VERSLAG over het Daphne-programma: verwezenlijkingen en toekomstperspectieven

5.1.2012 - (2011/2273(INI))

Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid
Rapporteur: Regina Bastos

Procedure : 2011/2273(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0006/2012
Ingediende teksten :
A7-0006/2012
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het Daphne-programma: verwezenlijkingen en toekomstperspectieven

(2011/2273(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

–   gezien de conclusies van de Raad EPSCO van 8 maart 2010 over geweld,

–   gezien de strategie van de Commissie voor de gelijkheid van vrouwen en mannen 2010-2015 die op 21 september 2010 werd gepresenteerd (COM(2010)0491),

–   gezien het actieplan ter uitvoering van de politieke prioriteiten van het programma van Stockholm op het gebied van rechtvaardigheid, vrijheid en veiligheid voor de periode 2010-2014, ingediend op 20 april 2010 (COM(2010)0171),

–   gezien zijn resolutie van 5 april 2011 over de prioriteiten en het ontwerp van een nieuw beleidskader van de EU voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen[1],

–   gezien Besluit nr. 779/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 tot vaststelling van een specifiek programma ter voorkoming en bestrijding van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen en ter bescherming van slachtoffers en risicogroepen voor de periode 2007-2013 (het Daphne III-programma) als onderdeel van het algemene programma Grondrechten en justitie[2],

–   gezien Besluit nr. 803/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot vaststelling van een communautair actieprogramma (2004-2008) ter voorkoming en bestrijding van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen en ter bescherming van slachtoffers en risicogroepen (Daphne II-programma)[3],

–   gezien Besluit nr. 293/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 januari 2000 tot vaststelling van een communautair actieprogramma (het programma Daphne) (2000-2003) betreffende preventieve maatregelen ter bestrijding van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen[4],

–   gezien het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 over de tussentijdse evaluatie van het Daphne III-programma (2007-2013) (COM(2011)0254),

–   gezien de besluiten van de Commissie over de goedkeuring van de jaarlijkse werkprogramma's voor het Daphne III-programma,

–   gezien de mededeling van de Commissie over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma "Rechten en burgerschap" voor de periode 2014-2020 (COM(2011)0758),

–   gezien artikel 48 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A7-0006/2012),

A. overwegende dat het Daphne-programma sinds zijn lancering in 1997 een groot succes is, zowel wat betreft de populariteit bij de belanghebbenden (begunstigden, universitaire en overheidsinstanties, ngo's), als de doeltreffendheid van de in het kader van dit programma gefinancierde projecten;

B.  overwegende dat Daphne het enige programma in zijn soort is met het doel geweld tegen vrouwen, kinderen en jongeren op EU-niveau te bestrijden; overwegende dat de voorspelbaarheid van de financiering van het Daphne-programma fundamenteel is voor het behoud van de huidige maatregelen en voor de invoering van nieuwe maatregelen waarmee geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen doeltreffend kan worden bestreden;

C. overwegende dat de voorkoming en de bestrijding van geweld tegen vrouwen, kinderen en jongeren vandaag nog altijd even actueel zijn als in 1997, het jaar waarin het Daphne-initiatief werd aangenomen; overwegende dat het programma sinds het werd opgericht de aandacht heeft gevestigd op nieuwe vormen van geweld, waaronder geweld op de crèche, mishandeling van bejaarden en seksueel geweld onder tieners;

D. overwegende dat het Europees Parlement er in talloze resoluties op heeft gewezen dat de financiering van het Daphne-programma tot op heden ontoereikend is geweest, en blijk heeft gegeven van zijn intentie voldoende financiering voor het programma te waarborgen, zodat het tegemoet kan komen aan de daadwerkelijke behoeften die komen kijken bij de bestrijding van alle vormen van geweld tegen vrouwen, kinderen en jongeren;

E.  overwegende dat Daphne een bijzonder belangrijk instrument is om de kwestie van geweld tegen vrouwen onder de aandacht te brengen en om vrouwenorganisaties en andere belanghebbenden in de gelegenheid te stellen hun werkzaamheden en concrete maatregelen op dit vlak te ontwikkelen;

