Ontwerpresolutie - B7-0357/2011Ontwerpresolutie
B7-0357/2011

ONTWERPRESOLUTIE over de topontmoeting EU-Rusland (9-10 juni 2011)

6.6.2011

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

Elmar Brok, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Ria Oomen-Ruijten, Ioannis Kasoulides, Alojz Peterle, Tunne Kelam, Cristian Dan Preda, Jacek Saryusz-Wolski, Inese Vaidere, Vytautas Landsbergis, Krzysztof Lisek, Laima Liucija Andrikienė, Paweł Zalewski, Michael Gahler, Nadezhda Neynsky, Zuzana Roithová, György Schöpflin, Andrzej Grzyb, Joachim Zeller, Giovanni La Via namens de PPE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0347/2011

Procedure : 2011/2716(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0357/2011
Ingediende teksten :
B7-0357/2011
Aangenomen teksten :

B7‑0357/2011

Resolutie van het Europees Parlement over de topontmoeting EU-Rusland (9-10 juni 2011)

Het Europees Parlement,

–   gezien de bestaande partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst (PSO) tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Russische Federatie, anderzijds[1], en de in 2008 begonnen onderhandelingen over een nieuwe overeenkomst tussen de EU en Rusland,

–   gezien de doelstelling die de EU en Rusland delen, als omschreven in de gemeenschappelijke verklaring afgelegd na de 11de topontmoeting EU-Rusland in Sint Petersburg op 31 mei 2003, namelijk de invoering van een gemeenschappelijke economische ruimte, een gemeenschappelijke ruimte van vrijheid, veiligheid en gerechtigheid, een gemeenschappelijke ruimte van samenwerking op het gebied van externe veiligheid en een gemeenschappelijke ruimte van onderzoek en onderwijs, met inbegrip van culturele aspecten (de "vier gemeenschappelijke ruimtes"),

–   gezien zijn voorgaande verslagen en resoluties over Rusland en de betrekkingen tussen de EU en Rusland, met name zijn resolutie van 17 februari 2011[2] over de rechtsstaat, van 17 juni 2010 over de topontmoeting EU-Rusland, van 12 november 2009[3] vóór de topontmoeting EU-Rusland in Stockholm op 18 november 2009, zijn resolutie van 17 september 2009 over de moord op mensenrechtenactivisten in Rusland[4] en zijn resolutie van 17 september 2009 over externe aspecten van de energiezekerheid[5],

–   gezien het mensenrechtenoverleg tussen de EU en Rusland, en de laatste vergadering in dat kader op 4 mei 2011,

–   gezien de overeenkomsten die zijn ondertekend en de gezamenlijke verklaringen die zijn afgelegd op de topontmoeting EU-Rusland te Rostov-aan-de-Don op 31 mei en 1 juni 2010,

–   gezien de volgende topontmoeting EU-Rusland in Nizjni-Novgorod op 9 en 10 juni 2011,

–   gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat Rusland, dat een permanent lid van de VN-Veiligheidsraad is, samen met de Europese Unie een gedeelde verantwoordelijkheid heeft om de stabiliteit en veiligheid in de wereld te handhaven en dat nauwere samenwerking en goede nabuurschapsbetrekkingen tussen de EU en Rusland van bijzonder belang zijn voor de stabiliteit, de veiligheid en de welvaart van Europa en daarbuiten,

B.  overwegende dat de EU en Rusland onderling afhankelijk van elkaar zijn, zowel in economische als in politieke zin; overwegende dat de Europese Unie zich blijft inzetten voor het aanhalen en ontwikkelen van de betrekkingen met Rusland, omdat zij zeer gehecht is aan de democratische beginselen, de eerbiediging van de grondrechten en de mensenrechten en de rechtsstaat,

C. overwegende dat de vele problemen op internationaal niveau, met name met betrekking tot het Midden-Oosten, Libië, Iran, terrorisme, energiezekerheid, klimaatverandering en de financiële crises, niet kunnen worden opgelost zonder verantwoorde en coöperatieve betrekkingen met Rusland,

D. overwegende dat Rusland, bijna drie jaar na het conflict met Georgië, nog steeds niet de overeenkomsten van 12 augustus en 8 september 2008 inzake de terugtrekking van de troepen uit de bezette Georgische provincies Zuid-Ossetië en Abchazië naleeft en de waarnemingsmissie van de Europese Unie (EUMM) geen volledige, onbeperkte toegang verschaft tot die gebieden,

E.  overwegende dat Rusland als lid van de OVSE, de Raad van Europa en de VN, zich ertoe heeft verplicht om de grondbeginselen van deze organisaties te eerbiedigen en ten uitvoer te leggen,

