Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B6-0046/2008Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B6-0046/2008

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE

28.1.2008

ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 4 van het Reglement door
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de volgende fracties: over Iran

Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B6-0046/2008
Ingediende teksten :
RC-B6-0046/2008
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over Iran

Het Europees Parlement,

–  onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over Iran, met name die welke de nucleaire kwestie en de mensenrechten in dat land betreffen, meer in het bijzonder die van 13 oktober 2005, 17 november 2005, 15 februari 2006 en 25 oktober 2007,

–  gezien de conclusies van de Europese Raad en met name die van 14 december 2007,

–  gezien de resoluties 1696/31.07.06, 1737/27.12.06 en 1747/24.03.07 van de VN‑Veiligheidsraad over het kernprogramma van Iran,

–  gezien het werkplan dat tussen Iran en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA) is overeengekomen en dat gericht is op het oplossen van kwesties in verband met het kernprogramma van Iran (tenuitvoerlegging van de overeenkomst inzake nucleaire veiligheidscontrole van het NPV in de Islamitische Republiek Iran COV/2007/48 (30.08.07), en bijlage INFCIRC/711),

–  gezien de rapporten van de raad van beheer van de IAEA, met name rapport GOV/207/58 van 15 november 2007 over de tenuitvoerlegging van de overeenkomst inzake nucleaire veiligheidscontrole van het NPV en van de desbetreffende bepalingen van de resoluties 1737 en 1747 van de VN‑Veiligheidsraad in de Islamitische Republiek Iran,

–  gezien het op 3 december 2007 gepubliceerde rapport van de National Intelligence Estimate over de bedoelingen en capaciteit van Iran op nucleair gebied en de verklaring (persbericht 2007/22) van de directeur-generaal van de IAEA hierover,

–  gezien resolutie 61/176 van de Algemene Vergadering van de VN van 19 december 2006 en met name resolutie 62/168 van de Algemene Vergadering van de VN over de situatie van de mensenrechten in de Islamitische Republiek Iran, die op 18 december 2007 is aangenomen,

–  gezien de resolutie van de Algemene Vergadering van de VN over een moratorium op de doodstraf, die op 18 december 2007 is aangenomen,

–  gezien de tweede interparlementaire vergadering EP-Iran in Teheran op 7-12 december 2007,

–  gelet op artikel 103, lid 4 van zijn Reglement,

De nucleaire kwestie

A.  overwegende dat in artikel IV van het NPV is vastgelegd dat niets in het Verdrag mag worden geïnterpreteerd als een inbreuk op het onvervreemdbare recht van alle partijen bij het Verdrag om het onderzoek, de productie en het gebruik van kernenergie voor vreedzame doeleinden te ontwikkelen zonder onderscheid en in overeenstemming met de artikelen I en II van het Verdrag,

B.  overwegende dat Iran tot dusverre niet alle verrijkings- en opwerkingsactiviteiten heeft opgeschort, en de aanvullende protocollen van het NPV niet ten uitvoer heeft gelegd, waarop werd aangedrongen in de resoluties 16967/2006, 1737/2006 en 1747/2007 van de VN‑Veiligheidsraad ten einde het vertrouwen te herstellen in de volstrekt vreedzame aard van zijn kernprogramma,

D.  overwegende dat directeur-generaal Mohamed el-Baradei van de IAEA in het laatste rapport (GOV/207/58) van 15 november 2007 heeft geconstateerd dat vooruitgang is geboekt bij de tenuitvoerlegging van de veiligheidscontrole van de IAEA in Iran en dat Iran meer informatie heeft verstrekt over de vroegere aspecten van zijn kernprogramma; niettemin overwegende dat hij heeft onderstreept dat meer samenwerking nodig was om de huidige activiteiten te verklaren, met inbegrip van de sporen hoogverrijkt uranium die inspecteurs in kerninstallaties hebben aangetroffen, en overwegende dat hij bij Iran erop heeft aangedrongen om het bijkomende protocol onverwijld uit te voeren;

