VERSLAG over "Op weg naar een samenhangende Europese aanpak van collectieve verhaalmechanismen"

12.1.2012 - (2011/2089(INI))

Commissie juridische zaken
Rapporteur: Klaus-Heiner Lehne

Procedure : 2011/2089(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0012/2012
Ingediende teksten :
A7-0012/2012
Debatten :
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over "Op weg naar een samenhangende Europese aanpak van collectieve verhaalmechanismen"

(2011/2089(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie d.d. 4 februari 2011, Openbare raadpleging: "Op weg naar een samenhangende Europese aanpak van collectieve verhaalmechanismen"(SEC(2011)0173),

–   gezien de ontwerpleidraad "Kwantificering van de schade in schadevergoedingsacties n.a.v. overtreding van de artikelen 101 en 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie", door de Commissie gepubliceerd in juni 2011,

–   gezien Richtlijn 2009/22/EG betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van de consumentenbelangen[1],

–   gezien de discussienota van de Commissie over de follow-up van het Groenboek over "Collectief verhaal voor consumenten", door de Commissie gepubliceerd in 2009,

–   gezien zijn resolutie van 26 maart 2009 over het Witboek betreffende schadevergoedingsacties wegens schending van de communautaire mededingingsregels[2],

–   gezien het Groenboek van de Commissie van 27 november 2008 over collectief verhaal voor consumenten (COM(2008)0794),

–   gezien zijn resolutie van 20 januari 2011 over het verslag over het mededingingsbeleid 2009[3],

–   gezien het Witboek van de Commissie van 2 april 2008 betreffende schadevergoedingsacties wegens schending van de communautaire mededingingsregels (COM(2008)0165),

–   gezien het verslag-Monti van 9 mei 2010 over een nieuwe strategie voor de interne markt,

–   gezien de mededeling van de Commissie van 13 maart 2007, getiteld "EU-strategie voor het consumentenbeleid 2007-2013: consumenten mondig maken, hun welzijn verbeteren en hun effectief bescherming bieden" (COM(2007)0099),

–   gezien zijn resolutie van 25 oktober 2011 over alternatieve geschillenbeslechting in burgerlijke, handels- en familiezaken[4],

–   gezien zijn resolutie van 13 september 2011 over de tenuitvoerlegging van de richtlijn betreffende bemiddeling in de lidstaten, impact op de bemiddeling en toepassing door de rechtbanken[5],

–   gezien artikel 48 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en de adviezen van de Commissie economische en monetaire zaken, de Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie interne markt en consumentenbescherming (A7-0012/2012),

A. overwegende dat in de Europese rechtsruimte burgers en bedrijven niet alleen rechten genieten, maar ook in de gelegenheid moeten worden gesteld deze rechten daadwerkelijk en doeltreffend geldend te maken;

B.  overwegende dat recent aangenomen EU-wetgeving erop gericht is partijen in grensoverschrijdende zaken de mogelijkheid te bieden hetzij hun rechten daadwerkelijk[6] geldend te maken hetzij via bemiddeling hun geschil buitengerechtelijk te laten beslechten[7];

C. overwegende dat alternatieve geschillenbeslechting ontegenzeglijk voordelen biedt en dat de reële gelegenheid om de rechter in te schakelen voor alle EU-burgers behouden moet blijven;

D. overwegende dat volgens de in maart 2011 gepubliceerde Flash Eurobarometer "de houding van de consument tegenover grensoverschrijdende handel en consumentenbescherming" 79% van de Europese consumenten aangeeft eerder naar de rechtbank te stappen als zij samen met anderen een collectieve zaak zouden kunnen aanspannen;

E.  overwegende dat consumenten die door een rechtsinbreuk worden getroffen en in een rechtszaak individueel verhaal willen halen zich in termen van toegankelijkheid, effectiviteit en betaalbaarheid vaak voor grote hindernissen geplaatst zien vanwege de soms hoge proceskosten, de mogelijke psychische belasting, ingewikkelde en langdurige procedures en gebrek aan informatie over de beschikbare verhaalsmogelijkheden;

F.  overwegende dat wanneer een groep burgers het slachtoffer is van dezelfde rechtsinbreuk, individueel verhaal wellicht geen effectief middel is om de onwettige praktijken in kwestie een halt toe te roepen of schadeloosstelling te verkrijgen, met name als het persoonlijke verlies klein is ten opzichte van de kosten;

G. overwegende dat de bestaande verhaalsmogelijkheden voor consumenten en de EU-instrumenten voor handhaving in sommige lidstaten over het algemeen als ontoereikend worden beschouwd of onvoldoende bekendheid genieten, waardoor er nog te weinig gebruik van wordt gemaakt;

H. overwegende dat de integratie van de Europese markten en de daardoor ontstane toename van grensoverschrijdende activiteiten duidelijk maken dat er behoefte is aan een coherente EU-aanpak voor zaken waarbij consumenten met lege handen naar huis gaan, aangezien de procedures voor de collectieve vordering van compensatiebetalingen die in een aantal lidstaten zijn ingevoerd niet voorzien in grensoverschrijdende oplossingen;

I.   overwegende dat de nationale en Europese autoriteiten een centrale rol spelen bij de handhaving van EU-wetgeving en dat particuliere handhaving openbare handhaving weliswaar moet aanvullen, maar niet vervangen;

J.   overwegende dat openbare handhaving door beëindiging van overtredingen en het opleggen van boetes op zich de consument niet schadeloosstelt voor geleden schade;

K. overwegende dat het samenvoegen van de vorderingen in één enkele procedure voor collectief verhaal, of de indiening van de vordering door een vertegenwoordigende entiteit of door een orgaan dat handelt in het openbaar belang, het proces zou kunnen vereenvoudigen en de kosten voor de betrokken partijen zou terugbrengen;

L.  overwegende dat een collectief verhaalsysteem een nuttige aanvulling kan vormen op individuele rechtsbescherming, maar daarvoor niet in de plaats kan treden;

M. overwegende dat de Commissie bij elk voorstel dat niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie valt het subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel in acht moet nemen;

1.  juicht bovengenoemde horizontale raadpleging toe en benadrukt dat slachtoffers van onrechtmatige praktijken - of dit nu burgers of bedrijven zijn – de gelegenheid moeten krijgen hun geleden verlies of schade terug te vorderen, met name wanneer zij verspreide of verstrooide schade hebben geleden, omdat het kostenrisico in dergelijke gevallen geen gelijke tred met de geleden schade kan houden;

2.  constateert dat het Hooggerechtshof van de Verenigde Staten zich inspant om lichtvaardig aangespannen rechtsgedingen en misbruik van collectieve schadevergoedingsacties ("class actions")[8] in te dammen en onderstreept dat Europa ervan af moet zien een class action-systeem naar Amerikaans model of om het even welk systeem in te voeren dat geen recht doet aan de Europese rechtstraditie;

3.  juicht het toe dat de lidstaten de rechten van slachtoffers van onrechtmatig gedrag trachten te versterken door wetgeving in te voeren dan wel voornemens zijn wetgeving in te voeren die het gelaedeerden makkelijk maakt een eis tot schadevergoeding in te stellen en tegelijkertijd de verwerpelijke trend om bij het minste geringste een rechtszaak aan te spannen, te keren, doch beseft eveneens dat nationale collectieve verhaalmechanismen sterk uiteenlopen, met name voor wat betreft reikwijdte en procedurele kenmerken, hetgeen het genot van de rechten van burgers kan ondermijnen;

4.  is verheugd over de werkzaamheden van de Commissie met het oog op een coherente Europese aanpak van collectieve verhaalmechanismen en verzoekt de Commissie in haar effectbeoordeling aan te tonen dat overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel maatregelen op EU-niveau noodzakelijk zijn om het huidige EU-regelgevingskader te verbeteren ten einde ervoor te zorgen dat slachtoffers van inbreuken op EU-regelgeving schadeloosstelling kunnen krijgen voor de schade die zij lijden en aldus een bijdrage wordt geleverd aan het consumentenvertrouwen en een soepeler functioneren van de interne markt;

5.  beklemtoont dat een collectieve procedure mogelijk voordelen biedt in termen van lagere kosten en meer rechtszekerheid voor eisers en gedaagden en het rechtsstelsel, doordat wordt voorkomen dat er gelijktijdig gelijksoortige procedures lopen;

6.  is van oordeel dat afdwinging van de mededingingsregels van overheidswege essentieel is om uitvoering te kunnen geven aan de bepalingen van de Verdragen, om de doelstellingen van de EU volledig te kunnen verwezenlijken en ervoor te zorgen dat het Europese mededingingsrecht door de Commissie en de nationale mededingingsautoriteiten wordt gehandhaafd;

7.  wijst er eens te meer op dat momenteel alleen de lidstaten bevoegd zijn om nationale regels vast te stellen ter bepaling van het schadeloosstellingsbedrag dat kan worden toegekend; merkt voorts op dat de handhaving van het nationale recht de uniforme toepassing van het Europese recht niet in de weg mag staan;

8.  verzoekt de Commissie grondig na te gaan wat de juiste rechtsgrond voor maatregelen op het gebied van collectief verhaal is;

9.  merkt op dat volgens de tot dusverre beschikbare informatie, met name een in 2008 in opdracht van DG SANCO uitgevoerde studie ("Evaluation of the effectiveness and efficiency of collective redress mechanisms in the EU") geen van de in de EU bestaande collectieve verhaalmechanismen onevenredige economische gevolgen heeft gehad;

Vigerende EU-wetgeving en dwangmaatregelen tot rechtsherstel

10. merkt op dat sommige handhavingsmechanismen voor afzonderlijke gevallen, zoals Richtlijn 2008/52/EG betreffende bepaalde aspecten van bemiddeling/mediation in burgerlijke en handelszaken en Verordening (EG) nr. 805/2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen, reeds op EU-niveau bestaan en is van oordeel dat met name Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen gelaedeerden toegang tot de rechter biedt door het eenvoudiger te maken grensoverschrijdende geschillen over vorderingen van minder dan 2000 euro te beslechten, doch wijst erop dat deze wetgeving niet bedoeld is om effectieve toegang tot de rechter te bieden ingeval een groot aantal gelaedeerden dezelfde schade hebben geleden;

