Verslag - A6-0397/2007Verslag
A6-0397/2007

VERSLAG over het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008

17.10.2007 - (C6‑0287/2007 – 2007/2019(BUD))

en over de nota van wijzigingen nr. 1/2008/2008 (13659/2007 – C6-0341/2007) bij het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008
Afdeling III – Commissie
Begrotingscommissie
Rapporteur: Kyösti Virrankoski


Procedure : 2007/2019(BUD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0397/2007
Ingediende teksten :
A6-0397/2007
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008, Afdeling III – Commissie (C6‑0287/2007 – 2007/2019(BUD)) en over de nota van wijzigingen nr. 1/2008/2008 (13659/2007 – C6-0341/2007) bij het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008

Het Europees Parlement,

–   gelet op artikel 272 van het EG-Verdrag en artikel 177 van het Euratom-Verdrag,

–   gelet op Besluit 2000/597/EG, Euratom van de Raad van 29 september 2000 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen[1],

–   gelet opVerordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen[2],

–   gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer[3],

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 24 april 2007 over de jaarlijkse beleidsstrategie van de Commissie voor de begrotingsprocedure 2008[4],

–   gezien het voorontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008, ingediend door de Commissie op 2 mei 2007 (SEC(2007)0500),

–   gezien het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008, opgesteld door de Raad op 13 juli 2007 (C6‑0287/2007),

–   gezien zijn resolutie van 9 juli 2007 over het mandaat voor het overleg over de begroting 2008 vóór de eerste lezing van de Raad[5],

–   gezien de nota van wijzigingen nr.1/2008 (13659/2007 – C6-0341/2007) bij het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008,

–   gelet op artikel 69 en bijlage IV van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Begrotingscommissie en de adviezen van de overige betrokken commissies (A6‑0397/2007),

Belangrijkste punten - algemene cijfers , voorstel tot herziening MFK, nota van wijziging nr. 1

1.   herinnert eraan dat het zijn politieke prioriteiten voor de begroting van 2008 reeds in de hierboven genoemde JBS-resolutie van 24 april 2007 heeft uiteengezet, voortgaande volgens de bij de voorbereiding van de begroting 2007 gekozen benadering en de onderhandelingen die tot het Interinstitutioneel Akkoord (IIA) van 17 mei 2006 hebben geleid; onderstreept dat de in die resolutie onderschreven benadering van een "resultaatgerichte begroting" op drie pijlers steunt, te weten transparante presentatie, duidelijke doelstellingen en nauwgezette tenuitvoerlegging, zodat de Commissie niet wordt afgerekend op de ambtelijke voortgang van haar werkzaamheden, maar op de waargemaakte resultaten in relatie tot politiek overeengekomen doelstellingen; zal bij in verdere bemoeienissen met de begroting 2008 deze elementen blijven benadrukken;

2.   ad algemene cijfers: betreurt dat de Raad de vastleggingskredieten in de ontwerpbegroting (OB) 2008 met EUR 717 miljoen heeft verminderd ten opzichte van de voorlopige ontwerpbegroting (VOB), zodat de vastleggingskredieten zijn teruggebracht tot EUR 128 401 miljoen; maakt ernstig bezwaar tegen de bezuinigingen die de Raad heeft aangebracht in het totaalbedrag aan betalingen in de OB met EUR 2 123 miljoen, waardoor voor betalingen het totaalbedrag overblijft van EUR 119 410 miljoen, equivalent aan 0,95% van het BNI van de EU, waardoor een marge openblijft van meer dan EUR 10 miljard beneden het plafond voor betalingen in het Meerjarig Financieel Kader (MFK) voor 2008;

3.   ad vastleggingkredieten: bijzonder kritisch tegenover de door de Raad aangebrachte kortingen op de kredieten voor programma's met meerjarige budgetten waarover pas zeer onlangs in medebeslissing met het Europees Parlement is onderhandeld en overeenstemming bereikt; stelt in zijn eerste lezing van de begroting 2008 voor, deze kortingen ongedaan te maken en acht een aantal verhogingen in de vastleggingskredieten voor bepaalde politieke prioriteiten nodig; dit komt in totaal uit op een bedrag van EUR xxx xxx miljoen;

4.   ad betalingskredieten: beschouwt een percentage van 0,95 % van het EU BNI als onvoldoende, gezien de beleidsopgaven waar de EU voor staat; noemt het verbazend dat de Raad kortingen voorstelt tot meer dan EUR 1 miljard op betalingen in de rubrieken 1a en 1b voor programma's die in de Lissabon Strategie als prioritair worden aangemerkt voor de verbetering van de Europese concurrentiekracht en samenhang - vanouds een prioriteit van de Raad en het Parlement; stelt daarom verhogingen voor om tot een algeheel niveau van betalingen te komen van 0,99 % van het EU BNI; denkt hierbij, overeenkomstig de nadruk op nauwgezette uitvoering volgens de "resultaatgerichte benadering", met name aan de Lissabon-prioriteiten en die programma's waar de niet-uitbetaalde vastleggingen ("reste à liquider" (RALs)) hardnekkig op een hoog niveau blijven;

5.   staat positief tegenover het voorstel van de Commissie van 19 september 2007 waarin wordt gevraagd om herziening van het MFK met het oog op een afdoende financiering van Galileo en het Europees Technologie-Instituut (EIT) over de periode 2007 - 2013; herinnert, wat Galileo betreft, aan zijn resolutie van 20 juni 2007[6] waarin het pleitte voor een communautaire oplossing voor Galileo, en meent voor wat het EIT betreft dat de kredieten moeten worden geboekt onder beleidsterrein "08 onderzoek", met een aparte lijn voor de bestuursstructuur ("Europees Technologie-Instituut - bestuursstructuur") onder Rubriek 5 (Administratie) en een aparte lijn voor de KIG ("Europees Technologie-Instituut - kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG)"); herinnert eraan dat de kredieten voor Galileo en het EIT in de reserve waren opgenomen en door de Raad in de OB niet zijn verlaagd; heeft voor Galileo en EIT in zijn eerste lezing amendementen voorgesteld zodat de uiteindelijke kredieten in de begroting van 2008 afhangen van een bevredigende overeenstemming over de voorgestelde herziening van het MFK;

6.   steunt de door de Commissie op 17 september 2007 uitgebrachte nota van wijziging bij de voorlopige ontwerpbegroting 2008, met name van de voorgestelde verhoging van de vastleggingskredieten voor Kosovo (EUR 120 miljoen) respectievelijk Palestina (EUR 142 miljoen), tot in totaal EUR 262 miljoen boven de VOB-cijfers; merkt op dat de Raad in de OB ook verhoogde vastleggingskredieten voor Kosovo en Palestina heeft voorgesteld tot in totaal EUR 260 miljoen; is van mening dat de Commissie en de Raad duidelijke uitleg moeten geven van de strategie achter de voorgestelde verhogingen en de kredietenverdeling tussen de categorieën EG- en GVDB voor Kosovo, vooruitlopend op de tweede lezing door het Parlement van de begroting 2008;

7.   neemt kennis van de mededeling van de Commissie van 12 september 2007 "De begroting hervormen voor een ander Europa" (SEC(2007)1188); wijst erop dat de vaste rapporteur voor het MFK 2007 - 2013 hierover reeds een document heeft voorbereid en ook richting zal blijven geven aan de verdere beraadslagingen en werkzaamheden van het Parlement inzake de toekomst van de begrotingsprocedures van de EU;

Een resultaatgerichte begroting - voortgaan op de bemiddeling voor eerste lezing

8.   verwelkomt de vijf gemeenschappelijke verklaringen, als bijlage bij deze resolutie gevoegd, die het Europees Parlement en de Raad in de bemiddelingsvergadering voor de eerste lezing van de begroting 2008 van 13 juli 2007 zijn overeengekomen; heeft het politieke gewicht van deze verklaringen nog vergroot door deze bij de voorbereiding van de amendementen op de ontwerpbegroting te betrekken, geheel in de geest van een "resultaatgerichte begroting";

9.   wenst, overeenkomstig de gezamenlijke verklaring met de Raad van 13 juli 2007, een snellere goedkeuring door de Commissie van de operationele programma's op het gebied van structuurfondsen, het Cohesiefonds en plattelandsontwikkeling, zodat operationele middelen kunnen worden besteed; verzoekt om snelle vooruitgang van de Commissie op dit gebied, plaatst bepaalde administratieve kosten van de Commissie in de reserve, om de vooruitgang te bespoedigen; onderstreept dat er geen operationele middelen in de reserve worden geplaatst; zal de reserves inzake administratieve kosten vrijmaken in overeenstemming met een verhoogd tempo van goedkeuring van de operationele programma's;

10. ad aanwerving en herschikking: heeft EUR 49 miljoen in de reserve geplaatst in afwachting van de toezegging van de Commissie dat zij vóór 30 april 2008 een studie zal uitvoeren naar de ABM-implementatie met de volgende informatie voor de begrotingsautoriteit:

· hoe kunnen de verschillende componenten van de SPP-ABM-cyclus (APS, CLWP, AMP …) met elkaar worden geïntegreerd?

· hoe kan de integratie van de SPP-ABM-cyclus met andere cycli (HR-cyclus, risicobeheer, evaluatie ...) worden verbeterd, mogelijk met behulp van een geïntegreerd IT-systeem?

· indiening van een lijst vooraf vastgestelde resultaatindicatoren, te gebruiken tijdens de gehele cyclus, ter verbetering van het resultaatbeheer;

      en:

      een toezegging van de Commissie om als follow-up van haar verslag over planning en optimalisering van de menselijke hulpbronnen van de Commissie met het oog op prioriteiten van de EU, uiterlijk 30 april 2008 een gedetailleerde uitsplitsing te bezorgen van het aantal personeelsleden per personeelscategorie en per directoraat-generaal, alsook de verwachte evolutie voor de komende jaren;

      een mededeling van de Commissie over de stand van zaken betreffende de uitvoering van punt 44 van het IIA van 17 mei 2006;

11. ad bestemmingsontvangsten: blijft aandringen op betere transparantie op dit gebied; stelt veranderingen voor in het instrument van bestemmingsontvangsten voor gedecentraliseerde agentschappen, met het oog op een nauwere afstemming van bestemmingsontvangsten op bepaalde agentschappen; voelt als bezwaar dat de wijze waarop bestemmingsontvangsten in het suikerherstructureringsfonds worden aangewend, de facto heeft gezorgd voor een "begroting binnen de begroting" die moeilijk te rijmen valt met het beginsel van universele begroting zoals vervat in het Financieel Reglement; verklaart open te staan voor revisie van het Financieel Reglement op het punt van bestemmingsontvangsten;

12. ad gedecentraliseerde agentschappen: herstelt de oorspronkelijke cijfers in het VOB met uitzondering van die voor FRONTEX, waarvoor een verhoging van EUR 30 miljoen onder titel 3 wordt goedgekeurd; is tevreden met de vooruitgang ¨van de nieuwste agentschappen met de doelmatige en efficiënte uitbreiding van hun activiteiten; verlangt meer duidelijkheid voor de toekomst op het punt van werkplannen en personeelsbehoeften op middellange termijn;

13. ad uitvoerende agentschappen: herinnert aan de verplichtingen van de Commissie ingevolge de "gedragscode voor de instelling van uitvoerende agentschappen"[7], meent dat uitvoerende agentschappen niet mogen leiden tot stijging van het aandeel van de administratieve kosten, nu of in de toekomst; stelt met nadruk dat voorstellen voor oprichting van een nieuw uitvoerend agentschap gebaseerd moeten zijn op een alomvattende kosten-batenanalyse en dat de lijnen van verantwoording en verantwoordelijkheid in het voorstel duidelijk moeten worden aangegeven;

14. waardeert dat in de activiteitenverklaringen die in de VOB 2008 zijn opgenomen, meer aandacht wordt besteed aan de doelstellingen en resultaatsindicatoren in plaats van aan lange beschrijvingen van administratieve processen; merkt evenwel op dat er aanzienlijke discrepantie blijft bestaan tussen de verschillende directoraten-generaal van de Commissie wat de kwaliteit van hun activiteitenverklaringen betreft; verwacht in de komende jaren verdere verbetering;

15. ziet dat prestatie-indicatoren thans door de Commissie worden gebruikt als integraal deel van ex ante budgetplanning, maar verlangt dat prestatie-indicatoren ook een grotere rol spelen bij de evaluatie achteraf; is van mening dat de in de activiteitenverklaringen verschafte gegevens beter moeten worden geïntegreerd in de jaarlijkse activiteitenverslagen van de respectieve directoraten-generaal; meent dat de begrotingsautoriteit daardoor beter zou kunnen nagaan in welke mate aangevraagde extra middelen ook resultaten opleveren en niet alleen maar extra bureaucratie;

16. prijst de operatie met de monitorgroepen die de Begrotingscommissie in de loop van 2007 heeft uitgevoerd; hoopt dat mede hierdoor de begrotingsmonitoring ook in de toekomst kan worden verbeterd; blijft voorstander van de Budget Forecast Alert (BFA, waarschuwing begrotingsvooruitzichten) als bijdrage aan een betere begrotingsuitvoering; verlangt dat het tweede BFA-document in september 2008, en dus niet pas in oktober, wordt voorgelegd, zodat het Parlement dit document bij de voorbereiding van zijn eerste lezing van de ontwerpbegroting 2009 kan betrekken;

17. herinnert eraan dat de lidstaten zich overeenkomstig artikel 53 ter van het Financieel Reglement en paragraaf 44 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006, waarin een doeltreffende en geïntegreerde interne controle op de middelen van de EU en nationale beheersverklaringen als doel worden gesteld, ertoe hebben verbonden "jaarlijks op het passende nationale niveau een overzicht op te stellen van de beschikbare controles en verklaringen"; stelt vast dat volgens informatie van de Commissie tot dusverre slechts een beperkt aantal lidstaten aan de bepalingen van het IIA heeft voldaan; betreurt dat geen van de concrete voorstellen inzake de nationale beheersverklaringen die het Europees Parlement in zijn kwijtingsresoluties voor 2003, 2004 en 2005 naar voren heeft gebracht, in de auditstrategie van de Commissie is overgenomen; wijst de lidstaten op hun plicht zich te houden aan de bepalingen van het herziene Financieel Reglement waarmee zij nog onlangs hebben ingestemd; herhaalt dat de lidstaten voorts aan de voorwaarden moeten voldoen van punt 44 van het IIA, en ingevolge artikel 274 gehouden zijn tot volledige samenwerking met de Commissie volgens de beginselen van gezond financieel beheer;

18. wijst nogmaals op het belang van verbeterde begrotingsuitvoering overeenkomstig de gemeenschappelijke verklaring waarover op het begrotingsoverleg van november 2006 overeenstemming is bereikt; vraagt de Commissie informatie te leveren over de ondernomen of geplande maatregelen ter uitvoering van deze verklaring; herinnert eraan dat deze informatie in de trialoogbijeenkomsten regelmatig dient te worden voorgelegd;

19. verzoekt de Commissie nadrukkelijk volledige toepassing te geven aan verordening nr. 1/58 van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap; kan financiële overwegingen niet aanvaarden als steekhoudend argument voor afwijking daarvan, aangezien zulke gronden in het kader van de begrotingsprocedure ook niet zijn aangevoerd;

Specifieke kwesties - hoofdpunten per begrotingsrubriek, proefprojecten en voorbereidende acties

20. ad rubriek 1a, "Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid": verwerpt de kortingen in de vastleggings- en betalingskredieten die de Raad in eerste lezing heeft aangebracht; met name de kredieten ter dekking van meerjarige programma's die in medebeslissing met het Europees Parlement tot stand zijn gekomen en die gericht zijn op uitvoering van de Lissabon-strategie; maakt deze kortingen ongedaan en stelt verhogingen voor op een aantal lijnen die voor het Parlement politieke prioriteiten vormen; stelt een aantal proefprojecten en voorbereidende acties voor, overeenkomstig zijn budgettaire prorogatieven; acht met nadruk belangrijk dat er minder stigma blijft kleven aan zakelijke mislukking in het kader van het programma Concurrentievermogen en Innovatie (CIP);

21. ad rubriek 1b, "Cohesie voor groei en werkgelegenheid": betreurt de kortingen in de betalingskredieten die de Raad in eerste lezing heeft aangebracht; maakt die kortingen ongedaan en stelt verhogingen voor tot in totaal EUR x xxx miljoen voor betalingen op lijnen waar RALs in de laatste jaren hardnekkig op een hoog niveau zijn gebleven; verlangt meer gestroomlijnde administratieve procedures met het oog op een betere uitvoering van de operationele programma's voor de structuur- en cohesiefondsen, ook ten aanzien van kwalitatieve aspecten die op het leven van de burgers van de Unie de sterkste weerslag hebben;

22. is tevreden met de documentatie en uitleg die de Commissie en de Europese Investeringsbank (EIB) hebben verschaft over de Risk Sharing Finance Facilities (RSFF); is van mening dat de reserve op deze lijnen van de begroting kan worden gehaald; wenst evenwel te worden geïnformeerd en de relevante documenten te ontvangen wanneer de richtsnoeren voor de tweede component van CIP, de durfkapitaalinstrumenten, worden vastgesteld en wenst te worden geïnformeerd omtrent de uitkomst van de onderhandelingen tussen de EIB en de Commissie over de gemeenschappelijke samenwerking aan het leninggarantie-instrument voor TEN-vervoersprojecten (LGTT);

23. ad rubriek 2, "Behoud van natuurlijke rijkdommen": is sterk gekant tegen de willekeurige kortingen die de Raad op tal van lijnen onder deze begrotingsrubriek voorstelt, herstelt voor vele van die lijnen de cijfers van de VOB maar erkent dat de Raad het laatste woord heeft over deze lijnen die verplichte uitgaven betreffen; verlangt voor de toekomstige begrotingsprocedures duidelijker presentatie van de cijfers voor marktmaatregelen en rechtstreekse steun; is bezorgd over het langzame tempo van invoering van operationele programma's voor de GLB-pijler plattelandsontwikkeling, vanouds een prioriteit van het Parlement; verwacht op dit punt snelle verbetering;

24. benadrukt de noodzaak van een snellere procedure voor de start van speciale nationale programma's voor het herstel van gewassen en veehouderij in gebieden die zijn getroffen door branden en andere soorten natuurrampen; benadrukt dat deze programma's gefinancierd moeten worden via het ELFPO (Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling) door middel van interne overschrijvingen of subsidies binnen een lidstaat;

25. ad rubriek 3a "Vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid": plaatst de kredieten voor het Terugkeerfonds in de reserve in afwachting van de keuze van de rechtsgrondslag; plaatst ook de kredieten in reserve in afwachting van vollediger informatie aan het Parlement met betrekking tot de misdaadbestrijding; onderstreept het belang van het werk van het Frontex agentschap; meent wat de gedecentraliseerde agentschappen betreft, dat het FRONTEX agentschap een effectievere rol moet spelen in de versterking van de EU-buitengrenzen, met name door de last in verband met illegale immigratie, die thans door de lidstaten wordt gedragen, te verlichten; vraagt dit agentschap regelmatig verslag uit te brengen aan zijn bevoegde commissie over de stand van zaken en de komende operaties die zijn gepland; vraagt de lidstaten dringend om hun beloften gestand te doen en de missies van het agentschap te steunen zodat dit zijn taken doelmatiger kan uitvoeren;

26. ad rubriek 3b, "Burgerschap": betreurt de kortingen die de Raad onder deze rubriek heeft aangebracht, die ten koste gaan van programma' als Cultuur 2007, Media 2007 en Jeugd in actie; herstelt de cijfers van het VOB en stelt kredieten voor ten behoeve van een aantal nieuwe en lopende proefprojecten en voorbereidende acties op dit gebied; wijst erop dat de middelen voor de voorlichtings- en preventiecampagne HELP met de begroting 2008 een einde nemen en verwacht dat de Commissie een follow-up initiatief voorlegt; steunt daarnaast de opvoering, binnen het financieringsinstrument voor civiele bescherming, van een aanvullende capaciteit in de vorm van een parate eenheid voor optreden bij natuurlijke of menselijke rampen, terroristische aanslagen of milieuongevallen;

27. vraagt de Commissie investeringen in de infrastructuur ter verbetering van de opvangmogelijkheden voor vluchtelingen te blijven stimuleren;

28. streeft ernaar de groepen die in het maatschappelijk middenveld minder sterk zijn vertegenwoordigd, een krachtiger stem te geven, met bestrijding van alle vormen van discriminatie en versterking van de rechten van vrouwen, kinderen, personen met een handicap en ouderen;

29. vraagt de Commissie de voor voorlichting bestemde kredieten te gebruiken om uiteenlopende informatie te bieden die onder meer voorziet in de behoefte aan overheidsinformatie onder parlementaire minderheden;

30. ad rubriek 4, "EU als mondiale partner": steunt de verhogingen, onder meer ten behoeve van Kosovo en Palestina, in de nota van wijzigingen bij het VOB van de Commissie van 17 september 2007; stelt een aanvullende verhoging van 10 miljoen EUR ten behoeve van zowel Kosovo (lijn 22 02 02) als Palestina (lijn 19 08 01 02) voor, alsmede verdere verhogingen voor zijn prioriteiten, tot aan het plafond van het meerjarig financieel kader, waaronder wederopvoering van de bedragen van het VOB voor de Reserve voor noodhulp; verlaagt de uitgaven voor het GBVB met 40 miljoen EUR, tot het niveau van de begroting 2007; vraagt om inschakeling van het flexibiliteitsinstrument voor een totaalbedrag van 87 miljoen EUR voor GBVB-uitgaven en andere prioriteiten, waaronder Kosovo en Palestina; is van mening dat dit tegemoet komt aan de chronische onderfinanciering van rubriek 4 in het meerjarig financieel kader 2007-2013;

31. herinnert de Raad eraan dat de regelmatige gemengde commissievergaderingen inzake het GBVB bedoeld zijn om vooraf een politieke dialoog te bevorderen, en niet enkel om het Parlement achteraf te informeren;

32. is van mening dat de EU zijn verschillende en prijzenswaardige initiatieven ter bestrijding en uitroeiing van armoedegerelateerde ziekten in buurlanden en ontwikkelingslanden beter moet coördineren; stelt voor om afdoende begrotingsmiddelen toe te wijzen om deze landen te voorzien van de nodige technische bijstand; heeft besloten om een afzonderlijke begrotingslijn in te voeren voor het Wereldfonds voor de bestrijding van aids, tuberculose en malaria, teneinde de transparantie te verbeteren en de nodige financiering te waarborgen voor zowel het Wereldfonds als de andere gezondheidsprioriteiten;

33. ad rubriek 5, "Administratie": beschouwt duidelijke lijnen van verantwoordelijkheid en verantwoording als essentieel bestanddeel van het verdere proces van modernisering van de administratie van de EU; herinnert eraan dat duidelijke beleidsdoelstellingen en individuele verantwoordelijkheid voor de uitvoering daarvan, getoetst aan indicatoren die vastgesteld moeten worden zodra de gegevens bekend zijn uit de verschillende door de Begrotingscommissie verlangde studies terzake, de richting moet zijn voor toekomstige hervormingen van het systeem;

34. betreurt in dit verband de tekortkomingen van een vergelijkend-onderzoeksysteem waarbij "geslaagde kandidaten" jarenlang op een reservelijst blijven staan zonder zekerheid een baan aangeboden te krijgen; meent dat handhaving van dit systeem een vervlakking van het gemiddelde niveau onder nieuwe EU-ambtenaren in de hand zal werken aangezien de beste kandidaten in dynamischer sectoren van de EU werk zullen zoeken; verlangt van de Commissie een serieuze toezegging dat zij deze kwestie nog eens zal bezien in het kader van de werkzaamheden in vervolg op de screening; verlangt een vaste toezegging van de Commissie om deze kwestie nog eens te bezien in het kader van de follow-up op de screening, en nadere informatie te verschaffen met een gedetailleerdere opsplitsing van personeel naar categorie en directoraat-generaal en de voor de komende jaren te verwachten ontwikkelingen;

35. vraagt de Commissie om bij aanbesteding van leverings- of dienstopdrachten aan externe ondernemingen, de tewerkstelling van mensen in opleiding als aanbestedingscriterium te hanteren;

36. maakt de kortingen ongedaan die de Raad in de VOB heeft aangebracht op de kredieten en personeelsformaties in rubriek 5; plaatst EUR xx miljoen in reserve in afwachting van de hierboven bedoelde gegevens en studies; wenst een constructieve interinstitutionele dialoog te ontwikkelen en te handhaven over de lopende inspanningen tot verbetering van de administratieve praktijk bij de EU-instellingen; onderstreept het belang van voldoende aanwerving uit de "EU 12"-lidstaten; is van mening dat in het kader van de uitbreidingen, de documenten die als leidraad dienen bij overleg en besluitvorming, zoals bijvoorbeeld effectbeoordelingen, in alle vereiste talen beschikbaar moeten zijn omdat zulke documenten instrumenteel zijn voor betere wetgeving;

37. verzoekt de Commissie een verslag uit te brengen over personeelscriteria bij andere internationale organisaties, als follow-up op haar verslag over planning en optimalisering van personele middelen; vraagt de Commissie voorts richtlijnen te geven die de financiering van de openbare infrastructuur via partnerschappen tussen overheid en particuliere sector (PPP) kunnen vergemakkelijken;

38. ad proefprojecten: geeft zijn goedkeuring aan een aantal innovatieprojecten die aan de huidige beleidsopgaven van de EU beantwoorden;

39. ad voorbereidende acties: geeft zijn goedkeuring aan een aantal initiatieven die de weg moeten vrijmaken voor toekomstige acties die de EU meer capaciteit moeten geven om aan de werkelijke behoeften van haar burgers tegemoet te komen;

0

0 0

40. neemt kennis van de adviezen van de gespecialiseerde commissies, zoals opgenomen in verslag A6-xxxx/2007;

41. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie met bijlagen, samen met de amendementen en wijzigingsvoorstellen op Afdeling III van het ontwerp van algemene begroting, te doen toekomen aan de Raad en de Commissie alsmede aan de overige betrokken instellingen en de betrokken organen.

  • [1]  PB L 253 van 7.10.2000, blz. 42.
  • [2]  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1995/2006 (PB L 390 van 30.12.2006, blz. 1).
  • [3]  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.
  • [4]  Aangenomen teksten van die datum, P6_TA(2007)0131.
  • [5]  PE 391.970.
  • [6]  Aangenomen teksten, P6_TA (2007)0272.
  • [7]  "Gedragscode voor de instelling van uitvoerende agentschappen" zoals door de Commissie goedgekeurd bij schrijven van 20 april 2004 (Bijlage resolutie van Europees Parlement van 22 april 2004 over het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 6 voor het begrotingsjaar 2004 (PB C 104 E, 30.4.2004, blz. 951)).

BIJLAGE

Gezamenlijke verklaringen die op de bemiddeling van 13 juli 2007 zijn overeengekomen

1.      De programma’s voor structuur- en cohesiefondsen en plattelandsontwikkeling voor de periode 2007-2013

“Het Europees Parlement en de Raad hechten zeer veel waarde aan een snelle goedkeuring door de Commissie van de operationele programma’s en projecten die de lidstaten hebben gepresenteerd, en die verband houden met de nieuwe programma’s voor de structuur- en cohesiefondsen voor de periode 2007-2013, alsmede de programma’s die onder de noemer plattelandsontwikkeling worden gefinancierd.

Teneinde de ervaringen in het verleden, tijdens het begin van de programmaperiode 2000-2006, te vermijden zullen het Europees Parlement en de Raad het goedkeuringsproces van de operationele programma’s en projecten minutieus en regelmatig controleren met het oog op een doelmatiger en beter bestuur. Hiertoe wordt de Commissie verzocht om tijdens de begrotingsprocedure regelmatig specifieke controle-instrumenten te leveren, waaronder een stroomschema.”

2.      Personeelswerving in verband met de uitbreidingen van 2004 en 2007

“Het Europees Parlement en de Raad nemen met bezorgdheid kennis van de lage bezettingsgraad bij de ambten in het middenkader, het betrekkelijk hoge aantal vaste ambten dat wordt bezet door tijdelijke functionarissen, en het tekort aan passende vergelijkende onderzoeken.

Het Europees Parlement en de Raad dringen erop aan dat de instellingen en vooral het EPSO alles in het werk stellen opdat de nodige maatregelen worden genomen om de situatie te corrigeren en het gehele proces voor de bezetting van door de begrotingsautoriteit toegekende ambten te bespoedigen. De te hanteren criteria moeten de in artikel 27 van het Ambtenarenstatuut vastgestelde criteria zijn, en het streven om zo spoedig mogelijk tot een zo breed mogelijk geografisch evenredige basis te komen.

Het Europees Parlement en de Raad zullen het lopende aanwervingsproces op de voet volgen. Daartoe verzoeken zij elke instelling en het EPSO om de begrotingsautoriteit tweemaal per jaar informatie te verstrekken over de stand van de aanwervingen in verband met de uitbreidingen van 2004 en 2007.

Het Europees Parlement en de Raad verzoeken de secretarissen-generaal van de instellingen om een verslag in te dienen met betrekking tot de vorderingen met:

-       het bezetten van de in de begrotingen 2004 tot en met 2007 toegekende ambten, uiterlijk eind januari 2008;

-       het bezetten van de in 2008 toegekende ambten, uiterlijk 15 juni 2008 en uiterlijk 31 oktober 2008.”

3.      Bestemmingsontvangsten

“Het Europees Parlement en de Raad zijn van mening dat het vergroten van de doorzichtigheid op begrotingsgebied onderdeel uitmaakt van een verstandig financieel beheer van de EU-fondsen.

Binnen deze context verzoeken zij de Commissie en de andere instellingen dan ook om ter begeleiding van het voorontwerp van begroting tijdig passende en gedetailleerde stukken te leveren inzake de bestemmingsontvangsten, waarin de daadwerkelijke implementatie en vooruitzichten zoveel mogelijk uiteen worden gezet. De Commissie zal passende gegevens verstrekken over de bestemmingsuitgaven met betrekking tot de overdrachten en, indien beschikbaar, de kredietoverschrijvingen; deze aanpak houdt in dat de indeling en inhoud van de huidige stukken zal worden gewijzigd en dat er niet op de besluitvorming van de begrotingsautoriteit zal worden vooruitgelopen.

Zij hechten veel waarde aan de controle op de bestemmingsuitgaven, met name als die bestemd zijn voor de agentschappen van de Gemeenschap, en verzoeken de Commissie om regelmatig verslag uit te brengen over de uitvoering ervan, in het bijzonder in de vorm van een specifiek document alvorens de eerste lezing van de begroting plaatsvindt. Zij nodigen de Commissie uit passende voorstellen in te dienen die gericht zijn op een effectieve controle en beheer van de bestemmingsuitgaven binnen de context van de geplande herziening van Verordening nr. 2343/2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen van de Gemeenschap.

De Commissie wordt verder verzocht haar verslag over de doorgevoerde verbeteringen vóór het begin van de volgende begrotingsprocedure uit te brengen. Het Europees Parlement en de Raad zullen veel aandacht blijven schenken aan het beheer van de bestemmingsontvangsten en zij verwachten snelle verbeteringen in deze sector.”

4.      Gedecentraliseerde agentschappen

Wat betreft de oprichting of aanpassing van het toepassingsgebied van een agentschap dat onder artikel 185 van het Financieel Reglement valt, verzoeken de twee takken van de begrotingsautoriteit de Commissie om hen tijdig in te lichten over de lopende wetgevingsprocedure opdat zij hun bevoegdheden krachtens punt 47 van het IIA kunnen uitoefenen.

Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie eisen meer doorzichtigheid wat betreft de gedecentraliseerde agentschappen teneinde de ontwikkeling daarvan beter te kunnen controleren. De Commissie zal voor iedere rubriek de uitgaven voor de agentschappen aangeven, met inbegrip van hun ontwikkeling in de periode 2007-2013.

Zij wijzen op hun gezamenlijke verklaring inzake de agentschappen van de Gemeenschap, die op 18 april 2007 werd aangenomen, met name op punt 4, en nodigt de Commissie uit om met een lijst te komen van agentschappen die zij zal gaan beoordelen, inclusief een gedetailleerd tijdschema voor deze procedure en een gedetailleerde uitleg van de criteria op basis waarvan de agentschappen worden geselecteerd, en om ieder jaar uiterlijk tijdens de onderhandelingen in oktober de resultaten in te dienen.

De Commissie dient een lijst op te geven van de agentschappen die al zijn geëvalueerd en een korte samenvatting te geven van de belangrijkste bevindingen van deze analyses, zodat de begrotingsautoriteit een duidelijk en uitgebreid beeld krijgt van de al uitgevoerde evaluaties.

Zij wijzen er ook op dat in de hierboven al genoemde gezamenlijke verklaring van 18 april 2007 de Commissie werd verzocht om tegelijkertijd met ieder VOB een werkdocument in te dienen waarin alle agentschappen van de Gemeenschap worden behandeld.

Om dit te bewerkstelligen wordt de gedecentraliseerde agentschappen verzocht om jaarlijks gedetailleerde gegevens te verstrekken als bijlage bij hun ontwerpramingen voor het komende begrotingsjaar. Tot deze gegevens behoren een herziening van hun personeelsbeleidsplan, met gegevens over het aantal vaste en tijdelijke functionarissen vermeld in de personeelsformatie en het aantal externe personeelsleden (contractanten) voor de jaren n-1, n en n+1; het werkprogramma van het agentschap en gegevens over de inhoud van hun begroting waarin titels 1 en 2 gedetailleerd worden weergegeven.

Zij dienen ook ramingen en indicatoren op te geven zoals de huur of geschatte waarde van gebouwen, de personeelsstand en voorrechten die de lidstaten aan de agentschappen hebben toegekend.

Bovendien dienen de agentschappen uiterlijk tegen het einde van maart in jaar n een schatting te geven van de exploitatieoverschotten vanaf jaar n-1, die later, in jaar n, dienen terug te vloeien naar de begroting van de Gemeenschap opdat de gegevens die al bekend zijn over het overschot van jaar n-2, kunnen worden gecontroleerd.

Het Europees Parlement en de Raad nodigen de Commissie uit om te beginnen met het verzamelen van de hierboven vermelde gegevens en deze tijdig voor ieder VOB in te dienen en om de ontbrekende gegevens voor dit jaar te verzamelen.”

5.      Uitvoerende agentschappen

“Het Europees Parlement en de Raad verwelkomen ieder initiatief dat kan leiden tot verbetering van de methodes die de Europese Commissie toepast om het beleid en de programma’s van de EU te implementeren.

De oprichting van uitvoerende agentschappen zou een bijdrage kunnen leveren aan een dergelijke verbetering, maar alleen als tijdens dit proces de beginselen van verstandig financieel beheer en volledige transparantie volledig worden gerespecteerd. Dit houdt in dat dergelijke agentschappen nu niet en in de toekomst niet tot een toename van hun aandeel in de administratieve kosten mogen leiden. Derhalve dient het beginsel van het bevriezen van de ambten, zoals is vastgelegd in Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad van 19 december 2002, ten gevolge van een dergelijke reorganisatie van taken streng te worden nageleefd. Ieder voorstel voor de oprichting van een nieuw uitvoerend agentschap dient te zijn gebaseerd op een uitgebreide kosten-batenanalyse. In het voorstel dienen tevens de verantwoordelijkheid en verantwoording duidelijk te worden afgebakend.

De begrotingsautoriteit dient in het bezit te zijn van alle vereiste gegevens opdat zij zowel nu als in de toekomst de implementatie van dit beginsel nauwlettend kan controleren. In het specifieke financiële memorandum voor het uitvoerend agentschap dienen de volgende gegevens te staan:

a.      de middelen op het gebied van kredieten en personeel, die nodig zijn voor de werkzaamheden van het uitvoerend agentschap, met hierin een onderverdeling van de uitgaven voor personeel (vaste en tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten) en andere administratieve uitgaven;

b.      de geplande detachering van functionarissen van de Commissie naar het uitvoerend agentschap;

c.      de administratieve middelen die door de overheveling van taken van Commissiediensten naar het uitvoerend agentschap en de overplaatsing van personeel vrijkomen; met name het aantal functionarissen (inclusief extern personeel) dat vanuit de Commissie een relevante taak toebedeeld heeft gekregen, het aantal functionarissen hiervan dat wordt overgeplaatst naar het nieuwe of uitgebreide agentschap, het aantal ambten binnen de Commissie dat ten gevolge hiervan wordt bevroren en het aantal functionarissen van de Commissie waarvan wordt voorgesteld een andere taak te gaan uitoefenen;

d.      de hieruit voortvloeiende herschikking binnen de personeelsformatie van de Commissie;

e.      de voordelen van de delegatie van uitvoeringstaken aan een uitvoerend agentschap tegenover rechtstreeks beheer door de Commissiediensten: iedere vergelijking tussen een scenario volgens ‘direct beheer door de Commissiediensten’ en een scenario volgens een ‘uitvoerend agentschap’ dient te gebeuren op basis van de middelen die bij de implementatie van een of meer bestaande programma’s in zijn (hun) huidige vorm worden gebruikt, zodat een doordachte en op feiten gebaseerde basis wordt gelegd voor de vergelijking; in geval van nieuwe of uit te breiden programma’s zal ook rekening worden gehouden met de ontwikkeling van de hieraan gerelateerde financiële begroting die door het agentschap dient te worden beheerd;

f.       een ontwerppersoneelsformatie per rang en categorie alsmede een goed gefundeerde schatting van het aantal contractanten dat is gepland en in de voorlopige begroting is opgenomen;

g.      een duidelijke opsomming van alle actoren die betrokken zijn bij het implementatieprogramma, met inbegrip van het resterende deel van de begroting voor het operationele programma waarvan de implementatie onder hun verantwoordelijkheid valt (Commissie, uitvoerende agentschappen, overige kantoren die technische ondersteuning leveren, lidstaten, nationale organen, enz.)

Het Europees Parlement en de Raad roepen de Commissie op om alvorens een besluit te nemen over de oprichting van een nieuw agentschap of de uitbreiding van de verantwoordelijkheden van een bestaand agentschap, eerst volledige en gedetailleerde gegevens over de bezettingsgraad en bevoegdheden van het personeel te verschaffen, opdat de begrotingscommissie kan beoordelen of de administratieve uitgaven voor het implementeren van een programma ook daadwerkelijk niet zijn gestegen.

Er wordt op gewezen dat de eindbeslissing over personeelskwesties nog steeds door de begrotingsautoriteit wordt genomen.”

De verklaring van de Commissie over de bestemmingsontvangsten

“De Commissie wijst erop dat terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen een vitaal onderdeel is van verstandig financieel beheer; met als uitgangspunt een volledige implementatie van de programma’s waarover binnen het meerjarig financieel kader wordt besloten, dient ook met deze bedragen rekening te worden gehouden.

Bovendien is de Commissie van mening dat het niet mogelijk is de begrotingsautoriteit vooruitzichten te verstrekken van bestemmingsontvangsten die niet al in het voorontwerp van begroting staan vermeld.”

TOELICHTING

Over een begroting die leidt tot resultaten

1.  Dit werkdocument is het eerste in een reeks documenten die de algemeen rapporteur zal opstellen in de aanloop naar de begroting 2008.

2.  Bij de begrotingsonderhandelingen in de tweede helft van dit jaar zal het Europees Parlement bij de Commissie en de Raad het meeste bereiken als het kan onderhandelen op basis van gemeenschappelijke doelstellingen waarover brede consensus bestaat. Uw rapporteur is dan ook voornemens regelmatig overleg te plegen met de leden van het Parlement, de gespecialiseerde commissies en in het bijzonder zijn collega's van de Begrotingscommissie, zodat het Parlement stevig in zijn schoenen staat bij de onderhandelingen over de begroting van 2008.

3.  Uw rapporteur wijst erop dat voor dit werkdocument dankbaar gebruik is gemaakt van de discussie en de standpunten die tot uiting kwamen tijdens de eerste gedachtewisseling over prioriteiten voor de begroting 2008 in de Begrotingscommissie op 23 januari 2007.

4.  Dit werkdocument bestaat uit drie delen. In het eerste deel behandelt de rapporteur zijn voorstellen voor een begroting die tot resultaten leidt. In het tweede deel wordt ingegaan op de beginstadia van de jaarlijkse begrotingsprocedure en kwesties die te maken hebben met de structuur van de EU-begroting en het personeelsbeleid. Het derde deel tenslotte gaat over beleidsprioriteiten.

5.  De werkzaamheden ter voorbereiding van de begroting 2008 vinden natuurlijk niet plaats in het luchtledige. Op het politieke vlak wordt in 2007 het feit gevierd dat vijftig jaar geleden het Verdrag van Rome werd ondertekend en zal opnieuw worden getracht vooruitgang te boeken ten aanzien van het Grondwetsverdrag. De globalisering met alle kansen en uitdagingen van dien - op het gebied van economie, maatschappij en milieu - lijkt onverminderd door te zetten en kwesties als de continuïteit van de energievoorziening, klimaatverandering en migratie staan steeds meer in de belangstelling.

6.  Wat betreft de financiering van de Europese Unie is 2007 het eerste jaar van het meerjarig financieel kader (MFK) 2007 - 2013. De begroting van 2008 wordt dus de tweede begroting waarover overeenstemming bereikt moet worden binnen de grenzen van de plafonds die zijn vastgesteld in bijlage 1 van het Interinstitutionele akkoord (IIA) van 17 mei 2006 (bijlage 1 van dit werkdocument). Het jaar 2008 is het voorlaatste jaar van de zesde zittingsperiode van het Parlement en ook van de Commissie Barroso. De opstelling van de begroting van 2008 vindt dus plaats in de context van de werkzaamheden ter herziening van de financiële vooruitzichten, zowel ten aanzien van de inkomsten als van de uitgaven. Als uitgangspunt voor de begroting van 2008 dient de begroting van 2007. Uw rapporteur herinnert aan het werk dat de permanente rapporteurs inzake de financiële vooruitzichten en de eigen middelen en de algemene rapporteur voor 2007 hebben verricht en wijst erop dat bijlage 2 van dit werkdocument een samenvatting van de begrotingsprocedure 2007 per rubriek van het MFK bevat. Deze cijfers vormen de achtergrond waartegen de werkzaamheden ter voorbereiding van de begroting van 2008 zich afspelen.

I. Een begroting die tot resultaten leidt

7.  De algemeen rapporteur voor 2008 stelt voor de begroting van 2008 een "begroting die tot resultaten leidt" te noemen. De algemene aanpak die uw rapporteur de commissie voorstelt stoelt direct op de aanpak van de algemeen rapporteur voor 2007. Een "begroting die tot resultaten leidt" betekent dat wat uiteindelijk met het beleid wordt bereikt doorslaggevend is. De begrotingsautoriteit moet er in de eerste plaats voor zorgen dat een beleid wordt gevoerd dat beantwoordt aan de beleidsdoelen waarvoor het was vastgesteld. Een voorbeeld:

· Brengt het Europese beleid werkelijk verbetering in het leven van de burgers?

· Leidt het Europese beleid op het gebied van onderwijs en opleiding tot een beter begrip van de Europese cultuur en waarden en verbetert het de vaardigheden van jonge mensen op zodanige wijze dat het concurrentievermogen van de EU in de moderne, geglobaliseerde economie toeneemt?

· Leidt de steun voor onderzoek en ontwikkeling tot modernisering en meer efficiency van Europese bedrijven, wat bijvoorbeeld kan blijken uit meer octrooiaanvragen van ondernemingen in de EU?

· Verhoogt het regionaal beleid het BBP per hoofd in de minst ontwikkelde regio's van de EU?

· Voldoet de EU op een efficiënte en evenwichtige wijze aan haar verplichtingen als globale speler?

8.  Om antwoord te kunnen geven op deze vragen zijn harde cijfers nodig die tonen wat met de uitgaven wordt bereikt. Uw rapporteur zal de Commissie verzoeken om de Begrotingscommissie dergelijke gegevens te verstrekken, waaruit blijkt hoe de uitvoering van de beleidsdoelstellingen ten goede komt aan de Europese burgers. Hij wil voortbouwen op de aanpak die werd gehanteerd in de begrotingsprocedure 2007 om met gebruikmaking van studies en data van externe deskundigen te achterhalen of de EU-uitgaven aan hun doel beantwoorden. Dit moet er bovendien toe leiden dat het Parlement er als één helft van de begrotingsautoriteit meer op aandringt dat openbare gelden goed worden besteed. Uw rapporteur wenst daarom dat namens de Begrotingscommissie een aantal studies worden verricht, zodat prioriteiten vastgesteld kunnen worden voor de begrotingsonderhandelingen. Enkele gedachten worden nader uitgewerkt in deel twee van dit werkdocument.

9.  Uw rapporteur wijst op het uitstekende resultaat dat het Parlement heeft weten te bereiken bij de herziening van het Financieel Reglement in 2006. Hij is evenwel van mening dat in bepaalde gevallen nog steeds een veel te legalistische aanpak is gehanteerd bij de uitvoering van het EU-beleid, wat ten koste ging van de doelmatigheid en efficiency. Het juiste evenwicht weten te vinden tussen vertrouwen enerzijds en vaste regels ter voorkoming van ongerechtigheden anderzijds is een van de voornaamste uitdagingen voor een doeltreffend toezicht op de uitvoering van de begroting.

II. Het begrotingsproces en de opzet van de begroting

De jaarlijkse beleidsstrategie

10. De Commissie zal op 22 februari haar jaarlijkse beleidsstrategie voor 2008 voorleggen. Dit verslag is een belangrijk stuk waarin de beleidsdoelstellingen van de Commissie voor 2008 worden uiteengezet. Het voorstel van de Commissie voor de financiering van deze doelstellingen is het voorontwerp van begroting (VOB) 2008, dat waarschijnlijk op 2 mei 2007 aangenomen zal worden. Het is dan ook van het grootste belang dat het Parlement vóór 2 mei een samenhangende lijst van zijn eigen prioriteiten voor het begrotingsjaar 2008 kan voorleggen, zodat de Commissie deze prioriteiten kan opnemen in het VOB voor 2008. Uw rapporteur wil het onderhavige werkdocument en het commentaar van zijn medeleden van de Begrotingscommissie daarom gebruiken voor de opstelling van zijn ontwerpverslag over de jaarlijkse beleidsstrategie voor 2008. De resolutie over de jaarlijkse beleidsstrategie moet dan dienen om de invloed van het Parlement zeker te stellen nog voordat de Commissie het VOB aanneemt.

Activity-based budgeting en activiteitenverklaringen

11. Uw rapporteur is al lange tijd voorstander van een op activiteiten gebaseerde budgettering (activity-based budgeting - ABB), waarbij het erom gaat de financiële en personele middelen in overeenstemming te brengen met de politieke prioriteiten. Hij was een groot voorstander van de invoering van de ABB-aanpak in het budgetteringsysteem van de Commissie, waarbij de middelen worden toegewezen aan "beleidsdomeinen" (ook wel "begrotingstitels" genoemd) die grotendeels samenvallen met het werkterrein van de directoraten-generaal van de Commissie. Zo vallen de uitgaven voor het milieubeleid bijvoorbeeld onder titel 07 "Milieu" van de begroting en behoren zij tot het werkterrein van het Directoraat-generaal milieu van de Commissie. Het ABB-concept heeft er meer in het algemeen toe geleid dat de begrotingsautoriteit meer greep heeft gekregen op de richting van de uitgaven.

12. Uw rapporteur wil er echter op wijzen dat de ABB-aanpak en de rubriekenindeling van de financiële vooruitzichten en de meerjarige kaders (zie bijlage 1) niet makkelijk met elkaar in overeenstemming te brengen zijn. Terwijl de rubrieken van de financiële vooruitzichten een nuttige indeling van de EU-uitgaven voor 2007-2013 over de diverse beleidsdomeinen vormen, kan de overlapping van ABB-begrotingstitels en MFK-uitgavencategorieën tot verwarring leiden. Zo is het beleidsdomein en de begrotingstitel "Milieu" in het VOB 2007 verdeeld over 4 uitgavencategorieën van het MFK (2, 3b, 4 en 5). Uw rapporteur wil onderstrepen dat de begrotingsautoriteit alleen een goede controle op de uitgaven kan uitoefenen als de voorstellen van de Commissie voor de uitgaven duidelijk worden gepresenteerd.

13. De activiteitenverklaringen die elk directoraat-generaal van de Commissie opstelt over de doelstellingen, activiteiten en resultaten van zijn beleid, zijn voor de begrotingsautoriteit van essentieel belang om te kunnen vaststellen in hoeverre de ABB-aanpak werkt. De activiteitenverklaringen worden door elk DG van de Commissie opgesteld en worden opgenomen in het VOB. Uw rapporteur is ervoor dat deze documenten worden opgesteld, maar stelt vast dat zij in het verleden te vaak lange beschrijvingen van processen bevatten en te weinig aandacht besteedden aan het verband tussen de doelstellingen en de resultaten van het beleid. Uw rapporteur wil de activiteitenverklaringen voor 2008 dan ook onder de loep nemen.

Personele middelen

14. Alvorens in te gaan op de beleidsprioriteiten voor 2008, wil uw rapporteur ook wijzen op het belang van de personele middelen. Het Parlement was het met een aantal argumenten van de Commissie om zich te verzetten tegen een drastische reductie van het personeel van de Commissie in de begrotingsprocedure 2007 eens, maar verlangde wel dat de Commissie vóór 30 april 2007 een screening toepast om vast te stellen wat haar werkelijke personeelsbehoeften zijn. Uw rapporteur wacht met belangstelling op de uitslag van deze screening.

15. Een kwestie die verband houdt met de vraag naar de budgettaire opzet van het MFK en de ABB is dat vermoedelijk niet alle administratiekosten van de Commissie zijn inbegrepen in rubriek 5 "administratie". In het kader van het lopende onderzoek van de permanente rapporteur van de Begrotingscommissie naar agentschappen dient in dit voorstadium van de begrotingsprocedure 2008 gewezen te worden op drie specifieke kwesties. Ten eerste lijkt de Commissie steeds meer gebruik te maken van uitvoerende agentschappen om specifieke beleidsonderdelen uit te voeren. Als uitvoerende agentschappen taken verrichten die eerder door een DG van de Commissie werden verricht, dan betekent dit dat ceteris paribus bij dit DG minder personeel nodig is. Dit moet in de activiteitenverklaring bij de begroting 2008 vermeld worden. Ten tweede zijn uitvoerende agentschappen slechts één voorbeeld van de neiging van de Commissie om steeds meer uitvoerende werkzaamheden uit te besteden aan "ad hoc-organen" die niet duidelijk in het financieel reglement worden genoemd. Zo'n vorm van "outsourcing" kan wellicht zorgen voor een efficiëntere uitvoering, maar moet wel transparant zijn voor de begrotingsautoriteit en mag er niet toe leiden dat steeds meer verborgen personeelskosten niet tot uiting komen in rubriek 5 van de begroting. Ten derde is het belangrijk dat daadwerkelijk toezicht wordt gehouden op de uitvoerende taken die worden verricht door agentschappen, uitvoerende agentschappen en alle andere ad hoc-organen, die alle een groter percentage personeel op contractbasis te werk stellen dan de Commissie zelf. Bovendien moet er informatie komen over het personeelsbeleid van deze organen om vast stellen hoeveel toezicht daarop is en te zorgen voor voldoende individuele verantwoordelijkheid voor het personeel dat zij inzetten.

III. Beleidsprioriteiten

16. Uw rapporteur is van oordeel dat de resolutie van het Parlement over de jaarlijkse beleidsstrategie van de Commissie de aangewezen plaats is om de beleidsprioriteiten van het Parlement voor de begroting van 2008 uiteen te zetten. Hij zal niet proberen hier een volledige lijst van die prioriteiten te geven. Wel wil hij overeenkomstig de aanpak van een "begroting die tot resultaten leidt" in de rest van dit werkdocument een aantal gedachten over kernthema's en prioriteiten uiteenzetten. Deze prioriteiten worden aangereikt in de vorm van onderzoeksthema's die de Begrotingscommissie zou kunnen voorleggen aan externe deskundigen. Als deze onderzoeken vóór de zomerpauze worden voorgelegd aan de commissie, dan kunnen zij in het najaar worden ingebracht tijdens de hoofdfasen van de begrotingsprocedure. Het is natuurlijk belangrijk dat deze studies aansluiten bij het werk dat in de gespecialiseerde commissies wordt verricht. De thema's die in deze studies aan de orde komen kunnen tevens ideeën voor proefprojecten en voorbereidende acties opleveren. Bijlage II (D) van het IIA legt het Parlement de verplichting op om midden juni zijn voornemens terzake bekend te maken.

17. Uw rapporteur heeft getracht ook voorstellen van collega's op te nemen, die vooral tijdens de bespreking in de Begrotingscommissie op 23 januari aan de orde zijn gekomen. Verdere discussie met collega's is uiterst welkom.

Beleidsprioriteiten en onderwerpen voor verdere studie

· Het concurrentievermogen van de EU en levenslang leren

18. De hoge levensstandaard van de burgers van de EU vergeleken bij andere delen van de wereld leidt tot relatief hoge kosten voor Europese bedrijven. Dit betekent dat deze bedrijven zich moeten kunnen aanpassen en goed geschoold personeel moeten inzetten om te kunnen concurreren in een geglobaliseerde economie. De Europese economie is dus in sterke mate afhankelijk van de vaardigheden van de Europese bevolking. In sommige van de meest welvarende gebieden van de EU is de dienstensector goed voor 70% van de werkgelegenheid en de algemene tendens bij verdergaande globalisering lijkt een blijvende groei van de dienstensector in Europa te zijn. Als het economische concurrentievermogen van de EU ter sprake wordt gebracht, dan wordt al te vaak gedacht aan de industrie. Het concurrentievermogen van de industrie is belangrijk, maar is maar een deel van het verhaal. Het programma voor levenslang leren is belangrijk om de Europese burgers te helpen hun plaats te vinden in een geglobaliseerde wereld. In de studie zou gekeken kunnen worden naar de, wellicht verwaarloosde, economische toegevoegde waarde van het programma door de nadruk te leggen op de kansen die het programma de betrokkenen kan bieden.

· De EU als globale speler/ beoordeling van de budgettaire gevolgen van de toenemende rol die de EU speelt bij civiele en militaire crisismissies

19. De laatste jaren is de deelname van de EU aan civiele en militaire crisismissies sterk toegenomen. Deze missies kunnen worden bekostigd uit het Stabiliteitsinstrument, de begroting van het GBVB, het Athena-mechanisme of nationale bijdragen.  Ook met het oog op de komende Kosovo-missie moet men in deze studie trachten uit voorgaande missies lering te trekken aangaande de beste en effeciëntste manier om de diverse typen missies te bekostigen. De studie moet ook aandacht besteden aan de mate van parlementair toezicht die bereikt kan worden bij de verschillende wijzen van financiering.  Verder kan in de studie worden uiteengezet welke samenhang er bestaat tussen de financieringsbesluiten en de "levenscyclus" van een missie vanaf de start tot en met de evaluatie achteraf.

· Evaluatie van administratieve hervormingen bij de Europese Commissie

20. In deze studie moet worden onderzocht of de hervormingen van Kinnock erin zijn geslaagd de administratie van de Europese Commissie te stroomlijnen. De studie moet onderzoeken in hoeverre de hervormingen de aanwerving van personeel, de bevordering op basis van verdienste en de procedures van het financiële en personeelsbeheer bij de Commissie hebben verbeterd. De laatste jaren is de activity-based budgeting (ABB) methode ingevoerd om te zorgen voor een betere aansluiting tussen de middelen en de beleidsdoelstellingen van de Commissie. Ook de doelmatigheid van deze maatregelen en eventuele samenhangen tussen de hervormingen van Kinnock en de invoering van ABB moeten in de studie aan de orde komen.

· Een grotere bijdrage van de structuurfondsen aan de verwezenlijking van de Lissabon-doelstellingen

21. De structuurfondsen zijn bestemd voor de financiering van het structuur- en cohesiebeleid in de minst ontwikkelde regio's van de EU en zij worden besteed volgens door de lidstaten ingediende programma's. De Lissabon-doelstellingen bevatten de verplichting om de EU-uitgaven voor onderzoek & ontwikkeling te verhogen tot 3% van het BBP van de EU. Het zevende kaderprogramma voor onderzoek moet bijdragen aan de verwezenlijking van dit doel, maar er is ruimte voor een grotere bijdrage van de bestaande structuurfondsen. Het jaarverslag van de Commissie over de vorderingen bij de verwezenlijking van de Lissabon-doelstellingen van december 2006 laat zien dat de lidstaten op dit gebied meer kunnen doen. Dit geldt wellicht vooral voor de landen die in 2004 en 2007 tot de Unie zijn toegetreden. De studie moet daarom onderzoeken in hoeverre de bestaande structuurfondsen werkelijk bijdragen tot uitbreiding van de O&O capaciteit van de EU en moet maatregelen voorstellen waarmee deze bijdrage verbeterd kan worden.

· Evaluatie van de EU-steun voor controle op de illegale migratie

22. De buitengrenzen van de EU staan permanent onder sterke druk van migranten, vooral de zuidelijke grenzen. De noodzaak om beter toezicht te houden op de buitengrenzen van de Unie is een van de topprioriteiten van het Europees Parlement. In de studie moet dan ook een evaluatie worden gemaakt van de resultaten bij het toezicht op illegale migratie, zodat beoordeeld kan worden of de middelen die zijn toegewezen aan nieuwe instrumenten als het Fonds voor de buitengrenzen, het Europees Vluchtelingenfonds, het Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen en het FRONTEX-agentschap in overeenstemming zijn met de beleidsdoelen daarvan. De studie moet ook onderzoeken of de fondsen en de werkverdeling tussen de verschillende instrumenten optimaal is om de beleidsdoelen te verwezenlijken en lidstaten die geconfronteerd worden met immigratie te ondersteunen.

· Beschikt de EU over de nodige geldmiddelen om haar gemeenschappelijke doelen op het gebied van het energiebeleid en klimaatverandering te verwezenlijken?

23. De Commissie heeft in januari 2007 belangrijke mededelingen over klimaatverandering en een energiebeleid voor Europa ingediend. In deze mededelingen worden ambitieuze doelstellingen vastgesteld voor de duurzaamheid, continuïteit en competitiviteit van de voorziening. Binnen de EU-begroting is, zoals altijd in een begroting, sprake van concurrentie tussen prioriteiten die dingen naar beperkte middelen. Gezien de nadruk die de laatste jaren wordt gelegd op het energiebeleid en klimaatverandering, moet deze studie onderzoeken of de beschikbare geldmiddelen wel voldoende zijn. De studie moet daarom de beschikbare middelen toetsen aan de reële behoeften die de beleidsdoelen impliceren, en voorstellen doen over de wijze hoe eventueel noodzakelijke extra middelen het meest efficiënt en transparant gebruikt kunnen worden.

· Steun voor het multifunctionele karakter van de Europese landbouw

24. Het multifunctionele karakter van de landbouwsector vindt bij de Europese beleidsmakers al lange tijd erkenning. Een van de pijlers van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), plattelandontwikkeling, heeft onder meer als belangrijke doelstelling de duurzaamheid van de Europese landbouwgrond, het landschap en de middelen van bestaan op het platteland te verzekeren. De Europese Unie heeft nu 27 lidstaten en in de toekomst zijn verdere hervormingen van het GLB te verwachten. Deze studie zou daarom kunnen beginnen met een beschrijving van de veranderingen die het beleid voor plattelandsontwikkeling tot dusverre heeft ondergaan. Vervolgens zouden een aantal scenario's op een rij gezet kunnen worden en kan worden onderzocht welke gevolgen nieuwe ontwikkelingen in het beleid voor plattelandsontwikkeling zouden kunnen hebben voor de Europese landbouwsector: wat zouden de gevolgen zijn voor het werk en het inkomen van de landbouwers? wat zou de rol zijn van innovatieve landbouwbedrijven, ook op het gebied van de biotechnologie? zouden deze veranderingen verenigbaar zijn met de internationale verplichtingen die voortvloeien uit de WTO en andere internationale organisaties? Daar het GLB zo'n 40% van de EU-uitgaven voor zijn rekening neemt, zouden veranderingen in het landbouwbeleid belangrijke financiële implicaties hebben. De studie moet daarom ook onderzoeken wat de financiële gevolgen zouden zijn van de opgestelde scenario's.

· Informatie- en communicatiebeleid en "going local"

25. Nu de communicatie via internet steeds meer terrein wint, staat de Europese Unie met haar 27 lidstaten voor aanzienlijke uitdagingen bij de communicatie met de burgers. Een thema dat de laatste jaren steeds meer aandacht heeft gekregen is de noodzaak om de communicatie met de burgers toegankelijker te maken. Dit betekent niet alleen dat de burgers aangesproken moeten worden in hun eigen taal, maar ook in een mediaverband dat Europese thema's kan verbinden met het dagelijks bestaan en de zorgen van mensen in de regio waar zij leven. De Commissie geeft zich veel moeite om de mensen op te zoeken en het Europees Parlement heeft in de begroting van 2007 een proefproject "informatienetwerken" opgenomen, dat ten doel heeft prominente nationale politici, journalisten en opinievormers in contact te brengen met het ambtenarenapparaat in Brussel. In deze studie kan bekeken worden welke lering uit deze inspanningen getrokken kan worden: wat werkt en wat niet? waar zijn meer middelen nodig? hoe moeten deze middelen worden besteed?

BIJLAGE I

FINANCIEEL KADER 2007-2013

 

 

 

 

 

 

 

 

(miljoen EUR - prijzen 2004)

VASTLEGGINGSKREDIETEN

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Totaal
2007-2013

1.            Duurzame groei

51 267

52 415

53 616

54 294

55 368

56 876

58 303

382 139

1a               Concurrentiekracht ter bevordering van groei en werkgelegenheid

8 404

9 097

9 754

10 434

11 295

12 153

12 961

74 098

1b              Cohesie ter bevordering van groei en werkgelegenheid

42 863

43 318

43 862

43 860

44 073

44 723

45 342

308 041

2.            Duurzaam beheer en bescherming van natuurlijke hulpbronnen

54 985

54 322

53 666

53 035

52 400

51 775

51 161

371 344

               Waarvan: landbouw - marktondersteunende maatregelen en rechtstreekse steun

43 120

42 697

42 279

41 864

41 453

41 047

40 645

293 105

3.            Burgerschap, vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid

1 199

1 258

1 380

1 503

1 645

1 797

1 988

10 770

3a.              Vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid

600

690

790

910

1 050

1 200

1 390

6 630

3b.             Burgerschap

599

568

590

593

595

597

598

4 140

4.            De EU als mondiale partner

6 199

6 469

6 739

7 009

7 339

7 679

8 029

49 463

5.            Administratie(1)

6 633

6 818

6 973

7 111

7 255

7 400

7 610

49 800

6.            Compensaties

419

191

190

 

 

 

 

800

TOTAAL VASTLEGGINGSKREDIETEN

120 702

121 473

122 564

122 952

124 007

125 527

127 091

864 316

als percentage van het BNI

1,10%

1,08%

1,07%

1,04%

1,03%

1,02%

1,01%

1,048%

 

 

 

 

 

 

 

 

 

TOTAAL BETALINGSKREDIETEN

116 650

119 620

111 990

118 280

115 860

119 410

118 970

820 780

als percentage van het BNI

1,06%

1,06%

0,97%

1,00%

0,96%

0,97%

0,94%

1,00%

Beschikbare marge

0,18%

0,18%

0,27%

0,24%

0,28%

0,27%

0,30%

0,24%

Maximum eigen middelen in % van het BNI

1,24%

1,24%

1,24%

1,24%

1,24%

1,24%

1,24%

1,24%

 

 

 

 

 

 

 

 

 

(1)       Bij de berekening van de uitgaven voor pensioenen die in het maximum voor deze rubriek zijn opgenomen, is geen rekening gehouden met de bijdragen van het personeel aan de pensioenregeling, tot maximaal 500 miljoen euro tegen prijzen van 2004 voor de periode 2007-2013.