D.  overwegende dat de Iraanse leiders op 12 en 13 januari 2008 in Teheran met Mohamed ElBaradei , het hoofd van het IAEA, zijn overeengekomen binnen vier weken antwoord te geven op alle vragen die er nog zijn over de nucleaire activiteiten die het land in het verleden heeft uitgevoerd,

E.  E.   overwegende dat het Amerikaanse National Intelligence Estimate (NIE) in zijn rapport van 3 december 2007 heeft vastgesteld dat Iran zijn kernwapenprogramma in 2003 heeft stopgezet en dit medio 2007 nog niet opnieuw heeft gestart, ondanks bezorgdheid over de verrijking van uranium en het potentiële toekomstige gebruik ervan in kernwapens, overwegende dat de mogelijkheid van preventief militair ingrijpen vóór afloop van de termijn van president Bush ten gevolge van deze NIE niet meer bestaat,

F.  overwegende dat de G8-leiders tijdens hun jaarlijkse top van 6 t/m 8 juni 2007 het belang hebben onderstreept van het ontwikkelen en toepassen van een mechanisme voor multilaterale benaderingen van de splijtstofcyclus als een mogelijk alternatief voor nationale verrijkings- en opwerkingsactiviteiten,

Over de mensenrechten

G.  overwegende dat in de Islamitische Republiek Iran de situatie met betrekking tot de mensenrechten en politieke vrijheden in de afgelopen twee jaar is verslechterd, vooral sinds de presidentsverkiezingen van juni 2005, ondanks het feit dat Iran heeft toegezegd de in het kader van diverse internationale overeenkomsten vastgelegde mensenrechten en fundamentele vrijheden te respecteren en te beschermen

H.  overwegende dat het aantal terechtstellingen in Iran, vaak door ophanging in het openbaar, in de afgelopen jaren en vooral in 2007 aanzienlijk is toegenomen, met inbegrip van de terechtstelling van minderjarigen en homoseksuelen,

I.  overwegende dat is bevestigd dat er terechtstellingen plaatsvinden die veelal in het openbaar worden uitgevoerd door middel van ophanging of steniging, dat gevangenen worden gefolterd of mishandeld, dat stelselmatig en willekeurig langdurige eenzame opsluiting wordt toegepast, dat er sprake is van clandestiene hechtenis, en van wrede, onmenselijke en vernederende behandeling of bestraffing, o.m. geseling en amputatie, en dat schendingen van de mensenrechten niet worden bestraft,

J.  overwegende dat de gewelddadige onderdrukking van politieke tegenstanders, mensenrechtenactivisten, journalisten, webloggers, leraren, intellectuelen, vrouwen, studenten, vakbonden, en personen die tot een godsdienstige, etnische, taalkundige of andere minderheid behoren, is toegenomen,

K.  overwegende dat minderheden in toenemende mate gediscrimineerd en in het nauw gedreven worden vanwege hun godsdienstige of etnische achtergrond en dat de culturele en burgerrechten van leden van etnische en religieuze minderheden, zoals Azeri's, Soefi's en Soennieten, onverminderd worden geschonden; overwegende dat leden van sommige minderheden, zoals Ahwasi's, Koerden, Baluchs en Baha'is, zelfs met foltering en executie worden bedreigd,

L.  overwegende dat leden van de religieuze gemeenschap der Baha'i hun geloof niet kunnen uitoefenen, aan ernstige vervolgingen blootgesteld staan en beroofd zijn van vrijwel al hun burgerrechten (bv. recht op eigendom, toegang tot hoger onderwijs), terwijl hun religieuze gebouwen aan vernieling worden blootgesteld

M.  overwegende dat diverse activisten van de vrouwenbeweging vervolgd zijn of worden wegens hun betrokkenheid bij de campagne "een miljoen handtekeningen", welke tot doel heeft de intrekking te bewerkstelligen van wetten die discriminerend zijn tegen vrouwen, waarbij het voornemen is om dat miljoen handtekeningen aan te bieden aan het nationale parlement (de Majlis) overwegende dat Iran nog steeds geen partij is bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de afschaffing van alle vormen van discriminatie tegen vrouwen,

