten van de EU, bedoeld om bijstand te verlenen aan ontwikkelingslanden zonder enige voorwaarden of achterliggende belangen. Het feit dat de inbreng van de EU van elk eigenbelang ontbloot is moet haar instellingen ertoe dwingen deze middelen veel gerichter aan te wenden om armoede uit te bannen en de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (MDG’s) te verwezenlijken.

Het is absoluut noodzakelijk meer inzicht te verschaffen in alle voor dit instrument geoormerkte middelen en, belangrijker nog, het effect dat het DCI teweegbrengt onder de bevolking in die landen vaker te beoordelen. Deze middelen moeten namelijk gepaard gaan met de tenuitvoerlegging van doeltreffend sociaal beleid in ontwikkelingslanden. Op middellange en lange termijn moeten deze middelen de ‘roede’ worden waarmee de betreffende volken leren ‘vissen’ om zo met succes zelfvoorzienend te worden.

We moeten niet vergeten dat 2010 het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting was. Juist daarom moet het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking deze strijd ook in ontwikkelingslanden voortzetten, door een wezenlijke bijdrage te leveren aan het waarborgen van een menswaardig bestaan voor zoveel mogelijk burgers.

 
  
MPphoto
 
 

  Pino Arlacchi (S&D), schriftelijk. − (EN) Het doel van dit verslag is om het standpunt van het Parlement inzake het nieuwe financieringsinstrument voor Europese ontwikkelingssamenwerking in een vroeg stadium te bepalen op basis van de lessen die het Parlement heeft getrokken uit zijn controle op de tenuitvoerlegging van het DCI.

Ik waardeer de door de rapporteur gevolgde werkwijze bij het evalueren van de uitkomst en de wijzen van steunverlening van de Europese ontwikkelingssamenwerking. De rapporteur verklaart duidelijk dat, ondanks het feit dat er sprake was van een constructieve dialoog met de Commissie, de Commissie de aanbevelingen van het Parlement niet heeft gevolgd in haar aanpak van ontwikkelingszaken, die ongewijzigd is gebleven. Het standpunt van het Parlement kwam slechts sporadisch naar voren in de ontwerpmaatregelen tot tenuitvoerlegging die de Commissie aan het bestuurscomité van het DCI voorlegde.

Dit is ten dele begrijpelijk: de belangrijkste partner van de rapporteur was DG RELEX, die als belangrijkste opdracht had de belangen van de EU in de rest van de wereld te bevorderen. Echter, ontwikkelingssamenwerking is naast humanitaire hulp het enige beleidsgebied van het externe beleid dat niet is ontwikkeld om de belangen van de EU te dienen, maar de belangen van de meest kwetsbare bevolkingsgroepen op aarde. Aangezien het standpunt dat in dit verslag wordt aangehangen volledig aansluit bij deze mondiale gedachte was ik verheugd dat ik voor dit verslag kon stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb het verslag van de heer Mitchell gesteund omdat ik van mening ben dat de parlementen van ontwikkelingslanden meer betrokken moeten worden bij de opstelling van de strategiedocumenten voor deze landen, bijvoorbeeld met betrekking tot de strategie voor de uitbanning van armoede. Bovendien moet de Europese ontwikkelingshulp in financieel opzicht adequaat uitgerust zijn. De Europese Unie heeft zich verbonden tot de collectieve doelstelling om vóór 2015 0,7 procent van haar bruto nationaal inkomen (bni) aan officiële ontwikkelingshulp (ODA) te geven. Dit betekent dat de huidige Europese steun verhoogd moet worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. (GA) De uiterste datum voor de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling valt binnen de duur van het eerste financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking. Derhalve dient de lopende samenwerking met lokale overheden te worden uitgebreid en hun rol bij de bestrijding van armoede en honger, verbetering van diensten op het gebied van water en gezondheid, en aanmoediging van lokale economische ontwikkeling verder te worden ontwikkeld. De kwestie van voedselzekerheid, de uitdagingen van de landbouwsector en voederproductie, en de crisis rond de kosten van het levensonderhoud moeten tegemoet worden getreden bij het creëren van de financieringsinstrumenten en een breed beleid voor samenwerking voor ontwikkeling. Ik ben ingenomen met de desbetreffende passages van het verslag. Ik ben het ermee eens dat de Commissie een alomvattende analyse zou moeten maken van de algemene begrotingssteun met details over de steun die aan specifieke sectoren, specifieke projecten en lokale overheden wordt verleend. Die informatie kan nuttig zijn wanneer er in de toekomst inspanningen worden geleverd om middelen en financiering doelmatiger toe te wijzen, en zou het zodoende mogelijk maken om problemen in het distributiesysteem aan te geven. Dat zou een consequenter beleid opleveren.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. – (LT) Uitbanning van armoede in partnerlanden is de overkoepelende doelstelling van ontwikkelingssamenwerking, met inbegrip van de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (MDG's). De EU heeft een specifiek financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking nodig om die doelen te kunnen verwezenlijken. De Commissie heeft zich ertoe verplicht om later dit jaar een wetgevingsvoorstel te presenteren voor de financieringsinstrumenten voor extern beleid, en om tijdens het debat over het volgend meerjarig financieel kader (MFK) wellicht de algehele structuur van de externe financieringsinstrumenten te heroverwegen. Ik heb ingestemd met dit verslag waarin het standpunt van het Parlement ten aanzien van een nieuw financieringsinstrument voor EU-ontwikkelingssamenwerking uiteen wordt gezet. Ik sta achter het idee dat het instrument dat in de toekomst gebruikt gaat worden voor het verlenen van Europese ontwikkelingshulp in financieel opzicht adequaat uitgerust moet zijn, rekening houdend met de verbintenis die de EU op dit gebied is aangegaan om vóór 2015 0,7 procent van haar bruto nationaal inkomen (bni) te besteden aan Official Development Assistance (ODA).

 
  
MPphoto
 
 

  Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk.(IT) Ik heb tegen de ontwerpresolutie van het Parlement over het financieringsinstrument voor samenwerking met ontwikkelingslanden, -gebieden en -regio's gestemd in verband met de wensen in de resolutie ten aanzien van de aanpak van illegale immigratie. Men is van mening dat de ontwikkelingsfondsen voor migratie niet gebruikt mogen worden voor intensievere grensbewaking en bestrijding van illegale immigratie. Dit standpunt is onverenigbaar met ons beleid dat hoge prioriteit aan versterking van de grenzen en bestrijding van illegale immigratie hecht en investering in extra middelen op dit gebied wenst. Daarom heb ik besloten tegen de ontwerpresolutie te stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk.(IT) Ontwikkelingssamenwerking heeft voor mij een hoge prioriteit. In het uitstekende verslag van de heer Mitchell worden goed de punten gedefinieerd waarop Europa beter kan en moet presteren. De ervaring die met het financieringsinstrument is opgedaan, is van essentieel belang geweest om te begrijpen hoe de Europese Unie dient te handelen ten aanzien van het toekomstige meerjarig financieel kader. Als we steuninstrumenten effectief willen maken, moeten we financieringsregelingen opzetten die onafhankelijk van andere maatregelen zijn en nieuwe quota en hun uitvoeringsmodaliteiten vaststellen. Hierbij dient uitgegaan te worden van een nabuurschapbeleid dat op de verschillende behoeften van de armste landen en niet alleen maar op de Europese belangen is gericht. Ik ben er sterk van overtuigd dat het ontwikkelingsbeleid van de EU het resultaat van het werk van zowel het Parlement als de Raad moet zijn en dat tevens artikel 290 VWEU hier toegepast dient te worden. In dit verslag zijn deze beginselen duidelijk verwoord en daarom heb ik voorgestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Philippe Boulland (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik ben verheugd over de aanname van het verslag van de heer Mitchell dat als doel heeft om het standpunt van het Parlement inzake het nieuwe financieringsinstrument voor Europese ontwikkelingssamenwerking te bepalen op basis van de lessen die het Parlement heeft getrokken uit zijn controle op de tenuitvoerlegging van het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI).

Ik wil in dit opzicht opmerken dat er in de ontwikkelingslanden, -gebieden en -regio’s nog altijd grote armoede heerst en dat er meer fondsen moeten worden toegekend aan de aanpak van de oorzaken van armoede, met name ondervoeding, gezondheidsproblemen, onderwijs, toegang tot drinkwater. We moeten niet in de richting van systemen gaan voor het regelen van de immigratie, want deze vallen onder andere financieringsvoorzieningen.

Ontwikkelingshulp moet ervoor zorgen dat de betrokken bevolkingsgroepen in hun eigen geografische gebied kunnen blijven.

Het regelen van immigratie dient middels een ander financieel instrument te worden gerealiseerd en te leiden tot een versterking van de middelen voor FRONTEX.

Ik heb volgens deze logica voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk.(PT) Ik wil om te beginnen aangeven dat ik tevreden ben met de inspanningen van de Europese Unie om armoede in de zich ontwikkelende landen uit te bannen. Internationale samenwerking gericht op het bevorderen van zelfwerkzaamheid en onafhankelijkheid in deze landen is de juiste manier om overal ter wereld maatschappelijke en politieke stabiliteit te bewerkstellingen. Dat zal niet alleen belangrijke gevolgen hebben voor de hulp ontvangende gemeenschappen, maar ook leiden tot een oplossing van de immigratieproblematiek in Europa. Daarom ben ik voorstander van een verhoging van de Europese bijdrage aan dit doel. Er moet verder een financieel instrument worden geschapen dat zich uitsluitend met deze kwestie bezig houdt.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. (PT) In het kader van het debat over het volgende meerjarig financieel kader na 2013 is het bijzonder belangrijk dat het Europees Parlement zijn standpunten over een nieuw instrument voor ontwikkelingssamenwerking van de EU (DCI) herdefinieert en versterkt, rekening houdend met de lessen die we hebben geleerd uit de uitvoering van het DCI in de periode tussen 2007 en 2013. Om te beginnen vind ik het essentieel dat we in dit nieuwe instrument voorrang blijven verlenen aan de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen. Om die te bereiken, in het bijzonder de uitbanning van armoede, is het essentieel dat het toekomstige instrument over realistische en adequate financiële middelen beschikt. De Commissie moet ervoor zorgen dat EU-hulp spoort met internationaal overeengekomen doelstellingen voor ontwikkeling. Ook zou ik het belang willen herhalen van strenge subsidiabiliteitscriteria waaraan de landen moeten voldoen om middelen te ontvangen uit dit toekomstige instrument. Ik wil niet nalaten te benadrukken dat het nieuwe instrument voor ontwikkelingssamenwerking als basis moet dienen voor doelgerichte en flexibeler hulp bij onstabiele situaties en moet bijdragen aan een goede samenhang tussen noodhulp, rehabilitatie en ontwikkeling. Tot slot wil ik mijnheer Mitchell feliciteren met zijn verslag en zeggen dat ik de suggesties die erin vervat zijn, steun.

 
  
MPphoto
 
 

  Lara Comi (PPE), schriftelijk.(IT) De laatste decennia zijn zeer veel ontwikkelingshulpprojecten door zowel publieke als particuliere organisaties opgezet. Zoals uit het verslag blijkt, is door de geringe resultaten die tot nu toe zijn bereikt, de gebrekkige communicatie ten aanzien van gemeenschappelijke doelstellingen (WHO) en de onduidelijkheid over de wijze waarop deze doelstellingen bereikt moeten worden, de invoering van een nieuw financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking noodzakelijk, hetgeen ook ik onderschrijf. Dit instrument dient echter op een verstandige wijze ontwikkeld te worden en verbetering in de huidige situatie aan te brengen zonder tot een verdere verspilling van middelen te leiden. Om dit project werkelijk te doen slagen, moet op twee fronten actie ondernomen worden. Enerzijds moeten beslist nieuwe fondsen beschikbaar gesteld worden voor de bestrijding van armoede, aangezien dit ons belangrijkste doel is, terwijl huidige fondsen voor eerder geïnitieerde projecten moeten blijven bestaan. Anderzijds acht ik het van essentieel belang dat de Europese Unie een grotere inzet voor dit project toont. Coördinatie en verdeling van de taken dienen de richtsnoeren voor de planning ten aanzien van het nieuwe ontwikkelingsinstrument te zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Mário David (PPE), schriftelijk. (PT) Het doel van dit verslag is een eerste standpunt van het Parlement inzake de invoering van een nieuw financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking te bepalen, op basis van de vorige verordening. Ik ben van mening dat de bijdrage van het Europees Parlement, in een vroeg stadium van de herziening van dit instrument, daadwerkelijk een toegevoegde waarde zal zijn, en daarom juich ik dit initiatief toe. Ik ben ervan overtuigd dat de waarden die het optreden van het Europees Parlement kenmerken, in het bijzonder de bevordering van de democratie en de verdediging van de mensenrechten, positief kunnen bijdragen aan een compacter, doeltreffender en omvattender instrument. Ik vind de manier waarop de rapporteur dit onderwerp analyseert nogal interessant. Hij stelt nieuwe benaderingen voor die we nu in de loop van de komende maanden zullen moeten bespreken, in het bijzonder wat betreft de behoefte aan een meer gedifferentieerde hulp waarbij de ontwikkelingslanden in groepen worden verdeeld. Hij zegt ook nog dat er op dit vlak behoefte is aan een ernstige en consequente retrospectieve analyse en stelt een nieuwe benadering voor ontwikkelingshulp voor op basis van een meer gedifferentieerde aanpak, betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld en strenge subsidiabiliteitscriteria.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk.(PT) Na vier jaar tenuitvoerlegging van het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking is het tijd om de balans op te maken, om na te gaan hoe het heeft gewerkt teneinde toekomstige financieringsinstrumenten voor ontwikkelingssamenwerking te verbeteren.

Het spreekt vandaag voor zich dat het Parlement de democratische controle over dit en toekomstige financieringsinstrumenten moet behouden en het is duidelijker dat het belangrijk is om de nationale parlementen van de ontwikkelingslanden meer te betrekken bij de vaststelling van de nationale strategiedocumenten die ze moeten voorleggen met het oog op steun van de Europese Unie

Ik hoop dat het niveau van ontwikkelingshulp niet zal dalen, maar waar mogelijk zal toenemen, en dat wordt onderzocht hoe ontwikkelingshulp daadwerkelijk ten goede kan komen aan de minstbedeelde bevolkingsgroepen. We kunnen nooit genoeg benadrukken dat het maatschappelijk middenveld in de ontwikkelingslanden in dit hele proces een cruciale rol speelt. We moeten voorkomen dat we de situatie in de ontwikkelingslanden en bloc aanpakken. Een gedifferentieerde benadering is beter omdat in verschillende gevallen de traditionele financiële steun minder relevant kan worden, zoals het geval is voor de zogenaamde opkomende landen.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Dit verslag van mijnheer Mitchell betreft Verordening (EG) nr. 1905/2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking: geleerde lessen en toekomstperspectieven. Na vier jaar tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 1905/2006 is het tijd om een balans op te maken en lessen te trekken uit eventuele fouten en/of gebreken aangezien de Commissie van plan is om vóór het zomerreces haar voorstellen voor het meerjarig financieel kader na 2013 voor te stellen. Ik kan mij vinden in de voorstellen van de rapporteur, in het bijzonder de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, de uitbanning van armoede, de bestemming van 20 procent van de middelen voor gezondheidzorg en basisonderwijs, de bijzondere aandacht voor klimaatvraagstukken, een nieuwe benadering waarbij ontwikkelingshulp wordt gekoppeld aan eerbiediging van de mensenrechten, evenals een doeltreffender en doelmatiger gebruik van de schaarse middelen. Daarom heb ik voor gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Het verslag bevat een evaluatie van het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI), na vier jaar tenuitvoerlegging van de verordening tot invoering ervan. De evaluatie is vanuit verschillende oogpunten relevant. De rapporteur maakt gepaste en kritische opmerkingen over het DCI en het ontwikkelingsbeleid van de EU die volgens ons juist en noodzakelijk zijn.

In het verslag staat dat ontwikkelingssamenwerking niet ontwikkeld is om EU-belangen te dienen, maar om op te komen voor de belangen van de kwetsbaarste bevolkingsgroepen op aarde. De rapporteur vestigt de aandacht op het feit dat er te veel nadruk ligt op investeringen door de private sector en op de beperkingen van de overheidssector. Hij wijst erop dat de middelen van sectoren die nu al te weinig steun krijgen niet aan die sectoren mogen worden onttrokken, zoals het geval is van de steun voor de plaatselijke overheden. Hij levert kritiek op elke poging om de middelen van het DCI en van het Europees Ontwikkelingsfonds te verminderen en hij benadrukt nog maar eens dat de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling onvoldoende verwezenlijkt zijn en dat de officiële ontwikkelingshulp moet worden verhoogd.

Toch vinden wij dat de rapporteur op al die punten verder had kunnen en moeten gaan. Hij had in het bijzonder moeten pleiten voor samenhang tussen de doelstellingen van het ontwikkelingsbeleid en van de verschillende sectorale beleidslijnen van de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Het verslag bevat een evaluatie van het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI), na vier jaar tenuitvoerlegging van de verordening tot invoering ervan.

De evaluatie is vanuit verschillende oogpunten relevant. De rapporteur maakt gepaste en kritische opmerkingen over het DCI en het ontwikkelingsbeleid van de EU die volgens ons juist en noodzakelijk zijn.

In het verslag staat bijvoorbeeld dat ontwikkelingssamenwerking niet ontwikkeld is om EU-belangen te dienen, maar om op te komen voor de belangen van de kwetsbaarste bevolkingsgroepen op aarde. De rapporteur vestigt de aandacht op het feit dat er te veel nadruk ligt op investeringen door de private sector en op de beperkingen van de overheidssector. Hij wijst erop dat de middelen van sectoren die nu al te weinig steun krijgen niet aan die sectoren mogen worden onttrokken, zoals het geval is van de steun voor de plaatselijke overheden. Hij levert kritiek op elke poging om de middelen van het DCI en van het Europees Ontwikkelingsfonds te verminderen en hij benadrukt nog maar eens dat de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling onvoldoende verwezenlijkt zijn en dat de officiële ontwikkelingshulp moet worden verhoogd.

Toch vinden wij dat de rapporteur op al die punten verder had kunnen en moeten gaan. Hij had in het bijzonder moeten pleiten voor samenhang tussen de doelstellingen van het ontwikkelingsbeleid en van de verschillende sectorale beleidslijnen van de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk. (SK) In dit verslag betreft de doeltreffendheid van het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI) met het oog op het debat over het meerjarig financieel kader. Een heroverweging van de algehele structuur van de externe financieringsinstrumenten lijkt aangewezen. Verdere vereenvoudiging en aanpassing aan nieuwe uitdagingen, zoals klimaatverandering, en de juiste positie van de externe dimensie van het interne EU-beleid zijn belangrijke aspecten waarmee rekening moet worden gehouden. Naar mijn mening is het ook belangrijk dat er procedures en structuren worden uitgewerkt die waarborgen dat ontwikkelingsbeleid een afzonderlijk beleidsterrein blijft met zijn eigen specifieke doelstellingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Pat the Cope Gallagher (ALDE), schriftelijk. (GA) Ik ben ingenomen met het verslag van de heer Mitchell. Het verslag heeft tot doel het standpunt van de Europese Unie met betrekking tot toekomstige financiering voor ontwikkelingssamenwerking vast te stellen voorafgaand aan de publicatie van het meerjarig financieel kader voor de periode na 2013. In de toekomst moet er altijd voldoende financiering beschikbaar zijn voor EU-ontwikkelingssamenwerking.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Het ontwikkelingsbeleid is noch een onbaatzuchtige verplichting noch een manier voor de oude koloniserende grootmachten om hun geweten te sussen, want er heeft wel degelijk kolonisatie plaatsgevonden. Het is een volwaardig onderdeel van het buitenlands beleid, maar zou tevens een belangrijk onderdeel van een strategie voor het omkeren van de migratiestromen moet worden, zodat bevolkingsgroepen in hun land van herkomst kunnen blijven of ernaartoe terug kunnen keren en daar op een waardige manier en in toenemende voorspoed kunnen leven. Aangezien deze twee gebieden onder de soevereiniteit van de lidstaten vallen, zijn de meeste institutionele en financiële vereisten in het Mitchell-verslag onacceptabel.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ik heb dit verslag verwelkomd omdat het jaar 2011 een strategisch moment is om lering te trekken uit vier jaar tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 1905/2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI). Het doel van dit verslag is om het standpunt van het Parlement inzake het nieuwe financieringsinstrument voor Europese ontwikkelingssamenwerking in een vroeg stadium te bepalen op basis van de lessen die het Parlement heeft getrokken uit zijn controle op de tenuitvoerlegging van het DCI. Ik ben van mening dat een gedifferentieerde benadering van de gevarieerde groep ontwikkelingslanden noodzakelijk is, en dat traditionele financiële hulp minder relevant kan worden voor opkomende landen. Ik vind dat hulp voor opkomende landen, naast het bevorderen van duurzame economische groei, nog altijd gericht moet zijn op versterking van het fiscaal beleid van het partnerland en bevordering van de mobilisering van binnenlandse ontvangsten, hetgeen moet leiden tot terugdringing van armoede en van de afhankelijkheid van hulp. We moeten afzien van begrotingssteun in landen waar transparantie van overheidsuitgaven niet kan worden gegarandeerd. Begrotingssteun moet altijd vergezeld gaan van maatregelen ter ontwikkeling van de parlementaire controle en auditcapaciteit in het ontvangende land, er moet worden gezorgd voor meer transparantie en betere toegang van het publiek tot informatie, en het maatschappelijk middenveld moet worden betrokken bij het toezicht op begrotingssteun.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Kozłowski (PPE), schriftelijk. (PL) Ik ben van mening dat het uitstekende verslag-Mitchell heel wat belangrijke kwesties bespreekt, en daarom heb ik besloten om voor te stemmen. Ik denk dat we bij onze overwegingen over de toekomstige vorm van financieringsinstrumenten voor ontwikkelingssamenwerking vooral niet mogen vergeten dat het hoofddoel van het ontwikkelingsbeleid een geleidelijk vermindering van de afhankelijkheid van hulp is en uiteindelijk volledige onafhankelijkheid van het land in kwestie. Daarom moeten financieringsinstrumenten zo worden ontworpen dat ze aan ontwikkelingslanden duurzame economische groei waarborgen.

Dit doel is sterk verbonden met hoe voorspelbaar de ontwikkelingshulp is, want enkel op basis van zo’n hulp kunnen partnerlanden een adequate en doeltreffende ontwikkelingsstrategie uitbouwen, waarbij ze hun eigen binnenlandse ontvangsten mobiliseren. Daarnaast is het volgens mij erg belangrijk dat de controle en invloed van het Europees Parlement op het Europees Ontwikkelingsfonds wordt vergroot. Het gebrek aan democratische controle op dit fonds vind ik nadelig voor de transparantie van het ontwikkelingsbeleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Krzysztof Lisek (PPE), schriftelijk. (PL) Ik heb voor het verslag gestemd. Voor de financiering van ontwikkelingssamenwerking is een goed doordachte regelgeving noodzakelijk, en het verslag geeft een synthese van de prioriteiten waardoor we ons moeten laten leiden bij de bepaling van deze regelgeving. Het doel dat de Europese Unie nastreeft bij de bepaling van dit instrument, is de garantie van speciale Europese hulpverlening voor ontwikkelingslanden. In het kader van onze strijd tegen de financiële crisis zijn de problemen van de armste landen vandaag nog duidelijker zichtbaar. Het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking heeft tot doel om de armste partnerlanden hulp te bieden op het gebied van handel en regionale integratie, milieubescherming en beheer van natuurlijke rijkdommen, infrastructuur, water en energie, plattelandsontwikkeling, landbouw en voedselveiligheid, menselijke ontwikkeling en sociale cohesie. Bovendien willen we ook de ontwikkeling van overheidssystemen, democratie, mensenrechten en ook economische en institutionele hervormingen ondersteunen en conflicten en verzwakking van de staat voorkomen.

Al deze bovenvermelde doelstellingen zijn van cruciaal belang vanuit het oogpunt van de verhoging van de veiligheid in de armste regio's. Het is een lovenswaardig plan om hulp te bieden aan andere landen om een stabiele democratische maatschappij uit te bouwen in een rechtsstaat, waar men de mensenrechten respecteert en vrijheid van meningsuiting waarborgt, met een degelijk rechtssysteem en territoriale en militaire bescherming. Ik hoop dat het ons lukt om zo’n ruime aanpak in te voeren en daarbij de middelen zo doeltreffend mogelijk te benutten.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Het instrument dat in de toekomst gebruikt gaat worden voor het verlenen van Europese ontwikkelingshulp moet in financieel opzicht adequaat zijn uitgerust. De EU heeft zich verbonden tot de collectieve doelstelling om vóór 2015 0,7 procent van haar bni aan ODA te besteden. Om dit doel te halen moet de huidige Europese steun aanzienlijk worden verhoogd. Gezien de toegevoegde waarde van hulp van de Commissie en vanwege de nieuwe rol die de Commissie vervult bij het coördineren van het ontwikkelingsbeleid van de Unie en de lidstaten (art. 210 VWEU), zou het deel van ODA dat door de Europese begroting gesluisd wordt ten minste stabiel moeten blijven. De jaarlijkse middelen voor het nieuwe instrument voor ontwikkelingssamenwerking die in het volgende MFK worden uitgetrokken, moeten in reële zin aanzienlijk worden verhoogd.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Het is tijd om de balans op te maken, om na te gaan hoe het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking de afgelopen vier jaar is aangewend. Alleen zo kunnen we het verbeteren en ervoor zorgen dat het in de toekomst efficiënter is. Het is belangrijk dat het Europees Parlement inspraak heeft in de controle op dit en toekomstige financieringsinstrumenten. Ondanks de economische crisis is het belangrijk dat we deze instrumenten voor ontwikkelingshulp in stand houden zodat de ontwikkelingslanden in de nabije toekomst hun welvaartsniveau kunnen verhogen waardoor de levensomstandigheden van de bevolking in deze zogenaamde opkomende landen zullen verbeteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) Het instrument dat in de toekomst gebruikt gaat worden voor het verlenen van ontwikkelingshulp moet voor de MDG’s in financieel opzicht voldoende zijn uitgerust. De donorlanden moeten zich houden aan hun verbintenis om vóór 2015 0,7 procent van hun bruto nationaal inkomen (bni) aan ODA te besteden. Zoals ik al eerder heb gezegd is een verlaging van de hulp op geen enkele wijze gerechtvaardigd. Er wordt momenteel meer dan 120 miljard dollar aan officiële ontwikkelingshulp gegeven, maar we kunnen meer en beter. Maar meer en beter gaat verder dan alleen het verhogen van de middelen. De opname van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) in de begroting zou een grote stap in de goede richting zijn zolang het niet leidt tot een verlaging van de totale financiering op EU-niveau. Ik ben tevens voorstander van ‘meer’ begrotingssteun in het algemeen of per sector en minder voor steun per project voor zover dit volgens de macro-economische criteria en de criteria voor goed bestuur mogelijk is. Ten eerste maakt deze steun het mogelijk om snel financiële middelen beschikbaar te stellen voor de wederopbouw of versterking van het land. Ten tweede is dit de enige vorm van hulp waarbij we er zeker van kunnen zijn dat het optimaal wordt opgenomen. Ik ben tot slot dan ook van mening dat we ervoor moeten zorgen dat deze hulp effectiever is.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) De Europese beginselen om hulp te bieden aan ontwikkelingslanden die niet vallen onder de Overeenkomst van Cotonou of het Europees Nabuurschaps- en Partnerschapsinstrument zijn zeer belangrijk. Met dit financieringsinstrument is het mogelijk financiële ondersteuning te bieden aan ACS-landen (staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan) bij de hervorming van de fabricage van suiker, en het voorziet in de financiële ondersteuning van vijf programma’s: voedselveiligheid; het milieu en de duurzame ontwikkeling van natuurlijke hulpbronnen, waaronder energie; migratie en het verlenen van asiel; investeren in menselijke hulpbronnen; de rol van lokale overheden en niet-gouvernementele organisaties bij ontwikkelingsprocessen. Ik heb voor het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) Het bevorderen van welvaart in zogenaamde ontwikkelingslanden is een noodzakelijke maatregel, met name om te voorkomen dat de migratiestromen naar Europa alle perken te buiten gaan. In het kader van verschillende programma's wordt hier al aan gewerkt. Doel van dit verslag is echter de uitbreiding van de financiële hulp. Aan deze doelstelling kan ik niet mijn goedkeuring hechten. In het licht van de huidige financiële moeilijkheden binnen de EU kan dergelijke hulp momenteel niet worden verleend. Bovendien moeten de lidstaten, en niet de EU, bepalen hoe de ontwikkelingshulp wordt besteed.

 
  
MPphoto
 
 

  Franz Obermayr (NI), schriftelijk. (DE) Het is absoluut wenselijk om de ontwikkelingslanden bij te staan en hen (ook) financieel te steunen. Humanitaire beginselen en het evenwicht in de wereld zijn hiervoor gegronde motieven. De Europese Unie steunt de ontwikkelingslanden reeds in het kader van verschillende programma's. Met het verslag wordt echter beoogd om nog meer instrumenten in het leven te roepen om de ontwikkelingshulp uit te breiden. De verantwoordelijkheid voor ontwikkelingsgelden moet volgens het subsidiariteitsbeginsel echter bij de afzonderlijke lidstaten liggen.

 
  
MPphoto
 
 

  Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. – (LT) Ontwikkelingssamenwerking is het enige gebied van extern optreden dat opkomt voor de belangen van de meest gemarginaliseerde en kwetsbaarste bevolkingsgroepen in de samenleving. De Commissie moet alles in het werk stellen om ervoor te zorgen dat gepaste en toereikende hulp wordt toegewezen aan de ontwikkeling van de binnenlandse private sector en van het MKB in landen met een laag inkomen. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan migratie. Het is belangrijk om te garanderen dat geld dat bestemd is voor de bestrijding van illegale immigratie gebruikt wordt waarvoor het speciaal was bedoeld. Er moet eveneens aandacht worden besteed aan het feit dat, als er een nieuw financieringsinstrument uitsluitend voor opkomende landen wordt ingevoerd, er een diepgaande analyse moet worden gemaakt van de algemene doelstellingen, de prioriteitsgebieden en de verwachte resultaten, alsook de toewijzing van middelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Het jaar 2011 is een strategisch moment om lering te trekken uit vier jaar tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 1905/2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI). De Commissie heeft aangekondigd dat zij haar voorstellen voor het meerjarig financieel kader na 2013 vóór het zomerreces zal presenteren, en de wetgevingsvoorstellen voor de financieringsinstrumenten voor extern beleid later dit jaar. Het doel van dit verslag, dat ik goedkeur, is een eerste standpunt van het Parlement inzake het nieuwe financieringsinstrument voor Europese ontwikkelingssamenwerking te bepalen op basis van de tenuitvoerlegging van het DCI in de afgelopen vier jaar. In de toekomst moeten we de volgende grote lijnen volgen: een adequate financiering binnen de beschikbare middelen, aandacht voor het uitbannen van armoede en de criteria voor officiële ontwikkelingshulp, geografische en thematische programma’s, procedures voor de programmering van EU-hulp, een betere coördinatie en taakverdeling en het dichten van de democratiekloof, waarbij het Europees Parlement wordt uitgenodigd deel te nemen aan het besluitvormingsproces.

 
  
MPphoto
 
 

  Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk.(IT) Verordening (EG) nr. 1905/2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI) is nu reeds vier jaar van kracht. De Commissie zal binnenkort haar voorstellen voor het meerjarig financieel kader (MFK) voor de periode na 2013 en de wetsvoorstellen voor de financieringsinstrumenten voor extern opreden later dit jaar indienen. Het verslag heeft als doel vroegtijdig het standpunt van het Parlement ten aanzien van een nieuw financieringsinstrument te bepalen.

Het verslag presenteert de geleerde lessen met speciale aandacht voor de ervaringen van het EP met de democratische controle op het DCI. Een deel van het verslag is gewijd aan de toekomstperspectieven en ten slotte komen de geografische en thematische programma's aan de orde waarbij de noodzaak van strikte selectiecriteria voor begrotingssteun wordt onderstreept, met speciale aandacht voor de belangrijke rol van maatschappelijke organisaties bij de ontwikkeling en toepassing van de gedelegeerde handelingen voor de besluiten die aan de criteria van artikel 290 VWEU voldoen. Opdat het EP de mogelijkheid heeft op voet van gelijkheid met de Raad controle uit te oefenen op de strategische programmering, stem ik voor dit voorstel.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) Aangezien Verordening (EG) nr. 1095/2006 al vier jaar van kracht is en de Commissie al heeft aangekondigd dat ze haar voorstellen voor het meerjarig financieel kader na 2013 zal voorleggen, is het belangrijk een korte analyse te maken van de resultaten die we intussen hebben bereikt en van de toekomstperspectieven.

In de eerste plaats moeten we benadrukken dat dit “het enige gebied van extern optreden is dat niet ontwikkeld is om EU-belangen te dienen, maar om op te komen voor de belangen van de meest gemarginaliseerde en kwetsbaarste bevolkingsgroepen op aarde”. Als dusdanig moet het Parlement een belangrijkere positie krijgen, niet alleen vanwege de democratische (en pluralistische) legitimiteit, maar ook vanwege de bijdragen die het kan leveren zowel materieel als procedureel. De rapporteur benadrukt ook dat het uitbannen van armoede het doel moet zijn. Hij verwijst daarbij naar het concept van basale sociale diensten om de extreme kwetsbaarheid van de minstbedeelde bevolkingsgroepen te verminderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik ben voor het verslag. Het jaar 2011 is een strategisch moment om lessen te trekken uit de vier jaar sinds Verordening (EG) nr. 1905/2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI) in werking is getreden. De Commissie heeft aangekondigd haar voorstellen voor het meerjarig financieel kader voor de periode na 2013 vóór het zomerreces te willen indienen. Later dit jaar zal zij dan de wetsvoorstellen voor de financieringsinstrumenten voor externe acties indienen. Het doel van dit verslag is om het standpunt van het Parlement inzake het nieuwe financieringsinstrument voor Europese ontwikkelingssamenwerking in een vroeg stadium te bepalen op basis van de lessen die het Parlement heeft getrokken uit zijn controle op de tenuitvoerlegging van het DCI.

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk.(IT) Het verslag dat vandaag is aangenomen, heeft als doel het standpunt van het Europees Parlement te bepalen ten aanzien van het nieuwe financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking van de Europese Unie op basis van de opgedane ervaringen met de controle op de uitvoering van het DCI. In tegenstelling tot het Parlement lijken de lidstaten niet veel aandacht te besteden aan de controle of de voorgestelde maatregelen volledig met de voorschriften van het DCI overeenstemmen.

Daarom dient duidelijk gemaakt te worden dat ontwikkelingssamenwerking een onderdeel van het externe optreden van de Europese Unie vormt dat niet tot doel heeft de Europese belangen te dienen, maar de belangen van de meest kwetsbare en gemarginaliseerde bevolkingsgroepen op de wereld te beschermen door uitbanning van armoede en duurzame menselijke, sociale en economische ontwikkeling, kortom het recht op een waardig bestaan voor iedereen.

Het Parlement erkent zonder meer het belang hiervan en verlangt daarom een instrument waarmee de EU maatregelen op dit gebied uit andere bronnen dan het DCI kan financieren.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Salavrakos (EFD), schriftelijk. (EL) Ik heb voor het verslag van de heer Mitchell gestemd omdat hierin belangrijke en juiste voorstellen worden gedaan voor de toekomstige invoering en werking van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking. Daarbij worden belangrijke lessen geleerd uit het huidig gebruik van het instrument voor ontwikkelingssamenwerking. De EU-kredieten voor ontwikkelingssamenwerking zijn een echt mechanisme voor de bestrijding van armoede en de bevordering van democratisering en economische groei in de ontwikkelingslanden. De EU heeft met het Verdrag van Lissabon meer bevoegdheden gekregen, ook wat haar internationale aanwezigheid betreft, en moet derhalve een antwoord geven op uitdagingen zoals klimaatverandering, bestrijding van armoede, en verspreiding van de rechtsstaat en de democratische waarden in de ontwikkelingslanden. Ik ben het met de rapporteur eens dat er betere democratische verantwoording moet worden afgelegd over heel het ontwikkelingsbeleid van de EU en dat het Europees Parlement een actieve rol moet vervullen bij de vaststelling van de kredieten voor ontwikkelingshulp, zoals is bepaald in artikel 290 van het Verdrag van Lissabon.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik ondersteun dit verslag, dat de uitvoering en het zorgvuldig gebruik van het instrument stimuleert en een beter gebruik van ontwikkelingsgeld in de toekomst bevordert.

 
  
MPphoto
 
 

  Michèle Striffler (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het Mitchell-verslag gestemd, omdat het nodig is lering te trekken uit vier jaar tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 1905/2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI). Bij deze gelegenheid moeten de doelstellingen en het werkterrein van de ontwikkelingshulp zeer helder worden gedefinieerd.

Migratie is een terrein waar samenhangend ontwikkelingsbeleid duidelijk prioriteit moet krijgen. Zo moet ontwikkelingshulp gebruikt worden voor het financieren van projecten die zijn gericht op het aanpakken van de achterliggende oorzaken van migratie (strijd tegen armoede), maar niet voor intensievere grensbewaking en bestrijding van illegale immigratie.

 
  
MPphoto
 
 

  Iva Zanicchi (PPE), schriftelijk.(IT) Ik heb voor het verslag van de heer Mitchell gestemd. Mede naar aanleiding van de ervaringen die na de aanname van het instrument voor ontwikkelingssamenwerking voor de periode na 2013 zijn opgedaan, ben ik van mening dat het Europees Parlement de mogelijkheid moet hebben het specifieke karakter van het ontwikkelingsbeleid van de EU te beschermen door op voet van gelijkheid met de Raad besluiten over de strategische programmering te controleren. Het is bovendien van groot belang dat de besluiten over de algemene doelstellingen, de prioriteitsgebieden en de toewijzing van middelen overeenkomstig artikel 290 VWEU via de procedure voor gedelegeerde handelingen worden genomen.

 
  
  

Verslag: Angelika Niebler (A7-0159/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Ik stem voor dit verslag omdat de wijzigingen die de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement (S&D) heeft ingediend, zijn opgenomen in de compromistekst. Die bevat essentiële punten zoals algemene richtsnoeren en voorstellen voor mogelijke verbeteringen op het niveau van de Commissie en op het niveau van het Europees Parlement.