11. is van oordeel dat dwangmaatregelen tot rechtsherstel ook een belangrijk middel kunnen zijn om de rechten die burgers en bedrijven uit hoofde van het EU-recht genieten, te beschermen en dat de mechanismen die zijn ingevoerd bij Verordening (EG) nr. 2006/2004 betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming[9] en Richtlijn 2009/22/EG betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van de consumentenbelangen aanzienlijk verbeterd kunnen worden door de samenwerking en dwangmaatregelen tot rechtsherstel in grensoverschrijdende geschillen te bevorderen;

12. is van oordeel dat er met name in de milieusector grote behoefte is aan betere dwangmaatregelen tot rechtsherstel; verzoekt de Commissie na te gaan hoe het rechtsherstel tot die sector kan worden uitgebreid;

13. is van oordeel dat dwangmaatregelen tot rechtsherstel gericht moeten zijn op de belangen van zowel de individu als het openbaar belang en dat voorzichtigheid moet worden betracht bij het verruimen van de toegang tot de rechter voor organisaties, aangezien het voor organisaties niet gemakkelijker moet zijn om naar de rechter te stappen dan voor de gewone burger;

14. verzoekt de Commissie de effectiviteit van Richtlijn 98/27/EG betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van de consumentenbelangen en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming, verder te versterken om een passende openbare handhaving van de consumentenrechten in de EU te waarborgen; onderstreept evenwel dat noch Richtlijn 98/27/EG, noch Verordening (EG) nr. 2006/2004 voorziet in schadeloosstelling van door consumenten geleden schade;

Juridisch bindend horizontaal kader en waarborgen

15. is van oordeel dat toegang tot de rechter middels collectief verhaal onder het procesrecht valt en vreest dat ongecoördineerde EU-initiatieven op het gebied van collectief verhaal tot een versnippering van het nationale procesrecht en aansprakelijkheidsrecht zullen leiden, zodat toegang tot de rechter in de EU niet versterkt maar juist verzwakt wordt; wenst dat, indien na rijp beraad besloten wordt dat een EU-regeling voor collectief verhaal noodzakelijk en wenselijk is, eventuele voorstellen voor collectief verhaal de vorm van een horizontaal kader krijgen, met inbegrip van een reeks gemeenschappelijke beginselen dat binnen de EU een uniforme toegang tot de rechter waarborgt en alle schendingen van de rechten van de consument gericht, doch niet uitsluitend aanpakt;

16. onderstreept dat het noodzakelijk is naar behoren rekening te houden met de rechtstraditie en de rechtsorde van de afzonderlijke lidstaten en de coördinatie van goede praktijken tussen de lidstaten op te voeren en is van oordeel dat de werkzaamheden met het oog op een EU-regeling voor daadwerkelijk verhaal van zowel consumenten als het MKB niet mogen leiden tot vertragingen bij de vaststelling van het horizontaal kader;

17. onderstreept dat een juridisch bindend horizontaal kader de kernaspecten van collectieve schadevergoedingsacties moet dekken; onderstreept voorts dat met name formele en internationale privaatrechtelijke regels op collectieve acties in hun algemeenheid van toepassing moeten zijn, ongeacht de betrokken sector, terwijl een beperkt aantal regels betreffende consumentenbescherming of mededingingsrecht die gaan over aangelegenheden zoals de juridisch bindende kracht van besluiten van de nationale mededingingsautoriteiten bijvoorbeeld in aparte artikelen of hoofdstukken van dit horizontale instrument of in aparte rechtsinstrumenten gelijktijdig met of na de vaststelling van het horizontaal instrument kunnen worden opgenomen;

18. is de mening toegedaan dat geleden individuele schade of verlies doorslaggevend zijn om al dan niet te besluiten een rechtsgeding aan te spannen, aangezien er uiteraard altijd een vergelijking wordt gemaakt met de eventuele proceskosten; herinnert de Commissie er bijgevolg aan dat het horizontaal kader voor collectief verhaal een doeltreffend en kostenefficiënt instrument voor alle partijen dient te zijn en is van mening dat de lidstaten bij de vaststelling van hun nationale regelgeving met betrekking tot collectieve verhaalprocedures kunnen terugvallen op Verordening (EG) nr. 861//2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen, voor zover het bedrag van de vordering niet hoger ligt dan in die verordening is voorzien;

19. is van oordeel dat collectief verhaal in het kader van een horizontaal kader het meest zal opleveren in gevallen waarin de verwerende en eisende partij niet in dezelfde lidstaat woonachtig zijn (grensoverschrijdende dimensie) en de rechten die geschonden zouden zijn door EU-wetgeving worden gewaarborgd (schending van EU-recht); wenst dat verder onderzoek wordt verricht naar verbetering van de verhaalsmogelijkheden in geval van schending van nationale wetgeving met mogelijke grote, grensoverschrijdende gevolgen;

20. herhaalt dat er in het kader van het horizontaal instrument voor moet worden gezorgd dat lichtvaardig procederen en misbruik van collectief verhaal moeten worden voorkomen, zodat er een eerlijk proces kan plaatsvinden en onderstreept dat hierbij onder meer de volgende punten in acht moeten worden genomen:

Procesbevoegdheid

–   wil een vordering representatief en ontvankelijk zijn, dan dient er sprake te zijn van een duidelijk afgebakende groep en dienen de leden van deze groep geïdentificeerd te zijn alvorens de vordering wordt ingesteld;

   de Europese aanpak van collectief verhaal moet worden gebaseerd op het "opt-in"-beginsel, hetgeen impliceert dat de slachtoffers duidelijk moeten worden geïdentificeerd en alleen aan de procedure mogen deelnemen, wanneer zij daartoe uitdrukkelijk de wens te kennen hebben gegeven, ten einde potentieel misbruik te voorkomen; onderstreept dat de bestaande nationale stelsels in acht dienen te worden genomen conform het subsidiariteitsbeginsel; verzoekt de Commissie zich te beraden over een stelsel waarbij alle potentieel betrokken slachtoffers van relevante informatie worden voorzien, dat de representativiteit van collectieve rechtszaken vergroot, dat een zo groot mogelijk aantal slachtoffers kans op schadeloosstelling biedt en dat garant staat voor een eenvoudige, betaalbare en effectieve toegang tot de rechter voor EU-burgers, zodat buitensporig procederen en onnodige individuele of collectieve acties die met dezelfde inbreuk samenhangen worden voorkomen; roept de lidstaten ertoe op doeltreffende mechanismen op te zetten om zoveel mogelijk slachtoffers te informeren en bewust te maken van hun rechten en verplichtingen, met name als deze in verschillende lidstaten wonen, waarbij tegelijkertijd moet worden voorkomen dat de reputatie van de betrokken partij ten onrechte wordt geschaad, ten einde het beginsel van vermoeden van onschuld na te leven;

–   een collectief verhaalstelsel in het kader waarvan de gelaedeerden niet worden geïdentificeerd alvorens een uitspraak wordt gedaan, dient te worden verworpen op grond van het feit dat het tegen de rechtsorde van diverse lidstaten indruist en de rechten schendt van een gelaedeerde die onwetend is van het feit dat hij bij de procedure betrokken is maar toch aan de rechterlijke beslissing gebonden is;

–   de lidstaten dienen er zorg voor te dragen dat voor een rechter of soortgelijke instantie de discretionaire bevoegdheden behouden blijven om een potentiële collectieve vordering voorafgaand op ontvankelijkheid te toetsen ten einde te verzekeren dat aan de gestelde criteria wordt voldaan en de vordering voor een proces in aanmerking komt;

   de lidstaten dienen instanties aan te wijzen die bevoegd zijn representatieve acties in te stellen en er dienen op Europees niveau criteria te worden vastgesteld die deze bevoegde entiteiten duidelijk definiëren; deze criteria kunnen worden gebaseerd op artikel 3 van Richtlijn 2009/22/EG betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van de consumentenbelangen, doch moeten nader worden gespecificeerd om ervoor te zorgen dat enerzijds wordt voorkomen dat zaken van gering belang voor de rechter worden gebracht en anderzijds de toegang tot de rechter wordt gewaarborgd; de criteria moeten onder meer betrekking hebben op de financiële en personele middelen van de bevoegde instanties;

–   het moet gelaedeerden in elk geval vrijstaan bij een bevoegde rechtbank het alternatief van individuele schadevergoeding te vorderen;

Volledige vergoeding van daadwerkelijk geleden schade

–   het horizontaal kader is alleen bestemd voor vergoeding van daadwerkelijk geleden schade en hoge schadevergoedingen moeten worden verboden; uit hoofde van het schadevergoedingsconcept moet de toegewezen schadevergoeding naar gelang van de door de individu geleden schade over de gelaedeerden worden verdeeld; resultaatafhankelijke beloningen komen in Europa nauwelijks voor en horen niet thuis in het verplichte horizontale kader;

Toegang tot bewijsmateriaal

–   collectieve eisers mogen zich met betrekking tot inzage in het bewijsmateriaal van de verweerder niet in een betere positie bevinden dan individuele eisers en iedere eiser moet zijn eis tot schadevergoeding gedegen onderbouwen; de verplichting om documenten aan de eiser ter inzage te geven ("inzagerecht") is in Europa nauwelijks bekend en hoort niet thuis in het horizontale kader;

Principe dat de verliezer betaalt

–   geen enkel rechtsgeding is zonder financiële risico's en de lidstaten moeten hun eigen regels vaststellen voor de verdeling van de kosten in die zin dat de verliezende partij de kosten van de andere partij draagt ten einde te voorkomen dat zaken van gering belang in het kader van een EU-collectief verhaalmechanisme voor de rechter worden gebracht;

