VERSLAG over Europa, toeristische topbestemming in de wereld – een nieuw beleidskader voor het toerisme in Europa

13.7.2011 - (2010/2206(INI))

Commissie vervoer en toerisme
Rapporteur: Carlo Fidanza

Procedure : 2010/2206(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0265/2011

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

Europa, toeristische topbestemming in de wereld – een nieuw beleidskader voor het toerisme in Europa

(2010/2206(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Basisrichtsnoeren voor een duurzaam Europees toerisme" (COM(2003)0716),

–   gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Een nieuw EU‑toerismebeleid: naar een sterker partnerschap voor het Europees toerisme" (COM(2006)0134),

   gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Een agenda voor een duurzaam en concurrerend Europees toerisme"("Agenda 21") (COM(2007)0621),

–   gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Europa, toeristische topbestemming in de wereld – een nieuw beleidskader voor het toerisme in Europa" (COM(2010)0352),

–   gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Europa 2020 Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei" (COM(2010)2020),

–   gezien het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende Europese statistieken over toerisme (COM(2010)0117),

–   gezien de verklaring van Madrid getiteld "Naar een sociaal verantwoord model voor toerisme", die is aangenomen tijdens de informele bijeenkomst van ministers op 15 april 2010,

–   gezien de conclusies van de Raad van 12 oktober 2010 over "Europa, toeristische topbestemming in de wereld – een nieuw beleidskader voor toerisme in Europa" (14944/10),

–   gezien het advies van het Comité van de Regio's getiteld "Europa, toeristische topbestemming in de wereld – een nieuw beleidskader voor het toerisme in Europa" (CdR 342/2010 fin),

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 22 december 1986[1] betreffende brandbeveiliging in bestaande hotels (86/666/EEG),

–   gezien Richtlijn 90/314/EEG van de Raad van 13 juni 1990[2] betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten,

–   gezien Richtlijn 2006/123/EG[3] van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt,

–   gezien Richtlijn 2009/47/EG[4] van de Raad van 5 mei 2009 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat verlaagde btw-tarieven betreft,

–   gezien de beschikking van de Commissie van 9 juli 2009[5] tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan toeristische accommodatie (2009/578/EG),

   gezien Verordening (EG) nr. 66/2010[6] van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU‑milieukeur,

–   gezien zijn resolutie van 8 september 2005[7] over de nieuwe perspectieven en uitdagingen voor een duurzaam Europees toerisme,

–   gezien zijn resolutie van 29 november 2007[8] over een nieuw EU‑toerismebeleid: naar een sterker partnerschap voor het Europees toerisme,

–   gezien zijn resolutie van 16 december 2008[9] over de impact van het toerisme op kustregio's: aspecten van regionale ontwikkeling,

–   gezien zijn resolutie van 16 februari 2011[10] over de praktische aspecten met betrekking tot de herziening van EU‑instrumenten om mkb‑financiering in de komende programmeringsperiode te ondersteunen,

–   gezien artikel 48 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme en de adviezen van de Commissie interne markt en consumentenbescherming, de Commissie industrie, onderzoek en energie, de Commissie regionale ontwikkeling, de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling en de Commissie cultuur en onderwijs (A7‑0265/2011),

A. overwegende dat de toerismesector 10% van het bbp en 12% van de totale werkgelegenheid voor zijn rekening neemt, zodat hij de op twee na belangrijkste sociaaleconomische sector van de EU is; overwegende dat de sector grotendeels bestaat uit kleine, middelgrote en micro-ondernemingen, voor een aantal regio's in de EU, zoals de eilanden, de belangrijkste bron van inkomsten is en een sleutelrol speelt in de economische ontwikkeling en de economische, sociale en territoriale samenhang van de EU, evenals in de verwezenlijking van de doelstellingen van de EU 2020-strategie,

B.  overwegende dat toerisme ook bijdraagt tot menselijke verrijking, uitwisseling, welzijn, welbevinden, cultuur en sociale samenhang. In die zin moet een kwalitatieve benadering centraal staan,

C. overwegende dat de Europese Unie de toeristische topbestemming in de wereld is wat het aantal internationale aankomsten betreft en dat het noodzakelijk is deze toppositie verder te versterken door de uitdagingen aan te pakken die voortvloeien uit enerzijds een grotere mondiale concurrentie en een markt met een continu fluctuerende vraag en anderzijds de noodzaak om meer en permanentere duurzaamheid te waarborgen,

D. overwegende dat het toerisme in Europa geconfronteerd wordt met talrijke uitdagingen: de wereldwijde economische crisis, de concurrentie van bestemmingen buiten de EU, de diversificatie van het toeristisch aanbod, de gevolgen van klimaatverandering, de seizoengebonden fluctuaties in de toeristische activiteiten, de demografische ontwikkeling in Europa, de steeds groter wordende weerslag van de informatie en communicatietechnologie, en vele andere onvoorziene omstandigheden waarmee de sector van tijd tot tijd te kampen heeft,

E.  overwegende dat het toerisme bijdraagt aan de promotie van Europa en zijn cultureel en taalkundig erfgoed zonder de verschillen uit het oog te verliezen, aan de bevestiging van zijn gemeenschappelijke waarden en aan de versterking van het gevoel van Europese identiteit, toebehoren aan Europa en Europees burgerschap; benadrukt het belang van de ontwikkeling van de toerismesector voor de versterking van de regionale dimensie binnen de Europese Unie,

F.  overwegende dat de pluriformiteit, de diversiteit en het multicultureel karakter van Europa kunnen zorgen voor een optimale ontwikkeling van elke vorm van thematisch toerisme, dat de ontwikkeling en promotie van gedifferentieerde vormen van toerisme misschien het enige effectieve antwoord is op de scheeftrekkingen, de problemen en de door een ongeregeld en destructief model van massatoerisme veroorzaakte achteruitgang,

G. overwegende dat met het Verdrag van Lissabon (artikel 195) toerisme een specifieke bevoegdheid is geworden voor de EU, die het optreden van de lidstaten kan ondersteunen en aanvullen door de totstandkoming van een voor het betrokken bedrijfsleven gunstige omgeving te stimuleren en de samenwerking tussen de lidstaten te bevorderen, met uitsluiting van harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten,

H. overwegende dat het op grond van deze nieuwe bevoegdheid noodzakelijk is een geïntegreerde Europese strategie uit te werken die duidelijke en ambitieuze doelstellingen nastreeft en het subsidiariteitsbeginsel volledig eerbiedigt,

I.   overwegende dat er, ten einde ervoor te zorgen dat de nieuwe bevoegdheden en het toekomstig toerismebeleid van de EU doeltreffend en zichtbaar zijn, zoals de Europese burgers en degenen die een bezoek aan ons brengen eisen, niet uitsluitend een strategie en een actieplan vereist zijn, maar dat er tevens voldoende middelen ter beschikking moeten worden gesteld binnen het financiële kader van de EU voor de periode 2014‑2020,

J.   overwegende dat de economieën van de ultraperifere gebieden en bepaalde eilandgebieden in de EU nagenoeg uitsluitend afhankelijk zijn van het luchtvervoer op grond van hun grote afstand en insulaire karakter, zodat het noodzakelijk is om maatregelen te nemen die gericht zijn op hun afhankelijkheid van deze vorm van vervoer,

1.  is verheugd over de door de Commissie gepresenteerde beleidsstrategie waarin 21 specifieke acties voor de wederopleving van de sector zijn vastgesteld; meent dat deze tekst met bijbehorend actieplan een concrete grondslag vormt voor de ontwikkeling van een Europees beleid voor een concurrerend, modern, kwalitatief hoogstaand, duurzaam en voor iedereen toegankelijk toerisme; moedigt de Commissie aan in het kader van het uitvoeringsplan zo spoedig mogelijk specifieke tijdschema's vast te stellen voor de uitvoering van de acties en het halen van de doelstellingen; vraagt de lidstaten mee te werken door ervoor te zorgen dat voor elke actie programma's worden ingediend door de bevoegde nationale, regionale of lokale autoriteiten; verzoekt de Commissie te focussen op prioritaire acties die innoverend zijn en een Europese meerwaarde inhouden;

2.  is van mening dat de basis voor de Europese toerismestrategie enerzijds bestaat in een pakket specifieke maatregelen die alleen betrekking hebben op de toeristische sector en anderzijds, gelet op het sectoroverschrijdende karakter van toerisme, in coördinatie met andere, gerelateerde beleidsterreinen, om te komen tot een systeem dat het toerisme daadwerkelijk bevordert; is voorts van mening dat een precieze beoordeling nodig is van de manier waarop maatregelen in andere sectoren gevolgen voor het toerisme hebben en vraagt een geïntegreerde aanpak met het oog op de ontwikkeling van synergie, zowel tussen de verschillende beleidsterreinen als tussen de diverse financieringsinstrumenten;

3.  betreurt het gebrek aan coherentie binnen de Commissie inzake toerismebeleid; acht het essentieel dat de Commissie zorgt voor een coördinerende en integrerende benadering tussen de betrokken directoraten-generaal;

4.  onderstreept de noodzaak van een nauwe samenwerking tussen enerzijds de Europese, internationale, nationale, regionale en lokale autoriteiten en anderzijds het geheel van de instellingen en de marktdeelnemers in de sector om de transversale vraagstukken van het toerisme aan te pakken, zonder daarbij het subsidiariteitsbeginsel uit het oog te verliezen; herinnert eraan dat vele Europese regio's en gemeenten een rechtstreekse bevoegdheid hebben voor toerisme en dus een centrale rol vervullen bij de uitvoering van projecten en concrete acties; pleit, ook in het kader van de Europa  2020-strategie, voor nauwere samenwerking tussen de regio's en gemeenten en voor een duurzame, rechtstreekse en effectieve betrokkenheid van de regio's en gemeenten bij de ontwikkeling van het nieuwe toerismebeleid; is van mening dat, voor dezelfde periode, specifieke programmeringsinstrumenten als strategieën voor macroregio's het intra- en interregionale toerisme kunnen opdrijven en de aantrekkelijkheid en zichtbaarheid van de Europese regio's en gemeenten kunnen bevorderen;

5.  verzoekt de Commissie om te overwegen twee nieuwe beginselen voor het toerisme in te voeren: "interregionaliteit" en "complementariteit", met het oog op de bevordering van gezamenlijke planning door en samenwerking tussen toeristische diensten binnen een bepaald geografisch gebied, bijvoorbeeld tussen aangrenzende regio's van verschillende lidstaten of, in het geval van een specifiek thematisch gebied, tussen regio's die bepaalde elementen met elkaar gemeen hebben;

Een concurrerend, modern kwaliteitstoerisme

6.  is van mening dat het toerisme moet worden beschouwd als een vast onderdeel van het Europese industriebeleid en innovatiebeleid, en herhaalt dat de wederopleving van het toerisme een essentieel, strategisch doel is voor de werkgelegenheid in de diverse lidstaten; onderstreept hierbij het belang van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen die zowel zorgen voor innovatie van onderuit en stabiliteit in de sector alsook garant staan voor de kwaliteit, diversiteit en authenticiteit van de regio's waarin ze geworteld zijn; moedigt de Commissie aan deze aanpak sterker te promoten in het Europese toeristische aanbod;

7.  verzoekt de Commissie om goede praktijken op het gebied van het toerisme bijeen te brengen en jaarlijks te publiceren;

8.  is het eens met het Commissievoorstel een "merk Europa" ("Europe brand") te ontwikkelen, met de lidstaten, de lokale en regionale autoriteiten en nationale toerismebureaus, om Europa als geheel wereldwijd als toeristische bestemming te promoten; verzoekt de Commissie met het oog hierop reclamecampagnes te starten, in samenwerking met de lidstaten en de bevoegde toerismebureaus; benadrukt het feit dat bij elk promotie-initiatief de territoriale diversiteit van Europa moet worden geëerbiedigd en dat moet worden voorkomen dat sommige Europese bestemmingen worden bevoordeeld ten opzichte van andere en is van mening dat het "merk Europa" de diverse regio's, steden en lokale entiteiten niet mag beletten vrij hun eigen imago te promoten;

9.  verwelkomt het initiatief voor een "Europees erfgoedlabel", dat een instrument kan zijn voor het valoriseren van gebieden die de geschiedenis van de Europese integratie weergeven; dringt aan op de noodzaak om dit initiatief te coördineren met door de UNESCO erkende erfgoedgebieden en andere historische routes; vindt een afstemming op andere gelijkaardige initiatieven zoals het Europa Nostra Award nodig ten einde te voorkomen dat overlapping optreedt; verzoekt de Commissie om de lidstaten erop te wijzen dat de ruimten waaraan het "Europees erfgoedlabel" wordt toegekend, altijd open en toegankelijk moeten zijn en dat eventueel zelfs moet worden voorzien in personeel voor waarneming van de dienst (skeleton staff);

10. dringt er bij de Commissie op aan dat zij ernaar streeft dat de volksculturen van de lidstaten, waaronder de culinaire tradities, tot werelderfgoed worden bestempeld zodat deze voor het nageslacht bewaard blijven, en dat er een Europese strategie voor de bevordering van de volkscultuur tot stand komt, zowel op Europees als op internationaal niveau;

11. vraagt de Commissie om de weerslag van het EU‑programma culturele hoofdstad van Europa op het toerisme te evalueren en bij het Europees parlement verslag uit te brengen of het eventueel niet geboden is om de bestuursmodellen, financieringswijzen en medewerking van culturele verenigingen en instellingen te veranderen om op een doelmatige manier in duurzame en blijvende ontwikkelingen en samenwerkingsverbanden te kunnen investeren;

12. onderstreept het belang van samenwerking, bijvoorbeeld via partnerschappen of de sluiting van internationale overeenkomsten over luchtverkeer, met derde landen, met name buurlanden en de BRIC‑landen, die een markt vormen van miljoenen potentiële nieuwe toeristen; benadrukt in verband hiermee het feit dat het belangrijk is de inspanningen voort te zetten om de zichtbaarheid, de kwaliteit, het concurrentievermogen en de diversifiëring van de Europese toeristische sector te verbeteren en vraagt dat gemeenschappelijke Europese marketingactiviteiten en gecombineerde toeristische producten worden ontwikkeld om toeristen uit deze nieuwe bronmarkten aan te trekken;

13. acht het raadzaam, met inachtneming van de rechten en de plicht van de EU om controle op de toegang over haar grenzen uit te oefenen, dat de Europese instellingen en de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk visumbeleid een langetermijnstrategie ontwikkelen voor gecoördineerdere en vereenvoudigde visumprocedures, waarbij de opening moet worden overwogen van gemeenschappelijke consulaire bureaus / centra op EU‑niveau, om ervoor te zorgen dat de visaprocedures tijdig worden toegepast en dat de administratieve kosten worden verminderd; verzoekt de Commissie met het oog hierop, onder verwijzing naar de oprichting van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO), de mogelijkheid in overweging te nemen om de kantoren van de EU‑delegaties in de wereld in te zetten voor de afgifte van toeristenvisa in samenwerking met de nationale ambassades van de lidstaten en bijkomende manieren te onderzoeken om de uitgifte van toeristenvisa te vereenvoudigen, bijvoorbeeld met groepsvisa voor georganiseerde groepen en gemakkelijkere toegang voor zakenreizigers;

14. verzoekt de lidstaten te onderzoeken, in nauwe samenwerking met de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO), of het niet wenselijk zou zijn om met het oog op noodsituaties die risico's met zich meebrengen voor toeristen in het buitenland, een uniforme procedure vast te stellen voor de afgifte van negatieve reisadviezen middels de vaststelling van een gemeenschappelijke Europese code inzake de ernst van negatieve adviezen, waarbij in de ernstigste gevallen marktdeelnemers toegang wordt geboden tot de communautaire hulpverleningsprocedure, binnen de perken van de beschikbare Europese financieringen;

15. verzoekt de Commissie conclusies te trekken uit recente noodsituaties zoals de vulkaanuitbarsting en concrete scenario's inzake een EU‑crisismanagement uit te werken, zodat coördinatie en eenvormig optreden in alle lidstaten op vlak van informatie en te nemen maatregelen de regel wordt;

16. onderstreept de noodzaak om innovatie en technologische ontwikkeling in micro-, kleine en middelgrote ondernemingen te bevorderen teneinde de commercialisering van producten en de promotie van bestemmingen efficiënter te maken; verzoekt de Commissie om een 'ICT en Toerisme'-platform op te richten en daartoe voor eind 2011 een specifiek proefproject op stapel te zetten om de deelneming van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen aan "Digital Supply Chain" te stimuleren, naar voorbeeld van de ervaringen in andere sectoren, zoals de textielsector, vervoer en logistiek en de automobielindustrie; dringt aan op initiatieven die gericht zijn op de bevordering van e‑handel in deze sector en op het wegnemen van de belemmeringen die de ontwikkeling hiervan nog altijd op de interne markt in de weg staan; verzoekt bovendien de lidstaten toegang tot hogesnelheidsinternet op heel het grondgebied te bevorderen om de ontwikkeling van geavanceerde diensten en de verwezenlijking van interoperabiliteit tussen de ondernemingen mogelijk te maken;