 
  
MPphoto
 
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. (LT) Ik stemde voor deze resolutie voor het garanderen van onafhankelijke effectbeoordelingen. Ik ben het eens met de rapporteur dat effectbeoordelingen een belangrijk instrument zijn in het wetgevingsproces, waarvan de Europese wetgevers in de toekomst vaker gebruik zouden moeten maken. Effectbeoordelingen geven wetgevers een beeld van de mogelijke consequenties van hun beleidsopties en helpen hen een beslissing te nemen. Effectbeoordelingen kunnen bijgevolg een waardevolle bijdrage zijn voor betere wetgeving. Ze kunnen echter in geen geval een politiek debat en het democratische en wettige besluitvormingsproces vervangen. Ik wil er op wijzen dat effectbeoordelingen vooral bijdragen aan de voorbereiding van de specifieke inhoud van een politieke beslissing. Het is belangrijk dat effectbeoordelingen volledig onafhankelijk en transparant zijn en dat er bovendien rekening gehouden wordt met de gevolgen voor kleine en middelgrote ondernemingen. Het Parlement beschikt al over de bevoegdheid om haar eigen effectbeoordelingen te geven en effectbeoordelingen van de Commissie aan een grondig onderzoek te onderwerpen. Tot dusver echter werd deze procedure slechts zelden toegepast. Ik ben het eens met het standpunt dat wordt verdedigd in de resolutie, dat het Europees Parlement meer gebruik zou moeten maken van de bevoegdheden die het op dit vlak heeft.

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik ben ervan overtuigd dat effectbeoordelingen moeten helpen bij de voorbereiding van een politiek besluit. Daarom heb ik het verslag van onze collega, mevrouw Niebler, gesteund over de noodzakelijke aanpassingen van effectbeoordelingen en in het bijzonder met betrekking tot de invoering van een onafhankelijk mechanisme. De leden van het Effectbeoordelingscomité (IAB) zullen door het Europees Parlement en de Raad worden gecontroleerd. Zij zullen derhalve niet langer instructies van de Commissievoorzitter ontvangen.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (LT) Ik stemde voor dit verslag. Effectbeoordelingen zijn een belangrijk instrument in het wetgevingsproces. Ze geven wetgevers een beeld van de mogelijke consequenties van hun beleidsopties en helpen hen een beslissing nemen, wetgevers zouden hier vaker gebruik van moeten maken in de toekomst. Effectbeoordelingen kunnen een waardevolle bijdrage zijn voor betere wetgeving. Ik ben het ermee eens dat het noodzakelijk is externe deskundigen van alle betrokken beleidsterreinen en alle groepen belanghebbenden bij het effectbeoordelingsproces te betrekken om onafhankelijkheid en objectiviteit te kunnen waarborgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Regina Bastos (PPE), schriftelijk. (PT) Effectbeoordelingen vormen een belangrijk instrument in het wetgevingsproces. We zijn verplicht concrete feiten te verzamelen alvorens beleidsbeslissingen te nemen en te garanderen dat alle relevante strategische opties voor de oplossing van een specifiek probleem zijn onderzocht. Effectbeoordelingen moeten alle categorieën wetgevingsvoorstellen omvatten en volgens een heldere methodologie en volledig onafhankelijk en transparant worden uitgevoerd. Bij een effectbeoordeling moeten ook de gevolgen van niet handelen en de bijzondere gevolgen voor kleine en middelgrote ondernemingen worden onderzocht.

De effectbeoordelingen van de Europese Commissie en van het Europees Parlement zijn, ondanks de vastgestelde verbeteringen, nog voor verbetering vatbaar. In dit verslag, dat ik heb goedgekeurd, verzoekt de rapporteur om nauwere samenwerking met de commissies van het Europees Parlement en om een gedetailleerde motivatie van de Europese Commissie wanneer ze afziet van een effectbeoordeling. Tot slot daagt ze de parlementscommissies uit om meer gebruik te maken van de effectbeoordelingen om de kwaliteit van de eigen regelgeving te verhogen.

 
  
MPphoto
 
 

  Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk.(IT) Ik heb voor deze ontwerpresolutie over het garanderen van onafhankelijke effectbeoordelingen gestemd. Het ontwerp onderstreept ten eerste de noodzaak om bij de effectbeoordelingen rekening te houden met de effecten van de regelgeving op kleine en middelgrote ondernemingen en de regelgevinglast voor deze ondernemingen te verminderen. Deze aandacht voor de belangen van kleine en middelgrote ondernemingen is bepalend voor mijn positieve stem geweest. Ten tweede benadrukt het ontwerp een ander aspect dat van groot belang is, namelijk het specifieke karakter van de nationale economieën. Om dit te beschermen, zou de Commissie bij de afzonderlijke lidstaten en functionarissen en vertegenwoordigers van de verschillende nationale beoordelingsinstanties advies moeten inwinnen zodat gegarandeerd kan worden dat de specifieke nationale behoeften niet ondergeschikt worden aan de EU-perspectieven. Ten slotte dringt het ontwerp aan op een grotere transparantie en efficiëntie van de administratieve processen van de Unie en spoort het de Commissie aan haar verantwoordingsplicht jegens het Parlement na te komen. Naar aanleiding van genoemde punten heb ik voor het ontwerp gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. (LT) Ik stemde voor dit verslag omdat ik het er mee eens ben dat het heel belangrijk is om de kwaliteit van de EU-wetgeving voortdurend te verbeteren, en dit verslag bevat concrete voorstellen om het wetgevingsproces in zowel het Europees Parlement als de Commissie te verbeteren. De Commissie voert al enige tijd effectbeoordelingen van wetgeving uit voordat ze wetgevingsvoorstellen indient bij het Europees Parlement en de Raad, maar het verslag vermeldt dat die effectbeoordelingsprocedures nog sterk verbeterd moeten worden. Wij zouden bijvoorbeeld de onafhankelijkheid van het Effectbeoordelingscomité (IAB), die momenteel onder de bevoegdheid van de Voorzitter van de Commissie valt, groter maken. Het verslag verzoekt het Europees Parlement en haar comités zelf om vaker effectbeoordelingen uit te voeren voor wetgevingsvoorstellen en de effectbeoordelingen uitgevoerd door de Commissie, die vaker gebruikt worden om een wetgevingsvoorstel te rechtvaardigen dan om een objectieve beoordeling van de feiten te geven, nauwkeuriger te onderzoeken. Zulke voorbereidende effectbeoordelingen van EU-wetgevingsvoorstellen werden nog versterkt door het Verdrag van Lissabon, dat clausules toevoegde aan de verplichte beoordeling van de sociale en milieugevolgen van alle regelgeving die wordt voorgesteld.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) Een assertieve en geslaagde wetgeving vereist niet alleen een goed politiek debat en gezamenlijke inspanningen om samen te werken en tot een consensus te komen, maar ook een betrouwbare vakinhoudelijke basis waardoor de wetgevers zich kunnen laten leiden om de context en de gevolgen van hun beleid in te schatten. Dat is precies de reden waarom ik mij verheug over de initiatieven van de Europese instellingen om de kwaliteit en de betrouwbaarheid van de effectbeoordelingen te garanderen. Dat betekent garanderen dat ze onafhankelijk en transparant worden uitgevoerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Nessa Childers (S&D), schriftelijk. − (EN) Aangezien ik reeds eerder binnen de Commissie op dit terrein werkzaam ben geweest voel ik mij geroepen te benadrukken dat effectbeoordelingen vrij moeten zijn van inmenging van buitenaf en dat deze onafhankelijkheid op alle niveaus moet worden gewaarborgd.

 
  
MPphoto
 
 

  Derek Roland Clark (EFD), schriftelijk. − (EN) Ik heb tegen het verslag van Niebler over effectbeoordelingen gestemd. De UKIP steunt de gedachte van effectbeoordelingen, echter enkel als deze werkelijk onafhankelijk zijn, zich serieus ergens voor inzetten (zodat de Commissie er wel nota van moet nemen) en op nationaal niveau uitgevoerd worden, zodat wordt voorkomen dat er een nietszeggende voor alle staten identieke beoordeling wordt geproduceerd die nationale regeringen niet de mogelijkheid biedt om het effect op hun eigen land met voldoende nauwkeurigheid te beoordelen. Helaas slaagt het verslag van Niebler er niet in om aan deze criteria te voldoen.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE), schriftelijk. (PT) De totstandbrenging van een transparant, duidelijk, doeltreffend en kwalitatief hoogstaand regelgevingsklimaat moet een prioritaire doelstelling van het EU-beleid zijn. Talloze keren hebben we kritiek geleverd op de problemen bij de omzetting en de uitvoering van het bestaande recht van de Unie. Die zijn grotendeels het gevolg van slecht opgestelde wetgevingsteksten. Alle Europese wetgevende organen zijn hiervoor gezamenlijk verantwoordelijk. Effectbeoordelingen zijn een systematische evaluatie van de verwachte gevolgen van regelgeving, van de sociale en economische gevolgen, van de gevolgen voor milieu en gezondheid en van de verenigbaarheid met de grondrechten. Zo dragen ze bij aan de inkrimping van de bureaucratie en aan de samenhang van het beleid van de EU. Ik stem voor dit initiatief waarin erkend wordt dat effectbeoordelingen een belangrijk instrument zijn in het besluitvormingsproces. Ze moeten volledig onafhankelijk, transparant en volgens een heldere methodologie worden uitgevoerd. Ze moeten gebaseerd zijn op een gefundeerde en objectieve analyse van de mogelijke gevolgen en altijd gepaard gaan met een kosten-batenanalyse. Effectbeoordelingen dragen bij aan goed doordachte en volledig geïnformeerde besluitvorming en dat zal leiden tot een betere kwaliteit van de wetgeving, een correctere omzetting, uitvoering en handhaving, en een korter wetgevingsproces.

 
  
MPphoto
 
 

  Anne Delvaux (PPE), schriftelijk. – (FR) Effectbeoordelingen zijn een uiterst nuttig instrument voor het verbeteren van de kwaliteit van regelgeving (bijvoorbeeld beleidsvoorstellen). Maar het wordt tijd dat deze effectbeoordelingen worden aangepast. Nieuwe aanpassingen zijn namelijk noodzakelijk, met name middels de invoering van een onafhankelijk mechanisme, aangezien de voorstellen van de Europese Commissie in kwalitatief opzicht vaak niet consistent zijn en over het algemeen slechts dienen om een wetsvoorstel te rechtvaardigen in plaats van een objectief onderzoek naar de feiten mogelijk te maken.

In het verslag waar vandaag over wordt gestemd is bepaald, en daar ben ik verheugd over, dat de EB’s volledig onafhankelijk worden uitgevoerd; dat de EB’s rekening houden met een groot aantal criteria (sociaaleconomisch, milieu, enzovoort); dat er tevens maximale transparantie wordt gegarandeerd, met name met betrekking tot deskundigen. Deze kwestie komt keer op keer terug in deze vergaderzaal maar is dan ook zeer belangrijk!

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Effectbeoordelingen zijn een belangrijk instrument in het wetgevingsproces omdat ze informatie opleveren over de eventuele gevolgen van de tenuitvoerlegging van de wetgeving en zo helpen om een besluit te nemen. Onafhankelijkheid en transparantie zijn waarden die in elke democratie in stand moeten worden gehouden en moeten worden gestimuleerd omdat ze voor de burgers een garantie zijn voor objectieve effectbeoordelingen, proportionele besluiten en wettelijke procedures. Daarom ben ik het algemeen genomen eens met de in dit verslag vervatte voorstellen van het Parlement.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Dit verslag van mevrouw Niebler gaat over hoe we onafhankelijke effectbeoordelingen kunnen garanderen. Effectbeoordelingen zijn essentieel om de juiste besluiten te kunnen nemen. Ze vervangen weliswaar niet het democratisch gelegitimeerde besluitvormingsproces van de wetgever, maar ze vormen de ruggengraat van dit proces.

Ik stem voor dit verslag omdat ik het eens ben met de rapporteur dat effectbeoordelingen essentieel zijn om onze taak als wetgever te vervullen. Hoe meer we weten over een bepaalde sector, hoe beter onze besluiten zullen zijn met betrekking tot die sector. Bovendien, en ondanks het door de Europese Commissie opgerichte Effectbeoordelingscomité (IAB) en de al bereikte positieve resultaten, vind ik het ook essentieel om binnen het Europees Parlement een autonome structuur voor effectbeoordelingen op te richten.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Effectbeoordelingen kunnen een belangrijk instrument zijn in het wetgevingsproces. Daartoe is het belangrijk de economische en sociale gevolgen en de gevolgen voor het milieu en de gezondheid van de geplande beleidsopties te onderzoeken, evenals hun verenigbaarheid met de grondrechten van de burgers, en dit tijdens de hele beleidscyclus. Er moet niet alleen een ex ante evaluatie plaatsvinden, maar ook een ex post.

Het effectbeoordelingsproces vertoont vandaag echter tal van gebreken, dat staat ook zo in het verslag. Vaak probeert men alleen maar een vermeende technische legitimiteit en rechtvaardiging te verlenen aan maatregelen die het resultaat zijn van beleidsopties en afwegingen, die gemakshalve worden verzwegen. Er zijn nog tal van vragen over de methodologie die in elk van de gevallen gevolgd moet worden. Gevolgen voor wie of voor wat? Wat is de reikwijdte van de beoordeling? Welke alternatieven moeten worden onderzocht?

Ook deze besluiten hangen normaal af van beleidsopties en afwegingen. Daarom is het belangrijk om de onafhankelijkheid van de effectbeoordelingen te garanderen, maar in de praktijk is dat eerlijk gezegd moeilijk omdat er zo veel variabelen en belangen mee gemoeid zijn. Transparantie, openheid, overleg, participatie en toetsing door het publiek van de beoordelingen en de resultaten zijn van doorslaggevend belang om zo veel mogelijk de onafhankelijkheid en de kwaliteit ervan te garanderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Effectbeoordelingen kunnen op significante wijze bijdragen tot betere regelgeving indien de economische en sociale gevolgen en de gevolgen op het vlak van milieu en gezondheid van de beleidsopties bestudeerd worden tijdens de gehele beleidscyclus, alsook hun impact op de grondrechten van de burgers.

De kwesties die in effectbeoordelingen aan bod komen beantwoorden aan de criteria die in dergelijke beoordelingen worden gehanteerd. Wij weten dat er behalve een kosten-batenanalyse nog andere criteria bestaan, maar ook daar moet duidelijk zijn wie de kosten draagt en wie de baten geniet.

Daarom is het bijzonder belangrijk te waarborgen dat onafhankelijke effectbeoordelingen worden uitgevoerd. In de praktijk is dat echter een uitermate moeilijke taak vanwege de veelvoudige variabelen en belangen.

Sommige beoordelingen en deskundigen zijn onafhankelijker dan andere. Vaak dienen effectbeoordelingen meer om de beslissingen die men wil nemen te rechtvaardigen dan om de gevolgen van de wetgeving die men wil aannemen terdege aan te pakken.

 
  
MPphoto
 
 

  Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk. (SK) Effectbeoordelingen (EB's) vormen een belangrijk instrument in het wetgevingsproces, dat de Europese wetgever in de toekomst intensiever zou moeten benutten. Hoewel EB's geenszins het politieke debat en het democratisch gelegitimeerde besluitvormingsproces van de wetgever vervangen, en uitsluitend fungeren ter voorbereiding van een politiek besluit, wijzen ze de wetgever op potentiële consequenties van zijn beleidsopties en helpen ze bij de besluitvorming. Op deze manier dragen zij in belangrijke mate bij aan het wetgevingsproces.

 
  
MPphoto
 
 

  Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (S&D), schriftelijk. − (PL) Het verslag-Niebler draagt in belangrijke mate bij aan het debat over de verbetering van de Europese wetgevingsprocedure, zodat nieuwe wetgeving de burgers kan dienen en echt noodzakelijk is. Er duiken echter verwijten op dat er ook regelgeving wordt gecreëerd die enkel het gevolg is van het verlangen om de Europese instellingen beter bekend te maken, of die het gevolg is van het werk van lobbyisten. Dit betekent dat we voortdurend de procedures in verband met de zogenaamde effectbeoordelingen van een bepaalde wettekst moeten verbeteren. Ik was in de voorbije jaren rapporteur op het gebied van beter wetgeven en wil in die hoedanigheid de aandacht trekken op enkele aspecten van dit probleem. Allereerst moet de aandacht worden getrokken op de noodzaak om het institutionele evenwicht uit het Verdrag te behouden, in het kader waarvan de Europese Commissie wetgeving voorstelt en het Parlement en de Raad deze wetgeving goedkeuren.

De onafhankelijkheid van de effectbeoordelingen is van groot belang, maar ze mogen niet aan de democratische controle van het Parlement worden onttrokken. Het voorstel om de effectbeoordelingen aan de passen na invoering van de amendementen van het Parlement vind ik erg belangrijk en ik deel ook de mening van diegenen die geloven dat het noodzakelijk is om uniforme criteria voor de effectbeoordelingen toe te passen in alle instellingen. Tegelijkertijd wil ik wijzen op het feit dat het meest cruciale aspect van wetgeven de politieke wil is om een bepaald probleem op te lossen, en een effectbeoordeling die als onderdeel van een bepaald ontwerp wordt voorbereid, dient alleen om objectieve informatie te leveren.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Ik heb in deze vergadering al eerder de gelegenheid gehad om op te merken dat het inderdaad de hoogste tijd is dat effectbeoordelingen niet alleen systematisch maar bovenal serieus worden uitgevoerd. De gevolgen van een wet moeten voor de inwerkingtreding objectief worden beoordeeld in plaats van dat wordt gezocht naar alle mogelijke manieren om de wet te rechtvaardigen. En het is niet aan de diensten van de Commissie, rechters, partijen en scherprechters om deze beoordelingen te leiden. Ik weet niet of de oplossingen die de rapporteur voorstelt de juiste zijn. Ik weet daarentegen wel dat ik het eens ben met haar diagnose en dat een aantal van haar opmerkingen bijzonder relevant zijn. De lidstaten moeten derhalve zeer nauw betrokken worden bij deze studies, omdat zij zelf het beste kunnen beoordelen wat de nationale gevolgen van de initiatieven vanuit Brussel zijn. Deze studies moeten helderheid verschaffen over de keuzes en de beschouwing van de nationale parlementen, vanaf nu de bewakers van de naleving van het subsidiariteitsbeginsel. Effectbeoordelingen moeten ertoe kunnen leiden dat de Commissie zich niet mag inmengen wanneer haar optreden nutteloos, overbodig of te kostbaar blijkt te zijn. Tenslotte moeten we snel kunnen zien wat de gevolgen zijn van een wet waarvan de inwerkingstelling meer problemen geeft dan oplost. Om al deze redenen, maar zonder enige illusie te hebben over de daadwerkelijke uitvoering ervan, heb ik voor het verslag van mevrouw Niebler gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik ben voor dit verslag omdat effectbeoordelingen een belangrijk instrument zijn in het wetgevingsproces, waar Europese wetgevers meer gebruik van zouden moeten maken in de toekomst. De voordelen van effectbeoordelingen zijn duidelijk. Effectbeoordelingen geven wetgevers een beeld van de mogelijke consequenties van hun beleidsopties en helpen hen een beslissing te nemen. Effectbeoordelingen kunnen bijgevolg een waardevolle bijdrage zijn voor betere wetgeving. Ze kunnen echter in geen geval een politiek debat en het democratische en wettige besluitvormingsproces vervangen. Effectbeoordelingen dragen vooral bij aan de voorbereiding van de specifieke inhoud van een politieke beslissing. Dit verslag bestaat uit vier delen. Eerst worden in het verslag de algemene vereisten voor effectbeoordelingen op Europees niveau uiteengezet. Het tweede gedeelte behandelt de effectbeoordelingen van de Commissie en geeft mogelijkheden voor verbetering. Het derde gedeelte is gewijd aan de effectbeoordelingen die werden uitgevoerd door het Europees Parlement. Het vierde en laatste gedeelte is een verzoek voor een autonome structuur voor effectbeoordelingen in het Europees Parlement, die gebruikt zou moeten worden door alle comités van het Parlement om de wetgeving te verbeteren en synergieën tot stand te brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  Cătălin Sorin Ivan (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik beschik over een aantal redenen om voor deze resolutie te stemmen. Allereerst onderstreept het verslag dat een effectbeoordeling op geen enkele wijze het politieke debat en het democratische besluitvormingsproces van de wetgever kan vervangen, maar uitsluitend fungeert als inhoudelijke voorbereiding van een politiek besluit. Dit bevordert zeker het besluitvormingsproces. Ten tweede moeten effectbeoordelingen rekening houden met een groot aantal criteria, zodat de wetgever een zo veelzijdig mogelijk beeld krijgt. Alleen zo kan de wetgever zijn werk efficiënt doen.

 
  
MPphoto
 
 

  Edvard Kožušník (ECR), schriftelijk. − (CS) Dankzij de effectbeoordeling van regulering kan in grote mate worden bijgedragen aan vermindering van de bureaucratie, een nevenproduct van regulering. Reeds enige tijd geleden werd er binnen de Commissie een speciaal Effectbeoordelingscomité (Impact Assessment Board) opgericht die zowel ex ante- als ex post-effectbeoordelingen maakt. Verder houdt de Commissie openbare raadplegingen ten aanzien van al haar wetgevingsvoorstellen. Maar in het Europees Parlement ontbreekt een dergelijk werkorgaan vooralsnog. Ik ben dan ook ingenomen met het feit dat er in het verslag wordt opgeroepen tot inrichting van een infrastructuur hier in dit Parlement ter beoordeling van voorstellen en voornemens van het Parlement.

Ik zou tevens graag de Commissie willen oproepen om in het kader van de effectbeoordeling meer aandacht te besteden aan de transparantie van het hele beoordelingproces, zich meer in te spannen voor onafhankelijke beoordelingen en dat zij zich in haar voorstellen niet beperkt tot één mogelijke oplossing van een vraagstuk, maar een onafhankelijke beoordeling maakt van meerdere oplossingvarianten van de zaak in kwestie. Verder zou ik nog willen oproepen tot vereenvoudiging van het proces van openbare raadpleging, verlenging van de indieningstermijnen voor concrete voorstellen en de mogelijkheid om voorstellen in te dienen in alle officiële talen van de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanni La Via (PPE), schriftelijk.(IT) Geachte Voorzitter, dames en heren, ik heb voor het verslag van mevrouw Niebler over het garanderen van onafhankelijke effectbeoordelingen gestemd. Effectbeoordelingen vormen een van de fundamenten van het beleid voor betere en eenvoudigere regelgeving met betrekking tot zowel reeds bestaande als nieuwe wetgeving. Zij zijn een geschikt instrument om de gevolgen die voortvloeien uit de aanname van nieuwe wetten en de vereenvoudiging en herziening van bestaande wetten, te beoordelen. Ik ben echter van mening dat erkenning van het nut van effectbeoordelingen altijd afhankelijk moet zijn van de vraag of ze aan bepaalde fundamentele principes, zoals transparantie en onafhankelijkheid voldoen. Ik ben het daarom eens met de rapporteur, die onderstreept dat de Commissie onlangs de kwaliteit van haar effectbeoordelingen wel heeft verbeterd, maar dat verdere verbeteringen nog steeds nodig zijn. Ten slotte juich ik de beslissing toe om een autonome structuur in het leven te roepen voor effectbeoordelingen voor het Europees Parlement, hetgeen de kwaliteit van de EU-wetgeving kan verhogen.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd. Effectbeoordelingen (EB's) vormen een belangrijk instrument in het wetgevingsproces dat de Europese wetgever in de toekomst intensiever zou moeten benutten. De voordelen van EB's liggen voor de hand. Ze wijzen de wetgever op potentiële consequenties van zijn beleidsopties en helpen bij de besluitvorming. Zo dragen ze aanzienlijk bij tot verbetering van de wetgeving. EB's vervangen echter geenszins het politieke debat en het democratisch gelegitimeerde besluitvormingsproces van de wetgever. Ze fungeren uitsluitend als vakinhoudelijke voorbereiding van een politiek besluit.

 
  
MPphoto
 
 

  Jiří Maštálka (GUE/NGL), schriftelijk. − (CS) Het door de rapporteur voorgestelde effectenbeoordelingsinstrument is een goede manier om te zorgen voor een beter wetgevingsproces op Europees niveau. We zouden bij de wederzijdse beoordeling echter niet alleen moeten kijken naar de financiële gevolgen, maar ook naar andere aspecten, bijvoorbeeld op het vlak van de economie, het milieu en de samenleving. Als arts wil ik vooral stilstaan bij de aspecten met gevolgen voor de menselijke gezondheid. Verder moeten we bij de effectbeoordeling goed oog houden voor het feit dat het de lidstaten zijn die de voorgestelde wetgeving moeten opnemen in hun nationale wetstelsel.

 
  
MPphoto
 
 

  Clemente Mastella (PPE), schriftelijk.(IT) Effectbeoordelingen vormen een fundamenteel instrument van het wetgevende proces, waarvan de Europese wetgevers in de toekomst veel gebruik zouden moeten maken, omdat zij laten zien wat de gevolgen van de verschillende interventiemogelijkheden zouden zijn. We moeten echter niet vergeten dat zij slechts een bijdrage aan de technische voorbereiding van de inhoud van een politieke beslissing leveren. Wij zijn van mening dat de effectbeoordelingen die door de Europese instellingen gebruikt worden, aan bepaalde principes moeten voldoen. In de eerste plaats zouden ze volkomen onafhankelijk en transparant moeten zijn. Ze zouden op alle categorieën wetsvoorstellen moeten worden toegepast, volgens een duidelijke methode moeten verlopen en voortdurend worden bijgewerkt aan de hand van ontwikkelingen in de lopende wetgevingsprocedures. Wij vinden ook dat de Europese Commissie het Europees Parlement uitvoerig zou moeten informeren in gevallen waarin zij de effectbeoordeling van haar besluiten niet noodzakelijk acht. Ten slotte vinden ook wij het van belang om een autonome structuur voor effectbeoordelingen in het Parlement te creëren teneinde de kwaliteit van het wetgevende proces verder te verbeteren en nieuwe synergieën tot stand te brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Ik verwelkom deze tekst waarin de partijdigheid van de Europese Commissie aan de kaak wordt gesteld. Het is alleen jammer dat het feit dat de Commissie als enige het initiatiefrecht voor wetgeving niet ook aan de kaak wordt gesteld.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Effectbeoordelingen vormen een belangrijk instrument in het wetgevingsproces en zouden in de toekomst intensiever moeten worden benut. Effectbeoordelingen hebben grote voordelen: ze wijzen de wetgever op potentiële consequenties van zijn beleidsopties en dragen zo aanzienlijk bij tot een betere en meer bewuste besluitvorming. Ze leveren dan ook een belangrijke bijdrage tot de verwezenlijking van het beginsel van excellentie in de wetgeving.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb dit verslag nauwkeurig bestudeerd en de kernpunten samengevat: 1) de mate van toezicht (niet alleen een kosten-batenanalyse, maar een geïntegreerde aanpak); 2) het bij het effectbeoordelingsproces betrekken van alle groepen belanghebbenden, terwijl het uiteindelijke resultaat en de controle van de methode en de kwaliteit van de effectbeoordeling een zaak van de instellingen van de Europese Unie moeten blijven, met een uitbreiding van de huidige periode voor consultatie van 8 tot 12 weken; 3) de herziening van de interinstitutionele gemeenschappelijke aanpak van effectbeoordelingen, zodat alle instellingen worden gestimuleerd een gemeenschappelijke methodologische benadering van effectbeoordelingen toe te passen. Mogelijke verbeteringen op het niveau van de Commissie zijn: 1) verhoogd toezicht door het Europees Parlement en de Raad op het Effectbeoordelingscomité (IAB); 2) systematische evaluatie achteraf van bestaande wetgeving en van een analyse van de ter zake dienende jurisprudentie van het Hof van Justitie. Mogelijkheden voor verbeteringen op het niveau van het Europees Parlement: het belangrijkste punt is het creëren van een zelfstandige structuur binnen het EP, die geleid wordt door een uit leden bestaande raad van toezicht, die bijvoorbeeld worden benoemd aan het begin van iedere zittingsperiode, waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande hulpmiddelen maar daarnaast ook van nationale deskundigen. Ik heb mij onthouden van stemming, omdat het mij niet duidelijk is op welke criteria deskundigen voor de raad van toezicht zullen worden benoemd en wat voor bevoegdheden zij zullen hebben. Ik kan dit verslag niet ondersteunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik van oordeel ben dat effectbeoordelingen een belangrijk instrument in het wetgevingsproces vormen en in de toekomst intensiever door de Europese wetgever moeten worden gebruikt.

De voordelen van effectbeoordelingen liggen voor de hand. Ze wijzen de wetgever op potentiële consequenties van zijn beleidsopties en helpen bij de besluitvorming. Zo dragen ze aanzienlijk bij tot verbetering van de wetgeving. Effectbeoordelingen vervangen echter geenszins het politieke debat en het democratisch gelegitimeerde besluitvormingsproces van de wetgever. Ze fungeren uitsluitend als vakinhoudelijke voorbereiding van een politiek besluit.

De Europese Commissie heeft de kwaliteit van haar effectbeoordelingen verbeterd, in het bijzonder door oprichting van de Impact Assessment Board (IAB), die deel uitmaakt van de Commissie. Gelet op het verslag van de Rekenkamer ben ik echter van mening dat de effectbeoordelingen van de Commissie voor verbetering vatbaar zijn. Ik ben het met de rapporteur eens dat een nauwere samenwerking met de EP-commissies nuttig kan zijn om de kwaliteit van de beoordelingen te verbeteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk.(IT) Mijnheer de Voorzitter, effectbeoordelingen leveren een essentiële technische bijdrage aan een betere wetgeving, omdat ze de wetgever de verschillende gevolgen van interventiemogelijkheden laten zien en daardoor een fundamenteel instrument van het Europese wetgevende proces vormen.

Het ontwerpverslag verdeelt de beoordelingen in vier secties. In de eerste sectie gaat men ervan uit dat de effectbeoordelingen die door de Europese instellingen worden gebruikt, aan bepaalde principes moeten voldoen en volledig onafhankelijk en transparant moeten zijn. In de tweede sectie worden de effectbeoordelingen van de Commissie bekeken en mogelijke verbeteringen aangegeven. In de derde worden de effectbeoordelingen die door het Europees Parlement worden uitgevoerd, bekeken en worden de commissies van het EP uitgenodigd veelvuldig van dit instrument gebruik te maken om de kwaliteit van het wetgevende proces te kunnen verbeteren. Ten slotte wordt in de vierde sectie gevraagd in het Parlement een autonome structuur voor effectbeoordelingen te creëren die door alle commissies gebruikt kan worden om een grotere onderlinge synergie tot stand te brengen. Gezien het bovenstaande en het feit dat effectbeoordelingen in geen geval het politieke debat en het democratisch gelegitimeerde besluitvormingsproces zullen kunnen vervangen, maar alleen een aanzienlijke bijdrage aan de technische inhoudelijke voorbereiding van een politieke beslissing leveren, heb ik voor het voorstel gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. − (EN) Effectbeoordelingen (EB's) vormen een belangrijk instrument in het wetgevingsproces dat de Europese wetgever in de toekomst intensiever zou moeten benutten. De voordelen van EB's liggen voor de hand. Ze wijzen de wetgever op potentiële consequenties van zijn beleidsopties en helpen bij de besluitvorming. Zo dragen ze aanzienlijk bij tot verbetering van de wetgeving. EB's vervangen echter geenszins het politieke debat en het democratisch gelegitimeerde besluitvormingsproces van de wetgever. Ze fungeren uitsluitend als vakinhoudelijke voorbereiding van een politiek besluit. De door de Europese instellingen gebruikte EB’s dienen volgens bepaalde beginselen te worden opgesteld. EB's moeten bovenal volledig onafhankelijk en transparant worden uitgevoerd. Ze moeten alle categorieën wetgevingsvoorstellen omvatten en een heldere methodologie volgen. Binnen de genoemde beleidsopties dient ook aandacht te worden besteed aan de optie van niet handelen. Er moet voldoende rekening worden gehouden met bijzondere gevolgen voor het MKB. Ten slotte is het noodzakelijk EB's constant aan te passen aan actuele ontwikkelingen binnen het lopende wetgevingsproces. Het Parlement streeft bovenal naar een autonome structuur voor effectbeoordelingen binnen het EP, zodat het de kwaliteit van zijn wetgeving verder kan verbeteren en gebruik kan maken van synergieën. Op de lange termijn moet de mogelijkheid van een gemeenschappelijk mechanisme voor alle Europese instellingen overwogen worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Phil Prendergast (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik verwelkom dit verslag, omdat ik van mening ben dat effectbeoordelingen een belangrijk instrument in het wetgevingsproces vormen. De Europese wetgever zou deze instrumenten intensiever moeten benutten, aangezien ze de wetgever wijzen op potentiële consequenties van zijn beleidsopties. De wetgever moet niet bang zijn te wijzen op de harde feiten wanneer hij deze potentiële consequenties in acht neemt. Effectbeoordelingen moeten niet alleen wijzen op de mogelijkheden en advies geven aan de wetgever, maar moeten tevens bereid zijn het advies te geven niet te handelen als dit gezien wordt als de meest geschikte handelwijze. De wetgeving die afkomstig is uit Europa heeft een zeer grote invloed op de levens van degenen die binnen de grenzen van Europa leven, en we moeten iedere mogelijkheid benutten om ervoor te zorgen dat deze wetgeving zo eerlijk en evenwichtig mogelijk is.

 
  
MPphoto
 
 

  Fiorello Provera (EFD), schriftelijk.(IT) Te vaak is de Europese wetgeving ingewikkeld, moeilijk te begrijpen en toe te passen. Daarom kunnen effectbeoordelingen bij de voorbereiding van de Europese regelgeving een belangrijke bijdrage leveren aan een verbetering van de kwaliteit van de wetgeving, vooral omdat ze de duur en kosten van het wetgevende proces verminderen. Ik steun deze maatregel omdat meer rekening met de behoeften van de lidstaten zal worden gehouden, waardoor het mogelijk zal zijn te begrijpen wat de gevolgen van een normatieve handeling zouden kunnen zijn op sociaal, financieel, economisch en milieugebied. Effectbeoordelingen moeten bovendien volkomen onafhankelijk en transparant zijn en in de beginfasen van het wetgevingsproces uitgevoerd worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) De onafhankelijkheid van effectbeoordelingen dient gewaarborgd te zijn, bovenal omdat ze een belangrijke rol spelen in het besluitvormingsproces. Ofschoon ze niet als vervanging kunnen dienen van het besluit om al dan niet een bepaalde optie aan te nemen kunnen zij doorslaggevend zijn voor de keuze van een bepaalde beleidsoptie.

Daarom is het van cruciaal belang om maatregelen aan te nemen die meer garantie bieden voor transparante en onafhankelijke effectbeoordelingen, aangezien dat zal bijdragen tot een optimale benutting van de rol van dit instrument als steun bij de besluitvorming en als waarborg voor de kwaliteit en de geschiktheid van de activiteiten van de Europese instellingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) We hebben ons onthouden van stemming. Bovendien hebben we een alternatieve resolutie ingediend waarin we meer duidelijkheid willen scheppen over de rol van effectbeoordelingen en externe deskundigen in het effectbeoordelingsproces. Effectbeoordelingen kunnen alleen als hulpmiddel dienen voor de politieke besluitvorming, en nooit ter vervanging van politieke besluiten binnen het democratische besluitvormingsproces.

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk.(IT) Effectbeoordelingen vormen een fundamenteel instrument van het wetgevende proces. De voordelen ervan zijn evident: ze dragen in belangrijke mate bij aan verbetering van de wetgeving. Een effectbeoordeling mag in geen geval het democratisch gelegitimeerde besluitvormingsproces van de wetgever vervangen. Het verslag dat vandaag is aangenomen onderstreept de mening van het Parlement dat effectbeoordelingen die door de Europese instellingen worden gebruikt, volkomen onafhankelijk en transparant dienen te zijn, op alle categorieën wetsvoorstellen moeten worden toegepast en volgens een duidelijke methode moeten worden geschreven. Het Parlement vraagt bovendien om een autonome structuur voor effectbeoordelingen binnen het Parlement om de kwaliteit van het wetgevingsproces verder te verbeteren en synergieën tot stand te brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik verwelkom de amendementen die op commissieniveau door de S&D zijn ingediend op dit verslag, waarbij wordt gepleit voor grotere transparantie in het wetgevingsproces en het bevorderen van een betere toegang tot de wetgevingsprocedure voor het midden- en kleinbedrijf en niet-gouvernementele organisaties door de publicatie van omvattende draaiboeken en een uitbreiding van de periode voor consultatie. Effectbeoordelingen zijn zeer belangrijk voor ons werk in het Parlement en zouden daarbij een grotere rol moeten spelen. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. (PT) Alle Europeanen hebben baat bij de effectbeoordelingen die in de Europese Unie worden uitgevoerd, aangezien ze bijdragen tot verbetering van de wetgeving door een onafhankelijke analyse van potentiële en mogelijke maatregelen op Europees niveau. De rapporteur dringt aan op een betere en efficiëntere analyse van de economische en sociale gevolgen en de gevolgen op het vlak van milieu en gezondheid van de beleidsopties van de Unie. Effectbeoordelingen vervullen een sleutelrol in de gehele beleidscyclus en zijn tevens noodzakelijk als voorwaarde voor hoogwaardige wetgeving en correcte omzetting en toepassing.

Daarom verleen ik mijn steun voor de criteria die volgens het Parlement in aanmerking moeten worden genomen bij de uitvoering van effectbeoordelingen. In dit verband wens ik te onderstrepen dat de effectbeoordelingen zo vroeg mogelijk moeten worden uitgevoerd om de mogelijke negatieve gevolgen tot een minimum te beperken en rekening te kunnen houden met het grootst mogelijke aantal institutionele, economische en civiele belanghebbenden.

Effectbeoordelingen moeten echter niet alleen vóór de aanneming van een wet (ex ante) worden uitgevoerd, maar vooral ook nadien (ex post). Ze moeten op onafhankelijke en transparante wijze worden opgesteld. Nieuwe wetgevingsvoorstellen moeten vergezeld gaan van een effectbeoordeling en daarbij moeten in het kader van het Europees Parlement een gemeenschappelijke aanpak en een gemeenschappelijke methodologische benadering worden toegepast.