Geen financiering door derden

–   de Commissie moet geen voorwaarden stellen aan of richtsnoeren geven voor de financiering van schadevergoedingsprocedures, aangezien het in de meeste lidstaten niet gebruikelijk is dat derden rechtsprocedures financieren om vervolgens bijvoorbeeld aanspraak te maken op een aandeel in de toegewezen schadevergoeding; een en ander mag de lidstaten niet beletten voorwaarden te stellen aan of richtsnoeren te geven voor de financiering van schadevergoedingsprocedures;

21. stelt voor dat, mocht de Commissie met een voorstel voor een horizontaal kader voor collectief verhaal komen, daarvoor in beginsel een vervolgbeleid wordt vastgesteld waarbij particuliere afdwinging op grond van collectieve verhaalmechanismen kan worden ingesteld, wanneer er sprake is van een voorafgaand niet-nalevingsbesluit van de Commissie of van een nationale mededingingsautoriteit; merkt op dat het in principe toestaan van vervolgvorderingen in de regel niet uitsluit dat er zowel losstaande als vervolgvorderingen kunnen worden ingeleid;

22. verzoekt de Commissie naar wegen te zoeken om de consument bewuster te maken van de beschikbaarheid van collectieve verhaalmechanismen en de samenwerking tussen voor de inleiding van collectieve vorderingen bevoegde entiteiten te vergemakkelijken; wijst in dit opzicht op de bepalende rol die consumentenorganisaties en de Europese centra voor de consument (ECC-Net) kunnen spelen om dergelijke informatie aan zoveel mogelijk gelaedeerden van overtredingen van EU-wetgeving te verstrekken;

23. beklemtoont dat vele van de door de Commissie vastgestelde schendingen van het EU-consumentenrecht de roep om meer dwangmaatregelen tot rechtsherstel rechtvaardigen[10], doch beseft dat dat ontoereikend is wanneer gelaedeerden schade hebben geleden en recht op vergoeding hebben; verzoekt de Commissie de EU-wetgeving in kaart te brengen waar dwangmaatregelen tot rechtsherstel niet tot nauwelijks haalbaar zijn;

24. is van oordeel dat dit moet gebeuren ten einde de gebieden te identificeren waarop het horizontale kader kan voorzien in collectieve dwangmaatregelen tot rechtsherstel bij overtreding van deze wetgeving alsook bij schending van de EU-mededingingsregels; wenst dat de relevante EU-wetgeving in een bijlage bij het horizontale instrument wordt opgenomen;

Alternatieve geschillenbeslechting (ADR)

25. merkt op dat mechanismen voor alternatieve geschillenbeslechting vaak afhankelijk zijn van de bereidheid tot medewerking van de handelaar en is van oordeel dat een doeltreffend juridisch verhaalsysteem een sterke prikkel voor de partijen kan vormen om hun geschil buitengerechtelijk te schikken, waardoor een aanzienlijk aantal zaken zonder tussenkomst van de rechter zou kunnen worden opgelost; spoort aan tot de invoering van ADR-regelingen op Europees niveau zodat geschillen snel en op goedkope wijze kunnen worden beslecht en daardoor een aantrekkelijker optie dan gerechtelijke procedure zullen vormen en stelt voor dat de rechters die de voorafgaande ontvankelijkheidstoets voor een collectieve vordering uitvoeren tevens de bevoegdheid krijgen om partijen te verplichten eerst naar een voor alle partijen bevredigende oplossing te zoeken alvorens een collectieve schadevergoedingsactie voor de rechtbank in te stellen; is van oordeel dat de door het Hof vastgestelde criteria [11]een goed uitgangspunt vormen voor het invoeren van deze bevoegdheid; benadrukt echter dat dergelijke mechanismen, zoals de naam het al aangeeft, alleen bij wijze van alternatief voor een gerechtelijke verhaalprocedure mogen worden ingezet, en daarvoor geen voorwaarde mogen vormen;

Rechterlijke bevoegdheid en toepasselijk recht

26. onderstreept dat in het horizontale kader regels moeten worden opgenomen om "forum shopping" te voorkomen zonder dat de toegang tot de rechter in het gedrang komt en dat Brussel I als uitgangspunt moet dienen om vast te stellen welke rechtbank bevoegd is;

27. wenst dat verder wordt onderzocht hoe de collisieregels kunnen worden gewijzigd; meent dat één oplossing eruit bestaat de wettelijke voorschriften toe te passen van het land waar de meeste gelaedeerden woonachtig zijn, met dien verstande dat individuele gelaedeerden het recht moeten behouden niet aan de collectieve vordering deel te nemen, doch in plaats daarvan zelf een eis tot schadevergoeding kunnen instellen, overeenkomstig de algemene regels van het internationaal privaatrecht zoals bedoeld in de verordeningen Brussel I, Rome I en Rome II;

28. benadrukt dat ingevolge het arrest van het Hof in Zaak C-360/09, Pfleiderer, de Commissie erop moet toezien dat collectief verhaal niet ten koste gaat van de effectiviteit van het in het kader van het mededingingsrecht gehanteerde clementiebeleid, noch van de afwikkelingsprocedure;

Gewone wetgevingsprocedure

29. dringt erop aan dat het Europees Parlement in het kader van de gewone wetgevingsprocedure wordt betrokken bij alle wetsvoorstellen inzake collectieve dwangmaatregelen tot rechtsherstel en dat alle voorstellen dienaangaande op een gedetailleerde effectbeoordeling worden gebaseerd;

30. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de sociale partners op EU-niveau.

  • [1]  PB L 110 van 1.5.2009, blz. 30.
  • [2]  PB C 117 E van 6.5.2010, blz. 161.
  • [3]  Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0023.
  • [4]  Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0449.
  • [5]  Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0361.
  • [6]  Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen (PB L 199 van 31.7.2007, blz. 1); Verordening (EG) nr. 1896/2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (PB L 399 van 30.12.2006, blz. 1); Verordening (EG) nr. 805/2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen (PB L 143 van 30.4.2004, blz. 15).
  • [7]  Richtlijn 2008/52/EG betreffende bepaalde aspecten van bemiddeling/mediation in burgerlijke en handelszaken (PB L 136 van 24.5.2008, blz. 3).
  • [8]  Wal-Mart Stores Inc. v. Dukes et al. 564 U. S. xxx (2011).
  • [9]  PB L 364 van 9.12.2004, blz. 1.
  • [10]  Studie over de problemen waarmee de consument wordt geconfronteerd bij het halen van verhaal in geval van overtredingen van de wetgeving inzake consumentenbescherming en de economische gevolgen van zulke problemen, Deel I, Hoofdverslag, 26 augustus 2008, blz. 21 e.v.
  • [11]  Arrest van 18 maart 2010 in de gevoegde zaken C-318/08, C-319/08 en C-320/08, Alassini, nog niet in de Jurisprudentie gepubliceerd.

TOELICHTING

Uw rapporteur juicht de horizontale raadpleging van de Commissie toe, alsmede het feit dat zij openstaat voor een Europese aanpak van collectieve verhaalsmogelijkheden en stevige garanties wil invoeren om lichtvaardig procederen te voorkomen. De recente uitspraak van het Amerikaanse Hooggerechtshof in een collectieve schadevergoedingsactie[1] toont wederom aan dat de Amerikaanse rechterlijke macht zelf de strijd heeft aangebonden tegen lichtvaardig ingestelde collectieve rechtsprocedures die wegens gebrek aan rechtsbelang nauwelijks kans van slagen hebben en die tot excessen leiden waarvan men zeer waarschijnlijk niet had kunnen vermoeden dat ze zo'n vlucht zouden nemen toen deze wijze van procederen tientallen jaren geleden werd toegestaan. Europa moet plannen om de rechtstradities van de EU te veranderen door buitenlandse procedures over te nemen die lichtvaardig ingestelde collectieve rechtsprocedures tot gevolg kunnen hebben, dan ook met man en macht bestrijden.

Uw rapporteur heeft de stellige indruk dat de Europese rechtstraditie er eerder op gericht is geschillen tussen individuele personen te beslechten dan via een collectief organisme. Desalniettemin kan het in sommige gevallen enerzijds in het belang van slachtoffers van onrechtmatig gedrag zijn om vorderingen te bundelen die zij anders individueel niet hadden ingesteld en anderzijds kan het in het belang van bedrijven zijn dat de rechter in een rechtszaak een enkele uitspraak doet zodat rechtszekerheid over het voorwerp van het geschil wordt verkregen. Om deze reden hebben veel lidstaten in de afgelopen jaren collectieve instrumenten ingevoerd waarmee groepen gedupeerden tot op zekere hoogte toegang tot de rechter wordt geboden. Deze instrumenten lopen sterk uiteen, variërend van acties door belangenbehartigers, collectieve acties tot proefprocessen. Het was niet mogelijk gedetailleerde informatie over de relevante nationale wetsvoorschriften op dit gebied te vinden, en al helemaal niet over de toepassing en doeltreffendheid ervan aangezien diverse lidstaten deze mogelijkheden pas onlangs hebben geïntroduceerd en betrouwbare informatie hierover niet altijd voorhanden is. Het verbaast uw rapporteur dan ook niet dat de Commissie vooralsnog niet heeft kunnen aantonen dat EU-maatregelen op dit terrein noodzakelijk zijn. Ook moet nog grondig worden onderzocht welk artikel van het VWEU als rechtsgrond voor een horizontaal instrument kan dienen. Bovendien moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de nationale regeringen dergelijke maatregelen zullen verwerpen[2].

Uw rapporteur is desalniettemin van mening dat burgers en bedrijven in de Europese rechtsruimte hun rechten uit hoofde van EU-wetgeving daadwerkelijk en doeltreffend geldend moeten kunnen maken. In geval van strooi- of verspreide schade is het inderdaad niet uitgesloten dat slachtoffers van onrechtmatig gedrag ervan afzien een vordering tot schadevergoeding in te stellen omdat de kosten die hiermee gemoeid zijn niet opwegen tegen de geleden schade. Handhaving van het EU-recht door Europese en nationale autoriteiten moet echter voorop blijven staan aangezien deze autoriteiten over publiekrechtelijke onderzoeksinstrumenten beschikken die voor particuliere partijen ontoegankelijk zijn; in dit opzicht moet particuliere handhaving een aanvullend karakter blijven behouden.

