Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B7-0228/2011Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B7-0228/2011

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over de vierde VN-conferentie over de minst ontwikkelde landen

5.4.2011

ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 4, van het Reglement
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de fracties:
ECR (B7‑0228/2011)
PPE (B7‑0229/2011)
Verts/ALE (B7‑0230/2011)
GUE/NGL (B7‑0231/2011)
S&D (B7‑0232/2011)
ALDE (B7‑0233/2011)

Eleni Theocharous, Filip Kaczmarek, Gay Mitchell, Michèle Striffler, Maurice Ponga, Alf Svensson namens de PPE-Fractie
Thijs Berman, Michael Cashman, Corina Creţu, Patrice Tirolien namens de S&D-Fractie
Charles Goerens, Marielle De Sarnez namens de ALDE-Fractie
Judith Sargentini, Catherine Grèze namens de Verts/ALE-Fractie
Jan Zahradil namens de ECR-Fractie
Gabriele Zimmer namens de GUE/NGL-Fractie


Procedure : 2011/2599(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B7-0228/2011
Ingediende teksten :
RC-B7-0228/2011
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over de vierde VN-conferentie over de minst ontwikkelde landen

Het Europees Parlement,

–   gezien het feit dat de VN in 1971 de minst ontwikkelde landen (MOL) heeft erkend als het "armste en meest kwetsbare segment" van de internationale gemeenschap,

–   gezien de criteria die door het Comité voor het ontwikkelingsbeleid (CDP) van de VN zijn vastgesteld om vast te stellen of een land een MOL is of niet,

–   gezien de verklaring van Parijs van september 1990 over de minst ontwikkelde landen,

–   gezien het rapport van de secretaris-generaal van de VN over de tenuitvoerlegging van het Actieprogramma voor de MOL voor het decennium 2001-2010 (A/65/80),

–   gezien de resultaten van de VN-bijeenkomst op hoog niveau van september 2010 over de Millenniumontwikkelingsdoelen (MDG),

–   gezien het Actieprogramma van Brussel voor de MOL dat is aangenomen op de Derde VN-conferentie over de MOL (MOL III) in Brussel in mei 2001,

–   gezien het besluit van de Algemene Vergadering van de VN van 2008 om de Vierde VN-conferentie over de MOL (MOL-IV) bijeen te roepen,

–   gezien het voorstel dat de MOL-IV-conferentie de resultaten van het actieprogramma van Brussel, nu dit programma afloopt, zal evalueren en nieuwe acties zal voorstellen (2011-2020) om het delen van positieve praktijken en ervaringen te bevorderen en beleidsbesluiten, de uitdagingen waar de MOL in het volgende decennium voor komen te staan en de actie die geboden is te definiëren,

–   gezien de verklaring van de VN van 1986 over het recht op ontwikkeling,

–   gezien het millenniumontwikkelingsdoel betreffende de halvering van de armoede in 2015,

–   gelet op artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,

A. overwegende dat op dit moment 48 landen als MOL zijn ingedeeld, waarvan 33 in Afrika, 14 in Azië en 1 in Latijns Amerika; overwegende dat 16 landen door zijn land omsloten, en 12 landen kleine eilanden zijn,

B.  overwegende dat 75% van de 800 miljoen inwoners van de minst ontwikkelde landen moeten rondkomen met minder dan 2 dollar per dag en dat het aantal MOL is toegenomen van 25 in 1971, toen deze categorie door de VN is ingevoerd, tot 48 in 2011, en dat in januari 2011 alleen Botswana in 1994, Kaapverdië in 2007 en de Maldiven zich uit deze categorie hebben weten op te werken,

C. overwegende dat de menselijke-ontwikkelingsindex voor de MOL tussen 2000 en 2010 slechts van 0,34 tot 0,39 is gestegen; overwegende dat de MOL gemiddeld voor slechts twee van de zeven millenniumontwikkelingsdoelen op schema liggen,

D. overwegende dat sinds de MOL-III-conferentie en het actieprogramma van Brussel enkele positieve stappen zijn gezet, bijvoorbeeld het initiatief "alles behalve wapens", de verhoging van de officiële ontwikkelingshulp (ODA), die tussen 2000 en 2008 is verdubbeld, en de toename van de directe buitenlandse investeringen van 6 tot 33 miljard dollar, zodat 19 landen nu een groeicijfer hebben van 3%,