17. dringt erop aan om de ondernemingsgeest in deze sector te bevorderen en te ondersteunen door met name aandacht aan vrouwen en jongeren te schenken, en om de toegang van het mkb en zelfstandigen tot financiering, in het bijzonder microkredieten, te stimuleren;

18. verzoekt de Commissie om een specifieke innovatiekweekvijver voor de ondernemingen in de toerismesector te bevorderen;

19. is van mening dat een meer gecoördineerde aanpak van O&O en het promoten van innovatieve producten en diensten in grote mate ten goede zouden komen aan de duurzaamheid van de toeristische sector; onderstreept dat de ontwikkeling van de toeristische sector rechtstreeks gekoppeld is aan de bevordering van energie-efficiëntie en hernieuwbare technologieën;

20. verzoekt de Commissie om instelling van een virtueel waarnemingscentrum voor het toerisme dat niet alleen contact onderhoudt met onderzoekinstellingen, maar ook met ondernemingen en overheidsinstanties, teneinde marktonderzoek te bevorderen met gebruikmaking van systemen met gegevens over de concurrentie, ondernemingen en overheidsorganen informatie te verstrekken over de te verwachten ontwikkeling van vraag en aanbod en ondernemingen en de overheidssector in staat te stellen een betere strategische positie in te nemen;

21. verzoekt de Commissie in nauwe samenwerking met de lidstaten en de nationale actoren in de sector te beoordelen welke innoverende acties zij kunnen ondernemen voor de bevordering van Europese ad hoc-pakketreizen tijdens de grote historische, culturele en sportevenementen die de komende jaren in sommige lidstaten zullen plaatshebben, bijvoorbeeld de Olympische Spelen, de Wereldtentoonstelling en andere, om Europa in al haar rijke diversiteit te promoten als bestemming; is van mening dat de promotie van de verschillende soorten Europese en internationale evenementen moeten worden gekoppeld aan het bestaande toeristische aanbod ter plaatse;

22. is van mening dat het noodzakelijk is het potentieel van het portaal www.visiteurope.com van ETC (European Travel Commission) verder te ontwikkelen om een maximale bruikbaarheid ervan te garanderen, volledige toegankelijkheid mogelijk te maken (door middel van teksten in alle officiële talen van de EU en in de belangrijkste niet‑Europese talen, met bijzondere aandacht voor de BRIC‑landen, door de toepassing van voor slechtzienden toegankelijke en voor doven van informatie in gebarentaal voorziene formaten en door gebruik te maken van alle technologische toepassingen) en een waarachtig Europees platform voor toerisme te creëren dat gemakkelijk toegang biedt tot de nationale, regionale en lokale toerismeportalen in de lidstaten; is voorts van mening dat het portaal meer zichtbaarheid moet geven aan het systeem van het Europees kwaliteitsmerk, alsmede aan beste praktijken en aan initiatieven als Calypso, NECSTouR en EDEN, en dat het portaal toeristen moet informeren over hun rechten in verschillende omstandigheden;

23. verzoekt de Commissie om met de lidstaten te onderzoeken of het wenselijk is een "Europese toeristenkaart" in te voeren, teneinde de loyaliteit van in Europa rondreizende toeristen uit lidstaten of derde landen te bevorderen via de verstrekking van informatie die een lijst met hun rechten bevat, en specifieke faciliteiten en diensten;

24. meent dat de Europese Unie gegrondvest is op culturele en taalkundige verscheidenheid en dat het derhalve van belang is de toegang tot toeristische sites te bevorderen door bezoekers passende hulpmiddelen aan te reiken ter facilitering van hun bezoek en ter bevordering van hun begrip, zoals audiotours of beschrijvende brochures die uitleg geven in ten minste twee officiële talen van de Europese Unie, met name wanneer de bezochte sites steun ontvangen uit de structuurfondsen;

25. verzoekt de Commissie om, in samenwerking met bij het toerisme betrokken partijen, de haalbaarheid te onderzoeken van een "Europees merk voor kwaliteitstoerisme", waarbij gemeenschappelijke minimumkwaliteitscriteria worden gedefinieerd; meent dat het daartoe noodzakelijk is de beste ervaringen die reeds in de diverse lidstaten en door de sectorale verenigingen zijn opgedaan, te coördineren teneinde te kunnen komen tot een overkoepelend merk dat de nationale merken aanvult en op basis van vrijwilligheid ("opt‑in") wordt erkend;

26. is van mening dat een wildgroei van merken moet worden voorkomen en dat het aantal merken moet worden verminderd om mogelijke verwarring van de consumenten en buitensporige lasten voor de ondernemingen te voorkomen en om de merken gemakkelijker herkenbaar te maken; verzoekt de Commissie de bestaande merken te beoordelen wat de betrouwbaarheid, de transparantie en de controle van de naleving ervan betreft; verzoekt de Commissie, de lidstaten en de belanghebbenden voorts de bestaande instrumenten en beste praktijken te bevorderen en op lange termijn te beoordelen of het "Europees kwaliteitsmerk" en het "Milieukeur voor toeristische accommodatie" geleidelijk tot één merk kunnen worden samengevoegd, met duurzaamheid als essentieel kwaliteitscriterium;

27. verzoekt de Commissie om een concreet initiatief te bevorderen voor een geleidelijke harmonisatie van de classificatiesystemen voor accommodatie (hotels, gastenverblijven, kamers enz.) via de opstelling van gemeenschappelijke minimumcriteria, uitgaande van de positieve ervaring van sectorale verenigingen (bijv. Hotelstars Union) en vertegenwoordigers van de sector; is van mening dat deze geleidelijke harmonisatie zowel de zichtbaarheid van Europa als toeristische bestemming als de informatie die aan toeristen wordt verstrekt, kan verbeteren; verzoekt de Europese horecabranche:

–  te blijven werken aan een geleidelijke harmonisatie van de hotelclassificatie, rekening houdend met criteria op het gebied van toegankelijkheid;

–  met de instellingen samen te werken en de instellingen regelmatig op de hoogte te houden over de gemaakte vorderingen;

28. onderstreept hoe belangrijk het is dat aandacht wordt geschonken aan het vraagstuk van de veiligheid in diverse soorten van accommodatie, met name als het gaat om brandbeveiligingsvoorschriften en veiligheidsmaatregelen in verband met koolmonoxide; is daarom van mening dat het noodzakelijk is overname van de MBS‑methode (management, building and system) te stimuleren, onverlet de vigerende nationale voorschriften die zijn uitgevaardigd overeenkomstig de aanbevelingen van de Raad van 1986, of alternatieve regelgeving vast te stellen indien zelfregulering niet werkt; wijst tevens op de belangrijke rol die de opleiding van hotelpersoneel vervult inzake rampenplannen en brandveiligheidsbeheer en benadrukt het feit dat de systematische verzameling van gegevens over de veiligheid van accommodatie nodig is; onderstreept het feit dat het belangrijk is steeds de behoeften in gedachte te houden van personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit, ook in verband met opleiding op het gebied van het stilstaan bij invaliditeit als het gaat om brandpreventie en de veiligheid van de accommodatie;

29. meent dat het wenselijk is dat de Commissie in samenwerking met de bedrijfstak en de sociale partners de bestaande beroepsvaardigheden in kaart brengt (Tourism Skill Competence Framework) om te kunnen beschikken over een basis van waaruit concrete acties kunnen worden ontplooid voor het tot elkaar brengen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt van de toerismesector in Europa;

30. verzoekt de Commissie in samenwerking met de lidstaten mobiliteit aan te moedigen, een leven lang leren, beroeps- en universitaire opleiding en stages in de toeristische sector te exploiteren en te bevorderen, nauw contact te houden met de onderzoeksgemeenschap en het bedrijfsleven en meer nadruk te leggen op innovatie in het toerisme in het 8e kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling; is van mening dat communautaire programma's als "Erasmus voor jonge ondernemers" en "Leonardo da Vinci" unieke mogelijkheden bieden om beroepsvaardigheden en opleiding te verwerven, alsmede de beroepsmogelijkheden te verruimen, en dat zij derhalve verder moeten worden ontwikkeld en bevorderd, en eventueel ook herzien, om ervoor te zorgen dat in het kader ervan kennis wordt opgedaan met betrekking tot beste praktijken op het gebied van dienstverlening aan klanten, toegankelijkheid en duurzaamheid;

31. dringt er op aan dat de Commissie de implementatie van de dienstenrichtlijn in de lidstaten voor wat de toeristische sector betreft concreter opvolgt;

32. verzoekt om een betere wederzijdse erkenning door de lidstaten van beroepskwalificaties in de toeristenindustrie om zowel degenen die reeds in de sector werkzaam zijn, als degenen die van plan zijn dit te doen, betere mogelijkheden voor beroepsuitoefening te bieden en zo de mobiliteit van de werknemers in deze sector te bevorderen; is van mening dat dit zou helpen de problemen aan te pakken van enerzijds het seizoengebonden karakter van het werk in deze bedrijfstak en anderzijds zwartwerk;

33. wijst op de nauwe band tussen toerisme en vervoer en verzoekt de Commissie en de lidstaten alles in het werk te stellen voor de modernisering van de nationale, regionale en grensoverschrijdende infrastructuur voor de verschillende vervoersmodi, met bijzondere focus op de vooruitgang en snelle uitvoering van de projecten van de trans‑Europese vervoersnetwerken en op de voltooiing van het gemeenschappelijk Europees luchtruim, met het oog op efficiënter luchtverkeersbeheer; acht het belangrijk comodaliteit te stimuleren en gepaste maatregelen te treffen voor het beheer van toeristische stromen, met name tijdens seizoenpieken en diverse soorten van noodsituaties;

34. dringt er bij de Commissie op aan het gebruik van duurzamere vervoermiddelen, bijvoorbeeld de combinatie van openbaar vervoer, spoor, fietsen en wandelen te stimuleren; verzoekt de Commissie onder andere om, ook in het kader van de trans‑Europese vervoersnetwerken, de ontwikkeling te faciliteren en ondersteunen van verbindingen met eilanden, plattelands- en berggebieden, ultraperifere gebieden, en meer in het algemeen minder toegankelijke bestemmingen;

35. onderstreept dat het nodig is geïntegreerde elektronische systemen voor de verkoop van vervoersbewijzen voor de diverse vervoermiddelen te bevorderen en zo de intermodaliteit van het systeem te stimuleren, internationale reizen tussen de lidstaten te faciliteren, het vrije verkeer te garanderen en belemmeringen voor de voltooiing van de interne markt te verwijderen; is van mening dat tijdens het ontwikkelingsproces moet worden gefocust op de speciale toegankelijkheidsbehoeften van personen met een handicap;

36. is tevreden met de EU‑wetgeving inzake passagiersrechten, met name wat passagiers met beperkte mobiliteit betreft, en verzoekt de Commissie op korte termijn een ambitieus en consistent wetgevingskader in te dienen met een reeks gemeenschappelijke regels voor alle vervoersmodi, aangevuld met specifieke regels om rekening met de bijzondere kenmerken van elke vervoersmodus te houden;

37. verzoekt de Commissie de haalbaarheid te beoordelen van een Handvest voor de rechten en verantwoordelijkheden van de toerist te ontwikkelen, waar principes van toegankelijkheid, informatieverstrekking, transparante prijszetting, schadevergoeding, enz. dienen te worden ingesloten; roept de lidstaten op een onafhankelijk arbitragesysteem te creëren opdat consumenten deze rechten ook echt kunnen afdwingen;

Een duurzaam en gediversifieerd toerisme

38. onderstreept dat toerismebeleid duurzame ontwikkeling consequent moet integreren: de sociale, economische en milieubehoeften van de huidige generaties nakomen zonder de belangen van toekomstige generaties uit het oog te verliezen;

39. is verheugd dat de Commissie het toeristisch aanbod wil diversifiëren en op die manier iets wil doen aan het sterk seizoensgebonden karakter van het toerisme; onderstreept het belang van de reeds met de Raad van Europa op gang gebrachte samenwerking bij de promotie van het cultureel, historisch, religieus, ecologisch en landschappelijk toerisme via thematische routes/trajecten die niet alleen de culturele en historische wortels en de tradities van ons continent tot gelding brengen, maar ook bijdragen aan de ontwikkeling van een voor iedereen toegankelijk en duurzaam alternatief toerisme; is van mening dat met betrekking tot een aantal routes het gebruik van duurzame vervoermiddelen, zoals fietsen en zeilboten, moet worden gestimuleerd;

40. meent dat het, met het oog op het maken van een onderscheid tussen het Europees toeristisch aanbod en dat van andere landen/continenten, cruciaal is een band te leggen tussen de traditionele toeristische sector en hetgeen het grondgebied te bieden heeft aan producten en diensten en aan materiële en immateriële goederen;

41. is van mening dat de Commissie en de Raad van Europa in nauwe samenwerking met de lidstaten en de regionale en lokale autoriteiten de ontwikkeling van nieuwe Europese reiswegen en het onderhoud van de bestaande, ook op eilanden en in kust-, berg- en ultraperifere gebieden, voort moeten blijven ondersteunen, ook financieel; is van mening dat met deze trajecten de Europese identiteit in het licht moet worden gesteld, via de promotie en onderlinge verbinding van symbolische sites, zoals kathedralen, kastelen, universiteiten, archeologische sites en industrieparken, alsmede persoonlijkheden die een symbolische waarde voor Europa hebben of die pleitbezorger van de Europese zaak zijn; verzoekt de Commissie en de lidstaten alle wenselijke maatregelen te nemen om het Europees erfgoed en de troeven van Europa voor de toekomstige generaties te vrijwaren;

42. spoort de Commissie aan netwerkactiviteiten en samenwerking tussen EU‑regio's te bevorderen met het oog op de onderlinge aansluiting van regionale, nationale en Europese fietsroutes en de toename van een duurzaam, energie-efficiënt en milieuvriendelijk fietstoerisme in de EU;

43. onderstreept het belang van netwerken als NECSTouR en EDEN voor de uitwisseling van goede praktijken tussen Europese regio's en voor de bevordering van duurzame bestemmingen; dringt bovendien aan op de noodzaak om in nauwe samenwerking met de "Tourism Sustainability Group" (TSG) en de lokale en regionale overheden een systeem van gemeenschappelijke indicatoren voor een duurzaam beheer van bestemmingen tot stand te brengen;

44. is van mening dat de Commissie, gelet op de geschiedenis van het Europese continent, krachtiger promotie moet voeren voor het industrieel erfgoed van Europa, waarvan het potentieel onvoldoende wordt erkend; benadrukt het feit dat de ontwikkeling van Europa's industrieel erfgoed als belangrijk gebied van cultureel belang ook voordelen kan opleveren kan zijn voor secundaire bestemmingen en kan bijdragen tot de totstandbrenging van een toeristische sector in Europa die duurzamer, gediversifieerder en gelijkmatiger verspreid is, via de bescherming, omvorming en herwaardering van de industriële sites;

45. is van mening dat plattelandstoerisme en boerderijtoerisme op adequate wijze moeten worden ondersteund, daar deze sectoren bijdragen aan een betere levenskwaliteit en aan economische diversifiëring en een diversifiëring wat de herkomst van de inkomsten betreft, van de plattelandsgebieden, voor banen in deze gebieden zorgen, de bevolking in deze gebieden houden, zodat ontvolking aldaar wordt voorkomen, en een rechtstreekse band creëren met de promotie van traditionele, milieuvriendelijke en natuurlijke voedingsmiddelen; merkt op dat het daarom belangrijk is in deze gebieden volledige toegankelijkheid tot het vervoersnetwerk, evenals tot elektronische netwerken en tot de infrastructuur van deze gebieden te waarborgen; meent dat dit bijdraagt aan de doelstelling om nieuwe vormen van toerisme te promoten, de toeristische seizoenen te verlengen en een nieuw evenwicht tot stand te brengen wat betreft toeristische activiteiten tussen de gebieden met een hoge toeristische concentratie en gebieden met een sterk maar onvoldoende geëxploiteerd toeristisch potentieel;

46. acht het noodzakelijk het vermogen van boeren om producten op de markt te brengen en hun toegang tot plaatselijke markten te verbeteren, en de horecasector aldus in staat te stellen gemakkelijker de plaatselijke producten te kopen die hij nodig heeft;

47. wijst erop dat natuurtoerisme bijdraagt aan een duurzame ontwikkeling van de sector; meent dat het belangrijk is zich te concentreren op natuurgebieden en beschermde gebieden om deze gemakkelijker toegankelijk te maken voor toeristen door onder meer transnationale routes uit te stippelen met respect voor het milieu en de lokale biodiversiteit;

48. wijst erop dat de uitstippeling van nieuwe routes op de binnenlandse waterwegen kan bijdragen aan een duurzame ontwikkeling van het cultureel, natuur- en plezierboottoerisme;