1.  dringt er bij de EU en Rusland op aan om de gelegenheid van de aanstaande topontmoeting aan te grijpen om een impuls te geven aan de onderhandelingen over een nieuwe partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst, uitgaande van de onderlinge afhankelijkheid van de EU en Rusland, en benadrukt dat het een groot voorstander is van een allesomvattende, wettelijke bindende overeenkomst die zowel betrekking heeft op het politieke, economische en het sociale stelsel en derhalve ook alle terreinen omvat die verband houden met democratie, rechtsstaat, eerbiediging van mensenrechten en grondrechten wat zou moeten leiden tot een win-winsituatie, mits Rusland bereid is stappen te ondernemen om de rechtsstaat te verbeteren, alsmede de eerbiediging van de mensenrechten;

2.  spreekt nogmaals zijn steun uit voor het Partnerschap voor modernisering maar benadrukt tevens dat overeenstemming moet worden bereikt over de volgende stappen naar gelang de resultaten die tot dusverre zijn behaald in het kader van de vier gemeenschappelijke ruimtes EU-Rusland, alsmede de resterende hiaten; steunt met name de samenwerking op het gebied van onderzoek en ontwikkeling en benadrukt dat de vier gemeenschappelijke ruimtes gebaseerd zijn op het beginsel van wederkerigheid; dringt er derhalve op aan dat op de aanstaande topontmoeting EU-Rusland actie wordt ondernomen om concrete doelen te formuleren; benadrukt in dit verband dat de mensenrechtennorm die al geformuleerd is in het kader van de PSO ten uitvoer moet worden gelegd en onderstreept dat ervoor gezorgd moet worden dat er een doelmatige, onafhankelijk functionerende rechterlijke macht komt en dat de bestrijding van corruptie wordt geïntensiveerd; benadrukt dat de EU bereid is op alle mogelijke manieren bij te dragen tot verbetering van de doelmatigheid van een onafhankelijk rechtsstelsel in Rusland; is verheugd dat Rusland heeft aangekondigd de OESO-overeenkomst ter bestrijding van omkoping van buitenlandse overheidsambtenaren te zullen ondertekenen;

3.  herhaalt dat het Ruslands toetreding tot de WTO steunt, omdat het zorgt voor een gelijk speelveld voor het bedrijfsleven aan beide zijden en de wereldhandel zal faciliteren en liberaliseren; benadrukt dat naleving van alle WTO-regels een voorwaarde is voor Ruslands toetreding tot de WTO, inclusief het afzien van protectionistische maatregelen, wat inhoudt dat wrijvingen in het handelsverkeer, zoals de Russich-Kazachstaanse-Belarussische douane-unie worden weggenomen, omdat deze geleid heeft tot hogere geconsolideerde handelstarieven, alvorens Rusland kan toetreden tot de WTO;

4.  neemt kennis van de dialoog die tussen de Europese Unie en Rusland wordt gevoerd over verdere liberalisering van het visumbeleid; onderstreept het feit dat deze dialoog moet aansluiten bij het proces inzake de liberalisering van het visumbeleid voor de landen van het oostelijk partnerschap; dringt er bij de hoge vertegenwoordiger en de Commissie op aan om Rusland ervan te overtuigen de uitgifte van paspoorten aan burgers van de bezette provincies Zuid-Ossetië en Abchazië te staken; benadrukt dat inbreuken op de veiligheid in Europa moeten worden voorkomen; is verheugd over de discussies in de Permanente Partnerschapsraad EU-Rusland in St. Petersburg op 19 mei 2011 over de opstelling van een lijst van gemeenschappelijke maatregelen; dringt aan op verdere samenwerking op het gebied van illegale immigratie, betere controles bij grensposten en een betere informatie-uitwisseling inzake terrorisme en georganiseerde misdaad;

5.  benadrukt het belang van energiezekerheid en is van mening dat Ruslands energiebeleid ten opzichte van de lidstaten en de gemeenschappelijke buurlanden een lakmoesproef wordt voor de werkelijke overtuiging van Rusland om de weg op te gaan van modernisatie en democratisering; de levering van natuurlijke hulpbronnen mag niet worden gebruikt als politiek instrument; dringt erop aan dat de beginselen van het energiehandvest en het transitoprotocol in de nieuwe PSO moeten worden geïntegreerd om te zorgen voor een betrouwbare en veilige energievoorziening die gebaseerd is op gelijke normen voor alle EU-lidstaten; wijst erop dat de beginselen van onderlinge afhankelijkheid en transparantie het fundament dienen te zijn voor een dergelijke samenwerking, evenals gelijke toegang tot markten, infrastructuur en investeringen; is verheugd dat ook aan Russische zijde belang wordt gesteld in een wettelijk bindend energiekader; dringt aan op nauwe samenwerking tussen de EU en Rusland op het gebied van de levering van grondstoffen en zeldzame aardmetalen, met name die die beschouwd worden als kritiek en dringt in dit verband aan op eerbiediging van de internationale regels, met name de WTO-regels;