E.  overwegende dat de aanbevelingen van de MOL-IV-conferentie alleen te realiseren zijn wanneer cruciale kwesties rond de MOL, zoals beleidssamenhang tussen handel en ontwikkeling, landbouw, visserij, investeringen en klimaatverandering, goed worden aangepakt en belangrijke onderwerpen zijn, zoals governance en de bestrijding van corruptie, waarbij met name het begrip "governance contract" (opneming van een sociale clausule in contracten) tussen partner- en donorlanden en menselijke capaciteitsopbouw op de agenda gezet moeten worden,

F.  overwegende dat de MOL-IV-conferentie de algemene inzet van de partners zal bevestigen voor een aanpak van de behoeften van de MOL; overwegende dat de lopende voorbereidingen voor de MOL-IV-conferentie nationaal overleg en regionale bijeenkomsten omvatten, met een breed scala van betrokkenen zoals parlementen, burgerorganisaties en de particuliere sector,

G. overwegende dat steun voor duurzame ontwikkeling betekent: steun voor gezondheidszorg, onderwijs en beroepsopleiding, bevordering van de democratie en eerbieding van de mensenrechten en de grondrechten, die essentiële onderdelen van het ontwikkelingsbeleid van de Unie vormen,

H. overwegende dat naast de bestaande structurele knelpunten de situatie in de MOL verder verslechterd is door de recente wereldwijde financiële en voedselcrisis, klimaatverandering en energiecrisis

I.   overwegende dat de voedselzekerheid bedreigd wordt ondanks het feit dat de landbouw de basis van de economie van veel MOL is en werkt geeft aan 90% van de actieve bevolking,

J.   overwegende dat er nauwelijks sprake kan zijn van ontwikkeling zonder een significante rol voor staten op basis van een verbeterde capaciteit om de weg op te gaan van economische ontwikkeling, het scheppen van rijkdom, partnerschappen tussen particuliere en publieke sector en adequate planning van buitenlandse investeringen,

K. overwegende dat elk MOL prioriteiten en oplossingen moet vaststellen die passen bij de nationale situatie, op basis van democratische participatie van de bevolking in de besluitvorming,

L.  overwegende dat het welslagen van de conferentie van Istanbul afhangt van concrete resultaten (bijvoorbeeld governance contract, sociale clausule, schuldverlichting, ontwikkelingshulp, innovatieve financiering) en de kwaliteit van de inbreng van de deelnemers,

1.  is van mening dat de MOL-IV-conferentie resultaatgericht moet zijn, met duidelijke indicatoren en het doel het aantal MOL in 2020 met de helft te verminderen, op basis van doeltreffende en transparante mechanismen voor controle en follow-up;

2.  gelooft dat op de MOL-IV-conferentie de nadruk moet liggen op samenhang in het ontwikkelingsbeleid als belangrijke factor in een beleidsombuiging op het nationale en het internationale vlak; pleit er daarom voor dat alle beleidsterreinen - zoals handel, visserij, milieu, landbouw, klimaatverandering, energie, investeringen en financiën - worden afgestemd op de ontwikkelingsbehoeften van MOL ter bestrijding van armoede en ter waarborging van een decent bestaan en levensonderhoud;

3.  dringt er bij de EU op aan haar toezeggingen gestand te doen wat betreft markttoegang en schuldverlichting; wijst nogmaals op het belang van het halen van het streefcijfer voor officiële ontwikkelingshulp van 0,15 à 0,20% van het BBP voor de MOL, waarvoor binnenlandse middelen moeten worden ingezet en, in aanvulling daarop, innoverende financieringsmechanismen;

4.  herinnert eraan dat een van de doelstellingen is dat landen zich uit de MOL-categorie kunnen opwerken, en wijst op het kader dat in september 2010 door de MDG-Top is vastgesteld om het uitroeien van armoede te bespoedigen en te zorgen voor duurzame en inclusieve economische groei, goed bestuur en capaciteitsopbouw;

5.  wijst op de noodzaak van nieuwe maatregelen om de MOL te integreren in de wereldwijde economie en hun toegang tot EU-markten te verbeteren; verzoekt de Commissie haar handelsgerelateerde bijstand uit te breiden om de armste landen te helpen bij het aangaan van de concurrentie die de liberalisering van de markten met zich meebrengt;