 
  
MPphoto
 
 

  Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. (DE) Effectbeoordelingen zijn een belangrijk wetgevingsinstrument: ze zorgen voor een op kennis gebaseerde voorbereiding van politieke besluiten en kunnen op die manier tot betere wetgeving bijdragen. Transparantie, constante kwaliteit en analyse van de voor- en nadelen van een toereikend aantal politieke opties zijn de noodzakelijke voorwaarden voor betrouwbare effectbeoordelingen – ik heb daarom voor het alternatieve voorstel van de Fractie van de Groenen gestemd.

 
  
  

Verslag: Diana Wallis (A7-0164/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik van mening ben dat een mogelijk facultatief instrument voordelig kan zijn voor consumenten en kleine en middelgrote ondernemingen indien de Commissie met concrete feiten komt waaruit blijkt dat voortgang vereist is om te waarborgen dat de raadpleging die de Commissie uitvoert voldoende transparant blijft.

 
  
MPphoto
 
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor deze resolutie gestemd betreffende het Groenboek van de Commissie over beleidsopties voor de ontwikkeling van een Europees contractenrecht voor consumenten en ondernemingen. Het contractenrecht bepaalt en reguleert transacties binnen de interne markt en het is dan ook duidelijk dat het contractenrecht deze transacties zowel kan belemmeren als vergemakkelijken. Het kiezen van de juiste handelwijze op het gebied van het contractenrecht kan in aanzienlijke mate bijdragen tot een betere werking van de interne markt en de volledige benutting van zijn potentieel voor ondernemingen, met name KMO’s, en consumenten. Over de mogelijke voordelen van een Europees contractenrecht voor de interne markt wordt al jaren in institutioneel verband en met het grote publiek gediscussieerd; het Parlement heeft zich hierover voor het eerst uitgesproken in 1989. Deze resolutie, die het Parlement vandaag heeft aangenomen, is bedoeld als reactie op het recente Groenboek van de Commissie over het Europees contractenrecht en als uiteenzetting van de prioriteiten van het Parlement op dit gebied. Ik ondersteun het standpunt van de rapporteur, waarbij de voorkeur wordt gegeven aan de mogelijkheid om via een verordening een facultatief instrument voor het Europees contractenrecht vast te stellen. Het kan worden aangevuld met een „instrumentarium” voor Commissie en wetgever dat kan worden goedgekeurd middels een interinstitutionele overeenkomst.

 
  
MPphoto
 
 

  Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. – (RO) De meest evidente hinderpalen waarmee consumenten en KMO’s met betrekking tot de interne markt worden geconfronteerd zijn ingewikkelde contractuele betrekkingen, oneerlijke voorwaarden in contracten, ontoereikende en onvoldoende informatie, tijdrovende procedures, taalbarrières, verschillende belastingstelsels, betrouwbaarheid van onlinehandelaren, de samenstelling van de bevolking van de lidstaten, zorgen over de privacy, behandeling van klachten en intellectuele eigendomsrechten. Het Europees contractenrecht bepaalt en reguleert transacties binnen de interne markt en heeft tot doel problemen betreffende de interne markt op te lossen die om diverse redenen zijn ontstaan, waaronder zelfs verschillen in wetgeving op het gebied van het contractenrecht.

Het is dan ook cruciaal een coherent Europees contractenrecht te ontwikkelen om het potentieel van de interne markt ten volle te benutten en bij te dragen aan het verwezenlijken van onze doelstellingen in het kader van de Europa 2020-strategie. Het kiezen van de juiste handelwijze op het gebied van het contractenrecht kan in aanzienlijke mate bijdragen tot een betere werking van de interne markt en de volledige benutting van zijn potentieel voor ondernemingen, name KMO’s, en consumenten. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) De afgelopen jaren is er onophoudelijk gediscussieerd over de mogelijke voordelen van een Europees contractenrecht voor de interne markt. Ik ben op dit punt van mening dat er moet worden gepleit voor de vaststelling van een facultatief instrument via een verordening, zodat dit parallelle systeem het nationale systeem niet belemmert. Dat is de weg die onze collega, mevrouw Wallis, in dit verslag heeft gekozen en daarom heb ik het gesteund.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (LT) Ik stemde voor dit verslag. In het kielzog van de globale financiële crisis is het erg belangrijk om het volledige potentieel van de Interne Markt te verwezenlijken, en op die manier te helpen de strategische doelstellingen van de Europa 2020-strategie te bereiken. Omwille van verschillende factoren, zoals de mislukking om een blijvende wetgeving voor de eenheidsmarkt te implementeren, blijft de eenheidsmarkt versnipperd. Consumenten hebben geen vertrouwen in grensoverschrijdende handel en bedrijven krijgen te maken met enorme administratieve en juridische problemen wanneer ze hun activiteiten in andere EU-lidstaten willen uitbreiden. Afwijkingen van het verbintenissenrecht op nationaal niveau leiden tot bijkomende transactiekosten, juridische onduidelijkheid voor bedrijven en een gebrek aan consumentenvertrouwen in de eenheidsmarkt. Het is gedeeltelijk omwille van deze redenen dat consumenten en bedrijven, in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s) met beperkte middelen, grensoverschrijdende transacties vermijden, waardoor de oprichting van een competitieve eenheidsmarkt wordt verhinderd. Ik ben het eens met de oproep in het verslag om actie te ondernemen en methodes voor te stellen om het verbintenissenrecht op EU-niveau te harmoniseren, waardoor gelijke en eerlijke voorwaarden voor de medespelers op de markt gegarandeerd kunnen worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Regina Bastos (PPE), schriftelijk.(PT) Contracten vormen een essentiële link in de betrekkingen tussen ondernemingen en consumenten. De Europese interne markt is gegrondvest op een verscheidenheid van contracten die gereguleerd worden door de verschillende nationale wetgevingsorganen. Verschillen op het gebied van het contractenrecht ontmoedigen ondernemingen, met name kleine en middelgrote ondernemingen, om grensoverschrijdend handel te gaan drijven en belemmeren hen te profiteren van de mogelijkheden en voordelen die de interne markt biedt. Bovendien worden de consumenten benadeeld door een beperkte productkeuze, hogere prijzen en geringere kwaliteit als gevolg van de zwakke grensoverschrijdende concurrentie. Zo koopt bijvoorbeeld slechts 8 procent van de consumenten online producten uit andere lidstaten. In dit verslag, dat mijn steun geniet, wordt gepleit voor het vaststellen van een facultatief instrument voor het Europees contractenrecht in de vorm van een verordening.

Deze aanpak zal voorzien in enerzijds een betere consumentenbescherming krachtens het Europees contractenrecht en anderzijds meer veiligheid bij het uitvoeren van grensoverschrijdende transacties. De ondernemingen van hun kant, met name kleine en middelgrote ondernemingen, zullen eenvoudiger en goedkoper contracten kunnen sluiten in het kader van een gemeenschappelijk orgaan voor Europees contractenrecht.

 
  
MPphoto
 
 

  Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) Ik heb tegen het verslag van mevrouw Wallis gestemd omdat het voorziene facultatief instrument, dat op een verordening is gebaseerd, in wezen de eerste stap markeert in de richting van een harmonisatie van het contractenrecht in de lidstaten. Ik vind een dergelijke harmonisatie, zelfs wanneer deze in zeer geringe mate optreedt, in de huidige fase ondenkbaar gezien de verschillende manieren waarop de contractuele betrekkingen in de lidstaten worden geregeld. Zo is er het effect van het zakelijk recht, dat men in het Duits recht niet kent. Afgezien hiervan zou de harmonisatie van het contractenrecht niet voorkomen dat de verschillen op andere gebieden de transnationale handel in de EU beïnvloeden. Er is geen absoluut bewijs dat erop duidt dat juist deze juridische verschillen verhinderen dat transacties met buitenlandse bedrijven en consumenten worden gesloten. Contracten met een internationaal aspect worden momenteel op basis van het internationaal privaatrecht en op EU-niveau opgesteld op basis van Verordening (EG) nr. 593/2008. Een extra instrument zou onnodig verwarring scheppen. Met betrekking tot de contractuele betrekkingen die geen internationaal aspect kennen, vind ik dat elke lidstaat zijn eigen nationale wetgeving moet blijven toepassen, overeenkomstig zijn rechtstraditie en gevestigde praktijken.

 
  
MPphoto
 
 

  Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk.(IT) Ik heb tegen een verslag gestemd dat een optioneel juridisch instrument op het vlak van het contractenrecht voorstelt, maar in feite de basis legt voor een toekomstig Europees civiel recht dat boven de nationale civiele regelgevingen komt te staan. Dit zou het einde betekenen van de nationale juridische tradities en de wetten die elke lidstaat zelf heeft gemaakt voor gevoelige kwesties op civiel-contractueel gebied. Het doel van de invoering van een optioneel instrument zou zijn om grensoverschrijdende handel te faciliteren om tegemoet te komen aan de behoeften van consumenten en ondernemingen, maar de reeds bestaande regelgeving op Europees niveau kan al aan de behoeften van de diverse betrokkenen voldoen. Het werkelijke doel van het verslag lijkt dan ook ambitieuzer te zijn: een Europees burgerlijk wetboek tot stand brengen. Ik kan hier niet mee akkoord gaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk.(IT) Ik ben verheugd over het werk van de rapporteur en heb ervoor gestemd. Dit verslag beantwoordt aan de behoeften van de consumenten en de kleine en middelgrote ondernemingen, die in tegenstelling tot grotere economische entiteiten duidelijk problemen ondervinden bij het betreden van de interne markt, omdat ze met hoge kosten geconfronteerd worden. Als direct gevolg hiervan zijn zowel de kleine en middelgrote ondernemingen als de consumenten geneigd hun transacties uit te voeren binnen de nationale markt, die vaak veel minder concurrerend is. Ze komen daardoor niet op de grensoverschrijdende markt, die een product vaak tot 10 procent goedkoper dan het nationale aanbod kan leveren. De verschillen op het gebied van het contractenrecht moeten uit de weg geruimd worden en de vaststelling via een verordening van een optioneel instrument voor het Europees contractenrecht dat het nationale contractenrecht van de afzonderlijke lidstaten niet vervangt maar aanvult, is een uitstekende oplossing die de betrokken partijen een vrije keuze biedt aangaande het rechtsinstrument dat het best aan hun behoeften voldoet.

 
  
MPphoto
 
 

  John Bufton (EFD), schriftelijk. − (EN) Ik heb tegen de invoering van EU-contractenrecht gestemd, omdat ik niet geloof dat Brussel wetgeving moet maken op gebieden waar al nationale wetgeving bestaat. Door EU-contractenrecht te introduceren en bedrijven de keuze te geven tussen binnenlandse en Europese wetgeving, wordt het systeem verwarrend en ontstaan er overlappen in de wetgeving die tot dure rechtszaken kunnen leiden. Het is ook waarschijnlijk dat het EU-contractenrecht het sociale en werkgelegenheidsbeleid van de EU zal bevorderen, waaronder de werktijdenrichtlijn, die zeer onpopulair is gebleken en in het Verenigd Koninkrijk heeft gezorgd voor ontwrichting in een groot aantal essentiële industrieën en diensten. Het is ook zeer waarschijnlijk dat wetgeving die op dit moment op vrijwillige basis mag worden toegepast later verplicht zal worden gesteld door de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Alain Cadec (PPE), schriftelijk. – (FR) Het Wallis-verslag stelt ambitieuze doelstellingen vast betreffende de beleidsopties voor de ontwikkeling van een Europees contractenrecht voor consumenten en ondernemingen. Er staan zeer belangrijke zaken op het spel, want het gaat erom bij te dragen aan een betere werking van de interne markt door een grotere betrokkenheid van ondernemingen en consumenten. Enerzijds is het nodig de verschillen in het contractenrecht weg te nemen voor het opheffen van de belemmeringen waar ondernemingen mee te maken hebben. Anderzijds moet een hoog niveau van bescherming van de Europese consumenten gewaarborgd worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) Gelet op de aanzienlijke gevolgen van het contractenrecht voor financiële transacties en dus ook voor de interne markt verwelkom ik de inspanningen die de Commissie en het Europees Parlement hebben gedaan om hun parameters binnen de Europese Unie te harmoniseren en aan te passen aan de interne markt. Ik heb voor het verslag ter zake gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Nessa Childers (S&D), schriftelijk. − (EN) Veel recente gebeurtenissen hebben laten zien hoe belangrijk consumentenvertrouwen is en dit komt deels voort uit deugdelijke wetten om de consumenten in de markt te beschermen. Daarom is het essentieel dat deze kwestie op Europees niveau wordt aangepakt.

 
  
MPphoto
 
 

  Christine De Veyrac (PPE), schriftelijk. – (FR) Aangezien dit een belangrijke fase is in de uitvoering van de akte voor de interne markt, ben ik ingenomen met de aanname van het Wallis-verslag. Nu de verschillen in de van de nationale wetgevingen een grote belemmering voor grensoverschrijdende handel vormen, vooral voor het mkb, zou de invoering van een regeling op het gebied van Europees contractenrecht een echte stap voorwaarts betekenen die dan ook gesteund moet worden. Door tegelijkertijd de betrekkingen tussen bedrijven onderling en die tussen bedrijven en consument te regelen en een facultatief instrument gekoppeld aan een instrumentarium goed te keuren, kan een betere consumentenbescherming in Europa worden gegarandeerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) De invoering van een Europees contractenrecht, waarover in de instellingen reeds jaren wordt gediscussieerd, kan tal van voordelen opleveren voor de ondernemingen, de consumenten en de vlekkeloze werking van de interne markt. Daarom zijn wij niet onverschillig voor de mogelijkheden die verbonden zijn aan het bestaan van een gemeenschappelijk acquis van algemene normen en beginselen op het vlak van het contractenrecht die kunnen leiden tot een toename van de grensoverschrijdende transacties, een betere regulering van de elektronische handel en een verbetering van de toegang van de consument tot producten. Ik pleit echter samen met de rapporteur voor een facultatief instrument voor het Europees contractenrecht dat naast de nationale wetgeving bestaat, maar deze wetgeving niet vervangt.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Dit verslag van mevrouw Wallis heeft betrekking op beleidsopties voor de ontwikkeling van een Europees contractenrecht voor consumenten en ondernemingen. Een juiste handelwijze op het gebied van het contractenrecht kan voordelig zijn voor de interne markt, de kleine en middelgrote ondernemingen en de consumenten. Over deze kwestie wordt in het Europees Parlement al sinds 1989 gediscussieerd. Dat heeft ertoe geleid dat de Commissie in 2003 een actieplan heeft opgesteld en in 2008 een voorstel voor en richtlijn inzake consumentenrechten heeft ingediend. Inmiddels heeft de Commissie twee keer verslag uitgebracht over de vooruitgang op dit gebied en heeft zij nu opnieuw een aantal op dit gebied te nemen maatregelen voorgesteld in de vorm van een Groenboek, waarop dit verslag een reactie is.

In de veronderstelling dat de voorstellen die na tien jaar studie zijn ingediend de geconstateerde tekortkomingen – eigen aan contracten – zullen verhelpen, en gelet op het feit dat de bestaande belemmeringen moeten worden weggenomen om de interne markt te bevorderen, verleen ik mijn steun voor dit verslag dat voorziet in een facultatief instrument met aanvullend “instrumentarium” om het probleem van de contracten op te lossen.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Het verslag is gehuld in mooie woorden die betrekking hebben op de bescherming van consumenten en kleine en middelgrote ondernemingen. De inhoud ervan houdt echter voor beide groepen – zowel consumenten als kleine en middelgrote ondernemingen – gevaren in. De rapporteur hangt een uitgesproken neoliberale visie aan, zoals blijkt uit de nadruk die wordt gelegd op “maatregelen om de diverse belemmeringen aan te pakken waarmee zij die grensoverschrijdende transacties op de interne markt wensen uit te voeren worden geconfronteerd” en uit het feit dat zij “een Europees contractenrecht, in combinatie met andere maatregelen, nuttig [acht] ter verwezenlijking van alle mogelijkheden die de interne markt biedt”. Uit de liberalisering en verdieping van de interne markt die de Europese Unie ten uitvoer legt, blijkt dat het vooral de grote ondernemingen zijn die met dit alles hun voordeel doen. De huidige ontwikkeling doet vermoeden dat de – thans nog facultatieve – voorstellen voor harmonisatie van contracten ten uitvoer zullen worden gelegd met diezelfde belangen voor ogen.

Mijn voorbehoud wordt gevoed door bepaalde formuleringen uit het verslag, zoals de opmerking dat “het facultatief instrument een zeer hoog niveau van consumentenbescherming moet bieden ten einde de consumenten te compenseren voor de bescherming die zij normaliter krachtens hun nationale recht zouden genieten”. Er zij op gewezen dat het voorgestelde Europese instrument, dat voor alle contracten in de Europese Unie geldt, nog in zeer algemene bewoordingen geformuleerd is.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Wij hebben hier duidelijk te maken met een neoliberaal verslag dat de belangen van de bedrijfswereld – en met name van de grote ondernemingen – behartigt. Immers, binnen een volledig geliberaliseerde interne markt is macht synoniem met winst, ongeacht de propaganda met betrekking tot de bescherming van kleine en middelgrote ondernemingen en consumenten. Dat is slechts een manier om het product aan de man te brengen en de reële gevaren voor de kiezers te verdoezelen. Daarom hebben wij niet voor het verslag gestemd.

In de tekst wordt tevens gepleit voor een vooralsnog facultatief Europees instrument dat geldt voor alle contracten in de Europese Unie en bovendien in zeer algemene termen geformuleerd is.

Laat ik hier een aantal verklaringen citeren. Het Europees Parlement:

-“steunt maatregelen om de diverse belemmeringen aan te pakken waarmee zij die grensoverschrijdende transacties op de interne markt wensen uit te voeren worden geconfronteerd en acht een Europees contractenrecht, in combinatie met andere maatregelen, nuttig ter verwezenlijking van alle mogelijkheden die de interne markt biedt”;

-“is van mening dat zowel contracten tussen ondernemingen onderling (B2B) als tussen ondernemingen en consumenten (B2C) onder het instrument dienen te vallen; benadrukt dat het facultatief instrument een zeer hoog niveau van consumentenbescherming moet bieden ten einde de consumenten te compenseren voor de bescherming die zij normaliter krachtens hun nationale recht zouden genieten; wenst nadere uitleg over de wijze hoe dit kan worden gerealiseerd”.

 
  
MPphoto
 
 

  Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk. (SK) Het contractenrecht bepaalt en reguleert transacties binnen de interne markt. Het kiezen van de juiste handelwijze op het gebied van het contractenrecht kan in aanzienlijke mate bijdragen tot een betere werking van de interne markt en de volledige benutting van zijn potentieel voor ondernemingen, met name KMO’s, en consumenten. Aangezien elk initiatief op het gebied van het contractenrecht nauw dient aan te sluiten bij de werkelijke behoeften en zorgen van ondernemingen en consumenten, ben ik van mening dat de argumentatie ter zake dient te stoelen op praktische gegevens met betrekking tot de huidige situatie op het gebied van het contractenrecht en de problemen waarmee ondernemingen en consumenten worden geconfronteerd, met name bij grensoverschrijdende transacties. Een brede en evenwichtige betrokkenheid van belanghebbenden is van fundamenteel belang. De betrokkenheid van belanghebbenden zal met name van essentieel belang zijn gedurende de wetgevingsprocedure waarvan het inclusieve en transparante karakter met alle beschikbare middelen moet worden gewaarborgd. Van belang is een gevarieerde effectbeoordeling waarbij een breed scala van beleidopties wordt onderzocht en het accent wordt gelegd op praktische zaken die van belang zijn voor het functioneren van een facultatief instrument.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Hetgeen mevrouw Wallis voorstelt is niets meer en niets minder dan de invoering van een 28e rechtsstelsel dat parallel loopt aan de nationale wetgevingen en dat deze in de praktijk moet gaan vervangen. Vanaf nu worden de woorden ‘harmoniseren’ of ‘standaardiseren’ van wetgeving binnen de context van de Europees beleid gevreesd . Dit nieuwe Europees recht zou belemmeringen voor grensoverschrijdende handel moeten wegnemen die worden veroorzaakt door de verschillen tussen de nationale rechtsstelsels. Het probleem is dat in het verslag van mevrouw Wallis nergens bewijs wordt geleverd voor het objectieve bestaan van dergelijke belemmeringen, oftewel van een probleem dat opgelost zou moeten worden. Er is dus niets dat een dergelijke standpunt rechtvaardigt, behalve dan de wens om via een nieuwe methode een supranationale wet op te leggen. Bovendien ontstaat er een reëel risico dat dit instrument gebruikt gaat worden voor het omzeilen van de nationale beschermingsbepalingen, in het bijzonder met betrekking tot consumentenrechten. Daarom heb ik tegen dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik heb mij van de stemming op dit verslag onthouden omdat, volgens de rapporteur, de ingewikkelde contractuele verhoudingen één van de belangrijkste belemmeringen zijn waarmee kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s) te maken krijgen in de eenheidsmarkt. Vandaar het voorstel om een gemeenschappelijke Europese verbintenissenwet op te stellen, die de consument ten goede komt en grensoverschrijdende handel binnen de interne markt gegarandeerd doet toenemen. Volgens de rapporteur zouden alle partijen, zowel in business-to-business (B2B) als business-to-consumer (B2C) transacties, vrij moeten zijn om al dan niet te kiezen voor het optioneel instrument (OI) als alternatief voor de nationale of internationale wetgeving (opt-in). Extra aandacht is nodig om ervoor te zorgen dat het OI bescherming biedt aan consumenten en kleine ondernemingen in hun positie van zwakkere commerciële partner en dat misverstanden worden vermeden bij het kiezen van de wetgeving. Ik heb mij van de stemming onthouden omdat de EU onlangs de Rome I-verordening aannam, die dit domein reguleert en de consumentenrechten verdedigt, hoewel dit voorstel enkel rekening houdt met de situatie in het VK en enkel oproer en meer bureaucratie zou veroorzaken.

 
  
MPphoto
 
 

  Edvard Kožušník (ECR), schriftelijk. − (CS) Ik ben geen voorstander van volledig nieuwe wetgevingsinstrumenten als het voorliggende Europees contractenrecht. De totstandbrenging van een dergelijk instrument is de eerste stap op weg naar een pan-Europees Burgerlijk Wetboek dat het contractenrecht van de individuele lidstaten gaandeweg verdringen zal. Er wordt in het voorgestelde concept weliswaar gesproken over vrijwillige toepassing van het instrument, maar er zijn talloze aanwijzingen dat die vrijwilligheid slechts een opmaat is naar verplichte toepassing van dit recht bij grensoverschrijdende verbintenissen. Als dit instrument daadwerkelijk tot stand komt, dan voeren we daarmee een volledig nieuw soort supranationaal recht in, ergens op de grens tussen het communautaire recht en het internationale privaat- en handelsrecht, nog gezwegen van het feit dat een eventueel mandaat voor de totstandbrenging van een Europees contractenrecht voor consumenten en ondernemers over onvoldoende rechtsgrond beschikt in het primair recht van de EU. Alle reden dus om niet verder te gaan dan invoering van een standaardinstrument dat voldoende rechtsgrond heeft in het primaire recht. Harmonisering dus.

 
  
MPphoto
 
 

  Agnès Le Brun (PPE), schriftelijk. – (FR) Wanneer het gaat over de invoering van de gemeenschappelijke markt, moeten we geen genoegen nemen met het wegnemen van de positieve barrières tussen de lidstaten van de Unie. Om de vruchten van een effectieve geïntegreerde markt te kunnen plukken, is het tevens noodzakelijk om de indirecte oorzaken achter de aarzelende houding van onze medeburgers ten aanzien van hun grensoverschrijdende ambities aan te pakken. Naast een aantal administratieve moeilijkheden, worden de Europese ondernemers maar al te vaak geconfronteerd met verschillen in contractregels die in de lidstaten van kracht zijn. Het is met name voor het mkb bijzonder moeilijk deze belemmeringen te overwinnen, terwijl het mkb nu juist de meeste effectieve hefboom voor het stimuleren van de groei is. De Europese Commissie heeft derhalve een groenboek over dit onderwerp gepubliceerd en een brede publieke raadpleging georganiseerd. Ik heb voor deze resolutie van het Parlement gestemd omdat hierin is gekozen voor een verstandige aanpak door een voorstel te doen voor een instrument dat met de nationale wetgevingen concurreert en grensoverschrijdende handel bevordert. Dit ‘Europese contract’ is facultatief en wordt aangevuld met een ‘instrumentarium’ teneinde het gebruik ervan te verduidelijken en een hoge consumentenbescherming te bevorderen.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb tegen dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Clemente Mastella (PPE), schriftelijk.(IT) De verschillen op het gebied van het Europees contractenrecht leiden ertoe dat ondernemingen ontmoedigd worden over de grenzen heen handel te drijven en beletten hun de kansen en voordelen die door de interne markt worden geboden, te benutten. Als gevolg hiervan worden ook de consumenten benadeeld door het beperkte aanbod van producten, hogere prijzen en een slechtere kwaliteit wegens de geringe grensoverschrijdende concurrentie. Wij zijn er daarom voor enige noviteiten in te voeren, zoals contracten tussen bedrijven onderling en tussen bedrijven en consumenten die gereguleerd worden door een optioneel instrument waardoor de keuzemogelijkheden groter worden. Daarnaast zou de invoering van een vertrouwenslabel-systeem de consumenten meer bescherming bieden. Als we op het gebied van het contractenrecht de juiste keuzes voor de toekomst maken, kan dit in belangrijke mate bijdragen aan een betere werking van de interne markt en zijn volledige potentieel ten gunste van zowel de bedrijven als de consumenten.

 
  
MPphoto
 
 

  Miguel Portas (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Ofschoon ik van oordeel ben dat er nog heel wat werk aan de winkel is op het gebied van kleine en middelgrote ondernemingen en consumentenrechten vormt dit verslag een eerste stap op weg naar de bevordering van de grensoverschrijdende handel tussen kleine en middelgrote ondernemingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Arlene McCarthy (S&D), schriftelijk. − (EN) De EP-leden van Labour willen de interne markt versterken en de grensoverschrijdende handel vergemakkelijken voor consumenten en kleine bedrijven. Consumenten- en bedrijvengroepen hebben zich echter verenigd met betrekking tot deze kwestie om het voorstel van mevrouw Wallis voor een facultatief instrument op het gebied van contractenrecht te verwerpen. Zij stellen dat de regels van het nationale contractenrecht geen factor zijn die de houding van consumenten ten aanzien van het kopen in een andere lidstaat beïnvloedt; er zijn andere, echte belemmeringen voor grensoverschrijdende handel, zoals administratieve en culturele verschillen en een gebrek aan effectieve rechtsmiddelen voor consumenten. Mevrouw Wallis heeft geen overtuigend bewijs geleverd voor de noodzaak van een facultatief instrument. Een dergelijk voorstel zou de bestaande consumentenrechten zelfs kunnen ondermijnen.

We moeten de tijd nemen om de zeven mogelijkheden in het groenboek te evalueren en een op bewijs gebaseerd besluit nemen op grond van duidelijke effectbeoordeling. We mogen ook de ECR-instrumentgebaseerde aanpak niet accepteren zonder voldoende bewijs en een effectbeoordeling die aantoont dat dit de beste manier is om consumenten te beschermen en bedrijven te helpen. We zijn het aan onze consumenten en bedrijven verplicht om het juiste besluit voor hen te nemen en ervoor te zorgen dat een eventuele wetswijziging die van invloed is op hun rechten goed doordacht is.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) Het contractenrecht bepaalt en reguleert transacties binnen de interne markt en het is dan ook duidelijk dat het contractenrecht deze transacties zowel kan belemmeren als vergemakkelijken. Het kiezen van de juiste handelwijze op het gebied van het contractenrecht kan in aanzienlijke mate bijdragen tot een betere werking van de interne markt en de volledige benutting van zijn potentieel voor ondernemingen, met name kleine en middelgrote ondernemingen, en consumenten.

Er zij op gewezen dat het Parlement herhaaldelijk in verschillende resoluties de voordelen van een verbeterd kader inzake het contractenrecht voor de interne markt heeft erkend, het idee van een gemeenschappelijk referentiekader heeft toegejuicht en erop heeft aangedrongen dat de belanghebbenden en het Parlement zelf nauw bij het proces worden betrokken.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Op 1 juli 2010 presenteerde de Commissie een Groenboek over beleidsopties voor de ontwikkeling van een Europees contractenrecht voor consumenten en ondernemingen. Tot de beleidsopties behoren zachte wetgeving, een opt-inregeling die de 28e regeling wordt genoemd, de onwaarschijnlijke onderlinge aanpassing van nationaal materieel recht (vanwege het verzet daartegen van de Raad en de onmogelijkheid van een snelle samenvoeging van nationale rechtstradities) en de optie van het creëren van een volwaardig Europees Burgerlijk Wetboek. Ik steun het verslag volledig, vooral in de context van de mensenrechtenschendingen in Letland. Ik heb voorgestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) Het Europees contractenrecht is erop gericht een beter functionerende interne markt tot stand te brengen. In het verslag wordt in dit verband met name op het potentieel voor het mkb en de consumenten gewezen. Sinds 1989 worden inspanningen ondernomen om een gemeenschappelijk wettelijk kader te vinden. In 2008 heeft de Commissie een voorstel ingediend voor een richtlijn inzake consumentenrechten. Voor de Europese consumenten is het van veel groter belang dat de consumentenbescherming op EU-niveau wordt verbeterd. En dit niet in de vorm van betuttelende maatregelen zoals de regeling met betrekking tot overschrijdingskredieten die ooit gepland was, maar in de eerste plaats met betrekking tot oneerlijke handelspraktijken, oplichting, enzovoort.

Of een Europees contractenrecht de toegang tot de markt voor kleine ondernemingen zal verbeteren, mag worden betwijfeld, aangezien uit onderzoek is gebleken dat vooral middelgrote en grote ondernemingen aan grensoverschrijdende handel deelnemen, wat naast de bureaucratische rompslomp ook aan de kosten ligt. De problemen op het gebied van grensoverschrijdende onlinehandel zullen naar verwachting nog langer blijven bestaan. Ook staat niet onomstotelijk vast dat een harmonisatie echt nodig is. Gezien deze twijfels houdt ik mij aan het subsidiariteitsbeginsel en stem ik tegen het verslag-Wallis.

 
  
MPphoto
 
 

  Franz Obermayr (NI), schriftelijk. (DE) Europa als Europa van de burgers kan alleen functioneren in de vorm van een Europa van naties, subsidiariteit en nationale soevereiniteit. Tot dusver lijkt er geen behoefte te bestaan aan een Europees contractenrecht, en een regeling die niet nodig is, moet ook niet worden ingevoerd. Bovendien beschouw ik dit verslag als afleidingsmanoeuvre met de bedoeling om te verdoezelen dat de Europese consumentenbescherming, die veel belangrijker is, helaas nog steeds voor verbetering vatbaar is. Daarom stem ik tegen dit verslag.

 
  
MPphoto
 
 

  Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. (LT) In de Europese Unie moet er een eengemaakt verbintenissenrecht worden toegepast. Dat zou vooral de obstakels wegnemen waarmee consumenten en kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s) in de eenheidsmarkt te maken krijgen inzake complexe contractuele relaties. Bovendien zou een gemeenschappelijk Europees verbintenissenrecht zorgen voor meer grensoverschrijdende handel in de eenheidsmarkt. De Rome I-verordening die nu van kracht is, is een adequaat regelgevend instrument, dat een goede bescherming biedt voor de zwakste contractuele partij. De bepalingen van deze verordening beschermen consumenten als ze een vergoeding vragen van bedrijven in andere lidstaten waarmee ze een verbintenis zijn aangegaan. Gezien er op dit domein reeds een goed functionerend reglement van kracht is in Europa, sta ik niet achter deze verordening over beleidsopties ter voorbereiding van een Europese verbintenissenwet voor consumenten en bedrijven, die een nieuw reglement voorstelt, waardoor een nieuw optioneel instrument moet opgesteld worden om toe te passen op business-to-business en business-to-consumer transacties. De aandacht moet gevestigd worden op het feit dat het nieuwe reglement zou resulteren in grote chaos en onduidelijkheid in dit domein. Bovendien zouden er voor de tenuitvoerlegging meer fondsen nodig zijn en zou het leiden tot meer bureaucratie.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) De verscheidenheid in het contractenrecht in de lidstaten veroorzaakt structurele problemen, die de bedrijven en consumenten ontmoedigen. De ontwerpresolutie van mevrouw Wallis bevordert het creëren van een optimaal instrument voor het Europees contractenrecht voor consumenten en bedrijven, door middel van een algemeen reglement en derhalve heb ik voor deze tekst gestemd. Bovendien zou het geen vervanging zijn voor het contractenrecht van de lidstaten, maar alleen als steun dienen voor een betere keuze van het contractmodel tussen de partijen, dankzij de voorbeelden die zijn gebaseerd op algemene principes, definities en modelnormen voor zowel handelsovereenkomsten als voor consumentenovereenkomsten, zonder in strijd te zijn met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk.(EL) Ik heb voor het verslag gestemd over de ontwikkeling van een Europees contractenrecht voor consumenten en ondernemingen. Daarmee kan grensoverschrijdende handel worden vergemakkelijkt en de interne markt worden versterkt, wat vooral het midden- en kleinbedrijf (mkb) en de consumenten ten goede zal komen. De contractrechtelijke verschillen tussen de lidstaten zijn een blok aan het been van het mkb dat grensoverschijdend handelt. Er moet een soepele procedure worden vastgesteld waarmee het mkb en de consumenten zekerheid kan worden geboden en de rechten van de partijen kunnen worden beschermd. Daarom zal de invoering van een facultatief instrument dat als norm kan fungeren voor het mkb en daarnaast de nationale regels volgt en aldus de keuzemogelijkheden voor de partijen verhoogt, de juiste strategie zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor het verslag over beleidsopties voor de ontwikkeling van een Europees contractenrecht voor consumenten en ondernemingen gestemd. Het contractenrecht bepaalt en reguleert transacties binnen de interne markt en het is dan ook duidelijk dat het contractenrecht deze transacties zowel kan belemmeren als vergemakkelijken.

Het kiezen van de juiste handelwijze op het gebied van het contractenrecht kan in aanzienlijke mate bijdragen tot een betere werking van de interne markt en de volledige benutting van zijn potentieel voor ondernemingen, met name kleine en middelgrote ondernemingen, en consumenten. Ik wens hier te onderstrepen dat een brede en evenwichtige betrokkenheid van belanghebbenden van fundamenteel belang is. Bij de huidige werkmethode van de Commissie, met een groep deskundigen en een groep belanghebbenden, is de deelname van de betrokken partijen al gewaarborgd. Thans verkeren wij echter nog in de raadplegingsfase. Wij moeten garanderen dat dezelfde structuur wordt gehanteerd wanneer de wetgevingsprocedure als zodanig wordt geopend. De betrokkenheid van belanghebbenden zal met name van essentieel belang zijn gedurende de wetgevingsprocedure, waarvan het inclusieve en transparante karakter met alle beschikbare middelen moet worden gewaarborgd.

 
  
MPphoto
 
 

  Phil Prendergast (S&D), schriftelijk. − (EN) De EU kan niet beweren een eengemaakte markt te zijn zolang er nog belemmeringen voor de handel bestaan. De immense kosten van grensoverschrijdende handel vormen een ernstige belemmering. De kosten van een kleine onderneming voor toegang tot de markt voor elektronische handel van slechts één lidstaat kunnen, inclusief juridische, vertaal- en uitvoeringskosten, 15 000 euro bedragen. Volgens een Flash Eurobarometeronderzoek in 2008 wordt deze belemmering door 60 procent van de detailhandelaren als een punt van zorg beoordeeld. Als de wetten inzake de regulering van consumententransacties in de hele EU geharmoniseerd zouden worden, zouden kleine en middelgrote ondernemingen (het MKB) en consumenten in alle lidstaten daarvan profiteren. Het wegnemen van deze belemmeringen zou meer kleine en middelgrote ondernemingen stimuleren het potentieel van elektronische handel te benutten. Ik ben van mening dat het MKB cruciaal is voor economisch herstel in veel lidstaten. De weg naar herstel van Ierland wordt geleid door de export, dus het wegnemen van belemmeringen voor het betreden van de EU-markt is cruciaal. De bevindingen en aanbevelingen van dit verslag laten ook zien dat er grote voordelen voor consumenten mogelijk zijn. Als de grensoverschrijdende handel toeneemt, krijgen consumenten een grotere keus aan producten tegen meer concurrerende prijzen.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) Harmonisatie van het contractenrecht is een van de brandende kwesties van het Europees recht. Enerzijds lijkt er behoefte te bestaan aan meer interne coherentie, zodat de ondernemingen het potentieel van de interne markt kunnen benutten zonder te vrezen dat de buitenlandse rechtsstelsels voorzien in opties die zij niet voorzien hadden en waarop zij niet voorbereid zijn, wat tot dusver een reëel probleem was. Anderzijds tonen de lidstaten zich niet echt gewillig om hun regelgevingsopties op te geven, wat overigens allesbehalve verrassend is, aangezien die regelgeving door de eeuwen heen gegroeid is en algemeen verbreid is onder de plaatselijke bevolking.

In haar Groenboek van 1 juli 2010 reikt de Commissie dan ook tal van mogelijke regelgevingsmodellen aan, gaande van louter zachte wetgeving tot een Europees burgerlijk wetboek. Binnen deze mogelijkheden geeft het Europees Parlement de voorkeur aan het vaststellen van een facultatief instrument via een verordening dat in de eerste plaats de grensoverschrijdende transacties reguleert en eventueel ook gebruikt kan worden voor interne contracten, al zij het op facultatieve basis. Dat lijkt mij een verstandige oplossing. Daarom heb ik voor het verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. (EN) Voor. Het verslag is bedoeld als reactie op het recente Groenboek van de Commissie over het Europees contractenrecht en als uiteenzetting van de prioriteiten van het Parlement op dit gebied. Over de mogelijke voordelen van een Europees contractenrecht voor de interne markt wordt al jaren in institutioneel verband en met het grote publiek gediscussieerd; het Parlement heeft zich hierover voor het eerst uitgesproken in 1989. De Commissie heeft het debat verbreed met de publicatie in 2001 van een mededeling over mogelijke problemen die verschillen in het contractenrecht binnen de interne markt met zich mee kunnen brengen en over mogelijke opties om op te treden. In het licht van de reacties op deze raadpleging heeft de Commissie in 2003 een actieplan opgesteld waarin onder meer wordt voorgesteld met het oog op de verbetering van de kwaliteit en de coherentie van het Europees contractenrecht een gemeenschappelijk referentiekader in te voeren dat definities, gemeenschappelijke beginselen en modelbepalingen bevat. In een nadere mededeling uit 2004 heeft de Commissie een uiteenzetting gegeven over de follow-up van dit actieplan en eveneens voorgesteld het acquis van de Unie op dit gebied te herzien; in 2008 diende zij een voorstel in voor een richtlijn inzake consumentenrechten.