Begrotingsprocedure 2007

Tweede Lezing van het Parlement - 14 december 2006

Meerjarig Financieel Kader - Marges

Cat.

MFK 2007

Tweede lezing Raad

Amendementen Parlement

Tweede lezing Parlement

Marges van het EP

Vastleggingen

Betalingen

Vastleggingen

Betalingen

Vastleggingen

Betalingen

Vastleggingen

Betalingen

Vastleggingen

Betalingen

1

54.405.000.000

0

54.274.887.015

44.137.342.319

80.065.000

724.708.000

54.354.952.015

44.862.050.319

50.047.985

0

1a

8.918.000.000

0

8.788.328.511

6.772.076.511

79.839.000

299.708.000

8.868.167.511

7.071.784.511

49.832.489

0

1b

45.487.000.000

0

45.486.558.504

37.365.265.808

226.000

425.000.000

45.486.784.504

37.790.265.808

215.496

0

Europese Fondsen voor aanpassing aan de globalisering (buiten MFK & marge)

500.000.000

0

 

 

500.000.000

 

 

 

2

58.351.000.000

0

56.240.800.036

54.665.465.736

9.430.000

53.080.000

56.250.230.036

54.718.545.736

2.100.769.964

0

3

1.273.000.000

0

1.149.840.000

1.049.687.652

96.606.000

127.278.000

1.246.446.000

1.176.965.652

26.554.000

0

3a

637.000.000

0

561.695.000

400.145.000

62.138.000

73.538.000

623.833.000

473.683.000

13.167.000

0

3b

636.000.000

0

588.145.000

649.542.652

34.468.000

53.740.000

622.613.000

703.282.652

13.387.000

0

4

6.578.000.000

0

6.401.214.000

7.179.921.578

176.719.000

172.825.154

6.577.933.000

7.352.746.732

67.000

0

Reserve voor noodhulp (buiten MFK & marge*) 

234.527.000

0

 

 

234.527.000

 

 

 

5

7.115.000.000

0

6.849.570.101

6.849.470.101

92.793.929

92.793.929

6.942.364.030

6.942.264.030

172.635.970

0

6

445.000.000

0

444.646.152

444.646.152

0

0

444.646.152

444.646.152

353.848

0

Totaal

128.167.000.000

123.866.000.000

126.095.484.304

114.326.533.538

455.613.929

1.170.685.083

126.551.098.233

115.497.218.621

2.350.428.767

8.368.781.379

Werkdocument over het onderzoeksbeleid van de Europese Unie in het raam van het huidige Meerjarig Financieel Kader

Inleiding

In dit werkdocument worden de financiële middelen geanalyseerd die de Europese Unie ter beschikking stelt voor onderzoek en innovatie, rekening houdend met het feit dat 2007 het eerste uitgavenjaar ís van het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (FMK) 2007-2013 en bijgevolg pas een begin wordt gemaakt met een aantal nieuwe programma's.

Belangrijkste kwesties in verband met de begroting

In het oorspronkelijke Commissievoorstel voor het 7de kaderprogramma voor onderzoek (KP7) was voor de communautaire financiële bijdrage voor de periode 2007-2013 voorzien in een totaalbedrag van 72 726 miljoen EUR. Deze ontwerpbegroting werd door het Europees Parlement in zijn resolutie over beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen in de uitgebreide Unie 2007-2013 (verslag-Böge)[1] krachtig gesteund. Met de goedkeuring van het nieuwe FMK kwam de uiteindelijke begroting aanzienlijk lager te liggen.

Het indicatieve totale maximumbedrag van de communautaire bijdrage aan het KP7 - zonder Euratom - is in het nieuwe FMK 50 521 miljoen EUR[2] voor een periode van 7 jaar vanaf 1 januari 2007[3]. Het totaalbedrag voor onderzoek in verband met Euratom tussen 2007 en 2011 is 2751 miljoen EUR[4]. Ter vergelijking: het vorige kaderprogramma (KP6), dat betrekking had op de periode 2002-2006, had een totale begroting van 17 500 miljoen EUR[5].

De financiering voor het KP7 is verdeeld over diverse beleidsterreinen: Ondernemingen (titel 02), Energie en vervoer (titel 06), Onderzoek (titel 08), Informatiemaatschappij en media (titel 09), Visserij (titel 11), Eigen onderzoek - Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (titel 10).

Het KP7 is verdeeld in 7 specifieke programma's:

Samenwerking (32 413 miljoen EUR voor 2007-2013): dit is het belangrijkste specifieke programma, wat de begroting betreft. Het is bedoeld voor de bevordering van onderzoek op het hoogste niveau. Er zal steun worden verstrekt voor transnationale samenwerking op negen thematische gebieden: gezondheid; voeding, landbouw en visserij, en biotechnologie; informatie- en communicatietechnologieën; nanowetenschappen, nanotechnologieën, materialen en nieuwe productietechnologieën; energie; milieu (inclusief klimaatverandering); vervoer (inclusief luchtvaart); sociaal-economische wetenschappen en geesteswetenschappen; ruimtevaart; en veiligheid.

Ideeën (7510 miljoen EUR voor 2007-2013): doel van dit specifieke programma is de topkwaliteit, dynamiek en creativiteit van het Europese onderzoek te bevorderen en de aantrekkelijkheid van Europa voor de beste onderzoekers, zowel uit Europese als uit derde landen, alsmede voor bedrijfsinvesteringen in onderzoek te verbeteren, door een concurrerend financieringsmechanisme voor heel Europa in te stellen voor door individuele teams uitgevoerd grensverleggend onderzoek.

Mensen (4750 miljoen EUR voor 2007-2013): dit programma is bedoeld om het menselijk potentieel in onderzoek en technologie in Europa te versterken, door de opleiding en loopbaanontwikkeling van onderzoekers te ondersteunen, onder de naam "Marie Curie"-acties, met meer aandacht voor de kernaspecten van vaardigheden en loopbaanontwikkeling en nauwere banden met de nationale systemen.

Capaciteit (4097 miljoen EUR voor 2007-2013): dit specifieke programma is bedoeld om de onderzoeks- en innovatiecapaciteit in heel Europa te versterken

- door het optimaliseren van het gebruik en de ontwikkeling van onderzoeksinfrastructuren;

- door het versterken van de innovatieve capaciteit van het MKB en zijn vermogen om van onderzoek profijt te trekken;

- door het ondersteunen van de ontwikkeling van regionale onderzoeksclusters.

Twee specifieke programma betreffende het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (niet-nucleair: 1751 miljoen EUR voor de periode 2007-2013) en het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (nucleair: 517 miljoen EUR voor de periode 2007-2011):

wat het niet-nucleaire aspect van het werk van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek betreft, situeert de wetenschappelijke en technische ondersteuning die het Centrum het beleid van de Europese Unie biedt zich vooral op de volgende gebieden: voorspoed in een zeer kennisintensieve maatschappij, solidariteit en verantwoord beheer van middelen, veiligheid en vrijheid en Europa als wereldpartner.

Wat nucleaire activiteiten betreft, heeft het werk van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek vooral betrekking op de volgende thema's: beheer van nucleaire afvalstoffen, milieu-impact, nucleaire veiligheid (voorzorg – non-proliferatie) en nucleaire beveiliging.

Wat het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek betreft, wil de rapporteur de Commissie vragen recente informatie over de personeelsbezetting, de taakstelling, lopende projecten die door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek worden uitgevoerd en de relatie met het voorgestelde Europees Technologie-Instituut en de Europese Onderzoeksraad, alsmede het geplande uitvoerend agentschap toe te zenden. Het totale aantal personeelsleden van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek bedraagt op dit ogenblik 1957 (alleen vaste posten). In titel 10 (Eigen onderzoek), een onderdeel van rubriek 1 a, bedragen de kredieten die gepland zijn voor uitgaven in verband met onderzoekspersoneel in 2007 meer dan 167 miljoen EUR. Deze kredieten hebben betrekking op uitgaven voor personeel dat onder het Statuut valt en dat in de goedgekeurde personeelsformatie van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek posten bezet voor de uitvoering van taken waarmee het Centrum is belast.

Euratom (2234 miljoen EUR voor 2007-2011): dit specifieke programma heeft betrekking op de periode 2007-2011, als gevolg van artikel 7 van het Euratomverdrag. Krachtens dit artikel, tweede lid, worden onderzoeksprogramma's opgesteld voor een periode van maximum vijf jaar. Bijgevolg heeft dit programma (net als het hierboven besproken programma betreffende het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek - Euratom) niet dezelfde looptijd als de specifieke programma's van de Commissie.

De Commissie stelt voor dat, tenzij er verzachtende omstandigheden ontstaan, de twee specifieke programma's betreffende Euratom worden vernieuwd voor de periode 2012-2013, volgens de wetgevingsprocedure die van toepassing is.

Het specifieke programma in kwestie heeft betrekking op de volgende twee thematische prioriteiten:

- kernfusie, met inbegrip van ITER, als grote stap op weg naar de ontwikkeling van prototype-

reactoren voor elektriciteitscentrales die veilig, duurzaam, milieuvriendelijk en economisch levensvatbaar zijn;

- kernsplijting en stralingsbescherming, ter bevordering van veilig gebruik en exploitatie van kernsplijting en andere toepassingen van radioactieve straling in de industrie en de geneeskunde.

Een innovatie van het KP7 is de oprichting van de Europese Onderzoeksraad (ERC): het specifieke programma Ideeën zal overeenkomstig de beginselen van wetenschappelijke excellentie, autonomie en efficiëntie door de ERC worden uitgevoerd, die bestaat uit een onafhankelijke wetenschappelijke raad met wetenschappers, ingenieurs en onderzoekers met de beste reputatie, die de Europese onderzoeksgemeenschap vertegenwoordigen en kunnen steunen op een uitvoeringsstructuur die de vorm krijgt van een uitvoerend agentschap overeenkomstig Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad van 19 december 2002 tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma's worden gedelegeerd[6].

Volgens de Commissie zal een ander uitvoerend agentschap worden belast met bepaalde taken die nodig zijn voor de uitvoering van de specifieke programma's van het eigen onderzoek (alle specifieke programma's, behalve de twee die betrekking hebben op het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek).

Het uitvoerend agentschap was al gepland in het VOB 2007. Het EP heeft de desbetreffende begrotingslijn in de begroting 2007 evenwel geschrapt, omdat de Commissie nog niet de nodige documenten had toegezonden (financieel memorandum, kosten-batenanalyse enz.) die overeenkomstig de gedragscode vereist zijn alvorens een nieuw uitvoerend agentschap wordt opgericht.

Afronding van voorgaande kaderprogramma's voor onderzoek (hoofdstuk 08 21)

en nog betaalbaar te stellen verplichtingen (RAL)

De afronding van voorgaande kaderprogramma's (vooral KP5 en KP6) wordt een van de belangrijkste kwesties in 2007.

Programma's van vóór 1999 (artikel 08 21 01)

Betalingskredieten voor de afronding van programma's van vóór 1999

EUR 125 00

Nog betaalbaar te stellen verplichtingen die zijn aangegaan vóór 2006/RAL

EUR 3 210 655

Kredieten die zullen worden vrijgemaakt[7]

EUR 1 034 655

Afronding van het 5de kaderprogramma (1998-2002) artikel 08 21 02

Betalingskredieten voor de afronding van het 5de kaderprogramma

EUR 300 816 000

Nog betaalbaar te stellen verplichtingen die zijn aangegaan vóór 2006/RAL

EUR 1 149 020 246

Afronding van het 6de kaderprogramma (2003-2006) artikel 08 21 03

Betalingskredieten voor de afronding van het 5de kaderprogramma

EUR 1 849 133 000

Nog betaalbaar te stellen verplichtingen die zijn aangegaan vóór 2006/RAL

EUR 5 318 531 763

Bron: Budget 2007

Het Europees Parlement zal de uitvoering van de vorige onderzoeksprogramma's van nabij volgen, rekening houdend met het feit dat de financiering van het huidige KP7 een toename vertoont met 75% ten opzichte van het vorige FMK. Het Europees Parlement behoudt zich ook voor adequate actie te ondernemen in het kader van de begrotingsprocedure 2008.

Regels voor deelname aan de onderzoeksprogramma's

Er is veel gediscussieerd over de behoefte aan meer financiering voor onderzoek. Er zijn evenwel ook voorstellen geformuleerd over manieren om het algemene kosten-batenevenwicht te verbeteren. De Rekenkamer heeft de uitvoering van onderzoeksprogramma's onderzocht en aanbevelingen gedaan over manieren om meer waarde voor het geld te krijgen. De belangrijkste problemen hadden betrekking op de volgende kwesties:

§ de lange duur van de financieringsprocedures in het kader van het huidige kaderprogramma (KP6);

§ het feit dat er tot 263 kalenderdagen verstrijken tussen de ontvangst van documenten door de Commissie en de ondertekening van het contract;

§ het feit dat vaak lange prefinanciering door deelnemers nodig is (moeilijk voor KMO's);

§ het feit dat een vereenvoudiging van de hele procedure nodig is (bijvoorbeeld door de creatie van een geïntegreerde gegevensbank);

§ de noodzaak de administratieve kosten te beperken.

Deze kwesties zijn aangepakt door de input van het EP in de verordeningen tot vaststelling van de regels voor de deelname aan acties, waarop de Begrotingscommissie amendementen voorstelde om het bestaande systeem te verbeteren[8].

Voorts is het EP erin geslaagd de desbetreffende regels in het Financieel Reglement aanzienlijk te verbeteren, rekening houdend met de volgende principes (zie verslag-Gräßle, A6-0057/2006):

§ proportionaliteit van administratief optreden (de vereiste inspanning en het werk die geleverd worden voor de controle moeten proportioneel zijn met de bedragen en de risico's van elk geval);

§ verbetering van de toegang tot subsidies en stroomlijning van de aanvraagprocedures;

§ overeenkomstig het herziene artikel 109, lid 1 van het Financieel Reglement "[gelden met] betrekking tot subsidies (…) het transparantiebeginsel, het beginsel van gelijke behandeling (…)"[9].

Uitvoering van de begroting in 2006

Volgens het Commissieverslag over de uitvoering van de begroting in 2006 (vroegtijdige waarschuwing bij onderbesteding, Budget Forecast Alert System) dat de commissaris presenteerde in de Begrotingscommissie op 21 maart 2007, bedroeg de uitvoering in hoofdstuk 06 06 (Onderzoek in verband met energie en vervoer) ongeveer 80%, met nog 37 miljoen EUR te besteden na een overschrijving van + 13 miljoen EUR. In het verslag wordt geconcludeerd dat de onderbesteding enerzijds verband houdt met de afronding van het 5de kaderprogramma voor onderzoek, waar de uiteindelijke ingediende kosten lager lagen dan verwacht en sommige uitgaven niet voor subsidies in aanmerking bleken te komen; en anderzijds met het 6de kaderprogramma voor onderzoek, waar de ingediende kosten lager lagen dan verwacht en minder voorafbetalingen werden verricht als gevolg van het ontbreken van bankgaranties.

Financiële programmering, bijgewerkt in januari 2007

Om rekening te houden met het voorstel voor de oprichting van een Europees Technologie-Instituut is binnen titel 02 een nieuwe begrotingslijn gecreëerd met een totalbedrag van 308,7 miljoen EUR voor de hele periode 2008-2013.

Wat het 7de kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, alsmede het 7de kaderprogramma van de Europees Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) voor onderzoeks- en opleidingsactiviteiten betreft, is bij de recente bijwerking van de financiële programmering rekening gehouden met het feit dat de wetsakten eindelijk waren goedgekeurd en de definitieve cijfers van de specifieke programma's en subprogramma's als gevolg hiervan aangepast, hoewel de jaarlijkse bedragen voor de kaderprogramma's onveranderd blijven.

Europees Technologie-Instituut (ETI)

Afgelopen najaar diende de Commissie een voorstel in voor een Verordening tot oprichting van het Europees Technologie-Instituut (COM(2006)604), dat op dit ogenblik wordt behandeld in het Europees Parlement en de Raad.

Voorgesteld referentiebedrag is 308 miljoen EUR, voor een periode van 6 jaar vanaf 1 januari 2008 (tot 2013). Daarnaast moet 1,5 miljard EUR komen uit andere EU-programma's (KP7, Kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie, Structuurfondsen enz.) Bovendien komt er 527 miljoen EUR van de lidstaten, de privé-sector en EIB-leningen. Op basis hiervan raamt de Commissie de totale uitgaven voor het ETI en de KIG's (kennis- en innovatiegemeenschappen) op 2,367 miljard EUR (zie bijlage).

De problemen in verband met de financiering hebben betrekking op de volgende kwesties:

§ er was niet expliciet in de financiering voorzien in het FMK 2007-2013. Bijgevolg beperkt het financiële referentiebedrag (308 miljoen EUR) de resterende marge in rubriek 1 a;

§ volgens het voorstel wordt de financiering van het ETI deels weggenomen van bestaande programma's als het KP7, het Kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie en de Structuurfondsen (EFRO, EFO).

Er is ook bezorgdheid dat het ETI overlapt met bestaande structuren in het kader van het KP7, zoals de Europese Onderzoeksraad. De rapporteur wil ook graag de relatie verduidelijken tussen het bestaande Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek en het ETI.

Conclusies

1)  De financiering voor het KP7 is aanzienlijk lager dan oorspronkelijk door de Commissie voorgesteld en door het Europees Parlement geëist. Daarom moet een zo hoog mogelijk percentage van het referentiebedrag gaan naar beleidsfinanciering en moeten de bijkomende huishoudelijke uitgaven, bijvoorbeeld voor uitvoerende agentschappen, worden beperkt tot het minimum dat absoluut noodzakelijk is en dat verantwoord is door een reële verbetering van de uitvoering. De Commissie kan daarom om duidelijke informatie worden verzocht over het precieze totaalbedrag van de huishoudelijke uitgaven die uit het KP7 (rubriek 1 a) worden gefinancierd.

2)  De Begrotingscommissie moet in samenwerking met de Commissie industrie, onderzoek en energie zorgvuldig controleren of de verbeteringen die in het Financieel Reglement zijn aangebracht, volstaan om de uitvoering van het huidige kaderprogramma voor onderzoek te vereenvoudigen en onderzoekers aan te zetten aanvragen voor financiering in te dienen.

3)  Met de recente ontwikkelingen op wetgevingsgebied, zoals het voorstel van de Commissie voor een Europees Technologie-Instituut, is duidelijk geworden dat de financiering voor onderzoek en ontwikkeling die uiteindelijk in rubriek 1 a van het huidige FMK is overeengekomen, niet volstaat, rekening houdend met het feit dat de resterende marge in deze rubriek aanzienlijk is verlaagd als gevolg van de recente actualiseringen van de financiële programmering die door de Commissie zijn gepresenteerd en van nieuwe acties waarin in het FMK niet was voorzien en die uit de resterende marge worden gefinancierd. Dit kan een punt zijn voor de tussentijdse evaluatie (mid-term review) van het FMK.

4)  De rapporteur is van mening dat het hoofddoel van het Europese onderzoeksbeleid is het concurrentievermogen te bevorderen en de samenwerking en het netwerken tussen onderzoeks- en expertisecentra te verbeteren, en zo de efficiëntie te bevorderen. Samenwerking met bedrijven en deelname van KMO's zijn van cruciaal belang. Bevordering van de Europese dimensie van onderzoek is nodig om te kunnen concurreren met derde landen als de Verenigde Staten, waar aanzienlijke bedragen aan onderzoek worden besteed. De EU licht achter op concurrenten op het gebied van toegepast onderzoek (kijk bijvoorbeeld naar het aantal octrooien). De EU-financiering moet een meerwaarde bieden voor onderzoek dat al wordt verricht door de lidstaten (bijvoorbeeld op gebieden waar onderzoek zo duur is dat geen enkele lidstaat het financieel alleen aankan, zoals ITER).

5)  Er zij niet vergeten dat de lidstaten ook onderzoeksactiviteiten financieren en dat de EU-financiering één (belangrijke) bijdrage is tot het algemene doel van de bevordering van onderzoek. Een aanzienlijk deel van de doelstelling van 3% van het BNI zal moeten komen van de lidstaten (de overheidsuitgaven voor O&O in de lidstaten van de EU-25 bedroegen in 2003 gemiddeld 0,81% van het BBP, waarvan 0,76% uit nationale bronnen en 0,05% van de EU). Bijgevolg kunnen de Europese onderzoeksprogramma's, met een uiteindelijk bedrag (48 081 miljoen EUR) dat ver onder het Commissie voorstel blijft (Prodipakket – 68 011 miljoen EUR), maar een deel zijn van de oplossing, maar zij moeten niettemin een belangrijke rol spelen in het kader van het streven om de Lissabondoelstellingen te halen.

BIJLAGE

EUROPEES TECHNOLOGIE-INSTITUUT

MIDDELEN (overeenkomstig het memorandum in het Commissievoorstel)

Financiële kosten van en middelen voor de doelstellingen van het voorstel (scenario met zes KIG in 2013)

Kosten

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Totaal

Bestuursstructuur van het EIT

2.900

5.800

8.700

8.700

8.700

8.700

43.500

Kennis- en innovatiegemeenschappen

0,000

0,000

220,800

303,600

441,600

662,400

1 628,400

Beurzen voor masterstudenten en PhD-kandidaten

0,000

0,000

5,600

20,600

45,200

73,800

145,200

Vergroten van de capaciteit voor innovatie / onderzoek / onderwijs

0,000

0,000

100,000

150,000

150,000

150,000

550,000

Totale kosten

2,900

5,800

335,100

482,900

645,500

894,900

2 367,100

Middelen

 

 

 

 

 

 

 

Lokale overheid en lidstaten, ondernemingen, EIB-leningen, risicokapitaal (rechtstreeks aan de KIG of rechtstreeks aan het ETI, afhankelijk van de bron)

0,000

0,000

47,080

113,040

133,740

233,100

526,960

Gemeenschapsbegroting (programma’s: KP7, concurrentievermogen en innovatie, een leven lang leren, structuurfondsen: EFRO, ESF) (rechtstreeks aan de KIG's)[10]

 

 

238,020

309,860

436,760

546,800

1 531,440

Gemeenschapsbegroting (niet toegewezen marge, subrubriek 1A) (rechtstreeks aan het ETI)

2,900

5,800

50,000

60,000

75,000

115,000

308,700

Totale middelen

2,900

5,800

335,100

482,900

645,500

894,900

2 367,100

Werkdocument over vrijheid, veiligheid en justitie - Rubriek 3A

Sinds het begin van het financiële tijdvak 2007 - 2013 heeft "Binnenlandse zaken" voor het eerst een eigen subrubriek ("Vrijheid, veiligheid en justitie"), nl. subrubriek 3A. Uit het feit dat de bedragen voor "Justitie, vrijheid en veiligheid" voor het eerst zijn "gereserveerd" in een specifieke subrubriek van het meerjarig financieel kader (MFK) blijkt de prioriteit die hieraan wordt gegeven in vergelijking met het tijdvak 2000 - 2006. Een en ander waarborgt een betere zichtbaarheid en een stabiele financiële basis voor het beleid terzake, aangezien de Commissie het budget hiervoor nu niet zo gemakkelijk meer naar andere beleidsterreinen kan verschuiven.

Er moet nogmaals op worden gewezen dat de tijdens de begrotingsprocedure 2007 in werkdocument 10 gesignaleerde terminologische verwarring nog steeds niet is verholpen. De portefeuille van het verantwoordelijke Commissielid, vice-voorzitter Franco Frattini, heet "Vrijheid, veiligheid en justitie"[11], terwijl het desbetreffende directoraat-generaal "Justitie, vrijheid en veiligheid"[12] heet (is gelijk aan het voormalige DG dat tot augustus 2004 "Justitie en binnenlandse zaken" heette).

Titel 18 in de begroting heet echter opnieuw "Vrijheid, veiligheid en justitie" (uitgevoerd door bovengenoemd directoraat-generaal, afgekort "JSL")[13].

II. Overzicht van de programma's

De operationele uitgaven in rubriek 3A "Vrijheid, veiligheid en justitie" van het MFK bedragen 600 miljoen euro (637 miljoen euro in lopende prijzen) in 2007 en 690 miljoen euro (747 miljoen euro in lopende prijzen) in 2008. De door het Europees Parlement goedgekeurde begroting 2007 van DG JLS bedraagt ongeveer 612,2 miljoen euro. De begroting omvat zeven operationele hoofdstukken (tabel 1):

Tabel 1: Operationele en administratieve uitgaven (EUR)

Tabel 1: Operationele en administratieve uitgaven (EUR)

Operationele uitgaven

Programma's

Begroting 2007 V.K.

Begroting 2007

B.K.

18 02

Solidariteit - Buitengrenzen, visumbeleid en vrij verkeer van personen

238 200 000

151 200 000

18 03

Migratiestromen - Gemeenschappelijk immigratie- en asielbeleid

149 030 000

135 605 000

18 04

Grondrechten en burgerschap

33 476 000

33 576 000

18 05

Veiligheid en bescherming van vrijheden

61 946 000

48 046 000

18 06

Justitie in strafrechtelijke en burgerlijke zaken

58 294 000

39 594 000

18 07

Drugspreventie en -voorlichting

14 851 060

12 851 060

18 08

Beleidsstrategie en coördinatie

5 400 000

6 200 000

Totale operationele uitgaven

561 197 060

427 072 060

Administratieve uitgaven [14]

51 021 005

51 021 005

Totaal

612 218 065

478 093 065

In de begroting 2007 zijn drie nieuwe kaderprogramma's op het gebied van vrijheid, veiligheid en justitie opgevoerd, te weten: "Grondrechten en justitie", "Solidariteit en beheer van de migratiestromen" en "Veiligheid en bescherming van de vrijheden"[15].

De situatie met betrekking tot de desbetreffende rechtsbesluiten is per eind maart 2007 als volgt:

· "Grondrechten en justitie": eerste lezing EP op 6 september en 14 december 2006. Gemeenschappelijk standpunt van de Raad alleen over het subprogramma"Daphne III" op 12 maart 2007, in afwachting van de overige gemeenschappelijke standpunten.

· "Solidariteit en beheer van de migratiestromen": eerste lezing EP op 14 december 2006, sindsdien in afwachting van de gemeenschappelijke standpunten van de Raad, waarvan het subprogramma "Europees vluchtelingenfonds" niet als vertraagd kan worden beschouwd aangezien het slechts de periode 2008 - 2013 bestrijkt.

· "Veiligheid en bescherming van de vrijheden": Hoewel het EP zijn standpunten op 14 december 2006 heeft vastgesteld, heeft de Raad de uiteindelijke besluiten pas op 14 februari 2007 goedgekeurd.

Aangezien het grootste deel van de desbetreffende rechtsgrondslagen nog niet definitief is vastgesteld en artikel 49 van het Financieel Reglement[16] bepaalt dat de kredieten eerst voor een actie van de Gemeenschap of de Europese Unie kunnen worden besteed nadat een basisbesluit is vastgesteld, kunnen deze programma's als "vertraagd" worden beschouwd. Kennelijk probeert de Commissie de situatie recht te zetten door "backloading" (hoewel zij spreekt van "verdere vervroegde besteding in 2009 en 2010") wanneer zij op blz. 24 (punt 3.2.3.) van het JPS-document[17] stelt dat de extra kredieten voor FRONTEX en EUROJUST worden verkregen door de bedragen van de programma's die later van start gaan, "aan te passen".

III. De nieuwe gedetailleerde programma's overeenkomstig de nieuwe financiële programmering van de Commissie

Ter nakoming van haar verplichtingen in het kader van het IIA heeft de Commissie in januari 2007 een uitvoerig document gepresenteerd waarin een overzicht wordt gegeven van de recente ontwikkelingen binnen elke uitgavenrubriek van het MFK met als doel te zorgen voor coherentie van het wetgevingsproces en de overeengekomen uitgavenplafonds, waarbij bijvoorbeeld rekening wordt gehouden met de goedkeuring van nieuwe rechtsgrondslagen of van de werkelijke bedragen die in de onlangs goedgekeurde begroting (2007) zijn overeengekomen.

De nieuwe details voor de wetgevingskredieten van de programma's onder rubriek 3A luiden nu als volgt[18] (tabel 2):

RUBRIEK 3A- VRIJHEID, VEILIGHEID EN JUSTITIE

periode

totale kredieten gedurende deze periode

BUDG 2007 + PADB 1

Fin.

Prog.

2008

 Fin.

Prog.

2009

 Fin.

Prog.

2010

Fin.

Prog.

2011

 Fin.

Prog.

2012

Fin.

Prog.

2013

Raadpleging

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Integratie van onderdanen van der landen

(07-13)

825,0

65,0

78,0

98,0

106,0

132,0

163,0

183,0

Grondrechten

(07-13)

96,5

10,9

12,3

13,4

14,1

14,1

15,7

16,0

Strafrecht

(07-13)

199,0

29,5

30,3

30,6

26,5

26,9

27,4

28,0

Terrorisme

(07-13)

139,4

12,8

15,4

18,0

20,5

23,4

23,7

25,6

Criminaliteit

(07-13)

605,6

45,2

51,6

73,0

86,5

109,6

118,3

121,4

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Medebeslissing

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Europees vluchtelingenfonds

(05-07)

176,4

78,3

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Europees vluchtelingenfonds

(08-13)

628,0

0,0

82,0

98,0

98,0

110,0

110,0

130,0

Europees terugkeerfonds

(08-13)

676,0

0,0

56,0

67,0

83,0

114,0

163,0

193,0

Buitengrenzenfonds

(07-13)

1.820,0

170,3

155,0

186,0

208,0

254,0

350,0

496,7

Daphne

(07-13)

116,9

14,2

14,7

16,1

17,6

18,0

17,9

18,4

Civiel recht

(07-13)

109,3

14,4

14,7

14,9

15,8

16,0

16,5

17,1

Drugspreventie en -voorlichting

(07-13)

21,4

3,1

3,1

3,1

3,1

3,1

3,1

3,1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

RUBRIEK 3A

 

 

443,6

513,0

618,0

679,0

821,0

1.008,5

1.232,2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Andere uitgaven

 

 

180,2

201,2

212,4

298,1

324,5

326,4

320,5

Totaal Rubriek 3a

 

 

623,8

714,2

830,4

977,1

1.145,5

1.334,9

1.552,7

Plafond financieel kader

(in lopende prijzen)

 

 

637,0

747,0

872,0

1.025,0

1.206,0

1.406,0

1.661,0

Marge

 

 

13,2

32,8

41,6

47,9

60,5

71,1

108,3

De belangrijkste verandering die ook in het JBS tot uiting komt, betreft het Buitengrenzenfonds (begrotingslijn 18 02 06), waar de beschikbare kredieten met 15,3 miljoen euro zijn verhoogd in vergelijking met de oorspronkelijke financiële programmering.

IV. Agentschappen

Momenteel zijn er zes agentschappen werkzaam in het kader van het beleidsterrein van titel 18 (tabel 3):

Tabel 3: Agentschappen onder rubriek 3A (miljoen EUR)

 

FINANCIËLE PROGRAMMERING

Plaats

BUDG +PADB1

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

TOTAAL

07 - 13

18 02 03

Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen

Warschau

33,980

27,100

33,100

35,000

52,000

52,000

52,000

285,180

18 04 05

Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten

Wenen

14,000

15,000

17,000

20,000

20,000

22,000

22,000

130,000

18 05 02

Europol

0,000

0,000

0,000

82,000

83,000

84,000

85,000

334,000

18 05 05

Europese Politieacademie

Bramshill

7,439

8,700

8,800

9,000

9,200

9,400

9,400

61,939

18 06 04

Eurojust

Den Haag

18,414

17,500

18,000

19,000

19,500

20,500

20,500

133,414

18 07 01

Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving

Lissabon

13,000

13,200

13,400

13,600

14,000

14,400

14,400

96,000

TOTAAL

 

86,833

81,500

90,300

178,600

197,700

202,300

203,300

1040,533

Wat FRONTEX betreft is de rapporteur van mening dat de verhoging van 15,3 miljoen euro in 2007 in vergelijking met 2006 terecht is. Hij zou er echter op willen wijzen dat een verder extra bedrag van 10,9 miljoen in 2008, zoals aangekondigd door de Commissie in het JBS-document (punt 3.2.3., blz. 24) zou neerkomen op een verlaging van het programma "Solidariteit en beheer van de migratiestromen" (medebeslissing). Bovendien zou deze "backloading" van dit programma tot gevolg hebben dat de marge aan het einde van de programmeringsperiode aanzienlijk zou zijn gedaald. Er moet dan ook worden nagegaan of de begunstigde in feite überhaupt om extra kredieten verzoekt.

Hetzelfde geldt voor EUROJUST, een agentschap dat goed werk verricht. Maar is het niet te gemakkelijk om met extra geld op genereuze wijze een agentschap op te richten en de hoop uit te spreken dat "voor de totstandbrenging van een justitiële ruimte in strafrechtelijke en burgerrechtelijke zaken van 2008 tot 2013 2,5 miljoen euro extra wordt uitgetrokken voor EUROJUST"[19]? Ten eerste zijn de taken van EUROJUST alleen gericht op strafrechtelijke zaken en niet op burgerrechtelijke zaken. In de tweede plaats bestaat er op het gebied van een justitiële ruimte in burgerrechtelijke zaken een uitstekend langetermijninitiatief van de Commissie, dat wordt gesteund door universitaire docenten, belanghebbenden en het Europees Parlement, om een Europese gedragslijn of zelfs een volledig Europees burgerlijk wetboek tot stand te brengen[20]. Zouden er geen betere resultaten worden bereikt door dergelijke inspanningen van professionals buiten de institutionele sfeer te steunen in plaats van elk begrotingsjaar de jaarlijkse cheque voor een communautaire instantie te verhogen?

De rapporteur verzoekt de Commissie na te gaan of men op de goede weg is met het oplossen van de in het verleden gerezen problemen in verband met het beheer van het "nieuwe" bureau van de EU voor de grondrechten (de opvolger van het Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat[21]).

Er zij op gewezen dat de kredieten voor Europol (82 miljoen euro vanaf 2010) afhankelijk zijn van de oprichting van dit orgaan als agentschap van de Europese Unie als de wettelijke opvolger van de Europese Politiedienst (opgericht bij de Europol-overeenkomst). Dit is door de Commissie voorgesteld[22], maar deze kwestie wordt momenteel in de Raad besproken. In dit verband moet erop worden gewezen dat artikel 47 van het Interinstitutioneel Akkoord over de begrotingsdiscipline en een gezond financieel beheer[23] voorziet in een beoordeling door de Commissie van de budgettaire gevolgen voor rubriek 3A tijdens het proces tot oprichting van Europol als agentschap van de Europese Unie.

In overeenstemming met het streven van de rapporteur om te komen tot een op resultaten gebaseerde begroting onderschrijft hij volledig de recente conclusie van de Begrotingscommissie van de Raad[24] dat het van belang is de kredieten voor de gedecentraliseerde agentschappen strak in de hand te houden teneinde besparingen door te voeren op basis van realistische kredieten die reële behoeften weerspiegelen, en overbudgettering te voorkomen. Genoemde commissie heeft de Commissie tevens verzocht om samen met het VOB een beknopt, doch volledig begrotingsoverzicht van alle gedecentraliseerde agentschappen voor te leggen.

V. Proefprojecten en voorbereidende acties

Er zijn geen proefprojecten of voorbereidende acties onder Rubriek 3A in de begroting 2007. De volgende proefprojecten en voorbereidende acties zijn in 2006 afgerond:

Rubriek

Begrotingslijn

18 03 05

Europese Waarnemingspost voor migratie

18 03 06

Voltooiing van de integratie van onderdanen van derde landen

18 03 08

Voltooiing van het terugkeerbeleid in verband met migratie

18 04 03

Voltooiing van het programma voor onderzoek en evaluatie inzake de eerbiediging van de grondrechten

18 04 04

Voltooiing van de voorbereidende actie ter ondersteuning van het maatschappelijk middenveld in de nieuwe lidstaten van de EU

18 05 01 03

Voltooiing van het uitwisselingsprogramma voor gerechtelijke instanties

18 05 04

Voltooiing van voorbereidende acties ten behoeve van de slachtoffers van terrorisme

18 05 06

Voltooiing terrorismebestrijding

Wat de vastleggingskredieten betreft, hebben alle desbetreffende begrotingslijnen een pm-vermelding gekregen. Bij de betalingskredieten moet nog steeds een totaalbedrag van 37,75 miljoen euro in 2007 worden uitbetaald.

In dit verband moet worden vermeld dat de rapporteur heeft voorgesteld Directoraat D van DG IPOL een interne studie te laten opstellen over de beoordeling van EU-kredieten voor migratiemonitoring om de financiële middelen voor de nieuwe instrumenten zoals het Buitengrenzenfonds, het Europees Vluchtelingenfonds, het Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen en een bureau FRONTEX te vergelijken met hun doelstellingen en beleidsdoelen. De middelen en de verdeling ervan tussen de verschillende instrumenten moet worden beoordeeld alsook de vraag of hiermee de best mogelijke resultaten kunnen worden geboekt en steun kan worden verleend aan lidstaten die worden geconfronteerd met immigratie.

De buitengrenzen van de EU zijn onderworpen aan een aanzienlijke migratiedruk die permanent van aard is. De noodzaak van betere controle op de buitengrenzen van de EU is een van de topprioriteiten. Daarom heeft het EP op de begroting 2007 op initiatief van de Commissie burgerlijke vrijheden een bedrag van 15 miljoen euro goedgekeurd voor de voorbereidende actie "Migratiebeheer - Solidariteit in actie" (titel 18 03 12). Het doel is de toestroom in te dammen, maar ook om wanhopige immigranten een waardige ontvangst te bieden. Het kaderprogramma "Solidariteit" is volledig operationeel. In sommige gevallen zijn er al EU-kredieten beschikbaar gesteld (in 2005 en 2006 bijvoorbeeld de "specifieke (urgente) acties" in het kader van het ARGO-programma). Het is een van de topprioriteiten van de rapporteur om de uitvoering van deze voorbereidende actie door de Commissie nauwlettend te volgen.

VI. Andere opmerkingen

1. SIS II en VIS

In de begroting 2007 is een bedrag van 20 miljoen euro opgenomen voor het "Schengen-informatiesysteem" (SIS II)[25] (begrotingslijn 18 02 04) en een bedrag van 48 miljoen euro voor het "Visa-informatiesysteem (VIS)"[26] (begrotingslijn 18 02 05). SIS II komt in wezen neer op een grote computer in Straatsburg waarmee de lidstaten gezochte personen en objecten kunnen opsporen na de afschaffing van de controles aan de binnengrenzen. VIS is eveneens een database, die de uitwisseling van gegevens in verband met het gemeenschappelijk visumbeleid en de consulaire samenwerking tussen de lidstaten inzake toelatingsaanvragen moet faciliteren om bedreigingen voor de binnenlandse veiligheid van lidstaten te vermijden, te voorkomen dat de gestelde eisen voor aanvragen worden omzeild, de bestrijding van fraude te bevorderen en bij te dragen aan de opsporing en terugzending van illegale immigranten.

Aangezien er geen details beschikbaar zijn wat betreft het contract tussen de Commissie en de voor het systeembeheer verantwoordelijke lidstaat is een bedrag van 5 miljoen euro voor SIS II in de reserve opgenomen.

Overeenkomstig de voorwaarden zal een bedrag van 1 miljoen euro uit de reserve worden vrijgemaakt wanneer de rechtsgrondslag die de interoperabiliteit van SIS II en VIS mogelijk maakt is goedgekeurd, alsook een bedrag van 4 miljoen euro wanneer het Parlement in kennis is gesteld van de details van het contract en de werkelijke kosten voor de voor het systeembeheer verantwoordelijke lidstaat.

Voor VIS is zelfs een bedrag van 16 miljoen euro in de reserve opgenomen met het oog op het ontbreken van bijzonderheden over de regelingen inzake het VIS-beheer. Overeenkomstig de voorwaarden zullen deze kredieten per geval worden vrijgemaakt, wanneer passende rechtsgrondslagen zijn goedgekeurd en het Parlement naar behoren is geïnformeerd over de regelingen inzake het VIS-beheer.

De rapporteur stelt vast dat de lidstaten kennelijk nog niet bereid zijn om deze beleidsvormen te communautariseren.

2. Civiele bescherming

De rapporteur wenst de bijzonderheden te onderzoeken van het kennelijk nieuw initiatief van de Commissie dat wordt genoemd in de jaarlijkse beleidsstrategie[27] (JBS) en dat bestaat uit de versterking van het mechanisme voor civiele bescherming van de EU en de ontwikkeling van een geïntegreerde strategie voor rampenpreventie. Aangezien civiele bescherming een "binnenlandse zaken"-dimensie kan hebben, moet het in het kader van het document worden genoemd.

VIII. Conclusies

De rapporteur is van mening dat de mogelijke follow-up van de begroting 2008 als volgt zou kunnen luiden:

1.  De begrotingsautoriteit is zich bewust van de vertraging bij de nieuwe generatie kaderprogramma's en van de eventuele risico's van een dergelijke vertraging voor de uitvoering. Hierop moet in de begrotingsprocedure 2008 nauwlettend worden toegezien.

2.  "Back-loading" van bepaalde programma's kan tot problemen leiden, zoals
wordt gesteld in de paragrafen 18 en 22 van de resolutie van het Europees Parlement over de jaarlijkse beleidsstrategie van de Commissie voor de begrotingsprocedure 2008, waarin het Parlement uiting geeft aan zijn "verontrusting over de voorgestelde back-loading van bepaalde programma's in de JBS 2008 en de mogelijke problemen die hieruit kunnen voortvloeien voor de komende jaren van het financieel meerjarenkader".

3.  Er moet worden gestreefd naar een evenwichtige verhouding tussen agentschappen en programma's om te voorkomen dat operationele programma's in gevaar komen. Eventuele extra kredieten voor de agentschappen moeten worden overeengekomen in het kader van de algemene jaarlijkse begroting. De aandacht wordt gevestigd op het feit dat hoe meer kredieten worden uitgetrokken voor agentschappen, des te minder kredieten overblijven voor de wetgevingsprogramma's, proefprojecten en voorbereidende acties.

4.  Aangezien de enige overgebleven voorbereidende actie "Migratiebeheer - Solidariteit in actie" is, dient deze vergezeld te gaan van een interne studie teneinde zo spoedig mogelijk de bijdrage van de actie aan een op resultaat gebaseerde begroting te beoordelen.

5.  Met betrekking tot SIS II en VIS dient de Commissie de begrotingsautoriteit over mogelijk te verwachten ontwikkelingen in 2007 te informeren, indien dezelfde problemen als in vorige jaren blijven bestaan. In de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure zal het EP beoordelen welke acties moeten worden ondernomen

Werkdocument over proefprojecten en voorbereidende acties

Inleiding

1.        De opzet van dit werkdocument is als volgt. Deel I schetst het juridisch kader in aansluiting op de wijzigingen in het juridische kader voor proefprojecten (PP's) en voorbereidende acties (VA's) in het interinstitutioneel akkoord (IIA) van 17 mei 2006. Deel II behandelt de PP's en VA's in de begrotingsprocedure 2007. Deel III gaat in op het potentieel en de ideeën voor de PP's en VA's voor de aankomende begrotingsprocedure 2008.

I - Juridisch kader voor proefprojecten en voorbereidende acties

2.        Het juridisch kader voor proefprojecten en voorbereidingsacties is met het IIA van 17 mei 2006 aanzienlijk veranderd. Hieronder worden de voornaamste veranderingen aangegeven. Punten die verband houden met de verstrekking van informatie door de Begrotingsautoriteit over het creëren van nieuwe PP's en VA's komen in deel III van dit werkdocument aan de orde.

3.        PP's en VA's vormen voor het Parlement een belangrijk instrument om zijn politieke prioriteiten te gestalte te geven en nieuwe initiatieven te ontplooien naast de bestaande wetgevingsprogramma's. Bij PP's en VA's gaat het desbetreffende begrotingsbesluit normaliter vooraf aan een eventueel later te nemen wetgevingsbesluit, waardoor de gebruikelijke volgorde wordt omgekeerd. Artikel 49 van het Financieel Reglement[28] geeft aan welke uitzonderingen er mogelijk zijn op de algemene regel dat er een basisbesluit moet zijn voordat begrotingsmiddelen voor een communautaire actie mogen worden uitgegeven. De relevante bepalingen van artikel 49 zijn lid 6, onder a) en b).

4.        Het Financieel Reglement definieert proefprojecten als projecten "van experimentele aard om de haalbaarheid en het nut van een actie te bepalen". Voorts stelt het Financieel Reglement: "De desbetreffende vastleggingskredieten mogen voor ten hoogste twee achtereenvolgende begrotingsjaren in de begroting worden opgenomen."

5.        Voorbereidende acties zijn volgens het Financieel Reglement acties "om voorstellen voor te bereiden met het oog op de vaststelling van toekomstige acties. (...) De desbetreffende vastleggingskredieten mogen slechts voor ten hoogste drie achtereenvolgende begrotingsjaren in de begroting worden opgenomen. De wetgevingsprocedure moet vóór het einde van het derde begrotingsjaar zijn beëindigd."

6.        De begroting 2008 wordt voorbereid in de context van het IIA van 17 mei 2006. In bijlage II, deel D van het IIA staat het volgende: "de drie instellingen [komen] overeen, het totale bedrag aan kredieten voor proefprojecten te begrenzen tot 40 miljoen EUR per begrotingsjaar. Tevens komen zij overeen, dat het totale bedrag aan kredieten voor nieuwe voorbereidende acties 50 miljoen EUR per begrotingsjaar en het totale bedrag aan daadwerkelijk vastgelegde kredieten voor voorbereidende acties 100 miljoen EUR niet mogen overschrijden."

7.        De rapporteurs wijzen er voorts op dat de voor PP's en VA's beschikbare middelen gebonden zijn aan de maxima die gelden voor de rubrieken van het meerjarenkader en verwijzen in dit verband naar paragraaf 20 van de resolutie van het Parlement van 24 april 2007 over de jaarlijkse beleidsstrategie van de Commissie: "(...) met betrekking tot proefprojecten en voorbereidende acties voor de begrotingsprocedure 2008 (…) geven de twee takken van de begrotingsautoriteit de Commissie tegen half juni kennis van hun voornemens dienaangaande".

8.        Alvorens een PP of VA waartoe in de begrotingsprocedure is besloten kan worden uitgevoerd, moet een in het Financieel Reglement neergelegde procedure worden doorlopen. De bepalingen inzake overheidsopdrachten en subsidieverlening gelden ook voor PP's en VA's. In artikel 49 van het Financieel Reglement staat bovendien dat de Commissie bij de indiening van het voorontwerp van begroting "de begrotingsautoriteit een verslag [voorlegt] (...) dat een evaluatie van de behaalde resultaten en een beoordeling van het overwogen vervolg bevat".

9.        De Commissie heeft kort geleden haar eerste interim-verslag over de uitvoering van proefprojecten en voorbereidende acties 2007 opgesteld. Daarin staat op blz. 6 een beschrijving van de uitgavencyclus voor een PP of VA:

           [vertaling Europees Parlement] De uitvoering van een proefproject of een voorbereidende actie dient een aantal stappen te omvatten, zoals bepaald door het Financieel Reglement. De procedures zijn verschillend voor overheidsopdrachten en subsidieverlening. In beide gevallen moet de Commissie vóór het definitieve financieringsbesluit het pad effenen voor de beste toepassing van het project of de actie, en de desbetreffende kredieten.

           De Commissie moet eerst de specifieke doelstellingen en wijzen van uitvoering van de voorgestelde actie analyseren en op grond daarvan de actie toewijzen aan het bevoegde directoraat-generaal. Het kan verscheidene weken duren voordat het definitieve toewijzingsbesluit valt, vooral als de actie meerdere beleidsterreinen bestrijkt. Daarna stellen de ordonnateur en de verantwoordelijke beheerder overeenkomstig het Financieel Reglement een voldoende gedetailleerd kader op, aan de hand waarvan het financieringsbesluit uiteindelijk genomen wordt. Pas na de afronding van al deze voorbereidende fasen kan de financiële uitvoering beginnen.

           Het tijdschema ziet er in grote lijnen als volgt uit:

· Voor overheidsopdrachten mag de voorbereiding en publicatie van de vooraankondiging minimaal 32 en maximaal 63 dagen duren.

· De aanbestedingsfase mag minimaal 85 en maximaal 195 dagen duren.

· De fase van vastlegging/ondertekening van overeenkomsten mag minimaal 55 en maximaal 203 dagen duren.

           Voor subsidies behoeven geen vaste termijnen te worden aangehouden, uitgezonderd voor het jaarlijkse werkprogramma (JWP), dat uiterlijk op 31 maart van het betrokken jaar vastgesteld moet zijn. Zodra het JWP is vastgesteld, neemt het opstellen van de oproepen tot het indienen van voorstellen gemiddeld 30 dagen in beslag, terwijl de reacties meestal worden verwacht vanaf twee maanden na de publicatie van de oproepen tot het indienen van voorstellen. De tijd voor het evalueren van voorstellen hangt af van het aantal ontvangen reacties en kan duren van een paar dagen tot meer dan 60 dagen in geval van een groot aantal reacties. Wanneer de subsidieovereenkomsten zijn ondertekend, wat maximaal 30 dagen duurt, wordt de betaling gedaan zodra de Commissie de ‑ zorgvuldig te analyseren ‑ vereiste informatie van de contractant ontvangt. Voorts gelden de vereisten van verantwoord en efficiënt financieel beheer.

           De Commissie wijst erop dat het welslagen van een proefproject of voorbereidende actie wordt afgemeten aan de duurzaamheid van de geboekte resultaten en niet zozeer aan de snelheid van de vastleggingen.

10.      De rapporteurs 2007/2008 wijzen de Commissie erop dat het EP bij de laatste herziening van het Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften streefde naar vereenvoudiging van de procedures om het de Europese burgers gemakkelijker te maken uit EU-fondsen te putten. Het is wenselijk dat de Commissie aangeeft hoe zij de nieuwe regels voor PP's en VA's in praktijk wil brengen.

11.      De rapporteurs wijzen erop dat de maximumtermijnen zoals in de regelingen neergelegd ertoe kunnen leiden dat het 461 dagen (dus meer dan een begrotingsjaar) duurt voordat een PP of VA kan worden uitgevoerd. Het is wenselijk dat de Commissie aangeeft wat in de afgelopen jaren de gemiddelde duur van de voorbereidende fase was.

II - PP's en VA's uit de begroting 2007

12.      De begroting 2007 omvat 30 PP's en 28 VA's. Het is niet mogelijk in dit bestek al deze acties te behandelen. De rapporteur verwijst naar de bijgevoegde overzichten die de Commissie en het secretariaat van het Parlement hebben opgesteld. Voorts geeft het eerste interim-verslag van de Commissie over de uitvoering van proefprojecten en voorbereidende acties uitvoerige informatie over elk project.

13.      Bijlage 1 bevat het overzicht over PP's/VA's dat de Commissie in haar eerste interim-verslag geeft. Bijlage 2 bevat door het EP-secretariaat opgestelde tabellen met aanvullingen/wijzigingen op een aantal technische punten ten opzichte van de gegevens van de Commissie.

14.      Voor de meeste PP's/VA's beslaan de voorbereidingen voor een leningverstrekking na een oproep tot indiening van voorstellen ten minste 6 maanden. Bij overheidsopdrachten (aanbestedingen) duren de procedures nog langer, met mogelijke vertraging bij de betalingen in het eerste jaar als gevolg. De rapporteur is niettemin van plan de uitvoeringscijfers van de Commissie nauwlettend te bestuderen om erop toe te zien dat de Commissie haar uiterste best blijft doen om de uitvoering te realiseren van de projecten waartoe de Begrotingsautoriteit heeft besloten.

15.      Bij de verdere voorbereidingen met het oog op de begroting 2008 beseft de rapporteur dat de beschikbare middelen voor nieuwe PP's en VA's beïnvloed worden door eventuele verzoeken om vervolgfinanciering van bestaande PP's en VA's.

16.      De rapporteur is ingenomen met de constructieve opstelling van de Commissie in haar eerste interim-verslag over de uitvoering van proefprojecten en voorbereidende acties in 2007. De Commissie neemt de zaak kennelijk serieus en is bereid een en ander op de voet te volgen.

           Gelet op de informatie in het verslag (blz. 9) over met name de omslachtige en langdurige procedures houdt de rapporteur niettemin zijn twijfels over de concrete start van deze PP's en VA's.

17.      De rapporteur verlangt van de Commissie uitvoerige informatie over de stand van zaken rond met name:

           - de rol van de EU in een geglobaliseerde wereld - hulp op het vlak van intellectuele-eigendomsrechten aan Europese KMO's in Beijing (02 02 09);

           - proefinformatienetwerken (PIN's) (16 03 06);

           - zakelijke en wetenschappelijke uitwisseling met India (19 10 01 03);

           - zakelijke en wetenschappelijke uitwisseling met China (19 10 01 04);

           - samenwerking tussen Europese technologie-instituten (15 02 29);

           De rapporteurs hebben kennis genomen van het initiatief van de Commissie om een Europees Instituut voor Technologie op te richten (COM(2006)0604). De vraag is nu hoe de Commissie wil bereiken dat het PP betreffende het netwerk van Europese technologie-instituten aansluit op de rechtsgrondslag voor de oprichting van een Europees Instituut voor Technologie.

           - transatlantische maatregelen om wereldwijde uitdagingen tegemoet te treden (19 05 03);

           De rapporteurs wensen meer informatie over de follow-up van de jaarlijkse topontmoeting EU-VS op 30 april in Washington. Hoe denkt de Commissie de conclusies in het PP te verwerken?

III - Begrotingsprocedure 2008

18.      Ten aanzien van de goedkeuring van nieuwe PP's en VA's tijdens de jaarlijkse begrotingsprocedure is in deel D van bijlage II van het IIA van 2006 een nieuw element ten opzicht van het vorige IIA geïntroduceerd: "Om de Commissie in staat te stellen, tijdig de uitvoerbaarheid te onderzoeken van de door de begrotingsautoriteit overwogen wijzigingen waarbij nieuwe voorbereidende acties/proefprojecten in het leven worden geroepen of bestaande worden verlengd, geven de twee takken van de begrotingsautoriteit de Commissie tegen half juni kennis van hun voornemens dienaangaande, opdat een eerste bespreking daarvan reeds kan plaatsvinden tijdens het overleg bij de eerste lezing van de Raad."

           In aansluiting op de indiening van het VOB op 2 mei jl. zal de rapporteur nagaan of de resterende bedragen onder de verschillende rubrieken toereikend zijn om de prioriteiten van het EP te financieren. De rapporteur wijst erop dat door het Parlement geïnitieerde PP's en VA's in het verleden tot succesvolle communautaire programma's zijn uitgegroeid (Life, Vluchtelingenfonds enz).

19.      De rapporteur kent de inhoud van het IIA heel goed maar hij weet ook dat initiatieven van het Parlement tot PP's en VA's gewoonlijk de vorm van begrotingsamendementen aannemen. Volgens de interne procedures van het Parlement voor de aanloop naar de eerste lezing valt de deadline voor de indiening van die amendementen in september. Door de procedures is het Parlement maar in beperkte mate in staat om al half juni zijn specifieke voornemens over PP's en VA's aan de Commissie bekend te maken. Wel zal het Parlement zijn best doen om de Commissie zo vroeg mogelijk van zijn prioriteiten voor 2008 op de hoogte te stellen.

20.      In het resterende deel van dit werkdocument zullen daarom enkele ideeën worden geschetst op de terreinen waarop het Parlement in de begrotingsprocedure 2008 wellicht PP's en VA's zal voorstellen. Met deze ideeën wordt beoogd een discussie aan te zwengelen over de vermoedelijke prioriteiten tegen de achtergrond van de bewoordingen van bijlage II.D van het IIA en de bemiddeling in eerste lezing op 13 juli 2007.

21.      De hieronder opgesomde thema's stammen uit eerdere werkzaamheden van de rapporteur ter voorbereiding van werkdocument nr. 1 over een begroting die leidt tot resultaten, dat brede steun in de Begrotingscommissie kreeg en het uitgangspunt vormde voor de resolutie over de JBS van de Commissie.

Potentiële terreinen voor nieuwe PP's en VA's

22.      De rapporteur staat zeer positief tegenover inbreng van zijn collega's in de Begrotingscommissie en de vakcommissies van het Parlement en wil de komende weken en maanden met hen van gedachten wisselen om tot een pakket voorstellen voor PP's en VA's voor de begroting 2008 te komen dat toekomstgericht is en aansluit bij zijn filosofie van een begroting die tot resultaten leidt.

23.      Voortbouwend op werkdocument nr. 1 over een begroting die leidt tot resultaten, de resolutie van het Parlement van 24 april 2007 over de jaarlijkse beleidsstrategie van de Commissie en de studies die in opdracht van de Begrotingscommissie in de loop van 2007 worden uitgevoerd, stelt de rapporteur de onderstaande voorlopige lijst met suggesties voor potentiële proefprojecten voor de begroting 2008 voor.

· stimulering concurrentiekracht en levenslang leren,

· vergroting van de Europese inbreng in internationaal begrip tussen culturen,

· stimulering van Europa's concurrentiekracht op de wereldmarkt,

· financiële middelen voor opsporing van illegale immigratie,

· vlaggenschipprojecten gericht op energie-efficiënte en aanpak van klimaatverandering,

· stimulering van multifunctionaliteit van de Europese landbouw en bevordering van duurzaamheid van het plattelandsleven,

· verbetering van communicatie door lokale schakels,

· stimulering en ontwikkeling van veeltaligheid.

Annex 1 - summary tables on PPs and PAs provided by the Commission

Note: These tables are taken from the Commission's first interim report on the implementation of pilot projects and preparatory actions. Parliament's secretariat has prepared analogous tables (see annex 2) that make two amendments to the Commission's tables:

(i) Budget line 02 02 09 "The EU assuming its role in a globalised world" is included as a PA and not as a PP as in the Commission tables.

(ii) Budget line 05 08 03 "Restructuring of systems for agricultural surveys" is included in the PA table prepared by Parliament's secretariat, where it is omitted in the Commission tables.

Summary Table on Pilot projects

ABB
Nomenclature

DG responsible

2005

2006

2007

Heading

Budget 2005

Budget 2006

Budget 2007

C.A.

P.A.

C.A.

P.A.

C.A.

P.A.

Heading 1a

 

 

 

 

 

 

02 02 03 01

ENTR

PP1

PP2

 

Consolidation of internal market – pilot project for cooperation and cluster-building among small and medium-sized enterprises (SMEs)

6.00

5.00

3.00

4.50

p.m.

2.00

02 02 03 03

ENTR

PP1

PP2

 

Transfer of expertise through mentoring in SMEs

2.00

2.00

3.00

3.00

p.m.

2.00

02 02 03 04

ENTR

 

 

PP1

Erasmus for Young Entrepreneurs

 

 

 

 

3.00

3.00

02 02 05 01

ELARG

 

 

 

Enlargement programme for SMEs

 

 

p.m.

1.60

p.m.

1.00

02 02 05 05

ENTR

 

 

PP1

Measures to promote cooperation and partnerships between micro, small and medium-sized enterprises.

 

 

 

 

2.00

2.00

02 02 06

RTD

 

 

 

Regions of knowledge

 

 

p.m.

0.60

p.m

0.55

02 02 08

ENTR

 

PP1

PP2

European Destinations of Excellence

 

 

1.00

0.50

1.00

0.85

02 02 09

ENTR

 

 

PP1

The European Union assuming its role in a globalised world

 

 

 

 

5.00

3.00

02 02 10

ENTR

 

 

PP1

Technological Transfer

 

 

 

 

2.00

2.00

04 04 05

EMPL

PP2

 

 

Mainstreaming of disability actions

3.00

3.00

p.m.

1.50

p.m.

2.00

06 04 07

TREN

 

 

PP1

Energy security bio-fuels

 

 

 

 

5.00

2.00

06 07 02

TREN

 

PP1

PP2

Security along the trans-European road network

 

 

5.50

5.50

2.00

3.60

15 02 02 06

EAC

 

PP1

PP2

Individual mobility of upper secondary pupils

 

 

2.50

2.00

p.m.

0.50

15 02 23

EAC

PP1

PP2

 

Erasmus-style programme for apprentices

2.00

2.00

2.00

1.70

p.m.

1.80

15 02 28

EAC

 

 

PP1

European Neighbourhood Policy scholarships at the College of Europe

 

 

 

 

0.80

0.80

15 02 29

EAC

 

 

PP1

Cooperation between European institutes of technology

 

 

 

 

5.00

2.50

Heading2

 

 

 

 

 

 

05 01 04 07

AGRI

 

PP1

PP2

Security fund in the fruit and vegetables sector

 

 

0.50

0.50

 

 

05 01 04 08

AGRI

 

 

PP1

Sustainable agriculture and soil conservation through simplified cultivation techniques

 

 

 

 

2.00

2.00

07 03 11

ENV

 

 

PP1

Forest protection and conservation

 

 

 

 

3.00

1.50

17 01 04 04

SANCO

PP2

 

 

Risk financing model for livestock epidemics

 

0.50

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

Heading 3a

 

 

 

 

 

 

18 05 06

JLS

PP1

PP2

 

Completion of fight against terrorism

7.00

4.00

9.00

7.00

p.m.

6.00

Heading 3b

 

 

 

 

 

 

07 04 02

ENV

 

PP1

PP2

Cross Border Cooperation in fight against natural disasters

 

 

6.50

6.50

p.m.

3.90

15 06 01

EAC

 

PP1

 

Pilot project in favour of citizenship

 

 

0.50

0.50

p.m.

p.m.

15 06 07

EAC

 

 

PP1

European Political Foundations

 

 

 

 

1.00

1.00

16 03 05

COMM

 

 

PP1

Euroglobe

 

 

 

 

1.50

1.50

16 03 06

COMM

 

 

PP1

Pilot information networks (PINs)

 

 

 

 

5.00

3.00

Heading 4

 

 

 

 

 

 

19 05 03

RELEX

 

 

PP1

Transatlantic methods for handling global challenges

 

 

 

 

2.50

1.50

21 04 04

RELEX

 

 

PP1

European emergency judicial assistance

 

 

 

 

0.20

0.10

21 04 06

AIDCO

 

 

PP1

Water management in developing countries

 

 

 

 

3.00

0.00

Heading 5

 

 

 

 

 

 

26 01 08

tbc

 

 

PP1

Pilot Project: minimizing administrative burdens

 

 

 

 

2.00

2.00

TOTAL Pilot Projects

 

 

 

 

40.00

 

Annual ceiling Pilot Projects

 

 

 

 

46.00

52.10

Margin left

 

 

 

 

-6.00

 

Summary Table on Preparatory actions

ABB
Nomenclature

DG responsible

2005

2006

2007

Heading

Budget 2005

Budget 2006

Budget 2007

C.A.