Vigerende EU-wetgeving en dwangmaatregelen tot rechtsherstel

In de afgelopen jaren heeft de EU allerlei maatregelen getroffen om toegang tot de rechter te verbeteren. Dankzij bijvoorbeeld Verordening nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen wordt gedupeerden op efficiënte wijze toegang tot de rechter verleend doordat procederen in grensoverschrijdende geschillen over vorderingen van minder dan 2000 euro met deze verordening vereenvoudigd is. Een nadere evaluatie van deze verordening moet uitwijzen of de bedoelingen van de EU-wetgever in de praktijk goed tot hun recht zijn gekomen.

Uw rapporteur beseft dat dwangmaatregelen tot rechtsherstel belangrijk zijn. In veel gevallen, zoals bij misleidende reclame, onduidelijk geformuleerde overeenkomsten, enz. kan geen schade ontstaan en dan moet voorrang worden gegeven aan het stopzetten van het onrechtmatig gedrag. De Commissie heeft zelf aangegeven hoe Verordening nr. 2006/2004 betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming[3] en Richtlijn 2009/22/EG betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van de consumentenbelangen (de rechtsherstelrichtlijn)[4] verbeterd kunnen worden om samenwerking en dwangmaatregelen tot rechtsherstel in de hand te werken[5].

Uw rapporteur maakt zich evenwel zorgen over een ruime uitleg van de nationale formele regels die op grond van de jurisprudentie van het Hof van Justitie niet ongunstiger mag zijn dan de uitleg die in soortgelijke nationale rechtszaken wordt gehanteerd (het gelijkwaardigheidsbeginsel) en die het in de praktijk onmogelijk of uiterst moeilijk mag maken om door het EU-recht verleende rechten uit te oefenen (het doeltreffendheidsbeginsel)[6]. Uw rapporteur is de mening toegedaan dat organisaties met inachtneming van deze beginselen niet bevoorrecht mogen worden als het om toegang tot de rechter gaat en de EU-wetgeving moet zich veeleer richten op de bescherming en handhaving van de belangen van de individu dan op de belangen van het grote publiek.

Horizontale instrumenten en waarborgen

Gezien de uiteenlopende nationale formele regels is uw rapporteur van oordeel dat alle initiatieven op het gebied van collectief rechtsherstel tot een versnippering van het aansprakelijkheids- en procesrecht van de lidstaten zullen leiden. Een Europese aanpak kan niet volstaan met een coördinatie van de diverse initiatieven van de Commissie omdat coördinatie niet kan voorkomen dat de wetgevingprocedures in uiteenlopende resultaten zullen uitmonden.

Alle initiatieven op het gebied van collectief rechtsherstel botsen namelijk op dezelfde procesrechtelijke en internationaal privaatrechtelijke problemen. Zo zijn er stevige garanties nodig met betrekking tot de status van de instantie die de gelaedeerden vertegenwoordigt, de toelatingscriteria waaraan deze instantie moet voldoen, de toegang tot bewijsmiddelen of de toepassing van het beginsel dat de verliezer voor de proceskosten opdraait, ongeacht de sector waar het geschil speelt. Deze vraagstukken worden niet alleen in het kader van de huidige horizontale raadpleging maar ook in de reeds gepubliceerde wit- en groenboeken aangekaart.

Uw rapporteur heeft sterk de indruk dat de Commissie uitgaat van een horizontale aanpak. Uit Groenboek van de Commissie over collectief verhaal voor consumenten blijkt dat dit horizontale instrument op diverse sectoren moet worden toegepast, zoals financiële diensten, telecommunicatie, enz.[7]. De bindende factor is dus niet langer de betrokken sector, maar alleen de eiser, d.w.z. de consument. Hieruit blijkt zonneklaar dat een horizontaal instrument de beste aanpak vormt omdat daarmee wordt voorkomen dat voor iedere sector een aparte wetgeving moet worden ingevoerd, hetgeen natuurlijk tot een versnippering van de nationale procesregels leidt.

Een dergelijke versnippering verstoort niet alleen het functioneren van het rechtssysteem, maar leidt ook een grotere rechtsonzekerheid. Dit druist in tegen het doel om de toegang van justitiabelen tot de rechter te verbeteren. Het procesrecht bepaalt de regels die van toepassing zijn op gerechtelijke procedures en beoogt toegang tot de rechter te bevorderen. Over het algemeen wordt binnen deze regels geen onderscheid tussen de diverse bedrijfssectoren en rechtsgebieden gemaakt. In het kader van een Europese aanpak van collectief rechtsherstel mag een dergelijk onderscheid dan ook niet worden ingevoerd en moet veeleer een horizontale aanpak als uitgangspunt worden genomen. Indien voor bepaalde sectoren specifieke regels noodzakelijk zijn, dan kunnen die in het horizontale instrument zelf worden opgenomen, bijvoorbeeld in een apart hoofdstuk.

Uw rapporteur is van mening dat collectief rechtsherstel mogelijk moet zijn als een gedupeerde geen vordering tot schadevergoeding instelt omdat hij of zij van oordeel is dat de geleden schade niet opweegt tegen de proceskosten. Uit onderzoek is gebleken dat de financiële drempel tussen de 101 en 2500 euro ligt[8]. Het beperken van collectief rechtsherstel tot een persoonlijk geleden schade van 2000 euro of minder zou stroken met Verordening nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen en de samenhang van EU-wetgeving waarborgen. Uw rapporteur zou een discussie willen aanzwengelen over de vraag of een lagere drempel de voorkeur verdient.

Uw rapporteur meent dat een horizontaal instrument voorhanden moet zijn in grensoverschrijdende geschillen waarbij het EU-recht met voeten is getreden. Van een grensoverschrijdend geschil is sprake als de gelaedeerde en de verwerende partij niet in dezelfde lidstaat woonachtig zijn. Het horizontale instrument kan ook worden toegepast als de gelaedeerden niet in dezelfde lidstaat woonachtig zijn.

Het horizontale instrument moet geschoeid zijn op het beginsel dat eenieder die schade heeft geleden recht op schadeloosstelling heeft, maar dat gedupeerden die een collectief een rechtszaak aanspannen niet bevoorrecht mogen worden boven individuele slachtoffers. Dit beginsel impliceert dat in het horizontale instrument een aantal waarborgen worden opgenomen.

Uw rapporteur verlangt dat alleen bevoegde organen gelaedeerden mogen vertegenwoordigen. Hiertoe moeten Europese criteria worden opgesteld op grond waarvan lidstaten bepaalde instanties kunnen toestaan een eis tot schadevergoeding in te stellen. Artikel 3 van Richtlijn 2009/22/EG betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van de consumentenbelangen kan hierbij als inspiratiebron dienen. Deze criteria moeten een eerste hindernis opwerpen om misbruik van het horizontale instrument uit te sluiten. Op grond van deze criteria kunnen bijvoorbeeld consumentenorganisaties, de ombudsman, enz. als bevoegd worden aangewezen. Gezien de ingewikkelde rechtsregels die voor collectieve acties gelden, moeten de gedupeerden door een advocaat worden vertegenwoordigd. Collectieve acties zijn derhalve niet nodig als de gedupeerden hun individuele vorderingen in een enkele vordering kunnen onderbrengen. Door bevoegde instanties aan te wijzen behouden de lidstaten een zekere mate van controle op de instanties die de gedupeerden vertegenwoordigen en daarmee ook op eventueel misbruik van het horizontale instrument, terwijl de lidstaten deze controle in het geval van collectief aangespannen rechtszaken moeten ontberen.

Uw rapporteur wenst dat alleen een duidelijk geïdentificeerde groep personen aan een collectief rechtsgeding kan deelnemen en dat deze identificatie voor het instellen van de vordering voltooid moet zijn. In diverse lidstaten is het ingevolge de grondwet verboden dat gedupeerden niet aan het collectieve rechtsgeding deelnemen indien de vordering namens een groep niet-geïdentificeerde slachtoffers is ingesteld omdat het slachtoffers het dan niet vrijstaat geen vordering tot schadeloosstelling in te stellen. Dit is bovendien problematisch met het oog op artikel 6 van het EVRM.

Slechts daadwerkelijk geleden schade mag worden vergoed en alleen de slachtoffers van een schending van een EU-wet mogen schadeloos worden gesteld. Dit impliceert dat de vertegenwoordigende instantie geen deel van de schadeloosstelling mag opstrijken omdat dit niet in strijd zou zijn met het beginsel van schadeloosstelling, maar ook een sterke financiële aanmoediging zou zijn om lichtvaardig te procederen.

Uw rapporteur pleit voor een verbod op privaatrechtelijke boetes om forumshopping te voorkomen. Het Hof heeft in de zaak Manfredi weliswaar erkend dat nationale regels inzake dit soort boetes niet onaanvaardbaar zijn, maar deze uitspraak geldt alleen bij ontstentenis van communautaire regels op dit gebied[9]. De EU-wetgever mag dus een verbod op privaatrechtelijke boetes uitvaardigen.

Uw rapporteur wenst vast te houden aan het beginsel dat de partij die meent dat er sprake van een inbreuk op een het recht is, dit moet aantonen. Het is van doorslaggevend belang dat collectieve eisers zich niet in een betere positie bevinden dan individuele eisers als het om bewijsmiddelen gaat. In plaats van op Europees niveau de buitenlandse praktijk van het recht op inzage in alle stukken in te voeren, moeten de lidstaten de toegang tot bewijsstukken blijven reguleren volgens hun eigen procesrecht blijven reguleren. Het inzagerecht leidt namelijk tot een nodeloze verhoging van de proceskosten en werkt kansloze vorderingen in de hand. Deze praktijk dient derhalve op Europees niveau verworpen te worden.

Uw rapporteur wenst vast te houden aan de nationale regels met betrekking tot de betaling van de proceskosten omdat het stevig in de lidstaten verankerde beginsel dat de verliezer betaalt, ongegronde vorderingen tegenhoudt. Ook moet de Commissie geen soft law-instrumenten gebruiken om de lidstaten ertoe aan te sporen hun proceskostenregels aan te passen.

