Ontwerpresolutie - B7-0541/2010Ontwerpresolutie
B7-0541/2010

ONTWERPRESOLUTIE over de Werelddag tegen de doodstraf

29.9.2010

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

Eduard Kukan, Andrzej Grzyb, Laima Liucija Andrikienė namens de PPE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0541/2010

Procedure : 2010/2855(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0541/2010
Ingediende teksten :
B7-0541/2010
Aangenomen teksten :

B7‑0541/2010

Resolutie van het Europees Parlement over de Werelddag tegen de doodstraf

Het Europees Parlement,

–   gezien het zesde Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, inzake de afschaffing van de doodstraf, van 28 april 1983,

–   gezien het tweede facultatieve Protocol bij het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 15 december 1989, dat in de afschaffing van de doodstraf voorziet,

–   onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over de afschaffing van de doodstraf, met name de resolutie van 26 april 2007 over de behoefte aan een onmiddellijk moratorium op executies in de landen waar de doodstraf nog steeds wordt toegepast,

–   onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties, met name die van 26 april 2009 over minderheidsrechten en de toepassing van de doodstraf in China, van 20 november 2008 over de doodstraf in Nigeria, van 17 juni 2010 over executies in Libië, van 8 juli 2010 over de situatie op het Koreaanse schiereiland en van 22 oktober 2009, 10 februari 2010 en 8 september 2010 over Iran,

–   gezien resolutie 62/149 van 18 december 2007 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, waarin een moratorium op de toepassing van de doodstraf wordt geëist, en resolutie 63/168 van 18 december 2008, waarin de tenuitvoerlegging van de door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aangenomen resolutie 62/149 van 2007 wordt geëist,

–   gezien het verslag van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties over moratoria op de toepassing van de doodstraf van 11 augustus 2010,

–   gezien het verslag van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties over de kwestie van de doodstraf van 16 juli 2010,

–   gezien de tijdens de plenaire vergadering van 16 juni 2010 gehouden toespraak van de hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter van de Commissie over het mensenrechtenbeleid, waarin deze verklaard heeft dat afschaffing van de doodstraf in de gehele wereld een prioriteit is voor de EU,

–   gezien de verklaring van de Voorzitter van het Europees Parlement, Jerzy Buzek, van 19 oktober 2009, waarin deze een krachtige oproep doet tot afschaffing van de doodstraf,

–   gezien de slotverklaring van het vierde Wereldcongres tegen de doodstraf, dat heeft plaatsgevonden in Genève, van 24 tot 26 februari 2010, waarin wordt opgeroepen tot de universele afschaffing van de doodstraf,

–   gezien de herziene en bijgewerkte versie van de EU‑richtsnoeren inzake de doodstraf, die de Raad op 16 juni 2008 heeft goedgekeurd,

–   gezien de Werelddag tegen de doodstraf en de invoering van een Europese Dag tegen de doodstraf, elk jaar op 10 oktober,

–   gelet op artikel 2 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

–   gelet op artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de Europese Unie zich resoluut inzet voor afschaffing van de doodstraf overal ter wereld, en naar een universele aanvaarding van dit beginsel streeft,

B.  overwegende dat de EU wereldwijd de leidende institutionele actor is in de strijd tegen de doodstraf en dat haar optreden op dit gebied de voornaamste prioriteit vormt van haar externe mensenrechtenbeleid; overwegende dat de EU tevens de belangrijkste donor is bij de inspanningen die de organisaties van de civil society in de hele wereld leveren voor de afschaffing van de doodstraf,

C. overwegende dat de doodstraf als extreme vorm van wrede, onmenselijke en onterende bestraffing een schending vormt van het recht op leven zoals vastgelegd in de Universele verklaring van de rechten van de mens, en als een daad van foltering onaanvaardbaar is voor staten die de mensenrechten eerbiedigen,

D. overwegende dat diverse studies hebben aangetoond dat de doodstraf geen effect heeft op trends op het gebied van gewelddadige criminaliteit,

E.  overwegende dat is aangetoond dat de doodstraf voornamelijk wordt toegepast op achtergestelde personen,

F.  overwegende dat de bepalingen van het zesde Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden de lidstaten van de Raad van Europa verbieden de doodstraf toe te passen,

