Ontwerpresolutie - B6-0164/2009Ontwerpresolutie
B6-0164/2009

ONTWERPRESOLUTIE

25.3.2009

naar aanleiding van de verklaringen van de Raad en de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2, van het Reglement
door Martin Schulz, Hannes Swoboda, Jan Marinus Wiersma, Helmut Kuhne, Miguel Angel Martínez Martínez, Justas Vincas Paleckis en Józef Pinior
namens de PSE-Fractie
over het Europese geweten en het totalitarisme

Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B6-0164/2009
Ingediende teksten :
B6-0164/2009
Debatten :
Aangenomen teksten :

B6‑0164/2009

Resolutie van het Europees Parlement over het Europese geweten en het totalitarisme

Het Europees Parlement,

–  gelet op de artikelen 6 en 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

–  gelet op het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

–  gelet op Kaderbesluit 2008/913/JBZ van de Raad van 28 november 2008 betreffende de bestrijding van bepaalde vormen en uitingen van racisme en vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht,

–  gelet op artikel 103, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat geschiedkundigen het erover eens zijn dat volledig objectieve interpretaties van historische feiten onmogelijk zijn en dat objectieve historische beschrijvingen niet bestaan; verder overwegende dat professionele geschiedkundigen desalniettemin wetenschappelijke instrumenten gebruiken om het verleden te bestuderen en daarbij zo onpartijdig mogelijk proberen te zijn,

B.  overwegende dat geen enkel politiek orgaan of politieke partij het monopolie heeft op het interpreteren van de geschiedenis, en dat zulke organen en partijen niet kunnen claimen objectief te zijn,

C.  overwegende dat officiële politieke interpretaties van historische feiten niet door middel van meerderheidsbesluiten van parlementen moeten worden opgelegd; overwegende dat een parlement niet door middel van wetgeving kan bepalen hoe de geschiedenis wordt gezien,

D.  overwegende dat één van de kerndoelstellingen van het Europese eenwordingsproces het waarborgen van respect voor fundamentele rechten en de rechtstaat in de toekomst is, en dat de artikelen 6 en 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie hiertoe passende mechanismen bevatten,

E.  overwegende dat misinterpretaties van de geschiedenis tot exclusivistisch beleid kunnen leiden, en zo haat en racisme kunnen aanwakkeren,

F.  overwegende dat miljoenen slachtoffers in de 20e eeuw in Europa door totalitaire en autoritaire regimes zijn gedeporteerd, gevangen gezet, gefolterd en vermoord; overwegende dat de geschiedenis van Europa in de 20e eeuw zeer complex en ambivalent is, net zoals de herinnering van de bevolkingen daaraan,

G.  overwegende dat, hoewel enorme vooruitgang is geboekt bij het institutioneel en economisch eenmaken van Oost en West, de eenmaking van de herinnering nog niet heeft plaatsgevonden,

H.  overwegende dat besluiten over het herdenken van gebeurtenissen uit het verleden niet het onderwerp van politieke geschillen moeten worden; verder overwegende dat politici geschiedkundigen om onafhankelijk advies zouden moeten vragen, en een open debat over verschillende historische interpretaties van de desbetreffende gebeurtenissen zouden moeten bevorderen,

I.  overwegende dat de dominante historische ervaring in West-Europa het nazisme is, dat de landen van Midden-Europa de bijkomende ervaring van het communisme hebben en dat het begrip voor de dubbele erfenis van dictatuur in deze landen moet worden bevorderd,

J.  overwegende dat de meeste geschiedkundigen het erover eens zijn dat het nazisme en het communisme, ondanks bepaalde overeenkomsten, wezenlijk verschillend waren, hoewel het vanuit de optiek van de slachtoffers geen verschil maakt welk regime ze om wat voor reden dan ook van hun vrijheid beroofde, folterde of vermoordde,

1.  dringt aan op de instelling van een pan-Europese dag voor het herdenken van de slachtoffers van alle totalitaire regimes, in het bijzonder het nazisme en het communisme, die moet worden gekenmerkt door waardigheid en onpartijdigheid; verzoekt het comité van deskundigen van het Huis van de Europese geschiedenis voorstellen te doen voor een geschikte datum voor deze dag, die de burgers van Europa moet herinneren aan de gevaren van het totalitarisme;

2.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.