Gezamenlijke ontwerpresolutie - RC-B7-0449/2013Gezamenlijke ontwerpresolutie
RC-B7-0449/2013

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE over recente gevallen van geweld tegen en vervolging van christenen, met name in Maaloula (Syrië), Peshawar (Pakistan) en de zaak van pastor Saeed Abedini (Iran)

9.10.2013 - (2013/2872(RSP))

ingediend overeenkomstig artikel 122, lid 5, en artikel 110, lid 4, van het Reglement
ter vervanging van de ontwerpresoluties ingediend door de fracties:
ECR (B7‑0449/2013)
S&D (B7‑0450/2013)
EFD (B7‑0451/2013)
PPE (B7‑0452/2013)
ALDE (B7‑0454/2013)

José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Elmar Brok, Cristian Dan Preda, Bernd Posselt, Tunne Kelam, Eduard Kukan, Roberta Angelilli, Laima Liucija Andrikienė, Jarosław Leszek Wałęsa, Andrzej Grzyb, Lena Kolarska-Bobińska, Petri Sarvamaa, Monica Luisa Macovei, Eija‑Riitta Korhola, Philippe Boulland, Jean Roatta, Sergio Paolo Francesco Silvestris, Giovanni La Via, Sari Essayah, Zuzana Roithová, Krzysztof Lisek, Csaba Sógor, Anne Delvaux, Anna Záborská, Miroslav Mikolášik, László Tőkés, Jan Olbrycht, Martin Kastler, Ria Oomen-Ruijten, Jaime Mayor Oreja, Thomas Mann, Bogusław Sonik namens de PPE-Fractie
Véronique De Keyser, Ana Gomes, Liisa Jaakonsaari, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Joanna Senyszyn, Corina Creţu, Mitro Repo, Marc Tarabella, Maria Eleni Koppa, Antigoni Papadopoulou, María Muñiz De Urquiza namens de S&D-Fractie
Alexander Graf Lambsdorff, Phil Bennion, Marielle de Sarnez, Sylvie Goulard, Izaskun Bilbao Barandica, Louis Michel, Robert Rochefort, Angelika Werthmann, Ramon Tremosa i Balcells namens de ALDE-Fractie
Charles Tannock, Peter van Dalen, Ryszard Antoni Legutko, Valdemar Tomaševski, Marek Henryk Migalski, Adam Bielan, Tomasz Piotr Poręba, Konrad Szymański, Ryszard Czarnecki namens de ECR-Fractie
Bastiaan Belder, Fiorello Provera, Nikolaos Salavrakos, Claudio Morganti, Lorenzo Fontana, Philippe de Villiers, Jaroslav Paška namens de EFD-Fractie


Procedure : 2013/2872(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
RC-B7-0449/2013
Ingediende teksten :
RC-B7-0449/2013
Aangenomen teksten :

Resolutie van het Europees Parlement over recente gevallen van geweld tegen en vervolging van christenen, met name in Maaloula (Syrië), Peshawar (Pakistan) en de zaak van pastor Saeed Abedini (Iran)

(2013/2872(RSP))

Het Europees Parlement,

–   onder verwijzing naar zijn resoluties van 15 november 2007 over ernstige gebeurtenissen die een bedreiging vormen voor het bestaan van de christelijke en andere religieuze gemeenschappen[1], die van 21 januari 2010 over de recente aanvallen op christelijke gemeenschappen[2], die van 6 mei 2010 over de massale gruweldaden in Jos, Nigeria[3], die van 20 mei 2010 over de godsdienstvrijheid in Pakistan[4] en die van 25 november 2010 over Irak: de doodstraf (in het bijzonder het geval Tariq Aziz) en het geweld tegen christenen[5], die van 20 januari 2011 over de situatie van christenen in de context van vrijheid van godsdienst[6], die van 27 oktober 2011 over de situatie in Egypte en Syrië, met name die van de christelijke gemeenschappen[7], en die van 13 december 2012 over het jaarverslag over mensenrechten en democratie in de wereld in 2011 en het beleid van de Europese Unie ter zake[8],