49. merkt op dat culturele en studiereizen, jeugd- en sportreizen alsmaar meer in trek zijn en vraagt de lidstaten en plaatselijke en regionale overheden dan ook om dergelijke vormen van toerisme aan te moedigen door van grotere soepelheid blijk te geven en zich op nieuwe soorten verbruikers af te stemmen, gezien de demografische veranderingen en om nieuwe vormen van toerisme in aanmerking te kunnen nemen die aan de verwachtingen van de verbruiker beantwoorden; denkt aan het belang van de sport om het toerisme te stimuleren, zowel in de vorm van spektakel als door eigen beoefening en vraagt gerichte beleidsvormen om sporttoerisme aan te moedigen en te ondersteunen;

50. verzoekt de Commissie om een horizontaal communautair initiatief voor milieueffectrapportage op het gebied van toerisme te bevorderen, met name wat de Europese biodiversiteit, de afvalcyclus, energie- en waterbesparing, gezonde voeding en het gebruik van grond en natuurlijke hulpbronnen betreft, teneinde nuttige informatie en materiaal te verspreiden, de publieke opinie te sensibiliseren en de impact van het toerisme op het milieu te verminderen;

51. verwelkomt vrijwillige inspanningen van de industrie om het effect van het toerisme op het milieu en op bestemmingen te begrijpen en te verminderen, zoals het deels door de EU gefinancierde Travelife Sustainability System, een innovatief systeem dat klanten helpt duurzame keuzen te maken en de industrie helpt de effecten die zij teweegbrengt te begrijpen en binnen de aanvoerketen te beheersen;

52. moedigt de Commissie aan innoverende initiatieven van toeristische mkb-bedrijven te steunen en de rijkdom aan biodiversiteit te behouden en te verbeteren door het promoten van ecotoerisme;

53 verzoekt de Commissie om de vaststelling van een Europese dag van verantwoord en duurzaam toerisme te overwegen en in het kader daarvan in alle lidstaten informatieseminars te organiseren voor de bevordering van vormen van duurzaam toerisme en verantwoorde toeristen;

54. onderstreept het feit dat de klimaatverandering grote gevolgen voor de toeristische gebieden van Europa heeft, vooral voor de meest kwetsbare gebieden, met name kustgebieden, eilanden en berggebieden; is van mening dat strategieën moeten worden ontworpen om dit te voorkomen en hiertegen op te treden, onder andere door innovatie en diversifiëring in toeristische diensten aan te moedigen, het beleid ter voorkoming en mildering van natuurlijke risico's te verbeteren, de infrastructuur aan te passen, te anticiperen op de gevolgen van een watertekort en de duurzaamheid van de fauna, de flora en het landschap van de gebieden in kwestie te beschermen;

55. herinnert eraan dat de kustgebieden de voornaamste toeristische bestemming in Europa vormen en dat deze situatie waakzame aandacht vergt voor de methoden die worden gevolgd bij de ruimtelijke ordening van de kustgebieden, de risico's van intensieve urbanisatie en de noodzaak om de kwaliteit en de duurzaamheid van de kustgebieden, hun erfgoed en hun diensteninfrastructuur voor toeristen te waarborgen; onderstreept de noodzaak van adequate investeringen in een strategie voor kust-, eiland- en zeetoerisme om te verzekeren dat de Europese kusten tegen erosie worden beschermd, het milieu en de fauna in stand worden gehouden, de waterkwaliteit wordt verbeterd en uiteindelijk een duurzaam en kwalitatief kust- en onderwatertoerisme wordt ontwikkeld; verwelkomt in dit verband het initiatief van de Commissie om een strategie voor duurzaam kust- en zeetoerisme te ontwikkelen en dringt erop aan om gelijksoortige specifieke strategieën te ontwikkelen voor de eilanden, berggebieden en andere kwetsbare gebieden;

56. bevestigt het belang van het kusttoerisme, dat kenmerkend is voor enkele Europese kustgebieden; verzoekt de Commissie te onderzoeken of Richtlijn 2006/123/EG negatieve gevolgen voor het mkb in deze sector heeft en, indien nodig, maatregelen voor te stellen om deze gevolgen te milderen en ervoor te zorgen dat bij de toepassing van de richtlijn rekening met de specifieke kenmerken van de beroepscategorie in kwestie wordt gehouden; verzoekt voorts de lidstaten in samenwerking met de bevoegde autoriteiten de invoering te onderzoeken van compenserende maatregelen om de schade te verlichten die toeristische ondernemingen lijden door de invoering van nieuwe wetgeving die leidt tot het verlies van verworven rechten en tot verliezen als gevolg van niet afgeschreven investeringen in het opknappen van infrastructuur en het aanpassen ervan aan de wetgeving die voorheen gold; is van mening dat deze acties nodig zijn om de investeringen van marktdeelnemers te vrijwaren en de kwaliteit van de dienstverlening aan klanten te verbeteren;

57. verzoekt de Commissie en de lidstaten om in het kader van een geïntegreerd maritiem beleid de ontwikkeling te ondersteunen van haveninfrastructuur, zowel om haventerminals aan te passen aan de behoeften van personen met beperkte mobiliteit als om te zorgen voor interconnectie met andere vervoersmodi en verbindingen met toeristische diensten in het hinterland, die essentiële factoren zijn in het maritieme passagiersvervoer, het cruisetoerisme en het plezierboottoerisme; verzoekt de lidstaten in verband hiermee alle beperkingen die zij opleggen, op te heffen;

58. neemt nota van het feit dat de demografische ontwikkelingen in Europa zullen leiden tot een continue groei van het toerisme op gezondheidsgebied en van met name het kuuroordtoerisme; verzoekt de Commissie om, gelet op de uiteenlopende communautaire voorschriften inzake kuuroorden, de mogelijkheid te onderzoeken om een alomvattend wetgevingsvoorstel voor kuuroorden in te dienen teneinde deze bedrijfstak een samenhangende en gereglementeerde structuur te geven en aldus de concurrentiekracht ervan te stimuleren en preciseert van meet af aan dat de in de lidstaten actieve kuuroordbedrijven gezondheidsdiensten verstrekken en als dusdanig zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van Richtlijn 2006/123/EG; onderstreept de relevantie van de nieuwe wetgeving inzake grensoverschrijdende gezondheidszorg en is van mening dat bij de toepassing hiervan, met het oog op een bevredigende uitvoering ervan, strikt de hand moet worden gehouden aan de criteria en voorwaarden waarin in het nieuwe wetgevingskader is voorzien;

59. wijst op het grote economische belang van het "shoppingtoerisme"; onderstreept dat deze vorm van toerisme voor een groeiend aantal toeristen een voorname reden is voor een verblijf in de EU, waarvan de ondernemingen en merken toonaangevend in de sector van luxeproducten zijn; onderstreept dat deze vorm van toerisme een enorme expansie doormaakt, maar dat de EU een hevige concurrentie van andere internationale toeristische bestemmingen ondervindt, die bijvoorbeeld faciliteiten aanbieden om taxfree te winkelen of de btw terug te vragen; beveelt daarom aan met de sector van luxeproducten samen te werken aan nieuwe maatregelen en aanbiedingen waarmee de EU haar aantrekkingskracht en concurrentievermogen kan behouden;

60. onderstreept de noodzaak het Europese zakentoerisme in de EU en in de wereld te bevorderen met het oog op het economisch belang hiervan voor sommige bestemmingen in Europa en het aantal diensten dat verband houdt met de ontvangst en organisatie van beurzen, salons, congressen en andere professionele evenementen (horeca, winkels, vervoer, publiciteits- en evenementenbureaus, enz.);

61. herinnert eraan dat een ethisch verantwoord toerisme een onmisbaar doel is; verwelkomt de inhoud van de gedragscode van de Wereldorganisatie voor toerisme (WOT) en pleit voor een prompte omzetting ervan door de Commissie en de lidstaten; is derhalve verheugd over het voorstel van de Commissie om de nationale jurisdictie van de lidstaten uit te breiden tot delicten waarbij seksueel misbruik is gepleegd op minderjarigen in het buitenland en om aldus in feite sekstoerisme te straffen;

Toerisme voor iedereen

62. onderstreept dat het inherente seizoensgebonden karakter van het toerisme een bron van onzekere arbeidsplaatsen en arbeidsomstandigheden kan zijn; roept daarom op tot de ontwikkeling van specifiek beleid gericht op seizoensarbeiders, met name door middel van verlenging van de seizoenen via de diversifiëring van de toeristische activiteiten;

63. verzoekt de Commissie een plan op te stellen om het seizoengebonden karakter van het toeristisch aanbod geleidelijk aan te verminderen; moedigt de Commissie in verband hiermee aan voort te bouwen op de tot dusver positieve resultaten van de voorbereidende actie Calypso en verzoekt de Commissie en de lidstaten deze actie voort te zetten, om ervoor te zorgen dat achtergestelden, bijvoorbeeld ouderen, personen met een handicap, jongeren en gezinnen met een laag inkomen, gemakkelijker toegang krijgen tot vakantie, met name in het laagseizoen en voor reizen over nationale grenzen; dringt er in verband hiermee op aan fysieke toegankelijkheid, adequate dienstverlening en betrouwbare informatie verder te concipiëren en te integreren in toeristische producten; meent dat tal van reeds bestaande goede praktijken die de nadruk leggen op laagdrempeligheid en empowerment een bron van inspiratie kunnen bieden;

64. onderstreept hoe belangrijk het is dat er in het kader van de nieuwe Europese strategie inzake handicaps voor wordt gezorgd dat personen met een handicap toegang hebben niet alleen tot vervoermiddelen maar ook tot accommodatie, maaltijdverstrekking, voor iedereen toegankelijke informatie en toeristische diensten in het algemeen; benadrukt het feit dat vervolgens duidelijke informatie over de genomen maatregelen moet worden verstrekt; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat toegankelijkheid voor iedereen gegarandeerd is voor alle producten en diensten in verband met toerisme;

65. verzoekt de Commissie en de lidstaten om te ijveren voor de tenuitvoerlegging van programma's voor herstel, instandhouding en bewaking van gebieden van historisch/ecologisch belang teneinde het nut en de bruikbaarheid ervan voor toeristen te verbeteren; wil de deelneming van jonge vrijwilligers aan die programma's aanmoedigen, zowel gedurende als na 2011, het Europees jaar van het vrijwilligerswerk;

66. verzoekt de Commissie om ook het zogenaamde VFR-toerisme (Visiting Friends and Relatives - bezoeken van vrienden en familie) te bevorderen daar dit een belangrijk middel is om de integratie van de Europese cultuur te ontwikkelen;

Toerisme en hulpbronnen

67. verzoekt de Commissie om te zorgen voor coördinatie, zichtbaarheid en een bredere inzet van de onder diverse directoraten-generaal vallende financiële instrumenten voor de versterking van het concurrentievermogen van het toerisme, en om te controleren of deze instrumenten gericht worden ingezet, waarbij in het bijzonder zij verwezen naar het EFRO, het ELFPO, het ESF en het EVF; acht het in tijden van begrotingsbeperkingen essentieel om synergieën tot stand te brengen tussen de verschillende bestaande financiële instrumenten, die moeten worden afgestemd op de ontwikkelingen in het toerisme en de clientèle, de diversifiëring van de activiteiten die met het toerisme verbonden zijn, en de eisen van de plaatselijke ontwikkeling; verzoekt de Commissie bovendien duidelijke bewegwijzering te ontwikkelen voor de financiële steun die voor projecten in verband met toerisme beschikbaar is alsmede een gemakkelijk toegankelijke inter-DG-databank te creëren met het oog op meer sensibilisering en informatie met betrekking tot toerismeprojecten die met Europese middelen worden medegefinancierd;

68. benadrukt dat toerisme een belangrijke rol moet blijven spelen in het cohesiebeleid in het kader van de financiële vooruitzichten voor de periode 2014‑2020; dringt erop aan dat in de nieuwe financiële vooruitzichten en structuurfondsregelingen het volgende als prioriteit wordt opgenomen: herstel van noodlijdende toeristengebieden om hun concurrentievermogen en duurzaamheid te waarborgen;

69. moedigt bovendien de lidstaten en de lokale en regionale instanties ertoe aan volledig gebruik te maken van de middelen voor beroepsopleiding die worden aangeboden door het ESF en door andere communautaire, nationale, regionale en lokale instrumenten; meent dat het essentieel is de lidstaten en de instanties te sensibiliseren ten aanzien van de noodzaak om aankondigingen van opdracht voor het toerisme te ontwikkelen uitgaande van de prioriteiten van de structuurfondsen;

70. vraagt dat binnen het financieel kader 2014‑2020 een specifiek, met name op micro-, kleine en middelgrote ondernemingen gericht programma voor het toerisme wordt opgesteld en daarbij partnerschappen tussen ondernemingen en publiek-private partnerschappen voor pan‑Europese toerismeprojecten worden aangemoedigd, moedigt het mkb daarnaast aan om in deze sector te investeren;

71. dringt aan op de noodzaak van continuïteit in de steun voor proefprojecten op toerismegebied ook na 2011 en om eventueel nieuwe projecten te overwegen teneinde een bijdrage te kunnen leveren aan de uitvoering van de nieuwe strategie;

Andere belangrijke vraagstukken voor de toeristische sector

72. wijst erop dat ondernemingen in de toeristische sector behoefte hebben aan vergelijkbare statistische gegevens van hoge kwaliteit met het oog op de langetermijnplanning van vraag- en aanbodstructuren en de ontwikkeling van toeristische bestemmingen; verzoekt de Commissie derhalve er binnen de grenzen van haar mogelijkheden voor te zorgen dat deze gegevens in heel Europa beschikbaar zijn; betreurt dat er geen officiële statistieken over plattelands- en agrotoerisme bestaan en dat er alleen op schattingen gebaseerde cijfers bestaan; is verheugd over de geplande actie om het sociaaleconomische kennisbestand voor toerisme te consolideren, daar het opleggen van aanvullende financiële en administratieve lasten zo veel mogelijk moet worden vermeden;

73. dringt er bij de Commissie op aan om voor eind september 2011 een wetgevingsvoorstel in te dienen tot wijziging van Richtlijn 90/314/EEG betreffende pakketreizen om de consumenten en het bedrijfsleven te voorzien van een zeker rechtskader, zowel in gewone situaties als in buitengewone situaties die bijvoorbeeld het gevolg zijn van bepaalde klimaat- en natuurverschijnselen of politieke problemen; benadrukt hierbij dat de hele notie van "pakketreis" al lang verouderd is en roept de Commissie dringend op om bij de herziening iedere actor die een toeristische dienst aanbiedt onder dezelfde wetgeving te brengen; beklemtoont dat de kwaliteit van de dienst ten gunste van de consument en een eerlijke concurrentie hierbij centraal dienen te staan;

74. wijst erop dat het wenselijk is een verlaagd btw‑tarief in het toerisme geleidelijk aan te harmoniseren tussen de lidstaten, daar dit een noodzakelijke voorwaarde is voor een transparante concurrentie tussen toeristische ondernemingen binnen de EU en met ondernemingen van derde landen; verwelkomt vanuit deze optiek de discussie die in gang is gezet met de publicatie van het Groenboek over de toekomst van de btw;

75. roept de lidstaten op aandacht te besteden aan de negatieve gevolgen van de steeds verdere stijging van de belastingen waar toeristen mee te maken krijgen die naar de Europese Unie en binnen de lidstaten zelf reizen, in het bijzonder de belasting op brandstoffen en veiligheids-, luchthaven-, gemeentelijke en havenbelastingen, in het bijzonder tijdens het laagseizoen; onderstreept het feit dat, als een bijkomende toeristische belasting wordt geheven, deze naar behoren bekend zal moeten worden gemaakt, om de bekendheid ervan bij toeristen en organisatoren te vergroten;

76. vraagt de Raad van de Europese Unie om meer vaart te zetten achter de aanneming van de ontwerprichtlijn betreffende de modernisering van de bijzondere btw‑regeling (TOMS) door daarin een "opt‑in"-mechanisme op te nemen dat in staat is concurrentieverstoringen tussen de verschillende categorieën van toeristische ondernemingen op te heffen, omdat deze ondernemingen momenteel ernstige gevolgen ondervinden van de niet-homogene omzetting;

77. onderstreept de noodzaak van een actief mededingingsbeleid dat toezicht houdt op de trend naar concentratie in de sector en het misbruik van machtsposities;

78. verzoekt de Commissie om uiterlijk eind 2012 een geïntegreerde toerismestrategie voor te leggen die overeenkomt met en komt bovenop de bestaande strategie en het uitvoeringsplan hiervan;

79. houdt het voor wenselijk dat in het Europees Parlement een specifieke, technische taskforce voor toerisme in het leven wordt geroepen die tot doel heeft de uitvoering van de door de Commissie voorgestelde acties en van de aanwijzingen van het Europees Parlement op de voet te volgen;

80. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

  • [1]  PB L 384 van 31.12.1986, blz. 60.
  • [2]  PB L 158 van 23.6.1990, blz. 59.
  • [3]  PB L 376 van 27.12.2006, blz. 36.
  • [4]  PB L 116 van 9.5.2009, blz. 18.
  • [5]  PB L 198 van 30.7.2009, blz. 57.
  • [6]  PB L 27 van 30.1.2010, blz. 1.
  • [7]  PB C 193E van 17.8.2006, blz. 325.
  • [8]  PB C 297E van 20.11.2008, blz. 184.
  • [9]  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0597.
  • [10]  Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0057.