G. overwegende dat de EU zich beijvert voor moratoria op de toepassing van de doodstraf door derde landen en mettertijd de afschaffing ervan, en voor de ratificatie van de desbetreffende internationale VN- en andere instrumenten, met name het tweede Facultatieve Protocol bij het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, dat in afschaffing van de doodstraf voorziet,

H. overwegende dat de afschaffing van de doodstraf een van de thematische prioriteiten is voor steun van het Europees Instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR), dat sinds 1994 meer dan 30 projecten over de gehele wereld heeft gefinancierd, met een totale begroting van meer dan 15 miljoen euro,

I.   overwegende dat het Europees Parlement sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon moet instemmen met de sluiting van handelsovereenkomsten, en meer in het algemeen van internationale overeenkomsten met derde landen,

J.   overwegende dat het statuut van het Internationaal Strafhof, tezamen met het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië, het Internationaal Straftribunaal voor Rwanda, het Speciaal Hof voor Sierra Leone, de speciale panels voor ernstige misdaden in Dili, Oost-Timor, en de Buitengewone Kamers van de Rechtbanken van Cambodja, de doodstraf uitsluit voor oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en genocide, de ernstigste misdaden in de ogen van de internationale gemeenschap, waarover zij jurisdictie hebben,

K. overwegende dat de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in 2007 en in 2008 de historische resoluties 62/149 en 63/168 heeft aangenomen waarin wordt opgeroepen tot een wereldwijd moratorium op terechtstellingen en uiteindelijk de afschaffing van de doodstraf, en beklemtonend dat steeds meer landen deze resolutie zijn gaan steunen, zodat resolutie 63/169 met een overweldigende meerderheid werd aangenomen, namelijk met 106 stemmen voor en 46 tegen bij 34 onthoudingen,

L.  overwegende dat tijdens het vierde Wereldcongres tegen de doodstraf, dat in februari 2010 in Genève is gehouden, de staten waar de doodstraf de facto is afgeschaft ertoe zijn opgeroepen de doodstraf bij formele wet af te schaffen, de staten waar de doodstraf is afgeschaft de universele afschaffing als thema in hun internationale betrekkingen te integreren, en de internationale en regionale organisaties universele afschaffing te steunen door de aanneming van resoluties voor een moratorium op executies,

M. overwegende dat in 154 staten in de wereld de doodstraf de jure of de facto is afgeschaft: in 96 staten is zij volledig afgeschaft, ongeacht het misdrijf, in 8 staten blijft zij alleen nog mogelijk voor uitzonderlijke misdaden, bijvoorbeeld in oorlogstijd, in 6 staten geldt een moratorium op terechtstellingen, en in 44 staten is sprake van de facto afschaffing (d.w.z. staten waar sinds ten minste 10 jaar geen terechtstelling meer is uitgevoerd of staten die zich ertoe hebben verbonden de doodstraf niet aan te wenden),

N. overwegende dat meer dan 100 landen die de doodstraf handhaven voor misdaden de executie van minderjarigen hebben afgeschaft, maar beklemtonend dat een klein aantal landen nog steeds kinderen executeert, wat duidelijk in strijd is met het internationale recht, met name artikel 6, lid 5, van het ICCCPR (International Convenant on Civil and Political Rights); met name overwegende dat Iran het hoogste aantal minderjarigen vasthoudt,

O. overwegende dat er momenteel wereldwijd tientallen Europese onderdanen zijn van wie vaststaat dat zij in afwachting zijn van hun executie of een terdoodveroordeling tegemoet zien, en dat het in dit verband van cruciaal belang is om de Europese reactie op de mogelijke executie van Europese onderdanen te consolideren en te versterken,

P.  overwegende dat de voorzitter van de Doema van de Russische Federatie, Boris Gryzlov, op 23 maart 2010 op een vergadering in Moskou met leden van de Controlecommissie van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa verklaard heeft dat Rusland het zesde Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, inzake de afschaffing van de doodstraf, niet heeft geratificeerd vanwege terroristische dreigingen in het land,

Q. overwegende dat het parlement van Kirgizië op 11 februari 2010 het tweede facultatieve Protocol bij het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, inzake afschaffing van de doodstraf, goedgekeurd heeft, en dat het eindontwerp van grondwet, dat onder andere de doodstraf verbiedt en thans is goedgekeurd, op 21 mei 2010 door de interim-regering van Kirgizië openbaar is gemaakt,