–   gezien zijn aanbeveling aan de Raad van 13 juni 2013 over de ontwerprichtsnoeren van de EU tot bevordering en bescherming van de vrijheid van godsdienst en overtuiging[9],

–   gezien de richtsnoeren van de EU tot bevordering en bescherming van de vrijheid van godsdienst en overtuiging,

–   gezien de verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, Catherine Ashton, van 23 september 2013, waarin de aanval op de christelijke gemeenschap in Peshawar, Pakistan wordt veroordeeld,

–   gezien de conclusies van de Raad van 21 februari 2011 over intolerantie, discriminatie en geweld op grond van religie of overtuiging en de conclusies van de Raad van 16 november 2009 waarin het strategische belang van de vrijheid van godsdienst of levensovertuiging en van het tegengaan van religieuze onverdraagzaamheid worden benadrukt,

–   gezien artikel 18 van Universele Verklaring van de rechten van de mens van 1948,

–   gezien artikel 18 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966,

–   gezien de VN-Verklaring inzake de uitbanning van alle vormen van intolerantie en discriminatie op grond van religie en overtuiging van 1981,

–   gezien de verslagen van de speciale VN-rapporteur voor de vrijheid van godsdienst of geloof,

–   gezien artikel 122, lid 5, en artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de Europese Unie herhaaldelijk heeft verklaard aan de vrijheid van godsdienst, de vrijheid van geweten en de vrijheid van gedachte gehecht te zijn en heeft benadrukt dat regeringen overal ter wereld de plicht hebben deze vrijheden te garanderen; overwegende dat het de taak is van de politieke en religieuze leiders, op alle niveaus, alle vormen van extremisme te bestrijden en het wederzijdse respect tussen mensen en religieuze groeperingen te bevorderen; overwegende dat de ontwikkeling van de mensenrechten, de democratie en de burgerlijke vrijheden de gemeenschappelijke basis vormt voor de betrekkingen van de Europese Unie met derde landen, en vermeld is in de democratieclausule in de overeenkomsten tussen de EU en derde landen;

B.  overwegende dat overeenkomstig het internationale recht inzake mensenrechten, in het bijzonder artikel 18 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, iedereen recht heeft op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst; overwegende dat dit recht de vrijheid inhoudt om van godsdienst of overtuiging te veranderen en de vrijheid om hetzij alleen, hetzij in gemeenschap met anderen, zowel in het openbaar als privé zijn godsdienst of overtuiging te beleven door eredienst, naleving, praktijk of onderwijs; overwegende dat volgens het Mensenrechtencomité van de VN elk geloof wordt beschermd door de vrijheid van godsdienst of geloof, ook theïstische, niet-theïstische en atheïstische geloven;

C. overwegende dat de Mensenrechtenraad van de VN in diverse resoluties "alle staten heeft verzocht om binnen hun nationale wettelijke kader en in overeenstemming met internationale mensenrechteninstrumenten alle passende maatregelen te nemen ter bestrijding van haat, discriminatie, intolerantie, geweld, uit religieuze intolerantie voortkomende intimidatie en dwang, waaronder aanvallen op religieuze plaatsen, en bij kwesties die raken aan de vrijheid van godsdienst of geloof begrip, tolerantie en respect aan te moedigen";

D. overwegende dat uit verschillende verslagen blijkt dat repressie door de overheid en sociale vijandigheid tegen personen en groepen met een verschillende godsdienst- of geloofsachtergrond toenemen, in het bijzonder in Pakistan, landen van de Arabische Lente en delen van Afrika; overwegende dat de situatie van de christelijke gemeenschappen in sommige gevallen zodanig is dat hun voortbestaan wordt bedreigd, hetgeen zou leiden tot het verlies van een belangrijk deel van het religieuze erfgoed van de betrokken landen,

Maaloula, Syrië

E.  overwegende dat militanten van Jabhat al-Nusra, een groep die banden heeft met Al Qaida, op 4 september 2013 het Syrische dorp Maaloula hebben aangevallen;