P.A.

C.A.

P.A.

C.A.

P.A.

Heading 1a

 

 

 

 

 

 

02 02 03 02

ENTR

AP2

AP3

 

Support for SMEs in the new financial environment

8.00

8.00

7.00

7.00

p.m.

7.00

02 04 02

ENTR

AP2

AP3

 

Enhancement of European security research

15.00

8.00

15.00

19.00

p.m.

6.00

04 03 06

EMPL

PP2

AP1

AP2

ENEA preparatory action on active ageing and mobility of elder people

(p.m.)

(3.00)

1.50

0.75

3.00

1.50

06 04 03 01

TREN

AP2

AP3

 

Security of conventional energy supplies

p.m.

p.m.

0.50

0.90

p.m.

0.70

09 03 03

INFSO

 

AP1

AP2

Creation of an Internet-based system for better legislation and for public participation

 

 

2.00

2.00

5.00

3.8

09 06 04

INFSO

 

 

 

Initiative i2i audiovisual

p.m.

2.20

p.m.

1.00

-

p.m.

Heading 2

 

 

 

 

 

 

05 04 03 01

AGRI

AP2

AP3

 

Forestry (outside the EAGF and the EAFRD)

0.50

16.00

0.30

3.10

p.m.

0.38

07 03 10

ENV

 

AP1

AP2

NATURA 2000 preparatory action

 

 

2.00

2.00

1.00

1.60

Heading 3a

 

 

 

 

 

 

18 03 05

JLS

AP3

 

 

European Migration Monitoring Centre

3.00

3.80

p.m.

1.80

p.m.

3.00

2.00

1.00

18 03 06

JLS

AP2

AP3

 

Integration of nationals of non-members countries

5.00

6.00

5.00

5.75

p.m.

6.45

18 03 08

JLS

AP1

AP2

AP3

Financial instrument for return management in the area of migration

15.00

8.00

15.00

10.00

p.m.

12.50

18 03 12

JLS

 

 

AP1

Migration management – Solidarity in Action

 

 

 

 

15.00

15.00

18 04 03

JLS

AP2

AP3

 

Research and evaluation programme on respect for fundamental rights

1.00

1.40

0.50

1.00

p.m.

0.80

18 04 04

JLS

AP2

AP3

 

Support of Civil society in the new Member States

2.00

2.00

1.00

1.00

p.m.

2.80

18 05 01 03

JLS

PP2

AP1

 

Exchange programme for judicial authorities

(3.00)

2.50

3.00

2.80

p.m.

1.00

18 05 04

JLS

PP2

AP1

 

Victims of terrorist acts

(2.00)

1.00

2.00

1.20

p.m.

1.20

Heading 3b

 

 

 

 

 

 

17 03 04

SANCO

 

AP1

AP2

Public Health

 

 

2.00

1.04

p.m.

0.96

22 02 05 05

ELARG

AP2

AP3

 

Impact of enlargement in EU border regions

4.00

16.98

p.m.

4.00

p.m.

3.00

22 02 05 06

ELARG

PP2

AP1

 

De-mining activities in Cyprus

p.m.

p.m.

1.00

1.00

p.m.

0.40

Heading 4

 

 

 

 

 

 

19 04 04

AIDCO

PP2

AP1

AP2

Conflict prevention network

p.m.

0.90

1.50

1.25

1.50

1.25

21 02 07 04 (old line)

AIDCO

AP1

AP2

 

Aid for poverty-related diseases in developing countries, other than HIV/AIDS, malaria and tuberculosis

10.00

8.00

10.00

14.10

 

 

19 06 01 03

AIDCO

AP2

 

 

Voluntary technical assistance

p.m.

0.50

p.m.

0.20

p.m.

0.20

19 06 02 02

AIDCO

PP2

AP1

AP2

Preparatory action to reduce NBC weapons and small arms

(3.00)

(3.00)

3.00

2.50

p.m.

2.00

19 10 01 03

RELEX-AIDCO

 

 

AP1

Business and scientific exchange with India

 

 

 

 

7.00

5.00

19 10 01 04

RELEX-AIDCO

 

 

AP1

Business and scientific exchange with China

 

 

 

 

7.00

5.00

21 04 05

ENVI

 

 

AP1

Global Energy Efficiency and Renewable Energy Fund (GEEREF)

 

 

 

 

5.00

5.00

TOTAL Preparatory Actions

 

 

 

 

47.5

86.54

Annual ceiling Preparatory Actions

 

 

 

 

100.0

 

Margin left

 

 

 

 

52.5

 

Werkdocument over rubriek 4, de EU als mondiale partner

Algemeen perspectief

1.        In de begroting 2007 is voor rubriek 4 EUR 6,8 miljard opgenomen, en het is dan ook niet verrassend dat met de uitgaven voor buitenlands beleid de grens is bereikt van hetgeen volgens het financieel kader toegestaan was.

2.        In het VOB wordt een bedrag van EUR 6,9 miljard (+ 1,5%) voor vastleggingen en EUR 7,9 miljard (+7,7%) voor betalingen voorgesteld. Hierdoor ontstaat er een vrij aanzienlijke speelruimte, maar zoals hieronder wordt uiteengezet, komen de bedragen niet overeen met de werkelijkheid. Het is de Commissie reeds bekend dat belangrijke onderdelen tot dusverre niet in de begroting zijn opgenomen.

Tabel 1: algemene vergelijking van de cijfers voor 2007 en 2008

Rubriek 4: Begroting 2007 voor buitenlands beleid

Vastleggingskredieten (VK)

EUR

%

Ontwikkelingssamenwerking en instrument voor economische samenwerking (DCI)

2 208 696 784

32,4%

Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI)

1 419 955 400

20,8%

Instrument voor pretoetredingssteun (IPA)

1 263 130 000

18,5%

Humanitaire hulp

732 160 000

10,7%

Instrument voor stabiliteit (IfS)

212 895 738

3,7%

Andere acties en programma's (o.m. gedecentraliseerde agentschappen)

390 162 000

5,7%

EG-garanties voor kredietverlening

200 000 000

2,9%

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)

159 200 000

2,3%

Europees Instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR)

142 091 078

2,1%

Macro-economische steun

58 201 000

1,2%

Instrument voor industrielanden (ICI)

 

24 700 000

0,4%

Instrument voor samenwerking inzake nucleaire veiligheid (INSC)

1 268 000

0,02%

Begroting 2007: Totaal

6 812 460 000

100%

Financieel plafond 2008

7 002 000 000

 

VOB 2008

6 911 400 000

 

Marge

329 800 000

 

* Het bedrag van EUR 239 miljoen ten behoeve van de reserve voor noodhulp is opgenomen in de algemene bedragen, maar telt niet mee bij de berekening van de marge (d.w.z. dat het buiten het plafond om wordt gefinancierd).

3.        In de mededeling over de jaarlijkse beleidsstrategie gaat de Commissie uit van een marge van EUR 334 miljoen, nadat zij in vergelijking met de financieel programma van januari ongeveer EUR 23 miljoen heeft toegevoegd aan nieuwe prioriteiten (klimaatverandering, Mondiaal Energiefonds, Prince en Ontwikkelingsbewustzijn). De in het VOB opgenomen marge is EUR 4 miljoen minder, dus er zijn aanvullende fondsen toegewezen die door de Commissie moeten worden toegelicht.

4.        De vermelde VOB-marge is vrij aanzienlijk, te weten bijna 5% van de uitgaven die onder het plafond in totaal mogelijk zijn. Uw rapporteur heeft er reeds op gewezen dat dit het gevolg is van een buitengewone situatie, daar het volledige bedrag van EUR 200 miljoen dat voorzien is voor het garantiefonds in 2008 niet nodig zal zijn en is toegevoegd aan de marge. Uw rapporteur beveelt dan ook een zekere voorzichtigheid aan daar dit geld (verplichte uitgaven) in 2009 weer nodig is.

5.        De situatie is in de ogen van uw rapporteur nog verontrustender omdat duidelijk lijkt dat deze bedragen uit het VOB in feite niet alles dekken dat de Commissie wenst te vragen. Duidelijk is dat de Commissie aanzienlijke extra bedragen kan vragen voor Kosovo en Palestina. Dit zou een nieuwe, niet-geprogrammeerde uitgave zijn boven op de bestaande begrotingskredieten voor deze gebieden. Uw rapporteur vraagt zich af of een dergelijke situatie zich ook met betrekking tot andere sectoren zou kunnen voordoen en verwacht dat de Commissie zo helder mogelijk is.

6.        Uw rapporteur wijst er in ieder geval op dat deze "nieuwe behoeften", die niet in het VOB zijn opgenomen, kunnen oplopen tot niet minder dan EUR 300 miljoen of daaromtrent. Mocht de Commissie dit soort verzoeken indienen, dan zou de werkelijke marge praktisch nul kunnen zijn. Bij dit soort financiering zou er uiteraard niets resten voor andere prioriteiten!

7.        Uw rapporteur wijst erop dat voor het GBVB in het kader van het IA voor de periode 2007-2013 een totaalbedrag is overeengekomen van ten minste EUR 1.740 miljoen Dit komt neer op gemiddeld EUR 250 miljoen per jaar. De financiering voor 2007 werd bepaald op EUR 159,2 miljoen en voor 2008 vermeldt het Commissieprogramma een bedrag van EUR 200 miljoen In het VOB moet een bedrag worden opgenomen van iets meer dan 200 miljoen.

De aard van rubriek 4

8.        In het tijdperk van meerjarenkaders en medebeslissing staan de beschikbare kredieten min of meer vast, en omvang en algehele richting van de financiering lijken in het algemeen, buitengewone gebeurtenissen (zoals Irak of de tsunami) daargelaten, in hoge mate op die van het voorgaande jaar. Dit hoeft niet per se slecht te zijn daar de Begrotingscommissie in het algemeen de "van oudsher geldende prioriteiten" verdedigt en uiteraard de hand houdt aan de MFK, maar hieruit blijkt duidelijk de structurele moeilijkheid in verband met het aanbrengen van werkelijk ingrijpende aanpassingen. In deze zin is er iets te zeggen voor het standpunt dat er nog steeds te weinig kredieten in rubriek 4 zijn opgenomen, en het is niet mogelijk geweest dit tijdens de MFK-onderhandelingen volledig recht te trekken.

9.        Natuurlijk kunnen er in deze rubriek nogal ingrijpende veranderingen worden aangebracht, maar zelfs hiervoor is brede politieke steun vereist, en zijn prikkels en instemming van een aantal gespecialiseerde commissies van doorslaggevend belang. Het zou niet van werkelijkheidszin getuigen te verwachten dat er in rubriek 4 in 2008 belangrijke veranderingen worden aangebracht, daar dit pas het tweede jaar is van het nieuwe MFK en de nieuwe generatie programma's.

10.      Uw rapporteur stelt vast dat in verband met wat in de periode 2000-2006 het enfant terrible van de financiële rubrieken is geweest, namelijk de strijdige eisen van enerzijds de aanpak van "nieuwe problemen" en crises en anderzijds de handhaving van het beleid dat de EU van oudsher voert ten aanzien van buurlanden en verder verwijderde partners, andermaal eenvoudigweg naast elkaar moeten worden gelegd. Dit is geen statische vergelijking en gelukkig zijn er waarschijnlijk meerdere oplossingen mogelijk. Het enige probleem is dat een aantal van deze oplossingen pijnlijk kunnen zijn, met name gezien de houding die de Raad als regel aanneemt.

11.      Er zij op gewezen dat de begrotingsopzet van rubriek 4 momenteel in grote lijnen "op instrumenten gebaseerd" is en een afspiegeling vormt van de overeenkomsten die in het voorgaande jaar zijn bereikt over de rechtsgrondslagen (verordeningen); in een aantal gevallen verliep dit via medebeslissing. Zoals blijkt uit bovenstaande tabel wordt het onmiddellijke inzicht in rubriek 4 hierdoor niet werkelijk vereenvoudigd, daar tal van mensen de neiging hebben meer betrokken te zijn bij of belangstelling te hebben voor "regio's en landen" dan voor "instrumenten".

12.      Met het oog op openbaarheid en begrotingscontrole is dan ook besloten enkele geografische onderverdelingen op het niveau van begrotingshoofdstukken/-lijnen uit de begroting 2007 te handhaven. Er zijn bij voorbeeld verschillende hoofdstukken/lijnen voor Azië en Latijns-Amerika, hoewel de meeste werkzaamheden uit hetzelfde wetsinstrument worden gefinancierd. Wellicht dat uw rapporteur niet alleen aandacht besteedt aan de voornaamste politieke controle op het VOB, maar eveneens aan de begrotingsstructuur van de rubriek, en eventueel doet hij een aantal voorstellen tot wijziging.

De aard van de instrumenten

13.      De leden herinneren zich ongetwijfeld nog de strijd die op wetgevingsniveau plaatsvond om de nieuwe instrumenten voor optreden buiten de Unie definitief rond te krijgen. In wezen stond hierbij de fundamentele aard van de wetgeving centraal, d.w.z. de vraag of de wetsinstrumenten moesten zijn opgezet als algemene kaders en de Commissie een zeer ruime mate van vrijheid van tenuitvoerlegging moesten geven. Dan wel een hogere mate van beleidsinhoud dienden te bevatten waarover door het Parlement was medebeslist.

14.      Uiteindelijk kan naar waarheid worden gezegd dat er een Europees vergelijk is bereikt dat een aanzienlijke hoeveelheid beleid bevat, maar waarin eveneens belangrijke aspecten worden uitgesteld tot de uitvoeringsfase. De noodzaak van een zekere mate van flexibiliteit (de verordening kan niet steeds wanneer aanpassing nodig is, worden gewijzigd) is aangepakt door opnieuw de nadruk te leggen op concepten zoals meerjarige "strategische documenten" en, een niveau lager, op "jaarlijkse actieprogramma's".

15.      In laatste instantie vallen deze belangrijke "strategische documenten" en andere programmadocumenten van gemengde aard (beleid en de uitvoering daarvan) onder de overeenkomst op democratische controle, waarover is onderhandeld in het kader van de aanneming van het nieuwe IA over begrotingsdiscipline en gezond financieel beheer voor de periode 2007-2013 en die als verklaring aan deze IA is gehecht. Daar de Begrotingscommissie een sleutelrol heeft gespeeld volgt uw rapporteur gaarne de toezeggingen die de Commissie in het kader van deze overeenkomst heeft gedaan. Het zou met name interessant kunnen zijn te zien op welke wijze de Commissie rekening houdt met de opmerkingen van het Parlement over de strategische documenten. Uiteindelijk kan niet worden uitgesloten dat de begrotingsprocedure kan worden gebruikt om de positie van het Parlement te versterken.

16.      Zoals reeds vastgesteld in de resolutie over de jaarlijkse beleidsstrategie acht uw rapporteur de werkzaamheden van de AFET- en DEVE-werkgroepen die zijn opgezet om deze Commissiedocumenten te onderzoeken en de tenuitvoerlegging in het oog te houden, uiterst belangrijk. Reeds jaren dringt de Begrotingscommissie namelijk aan op een belangrijkere rol van de gespecialiseerde commissies om de tenuitvoerlegging te volgen. Hij ziet ernaar uit in dit opzicht met de gespecialiseerde commissies samen te werken.

Enkele begrotingsaspecten van de instrumenten

17.      Ten eerste is het, althans wat de betalingen betreft, onwaarschijnlijk dat de tenuitvoerlegging in 2007 voor de evaluatie van 2008 veel nut zal hebben, daar de wetgevingsovereenkomsten inzake rubriek 4 pas onlangs zijn vastgesteld en daar de programmeringsprocedure en de openbare inschrijvingen momenteel lopen. Voor de meeste programma's bereikt de Commissie hopelijk een bevredigend niveau van tenuitvoerlegging van verplichtingen, maar zelfs dit moet later in het jaar worden gecontroleerd.

18.     Hoe dan ook hebben de meeste instrumenten overeenkomstig rubriek 4 financiële referentiebedragen, waarvan sommige, zoals reeds vermeld, via medebeslissing zijn bepaald. De belangrijkste besluiten overeenkomstig de medebeslissingsprocedure zijn:

- Instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI)

- Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI)

- Europees instrument voor de mensenrechten en de democratie (EIDHR).

- Stabiliteitsinstrument (IfS)

In verband met het pretoetredingsinstrument (IPA) is slechts een eenvoudige raadpleging toegepast, maar er is een door de Raad overeengekomen referentiebedrag (dat niet bindend is zoals in geval van medebeslissing).

19.      In het algemeen zou uw rapporteur gaarne van gedachten wisselen over de wijze waarop wordt omgegaan met de volgens de medebeslissingsprocedure bepaalde totaalbedragen. Hij is ervan overtuigd dat er zoals gebruikelijk tal van amendementen zullen binnenkomen waarin wordt aangedrongen op hogere jaarlijkse bedragen en de COBU moet deze gevallen niet op willekeurige wijze benaderen.

20.      Uw rapporteur stelt vast dat aan DCI en ENPI, beide volgens de medebeslissingsprocedure door het Parlement vastgesteld, in 2007 een jaarlijks bedrag is toegekend dat erop wijst dat in 2013 een hoger totaal wordt bereikt dan is voorzien in de door de wetgever bepaalde referentiebedragen. Aan deze programma's is tijdens de vorige procedure, met andere woorden, iets vroeg uitgekeerd. Uw rapporteur weet niet zeker of deze aanpak moet worden gehandhaafd.

21.      Uw rapporteur stelt vast dat dit "probleem" op diverse manieren kan worden aangepakt en hij verneemt graag de mening van de fracties.

a) de toestand op dit moment laten zoals hij is en in de komende jaren verwijzen naar de wetgevende flexibiliteit van +/- 5% waarover is onderhandeld en die deel vormt van het IA? Gezien de situatie in verband met de plafonds kan dit uiteraard betekenen dat een programma alleen meer kan krijgen als een ander minder krijgt.

b) de toestand voorlopig laten zoals hij is in de hoop dat de referentiebedragen in 2012/2013 kunnen worden doorbroken of, in het tegenovergestelde geval, in het laatste jaar van de MFK een ingrijpende beperking doorvoeren?

c) de toestand voorlopig laten zoals hij is en ernaar streven iets te doen in verband met de aanpassing van 2008/2009?

d) een zekere aanpassing aanbrengen of althans de gevraagde verruiming van de kredieten voor deze programma's beperken om het jaarlijks bedrag in "overeenstemming" te brengen met het gemiddelde dat in het kader van het algemene referentiebedrag is toegestaan?

22.      Ook stelt uw rapporteur vast dat voor sommige aspecten van rubriek 4 - ongeacht of zij al dan niet via medebeslissing zijn vastgesteld - van oudsher (en helaas) soms een beroep moet worden gedaan op noodoplossingen en improvisatie. Dit geldt voor humanitaire hulp en in toenemende mate ook voor andere instrumenten waaronder mogelijk de via medebeslissing aangenomen DCI en/of ENPI, zoals in het geval van Palestina is gebleken.

23.      Stel dat er thans niet voorziene (niet geprogrammeerde) behoeften bestaan voor 2008 en/of de jaren daarna, pakweg EUR 100 miljoen extra die moeten worden geïmplementeerd in het kader van ENPI of DCI als er zich ergens een nieuwe crisis voordoet, dan wil uw rapporteur van de Commissie vernemen of dit altijd wordt aangerekend aan een via de medebeslissingsprocedure bepaald referentiebedrag (hetgeen betekent dat de programmering moet worden omgegooid en dat er ruimte wordt weggenomen bij voorheen geprogrammeerde acties) of dat op de een of andere manier implementering mogelijk is buiten en boven het referentiebedrag. Zou de manier van financiering verschil maken, d.w.z. indien financiering binnen de marge plaats vindt of via aanvullende methoden zoals het flexibiliteitsinstrument?

Conclusies

24.      De in het VOB 2008 vermelde marge van EUR 330 miljoen is volstrekt misleidend als indicatie van de werkelijke toestand in deze rubriek, en is een gevolg van het nog niet in de begroting opnemen van een aantal sectoren/behoeften, in combinatie met de toevallige beschikbaarheid van kredieten die in eerste instantie bedoeld waren voor het Garantiefonds.

25.      Tal van bedragen zijn onlosmakelijk deel van via de medebeslissingsprocedure bepaalde totaalbedragen of, zoals in het geval van het GBVB, andere overeenkomsten. Er moet een strategie worden gevonden voor de aanpak van wijzigingen van de jaarlijkse bedragen in deze sectoren.

26.      De vooruitgang van de democratische toezicht (vorig jaar in verband met de IA-onderhandelingen opgestelde verklaring) moet in nauwe samenwerking met AFET en DEVE worden gevolgd.

27.      Gezien de late goedkeuring van de nieuwe generatie instrumenten voor het buitenlands beleid is het wellicht onwaarschijnlijk dat de tenuitvoerlegging in 2007 veel houvast zal bieden voor de beoordeling van de behoeften in 2008.

Werkdocument over het voorlichtings- en communicatiebeleid: Begrotingsaspecten

Inleiding

De instellingen hebben als algemeen doel een nauwkeurig voorlichtingsbeleid te voeren dat ervoor zorgt dat de Europese burgers bewuster worden van de activiteiten, structuren en besluitvormingsprocedures van de Europese Unie.

Hiertoe hebben de instellingen een aantal strategieën uitgestippeld die op centraal en decentraal niveau worden uitgevoerd, in overeenstemming met hun respectieve bevoegdheden. De centrale acties worden uitgevoerd door de Europese instellingen en zijn gericht op het grote Brusselse publiek en/of de lidstaten. Op decentraal niveau wordt het voorlichtingsbeleid voornamelijk uitgevoerd door de Europahuizen die in de hoofdsteden van de lidstaten zijn gevestigd, waaronder de regionale voorlichtingsbureaus.

In het eerste deel wordt informatie gegeven over de begrotingsmiddelen die betrekking hebben op de financiering van het communicatiebeleid op centraal niveau. De informatie met betrekking tot de samenwerking tussen de instellingen en de decentrale aspecten zijn opgenomen in het tweede deel.

Achtergrond

Het voorlichtings- en communicatiebeleid heeft als doel informatie te verstrekken over het Europees beleid en het contact met de burgers te verbeteren.

Om een idee van de begroting te geven, in de afgelopen vijf jaar is het begrotingskrediet voor het communicatiebeleid met 36,55% gestegen tegenover een verhoging van de algemene begroting van 13,65% over dezelfde periode.

Tegelijkertijd is het doel van de acties aangepast teneinde te voldoen aan de behoeftes vanuit de samenleving. Met name de afwijzing van het Verdrag tot vaststelling van de Grondwet door de Franse en Nederlandse burgers heeft grote gevolgen gehad voor de strategie die door de Commissie op het gebied van communicatie werd gevolgd.

De twee gepubliceerde mededelingen van de Commissie over een "Actieplan van de Commissie ter verbetering van de communicatie over Europa"[29] en over "De bijdrage van de Commissie voor de periode van bezinning en daarna: Plan-D voor Democratie, Dialoog en Debat"[30] waren bedoeld om de burgers bewuster te maken van het EU-beleid en de gevolgen die dat beleid voor hen heeft. Het Witboek inzake een Europees communicatiebeleid[31] werd opgesteld om de Europese Unie dichterbij de burgers te brengen. Deze publicaties vormen de drie pijlers van het nieuwe communicatiebeleid van de Commissie dat in 2005 is ingesteld.

Tegelijkertijd is de belangstelling van het Europees Parlement voor het voorlichtingsbeleid eveneens aanzienlijk toegenomen. In de eerste lezing van de resolutie inzake de algemene begroting 2006 heeft het Parlement namelijk een paragraaf aangenomen waarin het opnieuw zijn bezorgdheid bevestigt door te oordelen dat de in het EU-voorlichtingsbeleid voorziene bedragen ontoereikend zijn en heeft besloten dit bedrag op te trekken; beklemtoont dat de Commissie dringend haar Witboek over het informatiebeleid moet presenteren[32].

In aansluiting op het verzoek van het Parlement heeft de Commissie in februari 2006 een Witboek inzake een Europees Communicatiebeleid[33] aangenomen. Het Parlement was verheugd over "de voornemens van de Commissie om het communicatiebeleid te transformeren tot een autonoom beleid met eigen inhoud"[34].

Teneinde de doelmatigheid van de Commissieprogramma's te kunnen vaststellen, heeft de Begrotingscommissie een verzoek tot uitvoering van twee studies gedaan, te weten "Towards communication" (Op weg naar communicatie) en "Informing European citizens" (Europese burgers informeren), met het oog op de begrotingsprocedure 2007.

In de studie "Towards communication", gepubliceerd in september 2006, is aangegeven dat er na de lancering van het actieplan inzake communicatie en het Plan-D vooruitgang is geboekt, maar er wordt geadviseerd de coördinatie tussen de verschillende actoren te verbeteren, met name tussen de externe voorlichtingsbureaus die ten behoeve van het Parlement en de Commissie dezelfde doelgroep moeten bereiken. Deze coördinatie zou makkelijker gemaakt kunnen worden dankzij het feit dat de twee instellingen, met uitzondering van de bureaus in Edinburgh en Athene, in hetzelfde gebouw in de zogenaamde "Europahuizen" zijn gehuisvest. Dit punt is eveneens aan de orde gekomen in verscheidene begrotingsresoluties die door het Parlement zijn aangenomen. Een ander mogelijk belangrijk punt dat in de studie wordt aangehaald en dat tevens is opgenomen in de resolutie over het Witboek, is de aanbeveling het werk dat door de voorlichtingsbureaus wordt uitgevoerd "een actiever en minder bureaucratisch karakter" te geven.

Om een beter begrip te krijgen van de zaken op dit beleidsterrein en van de toekomstige ontwikkelingen, heeft de Begrotingscommissie van het Europees Parlement (BUDG), in verband met de begrotingsprocedure 2008, op 8 mei 2007 een hoorzitting over het voorlichtingsbeleid georganiseerd: "Efficiency en effectiviteit van het EU-voorlichtingsbeleid vanuit het oogpunt van de deskundigen".

Het doel van de hoorzitting was te luisteren naar de benadering van communicatiedeskundigen aangaande het voorlichtingsbeleid dat door de twee belangrijkste instellingen wordt gevolgd. Deze hoorzitting bood de mogelijkheid voor een diepgaande discussie tussen de deskundigen en de vertegenwoordigers van de instellingen over marketing en/of "institutionele" standpunten en over de wijze waarop de middelen die op de EU-begroting aan dit beleid zijn toegewezen, gebruikt zouden moeten worden. De deelnemers benadrukten dat er nog steeds verbeteringen nodig zijn, voornamelijk door meer zichtbaarheid en transparantie aan de acties te geven, een betere coördinatie op centraal (EU) niveau te bewerkstelligen, een "denk lokaal, handel lokaal" benadering op decentraal niveau te ontwikkelen, en door zorg te dragen voor een beter financieel beheer en een verbetering van de instrumenten.

Juridische context

De Begrotingscommissie heeft steeds het idee verdedigd dat het voorlichtingsbeleid door de instellingen zou moeten worden uitgevoerd en was van mening dat dit onder hun autonomie viel. Zij stond op het standpunt dat een rechtsgrond tot starheid zou leiden voor iedere instelling. Derhalve heeft zij zich tot nu toe hevig verzet tegen elke poging om een rechtsgrond in te stellen[35], die de starheid van zowel de medebeslissings- als de comitéprocedures zou opleggen aan respectievelijk de rechtsgrond en de individuele acties, waaronder alsmede het meerjarenprogramma.

Derhalve heeft het Europees Parlement in zijn resolutie van 24 april 2007 over de jaarlijkse beleidsstrategie van de Commissie voor de begrotingsprocedure 2008 er opnieuw op gewezen dat "alle instellingen het recht hebben als onderdeel van hun institutionele autonomie een communicatiebeleid te voeren", zoals bepaald in artikel 49 van het Financieel Reglement en heeft de Commissie evenals de andere instellingen ertoe aangespoord hun eigen autonomie in dezen te blijven verdedigen.

Overzicht van de acties

De acties gevoerd door de Commissie

In de begroting van de Commissie wordt het communicatiebeleid voornamelijk ondersteund door titel 16. Deze vormt een weerspiegeling van de besluiten en voorstellen die de Commissie in de afgelopen drie jaar heeft genomen en ingediend, waarbij een toename is te zien van het aantal rechtstreeks door externe delegaties geleide acties en acties die door het hoofdbureau worden gevoerd en die meer op de media en algemene informatie gericht zijn. Er is in de afgelopen twee jaar dan ook een groot aantal instrumenten ontwikkeld om de communicatie via audio, video en gedrukte publicaties te verbeteren.

Vanaf 2005 is de begroting die is toegewezen aan het communicatiebeleid voortdurend verhoogd, waarbij het bedrag van de vaststellingskredieten in 2007 uitkomt op 201 031 110 EUR en de betalingskredieten op 192 303 110 EUR. Gedetailleerde gegevens zijn te vinden in de bijlagen: zie tabel 1: Sectie III – Commissiebegroting toegewezen aan titel 16 - communicatie (2005-2008).

VOB2008

Met betrekking tot het voorstel van de Commissie voor de begroting 2008, kan een lichte verhoging worden waargenomen van de vaststellingskredieten met 0,07% in vergelijking tot de begroting 2007 (+ 132 196 EUR) en een verlaging van de betalingskredieten (-519 804 EUR).

Deze bedragen dekken zowel de administratieve uitgaven als de beleidsuitgaven. In het VOB 2008 wordt een bedrag voorgesteld van respectievelijk 107 501 306 EUR voor administratieve uitgaven en 93 662 000 EUR voor beleidsuitgaven. Dat wil zeggen dat 53% van de vastleggingskredieten zijn bedoeld voor administratieve uitgaven, terwijl slechts 47% van de totale begroting is bestemd voor beleidsuitgaven.

De vastleggingskredieten voor administratieve uitgaven zijn over de gehele periode 2005-2008 hoger dan de vastleggingskredieten voor beleidsuitgaven. De rapporteur zou graag meer informatie krijgen over hoe de doelstellingen van het communicatiebeleid en de acties met deze verdeling van de vastleggingskredieten kunnen worden gehaald en hoe deze verdeling kan worden omgedraaid.

Titel 16 is opgebouwd rondom drie hoofdacties: 16 02 "communicatie en media", 16 03 "gelokaliseerde communicatie" en 16 04 "Analyse- en communicatie-instrumenten". Hoofdstuk 16 01 komt overeen met de administratieve uitgaven en dient ter ondersteuning van de bovengenoemde acties.

De opvallendste verhoging in de periode 2005-2007 is waargenomen in de vastleggingskredieten voor 16 02 02 "Multimedia-acties", waarbij de vastleggingskredieten zijn gestegen met 108,33% en de betalingskredieten met 111,11%. Deze post wordt gevolgd door post 16 02 03 "Informatie voor de media", waarbij de vastleggingskredieten zijn verhoogd met 29,62% en de betalingskredieten met 47,07%. Deze verhogingen zijn gerechtvaardigd doordat het noodzakelijk is de informatie voor de media en de media-instrumenten te verbeteren en het aantal EU-publicaties te verhogen.

Hoofdstuk 16 03 omvat de EU-uitgaven ten behoeve van gelokaliseerde communicatie. Het betreft twee soorten acties: Lokale acties 16 03 02 en specifieke acties met betrekking tot prioritaire thema's, waaronder PRINCE 16 03 04. Voor de genoemde periode zijn de vastleggingskredieten voor lokale acties verhoogd met 55,19% en de betalingskredieten met 95,97%, terwijl de vastleggingskredieten voor specifieke acties met slechts 8,54% zijn verhoogd en de betalingskredieten met 1,30%. Dit is in overeenstemming is met de verplichting die de Commissie in het Witboek is aangegaan.

Het hoofdstuk omvat tevens de financiering van het proefproject proefinformatienetwerken (PINs): post 16 03 06. Dit project was op initiatief van het Europees Parlement in de begroting van 2007 opgenomen onder een specifieke post. Er zijn binnen het raamwerk van het VOB 2008 geen kredieten aangevraagd.

Dit samenwerkingsinstrument zou dankzij zijn transversale rol er wel eens voor kunnen zorgen dat Europese afgevaardigden meer worden betrokken. Tijdens de hoorzitting over de "Efficiency en effectiviteit van het voorlichtings- en communicatiebeleid" is eveneens benadrukt dat de leden van het Europees Parlement een belangrijke rol spelen bij het bevorderen van het imago van de EU en dat zij meer betrokken zouden moeten worden bij de voorlichtings- en communicatieactiviteiten.

Met betrekking tot "communicatie en media" en "gelokaliseerde communicatie" benadrukten zowel de deskundigen als de ambtenaren de noodzaak verbeteringen op deze gebieden door te voeren. Daarvoor zijn een betere coördinatie tussen de instellingen op centraal niveau, een efficiënter gebruik van de bestaande voorlichtings- en communicatie-instrumenten en een beter gebruik van de professionele media nodig.

Over het geheel genomen zijn in de periode 2005-2007 de vastleggingskredieten voor administratieve uitgaven met 19,65% verhoogd en de betalingskredieten met 3,81% verlaagd.

Uitvoering

De volgende tabel geeft de kwantitatieve aspecten weer van de uitvoering van de middelen die eind 2006 aan het beleidsterrein communicatie zijn toegewezen. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de administratieve uitgaven te hoog zijn geraamd in verhouding tot de benodigde ondersteuning van de beleidsuitgaven. De rapporteur kan hier bij de volgende procedure rekening mee houden.

Beleidsterrein 16 - Communicatie: Totale uitvoering per 31.12.2006

Begrotingspost

Omschrijving

Vastleggingen

Betalingen

16 01 04 01

Algemene acties op het gebied van voorlichting over de Europese Unie — Uitgaven voor administratief beheer

58,97%

54,51%

16 01 04 02

Communicatieacties — Uitgaven voor administratief beheer

63,52%

7,71%

16 01 04 03

PRINCE— Uitgaven voor administratief beheer

55,49%

35,24%

16 01 04 04

Communicatieacties— Uitgaven voor administratief beheer

71,63%

43,77%

16 02 02

Multimedia- acties

99,60%

47,32%

16 02 03

‘Gelokaliseerde' communicatie

99,92%

77,01%

16 03 01

Informatiecentra

95,14%

91,94%

16 03 02

Lokale acties

97,78%

74,22%

16 03 04

Specifieke acties met betrekking tot prioritaire thema's, waaronder PRINCE

93,54%

59,94%

16 04 02

Online-informatie- en communicatie-instrumenten

98,47%

83,78%

16 04 03

Gerichte gedrukte publicaties

87,74%

100%

Met betrekking tot de kwalitatieve aspecten, is in het kwijtingsbesluit van 2005 voor de Commissie de noodzaak van de volgende zaken benadrukt:

· meer transparantie met betrekking tot de acties van de Commissie

· betere garanties voor Europese burgers ten aanzien van het recht op toegang tot informatie over de projecten en acties die onder gezamenlijk beheer vallen

· meer garanties dat de EU-fondsen die zijn toegewezen aan voorlichtingscampagnes van lidstaten goed worden gebruikt

· beter beheer van het gebruik van de toegekende subsidies

De acties gevoerd door het Parlement

Het communicatiesysteem van het Europees Parlement bestaat uit een mozaïek van verschillende kanalen die elkaar aanvullen en hetzelfde doel dienen en dat is de Europese burger op een effectieve wijze te informeren over zijn activiteiten en een bijdrage te leveren aan het Europese project.

Het Parlement is tegelijk met de Commissie een proces gestart waarbij het toepassingsgebied van de acties van het DG Voorlichting aanzienlijk wordt uitgebreid. Dit is gepaard gegaan met een substantiële verhoging van de begroting die daarmee in 2007 uitkomt op een bedrag van 89 580 000 EUR en een aantal van 658 werknemers. Dit heeft geleid tot de vaststelling van een "sterke en effectieve voorlichtingsstrategie", een beter gebruik van de beschikbare middelen, de aanstelling van een persofficier voor "gelokaliseerde" communicatie in elk voorlichtingsbureau van het Europees Parlement en tot de ontwikkeling van drie hoofdprojecten:

· het bezoekerscentrum

· het televisiekanaal via Internet

· het nieuwe audiovisuele centrum.

Het communicatiebeleid is met het oog op de verkiezingen in 2009 uiteraard een sleutelthema. Het Parlement heeft dan ook een voorstel gedaan voor een 18 maanden durend actieprogramma om de EU-burgers bewuster te maken van de Europese verkiezingen. Er is voor 2008 een bedrag van 10 300 000 EUR voorzien; waarschijnlijk is er voor 2009 extra financiering nodig.

De onderstaande tabellen geven een overzicht van de kredieten die zijn toegewezen aan het communicatiebeleid van het Europees Parlement.

Kredieten van het Europees Parlement: DG Voorlichting

Titel

Kredieten

Verschillen

(Hoofdstuk)

 

2006

2007

2008

2006/2007

21 Informatica, uitrusting en meubilair: aankoop, huur en onderhoud

6.040.000

4.985.000

21.780.000

260,60%

23 Lopende administratieve huishoudelijke uitgaven

2.470.000

1.620.000

1.220.000

-50,61%

32 Expertise en informatie: verwerving, archivering, productie en verspreiding

49.377.000

60.575.000

88.942.000

80,13%

104 Reserve voor het voorlichtings- en communicatiebeleid

20.000.000

22.400.000

0

 

Totaal

77.887.000

89.580.000

111.942.000

 43,72%

Totaal personeel: DG Voorlichting (inclusief tijdelijk, contractueel en extern personeel)

 

2005

2006

2007

Verschil 05/07

AD

189

187

231

22,22%

AST

412

407

427

3,64%

totaal

601

594

658

9,48%

De acties gevoerd door de Raad

In de onderstaande tabel staan de kredieten die zijn toegewezen aan het communicatiebeleid.

RAAD

Titel

Kredieten

Verschillen

(Hoofdstuk)

 

2006

2007

2008

2006/2008

2213 Voorlichting en openbare evenementen

389.000

1.428.000

1.198.000

207,96%

3312 Voorlichting en openbare evenementen (EVDB&GBVB)

p.m.

p.m.

50.000

 

Totaal

389.000

1.428.000

1.198.000

220,82%

Interinstitutionele samenwerking

De Europese Unie is een gemeenschappelijk project dat wordt gedragen door alle bestuurlijke niveaus, zeer uiteenlopende organisaties en alle geledingen van de bevolking.

De instellingen willen de EU dichter bij de burgers brengen. Daarom is coördinatie op het gebied van voorlichting en communicatie tussen de Europese instellingen noodzakelijk. Synergie tussen de acties is des te belangrijker wanneer het voorlichtings- en communicatiebeleid dezelfde doelgroep hebben.

De samenwerking tussen de Commissie en het Europees Parlement vindt op centraal en decentraal niveau plaats.

Op centraal niveau beschikken de Commissie en het Parlement slechts over een instrument om hun ideeën op het gebied van betere communicatie en gezamenlijke acties te verenigen en dat is de Interinstitutionele Groep Voorlichting.

De Interinstitutionele Groep Voorlichting is oorspronkelijk opgezet om de prioriteiten van het PRINCE-programma vast te stellen, maar heeft nu de rol van "forum" gekregen dat richtsnoeren voorstelt voor de communicatieactiviteiten. Desalniettemin moet het statuut van de Interinstitutionele Groep Voorlichting nog worden vastgesteld. Het Europees Parlement is van mening dat deze groep voornamelijk een politieke karakter zou moeten hebben. De mogelijkheid voor de vorming van een tweedelijnscoördinatiegroep ter uitvoering van de door de IGV vastgestelde richtsnoeren, zoals voorgesteld in de Resolutie over het Witboek[36], zou in overweging genomen moeten worden.

Op lokaal niveau verstrekken het Europees Parlement en de Commissie informatie via de Europahuizen, waarin de vertegenwoordigingen van de Commissie en de voorlichtingsbureaus van het EP onder één dak zijn gevestigd.

Volgens de mission statement van het Europees Parlement, zijn de voorlichtingsbureaus van het Parlement verantwoordelijk voor het doorvoeren van de alomvattende voorlichtings- en communicatiestrategie van het DG Voorlichting in de lidstaten. Het doel ervan is de burgers te informeren, zowel rechtstreeks als via de Europese, nationale, regionale en gespecialiseerde mediakanalen, over de door het Parlement genomen besluiten en het Parlement en zijn activiteiten te promoten en in beeld te brengen[37].

De vertegenwoordigingen treden in iedere lidstaat op als de officiële vertegenwoordigers van de Commissie. Zij spelen een driedubbele rol die erin bestaat: Het communicatiebeleid van de Commissie op lokaal niveau uit te voeren, relevante informatie te verstrekken over de ontwikkelingen binnen de Commissie, een schakel te vormen tussen de Commissie en de politiek en de samenleving in de lidstaten.

De totale kosten voor de voorlichtingsbureaus en vertegenwoordigingen voor 2007 bedragen 128 693 310 EUR, waarvan 39 636 700 EUR is bestemd voor de voorlichtingsbureaus van het EP en 89 056 610 EUR voor de vertegenwoordigingen van de Commissie.

Met het Prince-programma[38] moeten acties worden gefinancierd die betrekking hebben op prioritaire onderwerpen. Hoewel het programma aanvankelijk was gebaseerd op samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten, zou het Europees Parlement meer moeten worden betrokken bij de vaststelling van prioritaire programma's, door de leden van het Parlement volledig te betrekken bij manifestaties die in het kader van het programma worden georganiseerd.

Het Europees Parlement is op de hoogte van het verzoek van de Commissie om de vijf bestaande begrotingslijnen van het Prince-programma te vervangen door één enkel programma beheerd door het DG Communicatie, aangezien het DG van de Commissie zo meer flexibiliteit krijgt en er een centraal aanspreekpunt ontstaat.

Verbeteringen in het voorlichtings- en communicatiebeleid zijn op een coherentere wijze bereikbaar binnen een globaal communicatieconcept voor EU-burgers. Dit kan echter alleen worden bereikt wanneer de toegevoegde waarde van ieder instrument wordt geanalyseerd[39].

Conclusies:

De voorlichtings- en communicatiestrategie is over de afgelopen jaren verbeterd, maar er moet meer vooruitgang worden geboekt om de beschikbare middelen op een zo efficiënt mogelijke manier te gebruiken.

Een aantal eerste reflecties over de "begroting die tot resultaten leidt" met betrekking tot het voorlichtings- en communicatiebeleid zou gericht kunnen zijn op de volgende punten:

Ø Interinstitutionele samenwerking versus de zelfstandigheid van de instellingen

Uit het oogpunt van de begroting is synergie tussen de inspanningen van de instellingen op het gebied van voorlichting en communicatie uiteraard wenselijk, hetgeen dan ook wordt nagestreefd. De instellingen moeten zo veel mogelijk samenwerken zodat de algemene onkosten voor gedecentraliseerde structuren, etc. kunnen worden verlaagd. Anderzijds is het mogelijk dat de instellingen ieder hun eigen communicatiedoelen hebben die niet altijd met elkaar overeenkomen.

Er dient een juiste balans te worden gevonden tussen de zelfstandigheid van iedere EU-instelling om haar eigen voorlichtings- en communicatiebeleid te voeren en (i) de extra begrotingskosten van de gescheiden beleidslijnen en (ii) de mogelijke verwarring die kan ontstaan als gevolg van de verscheidenheid aan berichten en meningen.

Ø Meer gestructureerde en betere prioritaire communicatie

Wanneer de middelen schaars zijn, moet er bij het gebruik van die middelen een beslissing genomen worden over de prioriteiten. Er zou een strategische lijst met prioriteiten moeten worden opgesteld die vervolgens wordt vergeleken met de beschikbare begrotings- en personele middelen. Alle bij de besluitvorming betrokken actoren moeten zich ervan bewust zijn dat elke nieuwe voorlichtings- en communicatieactiviteit die nog niet in het programma van Europese Commissie is opgenomen, dient te komen uit de bestaande marges in het huidige MFK 2007-2014 en dat deze marges steeds kleiner worden.

Ø Kosteneffectiviteit van moderne informatietechnologieën

In recente begrotingsresoluties heeft het Parlement voortdurend gepleit voor een effectief gebruik van de moderne informatietechnologieën binnen het communicatiebeleid. Proefinformatienetwerken zijn hiervan een voorbeeld en het televisiekanaal via Internet kan als een ander voorbeeld worden gezien. De kosteneffectiviteit van media die bij voorlichtings- en communicatiecampagnes gebruikt kunnen worden, zou nader en nauwkeuriger moeten worden onderzocht en op regelmatige basis worden geëvalueerd teneinde mee te kunnen blijven gaan met de technologische ontwikkelingen en mogelijkheden.

Ø Denk lokaal – ga lokaal

Om met de minste middelen de beste resultaten te bereiken, zal de uit te dragen boodschap moeten worden afgestemd op het diverse publiek en de verschillende sectoren en landen. Er bestaat een duidelijk verband tussen het medium dat wordt gebruikt voor het uitzenden van de boodschap en de regelmaat waarmee dit gebeurt. Bovendien kan communicatie op lokaal niveau niet alleen veel goedkoper maar zeker zo efficiënt als centraal georganiseerde activiteiten blijken te zijn. Zoals het Parlement in het verleden regelmatig heeft opgemerkt, dienen er inspanningen te worden verricht om de mate waarmee communicatiebeleid lokaal kan worden uitgevoerd, te verstevigen, bijv. op een manier in hun eigen taal die door de mensen in heel Europa makkelijk wordt begrepen. Dit kan er op korte termijn voor zorgen dat er meer moet worden geïnvesteerd in personeel voor de lokale voorlichtingsbureaus in de lidstaten voor de uitvoering van het voorlichtings- en communicatiebeleid dat zich meer richt op individuele burgers.

ANNEX: TABLE 1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

SECTION III - COMMISSION BUDGET ALLOCATED TO TITLE 16 - COMMUNICATION (2005-2008)

Line N°

Title (2007 nomenclature)

Outturn 2005

2006

2007

PDB 2008

Evolution 2005/2007

CE

CP

CE

CP

CE

CP

CE

CP

CE

CP

16 01 01

Dépenses liées au personnel en activité du domaine politique "Communication"

41.204.969

49.610.664

41.878.352

41.878.352

48.208.448

48.208.448

47.370.795

47.370.795

17,00%

-2,83%

 

92.001

445.154

445.154

 

 

 

 

 

 

16 01 02

Personnel externe et autres dépenses de gestion à l'appui du domaine politique "Communication"

19.061.325

21.489.186

20.444.425

20.444.425

26.097.642

26.097.642

25.934.989

25.934.989

36,91%

21,45%

 

13.364

 

 

 

 

 

 

 

 

16 01 03

Dépenses relatives aux achats d'équipements et de services, dépenses immobilières et autres dépenses de fonctionnement du domaine polituque "Communication"

28.207.775

38.212.439

30.111.009

30.111.009

31.377.020

31.377.020

30.595.522

30.595.522

11,24%

-17,89%

16 01 04

Dépenses d'appui aux actions du domaine politique "Communication"

3.082.255

4.465.000

4.264.500

4.264.500

3.864.500

3.864.500

3.600.000

3600000

25,38%

-13,45%

16 01

Sub total

91.556.324

113.882.654

97.143.440

97.143.440

109.547.610

109.547.610

107.501.306

107.501.306

19,65%

-3,81%

 

Actions multimédias

9.000.000

9.000.000

15.250.000

15.250.000

18.750.000

19.000.000

20.700.000

17.000.000

108,33%

111,11%

 

 

1.000.000

1.000.000

 

 

 

 

 

 

16 02 03

Informations destinées aux médias

2.600.000

2.200.000

3.250.000

2.709.535

3.370.000

3.235.500

3.970.000

3.500.000

29,62%

47,07%

16 02 04

Exploitation des studios de radiodiffusion et de télévisions et équipements audiovisuels

5.600.000

5.600.000

5.600.000

5.600.000

5.600.000

5.600.000

6.212.000

6.212.000

0,00%

0,00%

16 02

Sub total

17.200.000

16.800.000

25.100.000

24.559.535

27.720.000

27.835.500

30.882.000

26.712.000

61,16%

65,69%

16 03 02

Actions locales

5.408.343

3.571.938

8.249.000

7.175.136

8.393.000

7.000.000

9.200.000

8.500.000

55,19%

95,97%

 

 

401.000

200.000

 

 

 

 

 

 

16 03 04

Actions spécifiques sur des thèmes prioritaires, dont PRINCE

7.248.792

7.403.630

7.300.000

6.968.000

7.868.000

7.500.000

12.830.000

8.500.000

8,54%

1,30%

 

 

1.068.000

533.333

 

 

 

 

 

 

16 03 05

EuroGlobe

 

 

 

 

1.500.000

1.500.000

 

 

 

 

16 03 06

Projet pilote concernant des réseaux d'information pilotes (RIP)

 

 

 

 

5.000.000

3.000.000

 

 

 

 

16 03

Sub total

12.657.136

10.975.568

17.018.000

14.876.469

22.761.000

19.000.000

22.030.000

17.000.000

79,83%

73,11%

16 04 01

Analyse de l'opinion publique (ex 16 03 01)

7.110.000

5.713.091

5.069.000

4.000.000

5.600.000

5.600.000

5.800.000

5.800.000

-21,24%

-1,98%

 

 

531.000

266.667

 

 

 

 

 

 

16 04 02

Outils d'information et de communication en ligne

9.253.333

7.233.372

8.800.000

8.016.377

10.180.000

9.400.000

10.880.000

8.500.000

10,01%

29,95%

16 04 03

Publications écrites ciblées

5.709.064

5.079.912

6.050.000

5.398.952

6.050.000

4.500.000

5.150.000

5.150.000

5,97%

-11,42%

16 04 04

Publications écrites générales (ex 16 03 03)

2.420.000

1.884.815

2.420.000

2.420.000

2.420.000

2.420.000

2.420.000

2.420.000

0,00%

28,39%

16 04 05

Prince - rôle de l'union européenne dans le monde

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

16 04

Sub total

24.492.397

19.911.190

22.870.000

20.101.996

24.250.000

21.920.000

24.250.000

21.870.000

-0,99%

10,09%

16 05 01

Relais d'information

17.788.301

9.340.315

16.752.500

15.132.500

16.752.500

14.000.000

15.300.000

15.300.000

-5,82%

49,89%

 

 

1.000.000

500.000

 

 

 

 

 

 

16 49 04

Dépenses d'appui aux actions du domaine politique "Presse et Communication"

p.m.

 

 

 

 

 

 

16 04

Facilité de performance pour la rubrique 3

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

16 05

Sub total

17.788.301

9.340.315

17.752.500

15.632.500

16.752.500

14.000.000

15.300.000

15.300.000

-5,82%

49,89%

 

Total

163.694.158

170.909.727

179.883.940

172.313.940

201.031.110

192.303.110

201.163.306

191.783.306

18,57%

11,12%

ANNEX: TABLE 2 IMPLEMENTATION POLICY AREA 16 - COMMUNICATION as of 31/12/2006

 

 

 

Commitments

Payments

Budget Line

Title

Cat

Initial Budget

Reserve

Appropriations
(inc. Abs, Transfers)

Total Implementation

Implementation
same date lst year

Difference (%)
at same date

Implementation
on 31/12/2005 (%)

Initial Budget

Reserve

Appropriations
(inc. Abs, Transfers)

Total Implementation

Implementation
same date last year

Difference (%)
at same date

Implementation
on 31/12/2005 (%)

16 01 04 01

Actions générales d'information sur l'Union européenne — Dépenses pour la gestion administrative

3

0,2

0,2

58,97%

42,79%

-16,18%

42,79%

0,2

0,2

54,51%

22,38%

-32,13%

22,38%

16 01 04 02

Relais d'information — Dépenses pour la gestion administrative

3

0,3

0,3

63,52%

24,42%

-39,10%

24,42%

0,3

0,3

7,71%

20,03%

12,32%

20,03%

16 01 04 03

Prince (programme d'information du citoyen européen) — Actions d'information pour des politiques spécifiques — Dépenses pour la gestion administrative

3

1,5

1,5

55,49%

63,20%

7,71%

63,20%

1,5

2,4

35,24%

38,82%

3,58%

38,82%

16 01 04 04

Actions de communication — Dépenses pour la gestion administrative

3

2,3

2,3

71,63%

82,01%

10,38%

82,01%

2,3

3,6

43,77%

41,43%

-2,34%

41,11%

 

Total 16 01

 

4,3

 

4,3

 

 

 

 

4,3

 

6,5

 

 

 

 

16 02 02

Information du citoyen par les médias

3

15,3

16,1

99,60%

97,09%

-2,51%

97,09%

15,3

16,1

47,32%

67,93%

20,61%

67,93%

16 02 03

Communication directe — Médias

3

2,7

2,9

96,92%

89,92%

-7,00%

89,92%

2,2

2,9

77,01%

93,84%

16,83%

93,84%

 

Total 16 02

 

18,0

 

19,0

 

 

 

 

17,5

 

19,0

 

 

 

 

16 03 01

Analyse de l'opinion publique et actions de proximité

3

9,5

11,0

95,14%

99,12%

3,98%

99,12%

7,5

10,5

91,94%

98,04%

6,10%

98,02%

16 03 02

Actions de communication

3

8,7

8,7

97,78%

78,20%

-19,58%

78,20%

8,1

7,8

74,22%

60,42%

-13,80%

60,42%

16 03 04

Prince — Débat sur l'avenir de l'Union européenne

3

6,7

9,1

93,54%

 

 

 

6,5

7,0

59,94%

 

 

 

 

Total 16 03

 

24,8

 

28,8

 

 

 

 

22,1

 

25,3

 

 

 

 

16 04 02

Outils d'information du citoyen

3

6,4

6,8

98,47%

88,65%

-9,82%

88,65%

6,2

9,7

83,78%

97,81%

14,03%

92,93%

16 04 03

Outils de communication

3

4,8

4,0

87,74%

64,88%

-22,86%

64,88%

3,8

3,4

100,00%

66,46%

-33,54%

63,21%

16 04 04

 

3

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Total 16 04

 

11,2

 

10,8

 

 

 

 

10,0

 

13,1

 

 

 

 

16 15 01

Relais d'information

3

16,8

16,4

99,17%

95,64%

-3,53%

95,64%

15,1

21,3

82,38%

69,23%

-13,15%

69,19%

 

Total 16 15

 

16,8

 

16,4

 

 

 

 

15,1

 

21,3

 

 

 

 

16 49 04 01

 

3

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

16 49 04 02

 

3

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

16 49 04 03

 

3

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

16 49 04 04

 

3

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Total 16 49

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

16 50 01

 

3

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

BIJLAGE: Tabel 3: Analyse kosten externe bureaus

 

Oorspronkelijke kredieten voorlichtingsbureaus en antennes van het Europees Parlement (2007)

 

ANNEX: TABLE 4

European Commission

COSTS OF THE REPRESENTATIONS

Werkdocument over het VOB 2008 - Eerste analyse

Inleiding

1.        Het voorontwerp van begroting (VOB) voor 2008 is door de Commissie op 2 mei 2007 goedgekeurd. De begroting 2008 zal de tweede zijn die zal worden vastgesteld binnen het raamwerk van het meerjarig financieel kader (MFK) 2007-2013, zoals overeengekomen in het Interinstitutioneel Akkoord (IIA) van 17 mei 2006. Dit werkdocument biedt een eerste overzicht van de belangrijkste cijfers en onderwerpen in het VOB.

2.        De structuur van dit werkdocument komt overeen met de structuur van rubrieken van het MFK. Dit komt overeen met de politieke presentatie van het VOB door de Commissie. Na een inleidend overzicht van de cijfers en een aantal algemene opmerkingen van de rapporteur wordt in dit document gekeken naar de belangrijkste ontwikkelingen in het VOB in alle rubrieken van de MFK-structuur en naar een aantal specifieke horizontale kwesties. Het VOB 2008 zelf is in wezen een document dat vooruitkijkt, maar de rapporteur herinnert aan het belang van controle van de uitvoering van de begroting in de loop van 2007 en tevens tijdens de werkzaamheden van het Parlement ter voorbereiding van de begroting 2008.

Overzicht van de cijfers per MFK-rubriek

Tabel 1a - VOB 2008: vastleggingen en betalingen (EUR in huidige prijzen)

Rubriek

Plafond MFK

VOB 2008

Marge

Vastleggingen

Betalingen

1a. Concurrentiekracht ter bevordering van groei en werkgelegenheid

9 847 000 000

*10 270 429 000

9 538 679 600

76 571 000

1b. Cohesie ter bevordering van groei en werkgelegenheid

46 889 000 000

46 877 941 445

40 622 714 507

11 058 555

2. Duurzaam beheer en bescherming van natuurlijke hulpbronnen

58 800 000 000

56 275 831 496

54 770 478 053

2 524 168 504

3a. Vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid

747 000 000

691 034 000

496 446 000

55 966 000

3b. Burgerschap

615 000 000

598 493 000

694 383 006

16 507 000

4. De EU als mondiale partner

7 002 000 000

**6 911 414 000

7 916 743 400

329 804 000

5. Administratie

7 380 000 000

***7 355 714 836

7 336 274 836

121 285 164

6. Compensaties

207 000 000

206 636 292

206 636 292

363 708

Totaal

131 487 000 000

129 167 494 069

121 582 355 694

3 135 723 931

* met inbegrip van kredieten ter hoogte van 500 miljoen EUR in verband het Europees Fonds voor aanpassing aan de mondialisering, die niet meetellen voor de marge

** met inbegrip van kredieten ter hoogte van 239,2 miljoen EUR in verband met de reserve voor noodhulp, die niet meetellen voor de marge

*** met inbegrip van kredieten ter hoogte van 77 miljoen EUR in verband met voetnoot (1) van het financieel kader 2007-2013 (bijdragen van het personeel aan het pensioenstelsel) die niet meetellen voor de marge

3.        Tabel 1a bevat de vasteleggingskredieten in het VOB 2008 met een totaal van 129 167 miljoen EUR. Zoals te zien is in tabel 1b betekent dit een verhoging van 2% vergeleken met de begroting 2007. De verplichte uitgaven daalden met 1,2%, en niet-verplichte uitgaven stegen met 3,8%. Het leeuwendeel van de verplichte uitgaven in het VOB 2008 bestaat uit landbouwuitgaven binnen rubriek 2. De waargenomen verschuiving van verplichte uitgaven naar niet-verplichte uitgaven stemt overeen met het punt dat is benadrukt door commissaris Grybauskaite in haar presentatie voor COBU op 2 mei 2007 dat het VOB 2008 het eerste is waarin de geplande uitgaven voor rubriek 1 (concurrentiekracht en cohesie) hoger zijn dan voor rubriek 2 (duurzaam beheer en bescherming van natuurlijke hulpbronnen). In totaal laten de vastleggingen van het VOB 2008 een marge over van 3 135,7 miljoen onder het MFK-plafond.

4.        Volgens de jongste raming van het BNI van de EU ter hoogte van 12 589,2 miljard EUR komt het totaal aan vastleggingen overeen met 1,03% van het BNI. Ter vergelijking: het plafond voor vastleggingen zoals vastgesteld in bijlage 1 bij het IIA van 17 mei 2006 komt overeen met 1,06% van het BNI.

Tabel: 1b Overzicht VOB 2008 - Wijzigingen t.o.v. de begroting 2007 (in %)

Rubriek

Verhoging / Verlaging

VOB 2008 vergeleken met Begroting 2007

Vastleggingen

Betalingen

1a. Concurrentiekracht ter bevordering van groei en werkgelegenheid

+ 9,6%

+ 35,4%

1b. Cohesie ter bevordering van groei en werkgelegenheid

+ 3,1%

+ 7,5%

2. Duurzaam beheer en bescherming van natuurlijke hulpbronnen

0,0%

+ 0,1%

3a. Vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid

+ 10,8%

+ 4,8%

3b. Burgerschap

- 7,6%

- 4,6%

4. De EU als mondiale partner

+ 1,5%

+ 7,7%

5. Administratie

+ 5,7%

+ 5,7%

6. Compensaties

- 53,5%

- 53,5%

Totaal

+ 2,0%

+ 5,3%

5.        Het totaal-generaal voor de betalingskredieten is 121 582 miljoen EUR. Tabel 1b laat zien dat dit een verhoging betekent van 5,3% ten opzichte van 2007. Het niveau aan betalingskredieten in het VOB 2008 komt neer op 0,97% van het BNI van het EU. Het plafond voor betalingen in 2008 van 129 481 miljoen zoals vastgelegd in bijlage 1 bij het IIA komt in feite neer op 1,04% van het BNI. Vergeleken met deze getallen laat het VOB 2008 een marge over van 8 214 miljoen EUR voor betalingskredieten.

6.        De rapporteur benadrukt dat dit een grote marge laat onder het plafond voor betalingen. Het valt te hopen dat een correcte uitvoering van de begroting en de uitgaven voor politieke prioriteiten overeenkomstig de nadruk die het Parlement legt op een "resultaatgerichte begroting" kan leiden tot een hoger niveau aan betalingen op de begroting 2008 dan door de Commissie is voorzien in het VOB.

Algemene opmerkingen van de rapporteur - een resultaatgerichte begroting

7.        Overeenkomstig de resolutie van het Parlement over de jaarlijkse beleidsstrategie van de Commissie voor 2008[40] is duidelijkheid bij de presentatie van de begroting van prioritair belang voor het Europees Parlement. De rapporteur zal blijven hameren op het belang van een "resultaatgerichte begroting" 2008. Resultaten kunnen echter alleen worden bereikt en gemeten indien de doelstellingen duidelijk zijn. De begrotingslijn blijft de fundamentele bouwsteen van de jaarlijkse begrotingsprocedure. Het beleidsterrein is het sleutelelement van de begrotingsnomenclatuur door middel waarvan het Parlement de toewijzing van financiële en menselijke hulpbronnen met behulp van activity based budgeting (ABB) kan controleren.

8.        De rapporteur is van mening dat de activiteitsoverzichten die door elk DG van de Commissie worden geproduceerd een nuttig instrument vormen voor de begrotingsautoriteit om te evalueren in welke mate elk DG van de Commissie is gericht op het bereiken van resultaten door middel van de toewijzing van budgettaire en menselijke hulpbronnen. Op basis van een eerste bestudering verwelkomt de rapporteur een verbetering van de duidelijkheid van de presentatie, een grotere gerichtheid op doelstellingen en resultaten en een verminderd volume van teksten inzake interne processen. Hij zal de activiteitsoverzichten in de loop van de begrotingsprocedure 2008 nader bestuderen.

9.        De rapporteur kijkt uit naar de eerste Budget Forecast Alert (BFA) in 2008, dat door de Commissie in juni moet worden goedgekeurd, maar ook naar de discussie met zijn collega's in de Begrotingscommissie over de wijze waarop het beste gebruik gemaakt kan worden van deze gegevens.