TOELICHTING

Het toerisme is de op twee na belangrijkste sociaaleconomische activiteit in de EU en neemt 10% van het bbp en 12% van de totale werkgelegenheid voor zijn rekening. Deze sector is van cruciaal belang omdat daarmee niet alleen naar integratie en ontwikkeling van de achtergebleven regio's wordt gestreefd maar tevens groei in overeenstemming wordt gebracht met een duurzame en ethische ontwikkeling van de EU‑landen. Bovendien is het toerisme een essentieel instrument voor de versterking, verspreiding en promotie van ons imago in de wereld.

Het toerisme is altijd in ogenschouw genomen in het communautair beleid. In december 2009 sloegen de Europese instellingen echter een nieuwe weg in, om uitvoering te kunnen geven aan de nieuwe bevoegdheden op grond van het Verdrag van Lissabon. Zo heeft de EU de bevoegdheid gekregen om het optreden van de lidstaten op toerismegebied aan te vullen en te coördineren. De Verklaring van Madrid van april 2010, ter gelegenheid waarvan de lidstaten uiting hebben gegeven aan hun wil om niet alleen specifieke maatregelen te treffen maar ook ethische waarden en waarden als milieu- en cultuurbehoud en economische duurzaamheid in het toerisme te bevorderen, de mededeling van de Commissie van juni 2010 met 21 acties, de conclusies van de Raad Concurrentievermogen van oktober 2010, waarin de lidstaten het belang erkennen van het toerisme voor de economie en toezeggen zich te zullen inzetten voor de ontwikkeling van deze bedrijfstak, het Europees Toerismeforum te Malta van november jongstleden, toen de Commissie een ontwerpactieplan presenteerde, en de constructieve dialoog tussen de instellingen en het bedrijfsleven waren allemaal bijdragen tot het vaststellen van prioriteiten onder de 21 in de mededeling voorgestelde acties. Daar komt tot slot nog het initiatiefverslag van het Europees Parlement bij.

De mededeling van de Commissie van de Europese Unie

Met haar mededeling van juni jongstleden wil de Commissie, onder meer aan de hand van de nieuwe prioriteiten in de EU 2020-strategie, een gecoördineerde benadering stimuleren en een actiekader vaststellen voor de versterking van de concurrentiekracht en voor een duurzaam groeivermogen van de toerismesector (deze doelstellingen zijn opgenomen en beschreven in artikel 195 VWEU).

De mededeling biedt een actiekader bestaande uit vier pijlers: ten eerste is de Commissie van mening dat het onontbeerlijk is om de concurrentiekracht van de toerismesector te stimuleren door diversifiëring van het aanbod te bevorderen, innovatie te ondersteunen, de beroepsvaardigheden te verbeteren en tot slot verlenging van het toeristisch seizoen aan te moedigen. Ten tweede heeft de EU zich tot doel gesteld om een duurzaam, verantwoord en kwalitatief toerisme te bevorderen, met andere woorden om een gezond beheer van de ondernemingen te faciliteren door Europese merken (merk-Europa, Ecolabel, Europees merk voor kwaliteitstoerisme) in te voeren of door projecten als EDEN en netwerken als NECSTouR te bevorderen. Anderzijds wil zij haar imago op internationaal vlak consolideren en zichzelf promoten als een geheel van uiteenlopende maar gecoördineerde vakantiebestemmingen. Tot slot wil zij, wel wetende dat het toerismebeleid bepaald wordt door zijn sectoroverschrijdend karakter, de mogelijkheden van de diverse beleidsvormen en de ter beschikking staande financiële instrumenten maximaal benutten om de concurrentiekracht van de sector te ondersteunen.

Het initiatiefverslag – standpunt van de rapporteur

De rapporteur is van mening dat in het debat over het initiatiefverslag van het Parlement een tweevoudig doel moet worden nagestreefd: enerzijds moeten de 21 door de Commissie voorgestelde acties en het in Malta gepresenteerd actieplan aandachtig worden bestudeerd en moet vooral de aandacht worden toegespitst op de vaststelling van prioritaire acties en de concrete verwezenlijking ervan, en anderzijds moeten de Commissie en de lidstaten ertoe worden aangezet om aan de hand van een zeker tijdschema en effectieve oplossingen andere openstaande vraagstukken aan te pakken, omdat de oplossing ervan van fundamenteel belang is voor het vermogen van Europa om zijn rol als toeristische topbestemming in de wereld te behouden.

De rapporteur is van mening dat enkele van de door de Commissie voorgestelde acties prioriteit genieten omdat zij bijzonder goed aansluiten bij het perspectief EU 2020.

Opleiding

De rapporteur is het eens met de sterke beklemtoning van het vraagstuk opleiding en beroepsvaardigheden. De totstandbrenging van een effectiever beleid voor de toerismesector is een uitdaging die enkel kan worden gewonnen met menselijk kapitaal en met opleiding, niet alleen van degenen die in rechtstreeks contact staan met de klanten maar vooral ook van nieuwe directieleden, nieuwe managers en nieuwe ondernemers. Daarom is het van fundamenteel belang dat de reeds bestaande ervaringen op het gebied van beroeps- en universitaire opleiding worden benut en bevorderd door ze op te nemen in netwerken en door in nauw contact met het bedrijfsleven het opdoen van nieuwe ervaringen te stimuleren. De rapporteur is van mening dat het noodzakelijk is de in de sector bestaande vaardigheden in kaart te brengen om erachter te komen welke concrete opleidingsactiviteiten in de toeristische sector kunnen worden ontplooid. Programma's als "Erasmus voor jonge ondernemers" zijn eveneens van essentieel belang om jongeren in staat te stellen nieuwe beroepsvaardigheden te verwerven. De diverse lidstaten moeten die beroepsvaardigheden en ‑kwalificaties dan op ook op adequate wijze erkennen.

Innovatie en ICT

De rapporteur is ervan overtuigd dat sterk geïnvesteerd moet worden in innovatie en ICT. Dit is van essentieel belang om niet alleen de toeristische ondernemingen concurrentiekrachtiger te maken maar ook om ze bereikbaar te maken voor niet alleen het publiek, dat steeds groter wordt en bestaat uit klanten die er steeds meer toe neigen om internet en nieuwe technologieën te gebruiken, maar ook het toeristische bedrijfsleven zelf, dat naar blijkt meer en meer de hoofdgebruiker is van online aangeboden toeristische producten. Daarom is het voorstel tot de opzet van een Europees platform een uitdaging die men niet in duigen mag laten vallen. Belangrijk is ook dat in alle gebieden van de Europese Unie, ook in de meeste benadeelde gebieden, volledige toegankelijkheid tot het internet wordt gegarandeerd. De rapporteur stelt de Commissie voor een proefproject te lanceren om de deelneming van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen aan de "Digital Supply Chain" te stimuleren en deze ondernemingen aldus in staat te stellen om dankzij de toegang tot nieuwe, geavanceerde technologie hun concurrentiekracht te versterken.

Toeristenvisa

Het visumvraagstuk is, vooral wat de BRIC‑landen betreft, van cruciale betekenis voor het Europees toerisme, omdat er in derde landen miljoenen potentiële bezoekers zijn. De rapporteur hoopt dat de legitieme rechten/plichten van Europa om controle uit te oefenen op de toegang tot zijn grondgebied de aantrekkingskracht van onze toeristische bestemmingen niet nog verder zullen aantasten, en is van mening dat het wenselijk zou zijn de instellingen en de lidstaten te sensibiliseren ten aanzien van noodzaak hun visumafgifteprocedures te coördineren en te vereenvoudigen en daarbij ook de mogelijkheid te overwegen om gemeenschappelijke consulaire afdelingen op te richten teneinde de bureaucratische verschillen en administratieve kosten te verminderen.

Europese merken

Wat het vraagstuk van de merken betreft is de rapporteur van mening dat ten eerste een goed evenwicht gevonden moet worden tussen ogenschijnlijk tegengestelde vereisten en ten tweede een buitensporige toename van merken moet worden vermeden daar de consumenten daarvoor in verwarring raken.

Wat het "merk-Europa" ("brand Europe") betreft is het belangrijk dat de vereiste om Europa als topbestemming te promoten en de doelstelling om de specifieke kenmerken van de diverse gebieden te valoriseren, één geheel blijven vormen.

Wat het "Europees erfgoedlabel" betreft moet er een constructieve dialoog op gang worden gebracht met de andere internationale organisaties, zoals de UNESCO, om overlapping van erfgoedlabels te voorkomen.

Wat het "merk voor kwaliteitstoerisme" betreft is men enerzijds geconfronteerd met de noodzaak om gemeenschappelijke minimumkwaliteitscriteria in te voeren, teneinde steun te kunnen geven aan de concurrentiekracht van onze ondernemingen, maar anderzijds is men gedwongen dit doel te verwezenlijken in een niet geheel geharmoniseerde interne markt waarin de belastingregels en ‑stelsels nog steeds sterk uiteenlopen. De rapporteur is van mening dat er een overkoepelend merk moet worden ingevoerd dat een aanvulling is op de nationale en regionale merken en op basis van vrijwilligheid wordt erkend (opt‑in). Bovendien is de rapporteur ervan overtuigd dat verwarring onder consumenten moet worden voorkomen en dat het daarom op de lange termijn noodzakelijk is na te denken over de mogelijkheid om het Europees merk voor kwaliteitstoerisme en het ecolabel – milieukeur voor toeristische accommodatie geleidelijk op te nemen in één enkel merk.

Wat de hotelclassificatiesystemen betreft is de rapporteur van mening dat het noodzakelijk is te zorgen voor een geleidelijke harmonisatie aan de hand van gemeenschappelijke minimumcriteria. Deze criteria moeten worden vastgesteld in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven en de internationale normalisatieorganisaties.

Toerisme en vervoer

De rapporteur onderstreept het belang van de vervoersector voor toeristenmobiliteit en pleit voor modernisering van de infrastructuur, gebruik van duurzame vervoermiddelen en verbindingen met minder toegankelijke bestemmingen. Daarbij legt hij vooral de klemtoon op het belang van de wetgeving inzake passagiersrechten.

Zichtbaarheid van Europa

De rapporteur verdiept zich tevens in het duurzaamheidsvraagstuk aan de hand van enkele belangrijke thema's, zoals het geleidelijk verminderen van het te sterk seizoengebonden karakter, de ontwikkeling van een gediversifieerd, duurzaam en voor iedereen toegankelijk toeristisch aanbod, de versterking van activiteiten als culturele en religieuze routes en van netwerken als NECsTOUR en EDEN, en de valorisatie van grote Europese evenementen als gelegenheid om "bestemming Europa" te promoten. Daarom is hij van mening dat als het portaal www.visiteurope.com van de "European Travel Commission" wordt verbeterd en sterker interactief wordt gemaakt, onder meer via het beschikbaar maken van teksten in alle officiële EU‑talen en in de belangrijkste niet‑Europese talen en via het gebruik van voor personen met een sensoriële handicap toegankelijke formaten, dit portaal kan uitgroeien tot een waarachtig toerismeplatform, tot een netwerk waarin alle nationale, regionale en lokale toeristische platforms zijn opgenomen en dat de mogelijkheid biedt om Europa te promoten als bestemming voor niet alleen het intern toerisme maar ook het toerisme uit derde landen. Het portaal zou links kunnen bevatten naar toeristische routes en pakketreizen opdat deze aantrekkelijker en toegankelijker worden gemaakt voor potentiële bezoekers.

De rapporteur wijst op het belang van bepaalde typen toerisme, zoals plattelandstoerisme, boerderijtoerisme, natuurtoerisme, kust- en zeetoerisme, cruisetoerisme, kuuroordtoerisme, toerisme op gezondheidsgebied en ethisch toerisme.

Toerisme voor iedereen

De rapporteur onderstreept hoe belangrijk het is dat iets wordt gedaan aan het steeds sterker seizoengebonden karakter van het toerisme, en is van mening dat de voorbereidende actie Calypso een van de oplossingen kan zijn. Calypso heeft tot nu toe positieve resultaten opgeleverd en de Commissie zou deze voorbereidende actie verder moeten ontwikkelen en in een transnationaal perspectief moeten plaatsen door bepaalde groepen van personen, zoals jongeren, ouderen, gehandicapten en behoeftige gezinnen, toegang te bieden tot toerisme gedurende met name het laagseizoen.

De rapporteur is er eveneens van overtuigd dat jongeren een niet onaanzienlijk potentieel vormen voor de ontwikkeling van het toerisme en dringt erop aan dat volledig wordt geprofiteerd van '2011 Europees Jaar van het vrijwilligerswerk' om de deelneming van jonge vrijwilligers aan programma's voor het herstel, in stand houden en bewaken van gebieden van historisch of milieubelang te bevorderen en op die manier het nut en de bruikbaarheid ervan voor toeristen te verbeteren.

Toerisme en hulpbronnen

De rapporteur is ervan overtuigd dat een nieuw, ambitieus toerismebeleid het niet kan stellen zonder adequate financiering en menselijke hulpbronnen. Dit is weliswaar een gevoelig vraagstuk, met name in deze fase van de geschiedenis van de EU, maar mag niet worden veronachtzaamd.

De rapporteur is van mening dat men een dubbel spoor moet volgen. Enerzijds moeten de financiële middelen die nu al beschikbaar worden gesteld door de diverse directoraten-generaal in het kader van de structuurfondsen beter worden gecoördineerd en meer zichtbaarheid krijgen door de nationale, regionale en lokale autoriteiten te sensibiliseren ten aanzien van de noodzaak om aankondigingen van opdracht voor het toerisme te ontwikkelen uitgaande van de door de diverse fondsen vastgestelde richtsnoeren. Anderzijds moet in het financieel kader 2014‑2020 een specifiek programma voor toerisme worden opgenomen en moeten daarvoor de noodzakelijke begrotingsmiddelen beschikbaar worden gesteld. Daarbij dient met name aandacht te worden geschonken aan KMO's en de totstandbrenging van partnerschappen tussen ondernemingen voor de verwezenlijking van pan‑Europese projecten in de toerismesector. De rapporteur is bovendien van mening dat het noodzakelijk is de bevoegdheden te herorganiseren en de Commissiediensten die zich bezighouden met toerisme te versterken, gelet op de nieuwe bevoegdheid op grond van het Verdrag van Lissabon en de daaruit voortvloeiende behoefte aan menselijke hulpbronnen.

Andere prioritaire vraagstukken

De rapporteur is van mening dat het noodzakelijk is een debat te stimuleren over enkele voor de toeristische sector belangrijke vraagstukken, vraagstukken die moeten worden aangepakt met gerichte acties.

Met name is voor de rapporteur de wijziging van de uit 1990 daterende richtlijn betreffende pakketreizen een prioriteit. Deze richtlijn weerspiegelt het consumentengedrag in een veranderende samenleving niet meer. De rapporteur pleit ervoor dat de Commissie voor eind september 2011 een voorstel doet tot wijziging van de richtlijn, teneinde de consumenten en het bedrijfsleven in de toeristische sector een duidelijker en zekerder rechtkader te garanderen.

Een ander centraal thema is volgens de rapporteur het vraagstuk van de btw in de toeristische sector. Hij is van mening dat een geleidelijke harmonisatie van de btw‑heffing in het toerisme een noodzakelijke voorwaarde is voor een transparante concurrentie en gelijke uitgangsvoorwaarden voor toeristische ondernemingen. Dankzij het akkoord dat tijdens de Ecofin-Raad van maart 2009 over de tekst van Richtlijn 2009/47/EG werd bereikt, is de mogelijkheid voor de lidstaten om een verminderd btw‑tarief toe te passen op een reeks zogenaamde arbeidsintensieve activiteiten, waaronder restaurantdiensten, op permanente leest geschoeid. Dit is een zeer belangrijke stap vooruit, maar toch zijn er nog teveel verschillen waardoor concurrentieverstoring tussen de diverse lidstaten wordt veroorzaakt.

De modernisering van de bijzondere btw‑regeling (TOMS) voor reisbureaus en touroperators is een ander vraagstuk dat bijzondere aandacht verdient. De rapporteur verzoekt de Raad om meer vaart te zetten achter de aanneming van deze richtlijn door daarin een "opt‑in" mechanisme op te nemen dat een einde kan maken aan de concurrentieverstoring tussen de verschillende categorieën van ondernemingen. Deze ondervinden namelijk ernstige gevolgen van de niet‑homogene omzetting in de nationale wetgevingen.