F.  overwegende dat Maaloula een symbool is van de christelijke aanwezigheid in Syrië en dat het verschillende religieuze gemeenschappen herbergt die gedurende eeuwen vreedzaam hebben samengeleefd; overwegende dat elk jaar in september Syriërs van alle religies in deze stad hebben deelgenomen aan het festival van de dag van het kruis; overwegende dat Maaloula een van de drie steden en dorpen in het land is waar de plaatselijke bevolking nog Aramees spreekt;

G. overwegende dat de gewelddaden in Maaloula de eerste aanvallen zijn die specifiek gericht waren tegen een voorname christelijke gemeenschap sinds het begin van de gewelddadige crisis in Syrië; overwegende dat tijdens deze gevechten ten minste vier personen werden gedood – Michael Thaalab, Antoine Thaalab, Sarkis Zakem, Zaki Jabra – terwijl anderen – Shadi Thaalab, Jihad Thaalab, Moussa Shannis, Ghassan Shannis, Daoud Milaneh, Atef Kalloumeh – werden ontvoerd of zijn verdwenen; overwegende dat sinds de gevechten in de stad zijn begonnen, het merendeel van de 5 000 inwoners naar buurgemeenten of Damascus zijn gevlucht; overwegende dat de gebeurtenissen in Maaloula het bewijs vormen van een verdere sektarisering van het Syrische conflict;

H. overwegende dat het klooster van St. Tekla (Mar Takla) historisch gezien bewoond werd door nonnen en wezen van zowel het christelijk geloof als de islam; overwegende dat ongeveer 40 nonnen en wezen ondanks de zware gevechten in Maaloula zijn gebleven en dat zij in het klooster vastzitten in verslechterende omstandigheden wegens het gebrek aan water en andere voorzieningen;

Peshawar, Pakistan

I.   overwegende dat op 22 september 2013 bij een dubbele zelfmoordaanslag op de All Saints Church in Kohati Gate, een buitenwijk van Peshawar, ten minste 82 personen zijn omgekomen en meer dan 120 zijn verwond;

J.   overwegende dat de aan Tehrik-i-Talibaan Pakistan gelinkte islamitische groep Jundullah de verantwoordelijkheid voor de aanval heeft opgeëist en heeft verklaard dat zij christenen en niet-moslims zal blijven aanvallen, omdat zij vijanden van de Islam zijn en dat zij niet zal stoppen vóór de VS de aanvallen met drones in Pakistan staken; overwegende dat Tehrik-i-Talibaan Pakistan elke betrokkenheid bij de ontploffing en banden met Jundullah ontkent;

K. overwegende dat de premier van Pakistan, Nawaz Sharif, de aanval heeft veroordeeld en heeft verklaard dat het mikken op onschuldige mensen indruist tegen de Islam;

L.  overwegende dat christenen, die ongeveer 1,6% van de bevolking van Islamitische Republiek Pakistan vormen, lijden onder vooroordelen en sporadische opstoten van straatgeweld;

M. overwegende dat de meerderheid van de Pakistaanse christenen een precair bestaan leiden en vaak vrezen voor aantijgingen van blasfemie, hetgeen uitbarstingen van publiek geweld kan veroorzaken;

N. overwegende dat op 9 maart 2013 moslims in Lahore als antwoord op aantijgingen van blasfemie meer dan 150 huizen van christenen en twee kerken in brand hebben gestoken;

O. overwegende dat het wegens de blasfemiewetten in Pakistan gevaarlijk is voor religieuze minderheden om zich vrij te uiten of in het openbaar aan religieuze activiteiten deel te nemen;

De zaak van pastor Saeed Abedini (Iran)

P.  overwegende dat Saeed Abedini, een Amerikaans-Iraanse pastor die sinds 26 september 2012 in Iran gevangen zit, op 27 januari 2013 door een revolutionaire rechtbank in Iran werd veroordeeld tot acht jaar gevangenisstraf voor het verstoren van de nationale veiligheid door een netwerk van christelijke kerken in privéwoningen te organiseren; overwegende dat werd gemeld dat Saeed Abedini in de gevangenis het slachtoffer is geworden van fysiek en psychologisch misbruik;