10.      Met betrekking tot gedecentraliseerde en uitvoerende agentschappen merkt de rapporteur op dat het voortdurend groeiende personeelsbestand van de gedecentraliseerde agentschappen wordt gefinancierd van de operationele rubrieken (1, 2, 3 en 4) van het MFK. De middelen die op deze manier verloren gaan aan operationele doelen komen neer op circa 312 miljoen EUR in het VOB 2008. Bovendien wordt 73 miljoen EUR gevraagd voor uitvoerende agentschappen (die "administratieve" taken uitvoeren namens de directoraten-generaal van de Commissie). De rapporteur is van mening dat deze cijfers op transparante wijze door de Commissie moeten worden aangegeven. Verder is hij van mening dat tijdens de begrotingsprocedure 2008 aandacht moet worden geschonken aan de vaststelling van een passend richtsnoer voor de vermindering van het aantal posten in een "moeder"-DG wanneer een uitvoerend agentschap wordt opgericht onder toezicht van dat DG.

11.      Het vooruitzicht van kleine marges binnen het MFK betekent dat er minder ruimte is om de uitgaven aan te passen aan de prioriteiten van de begrotingsautoriteit. Voor het geval dat er gepleit kan worden voor de vaststelling van bedragen voor programma's die hoger zijn dan was voorzien in het IIA van 17 mei 2006 vanwege prioriteiten van het Parlement, wijst de rapporteur erop dat artikel 37 van het IIA de mogelijkheid biedt om 5% "legislatieve flexibiliteit" toe te passen. Wanneer bedragen voor programma's worden "back-loaded" (lagere vastleggingen eerder tijdens het MFK in afwachting van hogere vastlegging aan het eind van het MFK) kan dit leiden tot hogere druk in de toekomst. De rapporteur is van mening dat een zekere mate van interinstitutionele samenwerking nodig kan zijn om een samenhangende programmering van vastleggingen in de loop van het MFK te waarborgen.

12.      De uiterst kleine marges die beschikbaar zijn, met name in de rubrieken 1a, 3a, 3b en 4 van het MFK verkleinen de ruimte voor het Parlement om proefprojecten en voorbereidende acties te financieren (die op de begroting 2008 worden opgenomen met een p.m, zodat vastleggingen waar het Parlement toe besluit van de marges worden afgetrokken). Gelijksoortige argumenten gelden voor eventuele initiatieven die kunnen worden voorgesteld door de Commissie.

Rubriek 1a - concurrentiekracht ter bevordering van groei en werkgelegenheid

13.      Deze subrubriek omvat de belangrijkste beleidsmaatregelen voor het verwezenlijken van de strategie van Lissabon. De belangrijkste cijfers zijn weergeven in de tabellen 1a en 1b. De hoofdprogramma's van deze subrubriek zijn het Zevende Kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling, het Kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (CIP), het programma Levenslang Leren, het programma Progress, de Trans-Europese netwerken (TEN's), Marco Polo II en Galileo. Andere acties die bijdragen aan de doelstellingen van concurrentiekracht, duurzame groei en werkgelegenheid zijn de interne markt, statistieken, fraudebestrijding, belastingheffing en de douane-unie.

Onderzoek (MFK referentiebedrag voor 2007 - 2013: 50 521 miljoen EUR)

14.      De rapporteur verwelkomt de voorziene verhoging voor uitgaven ten behoeve van rubriek 1a in het VOB 2008. Op algemeen niveau spreekt hij echter zijn bezorgdheid uit dat de hoeveelheid initiatieven die momenteel op dit terrein plaatsvinden, hieronder beschreven, het gevaar van overlapping en slechte coördinatie met zich meebrengt. Hij verwelkomt de tabel op bladzijde 99 van het VOB-document II dat de Commissie heeft verstrekt en waarin de voorgestelde verdeling van middelen over de verschillende onderzoeksprogramma's en beleidsterreinen wordt weergegeven, maar vraagt zich af of de feitelijke verdeling wel zo rechtlijnig is als de tabel suggereert.

15.      Volgens de Commissie en ondanks de vertragingen bij de goedkeuring van de rechtsgrondslag zal het Zevende Kaderprogramma (EG en Euratom) voor onderzoek en technologische ontwikkeling (FP7) in 2008 volledig operationeel zijn. Een van de vernieuwingen van het FP7 is de Europese Onderzoeksraad (ERC). Met ingang van 2008 zal de ERC verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het programma "Ideas". Het is de bedoeling dat een uitvoerend agentschap opdracht zal krijgen de ERC te ondersteunen en in staat te stellen zijn rol te spelen als pan-Europees financieringsagentschap voor grensverleggend onderzoek. Een tweede uitvoerend agentschap kan de opdracht krijgen de andere onderdelen van het FP7 EG te beheren. Het Parlement zal de toegevoegde waarde van deze eventuele nieuwe uitvoerende agentschappen te zijner tijd beoordelen.

16.      Voor het Zevende kaderprogramma van de EG voor 2008 stelt de Commissie een totale begroting van 5 579 miljoen EUR voor (inclusief eigen onderzoek). De belangrijkste specifieke programma's hebben betrekking op de volgende 4 doelstellingen:

· Samenwerking (3 802 miljoen EUR)

· Ideeën (546 miljoen EUR)

· Mensen (496 miljoen EUR)

· Capaciteiten (501 miljoen EUR)

17.      In het VOB 2008 wordt een bedrag van 115,4 miljoen EUR voorgesteld voor het fusiegedeelte van het Zevende Kaderprogramma van Euratom (inclusief ITER) - begrotingslijn 08 20 02. Wat betreft het FP7 Euratom, na de recente oprichting van de internationale organisatie ITER en de gemeenschappelijke onderneming voor ITER, zal de hoofdprioriteit voor het thema fusie-energie in 2008 de operationele start van het ITER-project zijn, waarover succesvol is onderhandeld binnen het FP6.

18.      De rapporteur merkt op dat de oprichting van het Europees Technologisch Instituut (ETI) zoals voorgesteld door de Commissie (waarvan de directe kosten voor de EU-begroting naar verwachting circa 308 miljoen EUR zullen bedragen in de periode 2007-2013) niet was voorzien in het MFK zoals overeengekomen in mei 2006 en daarom gefinancierd zou moeten worden uit de marge van rubriek 1a. Hij stelt vast dat een bedrag van 2,9 miljoen EUR in het VOB is opgenomen. Volgens de Commissie dient dit voor voorbereidende werkzaamheden voor de oprichting van het Instituut in 2010. De begrotingslijn voor het ETI zoals voorgesteld in het VOB 2008 is echter 15 02 11, dat deel uitmaakt van het hoofdstuk Een leven lang leren (en niet 02 02 10, het hoofdstuk over concurrentievermogen, industriebeleid, innovatie en ondernemerschap, zoals oorspronkelijk genoemd in het voorstel van de Commissie over het ETI). De rapporteur neemt nota van het wetsvoorstel dat momenteel wordt bediscussieerd. Hij spreekt zijn bezorgdheid uit over de mogelijke financieringsbronnen voor de kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG's), alsmede voor het "orgaan" (in de zin van artikel 185 van het Financieel Reglement) zelf, zoals voorgesteld door de Commissie. Hij dringt aan op een nadere toelichting van de Commissie over de wijze waarop zij wil waarborgen dat KIG's en andere bestaande componenten van het FP7 (zoals de topnetwerken) waarde zullen toevoegen door middel van eerlijke concurrentie voor financiering. Verder moet elk mogelijk gebruik van middelen uit de structuurfondsen, het KCI-programma of het FP7 overeenstemmen met het begrotingsbeginsel van specificiteit, overeenkomstig welk beginsel meerder financieringsbronnen voor een specifiek doel in kunnen druisen tegen het Financieel Reglement.

19.      Een nieuwe voorbereidende actie (3 miljoen EUR in 2008) op het gebied van Wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GMES) is bedoeld om onderzoek in de praktijk toe te passen in het specifiek geval van een "rapid mapping service" ter ondersteuning van burgerbescherming en humanitaire hulp in de fase van noodmaatregelen.

Galileo

20.      De rapporteur neemt nota van de recente mededeling van de Commissie over "Galileo at a crossroads: the implementation of the GNSS programme" waarin wordt gewezen op de huidige cruciale fase van Galileo naar aanleiding van het falen van het publiek-private partnerschap (PPP). Hij herinnert de Commissie en de Raad eraan dat meer dan 1 miljard EUR in het MFK 2007-2013 reeds aan Galileo is toegewezen in het kader van het FP7 (151 miljoen EUR in het VOB 2008) en dat het IIA van 17 mei 2006 voorziet in passende instrumenten voor aanvullende middelen (400 miljoen EUR per jaar) om financiering van de Gemeenschap voor dit programma met een grote Europese toegevoegde waarde te verzekeren. Verder herinnert hij eraan dat het Parlement tijdens de onderhandelingen over het MFK de Raad en de Commissie herhaaldelijk heeft gewaarschuwd voor een mogelijke ernstige onderfinanciering van Galileo.

Concurrentiekracht en innovatie (MFK referentiebedrag: 3 621 miljoen EUR)

21.      Het Kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (CIP) is een belangrijk onderdeel van de strategie voor het vernieuwde proces van Lissabon. Het is onderverdeeld over verschillende beleidsterreinen (titels), te weten: titel 2 (ondernemingen), titel 6 (energie en vervoer) en titel 9 (informatiemaatschappij). Een bedrag van 403,7 miljoen EUR is voorgesteld voor het CIP voor 2008 (tegenover 388 miljoen EUR in het VOB 2007).

Het programma Levenslang leren (MFK referentiebedrag: 6 970 miljoen EUR)

22.      Het programma Levenslang leren, inclusief meertaligheid, is een van de belangrijkste programma's die gefinancierd worden met subrubriek 1a en heeft tot doel de kwaliteit van onderwijs en scholing te verbeteren. Het omvat Comenius, Erasmus, Leonardo da Vinci, Grundtvig, transversale activiteiten en de Jean Monnet-actie. Voor dit tweede jaar van uitvoering is het totale bedrag aan kredieten 899 miljoen EUR, een verhoging van 9% ten opzichte van de begroting 2007.

Progress (MFK referentiebedrag: 743 miljoen EUR)

23.      Progress is het geïntegreerde programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit, ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de sociale beleidsagenda (95,7 miljoen EUR in het VOB 2008). De voortzetting van de sociale dialoog, vrij verkeer van werknemers en studies en speciale verslagen op sociaal gebied, de bevordering en facilitering van de maatschappelijke dialoog op Europees niveau (Werken voor Europa - sociale dialoog en mobiliteitsprogramma) heeft een bedrag van 65,8 miljoen EUR toegewezen gekregen in het VOB 2008, een verlaging van 3,84% vergeleken met de begroting 2007.

24.      Het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering is bedoeld om aanvullende steun te verlenen aan werknemers die te lijden hebben onder de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen en ze te helpen bij de reïntegratie in de arbeidsmarkt. het referentiebedrag voor dit Fonds is door het IIA van 17 mei 2006 vastgesteld op 500 miljoen EUR per jaar. Afgewacht moet worden hoeveel vraag er zal zijn naar dit instrument en hoe de financiering in de praktijk precies geregeld zal worden.

Trans-Europese Netwerken (TENs) en Marco Polo

25.      De MFK referentiebedragen zijn 8 013 miljoen EUR voor TEN Vervoer en 450 miljoen EUR voor Marco Polo II. De totale financiering voor TEN-activiteiten op het gebied van vervoer wordt voorgesteld als 972 miljoen EUR. Dit lijkt overeen te stemmen met de aanvankelijke financiële programmering. Op het gebied van energie is 22 miljoen EUR voorzien voor TEN-E, het "prioritair interconnectieplan" (PIP) van een totaal van 155 miljoen EUR in het MFK 2007-2013.

Rubriek 1b - Cohesie ter bevordering van groei en werkgelegenheid

26.      Rubriek 1b van het financieel kader dekt de structuurfondsen - Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en het Europees Sociaal Fonds (ESF) - en tevens het Cohesiefonds. Het heeft voornamelijk betrekking op de volgende activity-based budgeting (ABB)-beleidsgebieden: regionaal beleid, voor het EFRO en het Cohesiefonds, en werkgelegenheid en sociale zaken voor het ESF.

27.      De voornaamste prioriteit voor 2008 zal zijn om de soepele implementatie en gebruikmaking te waarborgen van communautaire fondsen voor de operationele programma's die zijn overeengekomen in overeenstemming met de aangenomen nationale strategische referentiekaders van de lidstaten.

Vastleggingskredieten

28.      Voor 2008 komen de totale vastleggingskredieten voor rubriek 1b neer op 46 878 miljoen EUR, een verhoging van 3,1% ten opzichte van 2007. Hiervan is 38 723 miljoen EUR bestemd voor de structuurfondsen (Europees Sociaal Fonds en Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling), een verhoging van 1% ten opzichte van 2007, en 8 155 miljoen EUR voor het Cohesiefonds. Het laatste cijfer vertegenwoordigt een verhoging van 14,4% ten opzichte van 2007. Zoals gebruikelijk maken de structuurfondsen en het Cohesiefonds de middelen van de rubriek geheel op, zodat er geen marge meer is binnen subrubriek 1b.

Betalingskredieten

29.      Voor rubriek 1b bedragen de totale betalingskredieten 40 622 miljoen EUR, een verhoging van 7,5% ten opzichte van 2007. Dit cijfer omvat drie componenten: voorafgaande en tussentijdse betalingen in verband met de vastleggingen binnen het nieuwe financiële kader 2007-2013, de grootste component; terugbetalingen om de RAL voor de programma's en projecten van 2000-2006 op te ruimen; en een restbedrag om de resterende RAL voor de programma's van vóór 2000 op te ruimen. De RAL voor de structuurfondsen in 2006 namen toe en bedroegen 77,8 miljard EUR. De RAL voor het Cohesiefonds bedroegen 15,4 miljard. Dit betekent een totaal van 93,2 miljard EUR aan RAL voor structurele acties, meer dan 70% van de uitstaande verplichtingen. De rapporteur merkt verder op dat de geschrapte betalingskredieten op de begroting 2006 op het gebied van de structuurfondsen in totaal 3,3 miljard EUR bedroegen wanneer rekening wordt gehouden met de nota van wijzigingen op de gewijzigde begroting 6/2006.

30.      De rapporteur geeft twee afsluitende commentaren op rubriek 1b. De eerste is dat hij van de Commissie een nadere toelichting verzoekt die verder gaat dan de tot dusverre geleverde toelichting inzake de precieze aard van de RAL. Hij is tevens van mening dat het Parlement rekening moet houden met het feit dat de structuurfondsen die beschikbaar zijn voor de recent toegetreden 12 lidstaten een historische mogelijkheid bieden om gebruik te maken van aanzienlijke bedragen om hun potentieel voor sterke economische groei en een betere infrastructuur te vergroten. Het Parlement moet zich inzetten voor het ondersteunen van acties op dit gebied. De rapporteur merkt verder op dat deze kans zich misschien niet meer voordoet in toekomstige Meerjarige Financiële Kaders.

Rubriek 2 - Duurzaam beheer en bescherming van natuurlijke hulpbronnen

31.      Rubriek 2 is qua bedrag de grootste rubriek in het VOB 2008, indien de rubrieken 1a en 1b afzonderlijk worden beschouwd. Het omvat delen van de volgende beleidsgebieden: 05 "Landbouw en plattelandsontwikkeling", 07 "Milieu", 11 "Visserij en maritieme zaken", 17 "Gezondheidszorg en consumentenbescherming".

32.      In rubriek 2 presenteert de Commissie vijf onderdelen die niet noodzakelijkerwijs exact overeenstemmen met de bovengenoemde beleidsterreinen (bedragen voor vastleggingen):

· Marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen: 42 498, 9 miljoen EUR

· Plattelandsontwikkeling: 12 570,7 miljoen EUR

· Visserij: 895,8 miljoen EUR

· Milieu: 266,9 miljoen EUR

· Overige acties en programma's (inclusief gedecentraliseerde agentschappen): 43,3 miljoen EUR.

33.      Dit komt neer op een totaal van 56 275,8 miljoen EUR: een verhoging van 25 miljoen EUR ten opzichte van de begroting 2007. het plafond voor 2008 is in het MFK vastgesteld op 58 800 miljoen EUR, waardoor een marge van 2 524,1 miljoen overblijft. Circa 75,1% van deze uitgaven is van verplichte aard[41], waarover de Raad de uiteindelijke beslissingbevoegdheid heeft tijdens de jaarlijkse begrotingsprocedure en waarbij hij zich gewoonlijk weinig gelegen laat liggen aan de standpunten van het Parlement.

34.      In verband met een eerste analyse van de geplande uitgaven van deze rubriek herinnert de rapporteur eraan dat het eerste begrotingsoverleg voor de procedure 2008 gepland is voor 13 juli 2007. Overeenkomstig bijlage II van het IIA van 17 mei 2006 en onder verwijzing naar de eerdere "ad hoc"-procedure heeft deze vergadering tot doel voortgang te boeken met kwesties op het gebied van landbouw, visserij en GBVB.

Landbouw

35.      In het financiële kader voor 2007-2013 zijn de eerste en tweede pijler van het landbouwbeleid bijeengebracht in rubriek 2, waardoor de mogelijkheid ontstaat van overschrijvingen tussen enerzijds directe steun en marktgerelateerde uitgaven en anderzijds maatregelen voor plattelandsontwikkeling.

36.      Met ingang van 1 januari 2007 heeft de Gemeenschap nieuwe voorwaarden en specifieke regels vastgelegd voor de financiering van uitgaven in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en twee nieuwe fondsen in het leven geroepen: het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO). Verordening 1290/2005 van de Raad bevat een enkel juridisch kader voor de financiering van GLB-uitgaven, met de invoering van twee nieuwe fondsen binnen de algemene EU-begroting, het ELGF en het ELFPO.

37.      In detail wordt in beleidsgebied 05 een bedrag van 42 216,4 miljoen EUR (hoofdstukken 05 02 - 5 003,4 miljoen EUR en 05 03 - 37 213 miljoen EUR) voorgesteld voor marktuitgaven en directe steun, terwijl 12 571 miljoen EUR wordt voorgesteld voor plattelandsontwikkeling (hoofdstuk 05 04). Voor plattelandsontwikkeling, hoofdstuk 05 04, wordt in het VOB 12 571 miljoen EUR aan vastleggingskredieten voorgesteld, bijna 200 miljoen EUR meer dan in 2007.

38.      In 2008 zal de "check up" van het GLB plaatsvinden[42]. Het Parlement, met name de Commissie landbouw, verwacht volledig betrokken te zullen worden bij dit proces. De rapporteur ondersteunt de prioriteit die de Commissie verleent aan de noodzaak van deze evaluatie van de werking van het hervormde GLB in het VOB 2008.

Visserij

39.      De twee belangrijkste instrumenten hebben twee verschillende rechtsgronden. Ten eerste het Europees Visserijfonds (EVF), in werking sinds 4 september 2006, dat het voormalige Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV) vervangt. Ten tweede het instrument voor alle andere acties in verband met het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), inclusief internationale visserij en het Zeerechtverdrag, in werking sinds 4 juli 2006.

40.      Voor het EVF stelt de Commissie 588,5 miljoen EUR aan vastleggingskredieten voor en 450,8 miljoen aan betalingskredieten, respectievelijk +3,1% en -46,2% ten opzicht van 2007. De verhoging van de vastleggingskredieten stemt overeen met het totaalbedrag voor het EVF vastgelegd in de rechtsgrond. Voor het GVB-instrument bedragen de voorgestelde kredieten in totaal 306,6 miljoen EUR aan vastleggingen en 288,5 miljoen EUR aan betalingen.

Milieu

41.      Milieu is een van de beleidsprioriteiten van de Commissie voor 2008, zoals benadrukt in de JBS 2008. Dit stemt overeen met vier prioritaire gebieden die zijn genoemd in het Zesde Milieuactieprogramma (2002-2012): klimaatverandering, natuur en biodiversiteit, duurzaam beheer en gebruik van hulpbronnen, milieu en volksgezondheid.

42.      Veruit het grootste deel van de operationele begroting is ondergebracht bij hoofdstuk 07 03 "Uitvoering van het milieubeleid en de milieuwetgeving van de Gemeenschap" (280,6 miljoen EUR), waarvan artikel 07 03 07 "Life+ (Financieel Instrument voor het milieu — 2007-2013)" 248,1 miljoen EUR aan vastleggingen ontvangt. De Commissie merkt op dat het programma LIFE+ aanzienlijk verschilt van het oorspronkelijke voorstel, met name wat betreft de beheersmethode (direct centraal beheer door de Commissie in plaats van indirect gecentraliseerd beheer met nationale agentschappen, zoals oorspronkelijk voorgesteld), een benadering die de Begrotingscommissie tijdens het wetgevingsproces van dit instrument van harte steunde, maar die noodzakelijkerwijs aanvullende hulpbronnen voor DG Milieu noodzakelijk maakt.

43.      In het VOB wordt gesteld dat 2008 een beslissend jaar zal zijn voor het beleid van de EU inzake klimaatverandering. De rapporteur zou echter gedetailleerdere informatie willen ontvangen over de manier waarop de verzochte verhoging van middelen van 273 miljoen EUR aan vastleggingen in 2007 tot 298 miljoen EUR in 2008 voor intensievere acties op het gebied van klimaatverandering gebruikt moet worden.

Rubriek 3a - Vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid

44.      In het VOB 2008 wordt voor rubriek 3a "Vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid" een bedrag van 691 miljoen gevraagd. Dit vertegenwoordigt een verhoging van 10,8% ten opzichte van de begroting 2007. Alle operationele uitgaven voor deze MFK-rubriek zijn voorzien voor de ABB-titel 18 "Ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid".

45.      De administratieve uitgaven in het VOB bedragen 60,2 miljoen EUR voor DG JLS, waarvan 55,7 miljoen EUR zijn ondergebracht bij rubriek 5 van het MFK en 4,6 miljoen EUR (18 01 04) horen bij beleidsterrein 18. Dit lijkt een tamelijk forse verhoging vergeleken met de begroting 2007, met een bedrag voor administratieve uitgaven voor titel 18 van 51,3 miljoen EUR.

46.      De Commissie stelt dat na de aanloopperiode in 2007 het jaar 2008 de "eerste periode van volledige tenuitvoerlegging" zal zijn voor de drie nieuwe algemene programma's: "Solidariteit en beheer van de migratiestromen", "Grondrechten en justitie" en "Veiligheid en bescherming van de vrijheden". De situatie met betrekking tot de goedkeuring van rechtsgronden is echter nog niet geheel naar tevredenheid opgelost, aangezien over sommige programma's nog overeenstemming moet worden bereikt.

47.      Rubriek 3a kent een aantal agentschappen. Voor FRONTEX stelt de rapporteur vast dat er wederom een verhoging ten opzichte van 2007 is verzocht van circa 4 miljoen EUR, na een verhoging van 15,3 miljoen EUR tussen 2006 en 2007. Deze verhogingen lijken nodig te zijn voor de uitbreiding van de taken van FRONTEX, waaronder het feit dat 2008 het eerste jaar is waarin snelle grensinterventieteams volledig operationeel zullen worden. Een gelijksoortige ontwikkeling doet zich voor met het EUROJUST-agentschap, waarvoor een verhoging van 1 586 000 EUR in 2008 wordt gevraagd (VOB 2008: 20,0 miljoen EUR) ten opzichte van de begroting 2007, na een verhoging van 3 714 000 op de begroting 2006.

Rubriek 3b - Burgerschap

48.      Deze subrubriek omvat tevens volksgezondheid, consumentenbescherming en civiele bescherming. Het totaalbedrag aan kredieten voor deze subrubriek bedraagt 598,5 miljoen EUR aan vastleggingskredieten en 694,4 miljoen EUR aan betalingskredieten. De marge bedraagt slechts 16,5 miljoen EUR.

49.      Deze cijfers voor het VOB laten een verlaging zien van 7,6% aan vastleggingskredieten en 4,6% aan betalingskredieten (ten opzichte van de begroting 2007). In document I van het VOB 2008 wordt op blz. 6 echter opgemerkt: "deze verlaging van kredieten moet worden gezien in de context van de opname op de begroting 2007 van 24,4 miljoen EUR voor het Solidariteitsfonds en 87 miljoen EUR voor de afronding van overgangsmaatregelen in Bulgarije en Roemenië" Daarom valt, als deze twee instrumenten buiten beschouwing worden gelaten, een verhoging van de kredieten vast te stellen (ten opzichte van de begroting 2007) van 11,6% aan vastleggingskredieten en 4,6% aan betalingskredieten. Overeenkomstig het VOB 2008 zijn de vijf belangrijkste uitgavenposten voor deze subrubriek als volgt verdeeld:

- Cultuur en verscheidenheid in Europa bevorderen (192,966 miljoen EUR)

- Informatiemaatschappij en media (104,180 miljoen EUR)

- Gedecentraliseerde agentschappen: Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding en Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (102,600 miljoen EUR)

- Voorlichting inzake Europees beleid en betere contacten met de burgers (88,630 miljoen EUR)

- Zorgen voor toegang tot basisgoederen en -diensten (72,500 miljoen EUR)

50.      De doelstelling Cultuur en verscheidenheid in Europa bevorderen ontvangt het grootste bedrag in deze rubriek. Drie programma's zijn gericht op ondersteuning van het hoofddoel van bevordering van wederzijds begrip en een gedeelde Europese identiteit door contacten te ontwikkelen op de gebieden cultuur, jeugd en burgerschap. Jeugd in actie (123,40 miljoen EUR) is gericht op de bevordering van een actief burgerschap onder jongeren en het stimuleren van netwerken tussen jongerenwerkers en NGO's. Cultuur 2007-2013 (48,79 miljoen EUR), ten behoeve van lidstaten en kandidaat-lidstaten, kent drie specifieke doelstellingen: bevordering van mobiliteit van werkers in de culturele sector, stimulering van de circulatie van kunst en interculturele dialoog.

51.      Het programma Burgers voor Europa (29,48 miljoen EUR aan vastleggingen) omvat steun voor de civil society en een groot aantal organisaties die zich inzetten voor het Europees belang, alsmede jumelage. Het programma Media 2007 (103,18 miljoen EUR aan vastleggingen) op het beleidsterrein Informatiemaatschappij en media is gericht op het behoud en de bevordering van de Europese verscheidenheid en het Europese cinematografische en audiovisuele erfgoed.

52.      De doelstelling van het beleidsterrein communicatie en voorlichtingsbeleid is om voorlichting te geven over het Europese beleid en betere contacten met de burgers te leggen. In het VOB 2008 wordt 201,16 miljoen voor deze rubriek gevraagd. Het belang van het communicatiebeleid werd benadrukt op een recente hoorzitting van de Begrotingscommissie waar leden langdurig discussieerden over het relatieve belang van een lokale of supranationale strategie, en het juiste niveau van institutionele onafhankelijkheid op het vlak van communicatie met de burgers.

Rubriek 4 - DE EU als mondiale partner

53.    Aan vastleggingskredieten wordt een bedrag voorgesteld van 6,9 miljard EUR, vergeleken met 6,8 miljard EUR op de begroting 2007 (+1,5%). De betalingen zijn bepaald op 7,9 miljard EUR, een verhoging van 7,7%. Een aanzienlijke marge van 329,9 miljoen EUR (circa 5% van de rubriek) blijft over onder het plafond. Dit is een kunstmatig hoge marge, aangezien de Commissie reeds heeft aangekondigd dat kredieten zoals die voor Kosovo en Palestina misschien hoger moeten zijn dan in het VOB. De Commissie is in dit stadium echter van plan om de marge gedeeltelijk of geheel te gebruiken voor dit doel. De rapporteur kan een vooraf vastgesteld gebruik van de marge op die manier natuurlijk niet steunen.

54.    Er zij opgemerkt dat 200 miljoen EUR van de marge beschikbaar is omdat het Garantiefonds voor leningen aan externe derde landen in 2008 niet gefinancierd zal hoeven te worden van de begroting. Hoewel deze extra ruimte in 2008 bestaat, moet wel enige voorzichtigheid worden betracht aangezien er in 2009 weer een uitgavenpost van 200 miljoen EUR (verplichte uitgaven) bij zal komen.

55.    De Commissie stelt in het VOB dat de uitgaven voor administratieve ondersteuning (voormalige "BA-posten") verlaagd zijn met 5% vanwege onderbesteding in de voorgaande jaren en dat 23,3 miljoen EUR is toegevoegd aan de operationele programma's. De rapporteur zou gedetailleerdere gegevens willen hebben over de verlagingen/verhogingen voor elk programma. In dit verband wil hij benadrukken dat de overige administratieve uitgaven op sommige gebieden lijken te zijn gestegen.

Externe betrekkingen

56.      Dit terrein ontvangt als geheel 3,7 miljard EUR aan vastleggingen (+3,76 %). Terreinen die een groter dan gemiddelde verhoging ontvangen zijn het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) (+25,6 %), waarvoor het VOB 200 miljoen EUR voorstelt (160 miljoen in 2007). Ook het ietwat minder bekende (nieuwere) hoofdstuk Crisisrespons en mondiale bedreigingen voor de veiligheid ontvangt een zeer forse verhoging van +20%, zij het op een tamelijk bescheiden bedrag (tot 249,6 miljoen EUR, van 209 miljoen EUR in 2007). Dergelijke sterke verhogingen moeten zorgvuldig worden bekeken, met name aangezien de marge enigszins kunstmatig is en, voorzover de rapporteur weet, dit geen terrein voor medebeslissing is met vaste bedragen.

57.      Democratie en mensenrechten wordt verhoogd met +4,1% tot 137 miljoen EUR. Het nabuurschapsbeleid ontvangt een bescheiden verhoging van in totaal +2,3% (tot 1,46 miljard EUR), net als betrekkingen met Latijns-Amerika, met +1,1% (342 miljoen EUR). Azië wordt iets verlaagd tot 807 miljoen EUR (-2,05%), hetgeen gewijzigde begrotingsramingen voor Irak en/of Afghanistan zou kunnen weerspiegelen?

Handel

58.      De totale vastleggingen worden voorgesteld op 77 miljoen EUR (+8%). De reden voor dit lage bedrag is dat, in monetaire termen, de handelsgerelateerde steun wordt geïntegreerd in de geografische instrumenten. Het exacte bedrag van handelsgerelateerde steun voorzien door de Commissie moet duidelijker worden vastgesteld in overeenstemming met de toezeggingen die zijn gedaan in multilaterale fora.

Ontwikkeling en betrekkingen met ACS-landen

59.      Dit terrein wordt verhoogd met 4,6% tot 1,3 miljard EUR in het VOB (1,24 miljard op de begroting 2007). De belangrijkste verhoging heeft betrekking op milieu en duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van energie, verhoogd van 82 miljoen tot 101 miljoen EUR (+22,3%). Tevens is er een verhoging van +9,3% voor voedselveiligheid, dat 216 miljoen EUR zal ontvangen (tegenover 198 miljoen EUR in 2007).

60.      Niet-overheidsactoren ontvangen een bescheiden verhoging van +2,5% tot 213 miljoen EUR, evenals menselijke en sociale ontwikkeling, tot 120 miljoen EUR (+2,3%).

Uitbreiding

61.      Het beleidsterrein als geheel daalt licht van 1,06 tot 1,03 miljard EUR (-2,6%). Voor het belangrijkste instrument dat wordt uitgevoerd, het pretoetredingsinstrument, wordt echter een totaalbedrag van 1,38 miljard EUR voorgesteld, waarbij de rest wordt besteed in andere beleidsgebieden. Steun is beschikbaar voor zowel kandidaat- als eventuele kandidaat-lidstaten.

62.      Sleutelelementen zijn de voortzetting van de toetredingsonderhandelingen met Kroatie en Turkije (kandidaten), de voorbereiding van FYROM als mogelijke kandidaat en tevens verdere samenwerking met de Balkan in het kader van het stabilisatie- en associatieproces. De rapporteur merkt op dat het ook hier niet eenvoudig is om bij een eerste evaluatie van het VOB vast te stellen wat de afzonderlijke bedragen voor de verschillende landen zijn. Er zou aandacht besteed kunnen worden aan vergroting van de transparantie.

Rubriek 5 - Administratie

63.      Het VOB presenteert voor 2008 een begroting van 7 336 miljoen EUR, wat een marge oplevert van 121,2 miljoen EUR, rekening houdend met personeelsbijdragen aan het pensioenfonds (77 miljoen EUR voor 2008). De marge die in dit stadium van de procedure overblijft is 7,61% hoger dan vorig jaar in dezelfde periode en dit ondanks de aanzienlijke verhoging van de pensioenen (+10,2%) en van de Europese scholen (+11,1%). De marge wordt berekend op basis van een technische actualisering van het vijfde verslag van de secretarissen-generaal over rubriek 5 (mei 2006) en van de hypothese dat de begroting van het Parlement de 20% van het plafond van rubriek 5 bereikt.

64.      De administratieve begroting van de Commissie voor 2008 wordt geraamd op 4 610,7 miljoen EUR, met pensioenen, inclusief de kosten van de Europese scholen. Dit betekent een verhoging van 5,62% vergeleken met de begroting 2007, hetgeen aanzienlijk meer is dan de gemiddelde verhoging van deze rubriek in het VOB (+3,88% in 2007) in de afgelopen jaren. Het grootste deel van de verhoging van de algemene administratieve begroting heeft te maken met de aanwerving van personeel voor nieuwe posten die nodig zijn voor de toename van het aantal taken in verband met de uitbreiding.

65.      Hiertoe worden 860 nieuwe posten gevraagd, waarvan er 785 een netto verhoging in vergelijking met het organigram van de begroting 2007 inhouden: 610 voor de EU-10 en 250 voor de EU-2. Het verzoek stemt overeen met het bij de begrotingsautoriteit ingediende meerjarenplan voor de periode 2003-2008, dat is bevestigd bij de screening inzake "planning en optimalisering van het personeelsbeleid om aan te sluiten bij de prioriteiten van de EU", gepubliceerd op 24 april 2007. De rapporteur wijst op dit rapport, dat is opgesteld als reactie op het verzoek het Parlement in de begroting 2007. Naar de mening van de rapporteur komen hier echter een aantal kwesties naar voren waarvan de gevolgen in een breder verband van Europese governance geanalyseerd dienen te worden: het aandeel van overhead, inclusief niet-officieel personeel, koppeling met de regelgevende en uitvoerende agentschappen; gedecentraliseerd en gedeconcentreerd beheer; outsourcing, tijdelijk personeel, en zo verder.

66.      Afgezien van het verzoek om nieuwe posten in verband met de uitbreiding bevestigt de Commissie haar bereidheid om de andere behoeften uitsluitend te dekken met herschikking, die zal plaatsvinden overeenkomstig de prioriteiten die het Parlement het voorgaande jaar heeft vastgesteld en de Commissie in haar wetgevings- en werkprogramma heeft vastgelegd. Het geraamde aantal interne herschikkingen is 287, overeenkomstig de doelstelling van 1% herschikking, vastgesteld door de Commissie. Een consequentie van de strategie van het uitsluitend met herschikking dekken van niet aan de uitbreiding gerelateerde taken is een aanzienlijke toename van extern personeel, waarvoor de gevraagde kredieten worden verhoogd van 295,73 miljoen naar 315,23 miljoen EUR (6,59%).

67.      Voor de versterking van de beveiliging in de gebouwen van de Commissie in Brussel en in de delegaties wordt voor het tweede jaar een verhoging met 9% gevraagd. Dit maakt deel uit van een vierjarenplan dat volgens de Commissie in de toekomst aanzienlijke besparingen zou moeten opleveren voor wat betreft de kosten voor verzekeringen en beveiligingspersoneel. De Commissie moet haar plannen nader toelichten en de verwachte besparingen halverwege kwantificeren.

Rubriek 6 - Compensatie

68.      Deze rubriek omvat twee faciliteiten die met Bulgarije en Roemenië zijn overeengekomen tijdens de toetredingsonderhandelingen: de cash flow-faciliteit is gericht op het verbeteren van de cash-flow in nationale begrotingen, terwijl de Schengenfaciliteit bedoeld is als tijdelijk instrument ter financiering van controleacties aan de nieuwe externe grenzen van de Unie. Het in 2008 te budgetteren bedrag is 206,6 miljoen EUR, waarmee een marge onder het MFK overblijft van 0,4 miljoen EUR.

Agentschappen

69.      Het VOB omvat kredieten voor 25 gedecentraliseerde agentschappen voor een totaalbedrag van 524,0 miljoen EUR, wat een verhoging inhoudt van bijna 19% vergeleken met de subsidies voor de agentschappen van 441,8 miljoen EUR in 2007. Bijna tweederde, of 62% van het totaal van de subsidies voor de agentschappen is toegewezen aan de titels 1 en 2 Personeel en administratieve uitgaven, terwijl slechts 38% gebruikt wordt ter dekking van hun operationele uitgaven (titel 3).

70.      Het grootste deel van de uitgaven voor gedecentraliseerde agentschappen valt onder rubriek 1 van het MFK, waar circa 51% van de totale begroting van de agentschappen voor 2008 is ondergebracht. 38% van het totaalbedrag is gepland voor agentschappen onder rubriek 3, terwijl rubriek 2, met 7%, en rubriek 4, met 3%, kleinere bedragen ontvangen.

71.      Er zij op gewezen dat de groeipercentages van de begrotingen en het personeel van de gedecentraliseerde agentschappen ver uitstijgen boven de algemene groeipercentages van de EU-begroting: terwijl de algemene stijging van het VOB 2008 vergeleken met de begroting 2007 2% voor de vastleggingskredieten en 3% voor de personeelsomvang bedraagt, stijgen bij de agentschappen de subsidies met 19% en het personeel met 10%.

72.      De uitvoerende agentschappen die zijn opgezet om bepaalde programma's uit te voeren en die volledig worden gefinancierd met de operationele bedragen voor de respectievelijke programma's profiteren eveneens van een aanzienlijke stijging voor 2008, vergeleken met 2007, van 18% voor hun algemene begrotingen en personeelsbestanden.

73.      Het feit dat, ook in 2008, alle uitgaven voor personeel en administratie van gedecentraliseerde agentschappen, alsmede de volle kosten voor de uitvoerende agentschappen, die puur administratief van aard zijn, gefinancierd zullen worden via de operationele rubrieken van het MFK, worden de marges in de rubrieken 1, 2, 3 en 4 kleiner met in totaal 385 miljoen EUR[43]. In andere woorden zou het verplaatsen van personeelskosten en administratieve uitgaven voor de agentschappen (gedecentraliseerde en uitvoerende) naar rubriek 5 de beschikbare marge in 2008 van rubriek 1a vergroten met 206 miljoen (van 77 miljoen tot 283 miljoen EUR), van rubriek 2 met 25 miljoen EUR, van rubriek 3a met 51 miljoen EUR (van 56 miljoen tot 107 miljoen EUR), van rubriek 3b met 86 miljoen EUR (van 17 miljoen tot 103 miljoen EUR) en van rubriek 4 met 17 miljoen EUR.

74.      Gezien de marge in het VOB 2008 van 121 miljoen EUR in rubriek 5 zou een dergelijke manoeuvre leiden tot een overschrijding van het plafond van deze MFK-rubriek met 264 miljoen EUR, maar zou wel het werkelijke aandeel van de administratieve uitgaven van de EU op transparante wijze worden vastgesteld.

75.      Indien de huidige trend van outsourcing door de Europese Commissie niet gepaard gaat met een overeenkomstige verlaging van het aantal personeelsleden in het moeder-DG van de Commissie, zal een steeds groter deel van de operationele middelen van de Unie worden besteed aan administratieve doelen, naast de bestaande, doch bescheiden, groei van de correct genaamde uitgaven van rubriek 5. De cijfers in het VOB 2008 voor de agentschappen weerspiegelen deze ontwikkeling op duidelijke wijze.

Proefprojecten en voorbereidende acties

76.      De uiterst kleine beschikbare marges, met name in de rubrieken 1a, 3a, 3b en 4 van het MFK verkleinen de speelruimte van het Parlement om proefprojecten en voorbereidende acties te financieren (die in het VOB 2008 worden voorzien van een p.m.-vermelding, zodat vastleggingen waartoe het Parlement besluit van de marges worden afgetrokken).

77.      In overeenstemming met zijn recente werkdocument, opgesteld samen met de algemeen rapporteur 2007, heeft de rapporteur een aantal gebieden voorgesteld waarop het Parlement ideeën voor nieuwe proefprojecten en voorbereidende acties zou kunnen indienen in de loop van de begrotingsprocedure 2008. Hij wijst er echter op dat de beperkingen die het tijdschema van het Parlement voor de voorbereiding van zijn amendementen in eerste lezing (met deadlines in september) inhoudt met zich meebrengen dat het moeilijker zal worden de termijn van 15 juni voor de presentatie van ideeën voor de komende begrotingsprocedure in bijlage II van het IIA van 17 mei 2006 te halen.

Werkdocument over 'Structuurfondsen' – de stand van zaken bij de uitvoering

1.        Inleiding

Dit werkdocument gaat over de stand van zaken bij de uitvoering van de structuurmaatregelen (hoofdzakelijk de programma's 2000-2006 en de uitvoeringsvoortgang tot nog toe in 2007). De informatie die in dit werkdocument is verzameld, is met name belangrijk voor de begrotingsprocedure van dit jaar. De nadruk ligt vooral op de RAL ('Reste à Liquider' of nog betaalbaar te stellen bedrag) en de uitvoering door EUR-10. De totale cijfers over structuurmaatregelen die in dit werkdocument worden genoemd, zijn inclusief het Europees Visserijfonds (EVF) en de plattelandsontwikkeling (ELFPO en EOGFL) onder rubriek 2 (Natuurlijke hulpbronnen)[44].

Het document bevat echter ook meer gedetailleerde informatie voor structurele maatregelen onder rubriek 1b (Cohesie).

2.        Uitvoering van de betalingen in 2006

2.1.     Betalingen voor programma's voor de periode 2000-2006

De beschikbare kredieten bedroegen 29,2 mld EUR. De betalingen bleven met 2,8 mld EUR achter bij de aangenomen begroting (na wijziging van begroting nr. 6 bedroeg het onbetaalde bedrag 0,1 mld EUR).

a) Uitvoering van EU-15-programma's

Betalingen uit de EU-15-programma's bedroegen 26 027 mln EUR (exclusief innovatieve acties en technische bijstand).

In tabel 1 wordt de daadwerkelijke uitvoering vergeleken met de aannames uit de oorspronkelijke financiële vooruitzichten voor de periode.[45] Hieruit blijkt dat het gat tussen de oorspronkelijke verwachtingen voor betalingen in het kader van de programma's voor 2000-2006 en de daadwerkelijke uitvoering gegroeid is naar 4,1 mld EUR, ongeveer 1,9 mld EUR meer dan in 2005. Hierbij moet echter wel worden aangetekend dat wanneer de betalingen aan Spanje en het Verenigd Koninkrijk in 2006 in het normale tempo waren doorgegaan, het gat tussen de verwachtingen in de financiële vooruitzichten en de daadwerkelijke betalingen voor het eerst in die periode kleiner zou zijn geworden. De cumulatieve 'achterstand' van betalingen van de jaren 2000 tot 2006 is 29,6 mld EUR.

Tabel 1: vergelijking tussen aannames voor de financiële vooruitzichten en het begrotingsresultaat, EU-15

b) Uitvoering van EU-10-programma's

Alle betalingen, 2 966 mln EUR, uit de EU-10-programma's (exclusief INTERREG-programma's, innovatieve acties en technische bijstand) bestonden uit vergoedingen van uitgaven. Het resultaat was ongeveer 0,3 mld EUR lager dan de respectieve begrotingssom die was overeengekomen door de Europese Raad van Kopenhagen, maar het gat was kleiner dan in 2005, toen de teleurstellende lage uitvoering van tussentijdse betalingen leidde tot een verschil van 1,4 mld EUR tussen de verwachtingen van 'Kopenhagen' en de daadwerkelijke betalingen. De daadwerkelijke uitvoering bleef ook achter bij de oorspronkelijke verwachtingen voor de EU-15-programma's aan het begin van de periode 2000-2006, maar het gat was duidelijker voor EU-10. De cumulatieve achterstand van betalingen (met betrekking tot de verwachtingen van 'Kopenhagen') uit de jaren 2004-2006 bedroeg 1,8 mld EUR.

Tabel 2: vergelijking tussen aannames voor de financiële vooruitzichten en het begrotingsresultaat, EU-10

2.2.     Betalingen voor oude programma's

Het volgen van de uitvoering van programma's vóór 2000 moet zeker zo spoedig mogelijk worden afgerond.

Het merendeel van de definitieve betalingen is al gedaan, en daardoor is de RAL vrij laag. De gedane betalingen hebben betrekking op programma's waarvoor extra informatie nodig was van de nationale autoriteiten of programma's waarvan de afsluiting was vertraagd als gevolg van lopende juridische processen. De afsluitingsbedragen in 2006 bedroegen 254 mld EUR. Het gat tussen de oorspronkelijke begroting van 140 mln EUR en de daadwerkelijke uitvoering werd gedekt door overschrijvingen uit de begrotingslijnen van 2000-2006.

2.3.     Uitgevoerde overschrijvingen in 2006

De hierboven genoemde cijfers vormen slechts één deel van de waarheid: behalve de aangenomen begroting en de gewijzigde begrotingen moet ook rekening worden gehouden met alle overschrijvingen die in 2006 zijn gedaan om een volledig beeld te krijgen van de uitvoering in 2006. Hierdoor wordt de hele procedure nogal ondoorzichtig en is het moeilijk om de juiste uitvoering van de begroting nauwlettend te volgen.

Het EOGFL ontving een versterking van 220,11 mln EUR in betalingskredieten in de algemene overschrijving.

Twee overschrijvingsverzoeken werden ter informatie naar de begrotingsautoriteit gestuurd. Dit waren overschrijvingen tussen hoofdstukken van de begrotingslijnen voor administratieve uitgaven voor het ESF (211 094 euro, betalingskredieten) en het FIOV (200 000 euro, vastleggingen en betalingskredieten).

Een groot aantal overschrijvingen is door de Commissie zelf gedaan krachtens haar eigen bevoegdheden die zijn vastgelegd in het Financieel Reglement. Volgens de Commissie waren de overschrijvingen van betalingskredieten nodig om de begroting aan te passen aan het andere uitvoeringstempo voor middelen en begrotingslijnen.

2.4.     Eindejaarsconcentratie van betalingen in 2006

Bij de structuurfondsen worden de meeste vastleggingen aan het begin van het jaar gedaan, maar de betalingen worden aan het eind van het jaar geconcentreerd. In de verordening betreffende de structuurfondsen worden lidstaten uitgenodigd om hun betalingsaanvragen in drie gedeelten te doen, verdeeld over het jaar, waarbij het laatste deel op 31 oktober moet worden verzonden. De Commissie ontvangt echter nog steeds betalingsaanvragen voor aanzienlijke bedragen na de wettelijke einddatum.

2.5.     Uitvoering door lidstaten (zie ook hoofdstuk 5 over de RAL)

Sinds 2003 is het absolute bedrag voor uitstaande vastleggingen (RAL) voor enkele lidstaten gedaald, maar dit is geen regel, en kan hoofdzakelijk worden verklaard door de snellere afsluiting van de programma's vóór 2000 voor sommige landen. In 2006 hebben slechts twee lidstaten, het Verenigd Koninkrijk (572 mln EUR) en Ierland (99 mln EUR) de RAL verminderd, d.w.z. dat de betalingen de vastleggingen overtroffen.

De vijf grootste begunstigden (in volgorde van grootte) Spanje (goed voor bijna ¼ van de totale betalingen), Duitsland, Italië, Portugal en Griekenland, nemen meer dan 70% van alle betalingen voor hun rekening.

Zoals kan worden verwacht na een uitvoeringsperiode van slechts drie jaar, in tegenstelling tot de zeven jaar van de EU-15, behoorde geen van de nieuwe lidstaten tot de grootste begunstigden van de structuurfondsen. In totaal is 39% van de vastgelegde bedragen betaald aan de EU-10. De grootste begunstigde was Polen, met betalingen die meer dan de helft van alle betalingen aan de EU-10 bedroegen.

Voor 2007 wordt geraamd dat zowel de vastleggingen als de betalingen in de laatste maanden van het jaar worden geconcentreerd, met een duidelijke piek in december. Verdere en onverwachte vertragingen, hoe klein ook, kunnen dan ook aanzienlijke gevolgen hebben voor de totale uitvoering in 2007.

3.        N+2-vrijmakingen

In tabel 3 hieronder wordt het relatieve belang getoond van de N+2-vrijmakingen die in 2006 zijn gedaan met betrekking tot de bijbehorende vastleggingstranches van 2003 voor elke lidstaat. Volgens de Commissie is dit een aantoonbaar betere indicator van de prestaties van elke lidstaat dan het absolute bedrag van de vrijmakingen, omdat de jaarlijkse vastleggingen aanzienlijk uiteenlopen van lidstaat tot lidstaat.

Luxemburg verloor het grootste gedeelte van zijn toewijzing van 2003 (2,2 mln EUR, d.w.z. 15% van de bijbehorende vaststellingen die in 2003 waren gedaan), zelfs al was dit het eerste jaar dat er vrijmakingen werden gedaan voor programma's van deze lidstaat. Ook Denemarken had hoge vrijmakingen (14%). De vrijmakingen voor INTERREG (2,4%), België (2%), Duitsland (1,4%) en Frankrijk (1,1%) waren ook aanzienlijk. Voor nog zeven andere lidstaten werden vrijmakingen gedaan, maar in elk geval bedroeg dit minder dan 1% van de respectieve vastleggingstranches.

Tabel 3: N+2-vrijmakingen per lidstaat in 2006 en met betrekking tot vastleggingen in 2003

* INTERREG bestaat uit meerdere landen

Hoe kleiner het gedeelte van de vastleggingen is dat in de loop der tijd verloren gaat, des te succesvoller is een lidstaat/fonds/doelstelling in het daadwerkelijk gebruikmaken van de respectieve financiële toewijzing in de periode 2000-2006. De bijbehorende prestatie-indicator is het aandeel in het totaal van de geaccumuleerde vrijmakingen ter waarde van alle vaststellingstranches (van 2000 tot en met 2003) die tot dan toe zijn onderworpen aan N+2-vrijmakingen.

Per lidstaat hebben Nederland, Denemarken en Luxemburg, INTERREG (meerdere landen), België, Ierland en Zweden allemaal vrijmakingen die hoger dan gemiddeld (0,68%) zijn. Nederland steekt hier echter met kop en schouders boven uit, de vrijmakingen voor deze lidstaat zijn diverse ordes van grootte hoger dan bij de anderen [46].

Per fonds hebben het EFRO en het EOGFL vrijmakingen die onder het gemiddelde liggen. Voor doelstellingen geldt dit voor zowel doelstelling 1 als 2; alle overige doelstellingen/initiatieven hebben vrijmakingen die boven het gemiddelde liggen.

Tabel 4: relatieve betekenis van de cumulatieve vrijmakingen tot aan het einde van 2006, per lidstaat

* INTERREG bestaat uit meerdere landen

4.        Uitstaande vastleggingen (RAL)

4.1.     Status-quo van RAL´s: een bron van zorg

Op 5 juli 2007 bedroegen de uitstaande vastleggingen 92 693 mln EUR (!!). Het grootste gedeelte hiervan (meer dan 65 mld EUR) heeft betrekking op projecten uit doelstelling 1. In deze cijfers zijn geen RAL´s van vóór 2000 opgenomen (die aan het eind van 2006 923 mln EUR bedroegen). Volgens de Commissie is het relatief hoge aantal uitstaande vastleggingen (RAL) een gevolg van het regelgevingskader. De Commissie ziet een RAL ter waarde van bijna twee jaar aan vaststellingen als een normaal patroon. Op dit moment echter, bereikt de RAL al de omvang van drie jaar aan vaststellingen. Verder vragen uw rapporteurs zich af of een RAL ter waarde van twee jaar aan vaststellingen werkelijk als 'normaal' kan worden beschouwd. Wij dringen er dan ook bij de Commissie en de lidstaten op aan om in deze kwestie vooruitgang te boeken.

In de tabellen 5 en 6 wordt de ontwikkeling van de totale RAL getoond voor de structuurfondsen (alle programmeringsperioden gecombineerd) sinds 1994. De analyse van uitstaande vaststellingen bevat alle vaststellingen van structuurfondsen die zijn geclassificeerd onder de beleidsterreinen 04 (Werkgelegenheid en sociale zaken), 05 (Landbouw en plattelandsontwikkeling), 11 (Visserij) en 13 (Regionaal beleid).

Tabel 5: uitvoering van vaststellingen en betalingen en van uitstaande vaststellingen aan het eind van elk jaar (in mln EUR)

Tabel 6: uitstaande vaststellingen aan het eind van het jaar in mln EUR (linkerschaal) en stijgingspercentage (rechterschaal)

Volgens de Commissie is de stijging van de RAL in 2006 het gevolg van twee factoren. Allereerst nog steeds relatief lage uitvoeringsniveaus voor EU-10-programma's, in combinatie met het feit dat alle vooruitbetalingen voor deze programma's in 2004 en 2005 zijn gedaan. Ten tweede, ongewoon lage betalingen aan Spanje.

Tabel 7: uitstaande vaststellingen per fonds aan het eind van 2006 (in percentage van het totale bedrag)

In 2006 waren Italië en Spanje de lidstaten met de hoogste RAL, gevolgd door Griekenland en Duitsland. De RAL van vóór 2000 is voor geen enkele lidstaat meer van belang.

Als lidstaten programma's met ongeveer vergelijkbare snelheid zouden uitvoeren, zou hun RAL evenredig zijn aan hun aandeel in gedane vaststellingen. Er zitten verschillen tussen de twee classificaties omdat sommige lidstaten sneller uitvoeren dan andere.

Relatief gezien kenden de EU-10-programma's de hoogste stijging van de RAL (meer dan 50%), terwijl de RAL voor EU-15-programma's met minder dan 10% steeg. Als gevolg hiervan steeg het aandeel van de EU‑10 in de totale RAL naar 12% in 2006, van 8% in 2005.

4.2.     Raming voor 2007

Volgens de recente informatieve nota over de Waarschuwing begrotingsvooruitzichten (‘Budget Forecast Alert’) heeft de Commissie betalingen op uitstaande vaststellingen (RAL) voor structuurmaatregelen (voor het grootste gedeelte DG REGIO) aangewezen als zorggebied.

Op dit moment loopt de uitvoering van de betalingen voor de structuurmaatregelen bijna 1 mld EUR achter op de raming; dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door late indiening van facturen en uitgestelde betalingen. Het totale eindejaarsresultaat voor de EU-begroting is sterk afhankelijk van dit gebied.

De Commissie verstrekt de volgende gedetailleerde informatie over de verschillende fondsen:

EFRO: EFRO-doelstelling 2 (-250 mln EUR) en in mindere mate URBAN (-20 mln EUR) kenden minder betalingen dan was verwacht, als gevolg van een besluit van de Commissie om de betalingen aan Engeland op te schorten. De voortgang is afhankelijk van het vermogen van Engeland om aan de vereisten te voldoen. In deze fase verwacht DG REGIO volledige uitvoering aan het eind van het jaar.

Cohesiefonds: het huidige verschil met de raming (-400 mln EUR) zou moeten afnemen na de betalingsaanvragen die onlangs van Griekenland zijn ontvangen. In het algemeen lopen drie landen (Polen, Hongarije, Tsjechië) op dit moment aanzienlijk achter op hun eigen ramingen. In het geval van Polen worden betalingsaanvragen voor het Cohesiefonds doorgaans aan het eind van het jaar ingediend. Het jaar 2007 past in dit patroon, en de betalingsaanvragen worden vanaf september verwacht. Voor Hongarije kan een reorganisatie van de uitvoeringsstructuur van de transportsector voor een vertraging van de betalingsaanvragen hebben gezorgd. Het ministerie van Transport in Tsjechië ten slotte, heeft grote problemen ondervonden bij de aanpassing aan een wijziging in het stelsel voor geld- en kapitaalstromen in het land, en daardoor zijn er dit jaar nog geen betalingsaanvragen ingediend voor transportprojecten voor het Cohesiefonds. In deze fase verwacht DG REGIO nog steeds volledige uitvoering aan het eind van het jaar.

ESF: de totale uitvoering ligt min of meer op schema met de raming, waarbij ESF‑doelstelling 1 (+129 mln EUR) licht voorloopt op de raming en ESF‑doelstelling 3 (-166 mln EUR) licht achter. Dit laatste wordt gedeeltelijk veroorzaakt door geblokkeerde betalingen aan Nederland, in afwachting van de resultaten van nationale financiële controles, na een negatieve financiële controle door de Commissie. DG EMPL vindt het te vroeg om conclusies te trekken over de uitvoering aan het eind van het jaar.

Plattelandsontwikkeling: voor wat betreft EOGFL-Oriëntatie heeft de belangrijkste betalingskwestie betrekking op de programma's in het kader van doelstelling 1 van EU-25 (-235 mln EUR). De begrotingslijn EOGFL-Garantie voor EU-10 loopt op dit moment aanzienlijk voor op de raming (+485 mln EUR), hoofdzakelijk als gevolg van het feit dat een belangrijke betalingsaanvraag uit Polen eerder werd ontvangen dan verwacht. In deze fase verwacht DG AGRI volledige uitvoering aan het eind van het jaar voor de kredieten voor plattelandsontwikkeling.

5.        Opstarten van nieuwe meerjarenprogramma's (2007-2013)

Volgens de Commissie (recente informatie over Waarschuwing begrotingsvooruitzichten door DG BUDGET) is het opstarten van nieuwe programma's voor structuurmaatregelen nog steeds niet volledig uitgevoerd. De Commissie heeft onlangs een vergelijking gemaakt met de aanloopfase van de programma's uit 2000-2006.

Het opstarten van de nieuwe structurele steunverleningprogramma’s is wezenlijk afhankelijk van de tijdige indiening door de lidstaten van hoogwaardige operationele programma's en het aannemen van deze programma's door de Commissie.

Voor het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Europees Sociaal Fonds (ESF) onder rubriek 1b (Cohesie), is het onderhandelingsproces voor de nieuwe programma's in volle gang.

· Sommige vaststellingen voor zowel het EFRO als het ESF zijn al gemaakt, vooruitlopend op het schema. Naar verwachting worden de meeste operationele programma's in september en oktober aangenomen, waardoor er voldoende tijd zou resteren om de bijbehorende vooruitbetalingen te doen vóór het einde van het jaar, zoals gepland. Het is echter mogelijk dat de programma's niet voldoen (voor wat betreft de inhoud) en herzien moeten worden, waardoor vertraging zou kunnen ontstaan.

· In vergelijking met 2000 zou het opstarten van nieuwe programma's echter soepeler moeten verlopen, omdat alle verordeningen in 2006 al aanwezig waren (met name in vergelijking met de verordening voor doelstelling 2 van 2000-2006, die pas laat in 2000 werd aangenomen). Verder wordt het Cohesiefonds nu samen met de structuurfondsen geprogrammeerd, omdat projecten van het Cohesiefonds nu worden geïncorporeerd in operationele programma's. Hierdoor kunnen vaststellingen (en vooruitbetalingen) eerder worden gedaan.

Voor wat betreft het Landbouwfonds voor plattelandsontwikeling (ELFPO) en het Europees Visserijfonds (EVF) onder rubriek 2 (Natuurlijke hulpbronnen) zien we op dit moment het volgende beeld:

DG AGRI heeft programma's ontvangen voor een deel van de begrotingssom voor de periode, en naar verwachting worden de eerste programma's in juni aangenomen. Echter, volgens de informatie die door uw rapporteurs is ontvangen, zijn er tot nog toe slechts 2 van de 94 verwachte programma's goedgekeurd. Dit is een zeer slecht resultaat wanneer men bedenkt dat het plattelandsbeleid één van de prioriteiten is bij het verwerken van de structurele steunverlening volgens de nieuwe financiële vooruitzichten. Bovendien hebben enkele lidstaten hun programma's nog niet ter goedkeuring ingezonden. De huidige uitvoeringsvoortgang lijkt onaanvaardbaar te zijn omdat de programmeringsperiode 8 maanden geleden begon (zie de gemeenschappelijke verklaring van de Raad en het Parlement die werd overeengekomen op de bemiddelingsvergadering van 13 juli 2007. Volgens deze verklaring zal het Europees Parlement nauwgezet toezicht houden op de goedkeuring van operationele programma's).

In het kader van de hervorming van de OKP zijn rechtstreekse betalingen gewijzigd teneinde meer geld voor plattelandsontwikkeling te verkrijgen. Dit project moet zo spoedig mogelijk worden gestart. In dit opzicht heeft de Commissie een duidelijke verantwoordelijkheid voor een tijdige en soepele uitvoering van het plattelandsbeleid.

· EVF: DG FISH signaleert een risico dat operationele programma's (één per lidstaat) bij sommige lidstaten vertraagd zullen zijn. In tegenstelling tot de andere structuurfondsen kent de EVF-verordening geen tijdslimieten voor het indienen van operationele programma's. Op dit moment hebben slechts enkele lidstaten hun operationele programma's ingediend, voor relatief lage bedragen in vergelijking met de totale begrotingssom voor het EVF. DG FISH verwacht de grotere operationele programma's eind juni te ontvangen. Een voortgangsrapportage per half september zou een beter beeld geven van de mogelijke risico's.

6.        Betalingsramingen van lidstaten voor 2008

De Commissie heeft de lidstaten gevraagd om de betalingsramingen voor 2008 uiterlijk 30 april 2007 te verstrekken. De Begrotingscommissie heeft om deze informatie gevraagd omdat deze van essentieel belang is voor de begrotingsprocedure van 2008, met betrekking tot het betalingsniveau. Diverse lidstaten hebben de informatie te laat verstrekt, en anderen moeten de ramingen voor diverse programma's nog verstrekken. Als gevolg hiervan is de commissie in deze fase niet in de positie om een geconsolideerde mening te geven over de ramingen. Het is met name onmogelijk om al een samenvatting te geven van de raming voor de nieuwe programma's voor 2007-2013. Voor de programma's voor 2000-2006 is de situatie iets beter; 85% van de raming voor programma's in het kader van de structuurfondsen is verstrekt en geverifieerd, hoewel slechts 50% van de ramingen voor INTERREG-programma's is ingediend. Voor wat de projecten uit het Cohesiefonds van vóór 2007 betreft, ontbreekt er nog informatie voor drie lidstaten.

De commissie kan echter een geconsolideerde mening geven over de informatie die tot dusverre is ontvangen en geverifieerd, op basis van de volgende aannames:

•          Voor de programma's voor de periode 2007-2013, gaat de commissie er van uit dat de ramingen gelijk zijn aan het VOB.

•          Voor de programma's en projecten voor de periode 2000-2006, gaat de commissie er van uit dat de ontbrekende ramingen gelijk zullen zijn aan de ramingen die zijn verstrekt voor de betalingsaanvragen van 2006.