N.  overwegende dat honderden professoren op beschuldiging van een te grote seculariteit van hun onderwijsposten zijn verwijderd en dat grote aantallen studenten na protesten zijn gearresteerd, zoals tijdens de demonstraties in het kader van de nationale dag van de universitaire studenten op 7 december 2007,

O.  overwegende dat de termijn voor de registratie van kandidaten voor de verkiezingen voor het parlement ('Majlis') in maart 2008 op 10 januari 2008 is verstreken; overwegende dat het ministerie van Binnenlandse Zaken de besluiten vanaf 22 januari 2008 zal bekendmaken; verder overwegende dat de Raad van Wachters, die krachtens de grondwet toezicht op de geldigheid van de verkiezingen uitoefent, het recht heeft kandidaten te diskwalificeren,

Over de betrekkingen tussen de EU en Iran

P.  overwegende dat de alomvattende dialoog tussen de EU en Iran in december 2003 door Iran werd opgeschort en dat sedert juni 2004 geen enkele bijeenkomst in het kader van de mensenrechtendialoog tussen de EU en Iran heeft plaatsgevonden,

O.  overwegende dat de betrekkingen van de EU met Iran in de afgelopen jaren gebaseerd waren op een drievoudige benadering, die werd gekenmerkt door onderhandelingen over een handels- en samenwerkingsovereenkomst, een politieke dialoog en een mensenrechtendialoog, en overwegende dat deze drie aspecten niet los van elkaar kunnen worden gezien,

De nucleaire kwestie

1.  bevestigt andermaal dat het gevaar dat het Iraanse nucleaire programma resulteert in de verspreiding van kernwapens voor de EU en de internationale gemeenschap aanleiding blijft tot ernstige verontrusting, zoals zeer duidelijk wordt geformuleerd in de resoluties 1696, 1737 en 1747 van de VN-Veiligheidsraad*; betreurt derhalve dat Iran nog niet heeft voldaan aan zijn internationale verplichtingen alle werkzaamheden in verband met verrijking en opwerking op te schorten;

2.  betuigt zijn steun aan de inspanningen van de EU om via onderhandelingen te komen tot een oplossing op lange termijn voor de nucleaire kwestie met Iran en onderstreept de essentiële rol die door de IAEA moet worden vervuld;

3.  constateert dat vooruitgang is geboekt bij de tenuitvoerlegging van het werkplan van de IAEA en Iran en verzoekt Iran andermaal zijn nucleaire programma weer doorzichtig te maken door het IAEA volledige, duidelijke en geloofwaardige antwoorden te geven, alle kwesties met betrekking tot zijn nucleaire activiteiten op te lossen en alle verontrusting weg te nemen, o.m. thema's met een mogelijke militaire dimensie, volledig uitvoering te geven aan de bepalingen van de Comprehensive Safeguard Agreement, met inbegrip van de aanvullende afspraken daarvan, en het Aanvullend Protocol de ratificeren en ten uitvoer te leggen;

4.  Reiterates its full support for the UN Security Council resolution adopted under Article 41, Chapter VII of the UN Charter; endorses the European Council conclusions of 14 December 2007; welcomes the agreement reached at the meeting of the Foreign Ministers of the UNSC permanent members and Germany as well as the EU High Representative for CFSP at their meeting in Berlin on 22 January 2008 on a new draft resolution on Iran which foresees further measures and the fact that the international community maintains a common approach to the issue;

5.  herhaalt zijn standpunt dat een oplossing van het vraagstuk van de huidige nucleaire escalatie mogelijk is en dat geen militair optreden mag worden overwogen; spreekt zijn steun uit voor de pogingen van de directeur-generaal van het IAEA, Muhammed El-Baradei, om voor maart alle openstaande kwesties met Iran op te lossen; doet een beroep op de Amerikaanse regering en alle andere betrokken actoren zich te onthouden van elke retoriek over militaire opties en beleid met het oog op een wisseling van het bewind in Iran;