Uw rapporteur verwerpt de subsidiëring van collectief ingestelde vorderingen. Dit verschijnsel is in de meeste lidstaten niet alleen nagenoeg onbekend, maar maakt van een vordering ook een verhandelbaar goed. De Unie moet voorkomen dat marktmechanismen doorslaggevend zijn om te besluiten of het al dan niet de moeite loont een vordering tot schadeloosstelling in te stellen. In het licht hiervan moeten we beseffen dat veel consumentenorganisaties, enz. door de overheid gesubsidieerd worden en dat goed moet worden overwogen in hoeverre overheidssubsidies moeten worden uitgebreid om acties door belangenbehartigers in de hand te werken.

Uw rapporteur kan wegens de restricties die voor ontwerpverslagen gelden niet nader ingaan op een reeks andere belangrijke kwesties met betrekking tot de noodzakelijke waarborgen, zoals de vraag hoe om te gaan met documenten die zich in handen van de overheid bevinden. Aangezien particuliere vorderingen tot schadevergoeding op gebieden als het mededingingsrecht meestal worden ingesteld nadat de nationale mededingingsautoriteit heeft vastgesteld dat het EU-recht is geschonden, moet de kwestie van toegang tot documenten aan een nader onderzoek worden onderworpen. Uw rapporteur is van mening dat in het kader van openbaar onderzoek toegang tot documenten moet worden gegeven, maar dat specifieke criteria moeten worden opgesteld om na te gaan wanneer toegang tot documenten mag worden geweigerd teneinde de legitieme belangen van de verweerder of een derde partij of andere doorslaggevende belangen te beschermen. Men moet zich er in deze context van bewust zijn dat het Hof onlangs met betrekking tot particuliere schade op mededingingsgebied heeft overwogen dat het "aan de rechters van de lidstaten is om op basis van hun nationaal recht te bepalen onder welke voorwaarden deze toegang moet worden toegestaan of geweigerd, waarbij zij de door het Unierecht beschermde belangen afwegen"[10].

Daarnaast kan men overwegen acties door belangenbehartigers alleen toe te staan nadat de inbreuk op het EU-recht is vastgesteld door de bevoegde nationale of Europese autoriteiten of door de gerechtelijke instantie tegen wier beslissingen onder nationaal recht geen beroep kan worden aangetekend.

In het kader hiervan, maar niet binnen het horizontaal instrument, moeten specifieke criteria worden opgesteld op grond waarvan boetes of andere sancties van de overheid in mindering op de schadeloosstelling kunnen worden gebracht nadat de schadevergoeding is toegewezen teneinde de verweerder niet met onevenredig hoge kosten op te zadelen. Met betrekking tot het mededingingrecht moet Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag[11] dienovereenkomstig worden aangepast.

Tot slot is uw rapporteur van oordeel collectieve acties in geval van een algemene inbreuk op het EU-recht, met name het EU-consumentenrecht, uit den boze zijn aangezien dit tot grotere rechtsonzekerheid leidt: in elk voorkomend geval moet worden bepaald of de geschonden rechten uit de EU- of uit de nationale wetgeving voortvloeien. Ook is het niet voldoende om bepaalde sectoren aan te wijzen, zoals financiële diensten en telecommunicatie[12], omdat dan niet duidelijk is welke rechten die op grond van het EU-recht zijn verleend, op het spel staan. De rechtszekerheid zal echter worden vergroot als de exacte onderdelen van het EU-recht waar zich problemen met de handhaving van de rechten van gedupeerden voordoen, in kaart worden gebracht. Nadat dit gebeurd is, moet het horizontale instrument worden toegepast op schadevorderingen in het kader van een inbreuk op de betrokken wetgeving of op de EU-mededingingregels. Net als bij de rechtsherstelrichtlijn moet de relevante EU-wetgeving in een bijlage bij het horizontaal instrument worden opgenomen zodat precies kan worden bepaald tegen welke inbreuken collectieve acties uit hoofde van het horizontaal instrument mogelijk zijn.

Alternatieve geschillenbeslechting (ADR)

Dankzij ADR kunnen geschillen door de bank genomen snel en op billijke wijze worden beslecht. ADR zou dan ook aantrekkelijker moeten worden gemaakt dan procederen voor de rechter en daarnaast zouden partijen verplicht moeten worden naar een buitengerechtelijke oplossing voor hun geschil te zoeken alvorens een collectieve actie in te mogen stellen. Een dergelijke verplichting impliceert dat bepaalde door het Hof gedefinieerde criteria in acht worden genomen ten einde het recht op een doeltreffende rechtsbescherming te garanderen[13]. Dit najaar zal de Commissie een voorstel over ADR indienen en dit voorstel moet als uitgangspunt voor verdere uitwerking van deze verplichting dienen.

Rechterlijke bevoegdheid en toepasselijk recht

Uw rapporteur is van mening dat de kwestie van de rechterlijke bevoegdheid en het toepasselijk recht van het allerhoogste belang zijn om forumshopping te verhinderen. Het behoeft geen betoog dat er strikte regels nodig zijn om te voorkomen dat de rechtbanken met zaken overspoeld worden. Regels over rechterlijke bevoegdheid en toepasselijk recht in grensoverschrijdende geschillen zijn gunstig voor de zwakkere partij, d.w.z. de consument. Bij collectief verhaal stellen de gelaedeerden evenwel geen individuele maar een collectieve schadevordering in. De noodzaak om de zwakkere partij te beschermen is dan niet langer absoluut zodat in het horizontaal instrument specifieke regels over de rechterlijke bevoegdheid en het toepasselijk recht kunnen worden ingevoerd in plaats van de relevante EU-regels te veranderen.

Met betrekking tot de rechterlijke bevoegdheid moet in het horizontaal instrument een specifieke bepaling worden opgenomen op grond waarvan de rechter van de plaats waar de verweerder woonachtig is, bevoegd is. Uw rapporteur denkt dat een andere oplossing onpraktisch is. Als je namelijk bepaalt dat de rechter van de plaats waar de meeste schade is veroorzaakt, rechtsbevoegd is, kan dat tot problemen leiden omdat het vaak moeilijk, zo niet onmogelijk, is vast te stellen waar de meeste schade is geleden. Bepaal je dat de rechter van de plaats waar de meeste gedupeerden woonachtig zijn, rechtbevoegd is, dan lijkt dat op het eerste gezicht een goed idee in het geval van een opt-out-regeling omdat de gelaedeerden dan duidelijk geïdentificeerd moeten zijn. Maar deze oplossing leidt tot forumshopping omdat in dit geval niet voorkomen kan worden dat de kritieke massa van gedupeerden die afkomstig zijn uit landen waar het procesrecht als "vorderingsvriendelijk" wordt beschouwd, wordt aangemoedigd aan de collectieve actie deel te nemen.

Uw rapporteur is tevens van mening dat met betrekking tot het toepasselijk recht duidelijke en strikte regels noodzakelijk zijn, maar beseft dat dit geen eenvoudige zaak is. Er moet dan ook nader onderzocht worden of het niet mogelijk is dat het recht van het land waar de meeste gelaedeerden woonachtig zijn, wordt toegepast. Een andere oplossing zou zijn het toepasselijk recht te stroomlijnen met de regels inzake rechtsbevoegdheid, d.w.z. dat het toepasselijk recht het recht is van het land waar de verweerder woonachtig is. Het voordeel hiervan is dat de rechter zich dan uitspreekt op basis van een enkel recht waarmee hij vertrouwd is.

Daar de meeste onderdelen van het nationale recht niet volledig geharmoniseerd zijn, kan een dergelijke regel niet verhinderen dat het toepasselijke recht minder rechten verleent dan het materiële recht van de andere lidstaten waar slechts een klein aantal gedupeerden dat aan de collectieve actie deelneemt, woont. Maar gedupeerden kunnen natuurlijk zelf kiezen of ze aan die collectieve actie deelnemen en, als ze dat niet doen, een individuele vordering tot schadevergoeding in hun eigen land instellen.

Als de kwestie van het toepasselijke recht niet wordt geregeld, moet de rechter bij wie de vordering is ingesteld een uitspraak doen op basis van het recht van verschillende landen. Dit kan voorkomen worden door bijvoorbeeld subgroepen van gelaedeerden te vormen die op basis van het materiële recht dat moet worden toegepast, zijn samengesteld. Dit kan nuttig zijn bij complexe vorderingen tot schadevergoeding, maar impliceert wel dat de bevoegde rechter het recht van 28 verschillende lidstaten moet toepassen.

Gewone wetgevingsprocedure

Uw rapporteur dringt er met klem op aan dat het Parlement in het kader van de gewone wetgevingsprocedure bij alle wetsvoorstellen ter zake wordt betrokken. We weten namelijk uit ervaring dat het Parlement geen voorstellen aanvaardt wanneer dit recht niet in acht is genomen.

  • [1]  Wal-Mart Stores Inc. v. Dukes et al. 564 U. S. xxx (2011).
  • [2]  Zie voor de negatieve reacties van de Franse en Duitse regering op de raadpleging respectievelijk http://ec.europa.eu/competition/consultations/2011_collective_redress/french_authorities_fr.pdf en http://ec.europa.eu/competition/consultations/2011_collective_redress/germany_ministry_of_justice_de.pdf
  • [3]  Zie Tweejaarlijks Verslag 2009, COM(2009)0336, en Verslag van de Commissie over de toepassing van Richtlijn 98/27/EG, COM(2008)0756.
  • [4]  Bovenvermeld.
  • [5]  Bovenvermeld.
  • [6]  Zie bijvoorbeeld de uitspraak van het HvJ EU van 12 mai 2011 in zaaknr. C-115/09, Trianel Kohlekraftwerk Lünen, nog niet in de Jurisprudentie gepubliceerd.
  • [7]  Groenboek van 27 november 2008 over collectief verhaal voor consumenten (COM(2008)0794), blz. 4.
  • [8]  Zie Speciale Eurobarometer 342, april 2011, blz. 45. Zie eveneens werkdocument van de diensten van de Commissie: "Consumer Empowerment in the EU" SEC(2011)0469, Brussel, 7.4.2011, blz. 5; 1000 EUR.
  • [9]  Gevoegde zaken C-295/04 t/m C-298/04 Manfredi [2006] Jur. I-6619, par. 92.
  • [10]  Uitspraak van 14 juni 2011 in zaak C-360/09 Pleiderer, nog niet in de Jurisprudentie gepubliceerd.
  • [11]  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.
  • [12]  Groenboek over collectief verhaal voor consumenten COM(2008) 0794, blz. 4.
  • [13]  Gevoegde zaken C 317/08, C 318/08, C 319/08 en C 320/08, Alassini, par. 48 e.v.