Tot slot is de rapporteur ervan overtuigd dat het belangrijk is de door de Commissie voorgestelde acties en de door het Parlement gedane voorstellen op de voet te volgen en de concrete tenuitvoerlegging ervan te toetsen. Met het oog daarop wil de rapporteur het idee opperen om een taskforce in te stellen op het niveau van het Europees Parlement, met deelneming van deskundigen op het gebied van toerisme. Daarmee zou continuïteit in de voorgestelde acties worden gewaarborgd en de nieuwe beleidsstrategie van de Europese Unie voor toerisme in een concrete vorm worden gegoten.

ADVIES van de Commissie interne markt en consumentenbescherming (1.3.2011)

aan de Commissie vervoer en toerisme

inzake het thema "Europa, toeristische topbestemming in de wereld – een nieuw beleidskader voor het toerisme in Europa"
(2010/2206(INI))

Rapporteur voor advies: Jürgen Creutzmann

SUGGESTIES

De Commissie interne markt en consumentenbescherming verzoekt de ten principale bevoegde Commissie vervoer en toerisme onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

A. overwegende dat de toeristische sector, alle multiplicatoreffecten meegerekend, goed is voor meer dan 10% van het bbp van de EU,

B.  overwegende dat de Europese Unie met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon voor het eerst bevoegdheden toegewezen heeft gekregen om het optreden van de lidstaten op het gebied van toerisme te coördineren en aan te vullen, onder inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel,

C. overwegende dat de meeste exploitanten in de toeristische sector mkb-bedrijven zijn en dat deze gezien hun structuren en het seizoensgebonden karakter van hun activiteiten directer de gevolgen ondervinden van conjunctuurschommelingen en natuurlijke factoren,

D. overwegende dat het toerisme veel meer als een sectoroverschrijdende branche moet worden gezien en dat er een nauwer onderling verband moet worden gelegd tussen deze sector en andere beleidsterreinen en economische sectoren,

E.  overwegende dat bij de herziening van het toerismebeleid rekening moet worden gehouden met de vergrijzing, de klimaatverandering en de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën,

F.  overwegende dat er in de toeristische sector duidelijk sprake is van onderbenutting van niet-seizoensgebonden voorzieningen en dat het aanbod van gekwalificeerde vakmensen en stagiairs moet worden uitgebreid en gehandhaafd,

G. overwegende dat de toeristische sector in Europa zich zowel op Europese toeristen als op toeristen uit derde landen moet blijven richten,

H. overwegende dat een sterke interne markt essentieel is om te komen tot een werkelijk Europese toeristische sector; voorts overwegende dat elektronische handel ook in de toeristische sector steeds belangrijker wordt,

1.  dringt er bij de lidstaten op aan opleidingen en stages voor organisatoren van toeristische activiteiten te faciliteren en te bevorderen ter ondersteuning van de diversificatie en specialisatie van het Europese toerisme en om toeristische organisaties er samen met de Commissie toe aan te moedigen goede praktijken uit te wisselen; verlangt daarnaast dat de wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties in de toeristische sector wordt verbeterd, zodat het voor vakmensen, maar ook voor zij-instromers gemakkelijker wordt het hele jaar door werk in deze sector te vinden; steunt de Commissie in haar streven tot invoering van een beroepskaart, waardoor de mobiliteit en inzetbaarheid van hooggekwalificeerde werknemers in deze sector zou kunnen worden verbeterd, en is van mening dat deze beroepskaart om te beginnen zou kunnen worden geïntroduceerd voor reisleiders;

2.  stelt zich op het standpunt dat de correcte uitvoering van de dienstenrichtlijn de juridische, administratieve en bureaucratische belemmeringen en beperkingen waarmee consumenten en bedrijven in de toeristische sector te maken hebben drastisch zou helpen beperken; verzoekt de Commissie en de lidstaten derhalve ervoor te zorgen dat de dienstenrichtlijn daadwerkelijk wordt toegepast, aangezien alle belanghebbenden in de sector daarvan in sterke mate zullen profiteren;

3.  roept de EU op tot het volgen van een meer geïntegreerde aanpak van het toerisme, met name op het gebied van diensten en consumentenbescherming, en onderstreept het belang van de komende herziening van Pakketreizenrichtlijn 90/314/EEG, die momenteel volledig uit de pas loopt met de ontwikkelingen in de toeristische sector en de nieuwe reisgewoonten, met name in termen van toegenomen gebruik van internet en e-commerce en de impact daarvan op de toekomstige ontwikkeling van de toeristische sector;

4.  verzoekt de Commissie intensiever te werken aan de verbetering van de kwaliteit en inhoud van aan toeristen verstrekte informatie, die gemakkelijk toegankelijk en betrouwbaar moet zijn en waarin de prijsstructuur moet zijn opgenomen van de verschillende onderdelen die samen het reispakket vormen;

5.  beschouwt de invoering van een geharmoniseerde classificatie van hotels in de gehele EU als een sleutelelement in de ontwikkeling van het toerisme, en dringt er daarom bij de Commissie op aan het voorstel van de hotelbranche te steunen om de classificatie van hotels en kwaliteitsnormen te harmoniseren, en met wetgevingsmaatregelen te komen mocht deze harmonisatie niet in alle lidstaten tot een goed einde kunnen worden gebracht;

6.  wijst erop dat ondernemingen in de toeristische sector behoefte hebben aan vergelijkbare statistische gegevens van hoge kwaliteit met het oog op de langetermijnplanning van vraag- en aanbodstructuren en de ontwikkeling van toeristische bestemmingen; verzoekt de Commissie derhalve er binnen de grenzen van haar mogelijkheden voor te zorgen dat deze gegevens in heel Europa beschikbaar zijn;

7.  verzoekt de Commissie en de lidstaten erop toe te zien dat de toeristische sector de bestaande voorschriften naleeft op het gebied van de veiligheid van toeristische voorzieningen, inzonderheid met betrekking tot brandveiligheid, rampenplannen, de veiligheid van kindervoorzieningen, personeelsopleiding en de behoeften van mensen met een handicap, en – waar zulks nodig wordt geacht – Europese normen op te stellen;

8.  verzoekt de Commissie mee te werken aan de opstelling van een witte lijst van touroperators ter ondersteuning van bedrijven die diensten van hoge kwaliteit aanbieden en ter verbetering van de consumentenbescherming;

9.  verzoekt de Commissie haar eigen toerisme-initiatieven zo breed mogelijk onder de aandacht te brengen door alle beschikbare media ten volle te benutten, en innoverend te werk te gaan zodat dergelijke initiatieven zichzelf betalen;

10. onderstreept dat, uitgaande van de tot dusverre nationaal opgedane ervaringen, een Europees keurmerk voor "kwaliteitstoerisme" moet worden ontwikkeld om de veiligheid en het vertrouwen van de consumenten in toeristische producten te vergroten en om tegelijk ondernemers in deze branche en ondernemingen te belonen die de dienstverlening helpen verbeteren en hun klanten tevredenstellen; stelt zich op het standpunt dat het initiatief tot ontwikkeling van een geconsolideerd "Europees merk" in principe als zeer positief moet worden aangemerkt; merkt echter op dat wij er wel op moeten toezien dat de verscheidenheid aan cultureel en natuurlijk erfgoed in de respectieve lidstaten niet wordt aangetast;

11. moedigt de Commissie ertoe aan door middel van publiek/private partnerschappen nauwer met de privésector samen te werken bij het lanceren van initiatieven in de toeristische sector; beseft dat dergelijke initiatieven efficiënter zullen worden en zichzelf beter in stand kunnen houden wanneer de privésector er op een intelligente manier bij wordt betrokken;

12. juicht het toe dat de Commissie vastbesloten is de doelstellingen van het toerismebeleid te integreren in haar diverse andere beleidsvormen die direct of indirect van invloed zijn op de toeristische sector;

13. wijst op het belang van het toerisme als bron van inkomsten voor de economie van eilanden, berggebieden en dunbevolkte regio's; verzoekt de Commissie gerichte maatregelen te ontwikkelen ter ondersteuning van de toeristische sector in gebieden die te maken hebben met ernstige en permanente nadelen van natuurlijke of demografische aard, zoals eilanden, berggebieden en dunbevolkte regio's;

14. roept de Commissie op tot ondersteuning van onbelemmerd en voor leeftijd aangepast toerisme en van toerisme voor mensen met een handicap door middel van promotie- en bewustmakingscampagnes en van de invoering van een Europees kwaliteitslabel dat o.a. geldt voor toeristische bestemmingen die onbelemmerd reizen en logeren mogelijk maken voor mensen met een handicap en mensen met beperkte mobiliteit, inclusief ouderen en kinderen; verzoekt met name de hotelbranche een code van goede praktijken op te stellen en in te voeren en zo voor mensen met een handicap en een verminderde mobiliteit de toegang tot hotelvoorzieningen te vergemakkelijken overeenkomstig de beginselen die worden vermeld in de mededeling van de Commissie van 15 november 2010 over de Europese strategie inzake handicaps 2010-2020 (COM(2010)0636); merkt op dat met dit doel voor ogen ook, in overleg met de belanghebbenden, een evaluatie moet worden opgemaakt van het Calypso-programma, en dat dit – voor zover dienstig – moet worden voortgezet; daarbij moet er echter wel voor worden gezorgd dat deze programma's zichzelf op de lange termijn kunnen bedruipen;

15. is verheugd over het feit dat de Commissie in 2009 het Calypso-programma heeft gelanceerd, dat zowel een sociaal doel heeft (groepen mensen die niet gauw op vakantie zouden gaan, in staat stellen dat toch te doen) als een economisch doel (steun voor het toerisme door mensen aan te moedigen in het laagseizoen op vakantie te gaan); is van mening dat dit programma moet worden voortgezet, met dien verstande dat de behaalde resultaten – met de medewerking van de belanghebbenden – aan een evaluatie moeten worden onderworpen; roept de Commissie en de lidstaten ertoe op in hun toerismebeleid bijzondere aandacht te besteden aan grensoverschrijdend regionaal en lokaal toerisme;

16. roept de Commissie op ervoor te zorgen dat passagiers beter worden geïnformeerd over hun rechten in alle vormen van openbaar vervoer, zodat de Europese burger rechtszekerheid heeft bij reizen op het grondgebied van de Europese Unie;

17. verzoekt de Commissie zich te beraden over de mogelijkheid tot vereenvoudiging van visumaanvraagprocedures voor met name "toeristengroepen", zonder dat daardoor de veiligheids- en douaneaspecten voor onderdanen van derde landen op enigerlei wijze in het gedrang komen;

18. verzoekt de Commissie intelligente manieren te verzinnen en te bevorderen voor het bijeenbrengen van particuliere en overheidsgelden voor de instandhouding van het Europees cultureel erfgoed, bijvoorbeeld door optimale praktijkmodellen te promoten; verzoekt de lidstaten samen te werken bij de uitwisseling van optimale praktijken, teneinde het Europees toerisme te stimuleren en alternatieve vormen van toerisme te bevorderen;

19. dringt erop aan dat de lidstaten alternatieve vormen van toerisme zoals agritoerisme aanmoedigen; is van mening dat dergelijke vormen van ontwikkeling de bedrijvigheid van mkb'ers in de toeristische sector, en met name van familiehotels, ten goede zullen komen; onderstreept dat deze ondernemingen onder een andere classificatieregeling moeten vallen; verzoekt de lidstaten nauwer met de Commissie samen te werken bij het zoeken naar nieuwe en betere manieren om Europese rondreizen te ontwikkelen en te promoten;

20. verzoekt de Commissie elke nieuwe maatregel in de toeristische sfeer grondig te toetsen op efficiëntie, administreerbaarheid en financierbaarheid;

21. roept de Commissie ertoe op om meer milieuvriendelijke projecten te ondersteunen, onder inachtneming van de milieu- en klimaateffecten van de toeristische industrie en van de noodzaak tot behoud van het natuurlijk en cultureel erfgoed van de lidstaten;

22. steunt de initiatieven van de Commissie ter bevordering van het toerisme in de EU, zoals het EDEN-project ("European Destinations of Excellence" – "Europese topbestemmingen"), in het kader waarvan elk jaar in elk deelnemend land, uitgaande van een specifiek thema, Europese toeristische bestemmingen worden onderscheiden die prioriteit toekennen aan een duurzaam ontwikkelingsmodel; verzoekt de Commissie voorlichtingscampagnes op te zetten om dergelijke initiatieven onder de aandacht te brengen;

23. is van mening dat het gemeenschappelijk Europees erfgoed krachtiger moet worden bevorderd, bijvoorbeeld in de vorm van Europese cultuurroutes; is van mening dat daarbij ook moet worden gestreefd naar samenwerking met andere instellingen zoals de Raad van Europa.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

28.2.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

26

2

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Pablo Arias Echeverría, Cristian Silviu Buşoi, Anna Maria Corazza Bildt, António Fernando Correia De Campos, Jürgen Creutzmann, Christian Engström, Evelyne Gebhardt, Louis Grech, Małgorzata Handzlik, Philippe Juvin, Eija-Riitta Korhola, Mitro Repo, Robert Rochefort, Zuzana Roithová, Heide Rühle, Christel Schaldemose, Andreas Schwab, Catherine Stihler, Kyriacos Triantaphyllides, Bernadette Vergnaud

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Damien Abad, Cornelis de Jong, Constance Le Grip, Emma McClarkin, Antonyia Parvanova, Konstantinos Poupakis, Olga Sehnalová, Wim van de Camp

ADVIES van de Commissie industrie, onderzoek en energie (2.3.2011)

aan de Commissie vervoer en toerisme

inzake Europa, toeristische topbestemming in de wereld – een nieuw beleidskader voor het toerisme in Europa
(2010/2206(INI))

Rapporteur voor advies: Jorgo Chatzimarkakis

SUGGESTIES

De Commissie industrie, onderzoek en energie verzoekt de ten principale bevoegde Commissie vervoer en toerisme onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  wijst erop dat het concurrentievermogen van de Europese toeristische sector alleen gegarandeerd is als gebruik wordt gemaakt van de beste beschikbare technologieën; vraagt de lidstaten en de Commissie te bevorderen dat de toeristische sector strategieën vaststelt op het gebied van energie-efficiëntie en invoering van energie uit hernieuwbare bronnen; juicht het toe dat de Commissie een platform "ICT en toerisme" opzet, dat voor toeristische ondernemingen, en met name kmo's, als katalysator zou kunnen dienen bij de ontwikkeling van nieuwe en innoverende instrumenten en diensten; is van mening dat een interne markt voor onlinediensten het concurrentievermogen van de toeristische sector in Europa zal versterken en dat ICT moet bijdragen aan een duurzaam beheer, mede gelet op de klimaatstrategie van de EU en de bijzondere behoeften van plattelands-, berg- en kustgebieden; is van oordeel dat de coördinatie van alle toeristische activiteiten via ICT moet worden verbeterd onder auspiciën van de Commissie, omdat toeristen steeds meer reizen via elektronische platforms en met behulp van niet-Europese zoekmachines boeken; is van mening dat de Commissie eerlijke en legale concurrentiepraktijken op dit gebied moet garanderen;

2.  is van mening dat vaardigheden, ervaringen en beste praktijken in de toeristische sector moeten worden uitgewisseld, en bepleit daarom "slimme specialisatie", waarbij regio's zich vooral op hun in vergelijking met andere regio's sterke punten richten waarop zij kunnen uitblinken; verzoekt de Commissie en de lidstaten om verdere bevordering en uitbreiding van de uitwisselingsprogramma's van de Commissie, zoals Leonardo, die zijn toegesneden op de wensen en behoeften van de sector; onderstreept het belang van zeer goed opgeleide werknemers en dringt aan op meer beroepsopleidingen in de toeristische sector; verzoekt de Commissie een speciale eenheid toerismeontwikkeling op te zetten om te komen tot gespecialiseerde universitaire en opleidingsprogramma's inzake duurzaam toerisme in Europa; onderstreept het belang van een snelle wederzijdse erkenning van diploma's en kwalificaties in de toeristische sector in geheel Europa, dit in overeenstemming met de Europese en nationale voorschriften en normen;

3.  is van mening dat de duurzaamheid van de toeristische sector erbij gebaat is dat beter gebruik wordt gemaakt van innovatieve producten en diensten; wenst dat innovatief en milieuvriendelijk toerisme als horizontaal thema wordt opgenomen in het programma voor concurrentievermogen en innovatie; onderstreept dat het van groot belang is in het Europese toerisme een steeds grotere rol toe te kennen aan verantwoordelijkheid en duurzaamheid, teneinde het milieu, lokale culturen en bevolkingsgroepen te ontzien; stimuleert derhalve de initiatieven van de Commissie op het gebied van duurzaamheid, zoals de ontwikkeling van indicatoren voor duurzaam beheer, een handvest voor duurzaam en verantwoord toerisme, rekening houdend met de beleidsaanbevelingen van de Internationale werkgroep voor duurzaam toerisme (GTI-DTD) in het kader van het proces van Marrakesh, synergieën met het Mondiaal Partnerschap voor duurzaam toerisme en een strategie voor duurzaam kust- en zeetoerisme, waarbij benadrukt moet worden dat meer duurzaamheid ook meer kwaliteit en een grotere tevredenheid van de klant betekent; dringt aan op een meer holistische benadering op dit gebied en wijst met name op de mogelijk negatieve gevolgen van vastgoedspeculatie voor het milieu in toeristische gebieden;