6.  benadrukt dat het van belang is dat de aanstaande parlementsverkiezingen in Rusland vrij en eerlijk zijn en dat ze gebaseerd zijn op de tenuitvoerlegging van de verkiezingsnormen die zijn vastgesteld door de Raad van Europa en de OVSE; is ontstemd over de eventuele beperkingen voor oppositiepartijen om zich aan te melden voor de verkiezingen en dringt er bij Rusland op aan actie te ondernemen om zich te houden aan de door de Raad van Europa en de OVSE vastgestelde verkiezingsnormen; dringt er bij de Russische autoriteiten op aan toestemming te geven voor een langdurige verkiezingswaarnemingsmissie van de OVSE/Raad van Europa en verzoekt de hv/vv aan te dringen op de instelling van een dergelijke missie;

7.  bevestigt dat het dringend noodzakelijk is dat Rusland de grondbeginselen van democratie, rechtsstaat, de mensenrechten en persvrijheid toepast, als basis voor samenwerking; dringt er bij Rusland op aan concrete maatregelen te nemen om de mensenrechtensituatie te verbeteren en journalisten, mensenrechtenactivisten en oppositieleden te beschermen tegen geweld en intimidatie; wijst op het belang van een aanhoudende en oprechte dialoog over de mensenrechten als onderdeel van het mensenrechtenoverleg tussen de EU en Rusland en herhaalt zijn oproep om de structuur van de duidelijk omlijnde dialoog te verbeteren door ook individuele gevallen te beoordelen om het overleg doelmatiger te maken; benadrukt dat er nauwe contacten moeten worden onderhouden en dat er steunprogramma's moeten worden gehandhaafd voor de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld in Rusland; geeft uiting aan zijn ernstige bezorgdheid over de status van ngo's en mensenrechtenactivisten in Rusland;

8.  geeft uiting aan zijn bezorgdheid over de toenemende schendingen van de mensenrechten in Rusland en het feit dat Rusland geen rechtsstaat is en geen onafhankelijke rechterlijke macht heeft; beschouwt de uitspraak van het Russische hof van beroep tegen Michail Chodorkovski en zijn zakenpartner Platon Lebedev van 26 mei 2011 als de zoveelste politiek gemotiveerde uitspraak; veroordeelt de politieke inmenging in het proces; is verheugd over de EVRM-uitspraak in deze zaak en de arrestatie van de vermoedelijke dader van de moord op Anna Politkovskaja; dringt verder aan op diepgaand en onafhankelijk onderzoek naar de opsluiting en dood van Sergej Magnitski en andere politieke gevangenen; is verheugd over de veroordelingen in verband met de moord op Anastasia Baboerova en Stanislav Markelov, en dringt er bij de Russische autoriteiten op aan hun werkzaamheden aan deze zaak te blijven voortzetten;

9.  geeft uiting aan zijn bezorgdheid over de fatale incidenten in Nagorno-Karabach en is verheugd over de gezamenlijke verklaring van de G8-partners van 26 mei 2011 waarin benadrukt wordt dat er overeenstemming is bereikt over een doorbraak naar een vreedzame oplossing van het conflict in Nagorno-Karabach; dringt er bij Rusland op aan zijn verantwoordelijkheid in dit conflict te nemen; dringt er bij de hv/vv op aan stappen te ondernemen om een potentiële escalatie van het conflict te voorkomen en verzoekt om maatregelen tegen partijen die het bestand van Bisjkek schenden;

10. dringt er bij Rusland op aan de overeenkomsten die het ondertekend heeft te eerbiedigen en aan alle voorwaarden van het Zespuntenakkoord te voldoen en om onmiddellijk al zijn troepen terug te trekken uit de bezette Georgische gebieden Zuid-Ossetië en Abchazië;

11. dringt er bij Rusland op aan zich constructief op te stellen ten aanzien van Trans-Dnjestrië en de onderhandelingen over het conflict daar en beschouwt Trans-Dnjestrië als een testcase voor de wederzijdse EU-Russische steun voor de oplossing van de zogenoemde "bevroren conflicten";

12. is van mening dat Rusland met zijn vetorecht in de VN-Veiligheidsraad zijn verantwoordelijkheid moet nemen in internationale crises en dat het de soevereiniteit van zijn buurlanden ten volle moet waarborgen en eerbiedigen;

13. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de regering en het parlement van de Russische Federatie, de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa.