Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B6-0512/2007Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B6-0512/2007

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE

12.12.2007

ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 4 van het Reglement door
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de volgende fracties: over de bestrijding van het opkomende extremisme in Europa

Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B6-0512/2007
Ingediende teksten :
RC-B6-0512/2007
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over de bestrijding van het opkomende extremisme in Europa

Het Europees Parlement,

–  onder verwijzing naar zijn vorige resoluties over racisme, vreemdelingenhaat en extremisme, met name die van 20 februari 1997 over racisme, vreemdelingenhaat en extreem rechts, die van 15 juni 2006 over de toename van het racistische en homofobe geweld in Europa en de wetgevingsresolutie van 29 november 2007 over het voorstel voor een kaderbesluit van de Raad inzake de bestrijding van bepaalde vormen en uitingen van racisme en vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht,

–  onder verwijzing naar zijn resolutie van 27 januari 2005 over de Holocaust, antisemitisme en racisme,

–   gelet op de artikelen 6, 7 en 29 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 13 van het EG-Verdrag, op grond waarvan de Europese Unie en haar lidstaten gehouden zijn de mensenrechten en de fundamentele vrijheden te handhaven, en die de EU de middelen verschaffen om racisme, vreemdelingenhaat en discriminatie te bestrijden, alsmede het Europees Handvest van de grondrechten en het statuut van het Bureau voor de grondrechten,

–  gezien de internationale instrumenten inzake de mensenrechten krachtens welke discriminatie op basis van ras en etnische afkomst verboden zijn, met name het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), die beide door alle lidstaten en vele derde landen zijn ondertekend,

–   gezien de activiteiten van de Europese Unie ter bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat, antisemitisme en homofobie, met name de antidiscriminatierichtlijnen 2000/43/EG houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming, en 2000/78/EG tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep, alsmede het kaderbesluit betreffende de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat,

–  gezien resolutie 1344 (29 september 2003) van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa over het gevaar van extremistische partijen en bewegingen voor de democratie in Europa,

–  gezien het verslag over racisme en vreemdelingenhaat in de lidstaten van de EU in 2007, gepubliceerd door het Bureau voor de grondrechten,

–  gezien het document van de OVSE getiteld "Hoe reageren op de uitdagingen die de door haat ingegeven incidenten in het OVSE-gebied vormen" (oktober 2006)",

–  gelet op artikel 103, lid 4 van zijn Reglement,

A.   ernstig bezorgd over de opkomst in Europa van extremistische bewegingen, paramilitaire groepen en partijen die hun ideologie, hun politieke theorieën, hun praktijken en hun gedrag baseren op discriminatie, met inbegrip van racisme, onverdraagzaamheid, het aanzetten tot religieuze haat, uitsluiting, vreemdelingenhaat, antisemitisme, onverdraagzaamheid jegens zigeuners, homofobie, vrouwenhaat en ultranationalisme, en overwegende dat verschillende Europese landen onlangs zijn geconfronteerd met haat, gewelddaden en moorden,

B.   overwegende dat deze extremistische ideologieën onverenigbaar zijn met de beginselen van vrijheid, democratie, eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden en de rechtsstaat, zoals verankerd in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, waarin de waarden van diversiteit en gelijkheid tot uiting komen waarop de Europese Unie is gegrondvest,

C.  overwegende dat geen enkele lidstaat immuun is voor de intrinsieke bedreigingen die het extremisme inhoudt voor de democratie en dat het bestrijden van de verspreiding van xenofobe gedragingen en extremistische politieke bewegingen derhalve een uitdaging is voor Europa die een gezamenlijke en gecoördineerde aanpak vereist,

D.  overwegende dat sommige politieke partijen en bewegingen, waaronder ook partijen en bewegingen die in een aantal landen aan de macht zijn of op lokaal, nationaal of Europees niveau vertegenwoordigd zijn, welbewust onverdraagzaamheid en/of geweld gebaseerd op ras, etnische afkomst, nationaliteit, godsdienst en seksuele geaardheid een centrale plaats op hun agenda hebben gegeven,

E.  overwegende dat neonazistische, paramilitaire en andere extremismen hun gewelddadige aanvallen richten op een ruime waaier van kwetsbare bevolkingsgroepen, waaronder migranten, Roma, homoseksuelen, antiracistische activisten en daklozen,

F.   overwegende dat het voorhanden zijn van openbare en gemakkelijk toegankelijke websites die aanzetten tot haat, ernstige bezorgdheid doet ontstaan over de wijze waarop dit probleem moet worden aangepakt zonder dat de vrijheid van meningsuiting in het gedrang komt,

1.  veroordeelt met klem alle aanvallen die ingegeven zijn door racisme of haat; roept alle autoriteiten ertoe op al het mogelijke te doen om de daders te straffen; betuigt zijn solidariteit met alle slachtoffers van dergelijke aanvallen en hun families;

2.  wijst erop dat de strijd tegen het extremisme geen negatieve weerslag mag hebben op de permanente verplichting om de grondrechten en de fundamentele rechtsbeginselen te eerbiedigen, met inbegrip van de vrijheid van meningsuiting en vereniging, als neergelegd in artikel 6 van het EU‑Verdrag;

3.  constateert dat het groeiende aantal extremistische organisaties, die vaak neofascistische elementen bevatten, de angst in de samenleving kan vergroten, hetgeen kan leiden tot uitingen van racisme op een groot aantal terreinen, met inbegrip van werkgelegenheid, huisvesting, onderwijs, gezondheidszorg, ordehandhaving, toegang tot goederen en diensten, en de media;

4.  verzoekt de Commissie en de Raad het voortouw te nemen bij het zoeken naar passende politieke en legale antwoorden, met name in het preventieve stadium ten aanzien van de vorming van jongeren en de voorlichting van het publiek, door in te gaan tegen totalitarisme en de beginselen van de mensenrechten en fundamentele vrijheden te verspreiden, teneinde de herinnering aan de Europese geschiedenis levend te houden; verzoekt de lidstaten een onderwijsbeleid te ontwikkelen dat gericht is op democratisch burgerschap, gebaseerd op de rechten en verantwoordelijkheden van de burgers;

5.  dringt er bij de Commissie op aan toe te zien op de volledige toepassing van de bestaande wetgeving die het aanzetten tot politiek en religieus geweld, racisme en vreemdelingenhaat verbiedt; vraagt de lidstaten toe te zien op de strikte tenuitvoerlegging en de voortdurende verbetering van de wetgeving tegen racisme, en op de informatiecampagnes en bewustmakingscampagnes in de media en onderwijsinstellingen;

6.   roept de Europese instellingen ertoe op het EU-Bureau voor de grondrechten een duidelijk mandaat te geven om een onderzoek in te stellen naar de structuren van extremistische groeperingen, teneinde na te gaan of sommige van deze groeperingen hun interne werkzaamheden niet over de hele Europese Unie of op regionaal niveau coördineren;

7.   herhaalt zijn overtuiging dat publieke personen moeten afzien van uitspraken die aanleiding of aanzet geven tot haat of stigmatisering van bevolkingsgroepen op grond van ras, etnische afkomst, godsdienst, handicap, seksuele geaardheid of nationaliteit; is van oordeel dat bij het aanpakken van tot haat aanzettende uitspraken het feit dat deze uitspraken zijn gedaan door bekende persoonlijkheden als een verzwarende omstandigheid moet worden beschouwd;

8.  doet een beroep op de media om het publiek te informeren over de gevaren van tot haat aanzettende uitspraken en te helpen de beginselen en waarden van democratie, gelijkheid en verdraagzaamheid te bevorderen;

9.  verzoekt alle lidstaten ten minste in de mogelijkheid te voorzien dat op grond van gerechtelijke uitspraken overheidsgelden worden onthouden aan politieke partijen die zich niet houden aan de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, de democratie en de rechtsstaat, zoals vastgelegd in het EVRM en het Handvest van de grondrechten, en doet een beroep op de lidstaten die reeds over deze mogelijkheid beschikken om onverwijld daarvan gebruik te maken; verzoekt tevens de Commissie ervoor te zorgen dat geen middelen van de EU beschikbaar worden gesteld aan media die gebruikt worden als platform voor de ruime verspreiding van racistische, xenofobe en homofobe ideeën;

10.  verzoekt de Commissie NGO's en organisaties van de civil society te ondersteunen die zich tot doel hebben gesteld democratische waarden, menselijke waardigheid, solidariteit, sociale integratie, interculturele dialoog en sociaal bewustzijn wat betreft de gevaren van radicalisering en gewelddadig extremisme te bevorderen, en alle vormen van discriminatie te bestrijden;

11.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen van de lidstaten en de Raad van Europa.