ADVIES van de Commissie economische en monetaire zaken (20.10.2011)

aan de Commissie juridische zaken

Op weg naar een samenhangende Europese aanpak van collectieve verhaalmechanismen
(2011/2089(INI))

Rapporteur: Andreas Schwab

SUGGESTIES

De Commissie economische en monetaire zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie juridische zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  is ingenomen met de inspanningen van de Commissie om te komen tot een coherente Europese aanpak op het gebied van collectieve verhaalmechanismen; verwijst naar zijn resolutie van 26 maart 2009 over het Witboek over schadevergoedingsacties wegens schending van de communautaire mededingingsregels en is van mening dat ieder nieuw initiatief op het gebied van collectief verhaal in het kader van het mededingingsbeleid inhoudelijk consistent moet zijn met zowel deze resolutie als de resolutie uit 2009;

2.  is van oordeel dat afdwinging van de mededingingsregels van overheidswege essentieel is om uitvoering te kunnen geven aan de bepalingen van de Verdragen, om de doelstellingen van de EU volledig te kunnen verwezenlijken en ervoor te zorgen dat het Europese mededingingsrecht door de Commissie en de nationale mededingingsautoriteiten wordt gehandhaafd;

3.  erkent echter ook dat er gezien de steeds verdere integratie van de interne markt en de snel toenemende handel via internet behoefte is aan een EU-brede strategie op het gebied van collectieve verhaalmechanismen;

4.  merkt op dat particuliere afdwinging door middel van collectieve verhaalmechanismen de vergoeding op EU-niveau van aan consumenten en ondernemingen toegebrachte schade kan vergemakkelijken en de doeltreffendheid van het Europese mededingingsrecht kan helpen waarborgen;

5.  merkt op dat er in veel lidstaten al vormen van particuliere afdwinging bestaan, maar dat de nationale systemen sterk van elkaar verschillen en dat veel lidstaten niet beschikken over duidelijke en expliciet vastgestelde specifieke regels voor collectief verhaal, inclusief langs justitiële weg;

6.  onderstreept dat de behartiging van de consumentenrechten met het oog op de voltooiing van de interne markt in de gehele Unie onderling beter moet worden afgestemd; wijst erop dat een goed ontworpen systeem voor collectief verhaal bevorderlijk kan zijn voor het consumentenvertrouwen en dus ook voor de soepele werking van de interne markt en de onlinehandel, hetgeen de Europese economie ten goede komt;

7.  merkt tevens op dat er relatief weinig privaatrechtelijke schadevorderingen bij de nationale rechtbanken worden ingediend;

8.  onderstreept derhalve de noodzaak om zowel het recht op toegang tot de rechter als het mededingingsrecht van de EU effectiever toe te passen, aangezien het instellen van individuele vorderingen wellicht niet altijd toereikend en efficiënt is;

9.  wijst er eens te meer op dat momenteel alleen de lidstaten bevoegd zijn om nationale regels vast te stellen ter bepaling van het schadeloosstellingsbedrag dat kan worden toegekend; merkt voorts op dat de handhaving van het nationale recht de uniforme toepassing van het Europese recht niet in de weg mag staan;

10. tekent daarbij aan dat een eventueel in te voeren Europees systeem voor collectief verhaal ook ruimte zou kunnen laten voor in de lidstaten bestaande optimale praktijken in deze sfeer;

11. wijst er voorts op dat eventueel in te voeren horizontale EU-instrumenten voor collectief verhaal moeten voorzien in gemeenschappelijke minimumnormen voor collectieve schadeloosstelling, conform de beginselen van subsidiariteit, specialiteit en evenredigheid, en zich zo mogelijk ook moeten uitstrekken tot algemene procedurele en internationale privaatrechtelijke aspecten;

12. is van mening dat de specifieke problemen die zich voordoen op mededingingsgebied daarbij ook naar behoren in aanmerking moeten worden genomen en dat alle instrumenten in de sfeer van collectief verhaal ten volle moeten zijn berekend op de specifieke kenmerken van de antitrustsector;

13. herinnert eraan dat van deze specifieke aspecten ook het clementiebeleid deel uitmaakt, dat een essentieel instrument is voor het ontmaskeren van kartels; benadrukt dat collectief verhaal niet ten koste mag gaan van de effectiviteit van het in het kader van het mededingingsrecht gehanteerde clementiebeleid, noch van de afwikkelingsprocedure;

14. wijst er voorts op dat schadevorderingen wegens schending van het mededingingsrecht van de EU bijzondere kenmerken hebben waardoor zij in zoverre verschillen van andere schadevorderingen dat zij van invloed kunnen zijn op de rechtstreeks bij de Verdragen aan overheidsinstanties toegewezen bevoegdheden om naar dergelijke schendingen een onderzoek in te stellen en deze te bestraffen, en dat zij anderzijds betrekking hebben op gedragingen die de soepele werking van de interne markt verstoren en ook op diverse niveaus negatieve gevolgen kunnen hebben voor de relaties tussen bedrijven en consumenten;

15. onderstreept voorts dat er vergelijkbare ervaringen zijn aan te wijzen aan de hand waarvan tal van specifieke en belangrijke problemen die op andere terreinen niet bestaan kunnen worden beoordeeld en dat er overvloedige literatuur voorhanden is om daarvoor oplossingen te vinden;

16. wijst erop dat de ervaring die tot nu toe is opgedaan in de EU-lidstaten waar deze verhaalmechanismen al bestaan, leert dat er geen sprake is van misbruiken of bedrijfsliquidaties;

17. wijst er nogmaals op dat er met betrekking tot collectieve verhaalmechanismen in het kader van het mededingingsbeleid voorzorgen moeten worden ingebouwd om te voorkomen dat er een systeem van collectieve schadevergoedingsacties ontstaat met kansloze vorderingen en buitensporig procederen, en dat moet worden gegarandeerd dat de partijen in een gerechtelijke procedure over dezelfde wapens beschikken, en onderstreept voorts dat daarbij o.a. de volgende punten in acht moeten worden genomen:

     –   de eisersgroep moet reeds voor de instelling van de vordering duidelijk zijn geïdentificeerd ("opt-in-procedure");

     –   overheden zoals ombudsmannen of aanklagers, alsmede vertegenwoordigende organen kunnen een geding aanspannen namens een duidelijk afgebakende groep eisers;

     –   de criteria ter bepaling van de vraag welke vertegenwoordigende organen bevoegd zijn om collectieve vorderingen in te stellen moeten op EU-niveau worden vastgesteld;

     –   het ontstaan van een stelsel van "class action lawsuits" moet worden vermeden omdat dit buitensporig procederen in de hand werkt, strijdig kan zijn met de grondwet van sommige lidstaten en de rechten kan aantasten van gedupeerden die eventueel onbedoeld bij de procedure betrokken raken, maar niettemin onder de toepassing van de rechterlijke uitspraak zouden vallen;

(a) toestaan van individuele vorderingen:

     –   het moet eisers onder alle omstandigheden vrijstaan om bij wijze van alternatief bij een bevoegde rechtbank een vordering tot individuele schadevergoeding in te dienen;

     –   collectieve eisers mogen zich niet in een betere positie bevinden dan individuele eisers;

(b) vergoeding van kleine en diffuse schade:

     –   gedupeerden die kleine en diffuse schade hebben geleden, moeten over adequate middelen kunnen beschikken om via collectief verhaal toegang tot de rechter te krijgen en hebben recht op een billijke vergoeding;

(c) gevallen waarin alleen de daadwerkelijk geleden schade wordt vergoed:

     –   slechts de daadwerkelijk geleden schade kan worden vergoed: schadeloosstellingen die bedoeld zijn als sanctie en oneerlijke verrijking moeten worden verboden;

     –   iedere eiser moet zijn eis tot schadevergoeding onderbouwen;

     –   de toegewezen schadevergoeding moet naar gelang de individueel geleden schade over de gedupeerden worden verdeeld;

     –   resultaatafhankelijke beloningen zijn uit den boze omdat dit verschijnsel in Europa nauwelijks voorkomt;

(d) principe dat de verliezer betaalt:

     –   er mag geen vordering worden ingesteld waarbij de eiser weerloos is door een gebrek aan financiële middelen; de proceskosten – en als gevolg hiervan het procesrisico – worden gedragen door de in het ongelijk gestelde partij; de vaststelling van regels betreffende de aanrekening van proceskosten valt onder de bevoegdheid van de lidstaten;

(e) geen financiering door derden:

     –   voorafgaande financiering van het proces door derden, waarbij bijvoorbeeld de eiser een eventueel later recht op schadevergoeding aan derden afstaat, mag niet worden toegestaan;

18. verzoekt de Commissie op een grondige en objectieve manier te onderzoeken of deze waarborgen daadwerkelijk door een systeem voor collectief verhaal kunnen worden geëffectueerd;

19. verzoekt de Commissie duidelijk vast te leggen onder welke voorwaarden vorderingen zijn toegestaan en te bewerkstelligen dat de lidstaten die ervoor moeten zorgen dat elke potentiële collectieve vordering wordt onderworpen aan een voorafgaande ontvankelijkheidscontrole, bevestigen dat is voldaan aan de kwalificatiecriteria en dat de vordering doorgang kan vinden;