 
  
MPphoto
 
 

  Nikolaos Salavrakos (EFD), schriftelijk. (EL) Ik ben van mening dat het noodzakelijk is de werking van de interne markt te verbeteren en alle mogelijkheden voor de ondernemingen, en met name het mkb, en de consumenten te ontwikkelen. Het verslag van mevrouw Wallis gaat wat dat betreft de juiste kant uit. Daarin wordt gesproken over de negatieve impact van de contractrechtelijke verschillen tussen de lidstaten voor zowel de consumenten als de ondernemingen en over de voordelen van een beter contractenrecht voor de interne markt. Om dit doel te bereiken is het volgens mij noodzakelijk een gebruiksvriendelijke, soepele, duidelijke en indien mogelijk voor de lidstaten bindende wetgeving uit te vaardigen waarmee de contractsluitende partijen rechtszekerheid wordt geboden zonder dat wordt ingegrepen in de nationale rechtsregels en zonder schade te berokkenen aan de economisch zwakste groepen.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik ben teleurgesteld dat dit verslag door het Parlement is aangenomen. Ik heb het niet kunnen steunen omdat het, als reactie op een groenboek van de Commissie, veel te veel mogelijkheden voor de toekomst van een EU-contractenrecht uitsloot en voorbij ging aan de plicht om een effectbeoordeling te verzoeken met betrekking tot de volledige kosten en implicaties van elk van de opties van de Commissie.

 
  
MPphoto
 
 

  Marc Tarabella (S&D), schriftelijk. – (FR) Er bestaat op dit moment geen Europees contractenrecht, hoewel er binnen de Europese instellingen al meer dan twintig jaar over de mogelijkheid van een dergelijk recht wordt gediscussieerd. De Commissie is nu van plan om via een verordening een voorstel te doen voor de vaststelling van een facultatief instrument, doorgaans het ‘28e stelsel’ genoemd, waar grensoverschrijdende contracten onder zouden moeten vallen.

Hoewel de wil om het contractenrecht te vereenvoudigen en grensoverschrijdende handel te stimuleren prijzenswaardig is, heb ik niettemin twijfels over de juistheid van deze gang van zaken. Er bestaat namelijk een groot risico dat nationale regels die het hoogste niveau van consumentenbescherming garanderen, zullen worden omzeild. Daarom heb ik besloten mij van stemming te onthouden over dit initiatiefverslag in afwachting van een voorstel voor een verordening van de Commissie over dit onderwerp.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. (PT) De tenuitvoerlegging van de interne markt heeft onder meer een toename van het aantal potentiële consumenten in de Europese Unie tot gevolg. Tot dusver heeft echter geen harmonisatie van het contractenrecht voor consumenten en ondernemingen plaatsgevonden. Resultaat hiervan is dat de volledige tenuitvoerlegging van de interne markt voortdurend belemmerd wordt door de uiteenlopende nationale regelgeving en de fragmentatie van het contractenrecht zelf.

In het verslag wordt voorgesteld om na te gaan of het haalbaar is op dit gebied een facultatief instrument in de vorm van een verordening met “instrumentarium” ten uitvoer te leggen dat garanties biedt voor rechtszekerheid en veiligheid. Een dergelijk instrument zou bijdragen tot een betere werking van de interne markt. Bovendien zou het voordelen opleveren voor zowel consumenten als kleine en grote ondernemingen en zou het de rechtsstelsels van de lidstaten zelf ten goede komen.

Daarom heb ik voor dit verslag gestemd en steun ik het Commissievoorstel over deze kwestie, waarbij het Parlement zelf en ook de economische en maatschappelijke belanghebbenden in de toekomst betrokken moeten worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Rafał Trzaskowski (PPE), schriftelijk. − (PL) Het feit dat we 27 rechtssystemen hebben, is een van grootste belemmeringen waarmee ondernemers en consumenten in de Europese Unie te maken hebben, wanneer ze gebruik willen maken van de voordelen van de interne markt. De werkzaamheden aan een alternatief Europees contractenrecht stemmen me optimistisch, in het bijzonder in de context van de “digitale agenda voor Europa” en het potentieel dat elektronische handel biedt voor de eenheidsmarkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Angelika Werthmann (NI), schriftelijk. (DE) De rapporteur pleit voor een facultatief instrument. Consumentenorganisaties zijn reeds zeer sceptisch over de EU-aanpak van deze kwestie. Aan de ene kant uiten zij kritiek over het feit dat het oorzakelijk verband als grondslag voor het toekomstige contractenrecht is gekozen, maar met name vrezen zij dat de juridische situatie nog ingewikkelder zal worden. Momenteel gaat de voorkeur uit naar een 'toolbox', omdat deze in de bestaande behoeften zou voorzien en omdat specifieke bepalingen met betrekking tot de meest voorkomende contractvormen uitkomst zouden bieden voor de consumenten. Wel moeten in dit stadium alle opties open worden gehouden en zorgvuldig worden bekeken.

 
  
MPphoto
 
 

  Iva Zanicchi (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor de tekst gestemd die door mevrouw Wallis is gepresenteerd. De problemen die het gevolg zijn van de verscheidenheid in het contractenrecht van de lidstaten ontmoedigen bedrijven, met name het MKB, om grensoverschrijdend handelsverkeer aan te gaan, en weerhoudt hen ervan om optimaal te profiteren van de mogelijkheden die de binnenlandse markt te bieden heeft. De tekst waarover vandaag gestemd is, richt zich op het creëren van een optimaal instrument voor het Europees contractenrecht door middel van een reglement. Dit optionele instrument zou naast het contractenrecht van de lidstaten moeten bestaan, om zo een alternatief te bieden waarvoor de contractuele partijen vrij kunnen kiezen.

 
  
MPphoto
 
 

  Tadeusz Zwiefka (PPE), schriftelijk. − (PL) 60 procent van de internettransacties in de Europese Unie slagen niet, hoofdzakelijk als gevolg van de vrees van de partijen van de transacties voor de onbekende rechtssystemen van andere lidstaten. In zo’n situatie verliezen veel Europese burgers de mogelijkheid om voordeel te halen uit de onlinemarkt. Het verschil tussen rechtssystemen van de verschillende lidstaten vormt hier een belemmering voor de goede werking van de Europese markt. Daarom ben ik van mening dat het optionele instrument onder de naam 28e regime kan bijdragen om het potentieel van de Europese markt op het gebied van elektronische handel vrij te maken, de afzetmarkt voor ondernemingen uit te breiden en tegelijkertijd consumenten gelijke toegang tot goederen en diensten te geven.

 
  
  

Verslag: Anna Rosbach (A7-0175/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat het nader ingaat op een aantal zorgpunten die door de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement (S&D) zijn benadrukt. Zo onderkent de rapporteur de beperkingen van het bruto binnenlands product (bbp) en onderstreept zij de noodzaak om voor het meten van de economische en sociale vooruitgang op middellange en lange termijn aanvullende indicatoren te ontwikkelen. Ik vraag tevens uw aandacht voor de ontwikkeling van heldere en meetbare indicatoren die rekening houden met de klimaatverandering, de biodiversiteit, het efficiënt gebruik van hulpbronnen en sociale integratie en bijdragen tot de totstandkoming van een meer inclusieve en op kennis gebaseerde samenleving en lagere koolstofemissies.

 
  
MPphoto
 
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. (LT) Ik stemde voor deze verordening over het bbp en andere. Om de groei in een veranderende wereld te meten, is het bbp een indicator van de economische activiteit, die een standaard referentiepunt geworden is voor beleidsmakers in de hele wereld. Er moet benadrukt worden dat het bbp een productiemaat is en dat het geen weerspiegeling is van de duurzaamheid, efficiënt gebruik van de hulpbronnen, sociale inclusie of sociale vooruitgang in het algemeen. Bovendien kan het misleidend zijn, omdat corrigerende maatregelen na bepaalde incidenten zoals ongevallen en natuurrampen, worden behandeld als een winst in plaats van een kost. Daarom ben ik heel tevreden met de bepaling in de verordening, die stelt dat we bijkomende indicatoren moeten ontwikkelen om economische en sociale vooruitgang op de middellange en lange termijn te meten, en om duidelijke en meetbare indicatoren instellen die informatie geven over de klimaatsverandering, biodiversiteit, efficiënt gebruik van de hulpbronnen en sociale inclusie. We moeten ook indicatoren ontwikkelen die het niveau van huishoudens nauwkeuriger weergeven: inkomen, consumptie en vermogen. Daarom is het belangrijk om een instrument te ontwikkelen om het bbp aan te vullen. Het zou ontwikkeld moeten worden, zodat het kan toegepast worden op een praktische manier, door gebruik te maken van duidelijk gedefinieerde indicatoren en door te vertrouwen op kwalitatieve gegevens.

 
  
MPphoto
 
 

  Roberta Angelilli (PPE), schriftelijk. − (IT) Het bbp is in de jaren dertig ontwikkeld en is de bekendste maatstaf van macro-economische activiteit en wordt door beleidsmakers in de hele wereld gebruikt tijdens debatten, als groei-indicator van het eigen land. Momenteel begint het bbp, door de steeds nauwere wisselwerking tussen economie, sociale situatie en milieu, steeds meer tekortkomingen te vertonen, aangezien belangrijke sociale factoren zoals welzijn, sociale integratie, klimaatverandering of het efficiënt gebruik van hulpbronnen niet worden gemeten. Derhalve is het in een context waarin het verband tussen een reeks niet-commerciële activiteiten en het bbp niet langer automatisch is, noodzakelijk om op middellange en lange termijn aanvullende indicatoren te ontwikkelen die helder en meetbaar zijn, die de vergelijkbaarheid tussen landen en regio’s garanderen en die gebruikt kunnen worden bij het opstellen van prognoses van toekomstige ontwikkelingen en bij het uitstippelen van beleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Elena Oana Antonescu (PPE), schriftelijk. – (RO) Ik spreek mijn steun uit voor de aanneming van een duidelijk gedefinieerd meetsysteem dat verder gaat dan het bbp, in die zin dat het het bbp aanvult in de context van besluitvorming en beoordeling. Het bbp is een indicator van de economische marktactiviteit en is uitgegroeid tot een vast referentiepunt dat door beleidsmakers wordt gebruikt. Bij alle internationale instellingen is er steeds meer erkenning voor het feit dat gegevens en indicatoren moeten worden verbeterd om het bbp voor de algehele maatschappelijke ontwikkeling te kunnen aanvullen. Dit verslag benadrukt de noodzaak om de kwaliteit van leven van burgers te meten. Het bereiken en handhaven van een zekere kwaliteit van leven omvat belangrijke factoren, zoals gezondheidszorg, onderwijs, cultuur, werkgelegenheid, huisvesting en milieuomstandigheden. Ik schaar me achter de invoering van een solide juridisch kader voor de Europese milieueconomische rekeningen en acht het noodzakelijk betrouwbare, geharmoniseerde statistieken te ontwikkelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Pino Arlacchi (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat het benadrukt dat het belangrijk is dat er overeenstemming komt over een systemische benadering voor de instelling van een coherent “bbp en verder”-systeem dat kan bijdragen aan betere beleidsanalyses en -debatten. Het bbp is een indicator van de economische marktactiviteit en is een vast referentiepunt geworden dat door beleidsmakers in de hele wereld wordt gebruikt. Maar het bbp is alleen een maatstaf van productie het zegt niets over ecologische duurzaamheid, een doeltreffend hulpbronnengebruik, sociale integratie en sociale vooruitgang in het algemeen. Daardoor kan het misleidend zijn.

We moeten metingen verrichten op het gebied van de kwaliteit van leven van burgers; we moeten bedenken dat het bereiken en handhaven van een zekere kwaliteit van leven belangrijke, algemeen erkende factoren omvat zoals gezondheidszorg, onderwijs, cultuur, werkgelegenheid, huisvesting, goede milieuomstandigheden, enzovoort. Daarom verdient dit verslag onze volledige aandacht. Het is van oordeel dat indicatoren die dergelijke factoren meten een grotere rol moeten krijgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Zoals de commissie Stietglitz in Frankrijk in 2008-2009 heeft aangetoond, is het noodzakelijk om na te denken over nieuwe indicatoren voor ontwikkeling als aanvulling op het bbp. Hoewel het bbp tot bepaalde waarderingsfouten kan leiden (maatregelen voor wederopbouw die worden getroffen na natuurrampen worden bijvoorbeeld geboekt als economische vooruitgang) was het tot dusver een onmisbaar referentiepunt dat nu meer voldoet. Ik heb voor het verslag van mevrouw Rosbach gestemd omdat hierin aan de Commissie wordt gevraagd haar onderzoek op dit gebied voort te zetten en geen rekening te houden met de aversie van de conservatieven die menen dat alleen het bbp een betrouwbare indicator is noch met de illusies van een deel van de links dat wil dat we het bbp nauwkeurig meten.... wat een geluk! We moeten het werk van de Commissie van dichtbij volgen, omdat het kan leiden tot een belangrijke ontwikkeling: een nieuwe nauwkeurigere meetmethode ten behoeve van de verdeling van de Europese fondsen tussen de regio’s (regionaal beleid). Deze fondsen werden tot nu toe toegekend op basis van de hoogte van het bbp per inwoner in de betreffende regio’s.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (LT) Het bruto binnenlands product (bbp) is een indicator van economische marktactiviteit die een vast referentiepunt is geworden voor beleidsmakers over de hele wereld, en is het meest bekend als een maatstaf voor macro-economische activiteit. Het bbp is geen aanwijzing voor de huidige milieuduurzaamheid, efficiënt gebruik van hulpbronnen, sociale integratie of sociale vooruitgang in het algemeen. Ik ben het eens met het voorstel van de Commissie om aanvullende indicatoren te ontwikkelen voor het meten van economische en sociale vooruitgang op middellange en lange termijn, en voor het vaststellen van duidelijke en meetbare indicatoren die informatie bieden over klimaatverandering, biodiversiteit, efficiënt gebruik van hulpbronnen en sociale integratie.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Bennahmias (ALDE), schriftelijk. – (FR) Het bbp is al jarenlang de belangrijkste indicator voor het meten van de economische activiteit, maar de tekortkomingen van dit instrument worden steeds vaker duidelijker wanneer het gaat om het meten van sociale of ecologische vooruitgang. Vandaar het belang van deze resolutie, waarin de noodzaak wordt onderstreept voor de Europese Unie om nieuwe indicatoren als aanvulling op het bbp te ontwikkelen, zodat meer rekening kan worden gehouden met onder andere klimaatverandering, biodiversiteit of zelfs sociale integratie. Deze belangrijke politieke uitdagingen liggen mij aan het hart. Ik heb voor dit verslag gestemd omdat de ontwikkeling en invoering van nieuwe indicatoren een belangrijke uitdaging is als het gaat om het nauwkeuriger meten van de kwaliteit van leven van de Europese burgers en het verbeteren van de politieke antwoorden die niet uitsluitend aan de hand van het bbp kunnen worden opgesteld. Ik ben van mening dat dit initiatief een eerste bemoedigende stap is die ertoe leidt dat er in het Europese overheidsbeleid beter rekening wordt gehouden met de sociale- en milieuvraagstukken. Maar wil dit alles volledig bruikbaar en effectief zijn dan moet deze ontwikkeling wel worden gevolgd door de daadwerkelijke invoering van een nieuwe reeks indicatoren evenals een effectief en coherent politiek gebruik ervan, zodat het geen gadgets worden maar echte instrumenten die helpen bij de besluitvorming.

 
  
MPphoto
 
 

  Sergio Berlato (PPE), schriftelijk. − (IT) Het bruto binnenlands product, dat is ontwikkeld in de jaren dertig, is de bekendste maatstaf van macro-economische activiteit en wordt beschouwd als een alomvattende indicator voor de algehele maatschappelijke ontwikkeling en vooruitgang in het algemeen. Een reeks internationale initiatieven hebben naar voren gebracht dat er veel steun bestaat bij beleidsmakers, deskundigen op het bied van economie en milieubescherming en bij het maatschappelijk middenveld voor de ontwikkeling van indicatoren die het bbp aanvullen en vollediger informatie opleveren ter ondersteuning van beleidsbeslissingen. Het bbp biedt namelijk geen betrouwbare basis voor het politieke debat: het bbp zegt namelijk niets over ecologische duurzaamheid noch over sociale integratie. In de politieke en wetenschappelijke discussie die al jaren gevoerd wordt, is het naar mijn mening eerder de vraag hoe deze aanpak kan worden gerealiseerd met behulp van duidelijk gedefinieerde en kwantificeerbare indicatoren. Er zijn veel initiatieven ontplooid op het niveau van de EU en van de lidstaten om de hiaten in deze gebieden te vullen, maar helaas zijn er slechts gedeeltelijke tekenen van coherente maatregelen. Ondanks het feit dat ik het belang erken van het aannemen van een duidelijk gedefinieerde maatstaf voor het bbp, verzoek ik de Commissie daarom voor alles een stapsgewijze strategie te presenteren die aantoont hoe de nieuwe “bbp en verder”-benadering moet worden toegepast in de dagelijkse politieke werkzaamheden.

 
  
MPphoto
 
 

  Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) Ik juich het verslag-Rosbach toe omdat het bbp erin wordt omschreven als een indicator van de economische marktactiviteit en de productie in het betreffende land, maar dat dit niets zegt over ecologische duurzaamheid, een doeltreffend hulpbronnengebruik, sociale integratie en sociale vooruitgang. Een hoog bbp kan, zelfs wanneer het per capita wordt berekend, misleidend zijn omdat het bbp niet gelijkelijk over de bevolking is verdeeld, en daarom is het geen goede indicator van de kwaliteit van leven in een samenleving. Willen we de huidige en toekomstige problemen het hoofd kunnen bieden, dan moeten er nieuwe indicatoren worden ontwikkeld die het bbp aanvullen en verder verfijnen. Hierdoor kunnen we niet alleen de kwaliteit van leven nauwkeuriger omschrijven, maar zullen deze indicatoren ook betrouwbaardere kennis opleveren, hetgeen zal bijdragen aan een betere analyse van de beleidsmaatregelen op de verschillende terreinen.

 
  
MPphoto
 
 

  Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. − (IT) Het verslag van mevrouw Rosbach is een kritische analyse van de mededeling van de Commissie "Het bbp en verder – meting van de vooruitgang in een veranderende wereld". Hoewel de doelstelling van de Commissie, het aannemen van een maatstaf die verder gaat dan het bbp om een completer beeld te verkrijgen van de ontwikkeling en de vooruitgang van een land, waaronder bijvoorbeeld ecologische duurzaamheid en sociale integratie, belangrijk en niet controversieel is, heeft de rapporteur twijfels over de strategie die de Commissie voorstelt om deze doelstelling te bereiken. De voorgestelde initiatieven maken namelijk geen deel uit van een stapsgewijze en pragmatische strategie die aangeeft hoe de nieuwe "bbp en verder"-benadering moet worden toegepast. Ik deel deze visie en derhalve heb ik voor het verslag van mevrouw Rosbach gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik vind dat het alleen met de juiste instrumenten mogelijk is een realistisch beeld van de situatie te krijgen, en dus moeten we ons best doen om dit beeld, indien nodig, te wijzigen. Het bruto binnenlands product, ofwel het bbp, is een instrument dat is ontwikkeld om de totale toegevoegde waarde van alle op geld gebaseerde economische activiteiten uit te drukken. Het is eenvoudig te begrijpen dat een indicator van rijkdom die gebaseerd is op gedateerde parameters, vandaag de dag, in 2011, anachronistisch blijkt te zijn.

Ik denk dat we nieuwe indicatoren voor het meten van het bbp moeten introduceren, zoals ecologische duurzaamheid of sociale integratie, zodat we uit alle gegevens waaruit het bbp is samengesteld, een realistischer beeld kunnen verkrijgen van het land of het gebied waarnaar het bbp verwijst. Zich aanpassen aan de tijd betekent rekening houden met alle belangrijke variabelen, zonder vast te zitten in een systeem dat te gekunsteld of moeilijk toepasbaar is. Ik denk dat, door het invoeren van helder gedefinieerde indicatoren, het werk op de beste manier kan worden uitgevoerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Da Graça Carvalho (PPE), schriftelijk. (PT) Ofschoon het bruto binnenlands product (bbp) een maatstaf van productie is en een nuttige indicator van de economische marktactiviteit zegt het niets over de duurzaamheid van de geconstateerde ontwikkeling noch over de ecologische duurzaamheid, sociale aspecten enzovoorts. Daarom ben ik ingenomen met het verslag over het bbp en verder – Meting van de vooruitgang in een veranderende wereld, dat ten doel heeft het gebruik van andere indicatoren die het bbp aanvullen aan te moedigen en kenbaar te maken bij de beleidsevaluatie en -discussie. Volgens mij zal een meetsysteem waarin rekening wordt gehouden met diverse studieparameters leiden tot beleidsbeslissingen die beter inspelen op de algemene behoeften van de maatschappij en de economie.

 
  
MPphoto
 
 

  Nessa Childers (S&D), schriftelijk. − (EN) Academici zijn het niet eens over de best mogelijke manier om vooruitgang te meten, maar wij als Europese wetgevers moeten vertrouwen hebben in de methode die we kiezen en ervoor zorgen dat die nu en in de toekomst de toets der kritiek kan doorstaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Lara Comi (PPE), schriftelijk. − (IT) De economische literatuur vraagt zich al jarenlang af of we het groeipercentage van het bbp wel of niet moeten blijven gebruiken als maatstaf voor de geboekte vooruitgang van een geografisch gebied in een bepaalde tijdsperiode. Ik geloof dat er momenteel geen andere indicator bestaat die net zo bondig en compleet is. Wij kunnen onze burgers, die opgaan in hun problemen van alledag, toch geen klinisch dossier presenteren die de economische situatie beschrijft. Tegelijkertijd kunnen we ook niet doorgaan met het gebruik van uitsluitend strikt economische indicatoren, waardoor de sociale verschijnselen niet altijd goed kunnen worden opgepikt.

Ik ben het dus eens met de algemene doelstelling van het verslag: laten we onze krachten bundelen met die van de internationale academische gemeenschap en proberen om verder te kijken dan het bbp. Er zijn genoeg voorbeelden overal ter wereld, van de Human Development Index van de Verenigde Naties tot het bruto nationaal geluk van Bhutan. Het is van belang om de belangrijkste doelstellingen vast te stellen en het bereiken ervan nauwkeurig en punctueel te meten op een manier die niet gevoelig is voor verdraaiingen door gevestigde belangen. Laten we onthouden dat het niet belangrijk is hoeveel horloges we hebben, maar hoe we onze tijd doorbrengen.

 
  
MPphoto
 
 

  George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor het verslag gestemd, omdat ik denk dat indicatoren moeten worden gevonden die het bbp aanvullen en ons helpen factoren zoals klimaatverandering, biodiversiteit of efficiënt gebruik van hulpbronnen te meten.

Zoals Joseph Stiglitz het zo goed verwoordde, is het bbp niet alleen een onvolmaakt instrument om de welvaart van burgers weer te geven, maar het is ook beperkt tot het meten van de economische marktactiviteit. Ik hoop dat de Europese Commissie met specifieke voorstellen zal komen voor aanvullende, veelzijdigere en duurzamere indicatoren om de huidige tekortkomingen te verhelpen.

 
  
MPphoto
 
 

  Luigi Ciriaco De Mita (PPE), schriftelijk. − (IT) Indicatoren vormen een bondige manier om een bepaald fenomeen weer te geven. Eenvoudige fenomenen kunnen worden geïnterpreteerd via eenvoudige indicatoren, terwijl voor complexe fenomenen complexe indicatoren nodig zijn. Het bbp is een eenvoudige indicator, terwijl ontwikkeling een complex fenomeen is. De economische ontwikkeling van een gebied kent verschillende dimensies die niet allemaal zijn opgenomen in het bbp, dat vooral een momentopname is, terwijl andere elementen volledig worden weggelaten, zoals de investeringen in immateriële infrastructuur, zoals kennis (mensen, processen, producten, om er maar een paar te noemen), of investeringen in materiële infrastructuur, zoals communicatie- en transportnetwerken (ICT-netwerken, wegen- en spoornetten, om er een paar te noemen). Bovendien is het bbp zelfs niet geschikt om de gebieden vast te stellen die gesteund worden door het regionale cohesiebeleid van de EU. Derhalve moet de inspanning van de Europese commissie om verder te kijken dan het bbp en een reeks data en indicatoren te creëren die de mogelijkheid verbeteren om fenomenen weer te geven en die bijdragen aan een betere definitie van beleid en financiële toekenningen, worden toegejuicht. Het verslag dat wij hebben goedgekeurd gaat volgens mij die kant op.

 
  
MPphoto
 
 

  Proinsias De Rossa (S&D), schriftelijk. − (EN) Het bbp (bruto binnenlands product) vertegenwoordigt de totale toegevoegde waarde van alle op geld gebaseerde economische activiteiten. Het is de bekendste maatstaf van macro-economische activiteit. Het bbp is ook steeds meer de rol gaan spelen van een alomvattende indicator voor de algehele maatschappelijke ontwikkeling en vooruitgang in het algemeen. Internationaal wordt ingezien dat het bbp zijn beperkingen heeft als indicator van sociale vooruitgang, sociale integratie, ecologische duurzaamheid en doeltreffend hulpbronnengebruik. Ik steun dit verslag, dat pleit voor de ontwikkeling van heldere en meetbare indicatoren die rekening houden met de klimaatverandering, de biodiversiteit, het efficiënt gebruik van hulpbronnen en sociale integratie. Het benadrukt verder dat het belangrijk is metingen te verrichten op het gebied van de kwaliteit van leven van burgers, omdat het bereiken en handhaven van een zekere kwaliteit van leven belangrijke, algemeen erkende factoren omvat zoals gezondheidszorg, onderwijs, cultuur, werkgelegenheid, huisvesting en goede milieuomstandigheden. Het stemt ook ten volle in met de invoering van een solide juridisch kader voor de Europese milieueconomische rekeningen als een stap voorwaarts in het proces van “Het bbp en verder” en is ingenomen met het initiatief van de Commissie om naast het bbp een index voor de milieuschade te introduceren.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Los van de min of meer lyrische bewoordingen die wij kunnen hanteren, is het een feit dat de analyse van het bruto binnenlands product (bbp) ons in de gelegenheid stelt een betrouwbaar beeld te krijgen van de maatschappelijke ontwikkeling en vooruitgang. Daarom is – en blijft – het bbp de belangrijkste economische indicator die wij in aanmerking moeten nemen. Het bbp moet echter, waar nodig, worden aangevuld met andere nader te bestuderen indicatoren die geleidelijk aan moeten worden ingevoerd.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) In 2007 heeft het Europees Parlement samen met de Commissie, de Club van Rome, het Wereld Natuur Fonds (WNF) en de Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling (OESO) de conferentie “Beyond GDP” georganiseerd, waarin de betrokken partijen aandrongen op de noodzaak om andere indicatoren te ontwikkelen die als aanvulling op het bruto binnenlandsproduct (bbp) kunnen dienen. Dit verslag van mevrouw Rosbach is gebaseerd op een mededeling van de Commissie van 20 augustus 2009 over het bbp en verder – Meting van de vooruitgang in een veranderende wereld en pleit dan ook voor een aanpak waarbij aan beleidsmakers en onderzoekers meer veelzijdige gegevens worden verschaft.

Tijdens de jongste decennia was het bruto binnenlands product (bbp) de meest gebruikte maatstaf van macro-economische activiteit en sinds kort wordt het bbp tevens gehanteerd als indicator van maatschappelijke ontwikkeling. Sommige sociologen zijn van oordeel dat het bbp in dit verband te wensen overlaat, aangezien het geen rekening houdt met elementen als duurzaamheid en sociale integratie. Ik heb voor het verslag gestemd omdat ik het standpunt van de rapporteur onderschrijf, maar ik ben desalniettemin van oordeel dat het voorstel kan en moet verbeterd worden aan de hand van een uitgebreidere, stapsgewijze strategie.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Het neoliberale richtsnoeren en het neoliberale beleid van de EU hebben de sociale vooruitgang in gevaar gebracht en zijn een harde klap geweest voor de Europese volkeren. Een flagrant voorbeeld hiervan is de verscherping van de sociale ongelijkheid in de lidstaten, die vandaag de dag op een zorgwekkend niveau ligt. Deze constatering moeten we in het achterhoofd houden bij het analyseren van de indicatoren van ontwikkeling en vooruitgang, zoals in dit verslag.

Het bbp wordt vaak gebruikt als basis voor het meten van deze twee factoren – ontwikkeling en vooruitgang – het is echter een statistische indicator die van nature een aantal gebreken heeft. Door alleen te kijken naar de economische activiteit – de groei van rijkdom – dat in dit verband van belang is bij het bepalen van de economische groei, wordt een aantal belangrijke indicatoren overgeslagen zoals de verspreiding van rijkdom, sociale ongelijkheid, de kwaliteit van goederen en diensten, niet-commerciële transacties en zelfs eventuele externe invloeden die niet door de markt worden geregistreerd, maar die wel maatgevend zijn voor de ontwikkeling en vooruitgang van een land. Er zijn verschillende scenario’s te bedenken waarin het bbp stijgt terwijl de meerderheid van inwoners armer wordt omdat het bbp de sociale ongelijkheid in een maatschappij niet weergeeft.

Daarom moeten andere graadmeters in acht genomen worden om deze beperkingen aan te vullen zodat de sociale vooruitgang zodanig gemeten wordt dat de meting compleet en geloofwaardig is en de werkelijkheid zo dicht mogelijkheid benaderd wordt.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Het neoliberale beleid en de neoliberale koers van de Europese Unie en de steeds oneerlijkere verdeling van het nationaal inkomen op zowel Europees als lidstaatniveau zorgen ervoor dat de economische verschillen en de sociale ongelijkheid steeds groter worden.

Daarom is het gebruik van het bbp als basis en statistische indicator voor het meten van de ontwikkeling en sociale vooruitgang van het bbp steeds controversiëler. Het is een statistische indicator met veel gebreken. Door alleen te kijken naar de economische activiteit wordt een aantal belangrijke indicatoren overgeslagen, zoals de verspreiding van rijkdom, sociale ongelijkheden, de kwaliteit van goederen en diensten, niet-commerciële transacties en zelfs eventuele externe invloeden die niet door de markt worden geregistreerd. Met andere woorden, er zijn verschillende scenario’s te bedenken waarin het bbp stijgt terwijl de meerderheid van de inwoners armer wordt omdat het bbp de sociale ongelijkheid in een maatschappij niet weergeeft.

Wij vinden het daarom belangrijk dat er andere graadmeters in acht genomen worden om deze beperkingen aan te vullen zodat de sociale vooruitgang zodanig gemeten wordt dat de meting compleet en geloofwaardig is en de werkelijkheid zo dicht mogelijkheid benaderd wordt.

 
  
MPphoto
 
 

  Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk. (SK) Het bbp is steeds meer de rol gaan spelen van een indicator voor de maatschappelijke ontwikkeling en vooruitgang in het algemeen. Het zegt echter niets over ecologische duurzaamheid en sociale integratie. Omdat er betere gegevens en indicatoren als aanvulling op het bbp moeten komen, heeft de Commissie de mededeling "Het bbp en verder – Meting van de vooruitgang in een veranderende wereld" uitgebracht. In deze mededeling wordt onder andere voorgesteld dat er veelzijdigere indicatoren worden ontwikkeld die voor betrouwbaardere kennis zorgen. Ik vind het belangrijk dat we een instrument ontwikkelen dat het bbp kan aanvullen, waarbij we rekening houden met het praktische nut en waarbij we gebruik maken van duidelijk gedefinieerde indicatoren en ons baseren op gegevens van hoge kwaliteit.

 
  
MPphoto
 
 

  Lorenzo Fontana (EFD), schriftelijk. − (IT) De doelstelling van de Commissie om verder te kijken dan het bbp en een andere maatstaf te vinden (waarin het bbp echter zal zijn opgenomen), wordt in het parlementaire verslag terecht bekritiseerd. Hierbij wordt het accent gelegd op het feit dat, als de Commissie de overgang en de exacte indicatoren nog niet precies heeft gedefinieerd, het debat moet worden uitgesteld. Derhalve heb ik voor het voorstel gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Elisabetta Gardini (PPE), schriftelijk. − (IT) Het bruto binnenlands product, ofwel het bbp, is de bekendste maatstaf van macro-economische activiteit die overal ter wereld in analyses en politieke debatten wordt gebruikt om de mate van sociale ontwikkeling aan te geven. Helaas is er, ondanks het wijdverbreide gebruik, een steeds groter besef dat de sociaaleconomische infrastructuur grondig veranderd is. Inmiddels zijn er, naast de informatie over inkomen en rijkdom, andere indicatoren van ecologische aard die invloed hebben op de levensomstandigheden in een land en die niet langer genegeerd kunnen worden. Dat is waarom ik het verslag van mevrouw Rosbach steun, waarin nieuwe indicatoren worden ontwikkeld die rekening houden met de belangrijke onderdelen van het milieubeleid, zoals het energieverbruik, de biodiversiteit, het watergebruik en de afvalproductie. De uitdaging ligt in de integratie van de bestaande indexen met andere elementen die politiek relevant en empirisch meetbaar zijn en die betrouwbare statistische informatie opleveren over de toekomstige ontwikkeling van landen. In die zin ben ik van mening dat, door het weghalen van deze subjectieve factoren, zoals persoonlijk geluk, die niet als indicatoren kunnen worden beschouwd, met de nieuwe tekst een goed compromis is bereikt. Tenslotte hoop ik dat zowel Eurostat als de Eurobarometer in dit innovatieve proces een belangrijke rol zullen gaan spelen. Bedankt voor uw aandacht.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik ben blij met het verslag, omdat het bbp een indicator is van economische marktactiviteit die een vast referentiepunt is geworden dat wordt gebruikt door beleidsmakers over de hele wereld. Het bbp is echter een maatstaf voor productie en is geen aanwijzing van milieuduurzaamheid, efficiënt gebruik van hulpbronnen, sociale integratie of sociale vooruitgang in het algemeen. Bovendien kan het misleidend zijn in die zin dat corrigerende maatregelen die volgen op incidenten als ongelukken en natuurrampen, worden behandeld als baten in plaats van kosten. We moeten aanvullende indicatoren ontwikkelen voor het meten van economische en sociale vooruitgang op middellange en lange termijn. Ik vind dat we duidelijke en meetbare indicatoren moeten vaststellen die informatie bieden over klimaatverandering, biodiversiteit, efficiënt gebruik van hulpbronnen en sociale integratie, en tevens indicatoren die een betere weerspiegeling zijn op het niveau van het huishouden: inkomen, consumptie en rijkdom. Het is eveneens nodig om de levenskwaliteit van burgers te meten, want als we de levenskwaliteit willen garanderen en handhaven, moeten we rekening houden met belangrijke algemeen erkende factoren als gezondheidszorg, onderwijs, cultuur, werkgelegenheid, huisvesting, milieuomstandigheden, enz. Indicatoren waarmee dergelijke factoren worden gemeten, moeten een groter gewicht krijgen. De verdere ontwikkeling van kwalitatieve en kwantitatieve meetmethoden moet worden gebaseerd op de indicatoren van de Europese enquête over de kwaliteit van het bestaan (EQLS), die de kerngebieden van levenskwaliteit omvatten.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ik ben het eens met de analyse van de rapporteur, zoals uiteengezet in de stemming van vandaag. Het bbp (bruto binnenlands product) lijkt niet langer in staat te voldoen aan de groeiende economische en politieke eisen. Ik geloof dat het nodig is om een aanvullend instrument te vinden dat een bijdrage kan leveren aan de verbetering van onderzoeken en politieke debatten, door het gebruik van duidelijke en aanvullende indicatoren, waarmee de economische en sociale vooruitgang op middellange en lange termijn kan worden gemeten. Dit zal zeker geen gemakkelijke taak zijn, gezien de gevoeligheid van de kwestie en de mogelijke gevolgen van beslissingen die in deze context genomen worden. Daarom zal de uitdaging, die wij bereid zijn aan te gaan, bestaan uit het vinden van betrouwbare indicatoren die zowel theoretisch consistent als politiek relevant en empirisch meetbaar zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. (RO) Het bbp is het meest doeltreffende instrument om macro-economische activiteit te meten, terwijl het ook dient als een indirecte indicator van maatschappelijke ontwikkeling en vooruitgang. Het is echter niet geschikt om informatie te verschaffen over alle terreinen die het onderwerp zijn van politieke debatten, zoals het milieu en sociale integratie.