F.  overwegende dat er meer recentelijk, met het groeiende gebruik van sociale netwerksites, weer nieuwe vormen van geweld zijn ontstaan;

G. overwegende dat vrouwen in de huidige omstandigheden van economische crisis en begrotingsdiscipline over minder middelen beschikken om zichzelf en hun kinderen te beschermen tegen geweld, en overwegende dat het nu des te belangrijker is de rechtstreekse financiële consequenties van geweld tegen vrouwen en kinderen voor het rechtsstelsel, de sociale dienstverlening en de gezondheidszorg te voorkomen; overwegende bovendien dat de financiële middelen voor nationale programma's en ngo's die zich richten op de behoeften van geweldsslachtoffers mogelijk worden verlaagd;

H. overwegende dat de Commissie in haar strategie voor gendergelijkheid 2010-2015 benadrukt dat gendergerelateerd geweld een van de kernproblemen is die moet worden aangepakt om werkelijke gendergelijkheid te bewerkstelligen;

I.   overwegende dat het belangrijk is het toepassingsgebied van het Daphne III-programma uit te breiden naar de kandidaat-lidstaten, zodat het niveau van de vrouwenrechten daar dichter bij de EU-normen kan worden gebracht;

J.   overwegende dat geweld tegen vrouwen voortkomt uit hardnekkige gendergerelateerde ongelijkheden en een structureel verschijnsel is dat verband houdt met de ongelijke machtsverdeling tussen mannen en vrouwen in onze samenleving; overwegende echter dat deze vorm van geweld aanzienlijk kan worden verminderd door het combineren van gerichte maatregelen tegen genderstereotypering op het gebied van onderwijs en in de media, en door bewustmaking in de gezondheidszorg, politiediensten en het rechtsstelsel;

K. overwegende dat geweld tegen vrouwen, kinderen en jongeren vele vormen van mensenrechtenschendingen omvat, zoals seksueel misbruik, verkrachting, huiselijk geweld, aanranding en intimidatie, prostitutie, mensenhandel, schending van de seksuele en reproductieve rechten, geweld tegen vrouwen en jongeren op de werkvloer, geweld tegen vrouwen, kinderen en jongeren in conflictsituaties, geweld tegen vrouwen, kinderen en jongeren in gevangenissen of zorginstellingen en diverse schadelijke traditionele praktijken zoals genitale verminking; overwegende dat elk van deze vormen van misbruik diepe psychologische littekens kan achterlaten, de lichamelijke en geestelijke integriteit van vrouwen, kinderen en jongeren kan schaden, en in sommige gevallen zelfs tot de dood kan leiden;

L.  overwegende dat de bestrijding van geweld tegen vrouwen niet wordt genoemd in de doelstellingen van het Commissievoorstel voor het nieuwe programma "Rechten en burgerschap" voor de financiële periode 2014-2020, waarin het Daphne III-programma, de onderdelen gendergelijkheid en non-discriminatie van het PROGRESS-programma, en het programma Grondrechten en burgerschap worden samengevoegd; overwegende dat dit de zichtbaarheid en coherentie van het Daphne-programma kan ondermijnen en zijn succes op het spel kan zetten; overwegende dat het voorgestelde budget voor het nieuwe programma kleiner is dan dat voor de huidige programma's; overwegende dat het voorstel geen garanties biedt voor de voorspelbaarheid van de financiering voor zijn doelstellingen;

M. overwegende dat er niet op stelselmatige wijze vergelijkbare gegevens over verschillende soorten geweld tegen vrouwen in de Europese Unie worden verzameld, zodat het moeilijk is de werkelijke omvang van het probleem vast te stellen en passende oplossingen te vinden; overwegende dat het verzamelen van betrouwbare gegevens bijzonder ingewikkeld is omdat vrouwen en mannen, uit angst of schaamte, huiverig zijn om melding te maken van hun ervaringen;