Onder voorbehoud van deze aannames geeft de commissie in onderstaande tabel 8 een vergelijking van betalingsramingen van lidstaten voor 2008 met het VOB 2008:

Bron: Europese Commissie

De betalingsramingen van lidstaten, berekend zoals hierboven gemeld, overschrijden het VOB met 30% of bijna 13 mld EUR. Dit moet in context worden gezien, omdat ramingen gewoonlijk zeer optimistisch uitvallen, en de daadwerkelijke uitvoering met meer dan 20% overstijgen. In 2006 waren de ramingen 33% of 9,6 mld EUR hoger dan de uitvoeringen. Volgens de Commissie zijn de inschattingsfouten die impliciet voorkomen in de ramingen van de lidstaten, altijd hoger geweest dan 6 mld EUR.

Er moet ook worden gewezen op het feit dat er in december 2006 een tekort was aan betalingskredieten voor de structuurfondsen ten belope van 500 miljoen euro.

7.        Conclusies: TIJD IS GELD!

De volgende dringende en onmiddellijke stappen moeten worden genomen om verdere vertragingen in de uitvoering van de programma's voor de periode 2007-2013 te voorkomen en om zo veel mogelijk een herhaling van de problemen te voorkomen die zich voordeden met de programma's uit de periode 2000-2006:

1.)       De volgende zeer dringende stappen worden duidelijk gevormd door de afronding van operationele programma's. Op 17 augustus waren er nog slechts 61 van de 314 operationele programma's aangenomen voor het EFRO en het Cohesiefonds; de Commissie had de meeste operationele programma's nog niet aangenomen (zie tabel 8). Er moet speciaal worden gelet op de programma's voor plattelandsontwikkeling, omdat deze duidelijk achterlopen op schema.

Een belangrijke stap voorwaarts op dit gebied was het aannemen van de volgende gemeenschappelijke verklaring door Raad en Parlement, die werd overeengekomen op de bemiddelingsvergadering van 13 juli 2007:

Structurele programma's en programma's voor het Cohesiefonds en Plattelandsontwikkeling voor de periode 2007-2013

Het Europees Parlement en de Raad hechten het grootste belang aan een snelle goedkeuring door de Commissie van operationele programma's en projecten die door lidstaten worden voorgelegd met betrekking tot de nieuwe programma's voor structurele fondsen en het Cohesiefonds voor de periode 2007-2013, evenals voor programma's die worden gefinancierd in het kader van plattelandsontwikkeling. Teneinde de ervaring uit het verleden tijdens het begin van de programmeringsperiode 2006-2007 te voorkomen, zullen het Europees Parlement en de Raad nauwgezet en regelmatig toezicht houden op het goedkeuringsproces van operationele programma's en projecten, met het oog op meer efficiëntie en een goed beheer. Hiertoe wordt de Commissie gevraagd om tijdens de begrotingsprocedure regelmatig specifieke controlehulpmiddelen te blijven verstrekken, inclusief een stroomschema.

In het kader van de begrotingsprocedure 2008 moet speciaal worden gelet op het aannemen van programma's en het verminderen van de RAL.

2.)       De enkele resterende nationale strategische referentiekaders (NSRF) moeten zo spoedig mogelijk en met de grootste urgentie worden voltooid en vastgesteld.

3.)       Er moet een belangrijke vooruitgang worden geboekt bij de betalingen voor de RAL: zoals hierboven genoemd, bedroeg de RAL voor structuurfondsen aan het eind van 2006 bijna 78 mld EUR(!). Dit is een nogal indrukwekkend bedrag in vergelijking met de totale betalingen in het VOB, die voor 2008 121 mld EUR bedroegen.

Verder delen de rapporteurs niet de aanname van de Commissie dat een RAL ter waarde van twee jaar aan vastleggingen als 'normaal' moet worden beschouwd.

4.)       De vertragingen hebben opnieuw aangetoond dat de huidige procedure te tijdrovend en gedetailleerd is. Er moet een betere manier voor het uitvoeren van structuurbeleid worden onderzocht en ontwikkeld, op basis van een duidelijke scheiding van verantwoordelijkheden en met inachtneming van de bevoegdheden van de EU en de lidstaten.

Tabel 8: nieuwe programmeringsperiode 2007-2013: stand van zaken op 20.6.2007 (per lidstaat)

Tabel 9: vastleggingen en betalingen van 2000 tot 2006 door lidstaten, alle programma's (in mln EUR)

Tabel 10: uitstaande vaststellingen aan het eind van 2006 van de programmeringsperiode 2000-2006 per lidstaat (in mln EUR)

Tabel 11: toewijzingen uit de structuurfondsen aan de EU-10 voor de periode 2004-2006, uitgesplitst per lidstaat (exclusief INTERREG, technische bijstand en innovatieve acties die niet aan een afzonderlijke lidstaat kunnen worden toegeschreven)

Tabel 12: totale betalingen aan het eind van 2005 en nieuwe betalingen in 2006 per lidstaat van de EU-10 (reguliere programma's en het communautaire initiatief EQUAL) in vergelijking met de beschikbare nationale toewijzing voor de periode 2004-2006

Alle betalingen die in 2006 voor EU-10-programma's zijn gedaan, waren tussentijdse betalingen, omdat alle voorschotten in 2004-2005 zijn betaald.

Werkdocument over monitorgroepen

Inleiding

1. In de begrotingsprocedure voor 2007 vormde de kwestie van een goede controle op en uitvoering van de begroting, zowel in kwalitatief als in kwantitatief opzicht, een van de hoekstenen van de vastgestelde strategie. Dit kwam ook tot uiting in de goedkeuring van de Gemeenschappelijke verklaring over een goede uitvoering van de begroting tijdens het begrotingsoverleg van november (Bijlage I).

2. In 2007 is de aanpak van de Begrotingscommissie, gericht op een beter gebruik van publieke middelen en toezicht op de uitvoering van de programma's door de Commissie, naadloos overgegaan in de begrotingsprocedure voor 2008, daar concentratie op duidelijk activiteitgerelateerd budgetteren (ABB) en beheren (ABM) een sleutelelement is voor het behalen van betere resultaten.

3. Een belangrijk middel om (samen met de vakcommissies en de Commissie) te komen tot een betere begrotingsanalyse van EU-programma's en een betere uitvoering wordt gevormd door de zogeheten "monitorgroepen". Na talloze discussies in de vergaderingen van de coördinatoren van de Begrotingscommissie werd op 7 mei 2007 besloten in 2007 een aantal van deze groepen in te stellen (zie Bijlage 2 voor een lijst en een samenvatting van de resultaten). Het is belangrijk erop te wijzen dat een monitorgroep feitelijk een "minihoorzitting over begrotingsaangelegenheden" is, die op betrekkelijk informele wijze wordt georganiseerd en waarbij de betrokken vakcommissies worden uitgenodigd en gebruik wordt gemaakt van de deskundigheid en de medewerking van de Commissie.

4. In dezelfde vergadering van 7 mei 2007 bekrachtigden de coördinatoren een gezamenlijke aanpak ten aanzien van de methodologie, de vorm en de documentatie die voor dergelijke bijeenkomsten zouden kunnen worden gebruikt. Dit betekende met name dat de vakcommissies nauw bij de activiteiten moesten worden betrokken en dat van de gelegenheid gebruik zou worden gemaakt om aspecten van de in uitvoering zijnde begroting (jaar N) en de lopende begrotingsprocedure (jaar N+1) met elkaar in verband te brengen.

5. Teneinde aldus aspecten van de begrotingen N en N+1 te kunnen combineren, dienen monitorgroepvergaderingen in de regel in de periode mei-juli, met een mogelijke uitloop naar september, te worden gehouden, d.w.z. gedurende de periode dat het VOB beschikbaar is en vóór de eerste lezing door het Parlement. Met een dergelijk tijdschema kunnen de groepen, als de leden dit wensen, zich voorts bezighouden met en uitspreken over bepaalde werkdocumenten met betrekking tot het VOB (bijv. activiteitenoverzichten in het kader van ABB), alsook over elementen/aspecten in de BFA-nota's (Budget Forecast Alert) van de Commissie.

6. In een specifiek besluit van de coördinatoren werden de te behandelen algemene onderwerpen en de specifieke programma's/terreinen vastgesteld. Deze onderwerpen werden, in gedetailleerdere operationele termen, vervolgens "gedelegeerd" aan de algemeen rapporteurs die samen met het secretariaat zorg droegen voor de concrete organisatie.

7. Op dit moment (juli 2007) zijn de eerste vijf groepen georganiseerd. De laatste (landbouw) zal pas in september bijeenkomen.

8. Door de coördinatoren goedgekeurde methodologie

Elke vergadering kan uit twee onderdelen bestaan, te weten uitvoering 2007 en vooruitzichten voor 2008.

Op basis van deze verdeling zou de discussie zich kunnen toespitsen op:

Ø Effectiviteit (zijn de nagestreefde doelen met succes gehaald?)

Ø Hoe is de uitvoering van de kredieten voor 2007 door de Commissie?

Ø Wat wordt volgens planning uitgevoerd?

Ø Wat zijn de probleemgebieden, in het bijzonder de gebieden die in het BFA als zodanig zijn aangemerkt?

Ø Efficiëntie (is de huidige methode de meest kosteneffectieve voor het behalen van de gestelde beleidsdoelen?)

Ø Moet er iets worden gedaan ter bevordering van complementariteit en synergieën met andere programma's voor toekomstige jaren?

Ø Is er behoefte aan betere coördinatie van de betrokken instrumenten/organen?

Ø Op welke wijze wordt rekening gehouden met de prerogatieven van het Parlement? Ook met betrekking tot goedgekeurde proefprojecten/voorbereidende acties en/of toelichtingen in de begroting.

Ø Wat wordt er voorgesteld in het VOB en, in het bijzonder, als er wijzigingen worden gevraagd, hoe worden deze dan gemotiveerd? (koppeling naar bij het VOB gepresenteerde activiteitenoverzichten)

Ø Wat zijn de specifieke verzoeken of zorgpunten van de bevoegde vakcommissies?

Ervaringen tot dusver en vooruitzichten voor de toekomst

Alle bovengenoemde elementen in één vergadering behandelen was duidelijk een te ambitieuze doelstelling. Het was dan ook zeer dienstig dat er schriftelijke vragen werden gesteld over enkele gebieden en als "vragen van het EP" aan de Commissie werden voorgelegd. Zij dienden enerzijds als nuttige leidraad voor de inhoud van de discussie en anderzijds als verzoeken om specifieke informatie (eveneens schriftelijk).

Voor een nog dieper gaande behandeling van de bovengenoemde gebieden moet rekening worden gehouden met een langere voorbereidingstijd. Dit jaar konden de algemeen rapporteurs vanwege de extreem korte termijnen alleen hun eigen pakket van vragen opstellen, daarbij steunend op de technische assistentie van het secretariaat (met inbegrip van de secretariaten van de vakcommissies).

De weg vooruit is wellicht dat de algemeen rapporteurs dit deel van de voorbereiding blijven doen, maar - belangrijker - dat de groepen meer tijd wordt gegeven om vragen op te stellen en dat zij tijdig formele uitnodigingen ontvangen, nadat de coördinatoren besloten hebben om dergelijke bijeenkomsten te organiseren.

Een andere kwestie die aandacht verdient, is de vraag of de vergaderingen zich meer zouden moeten richten op een diepgaande behandeling van aspecten van ABB (activiteitgerelateeerd budgetteren) en ABM (activiteitgerelateerd beheer) aan de hand van de activiteitenoverzichten die door de Commissie worden geproduceerd.

Of dat de vergaderingen daarentegen juist "flexibeler" moeten blijven en gericht op bepaalde belangstellingsgebieden en/of vragen van de vakcommissies en de fracties binnen de Begrotingscommissie zelf. Laatstgenoemde optie heeft uiteraard het voordeel dat de discussie politieker en actueler is, maar betekent anderzijds niet noodzakelijkerwijs dat men diep doordringt in de wereld van ABB-doelstellingen, prestatie-indicatoren en gemeten resultaten. Sommigen zien dit wellicht eerder als een voordeel dan als een nadeel.

9. Door de coördinatoren goedgekeurde vorm

De vergaderingen van de monitorgroepen:

Ø vinden plaats onder de gezamenlijke leiding van de algemeen rapporteurs voor 2007 en 2008;

Ø worden georganiseerd in samenwerking met de betrokken vakcommissie (in het bijzonder met de betrokken rapporteur voor advies voor de begroting);

Ø staan open voor alle geïnteresseerde leden van de Begrotingscommissie;

Ø staan eveneens open voor leden van de Commissie begrotingscontrole;

Ø duren circa 2 uur;

Ø worden in de regel georganiseerd in Brussel (deelname van de Commissie);

Ø worden niet vertolkt (informele vergaderingen vallen niet onder de Gedragscode Meertaligheid) en worden derhalve in de regel gehouden in het EN/FR.

Ø De Commissie wordt altijd bij de vergaderingen betrokken. Er worden uitnodigingen gestuurd naar zowel DG BUDG als naar het betrokken gespecialiseerde DG.

Ø Het passende niveau voor uitnodigingen zou directeur-generaal of directeur kunnen zijn. Feitelijke deelname wordt aan de Commissie overgelaten, daar gedetailleerde operationele kennis van programma's in het verleden een vereiste is gebleken voor succesvolle bijeenkomsten.

Ervaringen tot dusver en vooruitzichten voor de toekomst

De huidige procedure is wellicht uitzonderlijk geweest vanwege het feit dat er in zeer korte tijd een aanzienlijk aantal (5) vergaderingen moest worden georganiseerd. Hoewel het algemene commentaar van andere commissies positief lijkt (duidelijke waardering voor de mogelijkheid belangrijke specifieke vragen te kunnen stellen aan "een geconcentreerde afvaardiging van hoge Commisssie-ambtenaren" en de mogelijkheid nadere informatie schriftelijk te ontvangen), is verdere verbetering mogelijk door de komende jaren een minder stressvol tijdschema vast te stellen.

Dit zou ook kunnen bijdragen tot beter achtergrondmateriaal voor elke groep. Dit jaar verstrekte de Commissie een gestandaardiseerde "fact-sheet" voor het aan de orde zijnde onderwerp. Dit waren in feite kopieën van reeds bestaande bij het VOB verstrekte activiteitenoverzichten.

Het voordeel hiervan was dat de Commissie daadwerkelijk zeer nauw betrokken was bij de opstelling van achtergrondmateriaal voor dit initiatief van de Begrotingscommissie. Een nadeel was dat het materiaal als te technisch werd beschouwd (wellicht een kwestie van presentatie) en dat het voor een monitorgroep gekozen onderwerp niet noodzakelijkerwijs overeenkwam met een ABB-activiteitenoverzicht.

Het niveau van de deelnemers van de zijde van de Commissie was zoals gewenst, d.w.z. directeur-generaal of directeur. Dit zorgde duidelijk voor relevantere antwoorden op vragen die vaak eerder politiek dan technisch van aard zijn.

Praktisch en organisatorisch is gebleken dat één of anderhalf uur een geschikte duur is waarbij het debat geconcentreerd blijft.

Het is voorts nuttig gebleken dat de Commissie elk onderwerp inleidt met een overzicht van de huidige stand van zaken, hoewel deze presentatie soms iets te gedetailleerd waren en voor "niet-deskundigen" moeilijk te volgen.

10. Door de coördinatoren goedgekeurde documentatie

Ø Er moet altijd een achtergrondnota (type "geannoteerde agenda") worden opgesteld.

Ø Indien noodzakelijk kan ook een technische "fact-sheet" voor een specifiek programma of een specifieke begrotingslijn worden gebruikt, bijvoorbeeld voor het verschaffen van uitvoeringscijfers.

Ø Van elke vergadering moet een samenvatting worden opgesteld, die tevens gebruikt kan worden als "geheugensteun" voor mogelijke follow-up in de begrotingsprocedure of voor amendementen.

Ervaringen tot dusver en vooruitzichten voor de toekomst

Gebleken is dat specifieke/geconcentreerde agenda's het beste middel zijn wanneer het gaat om debat/discussie met de Commissie.

Overwogen zou kunnen worden het achtergrondmateriaal voor groepen verder te ontwikkelen.

Dit zou kunnen worden gedaan door middel van aanpassing van de door de Commissie opgestelde fact-sheets. Momenteel hebben de door de Commissie verstrekte documenten niet veel toegevoegde waarde, hoewel zij als puur technische ondersteuning zeer welkom zijn.

Gewoon meer tijd uittrekken voor het opstellen van de vragen zou een andere methode kunnen zijn.

Een derde mogelijke aanpak die de coördinatoren voor elk geval afzonderlijk zouden kunnen overwegen, is opdracht geven tot de opstelling (intern of extern) van een achtergrondnota over een bepaald onderwerp.

Vanwege het drukke rooster tot dusver is het niet mogelijk geweest onmiddellijk na elke vergadering een samenvatting op te stellen. In dit werkdocument is voor alle leden van de commissie een aantal van de belangrijkste resultaten opgenomen. Daar alle groepen uitgenodigd zijn, hebben alle partijen uiteraard de gelegenheid gehad om de informatie/antwoorden die zij het meest nuttig achtten op te nemen en te noteren.

Ook is de Commissie in diverse gevallen verzocht schriftelijke antwoorden en informatie te verstrekken. Dit is zeer nuttig gebleken en deze follow-up is na de vergadering per e-mail doorgegeven.

11. Algemene conclusies

De monitorgroepen zijn een zeer nuttig instrument gebleken in de loop van de begrotingsprocedure, en de beter gestructureerde aanpak die nu wordt gevolgd, in het bijzonder met betrekking tot de grotere betrokkenheid van de Commissie bij de voorbereidingen en van de coördinatoren bij het vaststellen van onderwerpen, is constructief gebleken.

De reacties van de vakcommissies en de fracties lijken in het algemeen positief te zijn, met als mogelijke uitzondering enige kritiek vanwege te krappe planning en te korte termijnen voor uitnodigingen.

De samenwerking met andere commissies zou verder versterkt kunnen worden, maar dit hangt ook samen met de beschikbare voorbereidingstijd.

Het aantal vergaderingen zou beperkt moeten worden tot 3 of 4 per begrotingsprocedure, teneinde de voorbereiding en de samenwerking te verdiepen.

De fractiecoördinatoren dienen verantwoordelijk te blijven voor besluiten over onderwerpen, op basis van voorstellen van de algemeen rapporteur(s). De selectie van de onderwerpen dient vroeg in het jaar (mei was duidelijk te laat voor besluiten) te worden gemaakt.

Vorm en documentatie voor de vergaderingen hebben betrekkelijk goed gewerkt, hoewel ook hier de korte tijd voor de voorbereidingen in 2007 een duidelijk nadeel was.

Hoewel een klein deel van de "waarschuwingen" in de Budget Forecast Alert altijd werd opgenomen in de gestandaardiseerde fact-sheet, zou dit aspect/verband in de komende jaren voor wat betreft het jaar N kunnen worden versterkt.

BIJLAGE 1

Gemeenschappelijke verklaring van het Europees Parlement en de Commissie over het waarborgen van een goede uitvoering van de begroting (goedgekeurd tijdens het begrotingsoverleg van november 2006).

In het kader van de begrotingsprocedure benadrukken het Europees Parlement en de Commissie de noodzaak van meer kostenefficiëntie in de EU-begroting en zijn zij van mening dat dit concept permanent moet worden toegepast. Doel van deze aanpak is de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van elk EU-programma te evalueren en te controleren.

In deze context moet de evaluatie van de EU- programma's een hoofdzaak worden voor de bij de jaarlijkse begrotingsprocedure betrokken instellingen.

Het Europees Parlement en de Commissie herinneren eraan dat activiteitgerelateerd beheer (ABM) een geïntegreerd beeld moet opleveren van de prestaties en de kosten van de diverse beleidsterreinen, met inbegrip van zowel operationele als administratieve hulpbronnen.

Beide instellingen komen overeen de noodzakelijke stappen te zullen ondernemen om de uitvoering van de begroting beter te controleren door middel van een proces waarin alle beschikbare informatie vanaf januari 2007 wordt gebruikt en waarbij alle commissies van het Europees Parlement worden betrokken. Het Europees Parlement zegt toe, beter gebruik te zullen maken van overschrijvingen en gewijzigde begrotingen als instrumenten voor de controle op de begrotingsuitvoering in de loop van het jaar, in overeenstemming met zijn prioriteiten en zijn interinstitutionele prerogatieven.

Over de resultaten van dit doorlopende proces zal een gedachtewisseling plaatsvinden in elke trialoog zoals bedoeld in Bijlage II bij het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006.

Doel van deze operatie is ervoor te zorgen dat de uit de EU-begroting gefinancierde beleidsmaatregelen de Europese burgers betere waar voor het geld bieden en beantwoorden aan de uitdagingen waarmee de Europese Unie wordt geconfronteerd door middel van de best mogelijke toewijzing van EU-middelen.

BIJLAGE 2

Vastgestelde monitorgroepen voor de begrotingsprocedures 2007 en 2008

Onderzoek op het gebied van energie en vervoer

Gemeenschappelijk immigratie- en asielbeleid

Europees Instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR), Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument en ontwikkelingsbeleid

Een leven lang leren

Kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (CIP)

Aanmoediging ondernemerschap/concurrentievermogen

Landbouwbeleidsstrategie en -coördinatie

Milieu-instrumenten: NATURA 2000, Life +

Overzicht van de resultaten

Monitorgroep inzake onderzoek op het gebied van energie en vervoer

Op initiatief van de aanwezige leden werd de discussie sterk toegespitst op het vraagstuk van de agentschappen, administratieve lasten en, ook, Galileo.

De Commissie was op directeursniveau vertegenwoordigd.

De leden waren geïnteresseerd in de twee nieuwe uitvoerende agentschappen die de Commissie heeft gepland voor de uitvoering van het zevende kaderprogramma (FP7). De Commissie moest uitleggen waarom zij niet zelf kan zorgen voor de uitvoering. De vertegenwoordigers van de Commissie kondigden aan dat er een deugdelijke effectbeoordeling en een kosten-batenanalyse zouden worden voorgelegd. De leden wezen de Commissie erop dat FP6 door de Commissie was uitgevoerd zonder uitvoerend agentschap.

Met betrekking tot Galileo gaf de Commissie toe dat er geen vastleggingskredieten kunnen worden benut voor de operationele fase zolang de rechtsgrondslag niet is goedgekeurd (eerste lezing door de Raad is nog hangende). Het was voorts interessant om te vernemen dat voor de ontwikkeling van Galileo circa 40 miljoen/jaar afkomstig was uit het onderzoeksbudget (voornamelijk FP7).

De Commissie bevestigde dat gezien de resultaten van de onderhandelingen over de financiële vooruitzichten, die gepaard gingen met een verlaging van kredieten in rubriek 1a ten opzichte van het "Prodi-pakket", de omvang van diverse geplande onderzoeksprojecten beperkt moet worden of dat deze projecten pas later kunnen worden uitgevoerd.

De leden stelden voor de algehele administratieve kosten van onderzoek op te nemen in het activiteitenoverzicht met het oog op verbetering van de transparantie.

Duidelijk werd voorts dat er tot dusver nog geen enkele uitvoering is gegeven aan FP7 uit de begroting voor 2007. Volgens de Commissie verliep de uitvoering/definitieve afronding van FP5 overeenkomstig de ramingen. Er was echter sprake van vertragingen (1 - 2 maanden achter op het schema) bij FP6 als gevolg van interne organisatorische problemen en onvoorziene mobiliteit van personeel.

Monitorgroep inzake immigratie- en asielbeleid

De Commissie gaf een overzicht van de situatie met betrekking tot de drie EU-fondsen op dit gebied, die alle worden beheerd op basis van het beginsel van gedeeld beheer. Er worden strategische richtsnoeren ontwikkeld, waarna de lidstaten de projecten opzetten op basis van een meerjarenprogramma.

Dit proces is echter nog niet geheel afgerond en er bestaat een groot risico dat er sprake zal zijn van aanzienlijke onderbenutting van betalingen in 2007. Voor het nieuwe fonds voor integratie zullen in 2007 in het geheel geen betalingen worden gedaan. De rechtsgrondslag voor dit fonds is nog niet definitief vastgesteld (in de Raad heeft het VK nog bedenkingen).

Na vragen van leden over het Europees Migratienetwerk uitte de Commissie haar zorgen over het feit dat er geen rechtsgrondslag is en kondigde zij aan dat zij zou komen met een voorstel. Helaas zou er dan een kloof kunnen ontstaan tussen bestaande netwerken en het tijdstip waarop een nieuwe rechtsgrondslag van kracht wordt.

Met betrekking tot Frontex antwoordde de Commissie dat zij inderdaad nieuwe "behoeften" had vastgesteld voor de begroting 2007 en dat de raad van beheer een voorstel voor een gewijzigde begroting in behandeling had. Niet geheel duidelijk was hoe dergelijke nieuwe "behoeften" vertaald zouden worden in mogelijke actie (gewijzigde begroting, kredietoverschrijvingen?). In 2008 zal Frontex nog steeds niet over de capaciteit beschikken om te zorgen voor permanente actie op het gebied van zeegrenscontrole en Commissievoorzitter Barroso heeft in Malta meegedeeld dat de Commissie ander vormen van actie overweegt. De leden verklaarden dat de Commissie zeer duidelijk moet zijn over Frontex.

Ten aanzien van SIS II verklaarde de Commissie dat de doelstelling was vóór december 2008 een werkend systeem te hebben (lidstaten en Commissie werken momenteel met een overbruggingsoplossing). Er zijn drie fases: ontwikkeling, voorlopige beheersmodus (Frankrijk + Oostenrijk?) en definitieve beheersmodus.

Wat betreft VIS geldt als doel dat het gereed moet zijn tegen het eerste semester van 2009.

Monitorgroep inzake CIP en concurrentievermogen

De Commissie was op directeursniveau vertegenwoordigd door de vier betrokken DG's - Ondernemingen en Industrie, Informatiemaatschappij, Energie en Vervoer, en Media, Economische en Financiële Zaken - vergezeld van ambtenaren voor ondersteuning en het verschaffen van gedetailleerde informatie over door de leden tijdens de discussie aan de orde gestelde kwesties.

In de inleiding van de Commissie werd een goed overzicht gegeven en werden de belangrijkste terreinen van het programma toegelicht (en goede verbanden gelegd met de begeleidende, door de Commissie verstrekte documentatie):

- het programma voor ondernemerschap en innovatie, en verbetering van de financiële ruimte voor KMO's;

- het programma voor intelligente energie;

- het ICT-ondersteuningsprogramma.

Samenvatting/resultaten

De discussies met de leden waren sterk toegespitst op de daadwerkelijke administratieve middelen die noodzakelijk zijn om deze programma's uit te voeren, en met name op de bedragen die niet direct zichtbaar zijn in de begroting, hetzij in rubriek 5, via de "01 04-lijnen", hetzij bij de uitvoerende agentschappen.

Met betrekking tot leningen voor KMO's door het EIF namens de Commissie ontspon zich een uitgebreide discussie over de lijnen van verantwoordelijkheid en verantwoordingsplicht alsook over het percentage van de operationele uitgaven dat aan het EIF wordt betaald. Ten aanzien van de verantwoordingsplicht kon de Commissie gedetailleerd mondeling antwoord geven.

Met betrekking tot operationele uitgaven voor administratie gaf de Commissie aan dat het EIF in het vorige meerjarig oriëntatieprogramma (MOP) voor zijn leenactiviteiten een vergoeding van 9% van de operationele uitgaven had gevraagd en dat deze vergoeding in het CIP-programma rond 6% zou liggen. Deze bedragen komen echter bovenop de vermelde administratieve kosten in de begeleidende documentatie van de Commissie voor het gehele CIP-programma. De Commissie deelde mee dat zij gedetailleerdere informatie over deze kwestie schriftelijk zou verschaffen.

De leden maakten voorts melding van zorgen over de continuïteit van leningen aan KMO's tijdens de overgang van MOP naar CIP. De Commissie deelde mee dat er in de zomer van 2007 sprake zou zijn van een korte financieringskloof.

Er was een korte discussie over de mate waarin CIP-middelen kunnen worden gebruikt als bijdrage aan het Europees Technologisch Instituut (EIT), dat door de Commissie is voorgesteld, maar waarover de Raad en het Parlement nog geen overeenstemming hebben bereikt. De aanwezige ambtenaren van de Commissie waren van mening dat de voor het CIP-programma uitgetrokken middelen al tamelijk krap waren.

Monitorgroep inzake EIDHR, Europees nabuurschapsbeleid en ontwikkelingsbeleid

Deze monitorgroep was vrijwel geheel gericht op de zeer uitgebreide lijst van vragen die van tevoren aan de Commissie was gestuurd en deze vergadering week derhalve ook enigszins af van de andere monitorgroepen.

De Commissie was vertegenwoordigd op het niveau van directeur-generaal (AIDCO) en directeuren (RELEX en DEVE), hetgeen positief was.

Gezien het brede onderwerpenscala in deze vergadering werd de Commissie verzocht alle antwoorden ook schriftelijk te verstrekken, zodat er een duidelijk overzicht zou kunnen worden opgesteld van deze zeer nuttige en interessante bijeenkomst. Het merendeel van de formele schriftelijke antwoorden werd circa 1 maand na de vergadering ontvangen. De Commissie heeft veel (denk)werk in de beantwoording gestoken. De antwoorden op enkele van de meest gevoelige vragen (over democratie en mensenrechten) zijn nog niet ontvangen.

Monitorgroep inzake Een leven lang leren

De Commissie gaf een samenvatting van het programma Een leven lang leren en de belangrijkste doelstellingen en streefdoelen voor de begrotingsoperatie voor 2008.

In het VOB 2008 is een totaalbedrag van EUR 1 008 693 000 aan vastleggingen en EUR 1 017 092 000 aan betalingen voorgesteld voor dit geïntegreerde actieprogramma. Vergeleken met de begroting 2007 betekent dit een verhoging van de vastleggingen met 8,8% en van de betalingen met 19,2%.

Het belangrijkste instrument voor actie van de Gemeenschap is het programma Een leven lang leren, dat de activiteiten omvat die voorheen werden gesteund via de programma's Socrates, Leonardo da Vinci en e-Learning.

De grootste stijging van de uitgaven op dit gebied wordt voorgesteld voor het Erasmus Mundus-programma, te weten 63,5% bij de vastleggingen en 70,9% bij de betalingen.

De tenuitvoerlegging van de programma's valt onder de verantwoordelijkheid van DG Onderwijs en Cultuur van de Commissie en de volgende 3 agentschappen:

- het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (CEDEFOP);

- de Europese Stichting voor opleiding; en

- het voorgestelde Europees Technologisch Instituut.

Op dit moment kan de Commissie niet veel informatie verstrekken over de uitvoering van de begroting, daar de rechtsgrondslag pas in december 2006 is vastgesteld. De Commissie legde uit dat er moeilijkheden zouden kunnen ontstaan, daar 2008 het uitloopjaar is voor oude programma's en het aanvangsjaar voor nieuwe programma's. De geïntegreerde aanpak voor acties enerzijds en de gemengde tenuitvoerleggingsmethode anderzijds zouden een soepele uitvoering van de begroting in 2007 in de weg kunnen staan.

De Commissie noemde voorts enkele andere potentiële oorzaken voor vertragingen: goedkeuring van de werkprogramma's, vaststelling van minimumvereisten in het werkprogramma, aanwijzing van nationale instanties voor de nationale agentschappen, vereenvoudiging van de betrekkingen met nationale agentschappen, de betrouwbaarheidsverklaring (DAS), samenvoeging van enkele voormalige agentschappen tot één agentschap, enz.

Meer dan 80% van de begroting wordt uitgevoerd via de nationale agentschappen. Er wordt een tripartiet partnerschap: Commissie - uitvoerende agentschappen - nationale agentschappen opgezet. Met het oog op een betere uitvoering en ex ante-audits zijn de nationale agentschappen op de hoogte gesteld van de verplichting een DAS-verklaring (betrouwbaarheidsverklaring inzake de besteding van EU-gelden) af te geven.

De aanwezige leden van het Parlement stelden voornamelijk vragen over:

ü de uitvoering van de programma's en de wijze waarop de Commissie de uitvoering denkt te verbeteren;

ü uitvoerende en nationale agentschappen en de coördinatie van hun activiteiten door de Commissie;

ü de DAS;

ü begunstigden.

De rapporteur herinnerde eraan dat het EP er na de goedkeuring van het nieuwe IIA en het meerjarig financieel kader 2007-2013 in is geslaagd een aanzienlijke verhoging van de kredíeten met EUR 800 miljoen in vergelijking met het oorspronkelijke voorstel te verkrijgen en dat het heeft verzocht om nadere uitleg over de wijze waarop de Commissie met deze verhoging omgaat.

De Commissie onderstreepte dat het zonder dit bedrag niet mogelijk zou zijn om het programma dit jaar te starten. Bovendien worden extra middelen gebruikt voor de financiering van een groter aantal beurzen en een verhoging van de beurzen in meer landen.

6,4% van de uitgaven betreft administratieve kosten van de agentschappen. De leden verzochten om nadere informatie over met name:

ü uitvoerende en nationale agentschappen;

ü de financiële middelen die zij ontvangen (operationele en administratieve kosten);

ü de conventie die de Commissie en nationale agentschappen hebben ondertekend.

De Commissie werd voorts verzocht schriftelijk informatie te verstrekken over de volgende onderwerpen:

- een lijst van nationale agentschappen, met opgave van locatie, globale financiering en administratieve kosten;

- de tekst van de door de Commissie en de nationale agentschappen ondertekende conventies.

Werkdocument over de ontwerpbegroting voor 2008 en de resultaten van de bemiddeling op 13 juli 2007

Inleiding

1.     De Raad heeft zijn eerste lezing, de ontwerpbegroting (OB) van 2008, op 13 juli 2007 na bemiddeling met het Europees Parlement vastgesteld. In dit werkdocument wordt de OB in drie gedeelten geanalyseerd. In het eerste gedeelte wordt een overzicht gegeven van de hoofdelementen van de OB uitgebreid met commentaar van de rapporteur. In het tweede gedeelte wordt het resultaat van de bemiddeling samengevat: de overeengekomen gezamenlijke verklaringen zijn als bijlagen aan dit document toegevoegd. In het derde gedeelte wordt commentaar geleverd op de belangrijkste aanpassingen in de OB ten opzichte van het VOB 2008 en ook hier volgen uitgebreide opmerkingen van de rapporteur.

.

I – Hoofdelementen van de ontwerpbegroting 2008 van de Raad

Tabel 1: Belangrijkste cijfers uit de OB 2008 (EUR)

Rubriek

Eerste lezing

Verschil ten opzichte van VOB 2008 (bedrag)

Verschil ten opzichte van begroting 2007 (in %)

Resterende marge in huidig FK

Vastleggingen

Betalingen

Vastleggingen

Betalingen

Vastleggingen

Betalingen

 

1. Duurzame groei

 

 

 

 

 

 

 

1a. Concurrentievermogen ter bevordering van groei en werkgelegenheid

9 504 015 250

8 990 265 850

-266 413 750

-548 413 750

+7,18

+27,58

342 984 750

1b. Cohesie ter bevordering van groei en werkgelegenheid

46 877 941 445

40 124 714 507

0

-498 000 000

+3,06

+6,18

11 058 555

Totaal

56 381 956 695

49 114 980 357

-266 413 750

-1 046 413 750

+3,73

+9,54

354 043 305

Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering

500 000 000

 

 

 

 

 

 

2. Beheer en behoud van natuurlijke hulpbronnen

55 722 680 496

54 217 327 053

-553 151 000

-553 151 000

-0,94

-0,92

3 077 319 504

Waarvan marktgerelateerde uitgaven en directe betalingen

41 948 990 000

41 897 050 500

 

 

 

 

3 005 010 000

3. Burgerschap, vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid

 

 

 

 

 

 

 

3a. Vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid

686 735 780

478 147 780

-4 298 220

-18 298 220

+10,08

+0,89

60 264 220

3b. Burgerschap

583 943 000

649 833 006

-14 550 000

-44 550 000

-9,83

-10,74

31 057 000

Totaal

1 270 678 780

1 127 980 786

-18 848 220

-62 848 220

-0,06

-6,15

91 321 220

4. De EU als mondiale partner

6 889 796 000

7 552 525 400

+217 600 000

-125 000 000

+4,74

+2,72

112 204 000

Reserve voor noodhulp

239 218 000

0

 

-239 218 000

+2,00

 

 

Totaal

7 129 014 000

7 552 525 400

 

 

 

 

 

5.  Administratie

7 190 244 746

7 190 804 746

-96 173 008

-96 173 008

+3,57

+3,58

266 755 254

6. Compensatie

206 636 292

206 636 292

0

0

-53,53

-53,53

363 708

ALGEMEEN TOTAAL

128 401 211 009

119 410 254 634

-716 985 978

-2 122 803 978

+1,44

+3,39

3 902 006 991

Kredieten voor betalingen als percentage van het BNI

 

0,95

 

 

 

 

 

Bron: Stukken uit de ontwerpbegroting van de Raad

2.        Zoals uit tabel 1 blijkt, staat het totaal van het vastleggingskrediet (VK) in de OB op 128 401 mln EUR. De Raad bezuinigde voor 717 mln EUR op de VK ten opzichte van het VOB 2008, waardoor er een totale marge van 3 902 mln EUR ontstond onder het plafond voor het meerjarig financieel kader (MFK) in het interinstitutioneel akkoord (IIA) van 17 mei 2006. De situatie voor de plafonds onder iedere rubriek en subrubriek van het MFK worden in gedeelte III besproken.

3.        Voor de betalingskredieten (BK) komt het totaalbedrag van de OB op 119 410 mln EUR ten gevolge van de bezuinigingen door de Raad van 2 123 mln EUR. Er ontstaat hierdoor een zeer grote marge van10 338 mln EUR onder het betalingsplafond van het MFK. Aangezien meer dan 10 miljard EUR beschikbaar is als betalingen onder het MFK-plafond, is het bedrag aan betalingen in de OB slechts 0,95% van het BNI van de EU.

4.        Er zijn twee rubrieken van speciaal belang tijdens de voorbereidingen van de begroting voor 2008 en onderhevig aan aanzienlijke wijzigingen in de OB, te weten rubriek 1, "Concurrentievermogen en cohesie ter bevordering van groei en werkgelegenheid" en rubriek 4, "De EU als mondiale partner"[47]. De Raad voerde in bijna alle onderdelen van subrubriek 1a (concurrentievermogen) zonder specifieke rechtvaardiging lineaire bezuinigingen over de gehele linie door voor een totaalbedrag van 266 mln EUR (aan VK) en 548 mln EUR(aan BK). Hiertoe behoorden ook bezuinigingen op belangrijke projecten die hoofdpunten waren op de Lissabon-agenda, zoals het 7de kaderprogramma voor onderzoek (KP7) en het programma voor levenslang leren (LLL). Voor subrubriek 1b (cohesie) werd voor 553 mln EUR bezuinigd op vastleggingen en betalingen. Onder rubriek 4 werden de VK met 217,6 mln verhoogd terwijl op de BK werd bezuinigd met 364,2 mln.

5.        De prioriteiten van het Parlement voor de begroting van 2008 werden uiteengezet in zijn resolutie inzake de jaarlijkse beleidsstrategie (JBS) van de Commissie voor 2008, welke op 24 april 2007 door een grote meerderheid werd aangenomen. Het Parlement heeft de benadering die is gekozen tijdens de onderhandelingen die leidden tot het IIA van 17 mei 2006 en het voorbereidende werk voor de begroting van 2007 als uitgangspunten gebruikt om concurrentievermogen, cohesie en het aangaan van de uitdagingen die globalisering met zich meebrengt, als hoofdprioriteiten uit te roepen binnen de algemene context om een “begroting gericht op resultaten” op te leveren.

6.        Uw rapporteur vindt de dikwijls herhaalde toezeggingen van de EU om de doelstellingen van de Lissabon-agenda te verwezenlijken moeilijk verenigbaar met de ongefundeerde bezuinigingen op de begrotingslijnen onder rubrieken 1a en 1b in de OB 2008. Hij merkt bovendien op dat deze bezuinigingen kunnen leiden tot het vooruitschuiven van de uitgaven (zgn. ‘backloading’) voor meerjarige uitgavenprogramma’s waarover in de loop van 2007 via medebeslissing al overeenstemming is bereikt, en hij zal aangaande deze kwestie in nauw contact blijven met de verantwoordelijke gespecialiseerde commissies in het Parlement. Hij merkt verder op dat de Raad de bedragen die in 2008 zijn bestemd voor Galileo (begrotingslijn 06 02 10) of het Europees Technologisch Instituut (15 02 11) niet heeft verlaagd, ofschoon beide bedragen in de reserve zijn geplaatst.

7.        Over rubriek 4 merkt uw rapporteur op dat de Raad een verhoging voorstelt van de reserve voor Palestina (+80 mln EUR) en Kosovo (+180 mln EUR). Dit is wederom een aanduiding dat rubriek 4 te lijden heeft onder chronische onderfinanciering. Uw rapporteur zal de door de Raad voorgestelde nomenclatuur voor deze bedragen nauwlettend in de gaten houden en zou meer doorzichtigheid in de strategie die ten grondslag ligt aan deze verhogingen, verwelkomen. Tevens is hij bezorgd over de bezuinigingen in de OB wat betreft de BK voor de reserve voor noodhulp.

II – Resultaten van de bemiddelingsvergadering van 13 juli 2007

8.        De bemiddelingsprocedure voorafgaand aan de goedkeuring door de Raad van de begroting van eerste lezing vond plaats zoals voorzien in bijlage II van het IIA van 17 mei 2006. De delegatie van het Parlement onderhandelde op basis van het op 9 juli in de COBU aangenomen mandaatverslag en de op 6 juli gehouden voorbereidende onderhandelingen. De bemiddeling heeft niet geleid tot overeenkomsten over bedragen voor specifieke begrotingslijnen, maar over een aantal teksten is men wel tot overeenstemming gekomen.

9.        Het Parlement en de Raad zijn een aantal gezamenlijke verklaringen overeengekomen aangaande: de programma’s voor de periode 2007-2013 voor structuur- en cohesiefondsen en landbouwontwikkeling; het aantrekken van personeel in verband met de uitbreidingen van 2004 en 2007; de bestemmingsontvangsten; de gedecentraliseerde agentschappen (waartoe de Commissie ook is gaan behoren); en de uitvoerende agentschappen. De Commissie heeft ook een schriftelijke verklaring opgesteld over de bestemmingsontvangsten. Deze teksten zijn als bijlagen bij dit werkdocument gevoegd. De gezamenlijke verklaringen zijn de belangrijkste resultaten van de bemiddeling en kunnen als uitgangspunt worden genomen voor de amendementen van het EP bij de eerste lezing van de begroting 2008.

10.      Uw rapporteur is tevreden met de gemeenschappelijke verklaringen waaruit de geslaagde afloop van deze bemiddeling blijkt. Ook verwelkomt hij de constructieve benadering van het Portugese voorzitterschap bij de totstandkoming van deze verklaringen.

11.      De volgende hoofdelementen kwamen tijdens de discussies op de bemiddelingsvergadering naar voren:

· De delegatie van het Parlement leverde als reactie op de presentatie van de OB door de Raad en in het verlengde van de inhoud van het mandaatverslag sterke kritiek op de door de Raad voorgestelde bezuinigingen op de prioriteitenprogramma’s van de Lissabon-agenda inzake concurrentievermogen en cohesie. De delegatie van het Parlement herhaalde haar standpunt inzake Galileo overeenkomstig zijn resolutie van 20 juni 2007 (P6-TA (2007) 0272). De delegatie van het Parlement nam ook met bezorgdheid kennis van een aantal vertragingen die waren ontstaan bij het goedkeuren van de landbouwontwikkelingsprogramma’s onder rubriek 2 van de begroting.

· De delegatie van het Parlement benadrukte dat er in rubriek 4 slechts een kleine marge (112 mln EUR) beschikbaar was, aangezien de Raad de vastleggingen in de OB met 217 mln EUR had verhoogd. De delegatie van het Parlement merkte enige verbetering bij de regelmatige vergaderingen over het GBVB tussen vertegenwoordigers van de Raad en de Commissie, maar eiste meer duidelijkheid bij het verklaren van de werkelijke noodzaak voor externe uitgaven in 2008 (met name voor Kosovo en Palestina) zowel van de kant van de Commissie als van de kant van de Raad.

· Aangaande rubriek 5 verklaarde de Commissie dat de door de Raad voorgestelde bezuiniging in de OB van 53 mln EUR op de salariëring binnen de Commissie een zeer negatieve uitwerking zal hebben op het aantrekken van nieuw personeel in 2008.

· Betreffende de agentschappen merkte de Commissie op dat er enig ongenoegen merkbaar was ten opzichte van de door de Raad voorgestelde bezuinigingen in de begroting voor 2008 op de gedecentraliseerde agentschappen: in een aantal gevallen zou hierdoor de operationele effectiviteit kunnen worden ondermijnd. De delegatie van het Parlement zei hierover dat de gedecentraliseerde agentschappen voldoende fondsen ter beschikking dienen te hebben om hun mandaat uit te kunnen voeren.

· De delegatie van het Parlement wees ook op de kwestie van mogelijke herbetalingen door de Commissie in het licht van de recente uitspraak van het Hof van Justitie in haar nadeel in de zaak-Schneider en vroeg de Raad meer gegevens te verstrekken over de voortgang bij het afgeven door de lidstaten van betrouwbaarheidsverklaringen (Artikel 44 van het IIA) vooruitlopend op de eerste lezing door het Parlement van de begroting 2008.

III – Belangrijkste wijzigingen in de ontwerpbegroting 2008

12.      In tabel 2 worden de wijzigingen getoond in de VK en BK in de OB van de Raad ten opzichte van het VOB 2008[48].

Tabel 2: Samenvatting van de wijzigingen in de OB 2008 ten opzichte van het VOB 2008 (in mln EUR)

 

VK

BK

RUBRIEK 1A - Concurrentievermogen ter bevordering van groei en werkgelegenheid

-266,42

-548,42

beschikbare marge

342,99

 

RUBRIEK 1B - Cohesie ter bevordering van groei en werkgelegenheid

 

-498,00

beschikbare marge

11,06

 

RUBRIEK 2 - Behoud van natuurlijke hulpbronnen

-553,15

-553,15

beschikbare marge

3 077,32

 

RUBRIEK 3A - Vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid

-4,30

-18,30

beschikbare marge

60,27

 

RUBRIEK 3B – Burgerschap

-14,55

-44,55

beschikbare marge

31,06

 

RUBRIEK 4 - De Europese Unie als mondiale partner

+217,60

-364,22

beschikbare marge

112,20

 

RUBRIEK 5 – Administratie

-96,17

-96,17

beschikbare marge

266,76

 

TOTALE VERMINDERING

-716,99 

-2 122,81

13.      Zoals al vermeld in gedeelte I heeft de Raad in rubriek 1a voor 266 mln EUR bezuinigd op de VK door middel van een algemene bezuiniging over de gehele linie van 3,02%. De algemene bezuiniging in de BK van 548 mln EUR werd bewerkstelligd door een bezuiniging over de gehele linie van 6,14%. Een klein aantal begrotingslijnen werd vrijgesteld van deze ongefundeerde verminderingen: 151 mln EUR, bestemd voor Galileo, bleef gehandhaafd maar werd in de reserve geplaatst; 2,9 mln EUR, aangevraagd voor het EIT, bleef in de reserve maar er werd niet op bezuinigd ten opzichte van het VOB.

14.      Uw rapporteur merkt op dat de Raad deze zeer drastische bezuinigingen rechtvaardigt door “rekening te houden met de trend bij het implementeren van nieuwe programma’s”. Om als geloofwaardige uitleg te worden geaccepteerd dient dit echter veel gedetailleerder te worden onderbouwd. De Raad heeft weinig bewijzen geleverd op basis waarvan het Parlement ervan zou kunnen worden overtuigd om het vooruitschuiven van de uitgaven te accepteren dat wordt gesuggereerd in de meerjarenprogramma’s die pas zeer onlangs via medebeslissing werden goedgekeurd overeenkomstig het IIA van 17 mei 2006.

15.      In rubriek 1b werden in de VK en de BK over de hele linie voor 498 mln EUR aan bezuinigingen doorgevoerd. Voor de BK werden deze verminderingen verdeeld over de voltooiing van de programma’s voor de periode 2000 – 2006 (298,8 mln EUR) en die voor de periode 2007 – 2013 (199,2 mln EUR) waarbij ruwweg een verhouding 60:40 werd gehanteerd.

16.      Uw rapporteur benadrukt de inhoud van de gezamenlijke verklaring die overeen werd gekomen op de bemiddeling van 13 juli (zie bijlage). Gelet op de vertragingen die in het begin van de programmaperiode 2000 - 2006 optraden bij de goedkeuring van operationele programma’s en projecten, zullen het Parlement en de Raad de goedkeuring van dergelijke programma’s nauwlettend in de gaten houden teneinde de implementatie van de begroting te verbeteren. De rapporteur hoopt verder dat een verbetering in de implementatie tevens zal leiden tot een vermindering van het zeer hoge aantal RAL’s in deze subrubriek.

17.      In rubriek 2 werden voor de VK en de BK verminderingen van 553,2 mln EUR doorgevoerd. Een aanzienlijk aandeel van deze bedragen valt onder “marktmaatregelen en rechtstreekse steunverlening”, die krachtens bijlage III van het IIA van 17 mei 2006 geclassificeerd dienen te worden als verplichte uitgaven waarover de Raad in de tweede lezing het laatste woord heeft. In de OB worden de VK en de BK voor de goedkeuring van de rekeningen met 200 mln EUR verminderd. Er worden tevens bezuinigingen over de hele linie uitgevoerd op alle begrotingslijnen (bestaande uit verplichte uitgaven) in hoofdstuk 05 02 met uitzondering van een klein aantal lijnen.

18.      Uw rapporteur merkt de wijzigingen op die de Raad heeft voorgesteld. Hij benadrukt dat hij overeenkomstig de gezamenlijke verklaring die op 13 juli is overeengekomen inzake de structuur-, cohesie- en landbouwprogramma’s, de goedkeuring van de programma’s op de voet zal blijven volgen. Hij is verder bezorgd over het zeer hoge aantal bestemmingsontvangsten gerelateerd aan het herstructureringsfonds voor suiker en wijst op de gezamenlijke verklaring van 13 juli waarin werd verklaard dat “het Parlement en de Raad veel aandacht zullen blijven schenken aan het beheer van de bestemmingsontvangsten en snelle verbeteringen verwachten in deze sector”. Overeenkomstig het mandaatverslag verzoekt uw rapporteur verder dat deze en toekomstige begrotingen een doorzichtigere presentatie zullen bevatten van de cijfers voor marktgerelateerde uitgaven en directe betalingen.

19.      In rubriek 3a zijn de bezuinigingen die de Raad in de OB heeft voorgesteld naar verhouding bescheiden (4,3 mln EUR voor de VK en 18,3 mln EUR voor de BK). Een groot deel van de bezuinigingen op de VK houdt verband met de algemene aanpak van de Raad om de agentschappen te decentraliseren (zie hieronder).

20.      Uw rapporteur zal voorafgaand aan de eerste lezing van het Parlement de wijzigingen die onder deze subrubriek van de begroting worden voorgesteld bespreken met de gespecialiseerde commissie die hier het dichtst bij betrokken is, en met de vaste rapporteur voor de agentschappen.

21.      In rubriek 3b voerde de Raad bezuinigingen door van 14,55 mln EUR op de VK en 44,55 mln EUR op de BK. Zelfs na deze bezuinigingen is de marge voor de VK net iets meer dan 30 mln EURDe bezuinigingen hadden met name betrekking op communicatie en media, waaronder de programma’s ‘Laat uw stem horen!’, ‘Cultuur 2007’, ‘Media 2007’ en ‘Jeugd in actie’.

22.      Uw rapporteur wijst erop dat door de kleine marge onder deze subrubriek het Parlement minder middelen zal hebben om nieuwe PP’s en VA’s voor te stellen en dat bestaande PP’s en VA’s slechts beperkt kunnen worden gestimuleerd. Hij benadrukt dat een aantal van de bezuinigingen van de Raad betrekking heeft op beleidsmaatregelen die door het Parlement van oudsher als prioriteiten worden gezien.

23.      In rubriek 4 zijn de door de Raad voorgestelde verhogingen van de vastleggingen voor Palestina (+ 80 mln EUR) en Kosovo (+ 180 mln EUR) de belangrijkste wijzigingen. Na toevoeging van een aantal kleinere bezuinigingen in de VK bedraagt de marge slechts 112,2 mln EUR onder het plafond. De vermindering in de BK onder deze rubriek met in totaal 364,2 mln EUR is voornamelijk te danken aan het schrappen van 239,2 mln EUR aan betalingen voor de reserve voor noodhulp.

24.      Uw rapporteur vreest dat de voorgestelde verhoging voor Palestina niet voldoende zal zijn aangezien de desbetreffende lijn in de OB 2008 (19 08 01 02) voor 238 mln EUR aan kredieten heeft, terwijl volgens de cijfers voor 2007 het bedrag al op 332 mln EUR staat, als rekening wordt gehouden met alle overmakingen. Wat betreft Kosovo is hij bezorgd over de begrotingsnomenclatuur op basis waarvan de verhogingen worden voorgesteld, en over de verdeling van de voorziene uitgaven tussen de EU en het GBVB. De manier waarop de Raad de reserve voor noodhulp aanpakt, lijkt niet verstandig. Over het algemeen lijkt de resterende marge voor de VK niet voldoende voor de EU om de huidige en toekomstige beleidsuitdagingen op mondiaal niveau aan te kunnen.

25.      Onder rubriek 5 werd in de OB voor 96,17 mln EUR bezuinigd op de VK en BK. De resterende marge voor de VK bedraagt iets meer dan 266 mln EUR. In de gezamenlijke verklaring die de Raad en het Parlement zijn overeengekomen inzake personeelswerving in verband met de uitbreidingen van 2004 en 2007, wordt benadrukt dat het nog steeds van belang is functionarissen aan te werven afkomstig van deze nieuwe lidstaten.

26.      Uw rapporteur zal verder onderzoeken in hoeverre de door de Raad voorgestelde bezuinigingen van invloed zijn op het voornemen van de Commissie dat in het VOB 2008 werd vermeld, om zich te houden aan het meerjarenplan voor personeelswerving voor de periode 2003 – 2008. In het verlengde van zijn filosofie om de begroting op resultaten te richten blijft hij het belang benadrukken van duidelijke afbakening van de verantwoordelijkheid en verantwoording binnen het bestuur van de Europese Unie.

27.      Aangaande proefprojecten en voorbereidende acties komt de Raad in de OB niet met nieuwe initiatieven.

28.      Uw rapporteur verwelkomt deze aanpak. Hij blijft echter bezorgd over de kleine marges onder een aantal rubrieken en subrubrieken, omdat hierdoor het Parlement zijn bevoegdheden op dit gebied slechts beperkt kan uitvoeren.

29.      Wat betreft de gedecentraliseerde agentschappen hanteerde de Raad vanuit een structureel oogpunt een soortgelijke aanpak, wat het Parlement tijdens zijn voorbereidende werk voor de begroting 2007 eveneens had gedaan. Voor de ‘oude’ agentschappen keurde de Raad een verhoging van 2% goed ten opzichte van de begroting 2007 en aanvaardde zij 25% van de aangevraagde nieuwe ambten. Voor de ‘uitbreidende agentschappen’ keurde de Raad 50% van de aangevraagde verhoging goed ten opzichte van de begroting 2007 en 50% van de aangevraagde nieuwe ambten. Voor de ‘nieuwe agentschappen’ werd 75% van de verhoging aanvaard ten opzichte van de begroting 2007 en werd eveneens 75% van de nieuwe ambten aanvaard.

30.      Uw rapporteur zal aangaande deze kwestie de vaste rapporteur voor de agentschappen raadplegen. Hij is van mening dat ieder agentschap de juiste capaciteit dient te hebben om de hem opgelegde taken uit te kunnen voeren en dat dientengevolge ook een meer toegespitste aanpak, anders dan die van de Raad, hierop het beste zou aansluiten. Hij benadrukt dat sommige gedecentraliseerde agentschappen speciaal zijn opgericht om elementen van grote onderdelen van de EU-wetgeving te implementeren, maar dat dit niet voor alle gedecentraliseerde agentschappen geldt. Hij verwelkomt de gezamenlijke verklaring inzake gedecentraliseerde agentschappen van 13 juli.

31.      Betreffende uitvoerende agentschappen werd in de gezamenlijke verklaring die tussen het Parlement en de Raad op 13 juli werd overeengekomen, een aantal verbeterde procedures vastgelegd die dienen te worden gevolgd ter voorbereiding van de oprichting van een nieuw uitvoerend agentschap of de uitbreiding van een bestaand uitvoerend agentschap.

32.      Uw rapporteur verwelkomt deze gezamenlijke verklaring en met name de nadruk die wordt gelegd op een uitgebreide kosten-batenanalyse, voordat een nieuw uitvoerend agentschap kan worden opgericht, en het vereiste dat in het voorstel de verantwoordelijkheid en verantwoording duidelijk worden afgebakend.

33.      Uw rapporteur verwelkomt ten slotte nog de verbeteringen in de activiteitenoverzichten die door de Commissie in het VOB 2008 zijn voorbereid. Zoals is vermeld in de JBS van het Parlement voor 2008 zorgen duidelijke, beknopte activiteitenoverzichten die zijn gericht op doelstellingen en resultaten in plaats van procesbeschrijvingen, ervoor dat de begrotingsautoriteit effectief toezicht kan blijven houden op de uitgaven van de EU. Hij vertrouwt erop dat deze verbetering zal worden geconsolideerd en bij toekomstige begrotingen verder zal worden aangescherpt overeenkomstig zijn aanpak om de begroting op resultaten te richten.

  • [1] ) Aangenomen teksten, P6_TA(2005)0224.
  • [2] ) Dit cijfer is het resultaat van de omzetting in huidige prijzen van het bedrag in het Interinstitutioneel Akkoord, namelijk 48 081 miljoen EUR (in prijzen van 2004).
  • [3] ) Besluit 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013), PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1.
  • [4] ) Besluit van de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) voor onderzoeks- en opleidingsactiviteiten inzake kernenergie (2007-2011), PB L 391 van 30 december 2006, blz. 19. Als gevolg van een aantal bepalingen in het Euratomverdrag heeft het onderzoeksprogramma voor Euratom maar betrekking op de periode tot 2011. Het is evenwel de bedoeling dat het programma wordt voortgezet en het totaalbedrag voor 2007-2013 zal 4061 miljoen EUR zijn.
  • [5] ) Bron: Commissie, DG Onderzoek.
  • [6]  ) PB L 11 van 16.1.2003, blz. 1.
  • [7]  ) Overeenkomstig artikel 77 van het Financieel Reglement.
  • [8]  ) Zie adviezen van Marilisa Xenogiannakopoulou.
  • [9]  ) PB L 390 van 30.12.2006, blz. 19.
  • [10]             Toegekend overeenkomstig de desbetreffende programmaprocedures.
  • [11]  http://ec.europa.eu/commission_barroso/frattini/index_en.htm.
  • [12]  http://europa.eu/pol/justice/overview_en.htm.
  • [13]  maar ook de afkorting "JLS" wordt aangetroffen: Activity statement document "18 -JLS: Area of freedom, security and justice".
  • [14]  Waarvan 47 607 005 euro wordt gefinancierd onder rubriek 5 en 3 414 000 euro onder rubriek 3A.
  • [15]  Verslagen SEGELSTRÖM (COM(2005)0122), KUDRYCKA (COM(2005)0123), LA RUSSA (COM(2005)0124); de adviezen van de Begrotingscommissie zijn opgesteld door Neena Gill, Kathelijne Buitenweg, Louis Grech, Simon Busuttil, Gerard Deprez, Yannick Vaugrenard en Ville Itälä.
  • [16]  Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen als gewijzigd bij verordening nr. 1995/2006 van de Raad van 13 december 2006, PB L 390/2006 van 30 december 2006.
  • [17]  COM(2007)0065.
  • [18]  Cijfers volgens het financieel programmeringsdocument van de Commissie van januari 2007.
  • [19]  JBS voor 2008, COM(2007)0065, punt 3.2.3., blz. 21.
  • [20]  Resolutie EP van 23 maart 2003 over Europees verbintenissenrecht en herziening van het acquis: verdere maatregelen (2005/2022(INI)), resolutie EP van 2 september 2003 over de mededeling van de Commissie aan het EP en de Raad - Een coherenter Europees verbintenissenrecht - Een actieplan (COM(2003) 68 – 2003/2093(INI)), rapporteur Klaus-Heiner Lehne; http://www.europarl.europa.eu/comparl/juri/hearings/20061121/programme_en.pdf.
  • [21]  Verordening nr. 168/2007 van de Raad van 15 februari 2007 tot oprichting van een bureau van de Europese Unie voor de grondrechten, PB L 53 van 22.2.2007.
  • [22]  Voorstel voor een besluit van de Raad van 20.12.2006, COM(2006)0817.
  • [23]  IIA van 17 mei 2006, PB C 139 van 14.6.2006, blz.1.
  • [24]  Document 6894/07 van de Raad van 8 maart 2007, punt 12.
  • [25]  Verordeningen (EG) nr. 1986/2006 en nr. 1987/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de toegang tot het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) voor de instanties die in de lidstaten belast zijn met de afgifte van kentekenbewijzen van voertuigen en betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II).
  • [26]  COM(2004)0835 verslag-LUDFORD.
  • [27]  JBS voor 2008, COM(2006)0065, punt 2.4., blz. 12.
  • [28]  Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 zoals gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1995/2006 van de Raad van 13 december 2006.
  • [29]  SEC(2005)0985 van 20.7.2005.
  • [30]  COM(2005)0494 van 13.10.2005.
  • [31]  COM(2006)0035 van 1.2.2006.
  • [32]  P6_TA(2005)0409 aangenomen 27.10.2005, zie het document punt 14.
  • [33]  COM(2006)35 definitief, aangenomen 1.2.2006.
  • [34]  Resolutie over het Witboek, aangenomen 16.11.06; P6_TA(2006)0500.
  • [35]  Advies Begrotingscommissie aan de Commissie cultuur, jeugd, onderwijs media en sport inzake een nieuw kader voor praktische samenwerking in verband met het voorlichtings- en communicatiebeleid van de Europese Unie van 23 januari 2002 in A5-0051/2002 van 23.1.2002.
  • [36]  P6_TA(2006)0500, 16.11.2006.
  • [37]  DG Voorlichting, Mission statement van het EP aangenomen door het Bureau op 24 oktober 2005.
  • [38]  PRINCE werd opgezet in 1995 om prioritaire voorlichtingsactiviteiten op de EU-begroting te hergroeperen.
  • [39]  P6_TA(2007)0099, 29.3.2007 over de richtsnoeren voor de begrotingsprocedure 2008.
  • [40]  P6 TA-PROV(2007)0131.
  • [41]  Bijlage III - Indeling van uitgaven bij het Interinstitutioneel Akkoord betreffende de begrotingsdiscipline en
    een goed financieel beheer: "Uitgaven van het gemeenschappelijk landbouwbeleid betreffende
    marktmaatregelen en rechtstreekse steun, met inbegrip van marktmaatregelen voor de visserij en met derden gesloten visserijovereenkomsten".
  • [42]  Verklaring 3 van het IIA van 17 mei 2006.
  • [43]  312 miljoen EUR als totaalbedrag voor alle subsidies voor de titels 1 en 2 van de gedecentraliseerde agentschappen, plus 73 miljoen EUR aan totale kosten voor alle uitvoerende agentschappen in 2008.
  • [44] ) De bron van alle tabellen in dit werkdocument is de Europese Commissie.
  • [45] ) Mededeling van de Commissie COM(2002)0528.
  • [46]             De Nederlandse vrijmakingen hebben voornamelijk te maken met een langzame start van door het ESF gefinancierde programma's
  • [47]  In tabel 2 van deel III staan de wijzigingen in de OB wat betreft de VK, de BK en de beschikbare marge ten opzichte van het VOB voor 2008 gerangschikt per rubriek en subrubriek van het MFK.
  • [48]  Werkdocument nr. 7 over het VOB 2008 – de eerste analyse is in alle talen beschikbaar via www.europarl.europa.eu/comparl/budg/budg2008procedure/procedure­­_en.htm met daarin vergelijkbare tabellen en een analyse van het VOB 2008.