Deze indicator ligt ten grondslag aan talloze beleidsbeslissingen en beleidsinstrumenten van de Europese Unie. Ik denk dat we een tandje moeten bijzetten om indicatoren te ontwikkelen die voorzien in de behoeften van alle burgers. Ze moeten in het bijzonder op duurzame wijze de vooruitgang meten die is geboekt bij het verwezenlijken van economische, maatschappelijke en milieudoelstellingen. Tot slot moet toekomstig Europees beleid gebaseerd zijn op volledige, actuele informatie over alle cruciale aspecten.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik verwelkom dit verslag, dat erop wijst het bbp een indicator is van de economische marktactiviteit en dat het een vast referentiepunt is geworden dat door beleidsmakers in de hele wereld wordt gebruikt; benadrukt dat het bbp een maatstaf van productie is en dat het niets zegt over ecologische duurzaamheid, een doeltreffend hulpbronnengebruik, sociale integratie en sociale vooruitgang in het algemeen; onderstreept bovendien dat het in die zin misleidend kan zijn dat maatregelen die worden getroffen na bepaalde incidenten, zoals ongelukken en natuurrampen, behandeld worden als baten in plaats van als kosten; merkt op dat er naast het meten van economische ontwikkeling en productiviteit andere indicatoren zijn die de levensomstandigheden van een land beïnvloeden en bepalen en die tot dusver niet zijn gekwantificeerd, hoewel er relevante indicatoren bestaan; onderstreept de noodzaak om voor het meten van het volledige effect van de economische activiteit aanvullende indicatoren te ontwikkelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Clemente Mastella (PPE), schriftelijk.− (IT) Vandaag de dag is het bbp niet langer een toereikende en geschikte indicator om de vooruitgang te meten. Daarom is het nodig om veelzijdigere indicatoren te ontwikkelen, die voor betrouwbaardere kennis zorgen in een veranderende wereld. Vaak ontbreken duidelijk gedefinieerde informatie, gegevens en indicatoren. Er zijn veel initiatieven ontplooid op het niveau van de EU en van de lidstaten om de hiaten op deze gebieden te vullen. Ook als blijkt dat het moeilijk is om een methode te vinden die tevens consistent is, zijn wij van mening dat een er alomvattende benadering nodig is, die rekening houdt met bestaande metingen en die toegepast kan worden in de praktijk. Het is belangrijk dat we een instrument ontwikkelen dat het bbp kan aanvullen, waarbij we rekening houden met het praktische nut en waarbij we gebruik maken van duidelijk gedefinieerde indicatoren en ons baseren op gegevens van hoge kwaliteit. Ik ben het met de rapporteur eens dat er een stapsgewijze strategie moet komen, die laat zien hoe de nieuwe benadering pragmatisch kan worden toegepast in de dagelijkse politieke werkzaamheden.

 
  
MPphoto
 
 

  Barbara Matera (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb vóór het verslag “over het bbp en verder – Meting van de vooruitgang in een veranderende wereld” van rapporteur Rosbach gestemd, omdat ik van mening ben dat het bbp niet langer toereikend en geschikt is om de vooruitgang in een veranderende wereld te meten en dat het nodig is om veelzijdigere indicatoren te ontwikkelen die zorgen voor een betrouwbaardere basiskennis. We moeten niet vergeten dat het bbp een meting van productiviteit is en dat het bijvoorbeeld niet de ecologische duurzaamheid meet. Er moeten andere indicatoren ontwikkeld worden waardoor men zou kunnen vaststellen welke factoren de levensomstandigheden in een land beïnvloeden.

Ik ben daarom vóór het ontwikkelen van aanvullende indicatoren die de sociale en economische vooruitgang op middellange en lange termijn meten. Ik verwijs bijvoorbeeld naar indicatoren die rekening houden met klimaatveranderingen, de biodiversiteit, het efficiënt gebruik van hulpbronnen en sociale integratie. Het ontwikkelen van deze aanvullende indicatoren draagt ook bij tot het begrijpen en meten van de kwaliteit van leven in de gemeenschappen. Daarom kan de ontwikkeling van een lidstaat of van een bepaalde regio kan niet enkel en alleen vastgesteld worden door middel van een economische indicator zoals het bbp. Ook de kwaliteit van leven, die bepaald wordt door factoren als gezondheidszorg, onderwijs, cultuur, werkgelegenheid, klimaatsomstandigheden en milieuomstandigheden moet in aanmerking genomen worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Marisa Matias (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Als rapporteur voor advies van de Commissie industrie, onderzoek en energie voor dit verslag ben ik van mening dat het bereiken en handhaven van een zekere kwaliteit van leven belangrijke, algemeen erkende factoren omvat zoals gezondheidszorg, onderwijs, cultuur, werkgelegenheid, huisvesting en goede milieuomstandigheden. Ik ben dan ook van oordeel dat de indicatoren die dergelijke factoren meten eveneens belangrijk zijn en een grotere rol moeten krijgen. Ik heb voorgestemd omdat dit verslag een – zij het aarzelende – stap is in de richting van het verbeteren en aanvullen van het bruto binnenlands product (bbp) als instrument voor het meten en evalueren van sociaaleconomische prestaties en daarmee van de vooruitgang van samenlevingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) We zijn het er allemaal over eens dat gegevens en indicatoren moeten worden verbeterd om het bbp voor de algehele maatschappelijke ontwikkeling te kunnen aanvullen. "Het bbp en verder – Meting van de vooruitgang in een veranderende wereld" is een aanvullend instrument dat kan bijdragen tot betere beleidsanalyses en -discussies.

Het bbp is een indicator van de economische marktactiviteit en is een vast referentiepunt geworden dat door beleidsmakers in de hele wereld wordt gebruikt. Het bbp is een maatstaf van productie zegt niets over ecologische duurzaamheid, een doeltreffend hulpbronnengebruik, sociale integratie en sociale vooruitgang in het algemeen. Ik ben het er daarom mee eens dat in de toekomst ook onderzoek gedaan moet worden naar andere instrumenten die het mogelijk maken in een veranderende wereld de vooruitgang te meten op basis van een groter aantal betrouwbare gegevens.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Het is bekend dat het bbp (bruto binnenlands product) de totale toegevoegde waarde van alle op geld gebaseerde economische activiteiten vertegenwoordigt. Het bbp is de uitdrukking van een op productie/consumptie gebaseerde maatschappij en houdt geen rekening met veranderingen en waardevolle zaken op belangrijke gebieden. Rekening houdend met het feit dat gegevens en indicatoren moeten worden verbeterd om het bbp te kunnen aanvullen, worden diverse maatregelen voorgesteld die voor betrouwbaardere kennis zorgen. De noodzaak om voor het meten van de economische en sociale vooruitgang op middellange en lange termijn aanvullende indicatoren te ontwikkelen is zeer dringend. Ik heb voorgestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Wojciech Michał Olejniczak (S&D), schriftelijk. − (PL) Vandaag heeft het Europees Parlement de resolutie aangenomen over het bbp en verder – Meting van de vooruitgang in een veranderende wereld.

Het bruto binnenlands product is een vaak toegepaste index om sociale ontwikkeling en economische vooruitgang te meten. Het universele karakter van deze index roept echter twijfels op omdat hij geen rekening houdt met een reeks belangrijke indicatoren, die een invloed op de levenskwaliteit in een bepaald land hebben. Bepaalde belangrijke parameters worden ook verkeerd geïnterpreteerd. De Commissie suggereert dat het noodzakelijk is om een indicator te ontwikkelen, die duidelijk de situatie in een bepaald land weerspiegelt, rekening houdend met de situatie van huishoudens en individuen, met de efficiëntie waarmee hulpbronnen worden benut, en met de toestand van het milieu. De Commissie verwacht van de lidstaten een groter engagement bij het systematiseren van onderzoek naar de levenskwaliteit van de maatschappij, wat zou toelaten om overzichtelijke vergelijkingen tussen de lidstaten te maken. Zo'n coherent beleid zou de analyse van de onderzoeken vergemakkelijken en het ook mogelijk maken om de potentiële ontwikkeling van landen op lange termijn te voorspellen.

 
  
MPphoto
 
 

  Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik heb voor deze resolutie gestemd over het bbp en andere indicatoren die zijn gericht op het meten van de vooruitgang en algemene ontwikkeling van de samenleving. Het bbp is een indicator van economische marktactiviteit die een vast referentiepunt is geworden dat wordt gebruikt door beleidsmakers over de hele wereld. Het is echter geen holistische indicator. Het is geen afspiegeling van milieuduurzaamheid, efficiënt gebruik van hulpbronnen, sociale integratie of sociale vooruitgang. Bovendien kan het bbp in bepaalde gevallen onnauwkeurige en misleidende informatie bieden. Daarom moeten we ons inspannen om aanvullende indicatoren te ontwikkelen voor het meten van economische en sociale vooruitgang op middellange en lange termijn voor het meten van de genoemde factoren en het niveau van het huishouden.

Ik ben blij met het voorstel om bij het meten van de levenskwaliteit voor de samenleving veel aandacht te besteden aan gezondheidszorg, onderwijs, cultuur, werkgelegenheid, huisvesting en andere vergelijkbare factoren die te maken hebben met de kerngebieden van de kwaliteit van het leven. Zo moeten we manieren vinden om een geschikt en effectief hulpmiddel als aanvulling op het bbp te vinden dat praktisch kan worden gebruikt, met duidelijk gedefinieerde indicatoren en op basis van kwalitatief hoogwaardige gegevens.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Het verslag “Over het bbp en verder – Meting van de vooruitgang in een veranderende wereld" tracht de vooruitgang van de Europese Unie te meten door middel van de alomvattende indicator van sociale en economische ontwikkeling die men aanduidt met de term bbp. Het bbp biedt echter geen betrouwbare basis voor een beleidsdiscussie, omdat het niets zegt over ecologische duurzaamheid en sociale integratie. Steeds meer wordt ingezien dat er betere gegevens en indicatoren als aanvulling op het bbp moeten komen. Daarom heb ik gestemd vóór een verslag dat de opzet steunt om een duidelijk gedefinieerd meetsysteem voor de Europese Unie aan te nemen, dat verder gaat dan het bbp, in die zin dat het het bbp aanvult in de context van besluitvorming en beoordeling.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb gestemd voor dit verslag, getiteld "Over het bbp en verder – Meting van de vooruitgang in een veranderende wereld". Zoals terecht in het verslag wordt gesteld, is het bbp, dat door beleidsmakers in de hele wereld wordt gebruikt en een vertrouwd begrip is in publieke discussies, ook steeds meer de rol gaan spelen van een alomvattende indicator voor de algehele maatschappelijke ontwikkeling en vooruitgang in het algemeen. Het biedt echter geen betrouwbare basis voor een beleidsdiscussie over elk vraagstuk. Het bbp zegt bijvoorbeeld niets over ecologische duurzaamheid en sociale integratie.

In de mededeling van de Commissie "Het bbp en verder – Meting van de vooruitgang in een veranderende wereld" worden diverse maatregelen voorgesteld die als aanvulling op het bbp kunnen dienen. Het doel is vooral dat er veelzijdigere indicatoren worden ontwikkeld die voor betrouwbaardere kennis zorgen. Ik wil mijn steun uitspreken voor de opzet van de Commissie om een duidelijk gedefinieerd meetsysteem aan te nemen dat verder gaat dan het bbp, in die zin dat het het bbp aanvult in de context van besluitvorming en beoordeling, met behulp van duidelijk gedefinieerde en kwantificeerbare indicatoren.

 
  
MPphoto
 
 

  Aldo Patriciello (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, het bbp is de bekendste maatstaf ter wereld. Het wordt beschouwd als een allesomvattende indicator voor de algehele maatschappelijke ontwikkeling en vooruitgang in het algemeen. Het houdt echter geen rekening met ecologische duurzaamheid en sociale integratie. Het is nodig dat er veelzijdigere data en indicatoren ontwikkeld worden die voor betrouwbaardere kennis zorgen in het politiek debat.

Dit onderwerp is de afgelopen jaren al aan de orde gekomen, in het bijzonder in 2007 toen het Europees Parlement en de Europese Commissie, in samenwerking met verschillende instellingen en verenigingen, de conferentie “Over het bbp en verder” hielden. In deze conferentie beweerde de Europese Commissie dat het bbp geen adequaat meetsysteem is voor de lange termijn, net zoals economische en sociale vooruitgang niet toereikend is om kwesties als klimaatsveranderingen, doeltreffend hulpbronnen gebruik of persoonlijke welvaart te meten. Om redenen die hierboven uiteengezet zijn en opdat er een geheel van duidelijke en aanvullende indicatoren worden ontwikkeld die tegelijkertijd relevant en objectief meetbaar zijn, breng ik mijn stem uit ten gunste van het voorstel dat beoordeeld wordt.

 
  
MPphoto
 
 

  Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. – (RO) De mededeling van de Commissie over ‘het bbp en verder – Meting van de vooruitgang in een veranderende wereld’ stelt zich tot doel als aanvulling op het bbp veelzijdigere indicatoren te ontwikkelen, die voor betrouwbaardere kennis zorgen. Het bbp heeft zich ontpopt tot een alomvattende indicator voor de algehele ontwikkeling en vooruitgang van de samenleving, maar het biedt geen betrouwbare basis voor een beleidsdiscussie over elk vraagstuk. Het bbp zegt met name niets over ecologische duurzaamheid en sociale integratie.

Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat het belangrijk is dat we een instrument ontwikkelen dat het bbp kan aanvullen, waarbij we rekening houden met het praktisch nut en gebruik maken van duidelijk gedefinieerde indicatoren en gegevens van hoge kwaliteit. In dit verslag wordt de Commissie opgeroepen met een stapsgewijze strategie voor de ‘bbp en verder’-benadering te komen, waaruit blijkt hoe de nieuwe benadering pragmatisch kan worden toegepast in de dagelijkse politieke werkzaamheden.

 
  
MPphoto
 
 

  Miguel Portas (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Ik ben van mening dat het bereiken en handhaven van een zekere kwaliteit van leven belangrijke, algemeen erkende factoren omvat zoals gezondheidszorg, onderwijs, cultuur, werkgelegenheid, huisvesting en goede milieuomstandigheden. Ik ben dan ook van oordeel dat de indicatoren die dergelijke factoren meten eveneens belangrijk zijn en een grotere rol moeten krijgen. Ik heb voorgestemd omdat dit verslag een – zij het aarzelende – stap is in de richting van het verbeteren en aanvullen van het bruto binnenlands product (bbp) als instrument voor het meten en evalueren van sociaaleconomische prestaties en daarmee van de vooruitgang van samenlevingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) Het bruto binnenlands product (bbp) is de macro-economische indicator die in de regel wordt gebruikt om de economische prestaties van landen te meten. Het is echter niet meer dan een indicator voor de welvaart, die minder geschikt is voor de vergelijking van de maatschappelijke ontwikkeling. Het succes van het bbp als indicator is hoofdzakelijk terug te voeren op de eenvoud van deze indicator, die echter absoluut geen volledig beeld geeft van wat er aan andere resultaten is bereikt. Het zou dan ook goed zijn om nieuwe indicatoren te ontwikkelen die meer recht doen aan andere aspecten van de werkelijkheid, zodat een beter totaaloverzicht van de ontwikkeling van landen wordt verkregen. Dit is een complex proces waar deskundigen op allerlei terreinen bij betrokken moeten worden om zo te komen tot een bredere en completere indicator.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. – (FR) Ik stem voor. Zoals mijn collega, mevrouw Bélier, al heeft gezegd is dit verslag onvoldoende als het gaat om de ambities en richtsnoeren die erin vastgesteld hadden kunnen worden. Het is daarentegen wel een eerste stap voorwaarts en geeft een sterk signaal af aan de Raad en aan de Commissie, opdat Europa doorgaat met de hervorming van de indicatoren voor rijkdom en ontwikkeling zodat ze meer in lijn liggen met de ecologische en sociale werkelijkheid en beperkingen waar wij mee te maken hebben.

De parlementsleden erkennen met deze beslissing de noodzaak om verder te gaan en af te stappen van een verouderd model, dat zorgt voor sociale ongelijkheden en verwoesting van het natuurlijk erfgoed, en zich te verbinden aan een nieuw Europees economisch model. Dit model zal de weg vrijmaken voor de erkenning van nieuwe nauwkeurigere indicatoren die ons in staat stellen om te beginnen met de sociaalecologische overgang van onze maatschappij.

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) Dit verslag doet een voorstel om een duidelijk gedefinieerd meetsysteem aan te nemen dat het bbp als indicator van de algehele sociale vooruitgang zou kunnen aanvullen. Het aanvullend instrument zou rekening moeten houden met het praktische nut en gebruik moeten maken van duidelijk gedefinieerde indicatoren en betrouwbare gegevens. Alleen op deze manier zal het bbp een toereikende bijdrage kunnen leveren aan het politiek debat en de besluitvorming. De Commissie is daarom uitgenodigd om een alomvattende en stapsgewijze strategie te ontwikkelen, die laat zien hoe de nieuwe benadering kan worden toegepast in de dagelijkse politieke werkzaamheden.

 
  
MPphoto
 
 

  Oreste Rossi (EFD), schriftelijk. − (IT) Het verslag over de Commissiemededeling van 20 augustus 2009 “Over het bbp en verder – Meting van de vooruitgang in een veranderende wereld” onderstreept het belang van het bbp als indicator van algehele sociale vooruitgang en economische groei. Het doel is om een nieuw meetsysteem aan te nemen van duidelijk gedefinieerde en kwantificeerbare indicatoren, gebaseerd op betrouwbare en nauwkeurige gegevens, maar de Commissiemededeling geeft geen stapsgewijze strategie hoe het gerealiseerd moet worden. Ik stem vóór het verslag, omdat ik van mening ben dat het belangrijk is om sociaaleconomische analyses uit te voeren met relevante indicatoren die het bbp kunnen aanvullen.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik steun dit verslag, waarin verschillende concrete maatregelen worden aanbevolen, waaronder de introductie van een index voor de milieuschade, tijdige publicatie van milieu- en sociale gegevens, nauwkeurigere verslaglegging over sociale ongelijkheden en uitbreiding van het systeem van nationale rekeningen tot milieu- en sociale aspecten.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. (PT) In de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement getiteld "Het bbp en verder : meting van de vooruitgang in een veranderende wereld" (COM(2009) 433 definitief) wordt onder meer het volgende gesteld: "Het bbp is ook steeds meer de rol gaan spelen van proxy indicator voor de algehele maatschappelijke ontwikkeling en vooruitgang in het algemeen", maar het "meet met name niet de duurzaamheid op milieugebied of de sociale inclusie". In een wereld waarin de kwaliteit van leven van mensen steeds vaker wordt gemeten aan de hand van andere, niet-economische factoren, buigen diverse internationale instellingen, zoals de Verenigde Naties (VN), de Wereldbank en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), zich momenteel over de mogelijkheid om nieuwe indicatoren vast te stellen voor het meten en analyseren van economische en sociale vooruitgang.

Daarom heb ik voor dit verslag gestemd, omdat ik denk dat een systematische aanpak belangrijk is voor de Europese Unie om maatschappelijk welzijn in al zijn aspecten te meten, waarbij het accent wordt gelegd op economische en milieufactoren, en om de kwaliteit van leven op middellange en lange termijn te verbeteren. Ik denk dat voornoemde indicatoren van strategisch belang zullen zijn bij de vaststelling van het toekomstige cohesiebeleid en zullen bijdragen tot slimme, duurzame en inclusieve groei overeenkomstig de beginselen van de Europa 2020-strategie.

 
  
MPphoto
 
 

  Niki Tzavela (EFD), schriftelijk. (EL) Ik heb voor het verslag over ´Het bbp en verder – meting van de vooruitgang in een veranderende wereld´ gestemd en wel om de volgende redenen. Zoals bekend is het bbp een indicator die wordt gebruikt om de economische activiteit te meten. Omdat deze indicator niet voor andere dingen kan worden gebruikt, is het noodzakelijk nieuwe indicatoren uit te werken. Dit is het thema van het verslag van mevrouw Rosbach. Mijns inziens is het bbp een beperkte indicator en moeten er aanvullende indicatoren worden uitgewerkt. Omdat dit thema wordt behandeld in voornoemd verslag en mijns inziens erg belangrijk is, en omdat daarvoor snel een oplossing moet worden gevonden, heb ik voor dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Giommaria Uggias (ALDE), schriftelijk. − (IT) Vandaag heb ik gestemd vóór het vaststellen van nieuwe parameters die het meest typerend zijn voor de vooruitgang van een land, en niet slechts de consumptie van een land, al ben ik van mening dat er meer gedaan zou moeten worden. Het verslag in kwestie heeft een lange en moeilijke weg afgelegd, waarna het zonder inhoudelijke voorstellen in de plenaire vergadering is gekomen. Het Europees Parlement had een voorstel moeten indienen dat rekening houdt met factoren zoals onderwijs, gezondheid en persoonlijke activiteiten, maar het heeft zich beperkt tot het onderstrepen van de noodzaak nieuwe parameters vast te stellen, terwijl de taak om ze te definiëren is overgedragen aan de Commissie.

Het bbp is een verouderde indicator, gebaseerd op economische stelregels die, door reductie van kwaliteit tot kwantiteit, zaken als persoonlijke en gemeenschappelijke welvaart over het hoofd zien, werkgelegenheid onderwaarderen ten opzichte van productiviteit en slechts rekening houden met de productie van nieuwe dingen, niet het behoud ervan.

 
  
MPphoto
 
 

  Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. (LT) Als we een blik werpen op de bbp-schaal van het IMF (de EU staat op de eerste plaats, Litouwen op de 82e), kunnen we zien dat het bbp niet alles zegt. Het bbp doet onvoldoende recht aan de complexe socio-economische realiteit van nationale en regionale uitdagingen. Hoewel het bbp een sterke macro-economische indicator is, laat het niet de grootste sociale problemen van Litouwen zien, zoals werkeloosheid, de kwaliteit van onderwijs en van gezondheidszorgsystemen en de ongelijkheid in inkomensverdeling. In Litouwen en op EU-niveau is er vaak gebrek aan duidelijke informatie gegevens en indicatoren, en daarom ondersteun ik het voorstel van de rapporteur om voor een beter verslag over sociale indicatoren te zorgen. Ik hoop dat dit uitgebreidere informatie biedt voor het ontwikkelen van beleid.

 
  
  

Verslag: Vladimír Remek (A7-0165/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Ik stem voor dit verslag, omdat het een gedegen evaluatie inhoudt van het proces en de tenuitvoerlegging zoals die tot nog toe hebben plaatsgehad en omdat door dit verslag het debat wordt ingezet over het toekomstige bestuur, de toekomstige exploitatie en de toekomstige financiering van het initiatief en over het besluit om wereldwijde satellietnavigatiesystemen en andere onafhankelijke Europese systemen in het leven te roepen. Het gaat dan om alle commerciële aspecten van de exploitatie, alsook om de juridische en contractuele structuren en de financieringsconstructies voor de verschillende exploitatiemodellen waarmee de opzet van het bestuursmodel wordt verzekerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Het Galileo-programma (satellietnavigatie) is uitermate belangrijk omdat het de Europese Unie in staat stelt zich te bekwamen in geavanceerde technologieën. Jammer genoeg is Galileo geconfronteerd met vertragingen en bijkomende kosten. Met het oog op deze situatie, is het onontbeerlijk dat wij nadenken over nieuwe oplossingen. Daarom heb ik het verslag van onze collega, de heer Remek, gesteund waarin is gesteld dat alle mogelijke bronnen van financiering moeten worden onderzocht, naast de bijdrage van de EU-begroting.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (LT) Galileo is, samen met EGNOS (European Geostationary Navigation Overlay Service, een systeem voor de verbetering van de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de gegevens van het US Global Positioning System (GPS)), het Global Navigation Satellite System (GNSS, wereldwijd navigatiesatellietsysteem) dat is ontwikkeld door de EU. Zodra het is voltooid, moet het bestaan uit 27 satellieten plus een geschikt aantal reservesatellieten in een baan om de aarde op een hoogte van ongeveer 23 000 km boven het aardoppervlak, en een wereldwijd netwerk van ongeveer 40 grondstations. De EU heeft besloten zelf een wereldwijd navigatiesatellietsysteem op te zetten om twee belangrijke redenen: ten eerste de onafhankelijkheid van Europa van andere wereldwijde navigatiesystemen en autonomie, en ten tweede om een aandeel te krijgen in deze snel groeiende wereldwijde markt van de hightechindustrie, die op dit moment grotendeels wordt gedomineerd door de VS. Ik ben het ermee eens dat er een breed en uitgebreid debat moet komen op politiek niveau over het gewenste niveau van ambitie (waarin wordt beslist over het niveau van de geleverde diensten) en de beschikbare financiële middelen (waarbij een politieke keus moet worden gemaakt tussen een puur door de EU gefinancierd programma en de mogelijkheid om nationale of privébijdragen toe te staan). Het resultaat van dit debat zal invloed hebben op de beleidsmogelijkheden voor het toekomstige bestuur en beheer van de GNSS-systemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. − (IT) Het project voor het verwezenlijken van een wereldwijd Europees satellietnavigatieprogramma (GNNS) is een belangrijke en ongetwijfeld zinvolle uitdaging voor de technologische toekomst van Europa, maar de verwachtingen over de uitgaven en investeringen door de EU organen voor dit project zijn op dit moment nog steeds niet duidelijk. Men verwacht binnen enkele jaren verdere uitgaven, naast de kosten die men aanvankelijk voor het programma had voorzien. Ik acht het waarschijnlijk dat er nog meer uitgaven nodig zullen zijn voor de afronding van het project. Ik onthoud mij daarom van uiteindelijke stemming over het initiatief in dit verslag.

 
  
MPphoto
 
 

  Rachida Dati (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb met veel genoegen voor dit verslag gestemd dat het resultaat is van een omvangrijk politiek besluit, met name over de tenuitvoerlegging van Galileo. Het is van doorslaggevend belang dat het Europese wereldwijde satellietnavigatiesysteem snel wordt gelanceerd en, zoals in het verslag wordt onderstreept, met financiële garanties op lange termijn. De concurrentie vanuit de Verenigde Staten (met het Global Positioning System - GPS) dwingt ons ertoe Galileo snel te lanceren gezien de economische, technische, politieke en strategische belangen die op het spel staan.

 
  
MPphoto
 
 

  Christine De Veyrac (PPE), schriftelijk. – (FR) De Europese Unie heeft zich tot doel gesteld wereldleider te worden inzake wereldwijde satellietnavigatiesystemen (GNSS) met de programma’s EGNOS en Galileo, om zo haar technologische onafhankelijkheid te garanderen ten opzichte van de Amerikaanse GPS. Rekening houdend met het aanzienlijke economisch rendement van dergelijke programma’s, heb ik voor het verslag-Remek gestemd, dat de Commissie en de lidstaten oproept voldoende financiering te garanderen, opdat de uitvoering van deze projecten tegen 2018 wordt verzekerd en ze zich zo als een geloofwaardig uitdager van het Amerikaans systeem kunnen opwerpen.

 
  
MPphoto
 
 

  Diane Dodds (NI), schriftelijk. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, in een tijd waarin de Commissie, en ook dit Parlement, zou moeten zoeken naar en komen met voorstellen om geld te besparen, krijgen we dit verslag aangeboden, waarin wordt voorgesteld het satellietnavigatiesysteem Galileo te voltooien tegen 1,9 miljard euro aan extra kosten in het volgende meerjarige financiële kader. Laten we niet vergeten dat dit gebeurt tegen een achtergrond waar het Galileo-satellietproject is begonnen met een begroting van 7,7 miljard euro en nu naar schatting 22,6 miljard euro zal gaan kosten. Tegen zo’n voorstel zeg ik categorisch nee. De begrotingslijnen die al bestaan voor dit project zijn ruimschoots voldoende voor de voltooiing en toch wordt er – zoals gebruikelijk – voorgesteld nog meer uit te geven. Ik weet dat mijn kiezers weinig steun zullen geven aan de huidige uitgaven aan Galileo, laat staan aan een verhoging. Ik verzoek de EP-leden en de Commissie nogmaals dringend realistisch te zijn en voorzichtig om te gaan met het geld dat we hebben en waarmee we moeten streven naar maximaal voordeel voor onze kiezers.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk.(PT) De Europese satellietnavigatiesystemen hebben gezorgd voor vertragingen en bijkomende kosten, die de verantwoordelijken ertoe zouden moeten aanzetten te gaan nadenken of er geen andere wegen moeten worden gevolgd bij de tenuitvoerlegging ervan. Nu landen als Portugal de hulp van de andere lidstaten moeten inroepen en Europa als geheel een ernstige economische en financiële crisis doormaakt die zijn stabiliteit in gevaar brengt, moet een nog grotere inspanning worden geleverd om kostenoverschrijdingen en buitensporige uitgaven te voorkomen.

Zonder het strategische belang van deze projecten in twijfel te trekken zie ik het toch als mijn plicht te benadrukken dat ze niet aan de verwachtingen hebben voldaan. Aangezien Galileo en de Europese overlaydienst voor geostationaire navigatie (EGNOS) beide Europese programma’s zijn en het gemeenschappelijke publieke belang van de Unie dienen, ben ik het ermee eens dat ze over de hele lijn genomen uit de EU-begroting moeten worden gefinancierd, maar ik denk dat er ook nog een afweging moet worden gemaakt wat betreft andere mogelijke financieringsbronnen, met inbegrip van innovatieve vormen van financiering.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk.(PT) Dit verslag van de hand van de heer Remek, dat gaat over Europese satellietnavigatieprogramma’s, heeft als doel een tussentijdse evaluatie van deze programma’s die de beoordeling van de uitvoering ervan omvat en tevens betrekking heeft op toekomstige uitdagingen en financiële vooruitzichten.

Sinds 2000, toen de Global Positioning System (GPS)-dienst beschikbaar kwam, is deze sector exponentieel gegroeid (124 miljard euro in 2008), waarbij de prognose voor de binnenlandse markt voor 2025 in totaal 230 miljard euro bedraagt. In 2008 besloot de EU middels Verordening (EG) nr. 683/2008 haar eigen satellietnavigatiesysteem in het leven te roepen, te weten Galileo en de Europese overlaydienst voor geostationaire navigatie (EGNOS), met als doel onafhankelijkheid en autonomie van Europa, verhoging van het marktaandeel en versterking van de concurrentiepositie van de industrie in een strategische en snelgroeiende markt.

Ondanks de kostenoverschrijdingen bij de uitvoering van het project heb ik vóór de voorstellen van de rapporteur gestemd omdat ik inzie dat de EU voorop moet lopen bij het onderzoek en de ontwikkeling van geavanceerde technologie, zeker als het gaat om technologie die ook nog eens een wetenschappelijke en economische troefkaart vormt voor de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) Zoals we al zeiden over de toepassing van een wereldwijd Europees satellietnavigatiesysteem voor transport, kan het gebruik van deze technologie een belangrijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling, de modernisering en de diversificatie van publieke diensten, en een rol spelen bij het scheppen van kansen voor samenwerking, en vooruitgang in de wetenschap en haar toepassingen, en bij de uitwisseling van en het bieden van toegang tot informatie, waarbij de nodige waarborgen geboden moeten worden voor de eerbiediging van de garanties, rechten en vrijheden van het publiek. We hebben het hier echter niet over het bestaan van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem voor Europa waarvan het uitgangspunt de inzet voor niet-militaire doelen is en dat niet is opgenomen in het veiligheidsapparaat van de EU.

Waar het wel om gaat is het volgende probleem: het potentiële gebruik van het systeem voor militaire en agressieve doeleinden. In dit verband is het met name zorgwekkend dat dit satellietnavigatiesysteem wordt opgezet om te concurreren met het Global Positioning System (GPS) van de Verenigde Staten, waarvan de EU afhankelijk is en dat zoals bekend onder militaire controle staat gezien de financiering uit Amerikaanse federale militaire programma’s. We herhalen dan ook onze twijfels ten aanzien van de grenzen die aan de potentiële inzet van deze programma’s worden gesteld in een context van veronderstelde concurrentie tussen de EU en de VS voor wat betreft de functionaliteit en de mogelijke baten van deze systemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk.(PT) We hebben het hier niet over het bestaan van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem voor Europa waarvan het uitgangspunt de inzet voor niet-militaire doelen is en dat niet is opgenomen in het veiligheidsapparaat van de EU. Het probleem is het potentiële gebruik van het systeem voor militaire en agressieve doeleinden.

Het gebruik van het systeem voor niet-militaire doelen zou een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de publieke-dienstverlening, met kansen voor samenwerking, vooruitgang in de wetenschap en haar toepassingen, en aan de uitwisseling van en het bieden van toegang tot informatie, waarbij de nodige waarborgen geboden moeten worden voor de eerbiediging van de garanties, rechten en vrijheden van het publiek.

Het is echter zorgwekkend dat dit satellietnavigatiesysteem is opgezet om te concurreren met het Global Positioning System (GPS) van de Verenigde Staten, waarvan de EU afhankelijk is en dat zoals bekend onder militaire controle staat gezien de financiering uit Amerikaanse federale militaire programma’s.

Daarom hebben we nog steeds ernstige twijfels ten aanzien van de grenzen die aan de potentiële inzet van deze programma’s worden gesteld in een context van concurrentie, zowel tussen de functionaliteit en de mogelijke baten van deze systemen als tussen de EU en de VS.

 
  
MPphoto
 
 

  Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk. (SK) De EU heeft een belangrijke stap gezet met haar politieke besluit, vastgelegd in Verordening (EG) nr. 683/2008, om een onafhankelijk Europees wereldwijd satellietnavigatiesysteem (GNSS) in het leven te roepen, in eigendom en in beheer van de Europese Unie. De Commissie zou een omvattende analyse moeten laten uitvoeren om een gedetailleerder beeld te krijgen van de mogelijke scenario's en operationele middelen en exploitatiemiddelen voor de periode na 2013. Het gaat dan om alle commerciële aspecten van de exploitatie, alsook om de juridische en contractuele structuren en de financieringsconstructies voor de verschillende exploitatiemodellen waarmee de opzet van een stabiel bestuursmodel wordt verzekerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Jacqueline Foster (ECR), schriftelijk. − (EN) Galileo, Europa’s eigen wereldwijde satellietnavigatiesysteem, is van groot belang voor Europa en in het bijzonder het Verenigd Koninkrijk. Dit project, dat ik volledig steun, heeft niet alleen significante financiering met publieke middelen ontvangen; ook de particuliere industrie in de hele EU investeert geld, tijd en expertise in de ontwikkeling van dit systeem.

Hoewel ik erken dat het noodzakelijk is om hiermee door te gaan, zag ik mij echter genoodzaakt mij te onthouden van de eindstemming. In het verslag van de heer Remek wordt gesuggereerd dat voor de voltooiing van het Galileo-systeem aanvullende financiering nodig is die kan oplopen tot 1,9 miljard euro in het volgende meerjarige financiële kader (MFK). In het huidige moeilijke financiële klimaat moet ik bezwaar maken tegen deze verhoging van de uitgaven, in het bijzonder gezien het feit dat het programma de begroting nu al met 60 procent heeft overschreden. Ik ben van mening dat Galileo binnen de huidige begroting moet blijven.

Laten we kijken hoe we het huidige systeem kunnen verbeteren met de middelen die we hebben. Ik wil de Commissie met klem verzoeken ingrijpende maatregelen te nemen om het beheer van het programma te verbeteren en besparingen te bewerkstelligen. Hiervoor moet de Commissie een grondige en uitgebreide effectbeoordeling uitvoeren, zodat wij een geïnformeerde besluit kunnen nemen over de toekomstige financiering van het programma.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Ik ben blij met dit document omdat dit verslag een reactie is op de mededeling van de Commissie over de tussentijdse evaluatie van de autonome Europese wereldwijde navigatiesatellietsysteem (GNSS) (Galileo en EGNOS), dat ingaat op het proces en de uitvoering tot nu toe, en dat het debat aanzwengelt over toekomstig bestuur, beheer en financiering. De EU heeft besloten zelf een wereldwijd navigatiesatellietsysteem op te zetten om twee belangrijke redenen: ten eerste de onafhankelijkheid van Europa van andere wereldwijde navigatiesystemen en autonomie, en ten tweede om een aandeel te krijgen in deze snel groeiende wereldwijde high-tech markt, die op dit moment grotendeels wordt gedomineerd door de VS. Indirecte voordelen van het programma worden geschat op ongeveer 60 miljard euro per jaar (inclusief de downstream- en upstreammarkt en voordelen van algemeen nut). Het GNSS wordt gezien als een baanbrekende technologie met groot potentieel voor het creëren van innovaties, het opbouwen van een high-tech kennisbasis en het verhogen van de productiviteit in vele sectoren. De jaarlijkse groeipercentages van de markt voor GNSS-producten en –diensten worden geschat op meer dan 10 procent. De Commissie moet een uitgebreide analyse starten voor een nauwkeuriger vaststelling van de mogelijke scenario’s en middelen van bedrijf en exploitatie na 2013. Dit omvat alle commerciële aspecten van de exploitatie en tevens de juridische, contractuele en financiële structuren van de diverse exploitatiemodellen die ervoor zullen zorgen dat er een stabiel bestuursmodel wordt gevestigd.