20. benadrukt dat elk horizontaal kader moet voldoen aan twee basisvoorwaarden:

     –   de lidstaten passen bij collectieve vorderingszaken die voortvloeien uit inbreuken op de EU-wetgeving geen condities toe die restrictiever zijn dan de voorwaarden welke worden toegepast bij zaken die het gevolg zijn van een inbreuk op hun nationale wetgeving;

     –   de in het horizontale kader neergelegde beginselen staan geenszins de toepassing in de weg van bijkomende maatregelen om te waarborgen dat het met de EU-wetgeving beoogde doel volledig wordt bereikt;

21. stelt voor dat de Commissie met een voorstel komt voor een wetgevingsinstrument ter regeling van collectieve vorderingen in het kader van het mededingingsbeleid, en dat daarvoor in beginsel een vervolgbeleid wordt vastgesteld waarbij particuliere afdwinging op grond van collectieve verhaalmechanismen kan worden ingesteld wanneer er sprake is van een voorafgaand niet-nalevingsbesluit van de Commissie of van een nationale mededingingsautoriteit, zodat de clementieregeling kan worden gehandhaafd en kan worden gewaarborgd dat de Commissie en de nationale mededingingsautoriteiten in staat zijn doeltreffende maatregelen te nemen om de naleving van het mededingingsrecht van de EU af te dwingen;

22. merkt op dat het in principe toestaan van vervolgvorderingen niet uitsluit dat er middels om het even welk rechtsinstrument zowel losstaande als vervolgvorderingen in de mededingingssfeer of op andere terreinen kunnen worden ingesteld; wijst erop dat er bij losstaande vorderingen op moet worden toegezien dat eventuele particuliere vorderingen kunnen worden opgeschort totdat er met betrekking tot de desbetreffende inbreuk conform het EU-recht door de bevoegde mededingingsautoriteit een handhavingsbesluit is genomen;

23. steunt het opzetten van solide EU-brede alternatieve geschillenbeslechtingsmechanismen voor de instelling van vrijwillige, snelle en goedkope buitengerechtelijke geschillenbeslechtingsprocedures, alsook de ontwikkeling van zelfreguleringsinstrumenten zoals gedragscodes; benadrukt echter dat dergelijke mechanismen, zoals de naam het al aangeeft, alleen bij wijze van alternatief voor een gerechtelijke verhaalprocedure mogen worden ingezet, en daarvoor geen voorwaarde mogen vormen;

24. is van mening dat een effectief collectiefverhaalstelsel de ontwikkeling van alternatieve geschillenbeslechtingsmechanismen juist in de hand zou kunnen werken doordat het voor de betrokken partijen als een stimulans zou fungeren om hun geschillen op korte termijn buiten de rechtbank om op te lossen;

25. is de mening toegedaan dat de geleden individuele schade of verlies hoe dan ook doorslaggevend is om al dan niet te besluiten tot het aanspannen van een rechtsgeding en is tevens van mening dat de lidstaten bij de vaststelling van hun nationale regelgeving met betrekking tot collectieve verhaalprocedures kunnen terugvallen op Verordening (EG) nr. 861//2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen[1] , voor zover het bedrag van de vordering niet hoger ligt dan in die verordening is voorzien;

26. onderstreept dat het eventueel door de Commissie met betrekking tot collectieve verhaalmechanismen in de mededingingssfeer voor te stellen wetgevingsinstrument onverwijld en uitsluitend volgens de gewone wetgevingsprocedure moet worden goedgekeurd.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

17.10.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

33

1

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Burkhard Balz, Udo Bullmann, Pascal Canfin, Nikolaos Chountis, George Sabin Cutaş, Leonardo Domenici, Derk Jan Eppink, Diogo Feio, Ildikó Gáll-Pelcz, Jean-Paul Gauzès, Sven Giegold, Sylvie Goulard, Liem Hoang Ngoc, Gunnar Hökmark, Wolf Klinz, Jürgen Klute, Philippe Lamberts, Werner Langen, Astrid Lulling, Arlene McCarthy, Alfredo Pallone, Anni Podimata, Antolín Sánchez Presedo, Peter Simon, Peter Skinner, Ivo Strejček, Kay Swinburne, Marianne Thyssen

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Sophie Auconie, Philippe De Backer, Saïd El Khadraoui, Olle Ludvigsson, Thomas Mann, Andreas Schwab, Theodoros Skylakakis

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Diana Wallis

  • [1]  PB L 199 van 31.7.2007, blz. 1.

ADVIES van de Commissie interne markt en consumentenbescherming (12.10.2011)

aan de Commissie juridische zaken

over Op weg naar een samenhangende Europese aanpak van collectieve verhaalmechanismen
(2011/2089(INI))

Rapporteur: Sylvana Rapti

SUGGESTIES

De Commissie interne markt en consumentenbescherming verzoekt de ten principale bevoegde Commissie juridische zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

A. overwegende dat consumenten die door een rechtsinbreuk worden getroffen en in een rechtszaak individueel verhaal willen halen zich in termen van toegankelijkheid, effectiviteit en betaalbaarheid vaak voor grote hindernissen geplaatst zien vanwege de soms hoge proceskosten, de mogelijke psychische belasting, ingewikkelde en langdurige procedures en gebrek aan informatie over de beschikbare verhaalsmogelijkheden;

B.  overwegende dat wanneer een groep burgers het slachtoffer is van dezelfde rechtsinbreuk, individueel verhaal wellicht geen effectief middel is om de onwettige praktijken in kwestie een halt toe te roepen of schadeloosstelling te verkrijgen, met name als het persoonlijke verlies klein is ten opzichte van de kosten;

C. overwegende dat volgens de in oktober 2004 in de EU-15 gehouden speciale eurobarometer-enquête over toegang van de EU-burgers tot de rechter één op de vijf, respectievelijk één op de twee consumenten bij geschillen over vorderingen van minder dan 1000 euro, respectievelijk 200 euro, niet naar de rechter stapt;

D. overwegende dat volgens de in maart 2011 gepubliceerde Flash Eurobarometer over de houding van de consument tegenover grensoverschrijdende handel en consumentenbescherming 79% van de Europese consumenten aangaf eerder naar de rechtbank te stappen om hun rechten te verdedigen als zij samen met anderen een collectieve zaak zouden kunnen aanspannen;

E.  overwegende dat de bestaande verhaalsmogelijkheden voor consumenten en de EU-instrumenten voor handhaving in sommige lidstaten over het algemeen als ontoereikend worden beschouwd of onvoldoende bekendheid genieten, waardoor er nog te weinig gebruik van wordt gemaakt;

F.  overwegende dat openbare handhaving door middel van beëindiging van overtredingen en het opleggen van boetes op zich de consument niet schadeloosstelt voor geleden schade;

G. overwegende dat tot dusver zestien lidstaten in hun rechtsstelsels collectieve verhaalmechanismen hebben geïntroduceerd, die evenwel grote verschillen vertonen qua reikwijdte, procedurele opzet (juridische status, categorieën slachtoffers, type procedure (opt- in of opt-out), financiering of de rol van mechanismen voor alternatieve geschillenbeslechting naast gerechtelijke verhaalmogelijkheden) en doeltreffendheid, waardoor op EU-niveau een echte juridische lappendeken ontstaat;

H. overwegende dat het samenvoegen van de vorderingen in één enkele procedure voor collectief verhaal, of de indiening van de vordering door een vertegenwoordigende entiteit of door een orgaan dat handelt in het openbaar belang, het proces zou kunnen vereenvoudigen en de kosten voor de betrokken partijen zou terugbrengen;

I.   overwegende dat een collectief verhaalsysteem een nuttige aanvulling kan vormen op individuele rechtsbescherming, maar daarvoor niet in de plaats kan treden;

J.   overwegende dat de integratie van de Europese markten en de daardoor ontstane toename van grensoverschrijdende activiteiten duidelijk maken dat er behoefte is aan een consistente EU-brede aanpak voor zaken waarbij consumenten met lege handen naar huis gaan, aangezien de procedures voor de collectieve vordering van compensatiebetalingen die in een aantal lidstaten zijn ingevoerd niet voorzien in grensoverschrijdende oplossingen;

De behoefte aan een EU-kader

1.  wijst erop dat een aanzienlijk percentage consumenten die schade hebben geleden als gevolg van de gebrekkige schadeloosstellings- en handhavingsystemen in de EU en het gebrek aan informatie geen verhaal kunnen halen en dat de nog steeds bestaande illegale praktijken de samenleving als geheel grote schade toebrengen;

2.  verzoekt de Commissie de effectiviteit van Richtlijn 98/27/EG betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van de consumentenbelangen en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming, verder te versterken om een passende openbare handhaving van de consumentenrechten in de EU te waarborgen; wijst niettemin nadrukkelijk op het feit dat noch Richtlijn 98/27/EG, noch Verordening (EG) nr. 2006/2004 voorziet in schadeloosstelling van consumenten voor geleden schade;

3.  herinnert er voorts aan dat Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen, Richtlijn 2008/52/EG betreffende bepaalde aspecten van bemiddeling in burgerlijke en handelszaken en Verordening (EG) nr. 805/2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen ten doel hebben de toegang tot de rechter te verbeteren, de beslechting van geschillen over grensoverschrijdende geringe vorderingen te vereenvoudigen en de kosten daarvan te drukken, maar dat deze instrumenten tot dusver onvoldoende zijn benut omdat men er zich niet goed van bewust is; wijst er echter op dat deze instrumenten uitsluitend bedoeld zijn ter regeling van individuele gevallen;

4.  onderstreept dat de bestaande situatie niet alleen nadelig is voor consumenten – de zwakkere partij bij markttransacties – maar als gevolg van oneerlijke concurrentie ook ongelijke marktvoorwaarden creëert voor bedrijven die zich wel aan de regels houden; bovendien bestaat er momenteel in de meeste EU-landen geen effectief rechtsstelsel voor de vergoeding van schade aan personen die is ontstaan door overtreding van de concurrentieregels; merkt op dat de mededingingsautoriteiten inbreuken op het concurrentierecht bestraffen en dat er boetes aan de staat worden betaald, maar dat de consumenten die rechtstreeks door dergelijke inbreuken worden getroffen geen schadeloosstelling ontvangen;