N. overwegende dat huiselijk geweld extreem hoge kosten voor de samenleving met zich meebrengt; overwegende dat de kosten voor de Europese Unie van partnergeweld alleen, in het kader van een Daphne-project zijn geraamd op 16 miljard euro per jaar, met inbegrip van de rechtstreekse medische kosten (eerstehulpverlening, ziekenhuisopnamen, ambulante zorg, medicijnen), kosten van politie- en justitiediensten, maatschappelijke kosten (opvang en verschillende vormen van hulp) en economische kosten (productieverlies)[5];

O. overwegende dat uit verschillende onderzoeken naar gendergerelateerd geweld blijkt dat naar schatting een vijfde tot een vierde van alle vrouwen in Europa minstens eenmaal in hun volwassen leven te maken heeft gehad met fysiek geweld en dat meer dan een tiende het slachtoffer is geweest van seksueel geweld; overwegende dat uit onderzoek eveneens is gebleken dat 26% van de kinderen en jongeren naar eigen zeggen in de jeugd met fysiek geweld te maken heeft gehad;

P.  overwegende dat Roma-vrouwen en -kinderen als gevolg van sociale uitsluiting en marginalisering bijzonder kwetsbaar zijn voor geweld, en dat het Daphne-programma in het verleden met succes verschillende initiatieven heeft ondersteund die erop gericht waren het verband tussen sociale uitsluiting, armoede en geweld te verduidelijken;

Q. overwegende dat gendergerelateerd geweld overal in Europa en in de hele wereld een structureel en wijdverbreid probleem is, en dat dit verschijnsel los staat van de leeftijd, het opleidingsniveau, het inkomen of de maatschappelijke positie van de slachtoffers of de geweldplegers, en te maken heeft met een ongelijke machtsverdeling tussen mannen en vrouwen in onze samenleving;

R.  overwegende dat vrouwen in de Europese Unie als gevolg van verschillende vormen van beleid en wetgeving in de lidstaten niet hetzelfde niveau van bescherming genieten tegen geweld door mannen;

S.  overwegende dat het Daphne-programma artikel 168 van het VWEU inzake de volksgezondheid als rechtsgrond heeft, maar in het kader van het Verdrag van Lissabon over grotere bevoegdheden beschikt;

1.  heeft met grote interesse kennis genomen van de successen en populariteit alsook de verbeterpunten van het programma, zoals omschreven in het tussentijds verslag over het Daphne III-programma 2007-2013, in de vooronderzoeken waarop dit verslag is gebaseerd[6] en in de berichten van de begunstigden van Daphne-toelagen;

2.  neemt er kennis van dat het Daphne-programma voor de periode 2014-2020 zal worden opgenomen in het programma "Rechten en burgerschap", beschouwt het van essentieel belang dat de doelstellingen van het programma – en met name de bestrijding van geweld tegen vrouwen – voor de periode 2014-2020 worden gehandhaafd onder de doelstellingen van het nieuwe programma Rechten en burgerschap, blijft erbij dat de financiering ervan op een vergelijkbaar niveau moet blijven als dat van het voorgaande programma en dat de zichtbaarheid ervan binnen het programma van de nieuwe generatie moet worden gewaarborgd, gezien het succes, de doeltreffendheid en de populariteit van het programma;

3.  betreurt dat de bestrijding van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen niet uitdrukkelijk wordt genoemd onder de "Specifieke doelstellingen" in artikel 4 van de mededeling van de Commissie (COM(2011)0758) betreffende het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma Rechten en burgerschap voor de periode 2014-2020;

4.  is ingenomen met het feit dat de totale kredieten voor het gehele programma Rechten en burgerschap praktisch zijn gehandhaafd; meent dat een evenwichtige jaarlijkse spreiding de continuïteit van de doelstellingen en maatregelen zou waarborgen;

5.  verzoekt de lidstaten en de belanghebbende partners ook om in samenwerking met de Commissie bij te dragen aan de verspreiding van informatie over de programma's van de Europese Unie en de financieringsmogelijkheden die zij bieden, met name onder ngo's, op lokaal niveau en in lidstaten waar aan het programma wordt deelgenomen;

6.  verzoekt de Commissie oplossingen aan te dragen voor de hieronder omschreven problemen die in het tussentijdse verslag werden vastgesteld, voornamelijk met betrekking tot:

– het vermijden van overlapping met andere EU-programma's om te voorkomen dat Daphne-kwesties een lagere prioriteit krijgen,

– een grotere transparantie van de programma's en de bekendmaking van de resultaten,

– een evenwichtige verdeling van de programma's tussen de lidstaten,

– een verlaging van de administratieve lasten, een vereenvoudiging van de aanvraagprocedures voor subsidies en een verkorting van de wachttijd tussen de oproep tot het indienen van projecten en de contractsluiting, die veel ngo's ervan heeft weerhouden Daphne-projecten voor te stellen,

– een grotere doeltreffendheid van exploitatietoelagen voor Europese organisaties ter versterking van multidisciplinaire, voor subsidiedoeleinden opgerichte partnerschappen in heel Europa; betere mogelijkheden voor ngo's – en met name kleinere ngo's in Midden- en Oost-Europese landen – om nationaal en Europees beleid uit te stippelen en te beïnvloeden;

7.  roept de Commissie op de effecten van het programma te vergroten door extra aandacht te besteden aan vrouwen, kinderen en jongeren die vanwege sociale uitsluiting en marginalisering een verhoogde kans lopen het slachtoffer te worden van geweld;

8.  verzoekt de Commissie de kandidaat-lidstaten in aanmerking te laten komen voor financiering in het kader van het Daphne III-programma;

9.  verzoekt de lidstaten en de belanghebbende partners ook om zich voor deze doelstelling van een betere verdeling van de programma's tussen de lidstaten in te zetten;

10. verzoekt de Commissie meer financiële middelen beschikbaar te stellen voor projecten die erop gericht zijn jonge generaties bewust te maken van nieuwe vormen van geweld die verband houden met het groeiende gebruik van socialenetwerksites (bedreigingen, psychologische druk, pesten, kinderpornografie), die verraderlijker zijn dan andere vormen van geweld maar evenveel lichamelijk of geestelijk letsel kunnen opleveren;

11. verzoekt de lidstaten regelmatig gegevens te verzamelen over geweld tegen vrouwen, zodat de omvang van het probleem kan worden verduidelijkt;

12. wijst op de toegevoegde waarde van het Daphne-programma voor de EU, dat verschillende organisaties uit de lidstaten in staat stelt samen te werken om geweld tegen te gaan en kennis en optimale werkmethoden uit te wisselen; merkt ook op dat uit de door Daphne III gefinancierde projecten solide verenigingen en structuren zijn voortgekomen die de doelgroepen op langere termijn zullen blijven steunen en aanleiding hebben gegeven tot beleidswijzigingen op zowel nationaal als EU-niveau;

13. onderstreept dat bijzondere aandacht moet worden verleend aan projecten met het doel eerwraak en genitale verminking bij vrouwen uit te bannen;

14. verzoekt de Commissie de financiering van nationale projecten met kleine organisaties zonder winstoogmerk toe te staan en wenst dat de volledige deelname aan associatiepartnerschappen van een groot aantal kleine ngo's in de toekomst mogelijk blijft en ondersteund wordt, aangezien zij een belangrijke rol spelen in het opsporen van minder bekende, nieuwe of taboeproblemen en deze op vernieuwende wijze aanpakken, alsook in de bescherming en ondersteuning van slachtoffers;

15. erkent de belangrijke rol van maatregelen in het kader van het Daphne III-programma ter voorkoming en bestrijding van geweld tegen vrouwen, maar herhaalt dat er wetgevende maatregelen moeten worden aangenomen op Europees niveau om gendergerelateerd geweld uit te bannen;

16. verzoekt de Commissie de website van het online instrument Daphne Toolkit naar alle talen van de Europese Unie te vertalen en te actualiseren, en daarop de resultaten van projecten uit het Daphne-programma en de daaruit voortvloeiende aanbevelingen bekend te maken, zodat deze website door alle belanghebbenden als een databank kan worden gebruikt; verzoekt de Commissie om op haar website speciale, gebruiksvriendelijke pagina's te creëren die exclusief gewijd zijn aan het Daphne-programma en, vanaf 2014, aan projecten uit het programma Rechten en burgerschap die gericht zijn op de bestrijding van geweld tegen vrouwen, kinderen en tieners;