R.  overwegende dat wereldwijd 43 landen[1] de doodstraf handhaven en dat het hoogste aantal executies heeft plaatsgevonden in China, Iran en Irak; overwegende dat China alleen al circa 5 000 of 88% van het totale aantal executies in de wereld heeft voltrokken, en dat Iran ten minste 402 mensen ter dood heeft gebracht, en Irak ten minste 77,

S.  overwegende dat Iran nog steeds de doodstraf door steniging toepast, in strijd met het tweede Facultatieve Protocol bij het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten,

T.  overwegende dat de Presidentiële Raad van Irak onlangs de doodvonnissen van ten minste 900 gevangenen, onder wie vrouwen en kinderen, heeft geratificeerd,

U. overwegende dat zowel de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa als de Europese Unie er herhaaldelijk bij Wit-Rusland op hebben aangedrongen de doodstraf af te schaffen; overwegende dat de details over de doodstraf in Wit-Rusland geheim zijn en dat volgens het wetboek van strafrecht de doodstraf in het verborgene met een vuurwapen wordt voltrokken, en dat de administratie van de detentiefaciliteit de rechter op de hoogte brengt van de executies, waarop de rechter de familieleden informeert; het lichaam van een geëxecuteerde wordt niet vrijgegeven aan zijn/haar nabestaanden om te worden begraven en de plaats waar het lichaam wordt begraven wordt niet bekendgemaakt,

V. overwegende dat 38 van de 50 staten die samen de Verenigde Staten van Amerika vormen de doodstraf kennen, hoewel in 4 van hen sinds 1976 geen executies meer hebben plaatsgevonden; overwegende dat in 2009 het aantal executies is toegenomen tot 52 na het aflopen van het de facto moratorium dat gold van september 2007 tot mei 2008, hoewel voor het zevende opeenvolgende jaar het aantal doodvonnissen in de Verenigde Staten van Amerika is gedaald tot 106,

W. overwegende dat sommige staten, waaronder Montana, New Jersey, New York, North Carolina en Kentucky, zich zijn gaan verzetten tegen de doodstraf via allerlei maatregelen, waaronder een moratorium op executies of de afschaffing van de doodstraf, terwijl zij de executies van Teresa Lewis in Virginia en Holly Wood in Alabama, ondanks bewijzen dat beiden een verstandelijke handicap hadden, hebben veroordeeld; tevens overwegende dat Mumia Abu-Jamal in Pennsylvania en Troy Davis in Georgia in afwachting zijn van hun executie,

1.  herhaalt dat het zich sinds jaar en dag verzet tegen de doodstraf, in alle gevallen en onder alle omstandigheden, en beklemtoont nogmaals dat afschaffing van de doodstraf bijdraagt tot de verhoging van de menselijke waardigheid en de geleidelijke ontwikkeling van de mensenrechten;

2.  veroordeelt alle terechtstellingen, waar zij ook plaatsvinden; dringt er bij de EU en haar lidstaten op aan de tenuitvoerlegging van de VN‑resolutie inzake een universeel moratorium op executies door te zetten, teneinde te komen tot een volledige afschaffing van de doodstraf in alle landen waar zij nog wordt toegepast; vraagt de Raad en de Commissie actie te ondernemen om de aanwending van de doodstraf geleidelijk aan te beperken, waarbij erop moet worden aangedrongen dat bij executies ten minste de internationale minimumnormen in acht worden genomen;

3.  dringt er bij de EU op aan alle beschikbare instrumenten op het vlak van diplomatie en samenwerkingsbijstand aan te wenden teneinde zich in te zetten voor afschaffing van de doodstraf;

4.  dringt er bij de landen die de doodstraf toepassen op aan onmiddellijk een moratorium op executies in te stellen; spoort voorts landen zoals China, Egypte, Iran, Maleisië, Soedan, Thailand en Vietnam ertoe aan officiële statistieken over de aanwending van de doodstraf in hun land te publiceren;

5.  spoort de landen die de doodstraf niet hebben afgeschaft ertoe aan de waarborgen ter bescherming van de rechten van ter dood veroordeelden, zoals vastgelegd door de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties, in acht te nemen; dringt er bij de Raad en de Commissie op aan de nog overblijvende landen die het tweede facultatieve Protocol bij het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten niet hebben ondertekend en geratificeerd, alsmede de lidstaten die het dertiende Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, inzake de doodstraf, niet hebben ondertekend, ertoe aan te sporen dit te doen;