4.  onderstreept dat, om meer vertrouwen te wekken in het online universum en om de Europese toerismesector meer te laten profiteren van alle mogelijkheden die hierdoor worden geboden, alle Europeanen op de hoogte moeten worden gebracht van hun fundamentele rechten en verplichtingen in de digitale wereld door middel van een Europees handvest van de rechten van burgers en consumenten in een digitale omgeving, waarbij het communautaire acquis geconsolideerd en zo nodig geactualiseerd wordt; is van oordeel dat dit handvest de regelgeving van de Unie moet consolideren en vooral ook de rechten van de gebruikers met betrekking tot de bescherming van hun privésfeer, kwetsbare gebruikers en digitale inhoud moet bevatten;

5.  is van mening dat de duurzaamheid van de toeristische sector gebaat is bij een betere coördinatie van het onderzoek en de ontwikkeling op het gebied van het toerisme; verzoekt de Commissie derhalve om instelling van een virtueel waarnemingscentrum voor het toerisme dat niet alleen contact onderhoudt met onderzoekinstellingen, maar ook met ondernemingen en overheidsinstanties, teneinde marktonderzoek te bevorderen met gebruikmaking van systemen met gegevens over de concurrentie, ondernemingen en overheidsorganen informatie te verstrekken over de te verwachten ontwikkeling van vraag en aanbod en ondernemingen en de overheidssector in staat te stellen een betere strategische positie in te nemen;

6.  merkt op dat het toerisme een sector is die sterk afhankelijk is van het klimaat, dat bepalend is voor de duur en de kwaliteit van de toeristenseizoenen, en tevens een sector die bijdraagt aan de klimaatverandering door de uitstoot van broeikasgassen die voornamelijk afkomstig zijn van het vervoer en toeristische accommodaties; wijst erop dat de sector een belangrijke rol kan spelen bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie door middel van een energiebeleid dat zich op gebouwen richt; vraagt de lidstaten en de Commissie te bevorderen dat de toeristische sector strategieën vaststelt op het gebied van energie-efficiëntie en invoering van energie uit hernieuwbare bronnen;

7.  onderstreept dat activiteiten in verband met duurzaam toerisme voor de lokale economieën (in het bijzonder in achtergebleven gebieden) een blijvende bron van inkomsten en een factor voor de bevordering van stabiele werkgelegenheid met rechten moeten zijn, als ondersteuning moeten dienen voor andere economische activiteiten stroomop- en stroomafwaarts en tegelijkertijd het landschappelijke, culturele, historische en natuurlijke erfgoed in stand moeten houden en moeten valoriseren;

8.  is van oordeel dat de toeristische sector dient bij te dragen aan de ontwikkeling van aanverwante regionale bedrijfstakken, waardoor economische ontwikkeling en werkgelegenheid op regionaal niveau ontstaan, en onderstreept dat het noodzakelijk is tot een horizontale benadering van de sector te komen bij het communautaire beleid en de communautaire fondsen, zoals door de opstelling van een specifiek gemeenschappelijk programma ter aanvulling van de maatregelen van de lidstaten zelf, zodat de sector wordt gestimuleerd en synergieën tussen de verschillende betrokken economische en sociale actoren worden aangemoedigd;

9.  beklemtoont de noodzaak om het aanbod van toeristische diensten in Europa te diversifiëren, en benadrukt dat seizoensgebonden aanpassing een bepalende factor is voor het concurrentievermogen van de Europese toeristische sector; pleit voor meer samenwerking tussen de lidstaten bij de bevordering van de EU als toeristische bestemming, maar onderstreept tevens de rol van de lokale overheden; verzoekt om een Europese communicatiestrategie en een campagne binnen de EU en op mondiaal vlak om te bereiken dat Europa met zijn rijke natuurlijke, culturele, historische en etnische erfgoed 's werelds belangrijkste toeristische bestemming blijft; is van mening dat de bureaucratische rompslomp en de administratieve lasten voor diensten in de toeristische sector zowel voor klanten als voor bedrijven moeten worden beperkt, in het besef dat aan hoge kwaliteit een prijskaartje hangt;

10. erkent dat er soms binnen de EU lange afstanden moeten worden afgelegd, vooral tussen de verafgelegen lidstaten in het noorden en in het zuiden, en onderstreept daarom het belang van het luchtverkeer voor het toerisme binnen de EU, en ook vanuit derde landen; doet in verband hiermee een beroep op de Commissie geen te zware wetgevingslasten op de Europese luchtvaartmaatschappijen te leggen, die hun moeilijkheden in de wereldwijde concurrentiestrijd alleen maar zouden vergroten;

11. constateert dat wegens de klimaatveranderingen in de komende jaren belangrijke veranderingen op milieugebied zijn te verwachten, zoals de stijging van het zeeniveau, stijging van de temperatuur en verergering van de droogteverschijnselen, en dat het toerisme de sector zal zijn die het meest getroffen wordt door de klimaatverandering in het Middellandse Zeegebied;

12. merkt op dat er meer aandacht moet komen voor de diversifiëring van het toerisme en het toenemende belang van gespecialiseerd toerisme, zoals zakelijk toerisme, shoppingtoerisme, cultuurtoerisme, sociaal toerisme, ecotoerisme en sporttoerisme, en dringt aan op meer ondersteunende maatregelen om het Europese toerisme op die gebieden, waarop wereldwijd wordt geconcurreerd, te bevorderen;

13. herinnert aan de buitengewone gevolgen van de uitbarsting van de Eyjafjallajökull in april 2010 voor het vliegverkeer en de luchtvaartsector, die wekenlang enorme verliezen leed, en wijst op het belang van snelle besluitvorming door de EU en het luchtverkeersbeheer in soortgelijke situaties om te garanderen dat het luchtverkeer soepel kan verlopen;

14. gelooft dat gezien de vergrijzing van de samenleving gezondheids- en wellnesstoerisme de beste groeikansen biedt voor de toekomst; gelooft dat een Europees stelsel van gegarandeerde kwaliteitsnormen en -controles op dit gebied, zoals toekenning van een "blauw kruis" aan medische en wellnessvoorzieningen, bijvoorbeeld hotels die gezondheidsbehandelingen aanbieden, zoals gezondheidstests, sterk zou bijdragen tot de verbetering van de concurrentiepositie van het Europese gezondheidstoerisme; stelt in dit verband voor activiteiten op het gebied van thermale baden te ontwikkelen om hiervan een Europese specialiteit te maken;

15. benadrukt dat de rol van lokale overheden en het bedrijfsleven, en met name kmo's, brede erkenning moet krijgen bij de ontwikkeling van het beleid op toeristisch gebied in Europa; gelooft dat het wettelijk en fiscaal kader moet zorgen voor een gunstiger klimaat voor deze ondernemingen en rekening moet houden met de specifieke behoeften van toeristische ondernemingen en hun werknemers, zoals regelingen inzake flexibele arbeidstijden die in overeenstemming zijn met de rechten van de werknemers;

16. benadrukt dat de ultraperifere regio's en de overzeese landen en gebieden op grond van hun geografische situatie etalages van de Europese Unie in de wereld zijn en perfect ingaan op de door de Commissie voorgestelde ontwikkelingsmogelijkheden, met name die van een niet-seizoensgebonden toerisme voor EU-burgers; wijst erop dat de ultraperifere regio's ook aan nabijgelegen landen, zoals de VS, Canada en de BRIC-landen (Brazilië, Rusland, India en China), en dan met name Brazilië, de gelegenheid bieden tot het ontdekken van de toeristische mogelijkheden op Europees grondgebied, waar veilig vervoer en goede gezondheidszorgvoorzieningen worden gecombineerd met een hoge horecakwaliteit;

17. wijst erop dat het een sector betreft die 5% van het bbp van de Europese Unie opbrengt, en acht het daarom essentieel de effecten van de wetgeving van de Unie op de toeristische sector serieuzer te beoordelen;

18. acht het noodzakelijk de normen voor de classificatie van hotelvoorzieningen volgens dezelfde, voor geheel Europa geldende beoordelingsmodellen en –criteria te harmoniseren;

19. doet een beroep op de Commissie te komen met een Europees wetgevingskader voor de veiligheid en toegankelijkheid van toeristische diensten; wijst op het nauwe verband tussen ontwikkeling van het toerisme en vervoersinfrastructuur; merkt op dat een derde van de klachten van consumenten binnen het SOLVIT-systeem betrekking heeft op passagiersrechten, en dringt er daarom bij de Commissie op aan dat de handhaving van de consumenten- en passagiersrechten wordt verbeterd; betreurt het met name dat verkeersongevallen de meest voorkomende doodsoorzaak onder reizigers zijn; pleit daarom voor harmonisatie van de verkeersregels en veiligheidsnormen, bijvoorbeeld uniforme regels voor het verkeer op rotondes;

20. stelt voor na te denken over de oprichting van een Euromediterrane organisatie voor toeristische samenwerking en ontwikkeling, teneinde van het Middellandse Zeegebied voor statistische doeleinden één gebied te maken, analyses op te stellen om bedrijven en overheidsinstanties bij hun besluitvorming te leiden, reisbestemmingen te promoten en de opleidingscentra voor banen in de toeristische sector in een netwerk te bundelen;

21. verzoekt de Commissie en de lidstaten de Europese middelen voor toerisme efficiënt te benutten om zowel nieuwe banen te creëren en het concurrentievermogen van kmo's in de toeristische sector te versterken.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

28.2.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

32

1

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Jean-Pierre Audy, Ivo Belet, Bendt Bendtsen, Jan Březina, Maria Da Graça Carvalho, Giles Chichester, Pilar del Castillo Vera, Fiona Hall, Jacky Hénin, Edit Herczog, Romana Jordan Cizelj, Arturs Krišjānis Kariņš, Lena Kolarska-Bobińska, Philippe Lamberts, Marisa Matias, Judith A. Merkies, Angelika Niebler, Jaroslav Paška, Herbert Reul, Paul Rübig, Amalia Sartori, Konrad Szymański, Patrizia Toia, Ioannis A. Tsoukalas, Marita Ulvskog, Vladimir Urutchev, Kathleen Van Brempt, Alejo Vidal-Quadras

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Antonio Cancian, Francesco De Angelis, Françoise Grossetête, Jolanta Emilia Hibner, Gunnar Hökmark, Mario Pirillo, Catherine Trautmann

ADVIES van de Commissie regionale ontwikkeling (10.3.2011)

aan de Commissie vervoer en toerisme

inzake Europa, toeristische topbestemming in de wereld – een nieuw beleidskader voor het toerisme in Europa
(2010/2206(INI))

Rapporteur voor advies: Salvatore Caronna

SUGGESTIES

De Commissie regionale ontwikkeling verzoekt de ten principale bevoegde Commissie vervoer en toerisme onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  merkt op dat op grond van artikel 195 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, de EU nieuwe bevoegdheden op het gebied van toerisme heeft, in het bijzonder doordat zij, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, de maatregelen van de lidstaten kan aanvullen om het concurrentievermogen en het vermogen tot dynamische en duurzame groei van deze sector te versterken; benadrukt dat het toerisme moet worden ontwikkeld om de regionale dimensie van de EU en het besef van Europees burgerschap te versterken;

2.  brengt in herinnering dat in Verordening (EG) nr. 1080/2006 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, de bescherming en de bevordering van het natuurlijke en culturele erfgoed tot de prioriteitsacties worden gerekend gezien de mogelijke positieve gevolgen hiervan voor de ontwikkeling van een duurzaam kwaliteitstoerisme dat een toegevoegde waarde oplevert; benadrukt het belang van een geïntegreerde, coherente aanpak, waardoor economische groei en werkgelegenheid kan worden gecreëerd en Europa een topbestemming kan worden, zowel voor EU‑burgers als voor mensen van buiten de EU, en wijst op de buitengewone culturele rijkdom van Europa zoals blijkt uit de Unesco-werelderfgoedlijst en de uitzonderlijke natuurlijke rijkdommen van de Natura 2000-gebieden her en der in de EU; dringt er in dit verband op aan dat ook in de komende financieringsperiode zonder omwegen wordt ingezet op een sterkere bevordering van het toerisme met behulp van het cohesiebeleid;

3.  benadrukt dat het toerisme duidelijke gevolgen heeft voor de economische, sociale en territoriale samenhang in alle lidstaten; benadrukt eveneens dat het toerisme in bepaalde regio's in de Europese Unie – bijvoorbeeld eilanden, berggebieden, afgelegen grenssteden, dunbevolkte regio's, plattelandsgebieden en ultraperifere gebieden – met een ontwikkelingsachterstand, de belangrijkste hulpbron vormt of zou kunnen vormen en direct van invloed is op de ontwikkeling van andere sectoren, en beklemtoont dat het toerisme daarom niet van het cohesiebeleid mag worden losgemaakt; benadrukt in dit verband dat het toerisme tot een economische opleving zou kunnen leiden, in het bijzonder in regio's waar de bevolking afneemt of wegtrekt, en dat er aandacht moet worden besteed aan de bereikbaarheid van deze regio's, met name door de doelstellingen van het trans-Europese vervoersnetwerk ook op deze gebieden van toepassing te verklaren;

4.  benadrukt dat er behoefte is aan een actief mededingingsbeleid om concentratietendensen in de toerismesector en misbruik van dominante marktposities in het oog te houden;

5.  herinnert eraan dat het culturele erfgoed van Europa, zijn regionale verschillen en zijn verscheidenheid aan talen op de toeristische wereldmarkt een belangrijk comparatief voordeel opleveren; wenst dat deze factoren in economische analyses van de toerismesector naar behoren worden onderkend, vooral bij de verdeling van middelen om bestemmingen van cultureel belang in stand te houden en te promoten;

6.  benadrukt dat sociale, economische en ecologische duurzaamheid essentiële voorwaarden zijn voor de ontwikkeling en handhaving van elke vorm van toeristische activiteit; verzoekt de Commissie met klem om, indien noodzakelijk, na een openbare raadpleging en een effectbeoordeling, en op basis van de beste praktijken in de lidstaten, een "Europees keurmerk" te ontwikkelen, om uitmuntende producten en diensten herkenbaar te maken en tegelijkertijd het imago van Europa in de wereld te versterken, en dit initiatief op het "Europees erfgoedlabel" en de Unesco-werelderfgoedlijst af te stemmen;

7.  dringt er bij de Commissie op aan dat zij ernaar streeft dat de volksculturen van de lidstaten, waaronder de culinaire tradities, tot werelderfgoed worden bestempeld zodat deze voor het nageslacht bewaard blijven, en dat er een Europese strategie voor de bevordering van de volkscultuur tot stand komt, zowel op Europees als op internationaal niveau;

8.  herhaalt dat een duurzaam en maatschappelijk verantwoord toerisme voor de plaatselijke economie een bron van inkomsten op de langere termijn vormt en een bijdrage levert aan stabiele banen, terwijl tegelijkertijd het landschappelijke, culturele, ambachtelijke, historische en sociale erfgoed van alle regio's wordt beschermd en bevorderd, waarbij eveneens rekening wordt gehouden met de kansen die Natura 2000 biedt; steunt dan ook de benutting van synergieën tussen bevordering van het toerisme en het specifieke karakter van de regio's, waarvan een bijdrage tot de opleving van de plaatselijke en regionale economie te verwachten is; is verheugd over het initiatief van de Commissie gericht op een strategie voor duurzaam kust- en zeetoerisme en hoopt dat specifieke strategieën eveneens zullen worden ontwikkeld voor eilanden, berggebieden een andere kwetsbare gebieden;

9.  is van oordeel dat een duurzame ontwikkeling van het toerisme op zodanige wijze gestalte moet krijgen dat de natuurlijke en culturele rijkdommen en het erfgoed zowel vandaag de dag waardering krijgen als voor het nageslacht bewaard blijven;

10. wijst op de essentiële rol die voor het EFRO en het ELFPO is weggelegd bij de ontwikkeling van het plattelandstoerisme en de diversifiëring van de economische bedrijvigheid op het platteland;

11. benadrukt de rol van sport in het stimuleren van het toerisme en is verheugd over initiatieven zoals het project "Watersport in het Atlantisch gebied"; herinnert eraan dat sport zowel een culturele als een activiteitsgerichte bezigheid is, die toeristen kan prikkelen om de randgebieden van Europa te bezoeken;

12. is verheugd over het voorstel van de Commissie om de acties ter bevordering van het toerisme in vier prioriteiten onder te verdelen; is echter van mening dat voor de ontwikkeling van een nieuw beleidskader voor het toerisme in Europa, een geïntegreerde aanpak moet worden ontwikkeld, in nauwe samenhang met het specifieke karakter van elke regio, en het communautaire, nationale, regionale en plaatselijke beleid op doeltreffende wijze op elkaar moeten worden afgestemd, waardoor profijt kan worden getrokken van de synergieën tussen verschillende activiteiten die direct of indirect van invloed zijn op het toerisme, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel; verzoekt de lidstaten met klem om de desbetreffende regionale en plaatselijke autoriteiten van meet af aan bij de onderhandelingen te betrekken;