6.  neemt nota van de recente bevindingen van het Amerikaanse NIE over het Iraanse militaire en civiele kernprogramma; is van mening dat deze bevindingen het EU-beleid van een tweesporenbenadering staven dat erop gericht is om Iran met diplomatie ervan te overtuigen volledig te voldoen aan de verzoeken van de IAEA om op geloofwaardige en controleerbare wijze af te zien van het potentieel militaire gebruik van het civiele kernprogramma;

7.  dringt er derhalve bij Iran op aan om onverwijld een nieuwe ronde van onderhandelingen over de toekomstig koers van zijn kernprogramma te beginnen en alle met verrijking verband houdende activiteiten op te schorten; doet een beroep op de Verenigde Staten om, na hun diplomatieke succes in de onderhandelingen met Noord-Korea, met de EU rechtstreeks aan onderhandelingen met Iran deel te nemen, aangezien zij in een positie zijn om extra veiligheidsgaranties te bieden; met name in een door het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie (IAAE) in Wenen beheerd multilateraal kader;

8.  dringt aan op geloofwaardige stappen op weg naar multilaterale nucleaire ontwapening via een versterking van het NPV en doet een beroep op de EU om het voortouw te nemen bij het doorbreken van de huidige impasse in de onderhandelingen over nucleaire ontwapening;

9.  onderstreept het belang van samenwerking met de VS, Rusland, China en niet-gebonden landen om aanvullende concepten te overwegen ten einde een allesomvattende overeenkomst met Iran te sluiten over zijn nucleaire installaties en het gebruik ervan waarin rekening wordt gehouden met de bekommernis van Iran om zijn veiligheid;

10.  is van oordeel dat een allesomvattende overeenkomst een bijdrage zou leveren tot een duurzaam regionaal veiligheidsstelsel waartoe India, Pakistan en ander kernmachten behoren, en is van mening dat Iran zijn verantwoordelijkheid als regionale speler op zich moet nemen;

11.  doet een beroep op de internationale gemeenschap om ernstig na te denken over en zich onverwijld actief in te zetten voor het opzetten van een nieuw multilateraal kader voor het gebruik van kernenergie, waarbij de levering van kernbrandstof wordt gewaarborgd en het risico van proliferatie tot een minimum wordt beperkt, zoals voorgesteld door de IAEA;

Over de mensenrechten

12.  geeft uitdrukking aan zijn diepe bezorgdheid over de verslechtering van de mensenrechtensituatie in Iran in de afgelopen jaren; doet een beroep op de Iraanse autoriteiten om hun verplichtingen na te komen die voortvloeien uit de internationale mensenrechtennormen en de door Iran geratificeerde verdragsteksten, door universele waarden te verdedigen en alle personen het recht toe te kennen om van hun burgerrechten en politieke vrijheden gebruik te maken;

13.  spreekt zijn scherpe veroordeling uit over de doodvonnissen en executies in Iran, en in het bijzonder die welke jeugdige overtreders en minderjarigen betreffen, en dringt er bij de Iraanse autoriteiten op aan om zich te houden aan de internationaal erkende juridische garanties met betrekking tot minderjarigen, zoals het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind;

14.  is ernstig bezorgd over de dramatische toename van de onderdrukking van maatschappelijke organisaties in Iran in het afgelopen jaar; verzoekt de autoriteiten van Iran een einde te maken aan de wrede onderdrukking van personen die vrouwenrechten verdedigen, van activisten voor de campagne "één miljoen handtekeningen", studentenbewegingen, verdedigers van minderheidsrechten, intellectuelen, leraren, journalisten, webloggers en vakbondsactivisten;

15.  verzoekt de Iraanse autoriteiten in de wetgeving en in de praktijk een eind te maken aan alle vormen van marteling en andere wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing, het recht op een eerlijke procesvoering te handhaven, en een eind te maken aan het niet bestraffen van schendingen van de mensenrechten; doet een dringend beroep op de Iraanse autoriteiten om het wetboek van strafrecht te wijzigen ten einde het moratorium op steniging in een definitief verbod om te zetten;