6.  dringt er bij de OVSE-landen, met name de Verenigde Staten en Wit-Rusland, op aan onmiddellijk een moratorium op executies af te kondigen;

7.  vraagt Kazachstan en Letland met aandrang de bepalingen in hun nationale wetgeving die nog steeds toestaan dat voor bepaalde misdrijven onder uitzonderlijke omstandigheden de doodstraf wordt opgelegd, te wijzigen;

8.  spoort de EU‑lidstaten er ten zeerste toe aan om met partners van andere regio’s op de 65ste Algemene Vergadering van de Verenigde Naties een follow-up resolutie over de doodstraf in te dienen;

9.  dringt er bij de deelnemende staten die de doodstraf handhaven op aan het Bureau voor democratische instellingen en mensenrechten en missies van de OVSE aan te sporen in samenwerking met de Raad van Europa bewustmakingsacties tegen toepassing van de doodstraf te voeren, met name bij de media, rechtshandhavingsfunctionarissen, beleidsmakers en het algemene publiek;

10. dringt er bij de Raad en de Commissie op aan, met name met het oog op het opzetten van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO), sturing te geven aan een alomvattend en effectief Europees beleid inzake de doodstraf, met betrekking tot de tientallen Europese onderdanen van wie vaststaat dat zij in derde landen in afwachting zijn van hun executie, waarbij moet worden voorzien in forse en versterkte mechanismen in termen van identificatiesysteem, verlening van rechtsbijstand, juridische EU-interventies en diplomatieke vertegenwoordigingen;

11. moedigt voorts de activiteiten aan van niet-gouvernementele organisaties die zich inzetten voor afschaffing van de doodstraf, waaronder Hands Off Cain, Amnesty International, Penal Reform International, World Coalition Against the Death Penalty, de Internationale Helsinki-Federatie voor mensenrechten, Sant’Egidio en Reprieve;

12. verbindt zich ertoe de kwestie van de doodstraf op de voet te volgen en specifieke gevallen aan te kaarten bij de autoriteiten van de desbetreffende landen, mogelijke initiatieven en ad hoc missies naar landen die vasthouden aan de doodstraf te overwegen, en er bij regeringsautoriteiten op aan te dringen een moratorium af te kondigen op executies met het oog op de volledige afschaffing ervan;

13. verzoekt de Raad en de Commissie wanneer er overeenkomsten worden gesloten met landen die de doodstraf nog steeds toepassen of met landen die het moratorium met het oog op het afschaffen van de doodstraf niet hebben ondertekend, die landen er ten zeerste toe aan te moedigen dit te doen;

14. vraagt de hoge EU‑vertegenwoordiger/vicevoorzitter van de Commissie en de lidstaten met één stem te blijven spreken en in gedachten te houden dat de belangrijkste politieke inhoud van de resolutie moet zijn dat er een wereldwijd moratorium wordt ingesteld, als een cruciale stap naar de volledige afschaffing van de doodstraf;

15. wijst er nogmaals op dat de volledige afschaffing van de doodstraf een van de voornaamste doelstellingen van het mensenrechtenbeleid van de EU blijft; is van oordeel dat dit doel alleen zal worden bereikt door nauwe samenwerking tussen de staten, ontwikkelingssamenwerking, onderwijs, bewustmaking, efficiency en doeltreffend optreden;

16. moedigt in die zin regionale samenwerking aan; zo heeft bijvoorbeeld Mongolië in januari 2010 formeel een moratorium ingesteld op executies, en als een positief gevolg daarvan hebben verscheidene landen die vasthouden aan de doodstraf zich gebogen over de grondwettelijkheid van deze vorm van bestraffing;

17. dringt er bij de Raad en de Commissie op aan de Werelddag en de Europese dag tegen de doodstraf aan te grijpen om aandacht te vragen voor onder andere de gevallen van Sakineh Mohamadi Ashtiani, Zahara Bahrami, Mumia Abu-Jamal, Troy Davis, Oleg Grisjkovstov, Andrej Burdyko en Ebrahim Hamidi;

18. verzoekt zijn voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Hoge Vertegenwoordiger, de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de EU-lidstaten, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties en de voorzitter van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, alsmede de regeringen van de staten die lid zijn van de Verenigde Naties.