17. herinnert aan de toezegging van de Commissie in haar actieplan ter uitvoering van het programma van Stockholm om in 2011-2012 een mededeling te presenteren over een strategie ter bestrijding van geweld tegen vrouwen, huiselijk geweld en genitale verminking van vrouwen, gevolgd door een EU-actieplan[7];

18. verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat projecten met betrekking tot de doelstellingen van het Daphne-programma herkenbaar blijven bij de promotie van het programma Rechten en burgerschap, aangezien het Daphne-programma al veel bekendheid heeft verworven en de zichtbaarheid ervan op deze manier optimaal blijft;

19. stelt de Commissie voor de taken van het Daphne-team van DG Justitie uit te breiden van administratie en financieel toezicht naar een meer communicatieve rol;

20. stelt de Commissie voor de resultaten van projecten te benutten om het nationaal en Europees beleid ter voorkoming en bestrijding van geweld tegen vrouwen, kinderen en jongeren te beïnvloeden;

21. verzoekt de Commissie bijzondere aandacht te schenken aan verzoeken voor projecten die zich richten op de bevordering van gendergelijkheid vanaf jonge leeftijd en op voorkoming en onderwijs teneinde de denkwijzen te veranderen en stereotypen te bestrijden;

22. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

  • [1]  Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0127.
  • [2]  PB L 173 van 3.7.2007, blz. 19.
  • [3]  PB L 143 van 30.4.2004, blz. 1.
  • [4]  PB L 34 van 9.2.2000, blz. 1.
  • [5]  Daphne-project 2006 "IPV EU Cost" JLS/DAP/06-1/073/WY "Estimation du coût des violences conjugales en Europe" Maïté Albagly, Sandrine Baffert, Claude Mugnier, Marc Nectoux, Bertrand Thellot.
  • [6]  COM(2011)0254 "Verslag van de tussentijdse evaluatie van het Daphne III-programma 2007-2013".
  • [7]  COM(2010)171 Een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht voor de burgers van Europa - Actieplan ter uitvoering van het programma van Stockholm, blz. 13.

TOELICHTING

Achtergrond

Het in 1997 gelanceerde Daphne-programma is het enige Europese programma te bestrijding van geweld tegen vrouwen, kinderen en jongeren.

Na een in 1997 georganiseerde raadpleging van vertegenwoordigers van ngo's, het Europees Parlement, de Commissie, deskundigen op het gebied van de jeugdbescherming en magistraten, werd in datzelfde jaar het "Daphne-initiatief" gelanceerd om de activiteiten van ngo's te stimuleren met het oog op een betere samenwerking op Europees niveau. Het initiatief kreeg een krediet toegewezen van drie miljoen ECU voor een jaar en was bedoeld ter ondersteuning van bescheiden projecten waarin ngo's uit ten minste twee lidstaten werden samengebracht. Deze projecten konden betrekking hebben op onderzoek, gegevensverzameling en -analyse, vaststelling en uitwisseling van optimale werkmethoden, opleiding, uitwisseling en samenwerking, bewustwordingscampagnes, directe ondersteuning van slachtoffers van geweld en de uitwerking van politieke instrumenten en methoden. Het initiatief was toegankelijk voor alle lidstaten.

De ngo's die met projectvoorstellen kwamen werden aangemoedigd partners te vinden binnen onderzoekscentra, wetshandhavingsinstanties, overheidsdiensten en scholen en ook binnen de media, aangezien deze vorm van samenwerking zeer nuttig kan zijn om geweld te bestrijden.

Ngo's gaven massaal gehoor aan de oproep van de Commissie. In de twee volgende jaren werd 5 miljoen ECU voor het programma uitgetrokken.

Vanaf het jaar 2000 werd het Daphne-initiatief een meerjarig programma voor de periode 2000-2003 met een budget van 20 miljoen euro. Het programma wekte grote interesse, zowel binnen de EU als bij internationale instanties die zich inzetten tegen de seksuele uitbuiting van kinderen voor commerciële doeleinden.