13. verzoekt de Commissie, de lidstaten en de regionale en plaatselijke autoriteiten de ontwikkeling van geïntegreerde netwerken en plannen op het gebied van het toerisme, met inbegrip van alle infrastructuurelementen, aan te moedigen en te ondersteunen, om een ongecoördineerde ontwikkeling te voorkomen, en de oprichting van partnerschappen voor de uitwisseling van beste praktijken aan te moedigen; dringt aan op een actieve inbreng van de lagere overheden overeenkomstig de beginselen van subsidiariteit en partnerschap; benadrukt dat concrete initiatieven moeten worden genomen ter bevordering van innovatie en de ontwikkeling van nieuwe informatietechnologieën en communicatiemiddelen; dringt aan op initiatieven om op de juiste wijze gebruik te maken van financieringsinstrumenten, e‑handel te bevorderen en de resterende belemmeringen voor de interne markt op te heffen; verzoekt om een vereenvoudiging van de regels om de toegang tot de financiële instrumenten in kwestie, zoals microkrediet, te vergemakkelijken voor de spelers in het toerisme, in het bijzonder voor het midden- en kleinbedrijf, voor zelfstandigen en voor de cultuurindustrie en de creatieve bedrijfstakken;

14. acht een Europees beleid voor de bescherming van de rechten van toeristen en hun veiligheid noodzakelijk;

15. benadrukt dat de verscheidenheid van het toerismeaanbod in Europa beschermd en bevorderd moet worden aan de hand van economische en sociale criteria en vanuit een oogpunt van milieu en territoriale cohesie;

16. benadrukt de bijzondere kwetsbaarheid van kustgebieden, eilanden, ultraperifere gebieden en berggebieden, waarvan de economie vaak van het toerisme afhankelijk is, voor de milieueffecten van het toerisme en de mondiale klimaatverandering, waarmee eveneens rekening moet worden gehouden in het nieuwe beleidskader voor toerisme; beklemtoont dat de investeringen ter plaatse daarom duurzaam van aard moeten zijn;

17. acht het noodzakelijk de gevolgen van het seizoensgebonden toerisme te compenseren door het toeristische aanbod te diversifiëren en specifieker van aard te maken, en alle vormen van niet-seizoensgebonden toerisme, toeristische reiswegen en sociaal en ecotoerisme te ondersteunen, in het bijzonder het toerisme gericht op schoolkinderen, jongeren, personen met beperkte mobiliteit en ouderen, die een markt met een sterk groeipotentieel vormen; is verheugd over de positieve resultaten van de voorbereidende actie Calypso en verzoekt de Commissie door te gaan met haar werkzaamheden voor de ontwikkeling ervan en steun te geven aan de invoering van een mechanisme ter bevordering van toeristenuitwisseling in het laagseizoen tussen de lidstaten ten behoeve van senioren, jongeren, personen met een handicap en andere achterstandsgroepen;

18. verzoekt de Commissie een strategisch plan te ontwikkelen om toeristen uit de opkomende landen en in het bijzonder de BRIC-landen (Brazilië, Rusland, India, China) aan te trekken door middel van samenwerkingsovereenkomsten, initiatieven ter bevordering van het toerisme en flexibeler toeristenvisumregelingen; is van mening dat EU‑initiatieven ter bevordering van het toerisme Europa als bestemming voor de hele wereld moeten aanprijzen, een aanvulling moeten vormen op de initiatieven van de lidstaten en de lagere overheden, en niet bepaalde Europese bestemmingen mogen voortrekken;

19. is ingenomen met de aandacht van de Commissie voor de sociaal-economische en milieu-implicaties van het toerisme en moedigt inspanningen aan gericht op een versterking van het concurrentievermogen die gepaard gaat met een verantwoord beheer van hulpbronnen (energie, water, grondstoffen, enz.);

20. wijst op het belang van mobiliteit en goede verbindingen tussen regio's, vooral ten aanzien van de moeilijkst bereikbare regio's, om ervoor te zorgen dat het toerismebeleid in alle regio's van de EU daadwerkelijk een succes wordt;

21. is van mening dat meer nadruk moet worden gelegd op de kwaliteit van de werkgelegenheid in het toerisme, waarbij de klemtoon komt te liggen op gespecialiseerde technologische en taalkundige opleidingen van hoog niveau, de ondersteuning van het mkb en ondernemerschap, in het bijzonder van vrouwen en jongeren, de mobiliteit van arbeidskrachten en behoorlijke lonen, evenals op de bestrijding van zwartwerk en het voorkomen van uitbuiting; moedigt de lidstaten en de lagere overheden aan gebruik te maken van de instrumenten voor beroepsopleiding waarin het Europees Sociaal Fonds en andere communautaire en nationale instrumenten voorzien; onderstreept het belang van maatregelen ter voorkoming van scheefgroei op de regionale arbeidsmarkt ten gevolge van seizoensgebonden toeristische activiteiten;

22. benadrukt dat de toerismesector het volle potentieel van grensoverschrijdende investeringen in concurrerende clusters aan zowel de binnen- als de buitengrenzen van de Europese Unie, beter zou moeten benutten;

23. verzoekt de lidstaten de regels te vereenvoudigen en de administratieve lasten te verlagen, zodat optimaal gebruik kan worden gemaakt van de Europese financiële instrumenten op grond van de huidige financiële programmering, en het concurrentievermogen van de sector en van de toeristische bestemmingen te ontwikkelen;verlangt nadrukkelijk dat in het herziene cohesiebeleid en in het licht van de nieuwe bevoegdheid voor toerisme waarin het Verdrag voorziet, de rol van het toerisme sterker wordt benadrukt als middel om het sociale, economische en territoriale evenwicht te herstellen; hoopt dat elke EU‑steun op het gebied van toerisme afhankelijk wordt gemaakt van een concurrerend dienstenaanbod van uitmuntende kwaliteit en van duurzaamheid; dringt erop aan dat in de nieuwe financiële vooruitzichten en structuurfondsregelingen het volgende als prioriteit wordt opgenomen: herstel van noodlijdende toeristengebieden om hun concurrentievermogen en duurzaamheid te waarborgen;

24. is van mening dat betere coördinatie tussen alle belanghebbenden, met inbegrip van de Europese, nationale, regionale en plaatselijke autoriteiten, alsook een hogere mate van complementariteit van acties en middelen uit hoofde van de structuurfondsen en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling, zal aanzetten tot een meer geïntegreerde en duurzamere ontwikkeling van het toerisme en zal bijdragen tot de benutting van het volledige potentieel ervan;

25. beklemtoont het belang van goede infrastructuur voor het toerisme en dringt daarom aan op vooruitgang bij de ontwikkeling van de trans-Europese vervoersnetwerken, en met name de "snelwegen op zee";

26. suggereert regio's met nog onbenutte toeristische mogelijkheden hun voordeel te doen met voorbeelden van een goede aanpak zowel binnen als buiten de EU waardoor de afgelopen tien jaar belangrijke toeristische activiteiten zijn ontplooid;

27. stelt voor dat er op EU‑niveau een internetplatform voor het toerisme wordt opgezet om tot een zo efficiënt mogelijke bevordering van het plaatselijke en regionale potentieel op het gebied van toerisme te komen.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

28.2.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

32

1

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

François Alfonsi, Luís Paulo Alves, Charalampos Angourakis, Jean-Paul Besset, Alain Cadec, Salvatore Caronna, Rosa Estaràs Ferragut, Danuta Maria Hübner, Seán Kelly, Evgeni Kirilov, Constanze Angela Krehl, Ramona Nicole Mănescu, Riikka Manner, Iosif Matula, Erminia Mazzoni, Lambert van Nistelrooij, Jan Olbrycht, Wojciech Michał Olejniczak, Markus Pieper, Tomasz Piotr Poręba, Monika Smolková, Georgios Stavrakakis, Nuno Teixeira, Michail Tremopoulos, Oldřich Vlasák, Kerstin Westphal, Hermann Winkler

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Karima Delli, Karin Kadenbach, Andrey Kovatchev, Marie-Thérèse Sanchez-Schmid, Patrice Tirolien, Derek Vaughan

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Stanimir Ilchev

ADVIES van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (1.3.2011)

aan de Commissie vervoer en toerisme

inzake Europa, toeristische topbestemming in de wereld – een nieuw beleidskader voor het toerisme in Europa
(2010/2206(INI))

Rapporteur voor advies: Rareş-Lucian Niculescu

SUGGESTIES

De Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling verzoekt de ten principale bevoegde Commissie vervoer en toerisme onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  is er verheugd over dat de Commissie beseft dat het ELFPO een waardevolle bijdrage tot de ontwikkeling van het plattelandstoerisme in Europa kan leveren en beklemtoont dat voortzetting van de steun uit dit fonds en in het kader van het GLB na 2013 nodig is om een financieringsniveau te bereiken dat afgestemd is op de gestelde ambities; herhaalt andermaal dat het GLB, waar het ELFPO onlosmakelijk mee verbonden is, eenvoudiger en minder bureaucratisch moet worden;

2.  wijst erop dat de toekomstige steunmaatregelen voor het plattelands- en agrotoerisme volkomen moeten stroken met de toekomstige doelstellingen, strategieën en instrumenten van het GLB op het gebied van de plattelandsontwikkeling, met name waar het gaat om verlening van diensten van openbaar belang zoals onderhoud van areaal, landschapsbehoud, biodiversiteit, bosbouw, en behoud en benutting van het potentieel van het landelijk gebied;

3.  wijst op de gevolgen van de klimaatverandering op gebieden in Europa en op de gevolgen daarvan voor de toeristeneconomie; stelt uit dien hoofde de instelling voor van een kwaliteitshandvest ter bevordering van hoogwaardig toerisme in de bedreigde gebieden, om op het gebied van infrastructuren en toeristische dienverlening verantwoorde werkmethoden te stimuleren;

4.  wijst erop dat financiering van het plattelands- en agrotoerisme in de EU ten volle gerechtvaardigd is als men bedenkt dat deze sector ruim 500.000 logiesverstrekkende bedrijven met zo'n 6,5 miljoen bedden omvat, waarvan 15 tot 20% in agrotoeristische gebieden; wijst erop dat deze sector de afgelopen 10 tot 15 jaar een groei van 10 tot 15% in vraag en aanbod te zien heeft gegeven, terwijl de groei van het toerisme in het algemeen slechts 4 tot 5% bedroeg;

5.  is van mening dat de sector toerisme door toekomstige programma's voor plattelands- en regionale ontwikkeling daadwerkelijk moet worden gesteund. Er moet, voortbouwend op de activiteiten van bestaande Europese netwerken zoals NECSTouR, bijzondere aandacht worden geschonken aan bevordering van kennisoverdracht en grensoverschrijdende uitwisseling van optimale werkmethoden;

6.  beklemtoont dat het plattelands- en agrotoerisme een wezenlijke bijdrage levert tot de verbetering van de levensomstandigheden op het platteland, de diversifiëring van de plattelandseconomie en het territoriaal evenwicht, daar het nieuwe kansen schept, met name voor jongeren en vrouwen omdat deze werkzaamheden volstrekt aansluiten bij de werkzaamheden die in de primaire sector van oudsher worden beoefend, en die deze soms, zoals in het geval van agrotoerisme, zelfs versterken en aldus bijdragen tot het tegengaan van de ontvolking van het platteland door de schepping van werkgelegenheid; voorts dat het eveneens bijdraagt tot het behoud van en kennis over de culturele identiteit en de traditionele leefwijze en van traditionele voedingsproducten; dringt er bovendien op aan dat er meer nadruk wordt gelegd op de kwaliteit van de banen in de sector;

7.  wijst erop dat in het kader van toeristische activiteiten steeds voorzichtig moet worden omgegaan met landschap en milieu; wijst er eveneens op dat, zoals gesteld in het Europese Landschapsverdrag, moet worden gestreefd naar een evenwichtige en harmonieuze verhouding van sociale behoeften, economische bedrijvigheid en milieu;

8.  wijst erop dat het plattelands- en agrotoerisme een echte, niet verplaatsbare economische sector vormen, die door zijn voornaamste kenmerken in tegenstelling tot andere Europese modellen van toerisme, zoals dat in de kustgebieden, minder afhankelijk is van de jaargetijden, waardoor het inzetten op de ontwikkeling ervan uitgaat van de veronderstelling dat er nieuwe reserves van duurzame, hoogwaardige banen worden geschapen;

9.  wijst erop dat plattelands- en agrotoerisme belangrijk zijn als methode om, met name in de meest afgelegen gebieden, de seizoensgebonden aard van het toerisme te neutraliseren; acht het dan ook van wezenlijke betekenis dat er rekening wordt gehouden met de toegankelijkheid van deze regio's door mogelijkheden te overwegen de Europese vervoersnetwerken uit te breiden;

10. wijst er voorts op dat het plattelands- en agrotoerisme bijzondere aandacht nodig heeft wegens zijn specifieke kwetsbaarheid ten opzichte van de overige vormen van toerisme, waarbij te denken valt aan de behoefte aan betere infrastructuur op het platteland en aan betere vervoersnetwerken voor de verbinding met de stedelijke gebieden, de beperkte mogelijkheid om krediet voor de ontwikkeling van agrotoerismeactiviteiten te verkrijgen, en het onvoldoende gestructureerde en niet op de markt afgestemde aanbod;

11. wijst erop dat opleiding en innovatie moeten worden aangemoedigd omdat dit wezenlijke elementen zijn voor de ontwikkeling van het mededingingsvermogen van plattelands- en agrotoerisme; wijst erop dat de meeste ondernemingen in deze sector zeer gering van omvang zijn en dat zij een uiterst belangrijke rol spelen in de schepping van werkgelegenheid voor vrouwen en jongeren, en dat de instrumenten die worden ingezet ter verbetering van de opleiding van personeel dus kunnen worden gebruikt voor andere economische bedrijvigheid in plattelandsgebieden;

12. wijst op de belangrijke rol die het plattelands- en agrotoerisme speelt in rechtstreeks verband met de distributieketen voor traditionele voedingsmiddelen en andere producten van gedifferentieerde kwaliteit (die voortkomen uit de biologische landbouw, BOB, BGA, enz.) om een systeem tot stand te brengen dat ervoor zorgt dat de producten ter plaatse worden geproduceerd, verwerkt en op de markt gebracht;

13  acht het noodzakelijk het vermogen van boeren om producten op de markt te brengen en hun toegang tot plaatselijke markten te verbeteren, en de horecasector aldus in staat te stellen gemakkelijker de plaatselijke producten te kopen die hij nodig heeft;

14. wijst erop dat het van belang is de burgers van de Unie en van derde landen beter op de hoogte te brengen van de mogelijkheden van het plattelandstoerisme, door hieraan op de Europese portaalsite visiteurope.com meer ruchtbaarheid te geven; stelt eveneens voor het verband tussen het toeristische aanbod en het netwerk Natura 2000 te verbeteren om meer bekendheid te geven aan de maatregelen die zijn genomen om deze gebieden te beschermen en te behouden en hun ontwikkeling nog verder te bevorderen;

15. verzoekt de Commissie het opzetten van opleidingsacties te stimuleren om de beroepsvaardigheden van boeren in de toeristische sector uit te baten ter bevordering van de economische verscheidenheid op het platteland;

16. wijst erop dat in de Europese Unie één op de zes mensen gebukt gaat onder een handicap en dat dus een plattelands- en agrotoerisme moet worden bevorderd dat is aangepast aan en toegankelijk is voor gehandicapten en mensen die verminderd mobiel zijn;

17. onderkent het belang van het ICT-toerismeplatform dat de Commissie voorstelt, maar wijst erop dat er meer moet worden gedaan om te bereiken dat het platteland over de modernste IT-infrastructuur kan beschikken (zoals breedbandaansluitingen) om alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitwisseling van optimale werkmethoden te produceren en op het net te zetten, en om opleidingsacties op te zetten over het gebruik daarvan en om, bij voorbeeld in het kader van het programma voor innovatie en mededingingsvermogen (PIC), meertalige informaticamiddelen te ontwikkelen die het internationale toerisme kunnen vergemakkelijken;

18. betreurt dat er geen officiële statistieken over plattelands- en agrotoerisme bestaan en dat er alleen op schattingen gebaseerde cijfers bestaan; is verheugd over de geplande actie om het sociaaleconomische kennisbestand voor toerisme te consolideren, daar het opleggen van aanvullende financiële en administratieve lasten zo veel mogelijk moet worden vermeden;