ADVIES van de Commissie buitenlandse zaken (12.9.2007)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008
(C6-0287/2007 – 2007/2019(BUD))Afdeling III - Commissie

Rapporteur voor advies: Michael Gahler

SUGGESTIES

De Commissie buitenlandse zaken verzoekt de ten principale bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  herhaalt dat de ontwikkeling van een zone van stabiliteit en welvaart en goede nabuurschap een prioriteit is van de Unie en benadrukt dat adequate financiering van deze doelstelling een noodzaak is;

2.  acht het nodig dat het VOB op sommige punten wordt hersteld en de door de Raad in de ontwerpbegroting opengelaten marge van EUR 112,2 miljoen onder rubriek 4 wordt aangesproken, gezien de noodzaak van adequate financiering van de politieke prioriteiten;

3.  benadrukt dat een gewettigde reactie op onvoorziene rampen en langdurige crises niet ten koste mag gaan van de hulp van de Gemeenschap aan andere doelen die strategisch even belangrijk zijn;

4.  betuigt zijn tevredenheid met de samenwerking met de diensten van de Commissie in de eerste fase van democratische toetsing van het Instrument voor pretoetredingssteun, het Europees Nabuurschaps- en Partnerschapsinstrument en het Stabiliteitsinstrument; benadrukt dat de strategiedocumenten zeer algemeen van karakter zijn en herhaalt zijn wens, volledig te worden geïnformeerd omtrent de geplande uitvoering van deze instrumenten, waaronder ook de jaarlijkse programma's; herinnert eraan dat de wens van het Europees Parlement om aan de comitologie-procedure deel te nemen niet is gehonoreerd wat de meerjarige programma's voor buitenlandse samenwerking betreft; herinnert eraan dat er bij de onderhandelingen over het IIA over begrotingsdiscipline en gezond financieel beheer overeenstemming werd bereikt over een tweetal verklaringen over democratische toetsing en politieke dialoog; vraagt de Commissie een permanente dialoog met het Europees Parlement tot stand te brengen teneinde naar behoren rekening te houden met het standpunt van het Europees Parlement inzake de financiering en concrete invulling van de strategieën;

5.  wijst op de toegenomen werklast als gevolg van zijn nieuwe bevoegdheden voor democratische controle op de instrumenten voor buitenlandse hulp; benadrukt dat die werklast tot uiting moet komen in de personeelskredieten zodat het Parlement zich volledig kan inzetten voor een structurele dialoog met de Commissie; wijst in dit verband op de behoefte aan een extra administrateurspost voor de Commissie buitenlandse zaken;

6.  herhaalt zijn stelling dat steun aan regeringen, humanitaire hulp uitgezonderd, moet worden stopgezet wanneer er duidelijk bewijs is dat de betrokken regeringen verantwoordelijk zijn voor een verslechtering van de situatie waar het gaat om democratische waarden, de rechtsstaat en het respect voor de fundamentele rechten en vrijheden;

7.  herhaalt zijn standpunt dat de bevordering van de democratie de ondersteuning van werkzame democratische partijenstelsels en parlementen moet omvatten; stelt nogmaals dat humanitaire hulp, steun aan en samenwerking met regeringen moeten bijdragen aan verbetering van de democratie, de rechtsstaat en de eerbiediging van fundamentele rechten en vrijheden in het ontvangende land;

8.  betreurt de slechts geringe voortgang met de doelmatige allocatie van middelen voor de bevordering van de mensenrechten en de democratie in het kader van het EIDM; weet hoe moeilijk het is steun te bieden in landen waar de autoriteiten verre van coöperatief zijn, zoals in het geval van Wit-Rusland; ziet uit naar dringend noodzakelijke verbeteringen waar het gaat om het leveren van rechtstreekse financiële en technische hulp waar deze het meest nodig is;

9.  betuigt zijn tevredenheid over de dialoog tussen het Duitse Voorzitterschap en de Raad over de prioriteiten van het GBVB zoals bepaald in het Interinstitutioneel Akkoord over de begrotingsdiscipline en deugdelijk financieel beheer; spoort de Raad aan door te gaan met een wederzijds profijtelijke dialoog op dit gebied;

10. betreurt dat het Europees Parlement, zijn herhaalde verzoeken ten spijt, nog steeds niet bij de besluitvorming inzake de installering van nieuwe speciale vertegenwoordigers van de EU (EUSR), de formulering van hun mandaat en hun benoeming wordt betrokken;

11. stelt nogmaals dat er voldoende middelen moeten worden uitgetrokken voor uitvoering van de Agenda van Thessaloniki van de EU en bevordering van een geleidelijke integratie van de westelijke Balkanlanden in Europa, en verlangt dat de begroting een indicatieve opsplitsing van de kredieten per land bevat, voor een beter overzicht en betere vergelijkingsmogelijkheden;

12. herinnert eraan dat het Europees Bureau voor wederopbouw per 31 december 2008 zijn activiteiten zal beëindigen; verwacht dat het tijdschema voor de overdracht van verantwoordelijkheden naar behoren wordt aangehouden, en vraagt de Commissie voor een soepele afwikkeling van het Bureau te zorgen en zijn delegaties en diensten op hun taken bij het IPA-beheer voor te bereiden;

13. stelt nogmaals dat het evenwicht tussen de kredieten uit hoofde van het ENPI voor financiële steun aan het Middellandse Zeegebied enerzijds en voor de noordelijke en oostelijke dimensie van het Europees Nabuurschapsbeleid anderzijds moet beantwoorden aan de ambities en doelstellingen van de EU in de regio, de doeltreffendheid van eerder verleende steun en aan de omvang van de betrokken populatie, en naar behoren rekening moet houden met de recente oostelijke uitbreiding van de Unie;

14. stelt met bezorgdheid vast dat de algemene ontwerpbegroting geen kredieten bevat voor een eventuele betrokkenheid van de EU bij de beheersing van de Darfur-crisis, en evenmin voldoende marge biedt om extra middelen te vinden zonder de langlopende steun van de EU in andere gebieden in gevaar te brengen;

15. benadrukt de noodzaak van adequate financiering van interne en externe communicatie, omdat dit een belangrijk onderdeel is van het buitenlandse en het uitbreidingsbeleid van de EU;

16. vraagt de Commissie bijzondere aandacht te schenken aan de specifieke uitdagingen waarmee etnische, nationale en linguïstische minderheden te maken hebben in landen die buitenlandse steun van de EU ontvangen, en de nodige middelen te verschaffen om hun bescherming, inclusie en ontwikkeling te vergemakkelijken.

PROCEDURE

Titel

Ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008

Procedurenummer

(C6-0287/2007 - 2007/2019(BUD))

Commissie ten principale

BUDG

Advies uitgebracht door

Datum bekendmaking

AFET

Nauwere samenwerking – datum bekendmaking

 

Rapporteur voor advies
  Datum benoeming

Michel Gahler

27.2.2007

Vervangen rapporteur voor advies

 

Behandeling in de commissie

16.7.2007

11.9.2007

 

 

 

Datum goedkeuring

11.9.2007

Uitslag eindstemming

+:

-:

0:

45

3

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Christopher Beazley, Angelika Beer, Elmar Brok, Cristian Silviu Buşoi, Marco Cappato, Véronique De Keyser, Hanna Foltyn-Kubicka, Michael Gahler, Maciej Marian Giertych, Ana Maria Gomes, Alfred Gomolka, Klaus Hänsch, Anna Ibrisagic, Jelko Kacin, Ioannis Kasoulides, Helmut Kuhne, Vytautas Landsbergis, Eugen Mihăescu, Francisco José Millán Mon, Tobias Pflüger, João de Deus Pinheiro, Mirosław Mariusz Piotrowski, Hubert Pirker, Samuli Pohjamo, Michel Rocard, Raül Romeva i Rueda, Libor Rouček, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Jacek Saryusz-Wolski, György Schöpflin, Gitte Seeberg, Charles Tannock, Geoffrey Van Orden, Ari Vatanen, Kristian Vigenin, Josef Zieleniec

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s)

Laima Liucija Andrikienė, Mariela Velichkova Baeva, Giulietto Chiesa, Alexandra Dobolyi, James Elles, Kinga Gál, Lilli Gruber, Milan Horáček, Tunne Kelam, Evgeni Kirilov, Jaromír Kohlíček, Aloyzas Sakalas, Csaba Sándor Tabajdi, Marcello Vernola

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

 

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

ADVIES van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (3.10.2007)

voor de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008
(C6-0287/2007 - 2007/2019(BUD))Afdeling III - Commissie

Rapporteur voor advies: Ralf Walter

SUGGESTIES

De Commissie ontwikkelingssamenwerking verzoekt de ten principale bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  onderstreept nogmaals dat armoedebestrijding en het verwezenlijken van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (Millennium Development Goals - MDG) het richtsnoer voor de activiteiten van de EU op het terrein van ontwikkelingssamenwerking behoren te zijn, en houdt daarom vast aan de doelstelling van 20 procent voor basis- en voortgezet onderwijs en voor de basisgezondheidszorg, omdat die van doorslaggevende betekenis zijn voor het bestrijden van de armoede; dringt erop aan dat met deze doelstellingen ook in het kader van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) op gepaste wijze rekening wordt gehouden;

2.  benadrukt dat het afschaffen van de armoede en de verwezenlijking van de MDG doelstellingen met een hoge prioriteit zijn van het instrument voor ontwikkelingssamenwerking (Development Cooperation Instrument - DCI); merkt op dat een nauwkeurige controle van de door de Commissie overgelegde strategienota’s en jaarlijkse actieprogramma’s laat zien dat men zich niet in alle landen en regio’s aan de doelen van het DCI heeft gehouden en er middelen zijn gereserveerd voor uitgaven op gebieden die geen rechtsgrondslag hebben in het DCI; verlangt dat deze controle continu wordt voortgezet;

3.  handhaaft de begrotingsmiddelen voor personeel en gebouwen bij de delegaties op het door de Commissie voorgestelde niveau, verwacht evenwel dat de Commissie de DCI-doelstellingen respecteert en bevredigend weet te verklaren waarvoor meer middelen nodig zijn, gezien de extra uitgaven via begrotingssteun en andere donoren;

4.  is niet bereid een korting op de middelen voor ontwikkelingssamenwerking te aanvaarden om maatregelen ten behoeve van het hoger onderwijs en van uitwisselingsprogramma’s te financieren;

5.  verlangt dat de politieke betrekkingen met landen met een middeninkomen, en programma’s om het aanzien van de EU in deze landen en het wederzijds begrip te bevorderen, niet gefinancierd worden uit middelen die voor ontwikkelingssamenwerking bestemd zijn, en creëert een nieuwe begrotingslijn voor dergelijke maatregelen;

6.  stelt vast dat het DCI-programma inzake migratie en asiel niet tegemoet komt aan zijn wens toch vooral de oorzaken van migratie te bestrijden; hevelt middelen uit het migratieprogramma over naar het programma “Investeren in mensen”, omdat investeren in onderwijs mensen in hun land van herkomst een gunstiger uitgangspositie verschaft om hun leefsituatie te verbeteren;

7.  stelt binnen het programma "Investeren in mensen" extra middelen voor onderwijs, gezondheidszorg en de gelijke kansen van het programma beschikbaar, en creëert een eigen begrotingslijn voor het Wereldfonds voor de bestrijding van aids, tuberculose en malaria, om betere transparantie en controle te waarborgen;

8.  benadrukt dat wat betreft een op de toekomst gerichte ontwikkelingspolitiek rekening moet worden gehouden met de demografische factor, omdat die steeds grotere gevolgen heeft voor de sociale structuren van ontwikkelingslanden;

9.  verlangt een verdere versterking van de samenwerking met ontwikkelingslanden, in het bijzonder op het gebied van de klimaatverandering;

10. vindt het dringend noodzakelijk het proefproject waterbeheer verder te ontwikkelen en via een proefproject vast te stellen om te bepalen hoe de betekenis van sport voor ontwikkelingssamenwerking kan worden vergroot;

11. verlangt de voortzetting van succesvol gebleken voorbereidende werkzaamheden die zijn gericht op een afname van ABC-wapens en handvuurwapens, en ten behoeve van het netwerk voor conflictpreventie in het kader van het stabiliteitsinstrument;

12. vindt het noodzakelijk dat de EU-begroting ertoe bijdraagt de te verwachten negatieve gevolgen van de economische partnerschapovereenkomsten te verzachten, en verwacht van de lidstaten dat ze de ACS-landen op dezelfde manier uit het EOF, en anderszins, ondersteunen.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

3.10.2007

Uitslag eindstemming

+:

-:

0:

27

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Margrete Auken, Thijs Berman, Josep Borrell Fontelles, Marie-Arlette Carlotti, Thierry Cornillet, Nirj Deva, Alain Hutchinson, Romana Jordan Cizelj, Filip Kaczmarek, Glenys Kinnock, Maria Martens, Gay Mitchell, Luisa Morgantini, Miguel Portas, Horst Posdorf, Toomas Savi, Frithjof Schmidt, Jürgen Schröder, Luis Yañez-Barnuevo García, Anna Záborská, Jan Zahradil

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s)

Milan Gaľa, Miguel Angel Martínez Martínez, Manolis Mavrommatis, Anne Van Lancker, Ralf Walter, Gabriele Zimmer

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

 

ADVIES van de Commissie internationale handel (12.9.2007)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008
(C6-0287/2007 - 2007/2019(BUD))Afdeling III - Commissie

Rapporteur voor advies: Peter Šťastný

SUGGESTIES

De Commissie internationale handel verzoekt de ten principale bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  herinnert eraan dat het Parlement in 2005 heeft verzocht om een nieuwe begrotingslijn getiteld "Aid for Trade", ten behoeve van met handel samenhangende bijstand, teneinde: (i) de transparantie van en daarmee het toezicht op een groot budget (EUR 700 mln per jaar) te verbeteren; (ii) de met handel samenhangende hulpverlening beter zichtbaar te maken; en (iii) de flexibiliteit te vergroten bij het snel en, waar passend, via multilaterale initiatieven vrijmaken van middelen;

2.  herinnert eraan dat tijdens de begrotingsprocedure 2007 een amendement van het Parlement is aangenomen volgens hetwelk begrotingslijn 20 02 01 werd gesplitst en een nieuwe lijn "Aid for Trade" (20 02 03), voorzien van EUR 4,5 mln aan kredieten, werd gecreëerd met het financieringsinstrument voor ontwikkelingshulp (DCI) als rechtsgrondslag;

3.  merkt op dat de geografische programma's van het DCI niet het wereldwijde bereik hebben dat vereist is voor de "Aid for Trade"-acties, daar zij niet openstaan voor alle ontwikkelingslanden en bijdragen aan multilaterale organisaties, zoals de Wereldhandelsorganisatie, niet worden gedekt;

4.  betreurt dat er - vanwege het ontbreken van een passende rechtsgrondslag - tot dusver nog geen acties uit de nieuwe begrotingslijn 20 02 03 zijn gefinancierd;

5.  wijst erop dat de Commissie voornemens is EUR 4,5 mln van begrotingslijn 20 02 03 "Aid for Trade" over te boeken naar begrotingslijn 20 02 01 "Buitenlandse handelsbetrekkingen, met inbegrip van de toegang tot de markt van derde landen", krachtens welke deze acties in de afgelopen jaren ten uitvoer zijn gelegd op basis van de prerogatieven van de Commissie op institutioneel niveau; dringt er bij de Commissie op aan zo spoedig mogelijk een haalbare oplossing te vinden om de besteding van de middelen op begrotingslijn 20 02 03 "Aid for Trade" mogelijk te maken;

6.  is van oordeel dat, aangezien de begrotingslijn "Aid for Trade" als belangrijkste oogmerk heeft het ondersteunen van multilaterale initiatieven, zoals het geïntegreerde kader, de lijn in het belang van nauwkeurigheid en transparantie omgedoopt zou moeten worden tot "Aid for Trade - Multilaterale initiatieven";

7.  benadrukt dat nieuw Aid for Trade-geld een aanvulling moet zijn op de bestaande ontwikkelingshulp en dat nieuwe Aid for Trade-toezeggingen niet moeten leiden tot verschuiving van reeds geoormerkte middelen voor andere ontwikkelingsinitiatieven, zoals onderwijs- en gezondheidsprojecten, die van buitengewoon groot belang zijn voor de opbouw van een sterke economie;

8.  herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om de vooruitgang bij de tenuitvoerlegging van de maatregelen op het gebied van Aid for Trade te beoordelen en het Parlement en de Raad elke twee jaar (met ingang van 2008) een verslag voor te leggen over de tenuitvoerlegging en de behaalde resultaten, alsmede, voor zover mogelijk, over de belangrijkste resultaten en effecten van hulpverlening in het kader van Aid for Trade;

9.  verlangt uitdrukkelijk dat het tweejaarlijkse verslag specifieke informatie bevat over de voorgeschiedenis van de gefinancierde maatregelen, waar passend voorzien van de resultaten van monitorings- en evaluatie-activiteiten, over de wijze waarop relevante partners erbij zijn betrokken, en over de uitvoering van de toezeggingen en begrotingsvastleggingen en -betalingen, uitgesplitst per land, regio en bijstandscategorie; wenst dat het verslag voorts een beoordeling bevat van de vooruitgang bij de mainstreaming van handel in de programmering van hulp alsook van de resultaten die met de hulp zijn behaald, zoveel mogelijk met gebruikmaking van specifieke en meetbare indicatoren voor de rol ervan bij de verwezenlijking van de Aid for Trade-doelstellingen;

10. verzoekt de Commissie om, voorafgaand aan de tweede lezing in het Parlement, een kort document voor te leggen met het totaalbedrag van alle Aid for Trade-middelen afkomstig uit de EU-begroting en het totale bedrag aan "handelsgerelateerde bijstand" die uit dit totaalbedrag voor Aid for Trade is verleend;

11. stelt vast dat de Raad heeft bezuinigd op de administratieve uitgaven met betrekking tot onder andere het personeel en de leiding van het directoraat-generaal Handel van de Commissie; verzoekt de Commissie om, voorafgaand aan de tweede lezing in het Parlement, te komen met (i) informatie over het aantal en de aard van het personeel dat zich daadwerkelijk met handelskwesties bezighoudt in het directoraat-generaal Handel en in de delegaties in derde landen, met inbegrip van een beoordeling van hun capaciteit om de toenemende uitdagingen in het handelsbeleid het hoofd te bieden, (ii) informatie over de herschikking van menselijke hulpbronnen die zijn vrijgemaakt op het hoofdkantoor na het delegeren van taken naar de delegaties, en (iii) een duidelijke motivering voor de verhoging van de uitgaven met betrekking tot (intern en extern) personeel van het directoraat-generaal Handel en de "Handel"-delegaties;

12. herhaalt dat macrofinanciële bijstand (MFB) onderworpen dient te zijn aan strikt toezicht en strikte voorwaarden, daar de EU geen controle heeft over de wijze waarop de begunstigde landen de algemene EU-gelden zonder specifieke bestemming die in hun algemene begrotingen worden opgenomen, besteden; betreurt dat MFB een passende wettelijke basis ontbeert en gebaseerd blijft op ad hoc-besluiten van de Raad voor elke operatie; herhaalt dat er behoefte is aan een via de medebeslissingsprocedure te creëren kaderverordening voor MFB om de transparantie, de verantwoording en de toezicht- en rapportagesystemen te verbeteren;

13. verzoekt de Commissie het Parlement tijdig van informatie te voorzien over de MFB-programmering en het verwachte tijdschema voor de MFB-gerelateerde voorstellen van de Commissie; verlangt dat de Raad het Parlement alleen verzoekt volgens de "urgentieprocedure" advies uit te brengen over de MFB-gerelateerde voorstellen van de Commissie wanneer dat absoluut noodzakelijk is en na een gepaste motivering;

14. herhaalt dat het noodzakelijk is concrete financiële steun te verlenen voor de overdracht van farmaciegerelateerde technologie en capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden en voor lokale productie van geneesmiddelen in alle ontwikkelingslanden, in het bijzonder de minst ontwikkelde, door hen te ontslaan van de verplichtingen in artikel 66, lid 2, van de TRIPs-overeenkomst;

15. wijst op de noodzaak de financiering voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van armoedegerelateerde, tropische en verwaarloosde ziektes te verhogen, met deelname van publiek-private partnerschappen en andere mogelijke financieringsconstructies, en onderzoeksinstituten te steunen die bereid zijn bij te dragen tot volksgezondheidsinitiatieven op dit terrein en zich bezighouden met onderzoek naar en ontwikkeling van medicijnen die van speciaal belang zijn voor ontwikkelingslanden.

PROCEDURE

Titel

Ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008; Afdeling III - Commissie

Procedurenummer

C6-0287/2007 - 2007/2019(BUD)

Commissie ten principale

BUDG

Advies uitgebracht door

Datum bekendmaking

INTA

Nauwere samenwerking – datum bekendmaking

 

Rapporteur voor advies
  Datum benoeming

Peter Šťastný
28.2.2007

Vervangen rapporteur voor advies

 

Behandeling in de commissie

17.7.2007

11.9.2007

 

 

 

Datum goedkeuring

11.9.2007

Uitslag eindstemming

+:

-:

0:

22

1

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Graham Booth, Carlos Carnero González, Daniel Caspary, Ignasi Guardans Cambó, Glyn Ford, Béla Glattfelder, Jacky Henin, Sajjad Karim, Marusya Ivanova Lyubcheva, Erika Mann, Helmuth Markov, Vural Öger, Georgios Papastamkos, Tokia Saïfi, Peter Šťastný, Robert Sturdy, Daniel Varela Suanzes-Carpegna, Corien Wortmann-Kool, Zbigniew Zaleski

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s)

Bastiaan Belder, Małgorzata Handzlik, Pia Elda Locatelli, Carl Schlyter

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

 

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

ADVIES van de Commissie begrotingscontrole (4.10.2007)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008
(C6-0287/2007 - 2007/2019(BUD))Afdeling III - Commissie

Rapporteur voor advies: Salvador Garriga Polledo

KORTE TOELICHTING

De rapporteur voor advies wil met zijn advies bewerkstelligen dat de begroting strookt met de regels voor een goed financieel beheer die het Parlement heeft vastgesteld, in het bijzonder het beginsel van kostenefficiëntie op de verschillende Europese beleidsterreinen en de transparantie van het beheer van de middelen van de Europese Unie. Uit de behandeling van de uitvoering van de begroting door het Parlement in de kwijtingsprocedure en uit de conclusies die de Rekenkamer trekt in zijn jaarverslagen en speciale verslagen over het begrotingsbeheer van de Commissie, zijn onderstaande aspecten duidelijk geworden.

Nationale beheersverklaringen

1.  herinnert eraan dat de bevoegde controleorganen van de lidstaten op grond van artikel 53 quater van het Financieel Reglement en paragraaf 44 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 verplicht zijn hun systemen voor beheer en controle te toetsen aan de communautaire wetgeving en jaarlijks op het passende nationale niveau een overzicht op te stellen van de beschikbare controles en verklaringen;

2.  stelt echter op grond van informatie die van de Commissie is ontvangen vast dat tot nu toe slechts een klein aantal lidstaten aan deze bepalingen van het Financieel Reglement en het Interinstitutioneel Akkoord hebben voldaan en wenst dat de bevoegde commissie in de begrotingsprocedure 2008 met deze nalatigheid rekening houdt;

3.  is van mening dat de Raad tijdens het Portugese Voorzitterschap de nodige maatregelen moet nemen om deze nalatigheid recht te trekken;

Begrotingsbeheer en het kostenefficiëntiebeginsel bij de controle

4.  herinnert eraan dat het Parlement in zijn resolutie over de kwijting voor de uitvoering van de begroting 2005 de Commissie verzocht om het Europees Parlement en de Rekenkamer een verklarende definitie voor te leggen van de verschillende begrippen die zijn vervat in de term "financiële correcties" alsmede een omschrijving van de bedragen van de in 2005 gemaakte correcties, en het de Commissie bovendien verzocht om voortaan jaarlijks uitvoerig verslag uit te brengen over het bedrag van de financiële correcties die aan het eind van elk jaar zijn verricht;

5.  is tevens van mening dat de Commissie elk jaar in een specifieke nieuw te creëren begrotingslijn het bedrag moet vermelden van de middelen die ten onrechte zijn betaald en die van de lidstaten zijn teruggevorderd;

6.  is van mening dat de Commissie, met inachtneming van de beginselen van proportionaliteit en kostenefficiëntie (value for money ) die ten grondslag liggen aan de controlesystemen, de relatie moet evalueren tussen, enerzijds de middelen waarover zij beschikt voor elk beleidsvorm apart, en anderzijds het aandeel van deze middelen dat zij besteedt aan de controlesystemen per uitgave, zoals wordt gevraagd in de resolutie over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting 2005;

7.  is van mening dat de uitslag van deze evaluatie, dat wil zeggen de kosten van de controlesystemen per beleidsvorm, moet worden vermeld in de begroting die wordt opgesteld per activiteit van de Europese Unie;

Uitvoerende agentschappen en andere gedecentraliseerde organen

8.  is van mening dat voor het beheer van alle agentschappen kwijting verleend moet worden door het Europees Parlement en dat het daarom en ook ter wille van de transparantie absoluut noodzakelijk is dat alle uitvoerende agentschappen en andere gedecentraliseerde organen hun eigen begrotingslijnen hebben, die afzonderlijk worden vermeld in de begroting van de Europese Unie;

9.  wijst erop dat de interne controledienst van de Commissie in zijn jaarverslag over 2005 voorbehoud maakte omdat de dienst over onvoldoende personeel beschikt om te voldoen aan de door het Financieel Reglement opgelegde verplichting om een programma van financiële controles op de agentschappen af te werken; verzoekt de Commissie daarom met dit voorbehoud rekening te houden en in de begroting 2008 de nodige extra middelen op te nemen om te zorgen dat de interne controleur kan voldoen aan zijn verplichting om controle uit te oefenen op de agentschappen;

10. herhaalt het in de kwijtingsresolutie 2005 gerichte verzoek aan de Commissie om eens in de vijf jaar een studie in te dienen over de toegevoegde waarde van elk bestaand agentschap en verzoekt alle bevoegde instellingen nogmaals om ingeval van een negatieve evaluatie van de meerwaarde van een agentschap, de nodige stappen te ondernemen door het mandaat van dat agentschap aan te passen of het agentschap te sluiten;

Transparantie

11. neemt met voldoening kennis van het transparantie-initiatief van de Commissie en hoopt dat dit uitmondt in concrete acties en wetgevingsinitiatieven die leiden tot meer transparantie in het gebruik en beheer van de middelen van de Europese Unie;

12. spoort de Commissie aan om een nieuwe begrotingslijn te creëren met de nodige middelen om de kosten van uitvoering van de in het kader van het transparantie-initiatief voorziene maatregelen te dekken;

Externe acties

13. is van mening dat NGO's die geld van de Europese Unie ontvangen duidelijk bekend moeten zijn en bij name genoemd moeten worden en spoort de Commissie dan ook aan om deze NGO's in de begroting van de Europese Unie op te nemen;

14. verzoekt de Commissie tevens in de begroting 2008 te voorzien in de nodige middelen om EuropeAid in staat te stellen een programma van controles achteraf op de diverse NGO's waarmee zij samenwerkt uit te voeren.

SUGGESTIES

De Commissie begrotingscontrole verzoekt de ten principale bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  wenst dat als de Raad nalaat om de in artikel 53 quater van het Financieel Reglement en paragraaf 44 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 bedoelde informatie van de lidstaten te vragen, bepaalde begrotingsposten in de reserve worden geplaatst in de begrotingsprocedure voor het jaar 2008;

2.  verzoekt de Commissie een specifieke begrotingslijn te creëren waarmee elk jaar het bedrag van de ten onrechte betaalde en van de lidstaten teruggevorderde middelen in de algemene begroting van de Europese Unie worden opgenomen;

3.  verzoekt de Commissie een begrotingslijn voor de kosten van de controlesystemen voor elke beleidsvorm te creëren in de per activiteit opgestelde begroting ("ABB - activity based budgeting");

4.  verzoekt de Commissie aparte nieuwe begrotingslijnen te creëren voor elk van de uitvoerende agentschappen en andere gedecentraliseerde organen;

5.  verzoekt de Commissie in de begroting voor het jaar 2008 de nodige extra middelen op te nemen om te zorgen dat de interne controledienst een jaarlijks programma van controles achteraf op deze agentschappen kan afwerken;

6.  verzoekt de Commissie in de personeelsformatie van het Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) op ondubbelzinnige wijze 8 posten aan te wijzen voor het secretariaat van het OLAF-controlecomité;

7.  verzoekt de Commissie alle in het transparantie-initiatief voorziene maatregelen ook werkelijk te nemen en een aparte begrotingslijn te creëren voor de middelen die nodig zijn om deze maatregelen uit te voeren en te begeleiden;

8.  verzoekt de Commissie in door OLAF vastgestelde gevoelige sectoren maatregelen ter voorkoming van corruptie in te voeren;

9.  verzoekt de Commissie alle NGO's die geld van de Europese Unie ontvangen in de begroting bij name te noemen;

10. verzoekt de Commissie in de begroting van de Europese Unie de nodige middelen op te nemen om een programma uit te voeren van controles achteraf op de diverse NGO's waarmee zij samenwerkt op het gebied van het externe beleid.

11. dringt er met klem op aan dat de Commissie onmiddellijk stopt met de geleidelijke ontbinding van het Europees Bureau voor Wederopbouw, zolang de Commissiedelegaties en de plaatselijke regeringen niet in staat zijn de taken daarvan volledig over te nemen;

12. herinnert aan zijn kwijtingbesluit 2005 en dringt erop aan dat de Commissie het Europees Bureau voor Wederopbouw omzet in een bureau voor de uitvoering van bepaalde externe acties van de EU, met name in gebieden waar een crisis is geweest;

13. stelt voor om 20% van de vastleggingen en betalingen van lijn 19 10 03 in de reserve te plaatsen en verzoekt de Commissie aan het Parlement vóór de tweede lezing van de begroting 2008 een volledig overzicht te verstrekken van de manier waarop de kredieten (in 2006, 2007 en volgens de plannen in 2008) in Irak zijn gebruikt, en daarbij aan te geven welke projecten (mede) zijn gefinancierd in het kader van de wederopbouw van Irak, en eveneens nauwkeurige gegevens te verstrekken over de geografische locatie en de uitvoerders van ieder project (indien reeds bepaald); acht het onaanvaardbaar voor de Europese belastingbetaler dat de Commissie niet bereid was deze gegevens eerder op volledige, controleerbare en doorzichtige wijze ter beschikking te stellen;

14. stelt voor om 20% van lijn 19 01 01 01 in de reserve te plaatsen en verzoekt de Commissie aan het Parlement vóór de tweede lezing een volledig overzicht te verstrekken van alle EU-kredieten die in 2006 en 2007 werden beheerd door trust funds, daarbij nauwkeurig aan te geven welke projecten mede zijn gefinancierd voor ieder trust fund en mede te delen hoe de Commissie de controle op het gebruik van EU-kredieten in de diverse trust funds verzekert; acht het onaanvaardbaar voor de Europese belastingbetaler dat de Commissie niet bereid was deze gegevens eerder op volledige, controleerbare en doorzichtige wijze ter beschikking te stellen.

PROCEDURE

Titel

Ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008

Document- en procedurenummers

C6-0287/2007 - 2007/2019(BUD)

Commissie ten principale

BUDG

Advies uitgebracht door

       Datum bekendmaking

CONT

24.9.2007

 

 

 

Rapporteur voor advies

       Datum benoeming

Salvador Garriga Polledo

27.3.2007

 

 

Datum goedkeuring

4.10.2007

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

13

1

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Jean-Pierre Audy, Paul van Buitenen, Mogens N.J. Camre, Paulo Casaca, James Elles, Szabolcs Fazakas, Ingeborg Gräßle, Rodi Kratsa-Tsagaropoulou, Esther De Lange, Bogusław Liberadzki, Nils Lundgren, Jan Mulder, Bart Staes

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Véronique Mathieu

ADVIES van de Commissie economische en monetaire zaken (12.9.2007)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008
(C6-0287/2007 - 2007/2019(BUD))Afdeling III - Commissie

Rapporteur voor advies: Cristobal Montoro Romero

TOELICHTING

Dit advies heeft betrekking op het voorontwerp van begroting (VOB) voor het begrotingsjaar 2008 dat op 2 mei 2007 door de Commissie werd gepubliceerd. Op 13 juli 2007 stelde de Raad de ontwerpbegroting (OB) voor 2007 vast, die vervolgens aan het Parlement werd voorgelegd.

Algemene opmerkingen

Het VOB voor 2008 is de tweede begroting van het financieel kader 2007-2013 en is daarom een begroting van consolidering en voortgaande uitvoering. De structuur is sinds de begroting 2007 grotendeels ongewijzigd gebleven.

Het plafond voor de betalingen voor 2008 van EUR 129 481 miljoen komt overeen met 1,04% van het BNI. Het VOB 2008 biedt een enorme marge van EUR 8 214 miljoen voor betalingskredieten. Uw rapporteur voor advies dringt aan op een hoger niveau voor de betalingen in de begroting 2008. Er is ruimte voor het ondersteunen van de modernisering van de Europese economie zonder dat behoeft te worden gekort op de budgetten voor andere zeer noodzakelijke terreinen van Europees beleid.

Uw rapporteur voor advies is ingenomen met de verbetering van de duidelijkheid in de presentatie van de begroting, waarbij de doelstellingen en de resultaatgerichte maatregelen nadrukkelijker worden belicht. De toelichtingen in de activiteitgerichte begrotingsaanpak vormen een nuttig instrument om te beoordelen in hoeverre elk DG van de Commissie de gewenste resultaten denkt te behalen met behulp van de toewijzing van begrotingsmiddelen en humanitaire hulpbronnen.

ECON-vraagstukken in het VOB

Uw rapporteur voor advies heeft een positief beeld van de ontwikkeling van de kredieten die verband houden met de Lissabon-Agenda.

- De vastleggingen ten behoeve van concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid (subrubriek 1a) stijgen met 9,6% tot EUR 10 270,4 miljoen, hetgeen betekent dat er een marge van EUR 76,6 miljoen resteert. Ook de betalingen stijgen, met 35,4% tot EUR 9 538,7 miljoen.

Budgettair gezien wordt echter bij lange na niet voldaan aan de verwachtingen die zijn gewekt door het zevende Kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling dat in 2008 volledig operationeel zal zijn. Het juiste financiële pakket om in 2010 het Europees Technologie Instituut te kunnen oprichten in het kader van het programma voor concurrentievermogen en innovatie (CIP) is nog steeds niet gevonden.

- Voor cohesie voor groei en werkgelegenheid (subrubriek 1b) zijn de vastleggingen vastgesteld op EUR 46 877,9 miljoen, hetgeen neerkomt op een verhoging met 3,1% ten opzichte van 2007. Ook de betalingen stijgen en wel met 7,5% tot EUR 40 622,7 miljoen.

Uw rapporteur voor advies steunt alle inspanningen om ervoor te zorgen dat de 12 nieuwe lidstaten via de structuurfondsen kunnen beschikken over voldoende middelen om hun groeipotentieel, hun werkgelegenheid en de kwaliteit van hun infrastructuur te verbeteren.

Hij wijst met nadruk op het belang van een tijdige uitvoering van alle betalingen.

De begroting is ingedeeld in beleidsterreinen die weer zijn onderverdeeld in titels en activiteiten. De vastleggingen zijn derhalve verspreid over 32 titels, die grotendeels niet onder de exclusieve bevoegdheid van ECON vallen, maar wel bijdragen tot de uitvoering van de Lissabon-Agenda, bijvoorbeeld: Economische en Financiële Zaken (Titel 01), Ondernemingen (Titel 02), Concurrentie (Titel 03), Belastingen en Douane-unie (Titel 14), Fraudebestrijding (Titel 24) en Statistiek (Titel 29). Deze titels zijn weer onderverdeeld in ongeveer 230 activiteiten.

Hoewel de groei van de kredieten positief te noemen is, is de stijging ervan voor de activiteitengebieden in een aantal gevallen onvoldoende om effectief bij te dragen tot het creëren van werkgelegenheid en groei, zoals hieronder uiteengezet wordt.

Titel 1: Economische en Financiële Zaken

Uw rapporteur voor advies acht de toename van de menselijke hulpbronnen in het kader van de administratieve uitgaven voor het beleidsterrein Economische en financiële zaken (Hoofdstuk 01 01) positief.

Wat betreft de Economische en Monetair Unie (Hoofdstuk 01 02) is uw rapporteur voor advies van mening dat er behoefte is aan meer middelen voor analyse van de relatieve economische prestaties van de lidstaten van de Europese Unie. Artikel 01 02 02 betreffende coördinatie van en toezicht op de Economische en Monetaire Unie is met een stijging van 0,5% duidelijk onvoldoende bedeeld.

Ook is uw rapporteur voor advies van mening dat meer moet worden gedaan voor Prince - Voorlichting over de Economische en Monetaire Unie, met inbegrip van de euro (artikel 01 02 04). Uit recent onderzoek is gebleken dat de steun van de burgers in de eurozone voor de euro sinds 2002 dramatisch is gedaald. Er is behoefte aan een meer pro-actief voorlichtingsbeleid. Het is van cruciaal belang dat de burgers duidelijk wordt gemaakt welke voordelen de euro in hun bestaan en voor de economie van de Europese Unie heeft. De verhoging met EUR 0,7 miljoen is bestemd voor de campagne in verband met 10 jaar EMU. De kredieten voor de uitvoering van partnerschapsovereenkomsten (2,1 miljoen), de organisatie van belangrijke conferenties, seminars, tentoonstellingen en stands (2,1 miljoen), de productie, verspreiding en levering van promotiemateriaal en de ontwikkeling, migratie en onderhoud van websites blijven op hetzelfde niveau.

Echter niet alleen de voorlichting aan de burgers in de eurozone moet worden verbeterd, ook de voorlichting aan en communicatie met burgers buiten de eurozone en buiten de Europese Unie moet worden versterkt. Uw rapporteur voor advies is dan ook ingenomen met de stijging met 58,1% van de kredieten in Hoofdstuk 01 03, Internationale economische en financiële kwesties.

De Europese Unie heeft besloten beursgenoteerde ondernemingen te verplichten internationale boekhoudkundige normen (International Accounting Standards - IAS) toe te passen voor hun geconsolideerde jaarrekeningen. Erkend moet echter worden dat er dringend behoefte bestaat aan verbetering van het beheer dat wordt gevoerd door de International Accounting Standards Committee Foundation (IASCF), met inbegrip van de International Accounting Standards Board (IASB). De IAS krijgen een steeds groter belang in de wereld. Tegen deze achtergrond is het van essentieel belang dat de Commissie voldoende financiële middelen vrijmaakt om de Europese Unie in staat te stellen een financiële bijdrage te leveren aan de vaststelling van internationale boekhoudregels in het belang van de Europese Unie.

Wat betreft Financiële verrichtingen en instrumenten (Hoofdstuk 01 04), wijst uw rapporteur voor advies met nadruk op de noodzaak te blijven zorgen voor de middelen die noodzakelijk zijn voor de activiteiten van de Gemeenschap op het gebied van leningen, het financiële beheer van niet-begrotingsmiddelen en het verstrekken van advies over kapitaal, markten en financiële instrumenten voor KMO's en over de institutionele en beleidsmatige betrekkingen met de Europese Investeringsbank.

Titel 2: Ondernemingen

Met betrekking tot de administratieve uitgaven voor het beleidsterrein "Ondernemingen" (Hoofdstuk 02 01), en in het bijzonder Normalisatie en harmonisatie van de wetgevingen - Uitgaven voor administratief beheer (Post 02 01 04 02), is moeilijk in te zien waarom het jaarbudget in de financiële vooruitzichten 2007-2013 alleen voor dit jaar wordt verlaagd van EUR 0,500 tot 0,300 miljoen.

Uw rapporteur voor advies is van mening dat een verhoging van de vastleggingen voor Concurrentievermogen, industriebeleid, innovatie en ondernemerschap (Hoofdstuk 02 02) met 2,55% te gering is voor een zo breed en, met name voor KMO's, zo belangrijk hoofdstuk. Het is van belang ervoor te zorgen dat alle proefprojecten voor KMO's die met goede resultaten zijn afgesloten, worden gevolgd door de juiste voorbereidende acties.

Titel 3: Concurrentie

Met betrekking tot de administratieve uitgaven voor het beleidsterrein Concurrentie (Hoofdstuk 03.01) is uw rapporteur voor advies ingenomen met de personeelsuitbreiding als reactie op de toegenomen vraag naar menselijke hulpbronnen als gevolg van de steeds toenemende en complexer wordende concurrentievraagstukken.

Titel 14: Belastingen en douane-unie

Wat betreft Belastingbeleid (Hoofdstuk 14 05) en met name het programma Douane 2013 (Artikel 14 04 02) en het programma Fiscalis 2013 (Artikel 14 05 03), onderstreept uw rapporteur voor advies het belang en de toegevoegde waarde van dergelijke programma's. Hij acht het essentieel te zorgen voor voldoende middelen voor activiteiten in het kader van dergelijke programma's.

Titel 24: Fraudebestrijding

Uw rapporteur voor advies is ingenomen met de verhoging van de begrotingsmiddelen voor bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie tegen fraude en corruptie, met name voor het ontwikkelen en onderhouden van het antifraude-informatiesysteem (AFIS) (Artikel 24 02 03). Hij stelt echter vast dat de middelen voor het programma Pericles (Artikel 24 02 02) in het geheel niet zijn verhoogd.

Titel 29: Statistiek

Uw rapporteur voor advies is van mening dat de verhoging met 4,42% voor dit beleidsterrein in de compromisbegroting onvoldoende is om de kwaliteit van Europese statistieken te verbeteren.

SUGGESTIES

De Commissie economische en monetaire zaken verzoekt de ten principale bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  pleit voor een hoger niveau van de betalingen in de begroting 2008 dan door de Commissie is voorzien in het VOB, zodat de begroting in overeenstemming is met de politieke prioriteiten van het Parlement met de nadruk op een "resultaatgerichte begroting";

2.  verzoekt om meer middelen voor het vergelijkende onderzoek naar de economische prestaties van EU-lidstaten, als sleutel om inzicht te krijgen in de werking van de economie van de EU en om de zwakke punten aan te wijzen die moeten worden aangepakt;

3.  beklemtoont dat de financiële middelen voor externe voorlichting over de euro en de EMU moeten worden verhoogd, vooral met het oog op de tiende verjaardag van de euro; is van mening dat de verhoging van de vastleggingen voor Prince tot EUR 7,7 miljoen, zoals voorzien in het VOB 2008, wellicht niet voldoende is;

4.  herhaalt dat voldoende middelen moeten worden uitgetrokken om een financiële bijdrage te leveren aan het vaststellen van internationale boekhoudkundige normen, in het bijzonder aan de International Accounting Standards Committee Foundation, inclusief de International Accounting Standards Board, teneinde bij te dragen tot een beter beheer door de IASCF/IASB in het belang van de Europese Unie en ervoor te zorgen dat op passende wijze rekening wordt gehouden met de behoeften en belangen van KMO's;

5.  is ingenomen met het feit dat van 2007 tot en met 2010 met EUR 25 miljoen per jaar voor een totaalbedrag van EUR 100 miljoen wordt ingeschreven op nieuwe aandelen van het Europees Investeringsfonds, daar een stijgend EIF-kapitaal zal bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Lissabon-strategie;

6.  stemt in met de verhoging van de begrotingsmiddelen voor het ontwikkelen en onderhouden van het antifraude-informatiesysteem; stelt echter vast dat in het geheel niet wordt voorzien in een verhoging van de middelen voor het programma Pericles, dat van wezenlijk belang is voor opleiding, uitwisseling en steun in verband met de bescherming van de euro tegen vervalsing;

7.  verlangt meer budgettaire inspanningen om de kwaliteit van de Europese statistieken te verbeteren, daar Europese instellingen en regeringen alleen met goede statistische gegevens communautair beleid kunnen uitvoeren, controleren en evalueren;

8.  is ten aanzien van de administratieve uitgaven voor het beleidsterrein Concurrentie ingenomen met de personeelsuitbreiding als reactie op de toegenomen vraag naar menselijke hulpbronnen als gevolg van de voortdurend in aantal en complexiteit toenemende concurrentiekwesties en de groeiende netwerken van nationale instanties.

PROCEDURE

Titel

Ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008, Afdeling III - Commissie

Procedurenummer

C6-0287/2007 - 2007/2019(BUD)

Commissie ten principale

BUDG

Advies uitgebracht door

Datum bekendmaking

ECON

Nauwere samenwerking – datum bekendmaking

 

Rapporteur voor advies
  Datum benoeming

Cristobal Montoro Romero

13.2.2007

Vervangen rapporteur voor advies

 

Behandeling in de commissie

26.6.2007

10.9.2007

 

 

 

Datum goedkeuring

11.9.2007

Uitslag eindstemming

+:

-:

0:

37

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Mariela Velichkova Baeva, Zsolt László Becsey, Pervenche Berès, Sharon Bowles, Udo Bullmann, Ieke van den Burg, Christian Ehler, Jonathan Evans, Elisa Ferreira, Jean-Paul Gauzès, Donata Gottardi, Benoît Hamon, Karsten Friedrich Hoppenstedt, Sophia in 't Veld, Piia-Noora Kauppi, Wolf Klinz, Christoph Konrad, Kurt Joachim Lauk, Gay Mitchell, Cristobal Montoro Romero, Joseph Muscat, Alexander Radwan, Bernhard Rapkay, Antolín Sánchez Presedo, Manuel António dos Santos, Olle Schmidt, Peter Skinner, Sahra Wagenknecht

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s)

Jorgo Chatzimarkakis, Harald Ettl, Ján Hudacký, Werner Langen, Thomas Mann, Maria Petre, Poul Nyrup Rasmussen, Charles Tannock

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

Íñigo Méndez de Vigo

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

ADVIES van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (12.9.2007)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008
(C6-0287/2007 - 2007/2019(BUD))Afdeling III - Commissie

Rapporteur voor advies: Gabriele Stauner

SUGGESTIES

De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken verzoekt de ten principale bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  wijst erop dat de Commissie opnieuw een ontwerpbegroting indient die zich bovenal kenmerkt door een vastbeslotenheid om geld uit te sparen: met in totaal 129,2 miljard EUR aan vastleggingskredieten en 121,6 miljard EUR aan betalingskredieten blijft de ontwerpbegroting weer duidelijk onder het uitgavenmaximum van de financiële vooruitzichten, ondanks het feit dat er nu twee nieuwe lidstaten zijn toegetreden;

2.  juicht met name de inspanningen van de Commissie toe om de doelstellingen van de Lissabon-strategie te steunen aangezien er nu 44,2% (57,1 miljard €) van de begroting zal worden uitgegeven aan groei en werkgelegenheid en de betreffende begrotingslijnen voor 2008 derhalve met 2,3 miljard € zijn verhoogd;

3.  merkt op dat de begroting 2008 moet worden voorbereid in de context van verdere werkzaamheden in de richting van een herziening van de financiële vooruitzichten, zowel met betrekking tot de uitgaven als tot de ontvangsten, waarbij moet worden aangemerkt dat 2008 het tweede jaar is van het meerjarig financieel kader voor de periode 2007-2013 (MFK) en het voorlaatste jaar van de zesde zittingsperiode van het Parlement en van de Barroso-Commissie;

4.  herinnert eraan dat het overgrote merendeel van de begrotingslijnen is vastgelegd in het bindende meerjarig financieel kader; juicht derhalve des te meer de mogelijkheid toe om nieuwe proefprojecten op specifieke terreinen van werkgelegenheid en sociale zaken te financieren om oplossingen te ontwikkelen voor probleemgebieden;

5.  moedigt de Commissie aan alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat de verschillende rubrieken in subcategorie 1b (cohesie ter bevordering van groei en werkgelegenheid) worden geïmplementeerd, en vestigt in dit verband de aandacht op de rol van het Europees Sociaal Fonds en zijn bijdrage aan economische en sociale cohesie, vooral in probleemgebieden;

6.  is van mening dat, met betrekking tot de begrotingslijnen voor de administratieve uitgaven en de begrotingslijnen voor de agentschappen, alle betrokken commissies overeenstemming moeten bereiken over eventuele wijzigingen;

7.  acht het bovendien noodzakelijk om in de nieuwe lidstaten het sociale partnerschap te verstevigen en zijn structuren te verbeteren en is bovendien van mening dat op deze manier de medezeggenschapsrechten van de werknemers (Hoofdstuk 0403) beter kunnen worden omgezet, zoals het Europees Parlement had gevraagd;

8.  betreurt het dat er na het verlopen van de Voorbereidende actie van ENEA voor actief ouder worden en de mobiliteit van ouderen en het proefproject voor de mainstreaming van beleidsmaatregelen ten gunste van gehandicapten door de Commissie geen aansluitend programma is voorgesteld; dringt er derhalve bij de Commissie op aan de betreffende rechtsgrondslagen te creëren om de situatie van de gehandicapte medemens te kunnen verbeteren en het actief ouder worden te kunnen stimuleren;

9.  verwacht dat, net als dit jaar, ook volgend jaar weer aanvragen voor financiële steun op grond van de richtsnoeren van het Europees fonds voor mondialisering bij de Commissie zullen worden ingediend; steunt derhalve de opvoering van 500 miljoen EUR in vastleggingskredieten zodat betalingen beschikbaar gesteld kunnen worden overeenkomstig de afspraken;

10. is verheugd over de inspanningen van de Commissie om de bestaande verplichtingen uit de vorige financieringsperiode van het Sociaal fonds af te bouwen; roept derhalve de lidstaten op om de afwikkeling van doorgevoerde maatregelen te versnellen zodat de betalingsverplichtingen in de komende twee jaar volledig kunnen worden afgebouwd; wijst erop dat de vastleggingskredieten zijn verhoogd vanwege de toetreding van Roemenië en Bulgarije;

11. stelt voor een proefproject "Bruggen voor sociale integratie van immigranten" te starten dat gericht is op het faciliteren van de integratie van migranten op de arbeidsmarkt en het bestrijden van zwart werk; het proefproject moet de beste praktijken en partnerschappen tussen regionale/lokale autoriteiten en bedrijven inventariseren, alsmede positieve acties tegen zwart werk bevorderen;

12. stelt voor een proefproject getiteld “Nieuwe werkgelegenheidssituaties in de gezondheidssector: beste praktijken voor het verbeteren van de beroepsopleiding en bekwaamheden van werkers in de gezondheidszorg” te starten omdat Europa te maken heeft met ongekende demografische veranderingen en de levensverwachting en de gemiddelde leeftijd van de bevolking nog altijd stijgen, waardoor de gezondheidszorgstelsels van alle lidstaten onder toenemende kostendruk komen te staan; onderstreept dat ziektepatronen aan het veranderen zijn doordat bijvoorbeeld steeds meer mensen lijden aan dementie; merkt op dat als gevolg daarvan niet alleen het aantal werkenden in de gezondheidszorg toeneemt, maar ook overal in de EU nieuwe soorten werkgelegenheid ontstaan om deze nieuwe uitdagingen het hoofd te kunnen bieden; beklemtoont dat dit vooral geldt voor de ouderenzorg; benadrukt dat werknemers standaard- of niet-standaardarbeidsovereenkomsten kunnen hebben of arbeidsbetrekkingen van korte of lange duur, en dat van hen kan worden verwacht dat zij zich nieuwe bekwaamheden eigen maken; acht het derhalve van essentieel belang dat er een proefproject wordt opgezet teneinde te komen tot een uitwisseling van beste praktijken en vergelijkende analyses betreffende de invloed en gevolgen van nieuwe werkgelegenheidssituaties in de gezondheidssector, en in het bijzonder betreffende de professionele bekwaamheden en werkzaamheden van werknemers en hulpkrachten in de gezondheidszorg en lagergeschoolde verpleegkundigen;

13. stelt voor een proefproject getiteld “Begeleiding van werknemers tijdens industriële conversieprocessen” te starten als aanvulling op de activiteiten die worden gefinancierd door het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering en als steun voor maatregelen en beste praktijken die werknemers en bedrijven helpen om zich aan te passen aan industriële conversie;

14. wijst erop dat de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken bevoegd is voor de volgende agentschappen: de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden, het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk, het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Thessaloniki) en de Europese Stichting voor opleiding (Turijn); onderschrijft na het doornemen van hun jaarprogramma's de door de Commissie voorgestelde begrotingsbedragen voor deze agentschappen, die ter compensatie van de inflatie met 2% zijn verhoogd;

15. zou een verhoging van de begrotingslijnen voor de stichting van Dublin toejuichen die zou moeten worden aangewend voor de oprichting van een waarnemingscentrum voor sociale beleidsmaatregelen voor een gezinsvriendelijk beleid op de werkplek (combinatie werk- en privé-leven), huisvesting en kinderopvang. De Stichting mag landen kiezen die kunnen bogen op een aantal interessante case-studies, deze vervolgens onderzoeken en analyseren en een algemeen overzicht geven in een eindverslag;

16. stelt na de verhoging met 2 miljoen EUR in de begroting voor 2007 opnieuw een verhoging voor het Europees netwerk voor de werkgelegenheid (EURES) voor met het oog op de toetreding van Roemenië en Bulgarije; benadrukt dat deze verhoging ook voortvloeit uit het succes van het Europees Jaar van de mobiliteit van werknemers in 2006 (EYWM) dat ertoe geleid heeft dat de EURES Job Mobility Portal veel vaker is geraadpleegd en dat de noodzaak is gerezen om de kwaliteit van EURES-diensten te verbeteren en om aanvullende informatie over grensoverschrijdend woon-werkverkeer tussen “oudere” en “nieuwere” lidstaten te verschaffen;

17. verwelkomt de verhoging van het begrotingsonderdeel betreffende het instrument voor pretoetredingssteun (IPA), zoals voorgesteld door de Commissie in haar VOB; vestigt de aandacht op het belang van dit nieuwe instrument als hulp voor kandidaat-lidstaten (Turkije, Kroatië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië) om zich voor te bereiden op het toekomstige beheer van het Europees Sociaal Fonds (ESF);

18. is van oordeel dat het noodzakelijk is om tegen de achtergrond van het Europees jaar van gelijke kansen voor iedereen (2007) en op grond van de door de Commissie gedane toezeggingen in het Actieplan voor personen met een handicap 2003-2010, de gehandicaptenproblematiek systematisch in de EU-begroting op te nemen als een horizontale kwestie en dat de beste manier om dit doel te bereiken is ervoor te zorgen dat de taal van het bestaande EU-regelgevingskader consistent is met die van de begrotingsopmerkingen;

RESULTAAT VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

12.9.2007

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

32

0

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Jan Andersson, Alexandru Athanasiu, Edit Bauer, Jean-Luc Bennahmias, Emine Bozkurt, Iles Braghetto, Philip Bushill-Matthews, Alejandro Cercas, Ole Christensen, Luigi Cocilovo, Jean Louis Cottigny, Harald Ettl, Richard Falbr, Carlo Fatuzzo, Ilda Figueiredo, Joel Hasse Ferreira, Stephen Hughes, Karin Jöns, Jan Jerzy Kułakowski, Jean Lambert, Bernard Lehideux, Mary Lou McDonald, Thomas Mann, Jan Tadeusz Masiel, Elisabeth Morin, Csaba Őry, Marie Panayotopoulos-Cassiotou, Jacek Protasiewicz, Bilyana Ilieva Raeva, José Albino Silva Peneda, Gabriele Stauner, Ewa Tomaszewska, Anne Van Lancker

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s)

Françoise Castex, Rumiana Jeleva, Sepp Kusstatscher, Agnes Schierhuber

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

 

ADVIES van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (12.9.2007)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008
(C6-0287/2007 - 2007/2019(BUD))Afdeling III - Commissie

Rapporteur voor advies: Jutta Haug

SUGGESTIES

De Commissie milieubeheer, volkgezondheid en voedselveiligheid verzoekt de ten principale bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  vestigt de aandacht op de rol van het EU-milieubeleid bij de tenuitvoerlegging van de Lissabon-strategie en de verwezenlijking van de algemene doelstelling van duurzame ontwikkeling; verlangt dat er voldoende middelen beschikbaar worden gesteld voor de tenuitvoerlegging, bewaking en verdere ontwikkeling van het EU-milieubeleid;

2.  benadrukt de leidende rol van de EU in een groot aantal internationale milieu-overeenkomsten, zoals het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) en het daaraan gerelateerde Kyoto-protocol, het Verdrag inzake biologische diversiteit (CBD) en het daarmee samenhangende Protocol van Carthagena inzake gemodificeerde levende organismen of mondiale overeenkomsten inzake chemicaliën en afval; verzoekt om meer middelen voor internationale activiteiten op milieugebied, zodat de EU haar leidende rol in het internationale milieubeleid en bij het bepalen van de agenda voor internationale samenwerking kan behouden;

3.  benadrukt dat het tegengaan van klimaatverandering de belangrijkste mondiale uitdaging is voor de komende jaren; verzoekt om concrete politieke initiatieven op dit punt, zodat de EU kan voldoen aan haar interne en internationale verplichtingen; herinnert de Commissie aan de uitspraak die zij heeft gedaan in de jaarlijkse beleidsstrategie 2008, namelijk dat "klimaatverandering op de voorgrond is getreden en een integrerend onderdeel zal zijn van de prioriteiten van de Commissie in 2008 om een duurzame welvaart voor Europa te waarborgen";

4.  is ingenomen met de goedkeuring van het LIFE+-programma, dat een coherent en uniek instrument vormt voor een gestroomlijnde en vereenvoudigde aanpak van de ondersteuning voor de tenuitvoerlegging en ontwikkeling van milieubeleid, en dat een aantal afzonderlijke, oudere programma's vervangt; verzoekt de Commissie alles in het werk te stellen om alle verplichtingen ten aanzien van vastleggingen en betalingen na te komen, vooral omdat het programma pas eind 2007 van start zal gaan;

5.  neemt met voldoening kennis van de overeenkomst tussen het Parlement en de Raad over de financiering van het tweede communautaire actieprogramma op het gebied van de volksgezondheid (2008-2013), waarbij de plafonds die in het financieel kader voor rubriek 3b zijn vastgesteld in acht zijn genomen, zodat het programma op 1 januari 2008 van start kan gaan; wijst er echter op dat de beschikbare kredieten lager zullen zijn dan oorspronkelijk door het Parlement en de Commissie voor het programma voorzien; herinnert aan de toezegging van alle drie instellingen om in de jaarlijkse begrotingsprocedure alle mogelijkheden die het Interinstitutioneel Akkoord (IIA) biedt te onderzoeken en te benutten, teneinde de volledige tenuitvoerlegging van het volksgezondheidsprogramma te waarborgen; verzoekt de Commissie om een kosteneffectieve uitvoering van de beschikbare kredieten; verzoekt de Commissie de tussentijdse evaluatie van het volksgezondheidsprogramma 2003-2008 tijdig te presenteren;

6.  benadrukt dat het noodzakelijk is het bewustzijn onder de bevolking met betrekking tot de schadelijke effecten van tabaksgebruik, met inbegrip van passief roken, te verhogen; is ingenomen met de publicatie van het Groenboek getiteld "Op weg naar een rookvrij Europa"; vreest echter dat het Gemeenschappelijk Fonds voor tabak, dat financiële ondersteuning biedt aan projecten ter verhoging van het bewustzijn ten aanzien van de schadelijke effecten van tabaksgebruik, met name via voorlichting en onderwijs, zal worden opgeheven; verzoekt de Commissie te komen met vervolginitiatieven;

7.  oordeelt positief over de horizontale benadering van de agentschappen in de begrotingsprocedure 2007 (vrijmaking van middelen uit de reserve nadat aan bepaalde voorwaarden is voldaan); neemt in verband hiermee met voldoening kennis van de prestaties die de onder de bevoegdheid van deze commissie vallende agentschappen hebben geleverd met betrekking tot het opstellen van personeelsbeleidsplannen en het presenteren van een gedetailleerd werkprogramma waarin de extra taken zijn opgenomen die hun door de wetgever zijn opgedragen; dringt er bij de vier agentschappen - het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling (EMEA), het Europees Milieuagentschap (EMA), de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EAV ) en het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) - op aan implementatieregels voor hun personeelsbeleidsplannen te finaliseren, zodat deze zo spoedig mogelijk van kracht kunnen worden;

8.  benadrukt andermaal dat de agentschappen moeten kunnen beschikken over passende financiering voor de uitvoering van hun taken, echter zonder dat daarvoor de middelen voor andere communautaire activiteiten worden verminderd; verzoekt om een zorgvuldige bestudering van de taken van de agentschappen, van de activiteiten die door de Commissie worden uitgevoerd en van de activiteiten die via meerjarenprogramma's worden gefinancierd, teneinde overlappingen te vermijden en te waarborgen dat de noodzakelijke taken op de meest kostenefficiënte en rationele manier worden uitgevoerd;

9.  wijst erop dat recente en ophanden zijnde wetgeving zal leiden tot verhoging van de werkdruk en uitbreiding van de taken van bepaalde agentschappen, zoals het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling (medicijnen voor kindergeneeskunde en geneesmiddelen voor geavanceerde therapieën); benadrukt dat de agentschappen van toereikende financiële middelen moeten worden voorzien opdat zij administratief en operationeel in staat zijn nieuwe taken te vervullen.

BEKNOPTE MOTIVERING

Algemene achtergrond

Alle programma's die vallen onder het nieuwe zevenjarige financiële kader waarover het Europees Parlement en de Raad in april 2006 overeenstemming hebben bereikt, zullen in 2008 zijn opgezet. Sommige zijn reeds in het tweede jaar, terwijl andere nog in de startfase verkeren.

Het voorontwerp van begroting (VOB) kent een totaalbedrag van EUR 129,2 miljard aan vastleggingskredieten. Dat komt overeen met 1,03% van het bruto nationaal inkomen van de Gemeenschap, hetgeen een toename betekent met 2% in vergelijking met de begroting voor 2007. Onder het plafond van het financiële kader blijft nog een marge van EUR 3,1 miljard beschikbaar. De voorgestelde betalingskredieten belopen EUR 121,6 miljard, of 0,97% van het BNI. Dat is een stijging met 5,3% in vergelijking met 2007.