De programma's Daphne II en Daphne III werden gelanceerd in respectievelijk 2004 en 2007, met een gemiddelde jaarbegroting van 10 miljoen euro voor Daphne II en van 16,7 miljoen euro voor Daphne III.

Het programma Daphne III (2007-2013) is een onderdeel van het algemene programma "Grondrechten en justitie".

De algemene doelstelling van Daphne III is om kinderen, jongeren en vrouwen te behoeden voor iedere vorm van geweld en om de bescherming van de gezondheid, het welzijn en de sociale cohesie te verhogen middels een verdieping van het EU-beleid – met name op het gebied van de volksgezondheid, de mensenrechten en de gelijkheid van mannen en vrouwen – en middels de stimulering van maatregelen ter bescherming van de rechten van het kind en ter bestrijding van mensenhandel en seksuele uitbuiting. Het programma is toegankelijk voor ngo's, overheidsdiensten en instellingen (met name universiteiten en onderzoekscentra) uit de 27 lidstaten van de EU.

Een zeer positief resultaat met enkele punten voor verbetering

Sinds 1997 zijn er meer dan 500 projecten opgestart, waarvan de details kunnen worden geraadpleegd op de Daphne Toolkit-website[1] van de Commissie.

Het programma heeft grote interesse gewekt bij ngo's, die in veel grotere getale voorstellen hebben ingediend bij de Commissie dan waarin het beschikbare budget kon voorzien.

De projecten hadden betrekking op verschillende gebieden, zoals seksueel, psychologisch en psychisch geweld binnen verschillende domeinen (instellingen, school, familie).

Bijzonder succesvolle projecten waren gericht op de risico's voor kinderen van het surfen op internet, op bepaalde minder bekende gedragsproblemen onder jongeren die leiden tot zelfverminking, de zorgbehoeften van vrouwen die het slachtoffer zijn geworden van mensenhandel, genitale verminking van vrouwen, de voorkoming van kinderpornografie en pesten op scholen.

In het tussentijdse evaluatieverslag van het Daphne-programma van 11 mei 2011 worden enkele punten voor verbetering genoemd voor de toepassing van het programma tot eind 2013.

Er wordt met name gewezen op het feit dat niet alle lidstaten evenveel aan het programma bijdragen, en dat met name de lidstaten die na 2004 zijn toegetreden (maar ook enkele andere) ondervertegenwoordigd zijn. Ook is een betere bekendmaking van de resultaten van de projecten wenselijk. Het verslag bevat enkele maatregelen voor een doeltreffender beheer van het programma.

Ten slotte wordt in het verslag opgeroepen tot de toespitsing van de programma's op de actieprioriteiten van de EU. Vanuit dat oogpunt wordt vooral aangeraden minder, maar meer grootschalige, projecten te financieren.

Toekomst van het programma

De Commissie heeft zich al voorgenomen maatregelen te treffen om de in het tussentijdse verslag benoemde kwesties te verhelpen, met het oog op een coherent en doeltreffend beleid.

Zij zal haar voornemens met betrekking tot de programma's van de nieuwe generatie "Justitie" en "Rechten en burgerschap" toelichten in de twee voorstellen voor een besluit die zij medio november 2011 moet indienen als onderdeel van het pakket voor het meerjarig financieel kader 2014-2020.

  • [1]  http://ec.europa.eu/justice_home/daphnetoolkit/

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

20.12.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

29

0

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Regina Bastos, Edit Bauer, Andrea Češková, Marije Cornelissen, Silvia Costa, Tadeusz Cymański, Edite Estrela, Iratxe García Pérez, Zita Gurmai, Mikael Gustafsson, Mary Honeyball, Lívia Járóka, Teresa Jiménez-Becerril Barrio, Nicole Kiil-Nielsen, Rodi Kratsa-Tsagaropoulou, Astrid Lulling, Barbara Matera, Elisabeth Morin-Chartier, Siiri Oviir, Antonyia Parvanova, Raül Romeva i Rueda, Nicole Sinclaire, Joanna Katarzyna Skrzydlewska, Marc Tarabella, Britta Thomsen, Marina Yannakoudakis

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Kent Johansson, Christa Klaß, Mariya Nedelcheva, Angelika Werthmann