6.  wijst er andermaal op dat vrede en stabiliteit essentieel zijn voor de effectiviteit van ontwikkelingsbeleid en dat de EU een beter gecoördineerde aanpak zou moeten volgen ten aanzien van stabiliteitskwesties in MOL en steun moet geven aan de pogingen om de voorwaarden voor totstandbrenging van vreedzame, democratische en inclusieve staten te scheppen;

7.  onderstreept de noodzaak prioriteit te geven aan voedselzekerheid, landbouw, infrastructuur, capaciteitsopbouw, inclusieve economische groei, toegang tot technologieën en menselijke en sociale ontwikkeling voor de MOL;

8.  pleit voor de vaststelling van eerlijke en rechtvaardige handelsregels en de uitvoering van een geïntegreerd beleid voor een breed scala economische, sociale en milieukwesties voor duurzame ontwikkeling;

9.  wijst op de noodzaak doeltreffende maatregelen te nemen in verband met de volatiliteit en transparantie van de prijzen, en in verband met beter gereguleerde financiële markten om de MOL te beschermen en hun kwetsbaarheid te verminderen;

10. onderstreept de noodzaak om bij te dragen tot de ontwikkeling van nationale belastingstelsels en een goed fiscaal bestuur, en verzoekt de VN adequate mechanismes hiervoor in te voeren;

11. dringt er bij de VN en de EU op aan zich tijdens de MOL-IV-conferentie ook te bezinnen op een serieuze aanpak van de kwalijke gevolgen van aankoop van landbouwgrond, zoals onteigening van kleine boeren en onduurzaam gebruik van grond en water;

12. onderstreept dat het langetermijndoel van ontwikkelingssamenwerking moet bestaan in het scheppen van de voorwaarden voor een duurzame economische ontwikkeling; wijst derhalve op de noodzaak behoeften in kaart te brengen en strategieën te bepalen, te diversifiëren en liberalisering voor te bereiden door de productie-, leverings- en handelscapaciteiten op te voeren en het vermogen van MOL om investeringen aan te trekken, te vergroten;

13. beseft dat de oorspronkelijke doelstellingen van het "alles behalve wapens"-initiatief niet volledig verwezenlijkt zijn en dat de kwaliteit en de omvang van de handelsstroom vanuit de MOL naar de EU-markten is achtergebleven bij de verwachtingen, vooral vanwege het ontbreken van adequate handels- en haveninfrastructuur; pleit voor ontwikkeling van die infrastructuur, omdat die essentieel is voor de vergroting van de handelscapaciteiten;

14. onderstreept de noodzaak om de doelmatigheid van de ontwikkelingshulp te vergroten in lijn met de verklaring van Parijs en de Accra-agenda;

15. is van oordeel dat de goedkeuring van de nieuwe Amerikaanse wet betreffende "conflictmineralen" een enorme stap vooruit betekent in de bestrijding van de illegale exploitatie van mineralen in Afrika, die burgeroorlogen en conflicten in de hand werkt; is van mening dat de VN gelijkaardige voorstellen moet indienen om ervoor te zorgen dat mineralen die op de wereldmarkt worden gebracht traceerbaar zijn;

16. dringt aan op een systematische beoordeling van de risico's van klimaatverandering waarbij wordt gekeken naar de relevante aspecten van beleidsplanning en besluitvorming met betrekking tot handel, landbouw en voedselzekerheid en wenst dat de uitslag van deze beoordeling wordt gebruikt om duidelijke richtsnoeren voor het beleid op het gebied van ontwikkelingssamenwerking te formuleren;

17. uit zijn bezorgdheid over de toenemende waarschijnlijkheid van milieurampen die massale migratiegolven in gang zetten en noodhulp voor deze nieuwe categorie ontheemde personen dringend noodzakelijk maken;

18. onderstreept het belang van regionale samenwerking en integratie en roept op tot versterking van regionale verbanden die vooral kleine landen de mogelijkheid geven om hulpbronnen, know-how en deskundigenkennis te verwerven;

19. beklemtoont dat de meeste van deze landen door het gebrek aan vooruitgang bij het beheer van de overheidsfinanciën nog steeds niet in aanmerking komen voor begrotingssteun, terwijl deze toch van wezenlijk belang is voor de capaciteitsopbouw in elk land;

20. onderstreept het belang van de ontwikkeling van trilaterale samenwerking voor de MOL, in het bijzonder met opkomende landen, om te vorderen in de richting van globale samenwerking, wederzijdse voordelen en gezamenlijke ontwikkeling;

21. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie en aan de secretaris-generaal van de Verenigde Naties.

 

.