 
  
MPphoto
 
 

  Ville Itälä (PPE), schriftelijk. (FI) De systemen EGNOS en Galileo zullen, wanneer ze gereed zijn, de veiligheid in het vervoer vergroten door het gebruik van bepaalde toepassingen. Deze toepassingen vertegenwoordigen ook de groeiende mondiale markten waar de Europese Unie financieel van profiteert. De ontwikkeling van deze systemen levert een wezenlijke bijdrage aan de ontwikkeling van de Europese luchtvaart en aan een zuiniger en doelmatiger systeem van weg- en spoorwegvervoer. Een mogelijk probleem voor de ontwikkeling van deze toepassingen en het op tijd gereed krijgen van de systemen is een gebrek aan investeringen. Het is belangrijk om het nut voor de lidstaten in te zien van investeringen en het op tijd ontwikkelen van de systemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ik heb vóór het voorstel van mevrouw Ţicău gestemd, omdat het project dat beoordeeld wordt tegemoet komt aan de vele verwachtingen van hen die met optimisme naar wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen kijken. EGNOS en Galileo zijn programma’s die ongeveer 60 miljard euro aan directe voordelen voor de Europese economie en het maatschappelijk leven zullen opleveren, in de vorm van verbeterde veiligheid op de weg en in de lucht, minder luchtvervuiling en pesticidengebruik, nieuwe banen en meer openbare veiligheid, waardoor ze een zeer belangrijk economisch voordeel hebben. Daarom is het nodig dat de Commissie, voordat er een besluit wordt genomen over nieuwe financiële vastleggingen uit de EU begroting in het volgende meerjarig financieel kader, een duidelijke beoordeling moet overleggen van alle mogelijke technische opties en van de bijbehorende kosten en voordelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Agnès Le Brun (PPE), schriftelijk. – (FR) Tien jaar geleden lanceerde de Europese Unie twee satellietnavigatieprogramma’s: Galileo en EGNOS. Het eerste programma zal operationeel zijn in 2014 en zal met een precisie van minder dan één meter werken, waar de GPS een nauwkeurigheid van meerdere meters hanteert. Door deze technologische vooruitgang zullen de Europese bedrijven vernieuwing kunnen boeken en bij de top behoren van de diensten die dankzij geolocalisatie mogelijk zijn. Maar Galileo bezit ook een strategische dimensie. Vandaag hangt Europa af van het GPS-systeem, dat Amerikaans is. Zodra Galileo operationeel zal zijn, geniet de Unie van een volmaakte onafhankelijkheid en superioriteit op dit terrein. Iedereen begrijpt het belang van deze toepassingen. De civiele en militaire middelen van de lidstaten zullen dus veel efficiënter zijn. Ik heb ingestemd met deze resolutie van het Parlement, die niet alleen lof spreekt over het technische succes, maar de Europese Commissie ook herinnert aan de punten waarop het programma nog kan worden verbeterd: de financiering, de bewustmakingscampagne bij de burger en de betrokkenheid van onze internationale partners.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) De belangrijkste uitdaging voor de internationale activiteiten van de GNSS-programma’s wordt het verzekeren van de compatibiliteit en interoperabiliteit met Galileo voor het krijgen van toegang tot wereldwijde, aan GNSS gerelateerde middelen en het vaststellen van wereldwijde standaarden voor het verzekeren van de veiligheid van het netwerk van grondstations en het deel in de ruimte en daarnaast het garanderen van een strengere controle op gevoelige, met EU-geld gefinancierde GNSS-technologieën, zodat in internationaal verband kan worden gewerkt aan innovatieve en specialistische toepassingen met een supraregionaal belang. Een belangrijk doel zal zijn om marktkansen te scheppen voor de Europese industrie van GNSS-technologie en -toepassingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Clemente Mastella (PPE), schriftelijk. − (IT) Wij zijn van mening dat het Europees wereldwijd satellietnavigatiesysteem (GNSS) van de EU, bestaande uit Galileo en EGNOS, een belangrijke stap betekent voor Europa, omdat Europa hiermee zijn onafhankelijkheid van andere wereldwijde navigatiesystemen garandeert en in de tweede plaats een aandeel verkrijgt in een hightechmarkt die razendsnel groeit. Het is cruciaal om de continuïteit van de dienst te waarborgen, aangezien een (tijdelijke) beperking of terugval van GPS-signalen een enorme invloed zal hebben op onze economie en samenleving als er geen alternatieve GNSS-systemen voorhanden zijn. Niettemin zal Galileo, teneinde de voordelen volledig te kunnen uitbuiten, de fase van volledige operationele capaciteit moeten bereiken. Daartoe zijn verdere investeringen nodig. Het financiële beeld is allesbehalve rooskleurig. Wij vinden dat ook dat er een breed en allesomvattend politiek debat moet worden gehouden over het gewenste ambitieniveau en de beschikbare financiële middelen. Tot slot zijn wij van mening dat er een allesomvattende analyse moet worden uitgevoerd om een gedetailleerder beeld te krijgen van de mogelijke scenario's en operationele middelen en exploitatiemiddelen voor de periode na 2013. Het gaat dan om alle commerciële aspecten van de exploitatie, alsook om de juridische en contractuele structuren en de financieringsconstructies voor de verschillende exploitatiemodellen waarmee de opzet van een stabiel bestuursmodel wordt verzekerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk.(PT) Dankzij de Europese satellietnavigatieprogramma’s, te weten Galileo en de Europese overlaydienst voor geostationaire navigatie (EGNOS), zal Europa autonomie en strategische onafhankelijkheid van de andere economische blokken weten te bewerkstelligen, wat zeer belangrijk is en zal bijdragen tot de verbetering van het dagelijks leven van de Europese burgers, nog afgezien van de directe en indirecte voordelen voor de Europese economie. De problemen rond de financiering van deze programma’s kunnen echter tot ernstige vertragingen in de uitvoering leiden, met alle mogelijke schade van dien.

We moeten zorgen voor een financieringsstrategie op middellange en lange termijn om het noodzakelijke vertrouwen in de markt te kunnen scheppen en daarmee investeringen aan te trekken en de aanschaf van toepassingen en diensten te stimuleren. Alleen een volledig functioneel Galileo- en EGNOS-systeem zal een troefkaart zijn voor de EU op al haar beleidsterreinen, niet in de laatste plaats vervoer, landbouw, de strijd tegen de klimaatverandering, de preventie van natuurrampen en rampen door toedoen van de mens, wetenschap, technologie en innovatie.

 
  
MPphoto
 
 

  Louis Michel (ALDE), schriftelijk. – (FR) Het Europees Parlement heeft het wereldwijde satellietnavigatiesysteem (GNSS) van de Europese Unie, dat operationeel werd door de programma’s Galileo en EGNOS, altijd ondersteund. Jammer genoeg hangt de Europese Unie vandaag af van het mondiale positioneringssysteem (GPS) van de Verenigde Staten.

Nochtans biedt Galileo duidelijke voordelen in vergelijking met het GPS-systeem. Bovendien wordt EGNOS dagelijks door 80 000 Europese landbouwers gebruikt en werd dit programma onlangs gecertificeerd voor de burgerluchtvaart en normaal gezien binnenkort voor het maritiem transport. Het ruimtevaartbeleid en het GNSS-programma zijn van strategisch belang en moeten tastbare voordelen opleveren voor burgers en bedrijven.

In dit opzicht moet de Commissie de compatibiliteit en interoperabiliteit van Galileo met andere satellietnavigatiesystemen verzekeren. Tot slot is het belangrijk dat deze Europese programma’s voldoende financieel worden ondersteund zodat ze concreet kunnen worden uitgevoerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) De EU heeft een belangrijke stap gezet met haar politieke besluit. Het verslag is een tussentijdse evaluatie van dit vlaggenschipinitiatief waarbij het proces en de tenuitvoerlegging zoals die tot nog toe hebben plaats gehad worden beoordeeld en waarbij het debat wordt ingezet over het toekomstige bestuur, de toekomstige exploitatie en de toekomstige financiering in het EU-stelsel. Naar mijn mening zou de Commissie een omvattende analyse moeten laten uitvoeren om een gedetailleerder beeld te krijgen van de mogelijke scenario's en operationele middelen en exploitatiemiddelen voor de periode na 2013. Ik steun het verslag van Vladimir Remek volledig en ik heb voorgestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) Het satellietnavigatiesysteem GNSS, dat wil zeggen de programma's Galileo en EGNOS, is inmiddels net als het grootschalige project van het Schengeninformatiesysteem II een bodemloze put. Nog steeds schijnt het onmogelijk te zijn om de concrete kosten ervan te ramen – er staat alleen vast dat bezuinigingen nodig zijn om een ware explosie van de steeds maar stijgende kosten van het project te voorkomen. Het kan echter niet dat de besparingen bij de desbetreffende diensten alleen ten koste gaan van de Europese burgers als belastingbetalers en dat alleen nog maar diensten in het kader van militaire toepassingen overblijven. In dit verband zijn nog nadere discussies nodig over de aanpak en uitvoering van het project tot nu toe en over het beheer, het gebruik en de financiering ervan in de toekomst.

In ieder geval valt niet te verwachten dat grotere inspanningen van de particuliere sector op dit gebied voor financiële ontlasting zullen zorgen. Met spanning kunnen we derhalve uitzien naar de evaluatie van de Commissie. Het idee achter Galileo is in beginsel goed, maar de kosten moeten binnen de perken blijven. Dit punt was bepalend voor mijn stemgedrag.

 
  
MPphoto
 
 

  Franz Obermayr (NI), schriftelijk. (DE) Net als in het geval van ITER is de EU er weer eens in geslaagd een project zo lang uit te stellen dat de kosten uiteindelijk niet meer te overzien zijn. Dat was eerder het geval met het Schengeninformatiesysteem II en nu weer met het satellietnavigatiesysteem GNSS (Galileo en EGNOS). En niet alleen de bijkomende kosten, ook de heel 'normale' projectkosten zijn de pan uit gerezen. Inmiddels tracht men middels besparingen de schade te beperken. Dat is ook dringend nodig. Maar helaas lijkt het erop dat die besparingen uitsluitend ten koste gaan van de Europese belastingbetaler, omdat het dienstverleningsaanbod wordt beperkt. Het GNSS zal waarschijnlijk alleen voor militaire doeleinden worden gebruikt, maar de burgers mogen ervoor opdraaien – en dat ook nog eens dubbel en dwars, vanwege de dreigende bijkomende kosten. Het in principe wenselijke project GNSS komt hierdoor in een kwaad daglicht te staan. Ik heb mij daarom van stemming onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Papanikolaou (PPE), schriftelijk. (EL) Ik heb voor het verslag over de tussentijdse evaluatie van het Galileo-programma gestemd. Europa onderneemt ambitieuze inspanningen om een Europees satellietnavigatiesysteem op te zetten dat een netwerk van 30 satellieten omvat en postioneringsdiensten van hoge kwaliteit biedt. Daarmee kan Europa zijn autonomie en onafhankelijkheid van andere mondiale navigatiesystemen verzekeren en een aandeel verwerven in de grote mondiale hightechmarkt, waar nu de VS en Japan de scepter zwaaien. Bovendien zal Galileo steun kunnen bieden aan de verwezenlijking van geavanceerde verkeersregelingssystemen voor alle soorten van vervoer (weg, lucht, zee, enzovoort), met alle voordelen van dien: meer efficiëntie en minder milieuschade. In de landbouwsector kan Galileo helpen bij de verbetering van de landbouwopbrengst door te zorgen voor een efficiënter bodem- en watergebruik en door de behoefte aan kunstmest en bestrijdingsmiddelen te verminderen. De vragen die ik eerder al in een vraag aan de Commissie (E-0339/10) heb gesteld over de hoge kosten voor de realisatie van dit project blijven echter onbeantwoord. De kosten voor de uitvoering van het programma waren aanvankelijk geschat op 3 330 miljoen euro (waarvan 1 800 miljoen euro ten laste van de overheidssector). Deze kosten zijn echter verhoogd tot een bedrag van 5 580 miljoen euro dat geheel ten laste zal komen van de overheidsector in een economisch zeer moeilijke tijd.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd. De EU heeft een belangrijke stap gezet met haar politieke besluit, vastgelegd in Verordening (EG) nr. 683/2008, om een onafhankelijk Europees wereldwijd satellietnavigatiesysteem (GNSS) – Galileo en European Geostationary Navigation Overlay Service (EGNOS) – in het leven te roepen, in eigendom en in beheer van de Europese Unie. De mededeling die in dit verslag besproken wordt, is een tussentijdse evaluatie van dit vlaggenschipinitiatief waarbij het proces en de implementatie zoals die tot nog toe hebben plaats gehad worden beoordeeld en waarbij het debat wordt ingezet over het toekomstige bestuur, de toekomstige exploitatie en de toekomstige financiering.

In de huidige economische context, moet er dringend een breed en omvattend debat op politiek niveau moet plaatsvinden over het gewenste ambitieniveau (resulterend in het geleverde niveau van dienstverlening) en de beschikbare financiële middelen (waarbij een politieke keuze zou moeten worden gemaakt tussen een alleen door de EU gefinancierd programma en een programma waarbij nationale bijdragen of privébijdragen welkom zijn). De uitkomst van deze discussie zal invloed hebben op de politieke mogelijkheden voor het toekomstige bestuur en beheer van de GNSS-systemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Fiorello Provera (EFD), schriftelijk. − (IT) Het Galileo-systeem zal nauwkeuriger en betrouwbaarder informatie geven dan het Amerikaanse Global Positioning System (GPS). Dit systeem draagt in belangrijke mate bij tot de autonomie van de EU en haar onafhankelijkheid van andere wereldwijde navigatiesystemen, en tot het verkrijgen van een aandeel in een hightechmarkt die wereldwijd razendsnel groeit. Zoals bekend wordt het programma volledig gefinancierd uit de EU-begroting, met een budget van 3,4 miljard euro tot 2014. Het is eveneens bekend dat de indirecte voordelen van het programma op rond de 60 miljard euro per jaar worden geschat, maar de Commissie heeft aangegeven dat er verdere investeringen nodig zijn om de fase van volledige operationele capaciteit te kunnen bereiken. Omdat niet duidelijk is welke kosten het Galileo-systeem voor de belastingbetalers met zich meebrengt, heb ik mij van stemming onthouden, niet in de laatste plaats om de Commissie nogmaals te verzoeken helderheid te verschaffen over de kosten die in de toekomst met het project gemoeid zullen zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) Het programma Galileo, dat, samen met EGNOS, gericht is op het uitwerken van een mondiaal satellietnavigatiesysteem (GNSS), sluit aan op een strategische keuze van de Europese Unie: Het bevestigt haar intrede op de markt, terwijl haar inspanningen erop gericht zijn om een speler te worden op de mondiale markt, die momenteel gedomineerd wordt door de Verenigde Staten, en het is van belang voor het ondersteunen van de eigen Europese economie. Ik wil erop wijzen dat, zoals in het verslag gezegd wordt, meer dan 7 procent van het bbp van de EU afhankelijk is van de beschikbaarheid van GPS, wat de behoefte aan een autonoom satellietnavigatiesysteem vergroot.

Op dit moment wil men een globale analyse van het project maken. Uit de conclusies blijkt dat de kosten voor de exploitatie van EGNOS en Galileo worden geschat op ongeveer 800 miljoen euro per jaar en dat de inkomsten naar verwachting rond de 80 miljoen euro per jaar zullen bedragen in 2030. De indirecte voordelen van het programma worden echter geschat op rond de 60 miljard euro per jaar. In die context is het volgens mij belangrijk om, net zoals de rapporteur voorstelt, het debat over het toekomstige bestuur, de toekomstige exploitatie en de toekomstige financiering in te zetten, om zo degelijke en veilige oplossingen te vinden voor de toekomst van Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Roithová (PPE), schriftelijk. − (CS) Ik ben volmondig voorstander van een autonoom Europees wereldwijd satellietnavigatiesysteem en stem in met de goedkeuring van alle daartoe benodigde maatregelen, opdat de volledige operationele capaciteit van het systeem ontplooid kan worden. Alle fracties van het Europese Parlement delen deze mening, hetgeen overduidelijk blijkt uit het feit dat er geen amendementen zijn ingediend op het verslag. In het verslag van de heer Remek roepen we de Europese Commissie op om de huidige problemen onverwijld aan te pakken en voor dusdanige financiering voor het programma te zorgen dat het systeem in 2018 volledig operationeel is. Om het concurrentievoordeel van de EU te kunnen handhaven, mogen we niet verder dralen met de ingebruikname, want anders streven andere landen als China, India of Japan ons volledig voorbij.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Dit was een rampzalige stemming voor de Groenen. Wij hebben tegen gestemd in de twee afzonderlijke stemmingen (de paragrafen 19 en 20) en deze zijn allebei aangenomen. We hebben tegengestemd bij de eindstemming, maar de tekst is aangenomen. Wij maken ons vooral zorgen over de snelheid waarmee sommigen dit willen doordrukken, ondanks de talloze vragen die we nog hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat ik het belang onderken van het Galileo-project als onderdeel van een Europees wereldwijd satellietnavigatiesysteem. Hiermee garandeert de EU haar autonomie en onafhankelijkheid van andere wereldwijde navigatiesystemen en verkrijgt zij een aandeel in een hightechmarkt die overal ter wereld razendsnel groeit. Onze concurrenten zijn sterker geworden en gaan voortvarend te werk, en Galileo zal de fase van volledige operationele capaciteit moeten bereiken teneinde de voordelen volledig te kunnen uitbuiten. Daarom moet er in de mate die de rapporteur aangeeft verder worden geïnvesteerd in het project.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik ben blij met dit verslag, waarin de Commissie wordt verzocht een omvattende analyse te laten uitvoeren om een gedetailleerder beeld te krijgen van de mogelijke scenario's en operationele middelen en exploitatiemiddelen voor de periode na 2013. Het gaat dan om alle commerciële aspecten van de exploitatie, alsook om de juridische en contractuele structuren en de financieringsconstructies voor de verschillende exploitatiemodellen waarmee de opzet van een stabiel bestuursmodel wordt verzekerd. Het verslag is in de commissie met een overweldigende meerderheid aangenomen (44 tegen 4).

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. (PT) Het Europese initiatief om de programma’s Galileo en EGNOS op te richten, zal Europa in staat stellen om niet alleen een strategische autonomie en onafhankelijkheid te verkrijgen ten opzicht van de andere economische blokken, maar het zal vooral ook het dagelijkse leven van de Europese burgers verbeteren en rechtstreekse en onrechtstreekse voordelen genereren voor de Europese economie.

Om de werkelijke voordelen van de programma’s ten volle te kunnen benutten, is het echter wel nodig om een strategie op het vlak van financiering en beheer uit te werken op middellange en lange termijn, waarin de belangrijkste programma’s die toegepast moeten worden, opgenomen worden. Enkel op die manier kan men het nodige vertrouwen wekken op de markten en zo investeringen veiligstellen en toepassingen en diensten aankopen.

Pas wanneer ze volledig in werking gesteld zijn, zullen het Galileo- en het EGNOS-systeem concrete voordelen opleveren voor alle beleidsdomeinen van de Europese Unie, in het bijzonder voor het vervoer, de landbouw, de strijd tegen de klimaatverandering, het voorkomen van natuurrampen en menselijke rampen en op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie. Om de steun voor dergelijke projecten te verhogen, is het van fundamenteel belang om de communicatie tussen de projectverantwoordelijken en de bevolking in het algemeen te verbeteren om zo een rechtstreekse band te smeden tussen deze initiatieven en de Europese burgers. Bovendien ben ik van mening dat het noodzakelijk is om een adequate financiële structuur op te zetten om deze initiatieven uit te werken en daarna toe te passen.

 
  
MPphoto
 
 

  Derek Vaughan (S&D), schriftelijk. − (EN) In dit verslag wordt gekeken naar de vooruitgang die is geboekt op weg naar een Europees wereldwijd satellietnavigatiesysteem, Galileo, en naar de kwesties met betrekking tot het toekomstige bestuur van het initiatief. Als het volledig operationeel is, zal Galileo een concurrent zijn van het Amerikaanse GPS en zal het gebruikmaken van een omvangrijker en nauwkeuriger systeem van satellieten en grondstations verspreid over de wereld. Hoewel er aanzienlijke technische vooruitgang is geboekt, is het verslag kritischer ten aanzien van de financiële situatie van het project. Er worden kwesties aan de orde gesteld die moeten worden aangepakt en er worden plannen van aanpak aanbevolen die ervoor kunnen zorgen dat het satellietsysteem zo snel mogelijk de volledige operationele capaciteit (FOC) bereikt, wat een sneller rendement op investering oplevert, en dit verslag dient als basis voor het debat over de beste manier waarop de Commissie dit kan bereiken.

 
  
  

Verslag: Salvador Garriga Polledo (A7-0193/2011)

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Paulo Alves (S&D), schriftelijk. (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat er goede beleidsprioriteiten voor het Europees Parlement worden voorgesteld voor het meerjarig financieel kader, zowel op het vlak van wetgeving als op het vlak van begroting. Een aantal van de prioriteiten die werden voorgesteld door de S&D en waar ik op wil wijzen, zijn bijvoorbeeld: 1) investeren in werkgelegenheid en groei; 2) de sociale dimensie, rechten van werknemers en arbeidsvoorwaarden; 3) duurzaamheid; 4) Europese toegevoegde waarde; 5) een voorstel voor de structuur en de looptijd.

Ik wil ook wijzen op het feit dat het noodzakelijk is om speciale aandacht te besteden aan perifere regio’s en regio’s die kampen met ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen, zoals de dunbevolkte meest noordelijke regio's, eilanden, grensoverschrijdende en berggebieden, opdat de middelen en de capaciteiten die in deze regio’s voorhanden zijn een bijdrage van betekenis kunnen leveren tot de toekomstige concurrentiepositie van de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Marta Andreasen (EFD), schriftelijk. − (EN) Ik heb tegen het verslag van de heer Garriga Polledo van de commissie SURE gestemd, omdat het de aanbeveling bevat de EU-begroting voor de periode 2014 tot 2020 met 5 procent te verhogen. Ik kon niet voor het amendement van de conservatieven stemmen waarin wordt verzocht de begroting te bevriezen op het niveau van 2013, omdat ik er sterk van overtuigd ben dat er een verlaging nodig is en dat hun standpunt een zwak uitgangspunt voor de onderhandelingen is.

Ik heb een amendement ingediend om de begroting te verlagen met 2,8 procent, het gemiddelde percentage onregelmatigheden dat van invloed is op de EU-begroting, zoals gemeld door de Europese Rekenkamer. Tot de amendementen en innovaties waartegen ik bezwaar heb gemaakt, behoorde een amendement voor het oprichten van een informele en machteloze toezichtgroep in het Europees Parlement voor het onderzoeken van programma’s.

 
  
MPphoto
 
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor deze belangrijke resolutie over Investeren in de toekomst: een nieuw meerjarig financieel kader (MFK) voor een concurrerend, duurzaam en integratiegericht Europa gestemd. Ik ben het met de rapporteur eens dat het Europees Parlement met het verwerpen van de mogelijkheid van het bevriezen van de begroting, zoals in december 2010 is voorgesteld door vijf regeringsleiders (van Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Nederland, Duitsland en Finland), een sterk politiek signaal afgeeft voor de onderhandelingen tussen de 27 lidstaten, die zullen beginnen na de officiële presentatie van het voorstel van de Europese Commissie, die naar verwachting op 29 juni zal plaatsvinden. Het is belangrijk om op te merken dat eenparigheid van stemmen binnen de lidstaten en goedkeuring van het Europees Parlement nodig zijn om het uiteindelijke besluit te nemen, wat op zijn vroegst in juni 2012 te verwachten is. Wij, de leden van het Europees Parlement, eisen een verhoging van de middelen met ten minste 5 procent in vergelijking met de begroting van 2013. Het is ook belangrijk om op te merken dat het Europees Parlement een nieuwe structuur voorstelt die alle interne beleidsmaatregelen onder de titel “Europa 2020” in één enkele rubriek samenbrengt en vraagt om een looptijd van 5 of 5+5 jaar vanaf 2021.

 
  
MPphoto
 
 

  Roberta Angelilli (PPE), schriftelijk. − (IT) Na meer dan een jaar presenteert de Bijzondere Commissie beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen voor een duurzame Europese Unie na 2013 eindelijk de toekomstige besluiten inzake prioriteiten op uitgavengebied, die gericht zijn op een efficiënt en doeltreffend gebruik van de EU-kredieten waarmee de implementatie van resultaatgericht beleid wordt beoogd. Gelet op het feit dat de EU-begroting vooral een investeringsbegroting is die verdere publieke en private investeringen kan aantrekken, moet het mogelijk zijn om de begroting adequaat af te stemmen op de veranderende behoeften en omstandigheden.

Met het besluit om de middelen van het volgende MFK met 5 procent te verhogen, wordt de stabiliteit van de bestaande programmeringscycli gewaarborgd en worden nieuwe investeringen gedaan in bijvoorbeeld de Europese energie- en transportnetwerken waarmee Europa zijn concurrentievermogen kan beschermen en de weg kan bereiden voor economische groei op de lange termijn. Deze sectoren zijn voorts opgenomen in de Europa 2020-strategie, waarmee wordt beoogd slimme, duurzame en inclusieve groei te creëren aan de hand van kennis, innovatie en het bevorderen van de sociale en territoriale samenhang.

 
  
MPphoto
 
 

  Pino Arlacchi (S&D), schriftelijk. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, het verslag over een nieuw meerjarig financieel kader (MFK) voor een concurrerend, duurzaam en integratiegericht Europa is een waardevol stuk collectieve analyse van de toekomstige configuraties van de EU-begroting. In het verslag worden de financiële middelen geraamd die de Unie in de periode vanaf 1 januari 2014 nodig heeft om haar doelstellingen te bereiken en haar beleidsmaatregelen uit te voeren. De essentiële punten zijn een verzoek tot een verhoging van ten minste 5 procent in de totale EU-begroting voor 2013 en een verzoek tot de invoering van een autonome financieringsbron.

Het verslag wijst er heel duidelijk op dat de Unie zonder voldoende aanvullende middelen in het MFK na 2013 niet in staat zal zijn te voldoen aan de bestaande beleidsprioriteiten, te weten de prioriteiten in verband met Europa 2020 en de nieuwe taken die het Verdrag van Lissabon met zich meebrengt, en al helemaal niet bij machte zou zijn te reageren op onverwachte gebeurtenissen. Ik heb ook voor dit verslag gestemd omdat het oproept tot een transparanter, eenvoudiger en eerlijker stelsel van financiering voor de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Sophie Auconie (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb ingestemd met dit uitstekende verslag van de hand van mijn collega Garriga Polledo, omdat het een zeer goed beeld geeft van de begroting die de Europese Unie na 2013 nodig heeft om in te spelen op de politieke uitdagingen waarmee ze zal worden geconfronteerd. Als Europa daadwerkelijk het in de Europese verdragen neergeschreven beleid wil uitvoeren, het meest recente beleid inbegrepen, moet het over de financiële middelen beschikken die overeenstemmen met de omvang van deze ambities. Daarom heb ik gestemd voor het ontvangen van “eigen middelen” en de invoering van een “belasting op financiële transacties” die de begroting van de Europese Unie zullen financieren. Deze noodzakelijke uitbreiding van de Europese begroting moet samengaan met substantiële besparingen via de optimalisatie van de (gemeenschappelijke) uitgaven. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), dat essentieel is voor de voedselveiligheid en –onafhankelijkheid van ons continent, en het regionale beleid van de EU, versterkt door de oprichting van een nieuwe tussencategorie van regio's die extra financiële steun mogelijk maakt voor de regio’s waarvan het bbp per inwoner tussen 75 procent en 90 procent van het Europees gemiddelde ligt, zoals de Franse regio’s Auvergne en Limousin, krijgen in die begroting trouwens de ruimte die zij verdienen. Dit verslag is dus een zeer waardevolle steun voor onze burgers!

 
  
MPphoto
 
 

  Liam Aylward (ALDE), schriftelijk. (GA) De Europese landbouwsector is van sociaaleconomisch belang, vooral als het erom gaat voedselzekerheid te waarborgen en plattelandsgemeenschappen en het milieu te promoten. Het GLB moet derhalve over een sterke begroting en voldoende middelen beschikken om aan die doeleinden te kunnen voldoen. Ik steun volledig wat het verslag stelt ten aanzien van de brede doelstellingen en taken van het GLB en dat er niet bezuinigd moet worden op de financiering van het GLB voor 2013 om het in staat te stellen behoorlijk aan die brede behoeften te voldoen.

Er wordt veel verwacht van het volgend meerjarig financieel kader als het erom gaat de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te bereiken, onderzoek en innovatie aan te moedigen, de uitdagingen voor het milieu te bestrijden, de doelstellingen van het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling te bereiken, en onderwijs, mobiliteit, opleiding en levenslang leren te cultiveren. De EU moet over adequate middelen en een sterk meerjarig financieel kader beschikken als het die doeleinden wil bereiken en aan de behoeften van de inwoners van de Europese Unie wil voldoen.

 
  
MPphoto
 
 

  Zigmantas Balčytis (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb voor dit verslag gestemd. De Europese Unie staat voor enorme uitdagingen en er zijn aanzienlijke financiële middelen nodig om deze aan te kunnen. Het is duidelijk dat het huidige middelensysteem van de EU-begroting niet kan garanderen dat alle aangegane verplichtingen worden uitgevoerd. Ik ben het ermee eens dat het noodzakelijk is om de begrotingsprincipes grondig te herzien, zodat in de toekomst de fondsen voor de EU-begroting uit onze eigen middelen komen. We moeten ook dringend innovatieve financieringsmechanismen overwegen, zoals een belasting op financiële transacties, wat een belangrijke bijdrage zou leveren aan de financiering van de EU-begroting.

 
  
MPphoto
 
 

  Bastiaan Belder (EFD), schriftelijk. − Het verslag-Garriga Polledo kan ik niet steunen. De reden daarvoor is dat ik mij principieel keer tegen de vervanging van de lidstaatbijdragen door rechtstreekse EU-middelen, lees een EU-belasting. De Unie moet immers ten dienste staan van de lidstaten en dat moet blijken in de financiering. Inhoudelijk heb ik moeite met de Europa 2020-strategie als leidraad voor het meerjarig financieel kader. De doelen van de strategie betreffen sociaal en werkgelegenheidsbeleid, bevoegdheden van de lidstaten. De mislukte Lissabonstrategie toont waar het toe leidt als we onze strategie baseren op zaken waar de Europese Unie geen zeggenschap over heeft. Het verslag wil verder het bedrag aan achterstallige betalingen verkleinen door de betalingen te verhogen. Als de uitvoering van projecten niet voortvarend verloopt, is het echter rationeel om minder nieuwe contractuele verplichtingen aan te gaan.

Kortom, het verslag geeft geen blijk van inzicht in zorgvuldig begrotingsbeheer in het licht van de enorme economische problemen van de Europese economieën. De tering naar de nering zetten is een beter adagium dan deze onwenselijke roep om meer en nieuwe middelen. Op deze wijze herhalen we op Europees niveau de fouten die een aantal lidstaten de afgelopen jaren heeft gemaakt.

 
  
MPphoto
 
 

  Slavi Binev (NI), schriftelijk. – (BG) In het verslag-Garriga Polledo staan de talrijke uitdagingen centraal waarvoor de Europese Unie staat, maar vooral de behoefte van de gewone burgers om ervan overtuigd te worden dat de Europese instellingen en de Europese Unie hun waarden en belangen dienen. Daarom steun ik het volgende meerjarig financieel kader dat ertoe moet bijdragen dat de Europese burgers tot het inzicht komen dat de Unie in staat is hun langetermijnbelangen in het oog te houden en na te streven en ook werkelijk resultaat kan opleveren door te zorgen voor duurzame groei en interne samenhang. Hoewel er enkele beslissingen in staan waarmee ik het niet volledig eens ben, is het verslag over het geheel genomen gunstig voor de belangen van Bulgarije en heb ik ervoor gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Mara Bizzotto (EFD), schriftelijk. − (IT) Ik heb tegen het verslag van de heer Garriga Polledo gestemd, omdat ik bezwaar heb tegen enkele elementen in de ontwerpresolutie waarover wij stemmen. Hoewel ik bepaalde paragrafen steun, zoals de paragraaf over de instelling van één zetel voor het Europees Parlement, wordt in het verslag de instelling van een heuse belasting nagestreefd die bestemd is voor de financiering van de activiteiten van de EU. De Romagemeenschappen worden gefinancierd, iets waar mijn partij altijd tegen is geweest, en er worden grote bedragen toegekend in het kader van een verdere uitbreidingsronde van de Europese Unie in de richting van de Westelijke Balkan. Ook hier sta ik niet achter. Tot slot zouden ontwikkelingslanden Europese middelen ontvangen voor de bestrijding van de klimaatverandering, middelen waardoor, de milieupropaganda terzijde, het lot van het ecosysteem echt niet zal veranderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Vilija Blinkevičiūtė (S&D), schriftelijk. (LT) Ik heb voor deze resolutie gestemd omdat ik voel dat de bijdrage van het Europees Parlement aan het debat erg belangrijk is over hoe het geld uit de EU-begroting in de toekomst (2014-2020) moet worden verdeeld en welke terreinen zouden moeten worden gefinancierd om Europa van de wereldwijde crisis te helpen herstellen. Volgens het debat uitte de aangenomen resolutie felle kritiek op het idee dat door bepaalde lidstaten werd geopperd om de EU-begroting te bevriezen tegen 2013, gezien de financiële moeilijkheden die vele EU-landen de laatste tijd het hoofd hebben moeten bieden. In de plaats daarvan zijn wij bij het bepalen van de financiële vooruitzichten van de EU voor 2014-2020 er blijven op aandringen de nodige financiering te garanderen voor terreinen die economische groei en succesvolle ontwikkeling stimuleren. Deze terreinen omvatten onderzoek en het stimuleren van vernieuwing, de bestrijding van werkloosheid, armoede en uitsluiting, een goede voorbereiding op demografische veranderingen, verantwoord gebruik van natuurlijke rijkdommen, binnen- en buitenlandse veiligheid, landbouw- en regionaal beleid en de ontwikkeling van de energie- en vervoersinfrastructuur.

 
  
MPphoto
 
 

  Vito Bonsignore (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik feliciteer de rapporteur met zijn werk, dat ik heb gesteund. Europa moet het volgende meerjarig financieel kader (MFK) gebruiken om de burgers echt tegemoet te komen. Zij gaan al te lang gebukt onder de gevolgen van de economische crisis. Daarnaast moet het volgende MFK zorgen voor solide groei op de lange termijn. De Europese Unie heeft nog niet voldaan aan de verwachtingen en ambities die zij er wel op na zou moeten houden. We moeten het hoofd bieden aan uiterst ingewikkelde uitdagingen, aan de economische crisis, de bevolkingskrimp en de energietekorten. Het antwoord op deze uitdagingen moet worden gezocht in de Europa 2020-strategie, die als belangrijkste referentie op beleidsgebied moet fungeren voor het volgende MFK. We moeten een aantal hoofdprioriteiten aanwijzen voor het volgende MFK, zoals groei en werkgelegenheid, duurzame ontwikkeling, samenhang ter bevordering van groei en werkgelegenheid, burgerschap, en Europa als wereldspeler.

Het volgende MFK moet op een flexibele manier worden ontworpen om de tekortkomingen van het huidige MFK te vermijden. Het zou in die zin goed zijn om een tussentijdse evaluatie te houden om de plafonds te herzien. Tot slot moet het huidige stelsel van niet-budgettaire instrumenten voor flexibiliteit worden verbeterd door de inzet ervan te vergemakkelijken en ze te voorzien van passende bedragen. Het volgende MFK moet een juist evenwicht bieden tussen stabiliteit, voorspelbaarheid op de middellange termijn en flexibiliteit.

 
  
MPphoto
 
 

  Philippe Boulland (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb op woensdag 8 juni 2011 ingestemd met een verhoging van de begroting 2014-2020. Zoals we weten, is de begroting het begin van elke politieke handeling. Zonder begroting zijn er geen plannen mogelijk. De EU-begroting moet daarom een weerspiegeling zijn van de groeistrategie en de ambities die de EU voor haar burgers koestert. De lidstaten hebben voorgesteld de EU-begroting te bevriezen, en dit omwille van twee redenen. Enerzijds komt het geld van de bijdragen van de lidstaten en anderzijds houdt een stabiele begroting voor de periode 2014-2020 in dat alle grote EU-projecten met het oog op het herstel van de groei en de investering in de toekomst gevaar lopen. De lidstaten willen dat de EU een beslissende rol speelt wanneer er risico’s moeten worden genomen, maar bekritiseren haar wanneer ze dit doet. Ik heb dus zoals de meerderheid van mijn collega’s – behalve de eurosceptici – voor een uitbreiding van de begroting met 5 procent gestemd om grote toekomstige projecten te financieren. Het is nu duidelijk: de staten zijn niet alleen in staat om de problemen op te lossen die zijn ontstaan door de globalisering. De volgende fase zal erin bestaan de EU een eigen begroting toe te kennen die gebaseerd is op eigen middelen, zodat zij niet meer afhankelijk is van de onwil van de lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Cristian Silviu Buşoi (ALDE), schriftelijk. – (RO) De bevoegdheden van de EU zijn door de jaren heen toegenomen, met name na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. De begroting is echter slechts mondjesmaat opgeschroefd. Onze ambitie is om te komen tot een concurrerend, duurzaam en integratiegericht Europa. Als we deze ambitieuze doelstellingen willen verwezenlijken, denk ik dat de financiële middelen waarover de EU beschikt even ambitieus moeten zijn.

Daarom geloof ik dat de voor het komende MFK voorziene begroting met minimaal 5 procent moet worden opgetrokken. Ook moet de EU met zowel vertegenwoordigers van de Europese instellingen als nationale parlementen een diepgaand debat voeren over de eigen middelen, zodat we consensus bereiken over een systeem van eigen middelen dat garant staat voor de doeltreffende uitvoering van Europees beleid. Ik schaar me achter de in dit verslag genoemde noodzaak om de middelen toe te wijzen aan maatregelen die tot doel hebben de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken.

Ik ben het er ook volledig mee eens dat we moeten zorgen voor samenhang en complementariteit tussen de diverse instrumenten die momenteel voorhanden zijn om onderzoek, ontwikkeling en innovatie te stimuleren. Tot slot moet een geloofwaardige begroting coherent zijn en doeltreffende uitgaven waarborgen door overlappingen in het gebruik van middelen te voorkomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Françoise Castex (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor dit verslag gestemd. De grote verdienste van dit verslag is het streven naar de mobilisatie van alle begrotingsmiddelen van de Unie op een coherente manier en als middel om de Europa 2020-strategie te verwezenlijken, alsook het streven om zich af te zetten tegen de bekrompen visie van de meeste lidstaten. Terwijl de lidstaten Europa reduceren tot de gemene deler van hun bijdragen, die ze graag willen zien dalen, en van de bedragen die ze terugkrijgen, die ze graag willen zien stijgen, is dit verslag een pleidooi voor sterk geïntegreerde EU-beleidsmaatregelen, die zowel betrekking hebben op gewoonterechtelijke praktijken als op de in het Verdrag van Lissabon toevertrouwde nieuwe bevoegdheden.

 
  
MPphoto
 
 

  Nessa Childers (S&D), schriftelijk. (EN) We moeten de EU-begroting afstemmen op de 21e eeuw. De begroting moet passen bij onze ambities. Er zijn nieuwe pan-Europese investeringen nodig om de toegevoegde waarde op Europees niveau te stimuleren door als katalysator op te treden voor meer particuliere investeringen en door schaalvoordelen te creëren. Er zijn grote groene investeringen nodig op gebieden als vernieuwbare infrastructuur, met meer windmolenparken in het noorden en zonne-energie in het zuiden. Ierse investeringen in windenergie zullen bijvoorbeeld alleen rendabel zijn als er een Europese infrastructuur is om die energie via het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk te exporteren. In deze tijd van stijgende olieprijzen en toenemende milieuschade weten we dat de EU zich nu moet ontwikkelen tot een duurzamere samenleving door efficiënter met energie om te gaan, door meer vernieuwbare energie te gebruiken, door te investeren in openbaar vervoer en door ervoor te zorgen dat onze kinderen in een schone en gezonde omgeving kunnen leven. De EU-begroting voor de lange termijn moet ook de overeengekomen strategische doelen van de Europa 2020-strategie volgen, in het bijzonder onze internationaal bindende klimaatdoelen. Het GLB moet worden hervormd zodat landbouwers worden beloond voor het leveren van collectieve goederen, zoals een aantrekkelijk landschap dat rijk is aan biodiversiteit. We moeten de GLB-begroting in stand houden om ervoor te zorgen dat deze essentiële milieudiensten worden geleverd in Ierland en de rest van Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Philip Claeys (NI), schriftelijk. − Het verslag over het meerjaarlijks financieel kader van de EU houdt op geen enkele manier rekening met de verzuchtingen van de lidstaten, de kiezers en de belastingbetalers in Europa. Er wordt altijd maar gepleit voor meer inkomsten voor de Europese Unie, terwijl er op alle andere bestuursniveaus juist bespaard moet worden. Het getuigt van verregaande arrogantie en wereldvreemdheid om daar geen rekening mee te houden. Europa moet de tering naar de nering zetten, zich beperken tot haar kerntaken en zelf ook een reeks besparingen doorvoeren. Enkel op die manier kan het vertrouwen van de kiezers teruggewonnen worden.