16.  is verheugd over de op 18.12.07 aangenomen resolutie van de Algemene Vergadering van de VN over een moratorium op de doodstraf waarin wordt opgeroepen tot een wereldwijd moratorium als een stap op weg naar de afschaffing van de doodstraf; calls on Iran to apply the recently adopted resolution on a moratorium on executions;

17.  doet een beroep op de Iraanse autoriteiten om zich te houden aan internationaal erkende juridische garanties met betrekking tot personen die tot religieuze, etnische of andere minderheden behoren, of deze nu erkend zijn of niet; veroordeelt scherp de huidige misachting van minderheidsrechten en dringt erop aan dat minderheden de mogelijkheid krijgen om alle rechten uit te oefenen die krachtens de Iraanse grondwet en de internationale wetgeving verleend worden; verzoekt de Iraanse autoriteiten in de wetgeving en in de praktijk een eind te maken aan alle vormen van discriminatie en andere schendingen van de mensenrechten van personen die behoren tot godsdienstige, etnische , taalkundige of andere minderheden o.m. Arabieren, Azeris, Baluchis, Koerden, baha'is, christenen, joden, soefi's en soennieten; dringt er met name op aan dat het feitelijke verbod op de uitoefening van het baha'i geloof wordt opgeheven;

18.  spreekt zijn veroordeling uit voor de gewelddadige onderdrukking van politieke tegenstanders, mensenrechtenactivisten, journalisten, webloggers, leraren, intellectuelen, vrouwen, studenten, vakbonden, en personen die tot een godsdienstige, etnische, taalkundige of andere minderheid behoren; verzoekt de Iraanse autoriteiten met klem een eind te maken aan het pesten, bang maken en vervolgen van deze burgers en alle politieke gevangenen onvoorwaardelijk in vrijheid te stellen;

19.  verzoekt de Raad en de Commissie de mensenrechtensituatie in Iran te blijven volgen en ter zake in het eerste halfjaar van 2008 een omvattend verslag aan het Parlement te overleggen; dit verslag dient voorstellen voor projecten te omvatten die eventueel kunnen worden gefinancierd in het kader van het Europees Instrument voor de democratie en de mensenrechten;

20.  betuigt zijn steun aan alle democratische politieke krachten en de civil society, met name vrouwen- en studentenverenigingen, die in Iran, ondanks toenemende onderdrukking, op niet-gewelddadige wijze strijden voor democratie en mensenrechten;

21.  Expects the Iranian authorities to exercise its responsibility for the screening procedure of candidates for the upcoming national elections in such way as to guarantee that they will be free and fair;

Over de betrekkingen tussen de EU en Iran

22.  onderstreept dat de mogelijke toekomstige sluiting van een samenwerkings- en handelsovereenkomst tussen Iran en de EU afhangt van een aanzienlijke verbetering van de situatie van de mensenrechten in Iran en van de volledige samenwerking van Iran met de IAEA, alsmede van het bieden van objectieve garanties ten aanzien van het vreedzame karakter van zijn kernprogramma;

23.  doet een beroep op de Commissie om een mededeling voor te leggen over de stand van zaken en de vooruitzichten voor de betrekkingen tussen de EU en Iran, en om de mogelijkheid te overwegen voor het opnieuw starten van de dialoog over de mensenrechten, parallel met onderhandelingen over een samenwerkings- en handelsovereenkomst die zou kunnen worden afgesloten als Iran essentiële vooruitgang boekt op het gebied van de mensenrechten en de nucleaire kwestie;

24.  roept de Commissie op in Iran een delegatie van de Commissie te vestigen, teneinde de contacten te intensiveren op de gebieden steun aan vluchtelingen, bestrijding van de drugshandel en bevordering van de dialoog met de autoriteiten en het maatschappelijk middenveld;

25.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de hoge vertegenwoordiger voor het GBVB, de regeringen en de parlementen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de VN-Veiligheidsraad, de mensenrechtencommissie van de VN, de president van het hooggerechtshof van Iran, en de regering en het parlement van de Islamitische Republiek Iran.