Q. overwegende dat de speciaal rapporteur van de VN voor de mensenrechtensituatie in de Islamitische Republiek Iran heeft verklaard dat christenen niet mogen worden gestraft voor het uiten en belijden van hun geloof en dat hij daarom bezorgd blijft over het feit dat wordt gemeld dat christenen worden gearresteerd en vervolgd op basis van vaag geformuleerde misdaden tegen de nationale veiligheid voor het uitoefenen van hun geloof;

1.  veroordeelt ten zeerste de recente aanvallen op christenen en betuigt zijn solidariteit met de families van de slachtoffers; maakt zich nog steeds ernstige zorgen over de toename van het aantal gevallen van intolerantie, repressie en geweld tegen christelijke gemeenschappen, met name in landen in Afrika, Azië en het Midden-Oosten; verzoekt de betrokken regeringen ervoor te zorgen dat de plegers van deze misdaden en al degenen die verantwoordelijk zijn voor deze aanvallen, alsmede voor andere gewelddaden tegen christenen of andere religieuze minderheden, voor het gerecht worden gebracht en volgens de regels worden berecht;

2.  veroordeelt ten stelligste alle vormen van discriminatie en onverdraagzaamheid op grond van godsdienst en levensbeschouwing, alsook geweld tegen alle religieuze gemeenschappen; onderstreept andermaal dat het recht op vrijheid van denken, geweten en godsdienst een fundamenteel mensenrecht is;

3.  herhaalt zijn bezorgdheid over de uittocht van christenen uit diverse landen, vooral in het Midden-Oosten, in de afgelopen jaren;

Maaloula, Syrië

4.  is bezorgd over de huidige situatie van christenen in Syrië; veroordeelt de acties van Jabhat al-Nusra en verwante militanten in Maaloula en omgeving; merkt op dat tot nog toe christenen en moslims in dit dorp vreedzaam samenleefden, zelfs tijdens het conflict, en dat zij het erover eens waren dat de stad een plaats van vrede moest blijven; erkent dat de aanval op Maaloula slechts één aspect van de Syrische burgeroorlog is;

5.  benadrukt dat de kloosters van Maaloula moeten worden beschermd om het leven, religieuze activiteiten en architecturale schatten te vrijwaren en opdat christenen en moslims vreedzaam kunnen samenleven;

6.  vraagt onmiddellijke steun en humanitaire hulp voor de nonnen en wezen die vastzitten in het klooster van St. Tekla (Mar Takla); roept alle in het conflict betrokken partijen op humanitaire groepen toegang te verlenen tot het klooster;

7.  uit zijn bezorgdheid over de gevolgen van deze aanvallen en de mogelijke risico's voor de christelijke gemeenschappen; is zich ervan bewust dat christenen en andere gemeenschappen tussen twee vuren zitten en worden gedwongen partij te kiezen in een oorlog die voort sektariseert;

8.  benadrukt dat alle actoren de plicht hebben al de verschillende minderheden in Syrië te beschermen, met inbegrip van de Sjiieten, Alawieten, Koerden, Druzen en christenen;

Peshawar, Pakistan

9.  veroordeelt zeer sterk de aanval op de All Saints Church in Peshawar en de andere recente terroristische aanvallen;

10. is verheugd over de algemene veroordeling van de aanvallen door politieke actoren en segmenten van het maatschappelijk middenveld in Pakistan;

11. dringt er bij de regering van Pakistan op aan al het mogelijke te doen om de daders van de aanval op de All Saints Church in Peshawar voor het gerecht te brengen; vraagt sterkere actie om ervoor te zorgen dat alle Pakistaanse burgers worden beschermd, ongeacht hun religie of geloof, en dat alle groepen en personen die verantwoordelijk zijn voor het aanzetten tot en het uitvoeren van terreurdaden, voor het gerecht worden gebracht;

12. roept de regering van Pakistan op actie te ondernemen om slachtoffers van religieus getint straatgeweld te beschermen, religieuze vijandigheid door maatschappelijke actoren actief aan te pakken, religieuze intolerantie, gewelddaden en intimidatie te bestrijden en op te treden tegen de perceptie van straffeloosheid;