 
  
MPphoto
 
 

  George Sabin Cutaş (S&D), schriftelijk. – (RO) Ik heb voor het verslag over het nieuwe meerjarig financieel kader gestemd, omdat het voorziet in de mogelijkheid een belasting op financiële transacties op Europees niveau in te voeren. Deze belasting op speculatieve financiële transacties zou dit soort praktijken ontmoedigen en EU-lidstaten helpen nieuwe inkomsten te genereren.

 
  
MPphoto
 
 

  Christine De Veyrac (PPE), schriftelijk. – (FR) De Europese Unie draagt concreet bij tot het aanzwengelen van de Europese economieën dankzij de investeringen in onderzoek en innovatie en door haar steun aan de landbouw en aan regionale ontwikkeling. Daarom stem ik volmondig in met de voorstellen die vandaag door ons Parlement werden aangenomen om de begroting van de Europese Unie voor de komende zeven jaar vast te leggen. Om in te spelen op de behoeften van de burgers, heeft het Parlement voorgesteld om in het kader van de structuurfondsen een nieuwe tussencategorie regio's op te richten waarvan het bbp per capita tussen 75 procent en 90 procent van het Europees gemiddeld bbp ligt. Deze regio’s zullen dus financiële hulp kunnen krijgen op basis van criteria die meer specifiek op hun situatie van toepassing zijn. Ik stem volmondig in met dit voorstel dat bijvoorbeeld rechtstreeks ten goede komt aan de inwoners van mijn achterban in de regio Languedoc-Roussillon.

 
  
MPphoto
 
 

  Philippe de Villiers (EFD), schriftelijk. – (FR) Het Europees Parlement spreekt zich nogmaals uit over de Europese begroting op basis van het meerjarig financieel kader, een soort vijfjarenplan van de EU.

De EU, die soms erg zware offers eist van de lidstaten, denkt er niet over om zelf de hand in het vuur te steken. De voorstellen in deze tekst zijn niet realistisch en lijken eerder op slaapverwekkende mantra’s; zo is er voor verspilling en bureaucratie een glansrijke toekomst weggelegd.

Erger nog, om zich te bevrijden van de "chantage" van de lidstaten, die logischerwijs hun bijdrage aan de EU, die nu al zo hoog is, niet nog verder willen verhogen, zet het Parlement de eigen EU-begroting opnieuw bovenaan de agenda, wat eigenlijk neerkomt op een Europese belasting. "Doe wat ik zeg, niet wat ik doe" zou de nieuwe Europese slogan kunnen zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Karima Delli (Verts/ALE), schriftelijk. – (FR) Ik ben blij dat amendement 74 bij het aannemen van dit verslag is behouden, omdat er daarin voor wordt gepleit de tussenliggende categorie van regio’s in het leven te roepen voor de komende programmaperiode 2007-2013 van het cohesiebeleid. Het amendement is dus gericht op een eerlijkere verdeling van de middelen uit de structuur- en cohesiefondsen.

 
  
MPphoto
 
 

  Lena Ek (ALDE), schriftelijk. − (SV) Ik vind het positief dat in het verslag de klemtoon ligt op de gemeenschappelijke uitdagingen waarmee we in Europa worden geconfronteerd. In het verslag komen onderwerpen aan bod als de klimaat- en milieukwesties als onderdeel van alle beleidsgebieden, de strijd voor democratie, vrede en vrijheid op mondiaal niveau, en de dringende behoefte aan onderzoek, innovatie en infrastructuur. De Europa 2020–strategie en investeringen in initiatieven met Europese toegevoegde waarde liepen als een rode draad door de discussies tijdens de werkzaamheden met betrekking tot dit verslag. Ik maak mij echter grote zorgen over het feit dat we de bevoegdheid voor het vastleggen van prioriteiten in handen hebben gegeven van de Raad. Alle vereisten inzake een inclusief, duurzaam en concurrerend Europa mogen dan wel zijn opgenomen, toch is het volkomen onmogelijk om alles in een keer te financieren met middelen uit de EU-begroting. Ik wil een realistische en uitvoerbare onderhandelingsstrategie en daar zijn we in dit verslag niet in geslaagd omdat er geen duidelijke prioriteiten in zijn vastgelegd. Daarom onthield ik me bij de eindstemming van stemming.

 
  
MPphoto
 
 

  Diogo Feio (PPE), schriftelijk. (PT) Op een moment waarop de EU al heeft ingezien dat er meer coördinatie tussen de economische beleidslijnen en meer toezicht op het begrotingsbeleid nodig is, lijkt het idee dat het meerjarig financieel kader (MFK) het economisch bestuur moet ondersteunen me een bijzonder relevant idee.

Daarnaast lees ik in het verslag verschillende punten van zorg die uitgewerkt en bestudeerd moeten worden. Ik vind het positief dat het MFK ten dienste wordt gesteld van de Europa 2020-strategie, dat men ervoor wil zorgen om de begroting voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) op zijn minst te behouden en dat men de tweepijlerstructuur wilt aanhouden. Ik stel echter nogmaals vast dat de oproep om een heffing op financiële transacties in te voeren opnieuw opduikt in een verslag dat niet rechtstreeks verband houdt met het vaststellen van een fiscaal beleid, en dat vind ik geen transparante werkwijze.

 
  
MPphoto
 
 

  José Manuel Fernandes (PPE), schriftelijk. (PT) Ik wil de rapporteur feliciteren met het uitstekende werk dat hij geleverd heeft en dat geleid heeft tot een verslag dat het begin kan zijn van het uitwerken van het volgende meerjarig financieel kader (MFK) na 2013, wat een uitdaging vormt voor de Commissie en voor de Raad.

Over de Europa 2020-strategie bestaat een consensus, de prioriteiten zijn duidelijk en de doelstellingen zijn meetbaar. Deze strategie zal als referentie dienen voor de volgende financiële perspectieven. Deze strategie zal echter enkel slagen als er een begroting wordt opgesteld die overeenstemt met de projecten en doelstellingen die in de strategie bepaald zijn. Het is daarom noodzakelijk om de bedragen van het MFK aan te passen aan de ambitie en het compromis waarvan de Europa 2020-strategie de belichaming is. Het cohesiebeleid is het resultaat van het solidariteitsbeginsel. Het is belangrijk dat die cohesie wordt bereikt op het economische, het sociale en het territoriale gebied en dat zij de armste regio’s vooruithelpt. Ik ben van mening dat het van fundamenteel belang is dat de middelen van het cohesiebeleid minstens op hetzelfde niveau gehouden worden.

Het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) is een succes geworden. Daarom moeten ook de middelen voor landbouw behouden blijven en billijker verdeeld worden. Het is belangrijk dat er gewerkt wordt in de richting van een MFK waarvan de inkomsten niet voor 80 procent uit de nationale begrotingen komen. Er moet daarom dringend een debat gevoerd worden over de nieuwe eigen middelen.

 
  
MPphoto
 
 

  João Ferreira (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) De rapporteur beweert dat het tijd is om een einde te maken aan de hoogdravende intentieverklaringen zonder dat daar de nodige financiële middelen aan gekoppeld worden die nodig zijn om de vooropgestelde doelstellingen in de praktijk te brengen. Welnu, dit verslag is een uitstekend voorbeeld van dat soort praktijken. Er wordt eigenlijk voorgesteld om de communautaire begroting tot 2020 te bevriezen (met een restaanpassing van 5 procent), waardoor heel wat doelstellingen die in de 40 pagina’s van de strategie – en in het bijzonder de doelstelling van economische en sociale samenhang – in het gedrang komen.

De geplande begrotingen voor deze financiële perspectieven zullen, in het licht van een ernstige economische en sociale crisis, die aangescherpt wordt door het communautaire beleid, niet volstaan om een herverdelende werking te garanderen, die van essentieel belang is voor de daadwerkelijke toepassing van het cohesiebeginsel. We hebben talloze voorstellen ingediend over de noodzakelijke versterking van de communautaire begroting ter ondersteuning van de economische en sociale samenhang, die gepaard moet gaan met een inperking van de verplichte nationale bijdragen, die beperkt moeten worden tot een maximum van 10 procent van het totale bedrag van de voorgestelde projecten, in het bijzonder voor die landen met de grootste financiële moeilijkheden. Bovendien hebben we steeds gewezen op het belang van het bevorderen van investeringen in openbare diensten, het ondersteunen van de productie, het scheppen van banen met rechten, het uitroeien van de armoede en het bestrijden van sociale ongelijkheden.

In dit verslag wordt een heel andere richting voorgesteld, daarom hebben wij tegen gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Ondanks een aantal positieve gerichte voorstellen, wordt in dit verslag geen breuk met of geen verandering van het huidige Europese beleid inzake haar financiële middelen voorgesteld. Daarom hebben wij tegen dit verslag gestemd.

Het is bijzonder ernstig dat er niet gekozen wordt om de absolute prioriteit te verlenen aan het oplossen van de ernstige sociale problemen die de economische en sociale crisis veroorzaakt, via een aanzienlijke verhoging van de communautaire begroting voor de steun ter bevordering van de economische en sociale samenhang, die gepaard moet gaan met een inperking van de verplichte nationale bijdragen, die beperkt moeten worden tot een maximum van 10 procent van het totale bedrag van de voorgestelde projecten. In landen met de grootste financiële moeilijkheden moet dergelijke begroting vooral gericht zijn op investeringen in openbare diensten, het ondersteunen van de productie, het scheppen van banen met rechten, het uitroeien van de armoede en het bestrijden van sociale ongelijkheden en andere vormen van discriminatie, in het bijzonder genderdiscriminatie.

Het is eveneens nodig om vrede en ontwikkelingssamenwerking en –steun te bevorderen en om de militaire uitgaven en de uitgaven voor externe vertegenwoordiging aanzienlijk terug te dringen.

Jammer genoeg beperkt de rapporteur zich tot het voorstel om een restverhoging van 5 procent toe te passen in vergelijking met het huidige niveau van de communautaire begroting, hoewel hij gekant is tegen een bevriezing van de Europese begroting na 2013, zoals enkele lidstaten hadden voorgesteld. Dit voorstel voor een verhoging betekent echter dat het volgende meerjarig financieel kader (de financiële perspectieven) voor 2014-2020 slechts 1,11 procent van het bruto nationaal inkomen (BNI) van de EU zou bedragen, in tegenstelling tot 1,06 procent, het geplande percentage voor 2013.

 
  
MPphoto
 
 

  Monika Flašíková Beňová (S&D), schriftelijk. (SK) In een context waarin veel lidstaten ingrijpende aanpassingen aan hun begrotingen doorvoeren moet de zaak voor de EU-begroting zo krachtig mogelijk worden bepleit. De EU-begroting moet de hoogste mate van Europese toegevoegde waarde (ETW) leveren, moet op betrouwbare wijze worden beheerd en moet zoveel mogelijk publieke en particuliere middelen aantrekken. De structuur van het volgende MFK moet realistisch zijn, de continuïteit van de planning waarborgen en de tekortkomingen van het huidige MFK vermijden, met name het gebrek aan flexibiliteit binnen de rubrieken. De wijze waarop het stelsel van eigen middelen van de EU is geëvolueerd, namelijk de geleidelijke vervanging door nationale bijdragen waardoor het als een te zware last voor de nationale overheidsfinanciën wordt ervaren, maakt de hervorming ervan noodzakelijker dan ooit.

Ik ben van mening dat een verbeterd stelsel waarbij eerlijkheid, transparantie en afdoende begrotingsontvangsten gewaarborgd zijn, een budgettair besluitvormingsproces mogelijk maakt dat meer gericht kan worden op centrale prioriteiten van de EU. Met name moeten de huidige uitzonderingen en correctiemechanismen geleidelijk worden afgeschaft, als onontbeerlijke stap naar een eerlijker en doorzichtiger EU-begroting.

 
  
MPphoto
 
 

  Pat the Cope Gallagher (ALDE), schriftelijk. − (EN) De EU-begroting na 2013 moet geschikt zijn om het concurrentievermogen te behouden, de economische groei te vergroten en de hoge werkloosheid in Europa te bestrijden. Ik ben van mening dat landbouw en een sterk, goed gefinancierd gemeenschappelijk landbouwbeleid essentieel zijn om deze doelstelling te behalen. Ik ben het volledig eens met de oproep in het verslag om de landbouw te koppelen aan de Europa 2020-strategie, want ik ben er sterk van overtuigd dat de landbouw- en voedingssector een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan de toekomstige economische groei in Ierland en de rest van Europa. Daarom is het essentieel dat we de ongeveer 1,7 miljard euro die Ierland jaarlijks ontvangt in het kader van het GLB beschermen en behouden. Een sterk gefinancierd gemeenschappelijk landbouwbeleid zal de voedselzekerheid van Europa beschermen, bijdragen aan onze doelstellingen op het gebied van klimaatverandering en de werkgelegenheid in onze plattelandsgemeenschappen behouden. Ik ben blij dat het verslag de rol van de visserij- en aquacultuursector voor het behoud van werkgelegenheid in kust-, eiland- en afgelegen regio’s erkent. Ik ben van mening dat we meer financiering aan deze gemeenschappen moeten toekennen op grond van het Europees Visserijfonds na 2013. Het vredesproces in Ierland heeft sterk geprofiteerd van de EU-begroting. Ik verzoek alle leden met klem het behoud van deze belangrijke programma’s te steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Ik zal het kort houden, ondanks de uitzonderlijk lange tekst. Het Parlement eist dat de Europese begroting, en wel het totale bedrag en de verdeling, na 2013 aangepast wordt aan de bevoegdheden en de talrijke prioriteiten van de Europese Unie, zoals deze worden gedefinieerd.

Daarom eist het Parlement dat de begroting wordt verhoogd, in eerste instantie met minstens 5 procent. Met welk geld? Door een nieuwe Europese belasting natuurlijk! Wie proberen ze hier voor de gek te houden? Europa kost al zo veel geld. En wat zijn de resultaten? Onmacht tegenover de crisis, schade veroorzaakt door de euro, de handelsakkoorden en de Schengenovereenkomst, nutteloze aanstellerij, en belemmeringen en hinderpalen op andere terreinen.

Op het moment dat van de lidstaten wordt geëist dat zij drastisch snoeien in hun eigen begroting, dat mensen de buikriem moeten aanhalen en de socialezekerheidsstelsels ondermijnd worden door werkloosheid en immigratie, terwijl de verantwoordelijken van de crisis hun zakken blijven volproppen en speculaties over de markten blijven doorgaan, is het walgelijk dat deze Kamer, die onder één hoedje speelt met Brussel, één cent meer zou eisen om dit beleid door te zetten en erger te maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Estelle Grelier (S&D), schriftelijk. – (FR) Met de aanneming van het verslag-Garriga Polledo over de beleidsuitdagingen en de begrotingsuitdagingen van de Europese Unie na 2013, anticipeert het Parlement, veel te bescheiden naar mijn mening, op het komende debat over de toekomstige financiële vooruitzichten van de Unie. In dit verslag wordt opnieuw bezwaar gemaakt tegen de onderlinge concurrentie van de verschillende beleidsgebieden die binnen de EU-bevoegdheden vallen, en er wordt gehamerd op de noodzaak om voldoende middelen vrij te maken, in overeenstemming met de Europa 2020-strategie. De boodschap naar de lidstaten toe is duidelijk: wij willen een sterk geïntegreerd beleid blijven ondersteunen, door een verhoging van de begroting met ten minste 5 procent. Bovendien is het belangrijk een sterk cohesiebeleid te blijven hanteren in een context waar burgers moeten bezuinigen. Dat is wat wij in dit verslag voorstellen. We ondersteunen dus het plan om een tussenliggende categorie van regio’s in te voeren, waardoor een herverdeling van middelen uit de structuurfondsen mogelijk is die beter overeenstemt met de reële economie en de sociale realiteit in onze regio’s. Ten slotte moet de Unie zich de middelen toekennen die bij haar ambities horen. Daarom hebben wij nogmaals onze wens geuit om een belasting op financiële transacties in te voeren, een voornemen dat massaal door de burgers wordt ondersteund en dat hen zou aanmoedigen het Europese project meer te ondersteunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Roberto Gualtieri (S&D), schriftelijk. − (IT) Met de aanneming van het verslag van de heer Garriga Polledo spreekt het Parlement zich uit over de toekomst van de EU-begroting en komt het met een ambitieus voorstel voor het volgende meerjarig financieel kader. Uit het verzoek om de EU-begroting na 2013 met 5 procent te verhogen, en om daarmee het totale BNI van de EU daarmee van 1,06 procent op te hogen tot 1,11 procent, spreekt de wens om de verplichtingen op het gebied van groei en ontwikkeling – in de eerste plaats de Europa 2020-strategie, waarvoor genoeg middelen beschikbaar moeten zijn – na te blijven komen. Het is dan ook belangrijk om de toegevoegde waarde van de EU-begroting in herinnering te brengen. In aanvulling op de nationale begrotingen kan deze fungeren als aanjager van economische groei, het onderzoek, de ontwikkeling en de werkgelegenheid, en dan met name met betrekking tot jongeren.

Met het verslag wordt bovendien het positieve standpunt van het Parlement ten aanzien van nieuwe financiële instrumenten, die een kans vormen voor de Europese economie, versterkt – zoals de belasting op financiële transacties en de eurobonds. Het is nu aan de Commissie om de ambitie van het Parlement vorm te geven en om voorstellen voor het nieuwe Europees financieel kader in te dienen, waarbij zij niet het slachtoffer mag worden van het strenge begrotingsbeleid van de lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Sylvie Guillaume (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor dit verslag gestemd, aangezien het een oproep doet voor sterke, geïntegreerde beleidsgebieden. Ook twee andere belangrijke punten krijgen mijn steun. Ten eerste de oprichting van een tussenliggende categorie regio’s in het cohesiebeleid, om ervoor te zorgen dat de verdeling van de structurele fondsen nauwer wordt afgestemd op de sociale en economische realiteit van de regio’s. Ten tweede, de hernieuwde oproep tot de invoering van een belasting op financiële transacties als een nieuwe bron van inkomsten om de instandhouding van het Europees economisch beleid te garanderen. In deze tijden van bezuinigingsmaatregelen en onbegrensde financiële speculatie die blijft voortduren, is het gerechtvaardigd van de financiële sector te eisen deel te nemen aan het herstel van een economie die door hun onverantwoord gedrag rake klappen heeft gekregen.

 
  
MPphoto
 
 

  Małgorzata Handzlik (PPE), schriftelijk. − (PL) De resolutie die door het Europees Parlement is aangenomen, is onze eerste bijdrage aan het debat over de toekomstige financiële vooruitzichten. Ik ben sterk voorstander van het voorstel om de begroting van de Europese Unie te vergroten in de volgende financiële vooruitzichten. Ik ben van mening dat de Europese Unie een ambitieuze begroting nodig heeft, die tegemoet komt aan de uitdagingen die ons te wachten staan. Een beperking of bevriezing van de Europese begroting, zoals bepaalde lidstaten voorstellen, is geen goede oplossing voor de Europese economie. De Europese begroting moet een begroting zijn, die de lidstaten zal steunen terwijl ze de crisis te boven komen, en die ook op meer flexibele wijze zal kunnen reageren op onvoorziene gebeurtenissen. Ik zie ook met genoegen dat het Parlement het concept van een categorie van tussenliggende regio's steunt, om hun verdere ontwikkeling te bevorderen ondanks het feit dat ze het huidige criterium van 75 procent van het bbp van de Europese Unie overschrijden. Door deze categorie in te voeren worden deze regio’s geholpen, die ondanks het overschrijden van het Europese gemiddelde nog steeds voor heel wat uitdagingen op het gebied van ontwikkeling staan, en in de nabije toekomst zullen dat ook Poolse regio’s zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Anna Hedh (S&D), schriftelijk. − (SV) Ik vind dat de EU-begroting voldoende middelen moet krijgen om de vastgestelde betalingsverplichtingen te kunnen financieren. Tezelfdertijd wil ik benadrukken dat de EU zich terughoudend zou moeten opstellen en de middelen ter beschikking zou moeten stellen via herverdeling binnen de bestaande EU-begroting. Ik denk niet dat de totale omvang van de begroting hoeft toe te nemen. Het liefst zou ik willen dat in de landbouwbegroting wordt gesnoeid ten gunste van de prioriteiten die in de Europa 2020-strategie zijn vastgelegd: onderzoek en ontwikkeling, de omschakeling op groene energie, enzovoort. Daarom vind ik ook niet dat we moeten vasthouden aan het niveau van de landbouwbegroting 2013, maar ik zou het op prijs stellen dat de landbouwsteun gelijk wordt verdeeld tussen de lidstaten.

Ik denk ook dat het ontzettend belangrijk is om de efficiëntie van de administratieve uitgaven van de EU te verbeteren, en een manier om dat te doen is het proces voor de verdeling en het gebruik van de uitgaven transparanter te maken.

Ik vind niet dat het plafond van de eigen middelen moet worden herzien, want het zou mogelijk moeten zijn om het EU-beleid te financieren binnen het huidige inkomstenplafond. Het is volgens mij ook nodig om het stelsel van eigen middelen van de EU te herzien. Het huidige stelsel is zeer ingewikkeld en niet transparant. De kortingen hebben het stelsel er niet rechtvaardiger op gemaakt, maar veeleer geleid tot een aantal nieuwe uitzonderingen en correcties. Een aanpassing van het stelsel geeft de EU echter niet het recht om een directe belasting te innen. Het Verdrag voorziet immers niet in een dergelijke bevoegdheid voor de Unie. Om van kracht te kunnen worden vereist elke verandering van het stelsel van eigen middelen bovendien de goedkeuring van alle lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Gunnar Hökmark (PPE), schriftelijk. − (SV) Wij, Zweedse conservatieven in het Europees Parlement, kozen er tijdens de stemming over de langetermijnbegroting van de EU op 8 juni in Straatsburg voor om tegen het voorstel te stemmen. Dat deden we omdat in het verslag geen prioriteiten zijn vastgelegd om een onderscheid te maken tussen belangrijke en minder belangrijke uitgaven, wat volgens ons noodzakelijk is. In plaats van blijk te geven van leiderschap en ons toe te spitsen op datgene dat tot groei en concurrentievermogen zal leiden in Europa, vragen we in het verslag een stijging van de begroting met 5 procent om zo te vermijden dat we prioriteiten moeten vastleggen. Op een ogenblik dat de lidstaten van de EU met grote begrotingstekorten en toenemende staatsschuld kampen, kiest het Europees Parlement ervoor om meer geld te eisen voor de EU. Dat is een lijn die we niet kunnen steunen. In plaats daarvan zouden we geleidelijk een einde moeten maken aan de subsidies voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en de structuurfondsen, maar helaas gaat het verslag dat werd aangenomen, de tegenovergestelde richting uit. Hoewel we tegen het verslag in zijn geheel stemden, zijn we ingenomen met het voorstel betreffende een "aanzienlijke verhoging" van de kredieten voor wetenschap en onderzoek. Dat is iets waar we hard voor hebben gewerkt en het feit dat dit deel uitmaakt van het verslag, is een stap in de goede richting.

 
  
MPphoto
 
 

  Juozas Imbrasas (EFD), schriftelijk. (LT) Bij het bepalen van de financiële vooruitzichten van de EU voor de periode 2014-2020 is het nodig voldoende financiering te garanderen voor terreinen die de economische groei en succesvolle ontwikkeling stimuleren. Anders gezegd is het nodig om te focussen op onderzoek en het stimuleren van vernieuwing, de bestrijding van werkloosheid, armoede en uitsluiting, een goede voorbereiding op demografische veranderingen, verantwoord gebruik van natuurlijke rijkdommen, binnen- en buitenlandse veiligheid, landbouw- en regionaal beleid en de ontwikkeling van de energie- en vervoersinfrastructuur. Ik heb me onthouden van de stemming over dit document omdat we het gemeenschappelijk landbouwbeleid grondig moeten herzien, dat een eerlijk en uniform systeem van rechtstreekse betalingen moet garanderen, en vele andere terreinen moeten herbekijken, zonder dewelke we niet in staat zullen zijn een competitief en sterk Europa te creëren.

 
  
MPphoto
 
 

  Cătălin Sorin Ivan (S&D), schriftelijk. – (RO) Dit verslag is wellicht een van de meest belangrijke verslagen van deze zittingsperiode. Ik was de rapporteur voor de Commissie cultuur en onderwijs, en ik denk dat het bereikte akkoord, zij het verre van perfect, in het huidige economische klimaat waarschijnlijk het hoogst haalbare is. Ik heb er met vertrouwen voor gestemd en hoop dat het een duidelijke boodschap zal richten aan de Raad, die rekening zal houden met het standpunt van het Europees Parlement.

 
  
MPphoto
 
 

  Sandra Kalniete (PPE), schriftelijk. (LV) Ik heb voor deze resolutie gestemd, omdat de voornaamste problemen en prioriteiten voor de EU in het nieuwe meerjarig financieel kader in de verklaring worden aangegeven. Ik zou met name de nadruk willen leggen op de in de resolutie vervatte oproep om de Commissie voorstellen te laten indienen voor een effectief en efficiënt gemeenschappelijk EU-landbouwbeleid (GLB), dat rechtstreekse betalingen tussen lidstaten en boeren eerlijker zou verdelen en erop zou toezien dat de levering van openbare goederen aan de samenleving beter aansluit op steunbetalingen aan boeren. Ik sta volledig achter de oproep om de middelen die in het begrotingsjaar 2013 aan het GLB zijn toegewezen ook voor de volgende financiële programmeringsperiode op hetzelfde niveau in stand te houden, zodat het GLB aan zijn uitgebreide doelstellingen en taken kan voldoen. Het nieuwe financieringssysteem van de EU moet transparanter, eenvoudiger en eerlijker zijn. Dat is waarom ik steun betuig aan de voorstellen om het stelsel van nationale bijdragen, waarbij onevenredig veel aandacht uitgaat naar nettosaldi tussen lidstaten in plaats van naar het beginsel van Europese solidariteit en het gemeenschappelijk Europees belang, langzamerhand te vervangen door eigen EU-middelen, die rechtstreeks en los van nationale begrotingen door de EU zouden worden geïnd.

 
  
MPphoto
 
 

  Krišjānis Kariņš (PPE), schriftelijk. (LV) Hoewel het "verslag over investeren in de toekomst: een nieuw meerjarig financieel kader (MFK) voor een concurrerend, duurzaam en integratiegericht Europa" veel ideeën bevat die ondersteund zouden moeten worden, heb ik het toch niet gesteund, omdat het naar mijn mening het imago van de Europese Unie in de ogen van zijn inwoners schaadt. Het verslag stelt voor om de belastingdruk op Europese burgers te vergroten, en ik kan me daar niet in vinden. Je kunt ermee instemmen dat Europa zijn eigen financiën moet hebben en dat dat bereikt kan worden door belastingen te innen, maar dat zou de totstandbrenging van een federaal Europa vergen, wat via open discussies zou moeten geschieden, en niet via de achterdeur door middel van belastingbeleid. Als we die kant willen blijven opgaan moeten we er eerst voor zorgen dat lidstaten ermee instemmen om afstand te doen van hun belastinginkomsten in het belang van de Europese Unie, en pas dan zou het mogelijk zijn om een gemeenschappelijke begroting met eigen financiering te creëren. Om zo’n soort besluit te nemen moeten Europese politici de samenleving erbij betrekken, wat in dit geval niet gebeurd is.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanni La Via (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik feliciteer de heer Garriga Polledo met het uitstekende werk dat hij heeft verricht met betrekking tot het belangrijke onderwerp van de financiële vooruitzichten. De heer Garriga Polledo heeft in dit Parlement een goede samenvatting gegeven waarin de standpunten van de verschillende nationale delegaties en fracties zijn opgenomen. Ik ben groot voorstander van het verzoek om de middelen voor het volgende meerjarig financieel kader met 5 procent te laten stijgen. In aanvulling daarop wil ik de nadruk leggen op de onderdelen van het verslag die betrekking hebben op het gemeenschappelijk landbouwbeleid, gelet op mijn rol als rapporteur voor advies van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling. Ik sta dan ook volledig achter het besluit om de landbouwbegroting op zijn minst te handhaven en om eraan te herinneren dat het GLB het enige Europese beleidsterrein is dat een belangrijke rol kan spelen in een strategische sector die zorg draagt voor collectieve voorzieningen en die echte toegevoegde waarde in de Europese Unie genereert. Tot slot wil ik de nadruk leggen op de stemming over het cohesiebeleid, die geleid heeft tot de aanneming van een vrijwaringsclausule die van toepassing is als er tussenliggende categorieën worden ingesteld, om te voorkomen dat er middelen worden onttrokken aan de regio's die onder de doelstellingen van convergentie, concurrentievermogen en samenwerking vallen. Hierdoor zullen nieuwe doelstellingen gefinancierd moeten worden met aanvullende middelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Olle Ludvigsson, Marita Ulvskog en Åsa Westlund (S&D), schriftelijk. − (SV) Wij vinden dat de EU-begroting voldoende middelen moet krijgen om de vastgestelde betalingsverplichtingen te kunnen financieren. Tezelfdertijd willen wij benadrukken dat de EU zich in de mate van het mogelijke terughoudend zou moeten opstellen en de middelen ter beschikking zou moeten stellen via herverdeling binnen de bestaande EU-begroting. Het liefst zouden we willen dat in de landbouwbegroting wordt gesnoeid ten gunste van de prioriteiten die in de Europa 2020-strategie zijn vastgelegd: onderzoek en ontwikkeling, de omschakeling op groene energie, enzovoort. Daarom vinden wij ook niet dat we moeten vasthouden aan het niveau van de landbouwbegroting 2013, maar we zouden het op prijs stellen dat de landbouwsteun gelijk wordt verdeeld tussen de lidstaten.

Wij denken ook dat het ontzettend belangrijk is om de efficiëntie van de uitgaven voor de EU-administratie te verbeteren, en een manier om dat te doen is het proces voor de verdeling en het gebruik van de uitgaven transparanter te maken.

Wij vinden niet dat het plafond van de eigen middelen moet worden herzien, want het zou mogelijk moeten zijn om het EU-beleid te financieren binnen het huidige inkomstenplafond. Het is volgens ons ook nodig om het stelsel van eigen middelen van de EU te herzien. Het huidige stelsel is zeer ingewikkeld en niet transparant. De kortingen hebben het stelsel er niet rechtvaardiger op gemaakt, maar veeleer geleid tot een aantal nieuwe uitzonderingen en correcties. Een aanpassing van het stelsel geeft de EU echter niet het recht om een directe belasting te innen.

 
  
MPphoto
 
 

  Petru Constantin Luhan (PPE), schriftelijk. – (RO) Deze ontwerpresolutie van het Europees Parlement over Investeren in de toekomst: een nieuw meerjarig financieel kader (MFK) voor een concurrerend, duurzaam en integratiegericht Europa is belangrijk, zowel om de Europa 2020-doelstellingen (herstel en behoud op lange termijn van economische groei) te verwezenlijken als om te vermijden dat de huidige economische crisis opnieuw de kop opsteekt.

Dit verslag stelt dat de Europa 2020-strategie als referentie op beleidsgebied moet fungeren voor het nieuwe MFK, aangezien de (Europa 2020-) doelstellingen alleen kunnen worden verwezenlijkt door optimaal gebruik e maken van bestaande hulpbronnen (via de relevante beleidsmaatregelen).

Het vaststellen van de hoofdprioriteiten voor het toekomstige MFK, zoals kennis voor economische groei, samenhang ter bevordering van economische groei en werkgelegenheid, grondstoffenbeheer en duurzame ontwikkeling, burgerschap en Europa als wereldspeler, zal er dan ook toe bijdragen dat bestaande middelen adequaat worden toegewezen en optimaal worden gebruikt. Een nieuw MFK zoals uiteengezet in dit verslag zal van pas komen bij het uitwerken van een actieplan op lange termijn dat concrete resultaten zal opleveren en waarmee economische groei voor de EU kan worden bewerkstelligd.

 
  
MPphoto
 
 

  Astrid Lulling (PPE), schriftelijk. – (FR) Ik heb mijn steun betuigd aan het verslag-Garriga Polledo omdat de hoofdlijnen me gerechtvaardigd lijken in het licht van de uitdagingen die de Europese Unie de komende jaren moet aangaan. Het is ondenkbaar Europa nieuwe verantwoordelijkheden te geven zonder de beschikbare financiële middelen uit te breiden.

Nochtans had ik graag gewild dat het Europees Parlement een stap verder zette dan het stadium van de legitieme verzoeken, door een aantal prioriteiten vast te stellen. Het steeds door mijn collega’s herhaalde "altijd maar meer" is een te makkelijk antwoord. Wat wij moeten doen is mensen overtuigen van de efficiëntie van de Europese uitgaven vergeleken met de nationale uitgaven. Het kwalitatief aspect van de uitgaven is trouwens minstens even belangrijk als het kwantitatief aspect. Tot slot zorgt de overdracht van onuitgegeven EU-middelen naar de EU-begroting in plaats van teruggave aan de lidstaten voor aanzienlijke ‘besparingen’.

Wat betreft de invoering van een systeem van eigen middelen, blijf ik uiterst terughoudend over de eenzijdige invoering van een belasting op financiële transacties zonder een serieuze effectstudie. De steun voor een dergelijke maatregel zonder de implicaties ervan te kennen, duidt erop dat de meerderheid van het Europees Parlement zich op het verkeerde pad bevindt.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (S&D), schriftelijk. − (EN) Ik heb met pijn in het hart tegen deze resolutie gestemd. Hoewel ik van mening ben dat het waardevol kan zijn als de 27 lidstaten hun middelen bundelen, kon ik niet instemmen met een verhoging van 5 procent in de EU-begroting na 2013 zolang we de bestaande uitgaven niet grondig hebben bestudeerd met het oog op het vermijden van verspilling en dubbel werk. De EU-begroting na 2013 moet voorrang geven aan groei en het scheppen van werkgelegenheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Clemente Mastella (PPE), schriftelijk. − (IT) De EU-begroting moet de hoogste mate van Europese toegevoegde waarde leveren, moet op betrouwbare wijze worden beheerd en moet zoveel mogelijk publieke en particuliere middelen aantrekken. Om de komende uitdagingen het hoofd te kunnen bieden ondersteunen wij de doelstellingen van de Europa 2020-strategie, die bedoeld is om Europa te helpen zich te herstellen van de crisis en er sterker uit te voorschijn te komen, en wel door middel van het creëren van banen en slimme, duurzame en inclusieve groei. De strategie fungeert als belangrijkste referentie op beleidsgebied voor het volgende MFK, dat ambitieuzer dan ooit moet zijn. Tegen deze achtergrond zijn wij van mening dat de prioriteit van het volgende MFK moet liggen bij de volgende gebieden: kennis voor groei en werkgelegenheid, duurzame ontwikkeling, samenhang ter bevordering van groei en werkgelegenheid, burgerschap, en Europa als wereldspeler. De structuur van het volgende MFK moet realistisch zijn, de continuïteit van de planning waarborgen, de tekortkomingen van het huidige MFK vermijden en moet bovenal een juist evenwicht bieden tussen stabiliteit, voorspelbaarheid op de middellange termijn en flexibiliteit. Tot slot zijn wij van mening dat de huidige uitzonderingen en correctiemechanismen geleidelijk moeten worden afgeschaft, als onontbeerlijke stap naar een eerlijker en doorzichtiger EU-begroting.

 
  
MPphoto
 
 

  Iosif Matula (PPE), schriftelijk. (RO) Het verslag Garriga Polledo is een test om te kijken hoe doeltreffend het EU-beleid functioneert voor de toekomstige programmeringsperiode. De rapporteur stelt ons voor een belangrijke uitdaging. Die houdt in dat er zeer verschillende nationale belangen moeten worden behartigd, terwijl daarnaast de Europese meerwaarde moet worden verbeterd, wat in het meerjarig financieel kader wordt weerspiegeld.

Ik ben van mening dat Europese burgers meer inzicht moeten krijgen in de doelstellingen van het cohesiebeleid. Een sterk Europa, dat een Europa is dat het hoofd zal bieden aan de algemene concurrentieomgeving, wordt bereikt door het cohesiebeleid in stand te houden als kernelement in het EU-beleid teneinde in elke regio een evenwichtige ontwikkeling tot stand te brengen. Ik wil aandringen op handhaving van een aanzienlijk deel van de toekomstige begrotingsperspectieven voor het cohesiebeleid. De voornaamste prioriteit daarvan moet het terugdringen van de economische en sociale ongelijkheden binnen de EU blijven.

Om de voorgestelde resultaten te behalen moeten we de belangrijkste criteria voor het toekennen van financiering conform het niveau van ontwikkeling en de convergentie tussen de regio's van de EU behouden. Ik steun dit verslag, omdat aanvulling van het meerjarig financieel kader na 2013 naar mijn mening een levensvatbare oplossing is, waarbij wijzigingen worden aangebracht in de huidige structuur. Naast de beschikbaarstelling van financiële middelen voor onderzoek en ontwikkeling en energie en vervoer moeten we ook overwegen om te investeren in de gebieden cohesie en landbouw.