19. moedigt de Commissie aan het plattelands- en agrotoerisme het gehele jaar te bevorderen; verzoekt de Commissie dan ook het Calypso-initiatief ook na 2011 voort te zetten en in het kader van de lopende programma's meer aandacht aan plattelands- en agrotoerisme te besteden, en ervoor te zorgen dat dit soort toerisme en andere vormen van toerisme in gebieden die in de buurt liggen van plattelandsgebieden elkaars effecten versterken (bij voorbeeld toerisme met de nadruk op sport, bezoek van badplaatsen, cultuur, godsdienst enz.); verzoekt de Commissie in het kader van alle macroregionale strategieën van de Unie, zoals de strategie voor de Donau die van toepassing is op de armste gebieden van de Europese Unie, bijzondere aandacht te schenken aan plattelands- en agrotoerisme;

20. stelt voor dat de Commissie harmonisatievoorschriften bepaalt voor de vaststelling van de normen voor kwaliteitsbeoordeling in de sector plattelands- en agrotoerisme, zoals deze ook bestaan in het traditionele hotelwezen, waar de uiteenlopende kwalificaties worden toegekend op de grondslag van een reeks strikte normen, om ontwaarding van de kwalificaties in kwestie te voorkomen;

21. stelt, gezien het succes van de initiatieven "Europese culturele hoofdstad" en "Europees erfgoedlabel", voor dat er een vergelijkbaar initiatief wordt ontplooid om een Europees label voor toeristisch interessante landelijke gebieden in te voeren; wijst erop dat aan dit label objectieve beoordelingsnormen ten grondslag moeten liggen, dat de bestaande nationale kwaliteitslabels moeten worden gehandhaafd en dat de voor de consument noodzakelijke transparantie gewaarborgd moet zijn; dringt erop aan dat dit label op vrijwillige basis wordt gebruikt.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

28.2.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

29

1

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

John Stuart Agnew, José Bové, Luis Manuel Capoulas Santos, Michel Dantin, Paolo De Castro, Albert Deß, Herbert Dorfmann, Béla Glattfelder, Martin Häusling, Peter Jahr, Elisabeth Jeggle, Jarosław Kalinowski, Elisabeth Köstinger, Agnès Le Brun, George Lyon, Krisztina Morvai, Mariya Nedelcheva, Rareş-Lucian Niculescu, Wojciech Michał Olejniczak, Georgios Papastamkos, Marit Paulsen, Britta Reimers, Ulrike Rodust, Alfreds Rubiks, Giancarlo Scottà, Sergio Paolo Francesco Silvestris, Alyn Smith, Csaba Sándor Tabajdi, Marc Tarabella

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Giovanni La Via

ADVIES van de Commissie cultuur en onderwijs (3.2.2011)

aan de Commissie vervoer en toerisme

over Europa als eerste toeristische bestemming in de wereld – een nieuw beleidskader voor het toerisme in Europa
(2010/2206(INI))

Rapporteur voor advies: Hella Ranner

SUGGESTIES

De Commissie cultuur en onderwijs verzoekt de ten principale bevoegde Commissie vervoer en toerisme onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  merkt op dat culturele en studiereizen, jeugd- en sportreizen alsmaar meer in trek zijn en vraagt de lidstaten en plaatselijke en regionale overheden dan ook om dergelijke vormen van toerisme aan te moedigen door van grotere soepelheid blijk te geven en zich op nieuwe soorten verbruikers af te stemmen, gezien de demografische veranderingen en om nieuwe vormen van toerisme in aanmerking te kunnen nemen die aan de verwachtingen van de verbruiker beantwoorden;

2.  wijst erop dat cultureel toerisme het voornaamste segment van de toeristische markt in Europa vertegenwoordigt en in de loop van de laatste jaren een betekenisvolle verandering ondergaan heeft door zich niet alleen op de belangrijke historische steden of vakantiebestemmingen, of de grote evenementen of tentoonstellingen te richten, maar ook op kleinere centrums of de cultuurhistorische en natuurwetenschappelijke reiswegen, de zoektocht naar betekenisvolle kenniservaringen, interculturele dialoog, liefde voor de natuur en cultuur;

3.  meent dat er bijzondere aandacht naar verbetering van de toegang voor gehandicapten moet gaan door aanpassing van bouwwerken en opleiding van het personeel;

4.  wijst met nadruk op het belang van initiatieven voor solidair en duurzaam toerisme om van de vrije tijd een hulpmiddel voor eerlijk uitwisselingsverkeer, solidariteit en ontwikkeling van milieubewustzijn te maken;

5.  vraagt de Commissie dan ook om aan de hand van de nieuwe bevoegdheden die het Verdrag van Lissabon verleent, speciaal de culturele dimensie van het Europees toerisme te belichten met het oog op zijn economische, sociale, regionaal en plaatselijk, landschaps- en milieugebonden duurzaamheid;

6.  wijst op de belangrijke rol van de overheidsdiensten, vooral regionale en plaatselijke overheden en verenigingen die een zo ruim mogelijk publiek aan de genoegens van de vrije tijd willen laten deelnemen, ook achtergestelde groepen en jongeren (vakantie- en vrijetijdscentra, sportieve en culturele activiteiten, enz.), met voortdurende aandacht voor de sociaal gemengde samenstelling van het doelpubliek;

7.  benadrukt dat het van belang is om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren met programma’s voor levenslang leren, die vooral op mobiliteit gericht zijn (bvb Leonardo da Vinci met zijn mobiliteitsmaatregelen en voorlopige proefprojecten zoals Erasmus voor ondernemers en Grundtvig); ; acht het ook van essentieel belang om de opleiding, kennis, vaardigheden, mogelijkheden en beroepsvooruitzichten van het personeel van toeristische ondernemingen door middel van programma’s voor levenslang leren te verbeteren;

8.  benadrukt dat de Europese en internationale mobiliteit van studenten van toeristische beroepscholen en/of instellingen voor hoger onderwijs aanmoediging verdient, zodat studenten de beste werkwijzen kunnen leren kennen en uitwisselen en praktische kennis kunnen opdoen terwijl ze hun talenkennis verbeteren;

9.  maakt zich zorgen over de toenemende culturele uniformering, ook op taalgebied; wijst dan ook op het belang van verscheidenheid in cultuur, taal en erfgoed;

10. wijst op de voordelen van een tweeledige onderwijsmethode in de toeristische sector en op het belang om praktische ervaringen te combineren met onderwijs op een beroepschool en/of aan instellingen voor hoger onderwijs zodat zowel de theoretische als praktische vaardigheden verder ontwikkeld worden;

11. herinnert eraan dat het cultureel erfgoed van Europa en zijn verscheidenheid aan talen op de toeristische wereldmarkt in vergelijking een betekenisvol voordeel betekenen, en vraagt dan ook dat die kenmerken in economische analyses van de toeristische sector de nodige erkenning krijgen, vooral in de verdeling van middelen om bestemmingen van cultureel belang in stand te houden en te promoten;

12. beschouwt initiatieven van de Europese Unie zoals de culturele hoofdstad van Europa, het Europees erfgoedzegel en het IJzeren Gordijn-pad, waarbij sprake dient te zijn van aanzienlijke synergie met projecten van het programma van cultuurhistorische reiswegen van de Raad van Europa (zoals de weg naar Santiago de Compostela, de Via Francigena of een van de overige erkende reiswegen) en het Europees instituut voor culturele reiswegen, als noodzakelijk om het Europees erfgoed bekend te maken en de hedendaagse creativiteit en duurzaam cultuurtoerisme te stimuleren, nieuwe klanten te werven en minder bekende afgelegen gebieden enige ruggensteun te geven; vraagt daarbij sterkere bindingen met de traditionele regionale cultuur en maatregelen die behoud van het traditioneel stads- en landschapsbeeld stimuleren; verheugt zich over programma's als EDEN en NECSTouR vanwege de mogelijkheden om duurzame economische ontwikkeling te ondersteunen, die ze in zich dragen;

13. wijst nadrukkelijk op de culturele en toeristische waarde van de Europese cultuurhistorische reiswegen in het kader van de bevordering van een gemeenschappelijk cultureel erfgoed, en vraagt de Commissie om de samenwerking met de Raad van Europa op dat vlak uit te breiden en er de nodige middelen voor uit te trekken;

14. vraagt de Commissie om de weerslag van het EU-programma culturele hoofdstad van Europa op het toerisme te evalueren en bij het Europees parlement verslag uit te brengen of het eventueel niet geboden is om de bestuursmodellen, financieringswijzen en medewerking van culturele verenigingen en instellingen te veranderen om op een doelmatige manier in duurzame en blijvende ontwikkelingen en samenwerkingsverbanden te kunnen investeren;

15. denkt aan het belang van de sport om het toerisme te stimuleren, zowel in de vorm van spektakel als door eigen beoefening en vraagt gerichte beleidsvormen om sporttoerisme aan te moedigen en te ondersteunen;

16. vestigt de aandacht op de functie van de Europese reiswegen, zoals de cultuurhistorische reiswegen van de Raad van Europa, die volgens een bepaalde thematiek of historische trajecten opgesteld worden en culturele inhoud bieden die soms weinig bekend is en persoonlijke benadering en creatieve inzet vergt; is van mening dat de reiswegen op zich als cultuurgoed zijn te beschouwen, omdat ze doeltreffende netwerkverbindingen tussen organisatoren en verenigingen uit verschillende lidstaten tot stand brengen, die in administratieve aangelegenheden en bekendmakingsinitiatieven moeten samenwerken om voor opwaardering van de Europese culturen, wederzijdse kennis en vreedzaam samenleven, toerisme, de mobiliteit van uitbaters, trekkers en kunstenaars, vertrouwdheid met plaatselijke tradities en mogelijkheden, en interculturele en interreligieuze dialoog te helpen zorgen;

17. vraagt tegelijk ook doeltreffende vervolgmaatregelen, bestuurlijke begeleiding en onderlinge verbinding van de bestaande programma's van de Europese Unie, door er voldoende middelen voor uit te trekken zodat ze in al hun mogelijkheden volledig benut worden, alsook steun voor een geïntegreerde benadering van het toerisme;

18. wijst erop dat cultuurtoerisme een betekenisvolle bijdrage tot het beheersen van de economische en werkgelegenheidscrisis van vandaag kan leveren, in die zin dat het goed gebruik van vaardigheden, regionale en plaatselijke mogelijkheden, en de ontwikkeling van het platteland en kleine centrums weet te maken door de vraag naar toeristische accommodatie over het jaar en de verschillende marktsegmenten te spreiden, cultureel en landschappelijk erfgoed en de reisverbindingen naar waarde te schatten, en de hervatting van regionale en plaatselijke gastronomische en wijnbouwtradities en de opstelling van kwaliteitsvolle reisprogramma’s aan te moedigen;

19. onderstreept de rol van de sport in het stimuleren van het toerisme en verheugt zich over initiatieven als het project Watersport in het Atlantisch gebied; herinnert eraan dat sport zowel een culturele als activiteitsgerichte bezigheid is, die toeristen naar de randgebieden van Europa kan lokken;

20. meent dat de organisatie van artistieke en culturele activiteiten en sportevenementen de mobiliteit stimuleert en als toeristische attractie kan dienen;

21. vraagt om interculturele dialoog als factor van sociaal-culturele ontwikkeling zowel in als buiten de stadsgebieden te beschouwen, en wijst met nadruk op het creatief potentieel van culturele verscheidenheid en de programma's die er zich op toeleggen (zoals het gezamenlijk programma ‘interculturele steden’ van de Commissie en de Raad van Europa) als drijvende kracht achter de ontwikkeling van ondernemerschap en vernieuwing, ook in het toerisme;

22. wijst op het platform www.visiteurope.com, dat verder uitgebouwd moet worden om Europa en zijn erfgoed zichtbaarder te maken door op de behoeften van de toeristen afgestemde informatie in het grootst mogelijk aantal talen van de Europese Unie en de grote wereldtalen te verstrekken; benadrukt dat het één van de centrale platforms moet zijn dat onderlinge verbindingen met en tussen andere programma’s en toepassingen legt;

23. wijst met nadruk op het seizoensgebonden karakter van de Europese toeristische sector als structureel probleem; onderstreept de rol van cultureel en vormingstoerisme bij de verlenging van de toeristische seizoenen en de vermindering van de negatieve sociaaleconomische weerslag van seizoensgebonden activiteit; verheugt zich in die zin over de voorbereidende actie Calypso van de Commissie om sociaal toerisme te stimuleren en het seizoensgebonden karakter van de toeristische activiteit af te zwakken;

24. vraagt de Commissie om er bij de lidstaten op aan te dringen dat ze de traditionele en nieuwe vaardigheden in toerisme, accommodatie en het promoten van bepaalde streken of plaatsen, in het Europees kwalificatiekader opnemen en erkennen;

25. onderstreept dat de verschillende bevolkingsgroepen – zoals ouderen, jongeren en gezinnen - duidelijk omschreven moeten worden om hun dienstverlening en activiteiten te kunnen aanbieden die speciaal op hen toegesneden zijn;

26. verheugt zich over het voorstel voor onderlinge uitwisseling van informatie om de schoolvakanties beter te kunnen coördineren;

27. wenst dat de aanwending van de structuurfondsen 2010-2017 uitdrukkelijker de bekendmaking van de cultuurhistorische en toeristische reiswegen en hun onderlinge aansluitingen in de verschillende lidstaten in aanmerking neemt als mogelijkheid om kwaliteitsvolle regionale en plaatselijke ontwikkeling nieuw leven in te blazen;

28. vraagt de Commissie en de lidstaten om het toerisme in verbinding met sportactiviteit aan te moedigen, vooral met meer investeringen in trajecten zoals de Europese bergpaden en fietswegen die door meerdere Europese regio’s lopen, of met andere beleidsvormen om mobiliteit, lichamelijke activiteit en een gezonde levenswijze te bevorderen;

29. meent dat de organisatie en goede bekendmaking van culturele evenementen, muziekfestivals, kunsttentoonstellingen e.a. bevorderlijk zijn voor het cultureel toerisme dat onontbeerlijk is om ervoor te zorgen dat Europa de eerste toeristische bestemming in de wereld blijft;

30. vraagt dat er initiatieven in de gastronomie, fotografie, film en theater uitgeprobeerd en ondersteund worden als nieuwe vormen om cultureel toerisme te bevorderen;

31. meent dat de nieuwe Europese dienst voor extern optreden de positie van Europa als eerste toeristische bestemming ter wereld aanzienlijk kan helpen ondersteunen en verstevigen;

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

25.1.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

25

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Magdi Cristiano Allam, Maria Badia i Cutchet, Zoltán Bagó, Malika Benarab-Attou, Lothar Bisky, Piotr Borys, Jean-Marie Cavada, Silvia Costa, Santiago Fisas Ayxela, Mary Honeyball, Cătălin Sorin Ivan, Petra Kammerevert, Morten Løkkegaard, Emma McClarkin, Marek Henryk Migalski, Katarína Neveďalová, Doris Pack, Chrysoula Paliadeli, Marie-Thérèse Sanchez-Schmid, Marietje Schaake, Marco Scurria, Joanna Senyszyn, Timo Soini, Emil Stoyanov, Hannu Takkula, László Tőkés, Helga Trüpel, Corneliu Vadim Tudor, Gianni Vattimo, Marie-Christine Vergiat, Sabine Verheyen, Milan Zver

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Liam Aylward, Dominique Baudis, Ivo Belet, Luigi Berlinguer, Rita Borsellino, Nessa Childers, Knut Fleckenstein, Nadja Hirsch, Stephen Hughes, Oriol Junqueras Vies, Seán Kelly, Timothy Kirkhope, Ryszard Antoni Legutko, Ramona Nicole Mănescu, Hans-Peter Martin, Iosif Matula, Jean-Luc Mélenchon, Francisco José Millán Mon, Elisabeth Morin-Chartier, Paul Nuttall, Georgios Papanikolaou, Bernd Posselt, Hella Ranner, Mitro Repo, Robert Rochefort, Olga Sehnalová, Joanna Katarzyna Skrzydlewska, Alyn Smith, Monika Smolková, Rui Tavares, Róża Gräfin von Thun und Hohenstein, Iva Zanicchi

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

21.6.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

36

5

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Georges Bach, Izaskun Bilbao Barandica, Antonio Cancian, Michael Cramer, Luis de Grandes Pascual, Saïd El Khadraoui, Ismail Ertug, Carlo Fidanza, Knut Fleckenstein, Jacqueline Foster, Jim Higgins, Dieter-Lebrecht Koch, Georgios Koumoutsakos, Werner Kuhn, Jörg Leichtfried, Bogusław Liberadzki, Marian-Jean Marinescu, Gesine Meissner, Mike Nattrass, Hubert Pirker, David-Maria Sassoli, Vilja Savisaar-Toomast, Olga Sehnalová, Brian Simpson, Keith Taylor, Silvia-Adriana Ţicău, Giommaria Uggias, Thomas Ulmer, Peter van Dalen, Dominique Vlasto, Artur Zasada, Roberts Zīle

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Philip Bradbourn, Frieda Brepoels, Spyros Danellis, Rosa Estaràs Ferragut, Tanja Fajon, Markus Ferber, Dominique Riquet, Laurence J.A.J. Stassen, Ramon Tremosa i Balcells