Het VOB 2008 vertegenwoordigt een historische verschuiving in de begrotingsstructuur. Voor het eerst zijn de uitgaven voor duurzame groei door vergroting van het concurrentievermogen en streven naar een grotere cohesie hoger dan de uitgaven voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Dat betekent dat van de EUR 129,2 miljard aan vastleggingskredieten een bedrag van EUR 57,1 miljard rechtstreeks naar activiteiten gaat die van wezenlijk belang zijn voor de Lissabon-strategie.

VOB 2008 per rubriek

Vastleggingskredieten per rubriek

EUR

(miljard)

Aandeel van de totale begroting (%)

Wijziging

t.o.v. 2007 (%)

1. Duurzame groei

57,2

44,2%

+4,2%

Concurrentievermogen

10,3

8,0%

+9,6%

Cohesie

46,9

36,2%

+3,1%

2. Bescherming en beheer van natuurlijke hulpbronnen

56,3

43,6%

+0,0%

Directe hulpverlening en marktgerelateerde uitgaven

42,5

32,9%

-0,5%

Plattelandsontwikkeling, milieu

13,8

10,7%

+1,8%

3. Burgerschap, vrijheid, veiligheid en recht

1,3

1,0%

+11,1%

4. De Europese Unie als mondiale speler

6,9

5,4%

+4,5%

5. Administratieve uitgaven,

7,3

5,7%

+5,7%

waarvan voor de Commissie

3,4

2,6%

+1,4%

6. Vergoedingen aan Bulgarije en Roemenië

0,2

0,1%

-53,5%

Totaal vastleggingskredieten

129,2

100,0%

+2,0%

In % van ­­het BNI van de EU-27

1,03%

 

 

De belangrijkste programma's worden in het tweede jaar van het financiële kader extra ondersteund met stijgende vastleggingskredieten, dit geldt onder meer voor onderzoek (+ 11%), Trans-Europese netwerken voor energie en vervoer (+14%), levenslang leren (+ 9%), het Cohesiefonds (+ 14%) en solidariteit en beheer van de migratiestromen (+ 24%).

In het voorontwerp van begroting wordt voorts de rol onderstreept van de EU als mondiale partner die veiligheid en welvaart in de wereld bevordert. Er dienen derhalve specifieke instrumenten te worden ontwikkeld om deze doelen te verwezenlijken, hetgeen betekent dat de vastleggingskredieten voor het Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid met 25,8% zullen stijgen.

De administratieve begroting van alle EU-instellingen zal naar verwachting met 5,7% toenemen. In 2008 worden de verzoeken ingediend voor de laatste tranches van posten in verband met de uitbreiding van 2004, evenals de voorlaatste tranches van posten in verband met de uitbreiding met Bulgarije en Roemenië in 2007. Extra personeelsbehoeften zullen worden gedekt door herschikking. De Commissie heeft een screening van de menselijke hulpbronnen uitgevoerd om optimaal tegemoet te kunnen komen aan de prioriteiten van de EU die op 2 mei 2007 werden voorgelegd.

Individuele begrotingen (VOB 2008) die onder de bevoegdheid van deze commissie vallen

Het VOB 2008 voorziet voor wat betreft het milieubeleid in een stijging met 10,3% (EUR 320 726 miljoen in 2008 tegenover EUR 290 720 miljoen in 2007) van de financiële middelen voor de voornaamste instrumenten in titel 07.

In het voornaamste financiële kader op het gebied van milieubeleid, LIFE +, wordt een aantal voormalige instrumenten en initiatieven (LIFE, steun aan non-gouvernementele organisaties, Forest Focus, beleidsuitvoering en begrotingslijnen voor ontwikkelingssteun) in één programma bijeengebracht. In het VOB voor 2008 wordt een verhoging van de financiële middelen voorgesteld met 11% ten opzichte van 2007 (van EUR 239 620 miljoen in 2007 naar EUR 265 944 miljoen in 2008). Van de totale kredieten (inclusief technische bijstand) is naar verwachting 78% (circa EUR 280 miljoen) bestemd voor de financiering van projecten met een Europese toegevoegde waarde via een door de Europese Commissie te organiseren verzoek om indiening van voorstellen. Van dit bedrag is ten minste EUR 104 miljoen bestemd voor projecten op het gebied van natuur en biodiversiteit. De middelen voor natuur en biodiversiteit laten een stijging zien van ruim 40% ten opzichte van de bedragen die in 2006 in het kader van LIFE III-Nature beschikbaar waren.

Welke projecten uiteindelijk steun zullen ontvangen, zal afhangen van de resultaten van het verzoek om indiening van voorstellen dat in 2008-2009 zal worden georganiseerd. De Commissie verwacht dat naast natuur en biodiversiteit ook alle beleidsterreinen die onder het Zesde milieuactieprogramma vallen van LIFE + projecten zullen profiteren. Hierbij wordt vooral gedacht aan een toename van projecten in verband met de strategische aanpak van beleidsontwikkeling en -uitvoering op het gebied van klimaatverandering (bijv. innovatieve beleidsmaatregelen, technologieën of methodes om broeikasgassen te verminderen), milieu en gezondheid (bijv. luchtkwaliteit, water, bescherming tegen geluidsoverlast) en duurzame productie en consumptie (bijv. geïntegreerd productbeleid, afvalbeheer en preventie). De stijging van de uitgaven voor ondersteuning (rubriek 07 01 04 01) houdt gedeeltelijk verband met het definitieve besluit van de wetgevende autoriteit over het gecentraliseerde beheer van LIFE +. De centralisering van het beheer betekent dat de Commissie een grotere behoefte heeft aan technische bijstand, in het bijzonder op het gebied van voorstellen, monitoring, evaluatie en controles voor specifieke projecten.

Vanwege het wegvallen van oude rechtsgrondslag eind 2006 en de late vaststelling van de nieuwe rechtsgrondslag in het voorjaar van 2007 was er sprake van wetgevingslacune voor de financiering van de activiteiten die onder dit programma vallen. Op basis van de gezamenlijke verklaring inzake LIFE +, die als bijlage aan de op 14 december 2006 aangenomen resolutie over de algemene begroting voor 2007 werd gehecht, werd er EUR 15 miljoen beschikbaar gesteld voor het dekken van de directe behoeften in 2007 tot aan de vaststelling van de nieuwe rechtsgrondslag. Aangezien dit slechts een klein deel van het voor 2007 beschikbare totaalbedrag vertegenwoordigt, bestaat het gevaar dat een groot deel van de beschikbare kredieten niet vóór december 2007 zal worden gebruikt.

In het voorontwerp van begroting voor 2008 wordt een groei voorzien van 20,5% voor civiele bescherming (van EUR 20 400 miljoen in 2007 naar EUR 24 590 miljoen in 2008). Het financieringsinstrument voor civiele bescherming werd in maart 2007 goedgekeurd. Een van de belangrijkste nieuwe kenmerken van dit instrument is dat het de Commissie de mogelijkheid geeft om de problemen rond het transport van door de lidstaten geboden bijstand aan te pakken. Met behulp van het financieringsinstrument voor civiele bescherming zullen daarom passende voorzieningen en faciliteiten worden opgezet en gerealiseerd om te waarborgen dat in noodsituaties de bijstand die via de communautaire mechanismen wordt gevraagd en geboden op effectieve en snelle wijze naar het getroffen land kan worden overgebracht, zowel binnen de EU (begrotingslijn 07 04 01) als buiten de EU (begrotingslijn 19 06 05).

Voedsel en voedselveiligheid vallen onder rubriek 3b, Burgerschap. De belangrijkste begrotingslijnen zijn die voor het programma voor de gezondheid, de twee agentschappen (het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid) en het Fonds voor tabak.

Het nieuwe gezondheidsprogramma (2008-2013) zal met ingang van 1 januari 2008 het eerste programma voor de volksgezondheid vervangen. De kredieten voor het nieuwe programma belopen in totaal EUR 3 215 miljoen, hetgeen aanzienlijk minder is dan aanvankelijk in het vooruitzicht was gesteld toen de Commissie haar voorstel indiende en het Parlement zijn standpunt in eerste lezing bepaalde. Het financiële pakket waarover men het in juli 2007 in tweede lezing eens werd, komt overeen met het huidige financieringsniveau, zij het dat enkele activiteiten op het gebied van gezondheidsbedreigingen (controle op overdraagbare ziektes), die voorheen uit het programma werden bekostigd, nu worden gefinancierd door het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding. Het definitieve bedrag komt echter overeen met de EUR 44 miljoen die in 2007 al voor maatregelen was overgeboekt.

Aan een tussentijdse evaluatie van het programma voor de volksgezondheid voor 2003-2008 wordt thans gewerkt. Er zijn nog geen resultaten beschikbaar.

De rechtstreekse betalingen uit het Fonds voor de tabak ten behoeve van voorlichtingscampagnes en het versterken van de publieke bewustwording van de gevaren die aan het gebruik van tabak zijn verbonden, zullen in het voorontwerp van begroting voor 2008 naar verwachting stijgen van EUR 13 500 miljoen in 2007 tot EUR 14 250 miljoen in 2008. De situatie is echter zorgwekkend, daar de financiële ondersteuning uit het Fonds voor dergelijke campagnes in 2009 zal worden beëindigd. Een beleid dat in duidelijke tegenspraak is met de diverse anti-rookcampagnes in de EU, dient te worden vermeden. Tabak - de belangrijkste eenduidige oorzaak van vermijdbare sterfgevallen in de Europese Unie - is verantwoordelijk voor ruim een half miljoen sterfgevallen per jaar en meer dan een miljoen sterfgevallen in heel Europa. Binnen de Unie is naar schatting 25% van de sterfgevallen aan kanker en 15% van alle sterfgevallen te wijten aan roken.

De agentschappen: EMEA, EAV, EMA en ECDC

In het voorontwerp van begroting voor 2008 belopen de kredieten voor 25 gedecentraliseerde agentschappen in totaal EUR 524 miljoen, hetgeen een stijging betekent van circa 19% in vergelijking met de financiering ter hoogte van EUR 441, 8 miljoen die de agentschappen in 2007 ontvingen. Het grootste deel, circa 51%, van de uitgaven voor agentschappen valt onder rubriek 1 van het zevenjarige financiële kader. 38% van het totaalbedrag voor de agentschappen valt onder rubriek 3, terwijl voor de rubrieken 2 en 4 met respectievelijk 7% en 3% slechts een klein aandeel is gereserveerd. De groei van de agentschappen wordt ook weerspiegeld in de personeelsbezetting. In 1995 werkten er nog geen vijfhonderd mensen bij de agentschappen, terwijl in het VOB voor 2008 in de organigrammen van de agentschappen wordt uitgegaan van 2 835,5 posten.

Voor het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling (EMEA) is in het VOB een Europese bijdrage voorzien van EUR 32 miljoen, hetgeen een daling betekent met EUR 3 miljoen vergeleken met de begroting voor 2007. In zijn ontwerp-programma voor 2008 geeft het bureau aan wat zijn kernactiviteiten zijn, namelijk het wetenschappelijk advies voor, de toelating van en het toezicht op geneesmiddelen. Het bureau zal zich verder bezighouden met het verbeteren van de veiligheid van medicijnen voor menselijk en veterinair gebruik, en voorts bijdragen tot een snellere beschikbaarheid van medicijnen voor de menselijke en de veterinaire geneeskunde, bijdragen tot het creëren van een omgeving waarin innovatie wordt gestimuleerd, openheid, communicatie en informatieverstrekking bevorderen, het Europese geneesmiddelennetwerk versterken en zijn bijdrage in de regelgevingsactiviteiten voor medicijnen op internationaal niveau uitbreiden. In het VOB voor 2008 wordt voor de begrotingslijn "speciale bijdragen voor weesgeneesmiddelen" hetzelfde bedrag uitgetrokken als in 2007.

Het VOB 2008 voorziet voor wat betreft het Europees Milieuagentschap (EMA) in een aanzienlijke stijging, te weten EUR 2 miljoen naast de inflatiecorrectie van 2%. De kernbegroting is vastgesteld op EUR 36,4 ten behoeve van steun voor duurzame ontwikkeling en verwezenlijking van aanzienlijke en meetbare verbeteringen in het milieu van Europa door middel van tijdige, doelgerichte, relevante en betrouwbare informatie voor beleidsinstellingen en het grote publiek, alsook door het uitvoeren van extra taken op het gebied van klimaatverandering, luchtkwaliteit, biodiversiteit, transport, technologie en innovatie, duurzame consumptie en productie, en de ontwikkeling van een gemeenschappelijk milieu-informatiesysteem.

In 2008 zullen de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EAV) en het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) nog niet op volle kracht werken. Voor beide agentschappen is circa 25% van de in rubriek 3b, Burgerschap, beschikbare middelen bestemd. Overeenkomstig de plafonds van het financieel kader zal het organigram van de EAV groeien van 300 medewerkers in 2007 tot 335 in 2008, een toename met 12%. Deze toename is bedoeld voor het uitvoeren van de kerntaken van de autoriteit alsook van de extra taken die door de wetgever zijn opgelegd op het gebied van wetenschappelijke activiteiten, risicobeoordeling en het verzamelen van gegevens. De groei van de personeelsbezetting is in overeenstemming met de middelen (EUR 63,5 miljoen) zoals geraamd in het VOB - een toename met EUR 6,5 miljoen vergeleken met de begroting van 2007. Het begrotingsjaar 2008 zal voor het ECDC het derde volle jaar zijn waarin dit centrum operationeel is en in dit jaar zal het centrum zich concentreren op consolidering van diverse activiteiten, in het bijzonder op het gebied van bewaking en paraatheid. In het werkprogramma van het centrum voor 2008 zullen gebieden worden vastgesteld waarop nieuwe activiteiten zullen worden geïnitieerd, dan wel bestaande activiteiten worden geïntensiveerd, teneinde de capaciteiten te ontwikkelen om alle in de oprichtingsverordening genoemde terreinen te bestrijken.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

11.9.2007

Uitslag eindstemming

+:

-:

0:

41

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Adamos Adamou, Georgs Andrejevs, Liam Aylward, John Bowis, Frieda Brepoels, Dorette Corbey, Chris Davies, Avril Doyle, Mojca Drčar Murko, Edite Estrela, Satu Hassi, Jutta Haug, Jens Holm, Caroline Jackson, Dan Jørgensen, Christa Klaß, Eija-Riitta Korhola, Urszula Krupa, Aldis Kušķis, Marios Matsakis, Alexandru-Ioan Morţun, Roberto Musacchio, Péter Olajos, Miroslav Ouzký, Vladko Todorov Panayotov, Vittorio Prodi, Frédérique Ries, Guido Sacconi, Daciana Octavia Sârbu, Horst Schnellhardt, Richard Seeber, Kathy Sinnott, Bogusław Sonik, María Sornosa Martínez, Antonios Trakatellis, Thomas Ulmer, Marcello Vernola, Anja Weisgerber, Glenis Willmott

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s)

Kathalijne Maria Buitenweg, Christofer Fjellner

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

 

ADVIES van de Commissie industrie, onderzoek en energie (18.9.2007)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008
(C6-0287/2007 - 2007/2019(BUD))Afdeling III - Commissie

Rapporteur voor advies: Angelika Niebler

SUGGESTIES

De Commissie industrie, onderzoek en energie verzoekt de ten principale bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.   wijst op de uitdagingen waarvoor de Europese Unie staat alsook op de doelstellingen van Lissabon, en is verheugd over de stijging van de kredieten in diverse rubrieken van het voorontwerp van begroting 2008, met name de kredieten voor onderzoek, concurrentievermogen en innovatie, voor de trans-Europese vervoers- en energienetwerken en voor onderwijs en opleiding;

2.   is met name verheugd over de inspanningen van de Commissie op het gebied van onderzoek en innovatie om de doelstellingen van de Lissabon-strategie te verwezenlijken; benadrukt het belang van de Europese Onderzoeksraad, die vanaf 2008 verantwoordelijk zal zijn voor de uitvoering van het 'Ideeën'-programma in het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (KP7), en die zal worden bijgestaan door een uitvoerend agentschap, waardoor hij echt een rol zal kunnen vervullen als pan-Europees financieringsagentschap voor grensonderzoek;

3.   steunt de oprichting van het Europees Technologie-instituut (ETI), dat innovatie zal bevorderen en vooral actief zal zijn op het gebied van onderzoek, ondernemerschap en onderwijs; verzoekt de Commissie met klem te verduidelijken hoe het ETI zal worden gefinancierd en verwacht bijkomende financiële middelen in plaats van een vermindering van de kredieten voor het KP7;

4.   herhaalt dat het belangrijk is de capaciteiten binnen de kennisdriehoek onderwijs, onderzoek en innovatie te vergroten en hun onderlinge links uit te breiden; steunt ten zeerste de ontwikkeling van een inclusieve Europese informatiemaatschappij die groei en werkgelegenheid evenals betere diensten en een betere levenskwaliteit met zich brengt;

5.   is van oordeel dat het werkgelegenheidspotentieel van innovatieve bedrijven de EU kan helpen om het hoofd te bieden aan bepaalde problemen als gevolg van de globalisering; steunt het scheppen van een bedrijfsvriendelijk administratief klimaat en de verlichting van de administratieve last voor het MKB via een kwalitatievere en eenvoudigere regelgeving;

6.   erkent het belang van een duurzame, concurrentiële en zekere energievoorziening alsook van de energie-efficiëntie van de EU-economie; wijst op het belang van het nieuwe energiebeleid dat de EU heeft ontwikkeld en tot doel heeft de klimaatverandering tegen te gaan en de energiezekerheid en het concurrentievermogen van de EU te vergroten;

7.   is van oordeel dat, gezien de prioriteit die in de jaarlijkse beleidsstrategie wordt verleend aan de bestrijding van de klimaatverandering en aan het nieuwe energiebeleid van de EU, de Commissie meer personeel nodig heeft op het gebied van energie, onder meer om het nieuwe waarnemingscentrum voor de energiemarkt naar behoren te bemannen en voor de werkzaamheden betreffende de verbetering van de energie-efficiëntie.

BEKNOPTE MOTIVERING

Het voorontwerp van begroting 2008 heeft betrekking op de tweede begroting onder het nieuwe meerjarig financieel kader dat de lijnen uitzet voor de EU-financiën tot 2013. De meeste nieuwe meerjarenprogramma's zijn begin 2007 gelanceerd, wat betekent dat 2008 voor deze programma's een jaar van consolidatie en verdere uitvoering zal zijn.

Subrubriek 1a vormt de "essentie" van de Lissabon-strategie. In het VOB 2008 bedragen de vastleggingskredieten (VK) voor deze subrubriek EUR 10.270,4 miljoen en de betalingskredieten (BK) EUR 9.538,7 miljoen. Fundamentele programma's op dit gebied zijn het zevende kaderprogramma OTO (7KP), het programma levenslang leren, het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (KCI), de trans-Europese netwerken (TEN's), Marco Polo II, GALILEO en het PROGRESS-programma.

TITEL 01: ECONOMISCHE EN FINANCIËLE ZAKEN

Financiële verrichtingen en instrumenten (hoofdstuk 04)

De totale begroting van dit hoofdstuk is gedaald van EUR 367,16 miljoen tot EUR 169,- miljoen. In 2008 zal de Commissie financiële instrumenten in het kader van het groei-initiatief blijven uitvoeren, evenals het nieuwe financiële kader (programma voor concurrentievermogen en innovatie). Een nieuw instrument voor het MKB en steden en gemeenten in de kandidaatlanden zal met name de invoering van een nieuw energie-efficiëntieprogramma bevatten.

TITEL 02: ONDERNEMINGEN

Concurrentievermogen, industriebeleid, innovatie en ondernemerschap (hoofdstuk 02)

De totale begroting van dit hoofdstuk is gestegen van EUR 127,16 miljoen tot EUR 130,40 miljoen (stijging van 2,55%). Deze activiteit wordt gesteund door het KCI-kaderprogramma en, binnen dit programma, door het programma voor ondernemerschap en innovatie.

Samenwerking — Ruimtevaart en veiligheid (hoofdstuk 04)

De totale begroting van dit hoofdstuk is gestegen met 16,34%, van EUR 171,72 miljoen tot EUR 199,78 miljoen. KP7 OTO voorziet in middelen, met name voor toepassingsgerelateerde onderzoeksactiviteiten, in samenwerking met de Europese Ruimtevaartorganisatie, met de bedoeling de voordelen van satellietsystemen te benutten.

TITEL 06: ENERGIE EN VERVOER

Vervoer over land, door de lucht en ter zee (hoofdstuk 02)

Deze activiteit is van groot belang voor ITRE, met name ten aanzien van het Galileo-programma. De totale begroting van dit hoofdstuk is gestegen van EUR 270,40 miljoen tot EUR 328,18 miljoen. (stijging van 21,37%).

Trans-Europese netwerken (hoofdstuk 03)

In het VOB 2008 vertoont de totale begroting van dit hoofdstuk een stijging van 14,14% ten opzichte van de begroting 2007. Deze activiteit zal met name toegespitst zijn op de ontwikkeling van trans-Europese vervoers- en energienetwerken.

Conventionele en hernieuwbare energiebronnen (hoofdstuk 04)

De totale begroting van dit hoofdstuk is lichtjes gedaald met -0,86%, van EUR 64,92 miljoen tot EUR 64,37 miljoen. Het programma "Intelligente energie voor Europa II"‚ dat nu wordt beheerd door het uitvoerend agentschap voor concurrentievermogen en innovatie (voorheen het uitvoerend agentschap voor intelligente energie), vormt een onderdeel van de inspanningen om energiebesparing en hernieuwbare energievormen te bevorderen.

Kernenergie (hoofdstuk 05)

De begroting van dit hoofdstuk is gestegen van EUR 264,30 miljoen tot EUR 270,70 miljoen (stijging van 2,42%). Hier zullen de prioriteiten toegespitst zijn op duurzame ontwikkeling (veiligheid van kerncentrales en veilig en efficiënt beheer van kernafval) en op de bescherming van de bevolking in het algemeen (kernveiligheid en bescherming tegen straling).

Onderzoek in verband met energie en vervoer (hoofdstuk 06)

De begroting van dit hoofdstuk vertoont een stijging van 8,50%, van EUR 234,42 miljoen tot EUR 254,35 miljoen. Deze activiteit vormt een onderdeel van de uitvoering van KP7 OTO. De prioriteiten (onderdeel luchtvaart) hebben tot doel de Europese industrie te steunen op het gebied van luchtvaart (technologieën voor de toepassing van Single Sky/Sesar, dat voor 50% door het OTO-programma wordt gefinancierd) en van ruimtevaart (Galileo: voortzetting van onderzoek en demonstraties, samen met rechtstreekse financiering van het Galileo-programma voor de uitvoeringsfases).

TITEL 08: ONDERZOEK

Voor het KP7 voor 2008 stelt de Commissie een begroting van EUR 5.579 miljoen voor, op grond van vier doelstellingen die elk door een eigen programma worden gedragen:

Specifiek programma "Samenwerking"

Dit deel van het programma zal alle onderzoeksactiviteiten dekken die in transnationaal samenwerkingsverband worden verricht.

Specifiek programma "Ideeën"

De begroting voor dit SP is aanzienlijk gestegen: met 96,48%, van EUR 260,84 miljoen tot EUR 512,50 miljoen. Dit deel van KP7 heeft tot doel onderzoek een nieuwe dynamiek te geven door uitmuntendheid via competitie te bevorderen. De EOR zal worden gesteund om op onderzoek gebaseerde projecten op alle wetenschappelijke en technologische gebieden te financieren.

Specifiek programma "Mensen"

De begroting voor dit SP stijgt met 9,70%, van EUR 430,18 miljoen tot EUR 471,89 miljoen. Dit SP is bedoeld om onderzoekers te steunen, de mobiliteit tussen universiteiten en het bedrijfsleven te vergroten en de banden met de nationale systemen te versterken.

Specifiek programma "Capaciteiten"

De begroting 2008 voor het programma "Capaciteiten" bedraagt EUR 399,345 miljoen (tabel 4 in de bijlage). Dit deel van KP7 is bestemd voor onderzoeksinfrastructuur, voor onderzoek ten dienste van het MKB, de wetenschap en de samenleving, en voor internationale samenwerkingsactiviteiten.

TITEL 09: INFORMATIEMAATSCHAPPIJ EN MEDIA

Voor 2008 vloeien de doelstellingen van DG INFSO direct voort uit het strategisch initiatief i2010, dat sterk gericht is op de hoofdlijnen van de vernieuwde Lissabon-strategie. De activiteiten 02 en 06 (i2010 - beleid inzake elektronische communicatie en netwerkveiligheid, en i2010 - audiovisueel beleid en het Media-programma) zijn met deze eerste pijler verbonden. De activiteiten 04 en 05 (i2010 - samenwerking - informatie- en communicatietechnologie, en i2010 - capaciteiten - onderzoeksinfrastructuren) dragen bij aan de tweede pijler en activiteit 03 (i2010 - ICT inhoud en diensten) is een onderdeel van de derde pijler.

TITEL 10: EIGEN ONDERZOEK

De totale begroting voor titel 10 is lichtjes gestegen van EUR 348,47 miljoen tot EUR 361,42 miljoen. (stijging van 3,72%). In 2008, het tweede jaar van het zevende kaderprogramma, zullen de werkzaamheden van het GCO worden voortgezet overeenkomstig de richtsnoeren in de specifieke nucleaire en niet-nucleaire programma's.

PROCEDURE

Titel

Ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008 - Afdeling III - Commissie

Procedurenummer

C6-0287/2007 - 2007/2019(BUD)

Commissie ten principale

BUDG

Advies uitgebracht door

       Datum bekendmaking

ITRE

 

 

 

 

Nauwere samenwerking

       Datum bekendmaking

 

 

 

Rapporteur voor advies

       Datum benoeming

Angelika Niebler 27.2.2007

 

 

Vervangen rapporteur voor advies

 

 

 

 

Behandeling in de commissie

26.6.2007

13.9.2007

 

 

Datum goedkeuring

13.9.2007

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

36

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Jan Březina, Philippe Busquin, Jorgo Chatzimarkakis, Giles Chichester, Silvia Ciornei, Den Dover, Nicole Fontaine, Adam Gierek, Norbert Glante, András Gyürk, Erna Hennicot-Schoepges, Ján Hudacký, Romana Jordan Cizelj, Romano Maria La Russa, Eluned Morgan, Angelika Niebler, Reino Paasilinna, Atanas Paparizov, Miloslav Ransdorf, Herbert Reul, Paul Rübig, Andres Tarand, Radu Ţîrle, Claude Turmes, Alejo Vidal-Quadras, Dominique Vlasto

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Alexander Alvaro, Ivo Belet, Danutė Budreikaitė, Joan Calabuig Rull, Manuel António dos Santos, Neena Gill, Edit Herczog, Vittorio Prodi, Esko Seppänen, Silvia-Adriana Ţicău

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

 

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

 

ADVIES van de Commissie interne markt en consumentenbescherming (12.9.2007)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008
(C6-0287/2007 – 2007/2019(BUD))Afdeling III – Commissie

Rapporteur voor advies: Luisa Fernanda Rudi Ubeda

SUGGESTIES

De Commissie interne markt en consumentenbescherming verzoekt de ten principale bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  merkt op dat de verantwoordelijkheid van de IMCO-commissie in het kader van de begrotingsprocedure beperkt blijft tot de titels 12 (Interne markt), 14 (Belastingen en douane-unie) en 17 (Volksgezondheid en consumentenbescherming);

2.  is in algemene zin van oordeel dat het door de Commissie ingediende document zich goed leent om de vastgelegde doelstellingen te verwezenlijken en de beoogde programma's uit te voeren;

3.  merkt op dat de in het VOB opgenomen ramingen voorzien in een verhoging met respectievelijk 8,28% en 10,94% voor de hoofdstukken 12 01 en 12 02, en wijst erop dat het in het licht van de grote hoeveelheid wetgeving die in 2007 is aangenomen en in 2008 nog zal worden aangenomen, van cruciaal belang is dat er effectief toezicht wordt uitgeoefend op de omzetting en handhaving daarvan door de lidstaten; juicht het dan ook toe dat er een nieuw informatiesysteem voor de gemeenschappelijke markt wordt geïntroduceerd dat bedoeld is om die taak te vereenvoudigen;

4.  is van mening dat het netwerk voor probleemoplossing in de interne markt SOLVIT zich heeft bewezen als een van de meest effectieve mechanismen voor het schikken van geschillen buiten de rechtszaal, en dat het derhalve wenselijk is de maatregelen die voor de financiering van opleidings- en promotieactiviteiten in het kader van SOLVIT zijn bedoeld, een extra impuls te geven, en dringt daarom aan op een extra bedrag van 200 000 EUR;

5.  merkt op dat het de bedoeling is dat de beoogde douanebeleidsmaatregelen in het kader van het programma Douane 2013 worden uitgevoerd en is van mening dat een kredietverhoging van 19,78% hiervoor dan ook gerechtvaardigd is, onder meer omdat er een pan-Europees elektronisch douanesysteem moet worden opgezet, er een gemoderniseerde douanecode moet worden ingevoerd en de werklast is toegenomen als gevolg van de toetreding tot het systeem van de twee nieuwe lidstaten Bulgarije en Roemenië;

6.  dringt er, niettegenstaande het feit dat de vastleggingskredieten voor het desbetreffende hoofdstuk (17 02) met 17,9% worden verhoogd, met klem op aan dat de sector consumentenbeleid nog verder wordt versterkt teneinde het noodzakelijke consumentenvertrouwen in de interne markt te creëren; is, gezien het feit dat het vrijwaren van de rechten van de consument één van de grootste en meest voor de hand liggende voordelen is die de EU haar burgers te bieden heeft, van oordeel dat de regelgeving inzake consumentenbescherming correct moet worden geïmplementeerd, met name waar het de interne markt voor diensten betreft, niet in de laatste plaats door gebruik te maken van de samenwerking tussen de diverse nationale consumentenbonden en van het werk dat wordt verricht door consumentenverenigingen die op Europese schaal opereren;

7.  roept de begrotingsautoriteit in het licht van zijn resolutie van 21 juni 2007 over consumentenvertrouwen in een digitale omgeving[1] op, omvangrijke financiële steun ter beschikking te stellen voor pan-Europese maatregelen in de sfeer van informatieverschaffing aan en bescherming van consumenten op de diverse terreinen van de Europese digitale markt.

UITSLAG EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

12.9.2007

Uitslag eindstemming

+:

-:

0:

32

0

 

Bij de eindstemming aanwezige leden

Charlotte Cederschiöld, Mia De Vits, Janelly Fourtou, Małgorzata Handzlik, Daniel Hannan, Malcolm Harbour, Anna Hedh, Edit Herczog, Iliana Malinova Iotova, Lasse Lehtinen, Arlene McCarthy, Toine Manders, Nickolay Mladenov, Catherine Neris, Bill Newton Dunn, Zita Pleštinská, Karin Riis-Jørgensen, Zuzana Roithová, Luisa Fernanda Rudi Ubeda, Heide Rühle, Leopold Józef Rutowicz, Christel Schaldemose, Andreas Schwab, Alexander Stubb, Eva-Britt Svensson, Marianne Thyssen, Horia-Victor Toma, Bernadette Vergnaud

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s)

André Brie, Wolfgang Bulfon, Ieke van den Burg, Olle Schmidt

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

 

ADVIES van de Commissie vervoer en toerisme (12.9.2007)

aan de Begrotingscommissie

over het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008
(C6-0287/2007 - 2007/2019(BUD))Afdeling III - Commissie

Rapporteur voor advies: Roberts Zīle

BEKNOPTE MOTIVERING

Inleiding

Dit begrotingsjaar is het tweede dat valt onder het nieuwe financiële kader voor de periode 2007-2013. De vorm waarin het voorontwerp van begroting (VOB) - inzonderheid met betrekking tot de trans-Europese vervoersnetwerken (TEN-V) - is gegoten, is vastgesteld bij het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer[1]. Er zijn echter nog een aantal zaken te regelen die hun beslag moeten krijgen in het kader van de begrotingsprocedure-2008, waarbij met name dient te worden gedacht aan de TEN-V en het vinden van adequate financieringsmiddelen voor vervoersgerelateerde agentschappen, de vorderingen die zijn gemaakt bij de modelprojecten op het gebied van veiligheid in het wegverkeer, en - aangezien deze ook van invloed kunnen zijn op de TEN-V-financiering - de ontwikkelingen omtrent de financiering van Galileo.

De Raad zal de ontwerpbegroting naar verwachting in juli goedkeuren en uw rapporteur voor advies zal zich daarop baseren voor de door hem in te dienen amendementen. Tenzij er overtuigende argumenten kunnen worden aangeleverd voor het tegendeel, zal uw rapporteur voor advies trachten de in het VOB voorgestelde bedragen bij amendement te herstellen. Ook zal hij op basis van de hieronder door hem opgemaakte analyse van het VOB en van de met de andere betrokken partijen - inclusief de vervoersagentschappen - te voeren besprekingen de mogelijkheid in overweging nemen om daarnaast nog andere amendementen in te dienen.

Europees Agentschap voor de Veiligheid van de Luchtvaart (06 02 01)

In het VOB wordt voor de titels 1 (personeel en verwante kosten) en 2 (infrastructuur en huishoudelijke uitgaven) een verhoging van de betalings- en vastleggingskredieten voorgesteld met 46,1 %, zodat het totale budget voor de beide uitgavencategorieën telkens uitkomt op 20,75 miljoen euro. Daarnaast wordt voor titel 3 (certificatie en andere operationele activiteiten) een verlaging met 10,5 % voorgesteld. Het totale budget voor alle titels wordt becijferd op 30 miljoen euro aan vastleggings- en betalingskredieten.

Het EASA breidt zijn activiteiten op het gebied van luchtdiensten, de verlening van vergunningen voor stuurpersoneel en de veiligheidsbeoordeling van buitenlandse luchtvaartuigen verder uit. De kredietverhoging voor de titels 2 en 3 wordt ondersteund met het argument dat het EASA nog niet zijn volle personeelsbezetting heeft bereikt. De voor 2008 bepleite verhoging berust namelijk ook op het feit dat in de loop van 2007 een aantal nieuwe personeelsleden zijn aangeworven, die echter pas in 2008 voor het eerst een vol jaar bij het agentschap in dienst zullen zijn. In de media zijn vragen gerezen omtrent de financiële capaciteit van EASA om zijn taken naar behoren te kunnen uitvoeren. Uw rapporteur voor advies zal er zich in het licht van zijn verdere overleg met het EASA en van de in de ontwerpbegroting van de Raad voorgestelde bedragen over beraden of indiening van een amendement hier dienstig is.

Europees Agentschap voor Maritieme Veiligheid (06 02 02)

In het VOB zijn voor de financiering van de huishoudelijke uitgaven van het EMSA 7 % extra uitgetrokken, maar voor beleidsuitgaven is een verhoging van 41,3 % toegekend. De kredieten voor maatregelen tegen verontreiniging zijn zelfs met 28 % ingekrompen. De vastleggings- en betalingskredieten komen respectievelijk uit op in totaal 44,30 en 46,90 miljoen euro, en daarvan zijn voor bestrijding van verontreiniging respectievelijk 18 en 20,25 miljoen euro bestemd. Het EMSA wordt volledig door de EU gefinancierd. De verlaging van de uitgaven voor bestrijding van verontreiniging hangt samen met het schema van de vastleggingen en betalingen voor bestrijdingsschepen, maar impliceert niet dat de activiteiten op zee worden teruggeschroefd. De voorgestelde verhoging voor huishoudelijke uitgaven weerspiegelt de toegenomen rol en verantwoordelijkheden van het EMSA bij de opsporing en vervolging van inbreuken op de EU-wetgeving en de internationale normen. Uw rapporteur voor advies zal zich beraden over de vraag of er behoefte is aan een amendement om ten behoeve van het EMSA extra middelen toe te wijzen voor het Europees datacentrum voor identificatie en volgen van schepen op lange afstand nadat het uiteindelijke besluit over de oprichting van dit datacentrum is genomen.

Europees Spoorwegbureau voor Veiligheid en Interoperabiliteit (06 02 08)

De huishoudelijke kredieten in het kader van de titels 1 en 2 worden met 7,2 % verhoogd tot 13,29 miljoen euro aan vastleggingen en betalingen, terwijl de beleidskredieten uit hoofde van titel 3 met 11 % omhooggaan tot 4,71 miljoen euro voor zowel vastleggingen als betalingen.

Deze verhogingen weerspiegelen de toegenomen taken die het bureau te verwerken krijgt op het gebied van voertuigcertificering en veiligheidsvoorzienigen. Ook dit bureau bevindt zich nog in de aanloopfase.

De in het kader van de titels 1 en 2 voor alle drie de bovengenoemde agentschappen toegekende kredietverhogingen houden verband met de uitbreiding van veiligheidsgerelateerde werkzaamheden in de respectieve sectoren.

Trans-Europese vervoersnetwerken - Uitvoerend agentschap (06 01 04 31)

Er bestaat tot dusver nog geen rechtsgrondslag voor dit agentschap. Het is de bedoeling dat het in 2007 met zijn werkzaamheden begint. De Commissie stelt voor 2008 een bedrag aan ongesplitste kredieten voor van 10,2 miljoen euro, hetgeen neerkomt op een verhoging met 15 %. Het betreft een uitvoerend agentschap dat verantwoordelijk is voor het beheer van diverse communautaire fondsen op transportgebied, en met name voor de trans-Europese vervoersnetwerken.

Veiligheid van vervoer (06 02 03)

Hiervoor wordt een verhoging voorgesteld van 5 % aan vastleggingskredieten, terwijl de betalingskredienten op hetzelfde niveau worden gehandhaafd (namelijk van 10 tot 10,5 miljoen euro voor de vastleggingen en 14,5 miljoen voor de betalingen). Deze begrotingslijn wordt historisch gekenmerkt door een laag kredietbestedingspercentage. De Commissie betoogt dat veel van de bestaande taken thans worden vervuld door diverse andere agentschappen en dat er maar weinig Europese projecten zijn voorgesteld waaraan de middelen van het fonds zouden kunnen worden besteed.

Marco Polo II (06 02 06)

Het betreft hier het tweede jaar voor de lancering van een nieuw programma in het financiële kader voor 2007-2013. Voor 2008 wordt een bedrag van 57,422 miljoen euro aan vastleggingen en van 15,70 miljoen euro aan betalingen voorgesteld. Het doel bestaat erin het verleggen van verkeer van wegtransport naar andere wijzen van vervoer te vergemakkelijken en "autosnelwegen van de zee" te ontwikkelen. Samenvoeging van de betalingskredieten voor Marco Polo II met die voor Marco Polo I in 2008 resulteert in een verhoging van de uitgaven voor 2008 met 50 %. De Commissie betoogt dat deze verhoging noodzakelijk is ter ondersteuning van verdere projecten om het gebruik van het spoor, de korte vaart en de binnenvaart voor vrachtvervoer aan te moedigen. Voor 2008 zijn er 35 projecten gepland Een hieraan gerelateerde begrotingslijn betreft

Interne markt en optimalisering van vervoersystemen (06 02 04 01)

Dit krediet dient ter dekking van de uitgaven voor de verzameling van gegevens en statistieken ter bevordering van de interoperabiliteit en met het oog op de ontwikkeling van intelligente vervoersystemen. De hiervoor uit te trekken betalingskredieten worden met 26,7% ingekrompen, nl. van 7,5 miljoen euro tot 5 miljoen euro.

Toezichthoudende Autoriteit Galileo (06 02 09 01)

In het VOB is voor de huishoudelijke uitgaven in het kader van de titels 1 en 2 een hoger bedrag aan vastleggings- en betalingskredieten (+ 9,7 %) uitgetrokken. De beide categorieën worden van 6,8 miljoen euro in 2007 verhoogd tot 7,46 miljoen euro in 2008. De verhoging van de kredieten voor titel 3 bedraagt 18,1 %, namelijk van 2,625 miljoen euro naar 3,1 miljoen euro. De Autoriteit wordt volledig gefinancierd door de Gemeenschap. De kredietverhogingen zijn grotendeels te verklaren door de verdere versterking van de personeelsbezetting van de nieuwe autoriteit, in sommige gevallen door overdracht van posten uit het bestand van de Commissie.

Galileo-Programma (06 02 10)

De Commissie vervoer en toerisme blijft de ontwikkeling van het Galileo-project van zeer nabij volgen, met name gelet op de potentiële gevolgen daarvan uit een oogpunt van intelligente vervoerssystemen en logistiek. 2008 is het tweede jaar waarin op deze begrotingslijn een uitgavenbedrag is ingevuld, namelijk 151 miljoen euro aan vastleggingskredieten, een verhoging met 51 %, terwijl het bedrag aan betalingskredieten hetzelfde is gebleven, namelijk 100 miljoen euro. Volgens de Commissie maken deze uitgaven deel uit van de ontwikkelingsfase. Gehoopt wordt dat in 2008 de eerste vier operationele satellieten zullen kunnen worden gelanceerd. De benaming is enigszins ongelukkig gekozen, omdat het hier eigenlijk twee programma's betreft, nl. Galileo en EGNOST. Het programma zal worden gefinancierd uit zowel overheids- als particuliere middelen. Op het moment dat dit ontwerpadvies tot stand komt, wordt echter nog intensief over de precieze invulling van het financieringsaspect gediscussieerd, gezien de problemen die zijn gerezen in de loop van de onderhandelingen met de particuliere sector. Uw rapporteur zal de ontwikkelingen op dit terrein nauwlettend gadeslaan. Het is mogelijk dat er aanvullende financieringsvoorstellen zullen worden gedaan, maar deze mogen niet ten koste gaan van de investeringen in vervoersinfrastructuur.

Trans-Europese vervoersnetwerken (06 03 01 en 06 03 03)

De eerste begrotingslijn - 06 03 01 - heeft betrekking op projecten die uit hoofde van de bestaande verordeningen en binnen de financiële vooruitzichten voor de periode 1999-2006 worden gefinancierd. Voor 2008 worden geen extra vastleggingskredieten voorgesteld en worden de betalingskredieten met 13,8 % verlaagd tot 300 miljoen euro.

Het op de nieuwe begrotingslijn 060303 voorgestelde bedrag aan vastleggingskredieten voor 2008 bedraagt 935,937 miljoen euro. Voor het eerst worden op deze begrotingslijn in het VOB ook betalingskredieten opgenomen ten bedrage van 370 miljoen euro. Voor de twee begrotingslijnen samen komt de verhoging van de vastleggingskredieten uit op 14,5 % en worden de betalingskredieten verdubbeld. Deze bedragen vallen binnen het algemene plafond dat is vastgesteld in het financieel kader voor 2007-2013, dat sterk is ingekrompen ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel van de Commissie en het door het Parlement geprefereerde bedrag. Het is de bedoeling dat 80 % à 85 % van de middelen zal worden besteed aan prioritaire meerjarenprojecten. Hoewel de precieze invulling van het programma ten dele zal worden bepaald door het bedrag aan middelen dat door de lidstaten en uit andere bronnen ter beschikking zal worden gesteld, zal 75 % van de begroting zich concentreren op grensoverschrijdende gedeelten van prioritaire projecten en knelpunten.

Een nog onbeantwoorde vraag met betrekking tot de TEN-V-financiering uit de EU-begroting is wat de reële prioriteiten voor de TEN-V-investeringen door de lidstaten zijn, aangezien het overgrote deel van de investeringen uit de nationale begrotingen moet komen. Een tweede aspect is dat gezond verstand en een praktische benadering bij projectfinanciering geboden zijn, zowel voor projecten die uit het TEN-budget als uit het cohesiefonds worden bekostigd. Dubbele financiering moet weliswaar worden vermeden, maar in gevallen waarin aan de relevante criteria wordt voldaan, moet gemeenschappelijke financiering mogelijk blijven.

Tenslotte zij erop gewezen dat er, gezien de substantiële verlaging van de door de EU verleende begrotingssteun voor TEN-V in het kader van de financiële vooruitzichten, geen sprake van kan zijn dat er middelen uit de desbetreffende begrotingslijnen zouden worden gebruikt ter compensatie van eventuele tekorten als gevolg van het uitblijven van particuliere financieringsbronnen voor Galileo.

Beveiliging van het vervoer (06 07 02)

De vastleggingskredieten voor deze begrotingslijn worden verhoogd van 10 tot 10,5 miljoen euro en de betalingskredieten worden gehandhaafd op 14,5 miljoen euro. De begrotingslijn is bedoeld om het verzamelen en analyseren van gegevens over alle vervoersmodaliteiten te financieren ter ondersteuning van de ontwikkeling en toepassing van de veiligheidsregels.

Beveiliging van het vervoer (06 07 01)

Deze begrotingslijn is bedoeld voor de financiering van inspectieactiviteiten in lucht- en zeevaart in internationaal en bilateraal verband. De betalingskredieten worden gehandhaafd op 3,5 miljoen euro, maar de vastleggingskredieten worden verlaagd van 4 tot 3,5 miljoen euro. Het is de bedoeling dat het aantal inspectiebezoeken op hetzelfde niveau blijft.

Modelproject wegverkeersveiligheid in het kader van de trans-Europese netwerken (06 07 02)

Deze begrotingslijn is door het Parlement bij amendement opgevoerd. Voor 2008 worden geen vastleggingskredieten voorgesteld en de betalingen worden verlaagd tot 3,6 tot 1,4 miljoen euro. De Commissie betoogt dat dit te verklaren valt doordat het modelproject in 2007 wordt voltooid. Uw rapporteur voor advies wacht met belangstelling de resultaten af van het modelproject en de conclusies en voorstellen voor verdere actie die de Commissie daaraan verbindt. Hij merkt voorts op dat de draagwijdte van het modelproject verkeersveiligheid in het kader van de trans-Europese vervoersnetwerken in 2008 moet worden verruimd via de instelling van veilige parkeerplaatsen voor vrachtwagens aan de externe grensovergangen van de EU. Door gedwongen oponthoud en vertragingen komen vrachtwagens vast te zitten in tientallen kilometers lange files langs autosnelwegen. Deze situatie vormt niet alleen een bedreiging voor de wegverkeersveiligheid, maar brengt ook milieuschade teweeg en heeft een negatieve sociale weerslag aan weerszijden van dergelijke grensovergangen. Daarom stelt de rapporteur voor advies voor, het modelproject ook daarop van toepassing te doen zijn.

Passagiersrechten (06 02 04 02)

Hoewel de vastleggingskredieten voor deze begrotingslijn tot 400 000 euro worden verhoogd, worden de betalingskredieten met 65 % ingekrompen tot 350 000 euro. Uw rapporteur voor advies is van mening dat dit laatste bedrag, gezien de goedkeuring van de wetgeving inzake de rechten van treinreizigers in het kader van het 3de spoorwegenpakket, wellicht niet voldoende is om de kosten van de noodzakelijke studies en voorlichtingscampagnes inzake de rechten van treinreizigers te dekken. Derhalve is hij voornemens bij de Commissie nadere informatie in te winnen omtrent deze aangelegenheid.

PROCEDURE

Titel

Ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008 - Afdeling III - Commissie

Procedurenummer

C6-0287/2007 - 2007/2019(BUD)

Commissie ten principale

BUDG

Advies uitgebracht door

Datum bekendmaking

TRAN

Nauwere samenwerking – datum bekendmaking

 

Rapporteur voor advies
  Datum benoeming

Roberts Zīle
6.3.2007

Vervangen rapporteur voor advies

 

Behandeling in de commissie

5.6.2007

26.6.2007

10.9.2007

 

 

Datum goedkeuring

11.9.2007

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

33

2

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Michael Cramer, Arūnas Degutis, Christine De Veyrac, Saïd El Khadraoui, Robert Evans, Emanuel Jardim Fernandes, Stanisław Jałowiecki, Georg Jarzembowski, Timothy Kirkhope, Dieter-Lebrecht Koch, Jaromír Kohlíček, Sepp Kusstatscher, Bogusław Liberadzki, Marian-Jean Marinescu, Robert Navarro, Josu Ortuondo Larrea, Paweł Bartłomiej Piskorski, Reinhard Rack, Gilles Savary, Brian Simpson, Dirk Sterckx, Silvia-Adriana Ţicău, Yannick Vaugrenard, Lars Wohlin, Roberts Zīle

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s)

Zsolt László Becsey, Johannes Blokland, Jeanine Hennis-Plasschaert, Elisabeth Jeggle, Anne E. Jensen, Antonio López-Istúriz White, Helmuth Markov, Willem Schuth, Catherine Stihler

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

Ralf Walter

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

  • [1]  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

ADVIES van de Commissie regionale ontwikkeling (18.7.2007)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008
(C6-0287/2007 - 2007/2019(BUD))Afdeling III - Commissie

Rapporteur voor advies: Wojciech Roszkowski

SUGGESTIES

De Commissie regionale ontwikkeling verzoekt de ten principale bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  is van mening dat de bedragen voor regionaal beleid die zijn opgenomen in het voorontwerp van begroting aansluiten bij de behoeften van de Unie in haar streven naar geleidelijke verkleining van de ontwikkelingsverschillen tussen de regio's en verwezenlijking van de Lissabon- en Göteborg-doelstellingen; dringt er daarom op aan dat alle begrotingslijnen uit het VOB worden gehandhaafd, of waar nodig, opnieuw worden opgenomen;

2.  dringt er bij de Commissie op aan een adequaat niveau van de betalingsuitgaven in het kader van hoofdstuk 1b te waarborgen en de voorwaarden te scheppen voor volledige implementatie en benutting van de structuurfondsen en het Cohesiefonds;

3.  legt de nadruk op het streven van het Parlement om het regionaal beleid qua praktijk en beheer eenvoudiger en transparanter te maken, zowel binnen de EU als in de lidstaten, zodat alle gelden die gereserveerd zijn voor regionale ontwikkeling efficiënter en resultaatgerichter in de lidstaten kunnen worden besteed, teneinde de regionale verschillen te verkleinen en de doelstellingen van Lissabon en Göteborg te bereiken;

4.  bepleit een verhoging van de betalingskredieten in het kader van hoofdstuk 1b (cohesie voor groei en werkgelegenheid);

5.  wijst erop dat er in de ontwerpbegroting 2008 bijzondere aandacht moet worden geschonken aan micro-ondernemingen, kleine en middelgrote ondernemingen, traditionele kleinschalige handel en onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, gezien hun rol bij regionale ontwikkeling;

6.  beveelt de Commissie aan de lidstaten ertoe aan te zetten gebruik te maken van de Jeremie- en Jessica-initiatieven, zodat de lidstaten en regio's de structuurfondsmiddelen ten volle benutten;

7.  maakt zich zorgen dat extra financiering voor projecten zoals het Europees Technologie-Instituut mogelijk ten laste gaat van het niet-toegewezen gedeelte van de cohesiebegroting en dat hiertoe wellicht op intergouvernementele basis zal worden besloten; verzoekt zijn lidstaten het Parlement bij besluiten over dit onderwerp te betrekken.

BEKNOPTE MOTIVERING

Ondanks de langdurige onderhandelingen over de Financiële vooruitzichten en het Interinstitutioneel Akkoord (IIA) hoopt de Europese Commissie toch in staat te zijn alle nationale strategische programma's in juli 2007 goed te keuren, zodat onnodig vertraging zoals bij het begin van de vorige programmaperiode kan worden vermeden. In deze context zij erop gewezen dat, anders dan op bepaalde andere beleidsterreinen, de algemene prioriteiten weliswaar in de desbetreffende verordeningen worden genoemd, maar dat de precieze toewijzing van middelen aan projecten afhangt van de strategische referentiekaders van de afzonderlijke lidstaten, die momenteel in samenwerking met de Europese Commissie worden opgesteld en goedgekeurd, en van het gebruik van Gemeenschapsmiddelen voor de overeengekomen operationele programma's.

In haar raming voor 2008[1] herinnert de Commissie eraan dat alle bedragen voor de structuurfondsen en het Cohesiefonds afgeleid zijn van de enveloppe die in de rechtsgrondslag is vastgelegd en volledig aansluiten bij de plafonds van het Interinstitutioneel Akkoord. Bij het ramen van de budgettaire behoeften is de Europese Commissie dan ook uitgegaan van de besluiten van de Europese Raad van 2005, de ramingen in de Financiële vooruitzichten voor 2007-2013 en het IIA, de bedragen die nodig zijn voor projecten welke in de programmaperiode 2000-2006 van start zijn gegaan, en de mogelijke verzoeken om voorschotten voor de huidige periode. Als gevolg hiervan nemen de vastleggingen voor de structuurfondsen in 2008 toe met 0,9%[2] en de betalingen met 3,2%[3], terwijl de vastleggingen voor het Cohesiefonds met 14,4%[4] stijgen en de betalingen met 36%[5]. Er zij tevens op gewezen dat één begrotingslijn van rubriek 1 b) buiten het beleidsterrein structuurfondsen/cohesie valt. Dit is de begrotingslijn voor het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI), de bijdrage voor grensoverschrijdende samenwerking in deze rubriek. Deze valt nu onder het beleidsterrein externe betrekkingen.

De behoefte aan voortzetting van de begrotingsdiscipline en de in de hele EU te constateren afname van overheidsinvesteringen hebben het accent verschoven naar de noodzaak om voorwaarden tot stand te brengen voor

· projecten voor het scheppen van banen

· het aanpakken van sociale uitsluiting

· ontwikkeling van de op kennis gebaseerde economie.

Deze benadering, welke is toegesneden op de nieuwe situatie in het Europa van 27 landen, zal als toetssteen worden gebruikt om het succes te meten van het regionaal beleid tijdens de zo belangrijke tussentijdse herziening in 2008/2009. In de loop van 2008 zal de Commissie de programmaperiode 2000-2006 en de afronding van de programma's en projecten nauwkeurig onder de loep nemen, en nagaan welke impact het beleid in deze periode heeft gehad. Tegelijkertijd zal zij ervoor zorgen dat de programma's volledig rekening houden met de prioriteiten van de agenda voor groei en werkgelegenheid.

De Commissie laat weten[6] dat de verdeling van vastleggingskredieten net als in 2007 voorlopig is, en gebaseerd is op de gegevens van de programmeringsperiode 2000-2006. Hoe dan ook is de Commissie de enige instelling die toegang heeft tot de nodige informatie over alle budgettaire behoeften, en om deze reden stelt uw rapporteur voor advies voor dat alle ongerechtvaardigde wijzigingen die door de Raad in de ontwerpbegroting worden aangebracht, onmiddellijk door het Parlement worden gecorrigeerd.

De Commissie deelt verder mee dat de vergrijzing van de bevolking, met name in bepaalde regio's en zelfs lidstaten, als gevolg van een daling van het geboortecijfer, een van de belangrijkste uitdagingen voor de toekomst van Europa is geworden. Het is dus van essentieel belang om de gezinswaarden te promoten en jonge gezinnen te helpen werk en gezinsleven te combineren.

BEGROTINGSLIJN EN TITEL

Begroting 2007

Begroting 2008

Verschil

1.2: Cohesie voor groei en werkgelegenheid

13 03 12

Bijdrage van de Gemeenschap aan het Internationaal Fonds voor Ierland

p.m.

15.000.000

15.000.000

15.000.000

15.000.000

 

 

04 02 02

Voltooiing van het speciaal programma voor vrede en verzoening in Noord-Ierland en het grensgebied in Ierland (2000-2006)

p.m.

32.000.000

0

8.973.140

 

-23.026.860

04 02 08

Voltooiing van Equal (2000-2006)

p.m.

606.350.733

0

300.000.000

 

-306.350.733

04 02 09

Voltooiing van eerdere programma’s in het kader van een communautair initiatief (van vóór 2000)

p.m.

6.000.000

0

2.000.000

 

-4.000.000

04 02 10

Voltooiing van het Europees Sociaal Fonds (ESF) — Technische bijstand en innovatieve acties (2000-2006)

p.m.

25.000.000

0

18.000.000

 

-7.000.000

1: Duurzame groei

04 02 11

Voltooiing van het Europees Sociaal Fonds (ESF) — Technische bijstand en innovatieve acties (van vóór 2000)

p.m.

1.000.000

0

p.m.

 

-1.000.000

04 02 17

Europees Sociaal Fonds (ESF) — Convergentie

7.403.471.207

1.089.889.685

7.614.779.048

3.823.198.181

211.307.841

2.733.308.496

04 49 04 01

Europees Sociaal Fonds (ESF) — Geleidelijke afschaffing van uitgaven voor administratief beheer

p.m.

p.m.

 

 

13 01 04 01

Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) — Uitgaven voor administratief beheer

13.100.000

13.100.000

13.100.000

13.100.000

 

 

13 01 04 03

Cohesiefonds — Uitgaven voor administratief beheer

4.950.000

4.950.000

4.950.000

4.950.000

 

 

13 03 01

Voltooiing van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) — Doelstelling 1 (2000-2006)

p.m.

12.726.229.309

p.m.

6.920.101.302

 

-5.806.128.007

13 03 02

Voltooiing van het speciale programma voor vrede en verzoening in Noord-Ierland en het grensgebied in Ierland (2000-2006)

p.m.

50.000.000

p.m.

32.900.225

 

-17.099.775

13 03 03

Voltooiing van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) — Doelstelling 1 (van vóór 2000)

p.m.

35.000.000

p.m.

20.000.000

 

-15.000.000

13 03 04

Voltooiing van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling(EFRO) — Doelstelling 2 (2000-2006)

p.m.

3.620.643.555

p.m.

1.380.677.865

 

-2.239.965.690

13 03 05

Voltooiing van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) — Doelstelling 2 (van vóór 2000)

p.m.

6.000.000

p.m.

5.000.000

 

-1.000.000

13 03 06

Voltooiing van Urban (2000-2006)

p.m.

131.241.283

p.m.

50.659.160

 

-80.582.123

13 03 07

Voltooiing van vroegere programma's — Communautaire initiatieven (van vóór 2000)

p.m.

5.000.000

p.m.

1.000.000

 

-4.000.000

BEGROTINGSLIJN EN TITEL

Begroting 2007

Begroting 2008

Verschil

1: Duurzame groei

13 03 08

Voltooiing van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) — Technische bijstand en innovatieve acties (2000-2006)

p.m.

70.000.000

p.m.

35.000.000

 

-35.000.000

13 03 09

Voltooiing van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) — Technische bijstand en innovatieve acties (van vóór 2000)

p.m.

500.000

p.m.

p.m.

 

-500.000

13 03 10

Voltooiing van de overige regionale acties

0

0

 

 

13 03 11

Voltooiing van het moderniseringsprogramma voor de textiel- en kledingindustrie in Portugal

0

0

 

 

13 03 13

Voltooiing van het communautair initiatief Interreg III (2000-2006)

p.m.

966.618.983

p.m.

750.000.000

 

-216.618.983

13 03 14

Voltooiing van de bijstand voor aan de kandidaat-lidstaten grenzende regio's — Voltooiing van vroegere programma's (2000-2006)

p.m.

p.m.

p.m.

 

 

13 03 15

Financiële bijstand voor de vorming van een organisatie van kleine en middelgrote ondernemingen ter verbetering van netwerkvaardigheden

p.m.

p.m.

0

0

 

 

13 03 16

Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) — Convergentie

20.676.478.574

3.043.946.283

21.267.270.155

10.677.786.977

590.791.581

7.633.840.694

13 03 17

Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) — Peace

30.244.428

4.496.913

30.849.316

13.437.020

604.888

8.940.107

13 03 18

Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) — Regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid

5.381.768.585

633.338.124

5.108.692.167

2.540.832.078

-273.076.418

1.907.493.954

13 03 19

Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) — Europese territoriale samenwerking

1.055.259.758

158.130.591

1.004.703.240

559.011.239

-50.556.518

400.880.648

13 03 20

Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) — Operationele technische bijstand

54.869.515

20.756.728

45.000.000

20.091.462

-9.869.515

-665.266

13 04 01

Cohesiefonds — Voltooiing van vroegere projecten (van vóór 2007)

p.m.

3.250.000.000

p.m.

1.936.747.200

 

-1.313.252.800

13 04 02

Cohesiefonds

7.121.426.147

1.693.079.985

8.150.101.978

4.786.634.804

1.028.675.831

3.093.554.819

13 05 03 01

Grensoverschrijdende samenwerking — Bijdrage uit rubriek 1b

p.m.

p.m.