 
  
MPphoto
 
 

  Mario Mauro (PPE), schriftelijk. − (IT) Het verslag van de heer Garriga Polledo over investeren in de toekomst: een nieuw meerjarig financieel kader (MFK) voor een concurrerend, duurzaam en integratiegericht Europa, is een belangrijke stap voor de institutionele en economische herschikking van de Europese Unie na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. We weten allemaal dat in het nieuwe Verdrag opgeroepen wordt tot het vaststellen van nieuwe bevoegdheidsgebieden, die hun weerslag moeten vinden in het volgende MFK. Hiermee zullen wij de nieuwe wereldwijde uitdagingen absoluut beter het hoofd kunnen bieden. Ik heb voor gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Arlene McCarthy (S&D), schriftelijk. − (EN) De EP-leden van Labour zijn van mening dat de nadruk en prioriteit bij de uitgaven van de EU moeten liggen op de financiering van economische investeringen en onderzoek die de economie stimuleren en werkgelegenheid scheppen. Gerichte EU-uitgaven zijn één manier waarop we lokale economieën kunnen stimuleren en werkgelegenheid kunnen scheppen in onze gemeenschappen. In de context van de overheidsbezuinigingen biedt de EU essentiële fondsen voor de regio’s van het Verenigd Koninkrijk. De belastingbetalers willen echter meer waar voor hun geld. Daarom hebben de EP-leden van Labour tegen oproepen tot een verhoging van de begroting met 5 procent gestemd. Er moet en kan worden bespaard op andere gebieden, in het bijzonder het gemeenschappelijk landbouwbeleid, waaronder schadelijke landbouwexportsubsidies en tabakssubsidies, om de economische prioriteiten van Europa te financieren.

Het debat over het volgende meerjarige financiële kader is een kans voor fundamentele hervorming die moet worden aangegrepen. Een beleid van ‘business as usual’ is geen optie in een Europa dat werkgelegenheid en groei moet financieren. De EP-leden van Labour vinden niet dat gezinnen de volledige lasten van de begrotingsbijdrage van het Verenigd Koninkrijk moeten blijven dragen. Daarom steunen we een debat over alternatieve manieren om de EU te financieren en de hoeveelheid die afkomstig is uit de btw en de nationale begroting te verlagen door middel van mogelijkheden zoals gecoördineerde maatregelen die gericht zijn op de te weinig belaste financiële sector.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Luc Mélenchon (GUE/NGL), schriftelijk. – (FR) Dit verslag maakt Europa 2020 tot de ruggengraat van de toekomstig Europese begroting. Het ondersteunt het Europees Semester, het Europees stabiliteitsmechanisme en het Europlus-pact. Er wordt met geen woord gerept over de nucleaire kwestie. Moet hiervoor een begroting worden voorzien? Ik vind van niet.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Melo (PPE), schriftelijk. (PT) In een context waarin veel lidstaten ingrijpende aanpassingen aan hun begrotingen doorvoeren moet de zaak voor de EU-begroting zo krachtig mogelijk worden bepleit. De EU-begroting moet de hoogste mate van Europese toegevoegde waarde (ETW) leveren, moet op betrouwbare wijze worden beheerd en moet zoveel mogelijk publieke en particuliere middelen aantrekken.

Het antwoord van de EU op deze uitdagingen is de Europa 2020-strategie. Deze strategie is bedoeld om Europa te helpen zich te herstellen van de crisis en er sterker uit te voorschijn te komen, en wel door middel van het creëren van banen en slimme, duurzame en inclusieve groei. Ik ben het dan ook eens met de rapporteur, die stelt dat de Europa 2020-strategie als referentie op beleidsgebied moet fungeren voor het volgende MFK en dat de doelstellingen van de strategie in het MFK tot uiting moeten komen. Tegen deze achtergrond moeten de hoofdprioriteiten voor het volgende MFK gegroepeerd worden rond de volgende thema's: kennis voor groei en werkgelegenheid; grondstoffenbeheer en duurzame ontwikkeling, burgerschap; en Europa als wereldspeler.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Mirsky (S&D), schriftelijk. − (EN) Het verslag van de Bijzondere Commissie beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen definieert de politieke prioriteiten van het Parlement voor het meerjarig financieel kader na 2013. Een belangrijk punt in het verslag is het verzoek tot de invoering van een of meerdere werkelijke bronnen van eigen middelen ter vervanging van het op het BNI gebaseerd stelsel en de verwezenlijking een autonoom, eerlijker, doorzichtiger, eenvoudiger en rechtvaardiger stelsel van financiering. Om misbruik van de boekhoudkundige cijfer te voorkomen, is het noodzakelijk dit verslag te steunen. Ik heb voorgestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) Na het fiasco van het reddingspakket voor de euro worden de nettobetalers om de zoveelste bijdrage verzocht. In de komende jaren moeten in het kader van de reddingsmechanismen niet alleen garanties worden afgegeven, maar moet contant geld worden bijgeschoten. De nettobetalers, dus de nijvere Duitse, Franse, Italiaanse, Nederlandse en Oostenrijkse burgers, moeten de nodige middelen via hun begroting financieren, terwijl de bezuinigingen op de begroting nu al duidelijk voelbaar zijn. Het is ronduit schandalig om in deze situatie een verhoging van de EU-begroting te verlangen. We hebben geen behoefte aan een eindeloos uitdijende EU-begroting, al helemaal geen begroting die via EU-belastingen wordt gefinancierd en die geheel verstoken is van prikkels tot besparingen. We hebben geen behoefte aan een begroting die de bureaucratie in Brussel nog verder doet toenemen en de nettobetalers tot op het bot uitkleedt. In plaats daarvan moet het potentieel voor besparingen consequent worden benut.

De landbouwsubsidies, die de grootste en meest omstreden begrotingspost vormen, moeten worden gehernationaliseerd. Daardoor wordt de EU-begroting ontlast en kunnen de lidstaten zich beter concentreren op de bijzondere kenmerken van hun nationale landbouwsector. Ik heb het verslag van de heer Garriga Polledo daarom met klem verworpen.

 
  
MPphoto
 
 

  Rareş-Lucian Niculescu (PPE), schriftelijk. (RO) Ik heb tegen Wijziging 39 in dit verslag gestemd en, bij uitbreiding, voor Wijziging 62. Ik ben van mening dat er voor regio’s voor de duur van de volgende programmeringsperiode een tussencategorie nodig is, met als enig voorbehoud dat de toekenning van begrotingsmiddelen die voor deze regio’s zijn uitgetrokken geen invloed heeft op de toewijzingen die bedoeld zijn voor het bereiken van de doelstellingen "convergentie" en "concurrentievermogen".

 
  
MPphoto
 
 

  Sławomir Witold Nitras (PPE), schriftelijk. (PL) Tijdens de stemming van vandaag over het verslag-Garriga Polledo “Investeren in de toekomst: een nieuw meerjarig financieel kader (MFK) voor een concurrerend, duurzaam en integratiegericht Europa” heb ik mij onthouden van de stemming over de amendementen die door de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement, de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie en de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links zijn ingediend betreffende de suggesties aan de Europese Commissie om een belasting op financiële transacties in te voeren. Ik kon deze aanpak niet ondersteunen omdat ik een sterk voorstander ben van de invoering van een belasting die eigen ontvangsten voor de Europese Unie zou voorzien. Een Europese belasting garandeert dat Europese doelstellingen kunnen worden uitgevoerd zonder beperking door de standpunten van de lidstaten, die te vaak de belangen van de Europese Unie opofferen ten behoeve van kortetermijndoelstellingen. Ik vind het echter onoverdacht om enkel in de Europese Unie een belasting op financiële transacties in te voeren. We staan voor de uitdaging om van de Europese economie de meest concurrentiële economie ter wereld te maken en het idee om een belasting op te leggen, die kapitaal uit Europa doet vertrekken, is volgens mij onaanvaardbaar. Evenzeer vind ik de pogingen om als alternatief voor FTT een koolstofheffing in te voeren uiterst schadelijk.

 
  
MPphoto
 
 

  Franz Obermayr (NI), schriftelijk. (DE) De hardwerkende burgers van de EU moeten steeds meer geld bijschieten. Na het rampzalige reddingspakket voor de euro, dat er in het kort op neerkomt dat de nettobetalers voor wanbeheer en corruptie in sommige zuidelijke lidstaten opdraaien, wil men weer een nieuwe bijdrage van de toch al zwaar belaste burgers van de nettobetalende landen. In plaats van besparingsmogelijkheden te benutten, worden de begrotingsposten almaar groter. De lasten voor de burgers moeten echter niet omhoog, maar omlaag! Daarom heb ik tegen dit voorstel gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Rolandas Paksas (EFD), schriftelijk. (LT) We moeten een Meerjarig Financieel Kader (MFK) opzetten dat de transparante en doeltreffende financiering van het EU-beleid kan verzekeren en een herhaling van de crisis kan voorkomen. De Europa 2020-strategie zou de uitvoeringsreferentie moeten zijn voor het MFK. Bovenal zou elk nieuw financieringssysteem de last op de nationale begrotingen of de belastingdruk voor de burger niet mogen vergroten. Om de ontevredenheid van de EU-burgers over de lopende uitgaven de kop in te drukken, is het nodig de kwaliteit van de tenuitvoerlegging en de toepassing van de uitgaven te verbeteren. De toekenning en het gebruik van fondsen moet transparanter worden en administratieve kosten en bureaucratie moeten worden ingeperkt. Er moet speciale aandacht worden besteed aan armoede- en werkloosheidsbestrijding, aan industrie en energie en aan de oprichting van een kennismaatschappij. We moeten voorzien in voldoende financiering van grootschalige onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten. Gezien het belang van de kleine en middelgrote bedrijven (KMO’s), moeten de juiste financiële middelen worden ingezet voor de verbetering van hun bedrijfsuitoefening. Ik ga niet akkoord met het voorstel om het toekomstig budget voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid af te romen, omdat de landbouw een bijzonder gevoelige sector is. Een besnoeiing in de middelen zal bijzonder negatieve gevolgen hebben voor alle boeren in de EU-landen. Het Europees Sociaal Fonds zou een beleidsprioriteit moeten worden om sociale doelstellingen en doelstellingen op gebied van werkgelegenheid te verwezenlijken. We moeten de monitoring- en evaluatiesystemen verbeteren voor de uitvoering van het cohesiebeleid. Aangezien we een nieuw stadium naderen van EU-uitbreiding, moet het MFK een evenwichtig uitgavenbudget voorzien.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfredo Pallone (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb voor het verslag van de heer Garriga Polledo gestemd, omdat ik vind dat de financiële instrumenten in de toekomst efficiënt moeten zijn, cohesie moeten bevorderen en de EU klaar moeten stomen voor de uitdagingen van de wereldmarkt. Ik ben het eens met de opzet van de tekst, hoewel ik het met twee punten niet eens ben en ik tegen deze punten heb gestemd: de belasting op financiële transacties en de amendementen waarmee werd beoogd een 'tussencategorie' in te stellen. Ik vind dat dit verslag geen verwijzingen moet bevatten naar de belasting op financiële transacties. Het debat over deze belasting is belangrijk, maar het onderwerp behoeft nadere analyse. Het instellen van een tussencategorie zou nadelig zijn voor de horizontale benadering voor de regio's die onder doel 2 vallen – een benadering die de afgelopen jaren heeft gewerkt, voor het systeem van geleidelijke intrekking en voor de middelen voor de regio's die onder doel 1 vallen. Italiaanse regio's zouden hierdoor benadeeld worden ten gunste van de nieuwe lidstaten die bij de recente uitbreiding van de EU al erg veel subsidie hebben ontvangen.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria do Céu Patrão Neves (PPE), schriftelijk. (PT) Het nieuwe meerjarig financieel kader is bepalend voor de echte verwezenlijking van de Europa 2020-strategie en, in het algemeen, voor het creëren van de juiste omstandigheden voor een duurzame ontwikkeling, die een oplossing biedt voor zowel de problemen waarmee de verschillende Europese burgers te kampen hebben als de verwachte verbetering van hun levenskwaliteit. In die context ben ik verheugd met voorstel van de rapporteur voor een meerjarig financieel kader van 7 jaar, in overeenstemming met de Europa 2020-strategie, dat onderworpen moet worden aan een tussentijdse herziening en waarin ervoor gepleit wordt om de begroting van de EU minstens te handhaven. Daarbij moet de nadruk gelegd worden op het GLB en het cohesiebeleid, op meer flexibiliteit, die steeds noodzakelijker wordt naarmate de financiële beperkingen tastbaarder worden, en op meer democratische verantwoordelijkheid, opdat de Europese fondsen echt een hefboom kunnen vormen voor ontwikkelingsprojecten die duurzaam kunnen zijn.

Op dat vlak is het belangrijk dat de regio’s die al uit doel 1 gestapt zijn in een tussenfase kunnen worden opgenomen die de ontwikkeling waartoe deze regio’s reeds in staat bleken, zal versterken, in plaats van deze regio’s abrupt aan hun lot over te laten en zo de ondertussen bereikte vooruitgang op de helling te plaatsen.

 
  
MPphoto
 
 

  Marit Paulsen, Olle Schmidt en Cecilia Wikström (ALDE), schriftelijk. − (SV) Wij vinden het positief dat de klemtoon in het verslag op de gemeenschappelijke uitdagingen ligt waarmee we in Europa worden geconfronteerd: klimaat- en milieukwesties, de strijd voor democratie, vrede en vrijheid op mondiaal niveau, en de dringende behoefte aan onderzoek, innovatie en infrastructuur. De Europa 2020-strategie en investeringen in initiatieven met Europese toegevoegde waarde liepen als een rode draad door de discussies tijdens de werkzaamheden met betrekking tot dit verslag.

Wij maken ons echter grote zorgen over het feit dat we de bevoegdheid voor het vastleggen van prioriteiten in handen geven van de Raad. Alle vereisten inzake een inclusief, duurzaam en concurrerend Europa mogen dan wel zijn opgenomen, toch is het volkomen onmogelijk om alles tegelijkertijd te financieren met middelen uit de EU-begroting . Wij willen een realistische en uitvoerbare onderhandelingsstrategie, maar omdat dit verslag geen duidelijke prioriteiten bevat, is volgens ons niet aan die doelstelling voldaan. Onze voorstellen om de landbouwbegroting te moderniseren, maken geen deel uit van het uiteindelijke document. Onder andere om die redenen onthielden wij ons bij de eindstemming van stemming.

 
  
MPphoto
 
 

  Vincent Peillon (S&D), schriftelijk. – (FR) Ik heb ingestemd met het verslag dat is gepresenteerd door de heer Garriga Polledo namens de bijzondere Commissie beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen voor een duurzame Europese Unie na 2013. Tegen de achtergrond van een steeds toenemend populisme worden de efficiëntie en zelfs de relevantie van het EU-beleid regelmatig ter discussie gesteld. Nochtans hebben we in deze crisistijd – in financieel, economisch, sociaal en klimatologisch opzicht – Europa niet minder maar juist meer nodig. In dit verslag wordt voorgesteld om de EU eindelijk de middelen toe te kennen die passen bij haar ambities, door te pleiten voor een substantiële verhoging van de communautaire begroting van minstens 5 procent en voor de mogelijkheid om de begrotingsmiddelen van de Unie in te zetten voor de Europa 2020-strategie. Dankzij de acties van de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement profileert het Parlement zich in dit verslag eveneens als voorstander van twee sterke maatregelen: wat betreft de inkomsten, een diepgaande hervorming van het stelsel van eigen middelen, in het bijzonder door de invoering van een belasting op financiële transacties (Tobintaks); wat betreft de uitgaven, de oprichting van een tussenliggende categorie van regio’s om de solidariteit tussen de EU-regio’s te versterken en een eerlijkere verdeling van de middelen uit de structuurfondsen van het regionaal beleid te bewerkstelligen

 
  
MPphoto
 
 

  Rovana Plumb (S&D), schriftelijk. (RO) De combinatie van een kleinere beroepsbevolking en relatief meer gepensioneerden zal de socialezekerheidsstelsels en het economisch concurrentievermogen extra onder druk zetten, en steeds grotere problemen veroorzaken op het gebied van genderarmoede, gezien het grote aantal oudere vrouwen en huidige ongelijkheden in de sociale bescherming.

Er moet nadruk worden gelegd op het belang van genderbewuste budgettering als een goed bestuursinstrument voor het verbeteren van doeltreffendheid en eerlijkheid, van een behoorlijke controle op de invloed van begrotingstoewijzingen op de economische en sociale kansen van mannen en vrouwen, en van flexibiliteit om toewijzingen met een negatieve invloed op de verzekering van gelijke kansen te herstructureren.

In het Europese investeringsplan voor werkgelegenheid, milieubescherming en innovatie dienen specifieke maatregelen voor de ontwikkeling van de technische en wetenschappelijke vaardigheden van jonge vrouwen te worden opgenomen teneinde hun kwalificaties en inzetbaarheid te verbeteren, in het bijzonder in strategische groeisectoren waarin ze ondervertegenwoordigd zijn.

Het Europees Sociaal Fonds (ESF) zou voldoende middelen voor maatregelen ter verbetering van toegang tot de arbeidsmarkt en bestrijding van werkloosheid en sociale uitsluiting beschikbaar moeten stellen. Tegelijkertijd verzoek ik de Europese Commissie om via het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) actieve maatregelen voor te stellen ter ondersteuning van de werkgelegenheidssituatie van vrouwen op het platteland.

 
  
MPphoto
 
 

  Phil Prendergast (S&D), schriftelijk. − (EN) Nieuwe onderhandelingen over de EU-begroting zullen van invloed zijn op de manier waarop de Unie de komende jaren functioneert en de programma’s die zij zich kan veroorloven. De begroting als percentage van het bruto nationaal inkomen in de EU moet de overeengekomen prioriteiten van de Europese Unie weerspiegelen. Maar de onderhandelingen moeten ook de behoeften van de lidstaten weerspiegelen in het licht van de consolidatie-inspanningen die in veel landen, waaronder Ierland, worden geleverd. De doelstelling van de Europa 2020-groeistrategie om de werkgelegenheid, productiviteit en sociale cohesie te stimuleren mag niet worden losgelaten als gevolg van de huidige financiële problemen. Productiviteitsverbeterend beleid, in het bijzonder op het gebied van groene energie en onderzoek en ontwikkeling, moet worden erkend als drijfveer van de economische toekomst van de EU. Een andere zeer belangrijke kwestie, niet alleen in Ierland maar in de EU als geheel, is het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het wordt erkend dat er na 2013 significante veranderingen zullen plaatsvinden, maar veranderingen van betalingen op grond van het GLB moeten geleidelijk worden ontwikkeld om landbouwers de tijd te geven om zich aan te passen aan de nieuwe regelingen. Tegelijkertijd moet de GLB-begroting de Europese landbouwers helpen zich aan te passen aan nieuwe uitdagingen en kansen.

 
  
MPphoto
 
 

  Paulo Rangel (PPE), schriftelijk. (PT) Het meerjarig financieel kader van de EU biedt de gelegenheid om strategische keuzes te maken voor de toekomst. Op een moment waarop het optreden van de nationale overheden sterk beperkt wordt, is het versterken van de communautaire begroting een blijk van vertrouwen in het gezamenlijke project en ondersteunt het de acties die op supranationaal vlak ondernomen worden. Er is inderdaad een reeks uitdagingen waarmee de lidstaten geconfronteerd worden, waarvoor enkel op communautair niveau een gepaste oplossing bestaat.

 
  
MPphoto
 
 

  Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) Meer doen met minder geld, zoals sommige lidstaten verkondigen, dat is onmogelijk. Daarom is dit verslag over een nieuw meerjarig financieel kader na 2013, dat vanmiddag wordt aangenomen, van groot belang. In het verslag worden richtsnoeren gegeven om de Europese Unie daadwerkelijk het tijdperk van concurrentievermogen, solidariteit en goed bestuur te laten binnentreden. Verder wordt erop gewezen dat de Unie zonder aanzienlijke herschikkingen binnen de begroting of voldoende aanvullende middelen niet in staat zal zijn de nieuwe taken uit te voeren die het Verdrag van Lissabon met zich meebrengt, of zich werkelijk te richten op duurzame groei.

Er zijn echter vele gebieden die zich lenen voor het tot stand brengen van synergieën of het doorvoeren van grootschalige bezuinigingen: de Europese Dienst voor extern optreden, humanitaire hulp en bescherming van de burgerbevolking, betere bundeling van de middelen voor defensie, onderzoek en innovatie, en grote infrastructurele werken (met name op het gebied van energie en vervoer).

Nog een idee dat uitgevoerd moet worden: de geleidelijke afschaffing van subsidies die schadelijke effecten hebben voor het milieu, in navolging van wat de Commissie ten aanzien van tabak gedaan heeft. Verder verheugt het me dat het Europees Parlement zich opnieuw uitspreekt voor eigen middelen, omdat het legitiem is dat de Unie haar eigen begroting heeft.

 
  
MPphoto
 
 

  Crescenzio Rivellini (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik heb gestemd tegen de amendementen op het verslag van de heer Garriga Polledo waarin werd opgeroepen om voor de duur van de volgende programmeringsperiode een tussenliggende categorie in het leven te roepen voor regio's waar het bnp per hoofd van de bevolking tussen 75 procent en 90 procent van het EU-bnp ligt. Deze vernieuwing leidt ogenschijnlijk tot openheid en meer financiële flexibiliteit, maar in de huidige tijden van bezuinigingen en begrotingsdiscipline leidt deze onvermijdelijk tot een verlaging van de middelen voor de andere regio's, en dan met name de regio's die onder de convergentiedoelstelling (doel 1) vallen, waartoe in het bijzonder de Zuid-Italiaanse regio's behoren. Ik stel tot mijn spijt vast dat mijn collega's dit punt hebben laten liggen en zich hebben laten beïnvloeden door argumenten die indruisen tegen de beginselen van Europese solidariteit. Gelukkig wordt in het aangenomen amendement 64 onderstreept dat deze overgangsmaatregelen in geen geval ten koste mogen gaan van de huidige regio's die onder de doelstellingen van convergentie, concurrentievermogen en samenwerking (de doelen 1, 2 en 3) vallen.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Rochefort (ALDE), schriftelijk. – (FR) De enige manier om daadwerkelijk oplossingen te vinden voor de uitdagingen waar we voor staan – economische crisis, de snelle groei van opkomende economieën, klimaatverandering, demografische verschuivingen, et cetera – is als dit we dit gezamenlijk doen op Europees niveau. Ik ben er absoluut van overtuigd dat we naar een actievere betrokkenheid van de Europese Unie toe moeten. Hoewel de begroting van de EU een belangrijk politiek instrument kan zijn, is het plafond van eigen middelen sinds 1993 ongewijzigd. In deze resolutie wordt gepleit voor een Europese begroting die past bij de ambities van de EU. Ik sta daar volledig achter, en geef mijn steun daaraan. Ik vind dat een Europese belasting op financiële transacties zo snel mogelijk moet worden ingevoerd, bij gebrek aan een overeenkomst op wereldniveau. Hoewel ik er niet 100 procent voorstander van ben dat de middelen die hiermee vrijkomen aan de begroting van de Unie worden toegevoegd, omdat ik vind dat deze in ieder geval voor een deel naar de millenniumdoelstellingen zouden moeten gaan, wilde ik toch voor paragraaf 171 stemmen om een positief signaal af te geven aan de Commissie en de Raad met betrekking tot de invoering van deze belasting.

 
  
MPphoto
 
 

  Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Voor. Zoals mijn collega Bas Eickhout al heeft gezegd, is het bevriezen of verkleinen van de begroting van de EU na 2013 geen geloofwaardige aanpak als de EU en haar lidstaten serieus zijn over het verwezenlijken van de beleidsprioriteiten die ze zichzelf hebben gesteld, in het bijzonder de Europa 2020-strategie. Coördinatie van de EU-financiering en maatregelen is duidelijk een betere manier om onze gezamenlijke doelstellingen te bereiken dan individuele maatregelen. We zijn blij dat de EP-leden hier duidelijk op inzetten, vooruitlopend op het komende debat over de toekomstige financiering van de EU. De EU heeft een deugdelijk en voorspelbaar systeem voor de financiering van haar eigen begroting nodig om een einde te maken aan het eindeloze, schadelijke gekibbel over nationale bijdragen aan de EU-begroting. De invoering van een werkelijk en betekenisvol systeem van ‘eigen middelen’ voor het financieren van de EU-begroting is de enige manier om dit te bereiken en we zijn blij dat het EP achter deze al lang bestaande prioriteit van de Groenen staat.

 
  
MPphoto
 
 

  Licia Ronzulli (PPE), schriftelijk. − (IT) Ik ben van mening dat het Parlement met de stemming van vandaag een krachtig signaal heeft afgegeven aan de lidstaten door te vragen om bevriezing van de EU-begroting voor de periode 2014-2020. Deze substantiële verlaging van de middelen is geen optie voor wie gelooft in een echt concurrerend Europa, en de landen die deze verlaging nastreven, moeten op een samenhangende manier aangeven welke prioritaire projecten zullen sneuvelen om deze bezuinigingen mogelijk te maken.

Er moet een einde worden gemaakt aan de slechte gewoonte om politieke beloften te doen zonder te beschikken over de benodigde middelen, omdat deze gewoonte de planning en de geloofwaardigheid van het Europese project ondermijnen. Door te bezuinigen op langetermijnbegrotingen komen de stijging van de uitgaven voor onderzoek en innovatie en de investeringen op het gebied van de infrastructuur, het extern optreden en de uitbreiding, in het gedrang. Daarnaast zouden bezuinigingen op dit vlak ernstige gevolgen hebben voor de toekomst van alle lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Tokia Saïfi (PPE), schriftelijk. – (FR) Bij de stemmingen over het verslag getiteld “Investeren in de toekomst: een nieuw meerjarig financieel kader (MFK) voor een concurrerend, duurzaam en integratiegericht Europa”, heb ik ervoor gestemd dat er een tussenliggende categorie in het leven wordt geroepen voor regio's waar het bnp per hoofd van de bevolking tussen 75 en 90 procent van het EU-bnp ligt. Tien Franse regio’s, waaronder Nord-Pas-de-Calais en Picardie, zouden binnen deze nieuwe categorie vallen.

Bij invoering van deze derde categorie van regio’s kunnen de betreffende regio’s aanspraak maken op financiering op het gebied van werkgelegenheid, duurzame groei en concurrentieversterking. Een ander belangrijk punt in dit verslag is de steun voor de invoering van een transparanter, eenvoudiger en eerlijker stelsel van financiering voor de Europese begroting. Één van de maatregelen die de Commissie heeft voorgesteld is de invoering van een EU-belasting op financiële transacties. Het Europees Parlement heeft zich hier regelmatig voor uitgesproken en ik ondersteun van ganser harte deze maatregel, die de marktwerking zal verbeteren, omdat daarmee speculatie wordt teruggedrongen, een bijdrage wordt geleverd aan de betaling van mondiale collectieve goederen en het begrotingstekort wordt teruggedrongen.

 
  
MPphoto
 
 

  Antolin Sánchez Presedo (S&D), schriftelijk. (ES) Hoewel ik graag een meer ambitieus resultaat had gezien, vormt het verslag-Garriga Polledo over de financiële vooruitzichten vanaf 2014 een stap in de goede richting. Het verslag is het resultaat van een brede politieke consensus in de bijzondere commissie en is voor het eerst samengesteld in het Parlement, voordat de Europese Commissie haar voorstel presenteert.

In het verslag wordt de noodzaak onderkend van de inzet van aanvullende middelen om aan de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te voldoen, om de diverse gebieden van het Europees beleid te ontwikkelen en om de verplichtingen na te komen die de uitbreiding en het Verdrag van Lissabon met zich meebrengen. Ook wordt gepleit voor de inzet van nieuwe eigen middelen, waarmee de deur geopend wordt naar een fiscale unie en naar een belasting op financiële transacties die uitgebreid zou moeten worden naar de rest van de wereld. Vanaf 2020 wordt een looptijd van vijf jaar voorgesteld (of van 5+5), wat beter aansluit bij het mandaat van de instellingen.

Zeer gunstig voor Galicië is de steun aan activiteiten met betrekking tot de zee en aan de totstandkoming van een tussenliggende categorie voor regio's waar het bnp per hoofd van de bevolking tussen 75 procent en 90 procent van het EU-bnp ligt. Op die manier kan voorkomen worden dat de stroom van EU-fondsen onderbroken wordt en kan deze regio gebruikmaken van een overgangsregeling om haar concurrentievermogen te versterken en om convergentie te bevorderen in het traject van duurzame ontwikkeling.

 
  
MPphoto
 
 

  Alf Svensson (PPE), schriftelijk. − (SV) Toen het Europees Parlement op woensdag 8 juni stemde over Investeren in de toekomst: een nieuw meerjarig financieel kader (MFK) voor een concurrerend, duurzaam en integratiegericht Europa, koos ik ervoor om tegen te stemmen. Het is voor mij een zware teleurstelling te moeten vaststellen dat het Europees Parlement er, op een ogenblik dat de begroting van de EU-lidstaten onder zware druk staat, voor kiest om de begroting met ten minste 5 procent te laten stijgen in plaats van prioriteiten vast te leggen. Het Europees Parlement stemde voor het blijven bijdragen aan gebieden die de Europese economie opgesloten houden in oude patronen, onder andere door op zijn minst even grote bedragen voor te behouden voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid als in het begrotingsjaar 2013. Verder kant ik mij tegen het voorstel van het Europees Parlement om de financiering van de EU te hervormen door een stelsel van eigen middelen in te voeren. Het is de bedoeling dat die middelen onder andere van een belasting op financiële transacties zouden komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Keith Taylor (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik steun een amendement in het verslag over het meerjarig financieel kader (MFK) dat de EU-bijdragen van de lidstaten beperkt tot het inflatiepercentage (op dit moment 3,2 procent) of daaronder, zoals is voorgesteld door de regeringsleiders van het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland, Nederland en Finland. In het MFK-verslag van de heer Garriga wordt voorgesteld de financiering door de lidstaten voor de periode 2014-2020 met 5 procent te verhogen en dat kan ik niet steunen in een tijd waarin het Verenigd Koninkrijk sterk te lijden heeft onder de gevaarlijke bezuinigingsmaatregelen van de regering, die sociale verdeeldheid in de hand werken. Ik steun veel van de maatregelen die in het verslag en in de amendementen van de Groenen worden aanbevolen, in het bijzonder met betrekking tot de Green New Deal, het beëindigen van nationale kortingen en eigen middelen voor de EU en ik ben mij ervan bewust dat een deel van de verhogingen boven de inflatie nodig is om aan de verplichtingen op grond van het Verdrag van Lissabon te voldoen. Er zijn echter nog veel lijnen in het MFK die zwaar op de begroting drukken en niet moeten worden gesteund, en dan denk ik bijvoorbeeld aan de 6,6 miljard euro die zou worden uitgegeven aan kernfusie. Mijn argument is dat er, als er niet genoeg geld is na de verhoging van de bijdragen van de lidstaten ter hoogte van de inflatie, manieren moeten worden gevonden om begrotingslijnen opnieuw te verdelen om de tekorten op te vangen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nuno Teixeira (PPE), schriftelijk. – (PT) Europa 2020 is de strategie waarmee Europa probeert te reageren op de nieuwe wereldwijde uitdagingen voor de EU en haar verschillende lidstaten. Daarom is het belangrijk om de economische en financiële condities die de leidraad vormen voor de toepassing ervan in de periode 2014-2021, te structureren. Dit verslag beoogt een bijdrage te leveren aan het ontwerp van het meerjarig financieel kader (MFK) na 2013 middels de aanbevelingen om de begrotingskredieten van het huidige MFK met 5 procent te verhogen, de cohesie- en landbouwfondsen te handhaven en op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en innovatie financiële versterking te bieden, evenals op het gebied van energie en vervoer.

Ik heb vóór het verslag gestemd omdat ik de strategische inhoud constructief acht en, in het algemeen, omdat de begroting in overeenstemming is met de doelstellingen die zijn vastgelegd in de strategie Europa 2020.

De versterking van het economisch bestuur en het belang van het cohesiebeleid zijn een paar van de gebieden die ik wil beklemtonen in het streven naar een slimmer, duurzamer en inclusiever Europa. Ik vind het belangrijk om een tussenliggende categorie in het leven te roepen voor de regio’s waar het bruto binnenlands product (bbp) tussen de 75 procent en 90 procent van het bbp van de EU ligt, en zo een bijdrage te leveren aan grotere gelijkheid op regionaal niveau. Ik wil echter benadrukken dat deze nieuwe categorie de meer achtergestelde regio’s niet mag schaden op het punt van de toewijzing van financiering door de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Toussas (GUE/NGL), schriftelijk. (EL) De Europese afgevaardigden van de Communistische Partij van Griekenland hebben tegen dit verslag gestemd. Hierin worden de strategische politieke en economische prioriteiten van het monopolistisch kapitaal onomwonden uit de doeken gedaan. Ook in de komende jaren zal de EU het monopolistisch kapitaal moeten blijven dienen binnen een kapitalistische crisis die zich aan het ontwikkelen is. De gegevens over het huidig begrotingskader laten duidelijk zien dat de EU-begrotingskredieten niet gebruikt zullen worden om tegemoet te komen aan de volksbehoeften. Integendeel, deze worden gebruikt om de winstgevendheid van de monopolistische concerns te ondersteunen. Het is een vuile leugen dat het hoofdkenmerk van het verslag gevormd wordt door de zogenaamde eis van het Europees Parlement om de uitgaven van de EU-begroting met 5 procent te verhogen. Het hoofdkenmerk van het verslag is dat naast deze verhoging ook wordt aangedrongen op het inzetten van alle EU-begrotingsuitgaven voor de uitvoering van de barbaarse maatregelen waarmee het kapitaal, de EU en de bourgeoisieregeringen de arbeidersklasse en de volksklassen in alle lidstaten van de EU te lijf gaan. In het verslag wordt geëist dat het geld dat afkomstig is van de werknemers in de lidstaten en waarmee de EU-begroting wordt gefinancierd, gebruikt wordt om de kapitalistische herstructureringen er door te drukken, de arbeidsrechten met de grond gelijk te maken, de winstgevendheid van de EU-monopolies te ondersteunen, het mechanisme van memorandums te consolideren, de crediteurs van de lidstaten-debiteurs garanties te bieden en de repressieve mechanismen en imperialistische interventies van de EU te versterken.

 
  
MPphoto
 
 

  Rafał Trzaskowski (PPE), schriftelijk. − (PL) Ik heb vandaag gestemd voor de oprichting van zogenaamde tussenliggende regio's, en ik ben blij dat het hele Parlement dit standpunt heeft ingenomen. Dankzij deze beslissing zullen de relatief rijke regio's van armere lidstaten (zoals Mazowsze met Warschau) nog steeds steun ontvangen.

Het standpunt dat het Europees Parlement vandaag heeft ingenomen, is de eerste overwinning in de strijd rond de vormgeving van de financiële vooruitzichten voor 2014-2020. Voor Polen, en dus ook voor Warschau, is het van cruciaal belang hoeveel middelen en welke prioriteiten er in het Cohesiefonds zullen worden vastgelegd.

 
  
MPphoto
 
 

  Thomas Ulmer (PPE), schriftelijk. (DE) In het verslag-Garriga Polledo wordt voor de tussenliggende categorie voor regionale steun uitgegaan van een bbp per hoofd van de bevolking van tussen de 75 procent en 90 procent van het EU-gemiddelde. Ik acht deze definitie onaanvaardbaar, aangezien in dat geval ook in het Westen van de EU gebieden in aanmerking zouden komen voor steun die eigenlijk niet bijzonder subsidiabel zijn. Dit is in strijd met de fundamentele doelstelling van de regionale steunverlening, namelijk het versterken van de zwakste regio's.

 
  
MPphoto
 
 

  Viktor Uspaskich (ALDE), schriftelijk. (LT) Het volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK) is de gelegenheid bij uitstek om de Europese burgers te tonen dat de Unie doelstellingen op lange termijn kan behalen, zoals het stimuleren van sterke groei en interne cohesie. Deze kans mogen we niet missen. Ik ben blij dat de rapporteur het belang van een cohesiebeleid benadrukt met het oog op groei en tewerkstelling. Voor Litouwers is het van cruciaal belang dat het budget voor het cohesiebeleid in het volgende MFK niet lager ligt dan het budget in dit begrotingsjaar. Het Europees cohesiebeleid blijft een belangrijke rol spelen in het afbouwen van aanzienlijke sociale en economische ongelijkheden tussen de lidstaten. Het bnp van Litouwen per capita blijft bijvoorbeeld laag (wanneer wij toetraden tot de EU, maakte het 48 procent van het EU-gemiddelde uit). Nochtans geloven wij dat het Litouwse bnp tegen 2020 minstens 50 procent meer zal bedragen zonder de bijstand die in het kader van het cohesiebeleid wordt verleend.

De doelstelling van Litouwen om zijn vervoersinfrastructuur en toegankelijkheid te verbeteren (23 procent van alle toegekende middelen uit de structuurfondsen), zijn O&O capaciteit op te trekken (22 procent) en het ondernemerschap te ondersteunen, hangt af van het cohesiebeleid. Het inkrimpen van de cohesiebeleidsmiddelen zal onze economie blijven doen inkrimpen. Wij mogen dit niet laten gebeuren. Het vertrouwen in de EU zal enkel terugkeren wanneer onze burgers ervan overtuigd zijn dat de Unie hun waarden en belangen ter harte neemt.

 
  
MPphoto
 
 

  Geoffrey Van Orden (ECR), schriftelijk. − (EN) Door de aanneming van dit verslag over het nieuwe meerjarige financiële kader met 468 tegen 134 stemmen (en 54 onthoudingen) bevestigt het Parlement dat het in een andere wereld leeft dan de harde economische werkelijkheid van onze tijd. Als er thuis zulke moeilijke economische beslissingen worden genomen, (...) is het onaanvaardbaar als de EU geen maatregelen neemt om kosten te besparen en verspilling te voorkomen. (...) Het Parlement heeft besloten de brief van de Britse premier (...) en de regeringsleiders van Frankrijk, Duitsland, Nederland en Finland met het verzoek de EU-begroting niet te verhogen, te negeren (...). Veel van ons willen juist bezuinigingen op de begroting en een verlaging van de buitensporige bijdrage van Groot-Brittannië. (...). Het Britse publiek (...) accepteert geen belastingen die door de EU worden opgelegd en dat zouden de burgers van andere (...) landen ook niet doen, als ze door zouden hebben wat er aan de hand is (...). Een geïnformeerd economisch advies zou u vertellen dat lagere belastingen de beste stimulans voor economische groei en betere werkgelegenheid zijn. Dit verslag is bedoeld om de financiële basis te leggen voor de EU-superstaat die ik en mijn kiezers (...) verwerpen. Ik heb net als mijn collega’s van de conservatieve fractie tegen dit verslag gestemd.

(Schriftelijke verklaring ingekort overeenkomstig artikel 149 van het Reglement)

 
Juridische mededeling - Privacybeleid