13. is zeer bezorgd over het toenemende gevaar voor christenen in Pakistan, gezien de recente stijging van aanvallen tegen deze minderheid, zoals de vervolging in maart in Lahore van honderden christenen door islamitische zeloten wegens vermeende blasfemie tegen de Islam;

14. is zeer bezorgd over de algemene situatie van religieuze minderheden in Pakistan en in het bijzonder van christelijke kerken, die bedreigingen hebben ontvangen van de Taliban en andere extremistische groeperingen;

15. uit zijn diepe bezorgdheid over het feit dat de controversiële blasfemiewetten zodanig kunnen worden misbruikt dat personen van elk geloof in Pakistan kunnen worden getroffen; uit zijn specifieke bezorgdheid over het feit dat het gebruik van de blasfemiewetten, tegen de welke wijlen minister Shahbaz Bhattiand en wijlen gouverneur Salman Taseer gekant waren, momenteel toeneemt tegen de christenen in Pakistan;

16. roept de regering van Pakistan op een grondige herziening van de blasfemiewetten en de huidige toepassing ervan uit te voeren, in het bijzonder van afdeling 295 B en C van de strafwet, waarin levenslang (295 B en C) of zelfs de doodstraf (295 C) verplicht worden voorgeschreven voor vermeende daden van blasfemie;

17. herinnert eraan dat de vrijheid van religie en de rechten van minderheden worden gewaarborgd in de grondwet van Pakistan; moedigt alle Pakistanen op samen te werken om tolerantie en wederzijds begrip te bevorderen en te garanderen;

18. is verheugd over de maatregelen die de Pakistaanse regering sinds november 2008 heeft genomen in het belang van religieuze minderheden, zoals de invoering van een quota van 5% voor minderheden op overheidsposten, de erkenning van niet-islamitische feestdagen en het uitroepen van een nationale minderhedendag;

De zaak van pastor Saeed Abedini (Iran)

19. is zeer bezorgd over het lot van pastor Saeed Abedini, die al meer dan een jaar wordt vastgehouden en in Iran werd veroordeeld tot acht jaar gevangenisstraf voor aanklachten die verband houden met zijn geloofsovertuiging;

20. roept de regering van Iran op Saeed Abedini en alle andere personen die worden vastgehouden of beschuldigd op grond van hun geloof, vrij te spreken en onmiddellijk vrij te laten;

21. herhaalt zijn oproep aan Iran om stappen te nemen om ervoor te zorgen dat het recht op vrijheid van godsdienst of geloof volledig wordt geëerbiedigd, onder meer door ervoor te zorgen dat de wetgeving en praktijken volledig in overeenstemming zijn met artikel 18 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten; wijst erop dat in dit artikel ook wordt voorgeschreven dat het recht van een persoon om van religie te veranderen, als hij of zij dit wenst, onvoorwaardelijk en volledig moet worden gegarandeerd;

22. herhaalt zijn verzoek aan de Raad, de Commissie en hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid/vicevoorzitter van de Commissie extra aandacht te besteden aan de kwestie van de vrijheid van godsdienst of geloof en aan de situatie van de religieuze minderheden, inclusief christenen, in het kader van de overeenkomsten en de samenwerking van de Europese Unie met derde landen, alsook in mensenrechtenverslagen;

23. is verheugd over de goedkeuring door de Raad op 24 juni 2013 van de richtsnoeren van de EU tot bevordering en bescherming van de vrijheid van godsdienst en overtuiging; dringt er bij de Commissie, de EDEO en de lidstaten op aan deze richtsnoeren volledig ten uitvoer te leggen en alle instrumenten en suggesties erin ten volle te benutten;

24. steunt alle initiatieven om dialoog en wederzijds respect tussen gemeenschappen te bevorderen; verzoekt alle religieuze autoriteiten verdraagzaamheid te bevorderen en initiatieven te nemen tegen haat en gewelddadige en extremistische radicalisering;

25. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Europese Dienst voor extern optreden, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid/vicevoorzitter van de Commissie, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de VN, de VN-Raad voor de mensenrechten, UN Women, de regering van Syrië, de Syrische Nationale Raad, de regering en het parlement van Pakistan en de regering en het parlement van Iran.