45.387.077

25.000.000

45.387.077

25.000.000

19 08 02 02

Grensoverschrijdende samenwerking (CBC) — Bijdrage uit rubriek 1b (Regionaal beleid)

47.579.371

12.753.208

81.289.362

45.000.000

33.709.991

32.246.792

Totaal subcategorie 1.2:

... als % van totale begroting:

45.486.784.504

35,94%

37.790.265.808

32,72%

46.877.941.445

36,29%

40.622.714.507

33,41%

1.391.156.941

 

2.832.448.699

 

Totaal categorie 1:

... als % van totale begroting:

54.854.332.015

43,34%

44.837.060.205

38,82%

57.148.370.445

44,24%

50.161.394.107

41,26%

2.294.038.430

5.324.333.902

2008 Voorontwerp van begroting Voorbereid door de Eenheid ondersteunende werkzaamheden begroting op basis van door de Commissie verstrekte gegevens

PROCEDURE

Titel

Ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008

Procedurenummer

C6-0287/2007 – 2007/2019(BUD)

Commissie ten principale

BUDG

Advies uitgebracht door

Datum bekendmaking

REGI
0.0.0000

Nauwere samenwerking – datum bekendmaking

 

Rapporteur voor advies
  Datum benoeming

Wojciech Roszkowski
26.2.2007

Vervangen rapporteur voor advies

 

Behandeling in de commissie

25.6.2007

 

 

 

 

Datum goedkeuring

17.7.2007

Uitslag eindstemming

+:

-:

0:

43
0
3

Bij de eindstemming aanwezige leden

Alfonso Andria, Stavros Arnaoutakis, Elspeth Attwooll, Tiberiu Bărbuleţiu, Jean Marie Beaupuy, Rolf Berend, Jana Bobošíková, Pierre Pribetich, Wolfgang Bulfon, Bairbre de Brún, Vasile Dîncu, Gerardo Galeote, Iratxe García Pérez, Pedro Guerreiro, Zita Gurmai, Marian Harkin, Jim Higgins, Filiz Hyusmenova, Mieczysław Edmund Janowski, Rumiana Jeleva, Tunne Kelam, Evgeni Kirilov, Constanze Angela Krehl, Mario Mantovani, Sérgio Marques, James Nicholson, Lambert van Nistelrooij, Jan Olbrycht, Maria Petre, Markus Pieper, Pierre Pribetich, Wojciech Roszkowski, Elisabeth Schroedter, Grażyna Staniszewska, Kyriacos Triantaphyllides, Oldřich Vlasák

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s)

Jan Březina, Den Dover, Jill Evans, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Emanuel Jardim Fernandes, Samuli Pohjamo, Christa Prets, Károly Ferenc Szabó

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

Daniel Caspary, Péter Olajos, Thomas Ulmer

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

  • [1]  SEC(2007)0500.
  • [2]  € 38.734.000.000.
  • [3]  € 33.894.000.000.
  • [4]  € 8.155.000.000.
  • [5]  € 6.728.000.000
  • [6]  SEC(2007)0500

ADVIES van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (9.10.2007)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008
(C6-0287/2007 - 2007/2019(BUD))Afdeling III - Commissie

Rapporteur voor advies: Jan Mulder

SUGGESTIES

De Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling verzoekt de ten principale bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  beklemtoont dat 2008 een beslissend jaar is voor de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), omdat het het jaar is van de conclusies van de toetsing ("health check"); wijst er evenwel op dat de toetsing geen onmiddellijk effect heeft op het begrotingsjaar 2008; onderstreept dat de toetsing een verdere modernisering van het GLB in overweging moet nemen om potentiële niveaus van EU-uitgaven na 2013 te rechtvaardigen, en het GLB moet inpassen in de tussentijdse herziening van de EU-begroting in 2009;

2.  constateert dat landbouw minder dan een derde van de EU-uitgaven vertegenwoordigt; wijst er voorts op dat rubriek 2: Bescherming en beheer van natuurlijke hulpbronnen in financieel opzicht de belangrijkste afzonderlijke rubriek in het voorontwerp van begroting voor 2008 (VOB 2008) is, indien de rubrieken 1a en 1b afzonderlijk worden beschouwd; merkt evenwel op dat deze rubriek delen omvat van de volgende beleidsterreinen: 05 landbouw en plattelandsontwikkeling, 07 milieu, 11 visserij en maritieme zaken, en 17 gezondheidszorg en consumentenbescherming;

3.  constateert dat volgens de Raad de begrotingsbehoeften voor het GLB in de ontwerpbegroting 2008 (OB 2008) 3.077,32 miljoen euro bedragen, waarvan 3.005,01 miljoen betrekking heeft op marktuitgaven en rechtstreekse steun, wat aanzienlijk lager is dan de in de financiële vooruitzichten 2007-2013 door de EU-leiders overeengekomen begrotingsplafonds;

4.  wijst erop dat voor rubriek 2 in totaal 55.722,7 miljoen euro is toegewezen, i.e. een daling met 527,5 miljoen euro vergeleken met hetzelfde totaal in de begroting 2007; merkt verder op dat de Raad alleen in rubriek 2 de kredieten van het VOB 2008 heeft verlaagd; is ontgoocheld over deze negatieve houding van de Raad ten aanzien van rubriek 2 en meer bepaald het GLB;

5.  betreurt dan ook de drastische, algemene verlaging van de vastleggings- en betalingskredieten die de Raad in het VOB 2008 doorgevoerd heeft wat betreft marktuitgaven, en het besluit van de Raad alleen boekhoudkundige criteria toe te passen, zonder serieus rekening te houden met de voorstellen van de Commissie en de prioriteiten van het Parlement;

6.  verwondert zich erover dat de Raad de betalingskredieten voor plattelandsontwikkeling ongewijzigd heeft gelaten; wijst erop dat de uitvoeringspercentages in 2007 reeds een uitvoeringsachterstand te zien hebben gegeven; beklemtoont dat de start-up van de programmeringsperioden wat plattelandsontwikkeling betreft in het verleden reeds lage uitvoeringspercentages heeft opgeleverd; wijst erop dat op dit ogenblik nog 76 van de 94 programma's voor plattelandsontwikkeling dienen te worden goedgekeurd; verzoekt de Commissie dan ook dit hoge niveau van betalingskredieten te rechtvaardigen;

7.  constateert dat er voor de begroting 2008 een substantiële marge beschikbaar is, ondanks de geprogrammeerde verhoging met 5% van de rechtstreekse GLB-steun in de 10 nieuwe lidstaten (ter hoogte van 40% van het niveau voor de EU-15) en de eerste betalingen van rechtstreekse steun aan Roemenië en Bulgarije (ter hoogte van 25% van het niveau voor de EU-15); onderstreept evenwel dat de Commissie verwacht dat deze marge in 2010 zal zijn opgeslorpt;

8.  juicht het toe dat in de begroting voor 2008 geen financiële discipline dient te worden toegepast; wijst er evenwel op dat het mechanisme van financiële discipline op grond waarvan de rechtstreekse steun zou worden verlaagd, van toepassing zal zijn zodra de in rubriek 2 beschikbare marge zal zijn opgeslorpt;

9.  wijst erop dat in 2008 opnieuw de volle 5% van de verplichte modulatie zal worden toegepast (na 3% in 2005, 4% in 2006 en 5% in 2007), wat naar verwachting zal leiden tot een overdracht van circa 1,241 miljard euro naar plattelandsontwikkeling;

10. verzoekt de Commissie, conform de begrotingsbeginselen van eenheid, waarachtigheid, universaliteit, specialiteit en transparantie, de uitzonderingen op het schema van verplichte modulatie die voortvloeien uit een anomalie in de overeenkomst van de Intergouvernementele Conferentie van december 2005 tot 2013, in de cijfers van rubriek 2 en de subrubrieken ervan te integreren;

11. wijst op de wijzigingen die te wijten zijn aan de bestemmingsuitgaven, i.e. de ontvangsten in 2008, voor elementen zoals de goedkeuring van de rekeningen, terugvorderingen en zuivelheffingen, ten aanzien van het VOB 2008;

12. wenst dat voorbereidende maatregelen worden getroffen met het oog op de instelling van een investeringsfonds, met min of meer dezelfde benadering als voor het Europees Investeringsfonds (EIF), voor hernieuwbare energie en bioraffinage, aangezien voor veelbelovende technieken (bijvoorbeeld koolstoffixatie via algenproductie, productie van biobrandstof van de tweede generatie en bioraffinage) de nodige investeringen voor grootschalige tenuitvoerleggingen vaak niet beschikbaar zijn;

13. is van oordeel dat ter wille van de coherentie en de samenhang met gezondheidscampagnes en in het bijzonder de bestrijding van zwaarlijvigheid, een speciale inspanning dient te worden geleverd voor de daadwerkelijke bevordering van de consumptie van fruit en groenten, inzonderheid onder kinderen; stelt in het licht daarvan voor een nieuwe begrotingslijn te creëren voor schoolfruit en -groenten; steunt bovendien een verhoging met 50% van de begrotingslijn met betrekking tot de kosteloze distributie van fruit en groenten, zoals besloten door de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling;

14. wenst, eveneens ter wille van de samenhang met het gezondheidsbeleid, dat grotere inspanningen worden geleverd om de consumptie van gezonde zuivelproducten te stimuleren, met name onder schoolkinderen; stelt dan ook voor het productenassortiment uit te breiden, de kredieten voor het schoolmelkprogramma te verhogen en een nieuw fonds voor herstructurering van de zuivelsector in te voeren (in lijn met het verzoek van het Parlement met betrekking tot het minimelkpakket);

15. wenst dat een proefproject wordt gelanceerd op het gebied van dierenwelzijn, teneinde het diervervoer en de productiemethoden te verbeteren, waarbij bijvoorbeeld het accent wordt gelegd op rustpunten tijdens het vervoer en alternatieven voor de castratie van varkens en de onthoorning van koeien;

16. wenst een verhoging van de kredieten voor de ontwikkeling van markervaccins en tests om zieke dieren van ingeënte dieren te kunnen onderscheiden, en voor de financiering van voorlichtingscampagnes en -programma's, teneinde het publiek te informeren over de onschadelijkheid van de consumptie van vlees van ingeënte dieren, alsmede voorlichtingscampagnes en -programma's waarbij het accent wordt gelegd op de humane aspecten van inentingsstrategieën in de strijd tegen besmettelijke dierziekten;

17. verzoekt de Commissie met aandrang in het licht daarvan voorstellen te doen voor de financiering van maatregelen in geval van epidemieën van veeziekten, op basis van de resultaten van een pre-haalbaarheidsstudie over kostendelingsregelingen (het proefproject "een risicofinancieringsmodel voor vee-epidemieën in de EU") waarbij financieringsopties worden voorgesteld voor epidemische veeziekten;

18. vraagt zich af of het onder rubriek 2 met betrekking tot het milieu opgenomen bedrag (298 miljoen euro) beantwoordt aan de geformuleerde ambities; verzoekt de Commissie te verduidelijken waarom zij alle in het VOB 2008 geformuleerde ambities denkt te kunnen verwezenlijken, of aanvullende financiering van milieumaatregelen voor te stellen, eventueel met gebruikmaking van de onder rubriek 2 beschikbare marge via overschrijvingen binnen dezelfde rubriek;

19. constateert dat de opneming van andere dan handelsoverwegingen als importcriteria in een mogelijke nieuwe WTO-overeenkomst een aanzienlijke besparing op de toekomstige landbouwbegroting kan opleveren, aangezien compenserende betalingen uit hoofde van bepaalde communautaire wetsvoorschriften overbodig zouden worden; betreurt dan ook dat de Commissie tot nu toe niet in staat is gebleken substantiële vorderingen te maken wat betreft de aanvaarding van andere dan handelsoverwegingen binnen het multilaterale handelskader, conform het door de Raad aan de Commissie verleende mandaat;

20. wenst de communautaire controles op de invoer van landbouwproducten uit derde landen te versterken, ter verbetering van de handhaving van de Europese eisen op het gebied van gezondheid, veiligheid en dierenwelzijn;

21. betreurt de besnoeiingen in de begrotingshoofdstukken inzake promotie en de schaarse middelen die beschikbaar zijn om het publiek beter bewust te maken van de EU-kwaliteitsnormen; wenst dan ook dat de voor deze hoofdstukken toegewezen kredieten worden verhoogd;

22. stelt als algemene maatregel voor dat de rubrieken van het VOB 2008 in de OB 2008 worden gehandhaafd; is van oordeel dat de in het VOB 2008 voor landbouw opgenomen bedragen in afwachting van de nota van wijziging van oktober een strikt minimum vormen, en stelt dan ook voor dat het VOB 2008 wordt gehandhaafd wat alle begrotingslijnen betreft.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

9.10.2007

Uitslag eindstemming

+:

-:

0:

33
0
0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Bernadette Bourzai, Niels Busk, Luis Manuel Capoulas Santos, Giuseppe Castiglione, Albert Deß, Gintaras Didžiokas, Michl Ebner, Carmen Fraga Estévez, Ioannis Gklavakis, Lutz Goepel, Esther Herranz García, Lily Jacobs, Elisabeth Jeggle, Heinz Kindermann, Jean-Claude Martinez, Véronique Mathieu, Mairead McGuinness, Rosa Miguélez Ramos, Neil Parish, Radu Podgorean, María Isabel Salinas García, Agnes Schierhuber, Willem Schuth, Czesław Adam Siekierski, Alyn Smith, Janusz Wojciechowski, Andrzej Tomasz Zapałowski

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s)

Esther De Lange, Ilda Figueiredo, Gábor Harangozó, Jan Mulder, Catherine Neris, Markus Pieper

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

 

ADVIES van de Commissie visserij (3.10.2007)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008
(C6-0287/2007 - 2007/2019(BUD))Afdeling III - Commissie

Rapporteur voor advies: Emanuel Jardim Fernandes

Opmerkingen van de rapporteur voor advies

In totaal worden de kredieten voor de visserij in het voorontwerp van begroting 2008 maar met een zeer bescheiden bedrag verhoogd vergeleken bij het voorgaande jaar, wat geen goede zaak is omdat de vorige begrotingen maar net voldoende waren om de maatregelen te kunnen nemen die de nationale overheden noodzakelijk oordelen om een coherent gemeenschappelijk visserijbeleid te ontwikkelen dat niet aan zijn doel voorbijschiet.

Deze wanverhouding tussen ambitieuze doelstellingen en ontoereikende financiële en personele middelen blijkt duidelijk als we de begrotingsposten onder de loep nemen die er in het voorontwerp van de Commissie het meest bekaaid afkomen.

Zo kan er nooit sprake zijn van een duurzame visserij als er geen efficiënt systeem voor controle op de visactiviteiten en de communautaire markt voor visserijproducten bestaat.

De controle op de visserijsector is in de eerste plaats een zaak van de lidstaten. Nu is herhaaldelijk vastgesteld dat de financiële en personele middelen die hiervoor in de Unie worden aangewend onvoldoende zijn voor een correcte uitvoering.

De posten van het voorontwerp van de Commissie die bestemd zijn voor de cofinanciering van de controlemiddelen van de lidstaten zijn met 11,7% verlaagd, omdat deze posten in het voorgaande begrotingsjaar niet volledig waren besteed.

Deze verlaging mag dan terecht zijn uit het oogpunt van een goede begrotingspraktijk omdat de lidstaten de hun verstrekte middelen niet ten volle hebben besteed, maar nu wordt het in zekere zin als voorwendsel gebruikt om het wanbeheer te verhullen van lidstaten die onvoldoende middelen aanwenden om de controle te verscherpen, een activiteit die ze wel strikt voor zichzelf willen houden, maar niet erg zorgvuldig uitvoeren, hoewel ze daartoe wettelijk verplicht zijn.

Hetzelfde geldt voor de middelen die zijn bestemd voor het verzamelen van gegevens door de lidstaten. Hierbij is vaak sprake van onregelmatigheden en budgettair wanbeheer dan wel onwil om een bijdrage te leveren aan een doeltreffend visserijbeleid.

Het is duidelijk dat zonder grondige kennis van de visbestanden, de aan wal gebrachte hoeveelheden, de capaciteit en uitrusting van de vloot, enz. onmogelijk maatregelen genomen kunnen worden om werk te maken van de plannen voor het beheer en herstel van een visserij die maar al te vaak op het randje van de afgrond balanceert.

Tijdens het recente debat van het Parlement over het jaarverslag van de Commissie over de aanpassing van de vloten van de lidstaten aan de beschikbare bestanden bleek maar al te duidelijk dat de lidstaten zich weinig gelegen laten liggen aan hun plicht om gegevens te verstrekken en niet bereid zijn mee te werken, zoals blijkt uit voortdurende vertragingen, gebrekkige overeenstemming en zelfs botte verzaking van hun wettelijke plicht om verslag uit te brengen.

Om deze redenen zijn wij van mening dat de niet-bestede begrotingsposten voor gegevensverzameling gehandhaafd moeten blijven om duidelijk te maken dat de lidstaten taken verwaarlozen die essentieel zijn voor de goede werking van een verantwoordelijk en samenhangende communautair beleid op dit terrein.

Hoewel ze niet strikt onder de posten voor de visserij vallen, mogen de middelen die in de begroting bestemd zijn voor het onderzoek op visserijgebied niet onvermeld blijven.

Het onderzoek naar het mariene milieu, de visbestanden en de sociaaleconomische situatie van de regio's en mensen die afhankelijk zijn van de visserij, staat in het gemeenschappelijk visserijbeleid voorop. Het is het cement dat het gebouw bij elkaar houdt.

In het vierde en het vijfde kaderprogramma voor onderzoek zijn enkele specifieke programma's voor visserij en aquacultuur opgenomen voor de sector toegepast marien onderzoek, met een bedrag van respectievelijk 130 en 150 miljoen euro. In het zesde kaderprogramma is dit bedrag drastisch verlaagd tot 60 miljoen euro.

Juist nu waarschijnlijk meerjarenplannen voor het beheer en herstel van talrijke commerciële soorten ingevoerd zullen worden, is het van het grootste belang te weten welke gevolgen de verschillende scenario's voor beperking van de vangsten en vaststelling van biomassaniveaus voor de lokale en regionale economie, de werkgelegenheid en de ruimtelijke ordening kunnen hebben, zodat er geen hindernissen worden opgeworpen voor de integrale ontwikkeling van kustgebieden die sterk afhankelijk zijn van de visserij. De beschikbaarheid van hoogwaardige wetenschappelijke informatie kan alleen maar bijdragen tot een beter begrip van de voor de bevolking van kustgebieden vaak pijnlijke maatregelen die communautaire instellingen nemen.

De overbrenging van de kredieten voor onderzoek in het zevende kaderprogramma voor onderzoek en het gecentraliseerde beheer ervan door DG Onderzoek in plaats van DG Visserij geven reden tot bezorgdheid omdat, zoals we al eerder hebben gesignaleerd, er groot gevaar bestaat dat de middelen voor onze sector verlaagd zullen worden omdat ze geen prioriteit hebben binnen het totale communautaire onderzoekprogramma.

Tot slot begroeten wij de nieuwe begrotingslijn voor het maritiem beleid van de Unie, die de rechtsgrondslag en de geldmiddelen verschaft om een wereldwijde inzet van de Unie voor een duurzaam beheer van de communautaire zeeën en oceanen mogelijk te maken.

Het maritiem beleid is een van de strategische doelstellingen van de Unie voor de periode 2005-2009. Het is de bedoeling dat de verschillende initiatieven op het gebied van het vervoer over zee, visserijtoerisme, milieu, instandhouding van de natuurlijke hulpbronnen en onderzoek en ontwikkeling samenvloeien en een multipliereffect ontstaat voor de ontwikkeling van een maritiem beleid van de Unie.

Het debat dat is ingezet met het Groenboek van de Commissie heeft geresulteerd in talloze bijdragen van het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld en zal de komende jaren vertaald worden in Commissievoorstellen die een antwoord geven op de gestelde uitdagingen.

Terwijl deze voorstellen concrete vorm krijgen moet de weg worden voorbereid, wat betekent dat nu reeds de financieringsmiddelen beschikbaar moeten zijn die nodig zijn om voorbereidende initiatieven te kunnen lanceren. Het is dan ook zeer wenselijk dat de betreffende posten worden opgenomen in de begroting 2008, zodat deze initiatieven in dat jaar voortgang kunnen vinden.

Conclusies

1.   In totaal blijven de kredieten voor de visserij in het voorontwerp van begroting 2008 gelijk vergeleken bij het voorgaande jaar, wat geen goede zaak is omdat de vorige begrotingen maar net voldoende waren om de maatregelen te kunnen nemen die de nationale overheden noodzakelijk oordeelden om een coherent gemeenschappelijk visserijbeleid te ontwikkelen dat niet aan zijn doel voorbijschiet.

2.   De posten van het voorontwerp van de Commissie die bestemd zijn voor de cofinanciering van de controlemiddelen van de lidstaten zijn met 11,7% verlaagd, omdat deze posten in het voorgaande begrotingsjaar niet volledig zijn besteed.

      Deze verlaging mag dan terecht zijn uit het oogpunt van een goede begrotingspraktijk omdat de lidstaten de hun verstrekte middelen niet ten volle hebben besteed, nu wordt zij in zekere zin als voorwendsel gebruikt om het wanbeheer te verhullen van lidstaten die onvoldoende middelen aanwenden om de controle te verscherpen, een activiteit die ze wel strikt voor zichzelf willen houden, maar die ze niet erg zorgvuldig uitvoeren, hoewel ze daartoe wettelijk verplicht zijn.

3.   De begrotingsposten voor de werking van het nieuwe Bureau voor visserijcontrole, dat zijn werkzaamheden zal aanvangen in het jaar waarin het zijn definitieve accommodatie betrekt, zijn het minimaal noodzakelijke wil het bureau zijn werkzaamheden op doelmatige wijze kunnen verrichten. Wij wensen dan ook dat het in het voorontwerp van de Commissie voorziene bedrag wordt hersteld.

4.   Het onderzoek naar het mariene milieu, de visbestanden en de sociaaleconomische situatie van de regio's en mensen die afhankelijk zijn van de visserij, staat in het gemeenschappelijk visserijbeleid voorop. Permanent en regelmatig onderzoek naar het mariene milieu is absoluut noodzakelijk voor de bescherming van de diverse soorten, de ecosystemen en de rationele exploitatie van de bestanden, waarbij er een evenwicht gevonden moet worden tussen de economische belangen en het natuurbehoud.

5.   De transfer van de voor onderzoek bestemde middelen in het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling en het centrale beheer daarvan door DG Onderzoek in plaats van door DG Visserij, geeft aanleiding tot bezorgdheid, omdat het grote gevaar bestaat dat de onder onze bevoegdheid vallende middelen dalen, omdat zij geen prioriteit zijn in het gemeenschappelijk onderzoek als geheel. In de toekomst moet het percentage van het visserijonderzoek in vergelijking tot de huidige begroting verhoogd of in ieder geval gehandhaafd worden.

6.   De ultraperifere regio's verdienen gezien hun specifieke situatie bijzondere aandacht om de nadelen die ontstaan uit hun geografische isolement en natuurlijke omstandigheden te compenseren.

      De Raad heeft zojuist een instrument voor financiële steun in de periode 2007-2013 aangenomen, waarvoor een bedrag van 15 miljoen euro per jaar beschikbaar is. Daar het een lange periode betreft zal dit bedrag net als de andere middelen natuurlijk jaarlijks met 2% moeten worden geïndexeerd, wil het effect hebben.

7.   Gezien de crisis in de visserijsector moeten in het visserijprogramma voldoende kredieten worden uitgetrokken voor de ultraperifere regio's. Daarom wordt voorgesteld de kredieten voor vastleggingen en betalingen met 2 miljoen euro te verhogen, overeenkomstig het advies van het Europees Parlement van 26 april 2007[1] betreffende een regeling ter compensatie van de extra kosten voor de afzet van bepaalde visserijproducten van de perifere regio's.

8.   Het maritiem beleid is een van de strategische doelstellingen van de Unie voor de periode 2005-2009. Het is de bedoeling dat de verschillende initiatieven op het gebied van het vervoer over zee, visserijtoerisme, milieu, instandhouding van de natuurlijke hulpbronnen en onderzoek en ontwikkeling samenvloeien en een multipliereffect ontstaat voor de ontwikkeling van een maritiem beleid van de Unie.

      Om te zorgen dat dit nieuwe integrale beleid voor het mariene milieu concrete vorm krijgt moet de weg worden voorbereid, wat betekent dat de financieringsmiddelen die nodig zijn om voorbereidende initiatieven te kunnen lanceren nu reeds beschikbaar moeten zijn. Het is dan ook zeer wenselijk dat de betreffende posten worden opgenomen in de begroting 2008, zodat deze initiatieven in dat jaar voortgang kunnen vinden.

PROCEDURE

Titel

Begroting 2008: afdeling III, Commissie

Procedurenummer

C-0287/2007 - 2007/2019(BUD)

Commissie ten principale

BUDG

Advies uitgebracht door

       Datum bekendmaking

PECH
24.9.2007

Nauwere samenwerking – datum bekendmaking

 

Rapporteur voor advies

       Datum benoeming

Emanuel Jardim Fernandes
14.3.2007

Vervangen rapporteur voor advies

 

Behandeling in de commissie

27.8.2007

 

 

 

 

Datum goedkeuring

3.10.2007

Uitslag eindstemming

+:

−:

0:

18

1

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Elspeth Attwooll, Iles Braghetto, Luis Manuel Capoulas Santos, David Casa, Zdzisław Kazimierz Chmielewski, Emanuel Jardim Fernandes, Carmen Fraga Estévez, Ioannis Gklavakis, Alfred Gomolka, Pedro Guerreiro, Heinz Kindermann, Willy Meyer Pleite, Philippe Morillon, Seán Ó Neachtain, Willi Piecyk, Struan Stevenson, Catherine Stihler, Margie Sudre

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s)

Thomas Wise

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid. 2)

 

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

 

ADVIES van de Commissie cultuur en onderwijs (13.9.2007)

aan de Begrotingscommissie

over het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008
(C6-0287/2007 - 2007/2019(BUD))Afdeling III - Commissie

Rapporteur voor advies: Helga Trüpel

SUGGESTIES

De Commissie cultuur en onderwijs verzoekt de Begrotingscommissie als commissie ten principale onderstaande suggesties op te nemen in haar ontwerpresolutie:

1.  spreekt zijn waardering uit voor de verbeteringen in de activiteitenverklaringen, vergezeld van gedetailleerde doelen en begrotingen waardoor nuttige vergelijking mogelijk wordt, en neemt kennis van de uit de begroting ten behoeve van diverse programma's toegewezen bedragen;

2.  steunt alle pogingen de toepassings- en subsidieprocedures te vereenvoudigen en te versnellen, zoals het verzoeken om voorstellen in het derde kwartaal van jaar N-1, meer gebruik van forfaitaire subsidies en bedragen ineens, meerjarige samenwerkingsverbanden, tweefasenprocedures, eenzijdige subsidiebesluiten, harmonisatie van aanvraagformulieren en on-line indiening van inschrijvingen, en moedigt het uitvoerend agentschap aan deze vernieuwingen waar mogelijk uit te breiden; verzoekt de DG's van de Commissie samen te werken om na te gaan of er een - bij voorkeur centraal - gegevensbestand voor kandidaten kan worden opgezet waar standaardgegevens kunnen worden opgeslagen en bijgewerkt;

3.  is voornemens tijdens de tussentijdse beoordeling van de meerjarenprogramma's te bekijken voor welke delen van de via medebeslissing vastgestelde programma's comitologieprocedures moeten worden gehandhaafd, rekening houdend met de bedragen die met de projecten in kwestie gemoeid zijn en met het feit dat de keuzes van de keuzecommissie in het algemeen niet door de programmacommissie of het Parlement worden aangevochten; blijft soepel met de Commissie samenwerken met betrekking tot het "'droit de regard" van het Parlement; vraagt zich af of de raadplegingsprocedure moet worden toegepast op de programmacommissie en haar "inzagerecht" voor wat betreft programma's zoals "Jeugd in actie", in de rechtsgrondslag waarvan deze raadpleging niet is opgenomen;

4.  betreurt dat de problemen in verband met het niet-profijtvoorschrift voorlopig niet worden opgelost, maar is voornemens deze thema's tijdens de tussentijdse beoordeling van de programma's verder uit te diepen, indien het Financieel Reglement of de uitvoeringsvoorwaarden daarvan tot dan ongewijzigd blijven;

5.  verzoekt het DG EAC nader te evalueren in welke mate er andere manieren kunnen worden gevonden om te voorkomen dat begunstigden aan kapitaal inboeten door het niet-profijtvoorschrift;

6.  stelt voor de proefprojecten die het Parlement vorig jaar heeft ingevoerd voort te zetten; stelt eveneens voor een nieuwe proefproject in het leven te roepen met betrekking tot het opzetten van digitale archieven die een bijdrage zullen leveren tot het behoud van de schatten in regionale musea en aan bredere verspreiding van cultuur en geschiedenis van de volkeren van de Europese Unie door middel van uitwisseling van dit digitale materiaal; stelt voor een nieuw Erasmusachtig proefproject op te zetten voor de mobiliteit van cultureel werkers; stelt voor het proefproject inzake Europese stichtingen te financieren uit Titel 5 — "Administratieve werking";

7.  steunt de verhoging van het krediet voor de lijn "Europa voor de burger" (15 06 66), indien deze verhoging ten goede komt aan ondersteuning van bijzondere evenementen waardoor de culturele verscheidenheid bij de burgers in het algemeen en bij jongeren kan worden bevorderd;

8.  stelt voor de uitgaven voor enkele sectoren van de programma's Jeugd en Europa voor de burger (acties 1.1, 1.3 en 4.1, resp. acties 1 en 2) vroegtijdig te vergoeden om het debat over het herzieningsverdrag en de ratificatie daarvan door de lidstaten te intensiveren;

9.  wijst erop dat de Europese Unie dichter bij de burger moet staan; bevestigt dat het alleen met de nodige financiële middelen mogelijk is een doelmatig communicatie- en voorlichtingsbeleid te voeren om de burgers actiever te laten participeren; acht eventuele beperking van de voor het communicatiebeleid bestemde begrotingsmiddelen een uiterst negatief signaal naar de Europese burgers;

10. wijst andermaal op de dringende noodzaak van een democratischer, toegankelijker en voor de burgers begrijpelijker Europese Unie; is van mening dat een actieve bijdrage van de burgers tot de aanstaande belangrijke gebeurtenissen in de Unie uitsluitend mogelijk is als plaatselijke structuren zoals de voorlichtingscentra en de Huizen van Europa voldoende financieel gesteund worden; is voorts van mening dat nieuwe structuren niet mogen worden aangebracht ten koste van reeds bestaande plaatselijke structuren, die met de in voorgaande jaren uitgekeerde bedragen vergelijkbare kredieten moeten blijven ontvangen;

11. wijst er nogmaals op dat de vastlegging in lijn 16 02 02 van EUR 5 mio. voor de financiering van een nieuw aanbod van neutrale, geloofwaardige en universele nieuwsvoorziening in het Arabisch via TV-journaals, analysen en achtergrondprogramma's waarin de actualiteit in de wereld, Europa, het Midden-Oosten en de Maghreb vanuit Europees standpunt wordt benaderd, via openbare inschrijving (overeenkomstig beschikking C(2007)750 van de Commissie van 8 maart 2007) uitsluitend kan worden verwezenlijkt als de opdracht (d.w.z. productie en meertalige en gelijktijdige uitzending via de televisie van voorlichtingsprogramma's over de Europese Unie) wordt gegund aan een TV-station wiens Europese gerichtheid officieel is erkend;

12. verzoekt de Commissie een onderzoek uit te voeren naar de toestand waarin het cultureel erfgoed in het noordelijk deel van Cyprus verkeren en naar de kosten van restauratie, overeenkomstig de schriftelijke verklaring van het Europees Parlement van 5 september 2006 over de bescherming en instandhouding van het godsdienstige erfgoed op het noordelijk deel van Cyprus (P6_TA(2006)0335) en overeenkomstig het verzoek in paragraaf 34 van zijn resolutie van 14 december 2006 over de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007 (P6_TA(2006)0570);

13. verzoekt DG Voorlichting voor wat betreft zijn voornaamste centrale en nationale communicatieactiviteiten met name de samenwerking met NGO's op te voeren, daar deze vaak veel waar voor (weinig) geld bieden, terwijl de resultaten duurzamer zijn dan die van eenmalige propaganda-activiteiten.

BEKNOPTE MOTIVERING

De Commissie cultuur en onderwijs houdt zich bezig met de begrotingslijnen in rubriek 1a "Concurrentiekracht ter bevordering van groei en werkgelegenheid", 3b "Burgerschap" en 5 "Administratie". In het door de Commissie ingediende voorontwerp van begroting (VOB) zijn dit de titels 9, 15, 16, 25 en 26.

Over de zin van de activiteitenverklaringen moet nog worden opgemerkt dat deze documenten de laatste tijd het voornaamste element zijn waarmee de door de Commissie gevraagde toewijzingen worden gemotiveerd, waardoor zij bijzondere aandacht verdienen.

In Titel 15 stelt de Commissie in het VOB vastleggingskredieten voor tot een bedrag van EUR 1.320,7 mio tegen EUR 1.222,66 mio in 2007, een stijging met 8,02%. De personele middelen worden uitgebreid van 598 tot 602 posten (een toename met 8 formatieplaatsen tegen een vermindering van het aantal externe personeelsleden met 4 posten).

De voornaamste operationele programma's in dit hoofdstuk zijn Een leven lang leren met 873,3 mio. aan operationele uitgaven (in 2007 EUR 823,8 mio.), Erasmus Mundus met EUR 90,9 mio. (in 2007 EUR 55,6 mio.), Cultuur met EUR 44,6 mio.(in 2007 EUR 43,6 mio.), Jeugd met EUR 119,5 mio. ( in 2007 EUR 114,8 mio.) en Europa voor de burger met EUR 26,4 mio. (in 2007 EUR 21,3 mio.). De voorgestelde bijdrage van het Uitvoerend Agentschap voor onderwijs, audiovisuele media en cultuur bedraagt EUR 29,8 mio. . De operationele totalen die beschikbaar zijn voor de programma's waaruit zij worden gefinancierd dalen met de volgende bedragen: EUR 19,982 mio. met betrekking tot rubriek 1A, EUR 9,327 mio. met betrekking tot rubriek 3b (cultuur, jeugd en burgers) en EUR 0,520 mio. voor acties uit hoofde van rubriek 4. Via het Mediaprogramma wordt eveneens EUR 8,25 mio. bijgedragen aan de financiering van het agentschap.

De Activiteitenverklaringen voor titel 15 bevatten een hoofdstuk over prestatie-informatie en voorgestelde kredieten. Met betrekking tot Een leven lang leren, begrotingslijn 15 02 22 zijn er drie specifieke doelen waarvan nr. 2 het leeuwendeel voor zijn rekening neemt (steun voor de Europese dimensie in onderwijs en opleiding en modernisering van de nationale stelsels en praktijken via tenuitvoerlegging van het programma "Een leven lang leren"). EUR 838,536 mio., verdeeld over Comenius (EUR 136,5 mio.), Erasmus (EUR 395,4 mio.), Leonardo da Vinci (EUR 233,9 mio.), Grundtvig (EUR 40 mio.) Jean Monnet actie (EUR 17,08 mio.) en een gering deel voor verticale acties (EUR 2,8 mio.) . Doordat de begrotingen zijn verlaagd omdat er in de Financiële Vooruitzichten lagere bedragen zijn opgenomen dan in de eerste voorstellen, zijn enkele doelen voor samenwerkingsverbanden en mobiliteit ten behoeve van Comenius, Leonardo da Vinci en Grundtvig lager dan de meest recente bekende resultaten in 2006, zelfs al zijn de begrotingen voor Comenius en Grundtvig hoger dan in 2006. De doelen voor Erasmus zijn in 2008 hoger dan de resultaten in 2006 (200.000 mobiliteitsbeurzen voor studenten en 25.000 voor docenten tegen 155.000 en 23.500 in 2006); de snelste stijging doet zich voor bij Erasmus Mundus (1.890 beurzen voor studenten en 420 voor wetenschappers uit derde landen, tegen 741 voor studenten en 191 voor wetenschappers in 2006).

Wat betreft het programma "Een leven lang leren" heeft meer dan 80%van de voorgestelde begroting betrekking op gedecentraliseerde kredieten die door nationale agentschappen worden beheerd. In de bedragen van de gedecentraliseerde fondsen is reeds de aan nationale agentschappen uitgekeerde uitvoeringssubsidie opgenomen In het werkprogramma 2007 van DG EAC is bij voorbeeld EUR 695,557 mio. opgenomen die via gedecentraliseerde kredieten moeten worden toegewezen aan het programma "Een leven lang leren": EUR 29,979 mio. (4%) hiervan is bedoeld als bijdrage van de EU aan de beheerskosten.

Als de administratieve uitgaven voor het programma "Een leven lang leren" voor 2008 worden opgeteld, blijkt het totaal op EUR 57,9 mio. te liggen, d.w.z. EUR 8,670 mio. voor administratieve uitgaven overeenkomstig begrotingslijn 15 01 04 22, EUR 17,104 mio. uit hoofde van begrotingslijn 15 01 04 30 Uitvoerend Agentschap , (een ander deel van de financiering van het agentschap in rubriek 1A is afkomstig van het totaalbedrag voor Erasmus Mundus) en is ca. EUR 32,1 mio. toegewezen aan nationale agentschappen. Dit is een bedrag van betekenis, nl. ca. 6,4% van het voor "Een leven lang leren" voorziene totaal.

Begrotingslijn 15 02 11 betreft het voorgestelde Europees Technologisch Instituut. Het voor het opzetten in 2008 uitgetrokken bedrag is EUR 2,9 mio..

In afwachting van de bepaling van de rechtsgrondslag voor dit programma stelt uw rapporteur voor advies voor de kredieten zoals te doen gebruikelijk in de reserve te plaatsen.

Wat betreft het Programma "Cultuur" (begrotingslijn 15 04 44) wijkt het aantal projecten en begrotingen voor de verschillende delen van het programma niet in belangrijke mate af van 2007. De begroting van het Jaar van de interculturele dialoog (begrotingslijn 15 04 47) stijgt van EUR 3 tot 7 mio.. De acties van de Gemeenschap worden vermenigvuldigd met 9 (9 projecten met een waarde van EUR 2,7 mio. In plaats van 1 voor EUR 0,3 mio.) en er zijn 20 nationale acties gepland voor een bedrag van EUR 2,250 mio. tegen 7 in 2007 met een waarde van EUR 0,75 mio.. Communicatie en onderzoek blijven qua uitgaven min of meer gelijk (EUR 2,05 mio.).

Uw rapporteur voor advies bestudeert momenteel een voorstel voor een proefproject in verband met de mobiliteit van cultureel werkers in Europa. Door de initiatiefnemers wordt een bedrag van EUR 3 mio. voorgesteld maar de administratieve uitgaven worden hierin niet meegerekend.

De doelen van het programma Jeugd in actie (begrotingslijn 15 05 55) zijn kwantitatief (betrokken aantal jongeren) en kwalitatief (een sterker Europees gevoel, verdraagzamer, enz.). De begroting groeit in vergelijking met vorig jaar met 4 %. Jeugd voor Europa en Europees vrijwilligerswerk volgen deze ontwikkeling in resultaten en verhoging van beschikbare kredieten in grote lijnen, maar het aantal projecten in het kader van Jeugd voor de Wereld daalt van 230 tot 180 (begroting EUR 5,537 mio. in plaats van EUR 6,823 mio. afgelopen jaar) en op het gebied van ondersteunende structuren neemt het aantal voorlichtingsactiviteiten snel toe (van 11 naar 80) hoewel het uitgetrokken bedrag bescheiden blijft (EUR 0,970 mio. tegen EUR 0,134 mio. vorig jaar). In de activiteitenverklaring wordt, gezien de opmerkingen van de Rekenkamer, voorts aandacht besteed aan het beheer door nationale agentschappen, en er wordt op gewezen dat de Commissie niet alleen steun biedt via gidsen en opleidingsbijeenkomsten, maar dat zij eveneens vooraf en ieder jaar een verklaring eist waarin de betrouwbaarheid van de toegepaste stelsels en procedures en het juiste gebruik van de kredieten worden bevestigd.

Uw rapporteur voor advies is van mening dat vroegtijdige terbeschikkingstelling van kredieten om de intensiteit van het debat over het proces van ratificatie van het herzieningsverdrag op te voeren nuttig kan zijn en dat jeugdorganisaties een belangrijke rol kunnen spelen bij de stimulering van het debat. Vroegtijdige terbeschikkingstelling zou gericht zijn op acties 1.1, 1.3, 4.1.

De kredieten voor Hoofdstuk 15 06, Bevordering van Europees burgerschap, lopen in 2008 terug tot 28,504 mio. (EUR 32,199 mio. in 2007). Deze daling is toe te schrijven aan het feit dat er geen kredieten meer gepland zijn voor het organiseren van 'stages' ( uitgaven uit hoofde van rubriek 5: EUR 6,3 mio. in 2007) en aan het feit dat de Commissie geen bedragen heeft opgenomen voor speciale jaarlijkse evenementen (EUR 1,5 mio. in 2007, die thans zijn opgenomen als actie 3 van het programma Europa voor de burger) of het proefproject Europese politieke stichtingen (EUR 1 mio., rubriek 3b). Voor het programma Europa voor de burger (begrotingslijn 15 06 66) wordt echter 23.8 % meer uitgetrokken. In de activiteitenverklaring voor het Burgerschapsprogramma zijn eveneens kwantitatieve en enkele kwalitatieve doelen opgenomen. Met name voor wat betreft jumelages van steden (EUR 13,010 mio.) is er in vergelijking met 2007 een veelzeggende verandering in de wijze waarop de kredieten verdeeld zijn ten gunste van thematische netwerken van tweelingsteden. Maar in het algemeen vertonen het aantal acties, het niveau daarvan en de verdeling van de kredieten meer gelijkenis met de situatie in 2006. Na het "dal" in 2007 zijn ook de kredieten voor structurele steun aan denktanks en maatschappelijke organisaties iets ruimer dan in de begroting voor 2006. Met name van betekenis is het voornemen het aantal te ondersteunen projecten van maatschappelijke organisaties op te voeren van 93 in 2006 tot 115 in 2007 en 144 in 2008.

Uw rapporteur voor advies is van mening dat vroegtijdige terbeschikkingstelling van kredieten aan het programma Burgers om de intensiteit van het debat over het proces van ratificatie van het herzieningsverdrag op te voeren nuttig kan zijn, daar maatschappelijke organisaties een belangrijke rol spelen bij de stimulering van het debat. Deze vroegtijdige terbeschikkingstelling geldt voor de acties 1 en 2.

Uw rapporteur voor advies is van mening dat het proefproject Europese politieke stichtingen moet worden voortgezet in afwachting van de goedkeuring van een rechtsgrondslag met het voorstel tot wijziging van de regelgeving voor de financiering van Europese politieke partijen. De Commissie stelt voor politieke stichtingen te financieren uit de EP-begroting (administratieve uitgaven). Uw rapporteur voor advies stelt derhalve voor de financiering van het proefproject Europese politieke stichtingen eveneens in rubriek 5 van het financieel kader te plaatsen, en in de begroting 2008 een p.m.-vermelding op te nemen.

De totale administratieve uitgaven voor de programmes Cultuur, Jeugd en Burgerschap belopen EUR 22,663 mio.: EUR 9,327 mio. voor het Uitvoerend Agentschap (begrotingslijn 15 01 04 32), EUR 0,670 mio. voor het cultuurprogramma (lijn 15 01 04 44), EUR 0,780 mio. voor het jeugdprogramma (lijn 15 01 04 55), EUR 0,350 mio. (lijn 15 01 04 66); EUR 1,236 mio. voor de culturele contactpunten nationale agentschappen (actieprogramma DG EAC 2007), EUR 8,9 mio. voor de Jeugd " Eurodesks" (actieprogramma DG EAC 2007), EUR 1,4 mio. voor de "centra voor informatieverspreiding" (actieprogramma DG EAC 2007). Dit is ca. 12% van het totaalbedrag aan operationele uitgaven van EUR 190,5 mio. voor de drie programma's in kwestie. Erkend moet echter worden dat de uitgaven in verband met de "culturele contactpunten", "Eurodesks" en "centra voor informatieverspreiding" wellicht niet louter administratief van aard zijn.

Titel 16, Communicatie omvat EUR 201,2 mio., praktisch hetzelfde bedrag als in 2007, zij het dat het anders is verdeeld: hoofdstuk 16 02 "Communicatie en de media" stijgt van EUR 27,7 mio. naar EUR 30,9 mio., hetgeen wordt gecompenseerd doordat het voor Gelokaliseerde communicatie uitgetrokken bedrag daalt van EUR 39,5 mio. tot EUR 38,5 mio., en doordat de administratieve uitgaven EUR 107,5 mio. bedragen tegen EUR 109,5 mio. in 2007.

De daling in Hoofdstuk 16 03 Gelokaliseerde communicatie is echter het gevolg van het niet in de begroting opnemen van twee proefprojecten: "EuroGlobe" EUR 1,5 mio. en "Proefinformatienetwerken", EUR 5 mio., en van een daling van de bedragen in begrotingslijn 16 03 01 "informatiecentra" (een stijging in Europe Direct centra van 430 tot 460 en Europese Documentatiecentra van 380 tot 375, betaald via opheffing van de drie "Grands Centres"). De Commissie neemt meer kredieten op voor lokale acties (EUR 10,4 mio. in plaats van de EUR 8,393 mio. in 2007). Hieronder valt eveneens de samenwerking tussen de vertegenwoordigingen van de Commissie en het Parlement in de lidstaten. Voor specifieke acties met betrekking tot prioritaire thema's ontvangt PRINCE EUR 12,830 mio. in plaats van de EUR 7,868 mio. in 2007 (ten dele toegewezen aan de samenwerking tussen de vertegenwoordigingen van de Commissie en de lidstaten). De personeelssterkte van DG COMM omvat aldus de activiteitenverklaring 1011 posten, 10 meer dan in 2007 (15 formatieposten en 3 ondersteunende posten bij delegaties minder, terwijl er elders 28 ondersteunende posten erbij komen).

Uw rapporteur voor advies is van mening dat de in de begroting 2007 opgenomen proefprojecten moeten worden voortgezet en zij zal bezien welke bedragen voor 2008 gewenst zijn. Gezien de conclusies van de Europese Raad over de noodzaak de voorlichting over de Europese Unie, met name tijdens de intergouvernementele conferentie en het ratificatieproces uit te breiden, is Uw rapporteur voor advies bereid met de Commissie in discussie te gaan over een eventuele verhoging van de kredieten voor lijn 16 03 04.

Vrijwel alle resultaten in het kader van de doelen van hoofdstuk 16 02 Communicatie en de media blijven hetzelfde als in 2007; de stijgingen in de begroting zijn voornamelijk het gevolg van een stijging van de uitgaven in verband met een tweede EBS-kanaal en een stijging van de uitgaven voor audiovisuele coproducties, doordat en meer televisie- dan radiocoproducties zijn gemaakt (5.712 uur materiaal in 2008). Euronews ontvangt overeenkomstig de activiteitenverklaring zowel in 2007 als in 2008 een bedrag van EUR 5,2 mio. aan financiële steun, hetgeen zijn neerslag vindt in 1.000 uur programma's per jaar. Hierin is niet meegerekend dat overeenkomstig de stemming van het Parlement van 14 december 2006 over de tweede lezing van de begroting volgens het jaarlijkse werkprogramma voor 2007 van DG Voorlichting de aanzet wordt gegeven tot een nieuwe overeenkomst om Euronews te kunnen uitbreiden met nieuwe talen, waaronder Arabisch.

De kredieten in hoofdstuk 16 04 Analyse- en communicatie-instrumenten blijven praktisch ongewijzigd.

In Titel 09, Informatiemaatschappij en media, is de commissie verantwoordelijk voor begrotingslijn 09 02 01, elektronische communicatie (kredietdaling van EUR 3,320 mio. in 2007 tot EUR 2,5 mio. in 2008 (beperking van het aantal onderzoeken), begrotingslijn 09 03 03 "Voorbereidende actie ter invoering van een op internet gebaseerd systeem voor een betere regelgeving en participatie van de ", EUR 1,5 mio. in plaats van de EUR 5 mio. in 2007 (hierdoor zou het mogelijk zijn slechts 5 aanvullende overeenkomsten te financieren naast de 12 die voor 2007 op het programma staan en de 6 projecten die in 2006 zijn opgestart), en hoofdstuk 09 06 " i2010 — Audiovisueel beleid en het Media-programma"( EUR 93,794 mio. in 2008 tegen EUR 74,862 mio. in 2007 en EUR 90,755 mio. in 2006).

Vooruitgang bij de vereenvoudiging van de aanvraagprocedures voor cultuurprogramma's

In aansluiting op de presentatie van zijn werkprogramma door het uitvoerend agentschap op 8 mei 2007 heeft Uw rapporteur voor advies bij het agentschap schriftelijk een aantal vragen gesteld. Deze brief is door de directeur van het agentschap beantwoord en tijdens een vergadering op 22 juni 2007 zijn er mondelinge toelichtingen gegeven.

Volgens het agentschap neemt de volledige selectieprocedure gemiddeld 6 tot 7 maanden in beslag, met inbegrip van de comitologie, die gemiddeld twee maanden duurt (hoewel het advies van de keuzecommissie tot dusverre steeds in opgevolgd). Een belangrijke vernieuwing voor 2008 is dat de jaarlijkse verzoeken om voorstellen eerder, d.w.z. in het derde kwartaal van het voorgaande jaar worden gepubliceerd, om de keuzeprocedure vóór afloop van het eerste kwartaal van het jaar N te kunnen afronden. Voortdurend wordt getracht procedures bij voorbeeld met betrekking tot Socrates en Leonardo da Vinci te vereenvoudigen en harmoniseren of om het mogelijk te maken dat (door de Commissie) eenzijdig besluiten over subsidies worden genomen en niet via verdragen/overeenkomsten die door beide zijden moeten worden ondertekend. Ook de toepassing van forfaitaire financiering is een vereenvoudiging die reeds wordt toegepast in verband met burgerschaps- en jeugdprojecten; uitbreiding tot andere programma's en operationele subsidies wordt momenteel onderzocht. Voorts wordt voor bepaalde bundels van aanzienlijke omvang van diverse programma's met een hoog percentage afwijzingen een uit twee fasen bestaande keuzeprocedure ingesteld om de administratieve druk op de aanvragers te verlagen, en ook in dit geval wordt nader bezien of dit systeem kan worden uitgebreid tot kleine en middelgrote subsidies. Er worden eveneens meerjarenpartnerschappen voorgesteld. On-line aanvragen worden getest, waardoor wordt bijgedragen tot verdere vereenvoudiging, zij het dit niet in de buurt komt van de vereenvoudigingen die zouden kunnen worden verwezenlijkt via een centraal gegevensbestand waar aanvragers de standaardgegevens kunnen bijwerken waarin zij momenteel bij iedere aanvraag opnieuw tijd moeten steken. Problematischer is het niet-profijtvoorschrift uit hoofde waarvan organisaties geen reserves mogen opbouwen. Er is echter weinig hoop dat het agentschap dit probleem zal kunnen oplossen daar het verband houdt met het Financieel Reglement en de daarbij behorende uitvoeringsvoorwaarden.

PROCEDURE

Titel

ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008: Afdeling III - Commissie

Procedurenummer

C6-0287/2007 - 2007/2019(BUD)

Commissie ten principale

BUDG

Advies uitgebracht door

Datum bekendmaking

CULT

Nauwere samenwerking – datum bekendmaking

 

Rapporteur voor advies
  Datum benoeming

Helga Trüpel
29.1.2007

Vervangen rapporteur voor advies

 

Behandeling in de commissie

17.7.2007

 

 

 

 

Datum goedkeuring

10.9.2007

Uitslag eindstemming

+:

-:

0:

19

1

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Ivo Belet, Giovanni Berlinguer, Marie-Hélène Descamps, Milan Gaľa, Ovidiu Victor Ganţ, Vasco Graça Moura, Luis Herrero-Tejedor, Ruth Hieronymi, Manolis Mavrommatis, Ljudmila Novak, Doris Pack, Pál Schmitt, Hannu Takkula, Helga Trüpel, Henri Weber, Thomas Wise, Tomáš Zatloukal

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s)

Erna Hennicot-Schoepges, Elisabeth Morin, Christel Schaldemose

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

 

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

 

ADVIES van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (12.9.2007)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008
(C6-0287/2007 - 2007/2019(BUD))Afdeling III - Commissie

Rapporteur voor advies: Bárbara Dührkop Dührkop

SUGGESTIES

De Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken verzoekt de ten principale bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  neemt met tevredenheid kennis van de substantiële verhoging van de begrotingskredieten voor Titel 18 "Ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid" in het begrotingsjaar 2008, als teken van erkenning dat deze ruimte van groot belang is voor de burgers van Europa;

2.  wijst andermaal op de noodzaak voor de Europese Unie om overeenstemming te bereiken over gemeenschappelijke normen en procedures voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal in de Europese Unie verblijven[1]; is van mening dat het Europees Terugkeerfonds zonder deze richtlijn niet in gebruik zou moeten worden genomen; besluit derhalve de voor dit fonds bestemde kredieten in de reserve te plaatsen;

3.  verlangt dat Europol wordt opgenomen in het Gemeenschapskader, zodat het een grotere verantwoordingsplicht krijgt, transparanter en, naar wordt gehoopt, effectiever wordt;

4.  is van mening dat het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen (Frontex) een belangrijke rol moet spelen in het geïntegreerde beheer van de buitengrenzen; dringt er bij de lidstaten op aan bij te dragen aan de Centralised Records of Available Technical Equipment (CRATE) en hun toezeggingen in verband hiermee na te komen; dringt er bij de Raad en de Commissie op aan om, samen met het Parlement, na te denken over het mandaat van het Agentschap; is van opvatting dat het Agentschap meer verantwoording jegens de begrotingsautoriteit zou moeten afleggen over de uitvoering van zijn begroting, meer in het bijzonder over door Frontex georganiseerde missies; verlangt dat het Agentschap regelmatig bij de bevoegde commissie verslag uitbrengt over zijn activiteiten;

5.  is van oordeel dat er op korte termijn eveneens noodmaatregelen moeten worden genomen ter bescherming van kinderen, met inbegrip van bijvoorbeeld een systeem voor vroegtijdig alarm om bij kidnapping of ontvoering van kinderen onmiddellijk zoekacties te kunnen starten, met de hulp van alle lidstaten die in verbinding met elkaar samenwerken.

PROCEDURE

Titel

Ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008

Procedurenummer

C6-0287/2007 - 2007/2019(BUD)

Commissie ten principale

BUDG

Advies uitgebracht door

        Datum bekendmaking

LIBE

 

Nauwere samenwerking

       Datum bekendmaking

 

Rapporteur voor advies
  Datum benoeming

Bárbara Dührkop Dührkop

20.3.2006

Vervangen rapporteur voor advies

 

Behandeling in de commissie

14.6.2007

5.7.2007

17/07/2007

30.8.2007

11.9.2007

Datum goedkeuring

11.9.2007

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

31

2

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Roberta Angelilli, Philip Bradbourn, Kathalijne Maria Buitenweg, Giuseppe Castiglione, Fausto Correia, Panayiotis Demetriou, Agustín Díaz de Mera García Consuegra, Bárbara Dührkop Dührkop, Claudio Fava, Kinga Gál, Elly de Groen-Kouwenhoven, Ewa Klamt, Magda Kósáné Kovács, Esther De Lange, Henrik Lax, Kartika Tamara Liotard, Sarah Ludford, Martine Roure, Luciana Sbarbati, Inger Segelström, Vladimir Urutchev, Adina-Ioana Vălean, Manfred Weber, Tatjana Ždanoka

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s)

Simon Busuttil, Gérard Deprez, Maria da Assunção Esteves, Genowefa Grabowska, Ignasi Guardans Cambó, Herbert Reul

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

Vincenzo Aita, Miguel Angel Martínez Martínez, Raimon Obiols i Germà, Antolín Sánchez Presedo.

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

  • [1]  Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (COM(2005)0391 - 2005/0167(COD)).

ADVIES van de Commissie constitutionele zaken (11.9.2007)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008
(C6-0287/2007 - 2007/2019(BUD))Afdeling III - Commissie

Rapporteur voor advies: Rihards Pīks

SUGGESTIES

De Commissie constitutionele zaken verzoekt de ten principale bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

A.   overwegende dat de Europese Raad van Brussel van 21 en 22 juni 2007 heeft besloten een intergouvernementele conferentie (IGC) bijeen te roepen met als taak een wijzigingsverdrag op te stellen volgens de lijnen die in de gedetailleerde taakomschrijving zijn uitgezet door de Europese Raad,

B.    overwegende dat het Parlement in zijn resolutie van 7 juni 2007 over het grondwettelijk proces van de Unie benadrukte dat "de bevordering van de participatie van burgers in het politieke leven van de Europese Unie" en "de participatie van het maatschappelijk middenveld" tot de hoofdlijnen behoren van de verdere ontwikkeling van de Europese Unie[1],

C.   overwegende dat het programma "Europa voor de burger" tot doel heeft te zorgen voor de bevordering van een actief Europees burgerschap en de ondersteuning van activiteiten en instellingen die burgers de mogelijkheid bieden samen te werken en deel te nemen aan de opbouw van een steeds nabijer Europa en bij te dragen tot de ontwikkeling van een Europese identiteit[2],

1.    herinnert eraan dat communicatie- en onderwijsprogramma's van wezenlijk belang zijn om de interesse en participatie van Europese burgers in het politieke stelsel van de Europese Unie te bevorderen en dat het wijzigingsverdrag dat waarschijnlijk door de volgende IGC zal worden aangenomen veel acties zal vergen die gericht zijn op communicatie met de Europese burgers om de verhoopte institutionele en politieke vooruitgang die ermee gepaard gaat te verduidelijken;

2.    herhaalt dat de acties in het kader van communicatie- en informatieprogramma's afhankelijk zijn van een institutionele structuur met duurzame financiële steun om de beheerskosten te dekken van bepaalde academische instellingen, stichtingen (waaronder die van de politieke partijen), sociale partners en andere belanghebbenden van het maatschappelijk middenveld;

3.    wijst erop dat hoewel de globale ontwerpbegroting (OB) voor 2008 (vastleggingen) met 1,5 % gestegen is in vergelijking met de begroting 2007, rubriek 3b van de OB 2008 (Europees burgerschap) de enige rubriek is waar de kredieten aanzienlijk dalen (ongeveer 10 % minder vastleggingen dan in de begroting 2007); is van mening dat in tijden van belangrijke gedaanteveranderingen van het institutionele kader van de EU deze kredieten, waaronder deze voor de informatiecentra van de EU, ontoereikend zijn en aanzienlijk moeten worden verhoogd;

4.    verplicht zich ertoe een doorzichtig en billijk systeem te ontwikkelen voor de financiering van Europese politieke stichtingen gebaseerd op het voorstel van de Commissie van 27 juni 2007 inzake een herziening van de verordening betreffende de financiering van Europese politieke partijen[3], en te zorgen voor de noodzakelijke financiële middelen om de beoogde politieke doelstellingen te bereiken;

5.    verplicht zich ertoe zijn eigen inspanningen om een ware Europese publieke ruimte te creëren te intensiveren, met inbegrip van de ontwikkeling en voldoende financiering van zijn nieuwe bezoekerscentrum en zijn eigen tv-programma op internet, en verzoekt de Raad hetzelfde te doen in het kader van zijn eigen communicatiebeleid.

PROCEDURE

Titel

Ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008

Document- en procedurenummers

C6-0287/2007 - 2007/2019(BUD)

Commissie ten principale

BUDG

Medeadviserende commissies(s)
  Datum bekendmaking

AFCO

Nauwere samenwerking - datum bekendmaking

 

Rapporteur(s)
  Datum benoeming

Rihards Pīks
1.3.2007

Vervangen rapporteur(s)

 

Behandeling in commissie

26.6.2007

11.9.2007

 

 

 

Datum goedkeuring

11.9.2007

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

9

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Enrique Barón Crespo, Andrew Duff, Ingo Friedrich, Jo Leinen, Íñigo Méndez de Vigo, Adrian Severin, Dushana Zdravkova

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s)

Carlos Carnero González, György Schöpflin

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

 

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

 

  • [1]  Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0234 (par. 9 en 13).
  • [2]  Besluit nr. 1904/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot vaststelling voor de periode 2007-2013 van het programma Europa voor de burger ter bevordering van een actief Europees burgerschap (PB L 378 van 27.12.2006, blz. 32).
  • [3]  COM(2007)0364 def.

ADVIES van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (11.9.2007)

aan de Begrotingscommissie

inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008
(C6-0287/2007 – 2007/2019(BUD))Afdeling III – Commissie

Rapporteur voor advies: Lissy Gröner

SUGGESTIES

De Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid verzoekt de ten principale bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  herinnert eraan dat bevordering van gendergelijkheid een fundamentele doelstelling van de Gemeenschap is; herhaalt daarom het verzoek om in de EU-begroting de genderbegrotingsaanpak te volgen en herhaalt dat op alle niveaus van het begrotingsproces op alle beleidsterreinen een gendergelijkheidsperspectief moet worden opgenomen, door middel van genderbegroting;

2.  stelt vast dat de EU-begroting niet genderneutraal is en verschillende effecten heeft op vrouwen en mannen; herhaalt daarom het verzoek bij alle effectbeoordelingen gendereffectbeoordeling op te nemen;

3.  is tevreden met de budgetverhoging van het programma voor de bestrijding van geweld – Daphne III[1];

4.  herinnert eraan dat aan onderdeel 5 van het communautaire programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit — Progress[2], dat betrekking heeft op de "Gelijkheid van mannen en vrouwen", in 2007 aanzienlijk minder dan 12% van het totale budget van het programma werd toegewezen; stelt vast dat het onderdeel in 2008 nog altijd niet de volle 12% van het totale budget van het programma krijgt; vraagt daarom een verhoging van het budget voor onderdeel 5;

5.  benadrukt dat steun voor netwerken op Europees niveau in het kader van onderdeel 5 van het Progress-programma belangrijk is, met name steun voor de Europese Vrouwenlobby, gelet op de staat van dienst hiervan door het succesvolle optreden de vorige jaren;

6.  benadrukt dat adequate financiering belangrijk is om een succesvolle start en werking van het Europees Instituut voor gendergelijkheid mogelijk te maken;

7.  benadrukt dat het belangrijk is dat wordt gegarandeerd dat de uitgaven voor het Europese Jaar van de interculturele dialoog (2008) op gendergebied in evenwicht zijn.

PROCEDURE

Titel

Ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008

Procedurenummer

C6-0287/2007 – 2007/2019(BUD)

Commissie ten principale

BUDG

Advies uitgebracht door

Datum bekendmaking

FEMM

Nauwere samenwerking – datum bekendmaking

 

Rapporteur voor advies
  Datum benoeming

Lissy Gröner
23.3.2007

Vervangen rapporteur voor advies

 

Behandeling in de commissie

16.7.2007

11.9.2007

 

 

 

Datum goedkeuring

11.9.2007

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

29

0

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Edit Bauer, Emine Bozkurt, Hiltrud Breyer, Edite Estrela, Ilda Figueiredo, Věra Flasarová, Lissy Gröner, Zita Gurmai, Esther Herranz García, Lívia Járóka, Urszula Krupa, Esther De Lange, Marie Panayotopoulos-Cassiotou, Zita Pleštinská, Karin Resetarits, Teresa Riera Madurell, Raül Romeva i Rueda, Amalia Sartori, Eva-Britt Svensson, Konrad Szymański, Britta Thomsen, Anne Van Lancker, Anna Záborská

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s)

Gabriela Creţu, Anna Hedh, Christa Klaß, Marusya Ivanova Lyubcheva, Maria Petre

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

José Javier Pomés Ruiz, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

  • [1]  Besluit nr. 779/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 tot vaststelling van een specifiek programma ter voorkoming en bestrijding van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen en ter bescherming van slachtoffers en risicogroepen voor de periode 2007-2013 (het Daphne III-programma) als onderdeel van het algemene programma „Grondrechten en justitie” (PB L 173 van 3.7.2007, blz. 19).
  • [2]  Besluit nr. 1672/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot vaststelling van een communautair programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit — Progress (PB L 315 van 15.11.2006, blz. 1).

PROCEDURE

Titel

Ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008

Document- en procedurenummers

C6 0287/2007 – 2007/2019(BUD)

Commissie ten principale

        Datum bekendmaking

BUDG
24.9.2007

Verzoek om advies – datum bekendmaking

ALLEMAAL
24.9.2007

Rapporteur(s)
  Datum benoeming

Kyösti Virrankoski
13.12.2006

Vervangen rapporteur(s)

James Elles

Datum vaststelling ontwerp van algemene begroting door de Raad

13.7.2007

Datum toezending ontwerp van algemene begroting door de Raad

10.9.2007

Nota('s) van wijzigingen

1/2008

 

 

 

 

Behandeling in de commissie

11.10.2007

 

 

 

 

Datum goedkeuring

11.10.2007

Uitslag eindstemming

+:                           28

-:                            

0:                            

Bij de eindstemming aanwezige leden

Reimer Böge, Paulo Casaca, Gérard Deprez, Brigitte Douay, James Elles, Göran Färm, Szabolcs Fazakas, Salvador Garriga Polledo, Louis Grech, Catherine Guy-Quint, Jutta Haug, Monica Maria Iacob-Ridzi, Ville Itälä, Anne E. Jensen, Janusz Lewandowski, Nils Lundgren, Vladimír Maňka, Jan Mulder, Gérard Onesta, Esko Seppänen, László Surján, Helga Trüpel, Kyösti Virrankoski, Ralf Walter

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Thijs Berman, Bárbara Dührkop Dührkop, Marusya Ivanova Lyubcheva, Peter Šťastný

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

 

Datum indiening

17.10.2007

 

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

...

NOTA VAN WIJZIGINGEN

Nummer

Document- en procedurenummers

Datum toezending

Datum bekendmaking

1/2008

13659/2007 – C6-0341/2007

10.10.2007

0.0.0000