5.  constateert met bezorgdheid dat de gebrekkige compensatieregeling een grote lacune in het rechtsstelsel vormt, aangezien handelaren hun illegale winst mogen houden;

6.  wijst erop dat het ontbreken van rechtszekerheid en van een consistente aanpak van collectief verhaal op EU-niveau er gezien de verscheidenheid aan bestaande nationale stelsels mogelijk toe leidt dat burgers hun rechten onvoldoende kunnen uitoefenen en dat deze rechten ongelijk worden toegepast;

7.  benadrukt dat deze situatie een aanzienlijke discriminatie bij de toegang tot de rechter tot gevolg heeft, wat nadelig is voor de interne markt, daar consumenten al naargelang hun woonplaats verschillend worden behandeld;

8.  merkt op dat volgens een in 2008 in opdracht van DG SANCO uitgevoerde studie ("Evaluation of the effectiveness and efficiency of collective redress mechanisms in the EU") geen van de in de EU bestaande collectieve verhaalmechanismen onevenredige economische gevolgen heeft gehad voor de betrokken ondernemingen;

9.  merkt op dat bij het gevoerde overleg is gebleken dat er leemten zijn in het bestaande regelgevingssysteem; wijst derhalve op de toegevoegde waarde van een consistent EU-beleid tot invoering van een gemeenschappelijke regeling op het gebied van collectief verhaal om te voorzien in de tekortkomingen en de geringe effectiviteit van de bestaande wetgevingsinstrumenten van de EU, de verscheidenheid van de situaties op nationaal niveau, de potentiële ontwikkelingen en hervormingen van de bestaande nationale stelsels voor collectief verhaal of de invoering van dergelijke stelsels in lidstaten waar deze instrumenten nog niet bestaan;

10. roept de Commissie er derhalve toe op maatregelen voor te stellen, eventueel ook in de vorm van een wetgevingsvoorstel tot invoering van een consistent EU-breed mechanisme voor collectief verhaal op het gebied van consumentenbescherming, dat van toepassing moet zijn op grensoverschrijdende gevallen en gebaseerd is op een stelsel van gemeenschappelijke beginselen en waarborgen welke zijn geïnspireerd op de rechtstraditie van de EU en de rechtsordes van de 27 lidstaten, en in overeenstemming moet zijn met de in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit;

11. pleit ervoor in dat voorstel ook maatregelen op te nemen ter bevordering van de coördinatie en uitwisseling van goede praktijken tussen de lidstaten; wijst er in dit verband vooral ook op dat de ervaringen in de lidstaten op het gebied van collectief verhaal hebben laten zien welke valkuilen moeten worden vermeden om op Europees niveau een doeltreffend mechanisme voor collectief verhaal tot stand te brengen;

12. wijst er daarnaast op dat de tijd rijp is voor een consistent optreden van de EU met het oog op de totstandbrenging van een gemeenschappelijk kader op het gebied van collectief verhaal, omdat een aantal lidstaten momenteel de mogelijkheden onderzoeken tot doorvoering van substantiële hervormingen in hun regelingen voor collectief verhaal, terwijl andere zich aan het beraden zijn op de invoering van dergelijke regelingen;

Algemene beginselen – krachtige waarborgen tegen misbruik van het procesrecht

13. benadrukt dat een Europese aanpak op het gebied van collectief verhaal geen financiële prikkels mag geven tot misbruik van collectieve rechtszaken, en moet voorzien in solide en effectieve waarborgen tegen kansloze vorderingen en onevenredig hoge kosten voor bedrijven, met name in deze tijden van financiële crisis;

14. benadrukt dat geschillenbeslechting in een vroeg stadium via een dialoog tussen de betrokken partijen waar mogelijk krachtig moet worden aangemoedigd, en dat een gang naar de rechter slechts gezien moet worden als een laatste redmiddel; dringt er bij het bedrijfsleven op aan te erkennen dat het in zijn eigen belang is vrijwillig het initiatief te nemen om consumenten effectief schadeloos te stellen ten einde gerechtelijke procedures te voorkomen; benadrukt dat mechanismen voor alternatieve geschillenbeslechting voor de betrokken partijen een snellere en goedkopere oplossing kunnen bieden en naast gerechtelijke procedures een aanvullende rol kunnen spelen zonder dat deze elkaar uitsluiten; merkt evenwel op dat de in de EU bestaande stelsels voor alternatieve geschillenbeslechting momenteel belangrijke – zowel sectorspecifieke als geografische – lacunes vertonen;

15. erkent de noodzaak tot voorkoming van bepaalde misbruiken of van frauduleus gebruik van collectieve verhaalmechanismen die zich in landen buiten Europa hebben voorgedaan, waarbij met name moet worden gedacht aan het in de VS bestaande systeem van "class action lawsuits";

16. benadrukt dat een effectief stelsel voor collectief verhaal binnen een redelijk tijdsbestek rechtszekerheid en billijke en adequate resultaten zou moeten opleveren, waarbij de rechten van alle betrokkenen moeten worden gerespecteerd; is van mening dat de EU-aanpak van collectief verhaal tevens moet voorzien in de mogelijkheid om binnen een bepaalde termijn beroep aan te tekenen tegen een gerechtelijk besluit;

17. wijst er met nadruk op dat elementen die een aanklaagcultuur bevorderen, zoals schadevergoedingen met een punitief karakter, resultaatafhankelijke honoraria, financiering door derden, gebrek aan controle op de vertegenwoordigende entiteiten bij rechtszaken, de mogelijkheid voor advocaten om potentiële slachtoffers als cliënten te werven en de mededelingsprocedure met betrekking tot gerechtelijke bewijsstukken – onverminderd de uit hoofde van het nationale recht aan rechtbanken en nationale instanties toekomende bevoegdheden – niet verenigbaar zijn met de Europese juridische traditie en derhalve moeten worden geweerd; onderstreept dat de nodige maatregelen moeten worden getroffen om forumshopping tegen te gaan;

18. wijst er nadrukkelijk op dat de Europese aanpak van collectief verhaal moet zijn gebaseerd op het "opt-in"-beginsel, dat impliceert dat de slachtoffers duidelijk moeten zijn geïdentificeerd en alleen aan de procedure mogen deelnemen indien zij daartoe uitdrukkelijk de wens te kennen hebben gegeven, ten einde potentieel misbruik te voorkomen; onderstreept de noodzaak de bestaande nationale stelsels in acht nemen conform het subsidiariteitsbeginsel; verzoekt de Commissie zich te beraden over een systeem waarbij alle potentieel betrokken consumenten van relevante informatie worden voorzien, dat bevorderlijk is voor de representativiteit van collectieve rechtszaken en garant staat voor een eenvoudige, betaalbare en effectieve toegang tot de rechter voor EU-burgers, zodat buitensporig procederen en onnodige individuele of collectieve acties die met dezelfde inbreuk samenhangen worden voorkomen;

19. roept de lidstaten ertoe op doeltreffende mechanismen op te zetten om zoveel mogelijk slachtoffers te informeren en bewust te maken van hun rechten en verplichtingen, met name als deze in verschillende lidstaten wonen, waarbij tegelijkertijd moet worden voorkomen dat de reputatie van de betrokken partij ten onrechte wordt geschaad, opdat het vermoeden van onschuld scrupuleus wordt gerespecteerd;

20. benadrukt dat de EU-aanpak van collectief verhaal alleen dient te voorzien in collectieve actie door vertegenwoordigende entiteiten die naar behoren op nationaal niveau erkend zijn (openbare instanties zoals een ombudsman of consumentenorganisaties) teneinde de effectiviteit van het systeem te waarborgen en mogelijk misbruik tegen te gaan; verzoekt de Commissie in overleg met de lidstaten een gemeenschappelijk stelsel van criteria vast te stellen waaraan consumentenorganisaties moeten voldoen om een proces te kunnen voeren; wijst erop dat de bevoegde nationale autoriteiten zelf moeten verifiëren of de consumentenorganisaties aan deze criteria voldoen;

21. wijst er nadrukkelijk op dat de vertegenwoordigende entiteit bij grensoverschrijdende geschillen (een openbare instantie of een erkende consumentenorganisatie) ook slachtoffers uit andere lidstaten moet kunnen vertegenwoordigen die zich in een lidstaat in een collectieve verhaalprocedure hebben gevoegd;

De rol van de rechtbank en het belang van informatie

22. stelt zich op het standpunt dat de rechtbank een cruciale rol te vervullen heeft bij het bepalen van de ontvankelijkheid van de vordering en de representativiteit van de eiser, zodat alleen gegronde vorderingen worden onderzocht en een billijk evenwicht kan worden gegarandeerd tussen de preventie van onrechtmatig verhaal en de eerbiediging van het recht op effectieve toegang tot de rechtspraak, zowel voor burgers als ondernemingen in de EU;

23. is van mening dat de rechter tevens dient te waarborgen dat de schadeloosstelling eerlijk wordt verdeeld en moet controleren of de getroffen betalingsregelingen billijk zijn; wijst erop dat mag worden verwacht dat de justitiële controlemechanismen en de gestelde evenredigheidseisen de verweerders tegen misbruik van het systeem zullen beschermen;

24. wijst nadrukkelijk op de noodzaak tot inachtneming van het beginsel dat de verliezer betaalt, hetgeen impliceert dat de proceskosten moeten worden gedragen door de verliezende partij, om te voorkomen dat het Europees collectief verhaalmechanisme resulteert in een veelvoud aan kansloze vorderingen, waarbij de rechter naar eigen inzicht de door de verliezende partij te betalen proceskosten kan verminderen of de staat conform de nationale wetgeving en onder inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel rechtsbijstand kan verlenen;

25. wijst erop dat de verstrekking van informatie over collectieve rechtsvorderingen van groot belang is voor de toegankelijkheid en effectiviteit van de procedure, omdat consumenten ervan op de hoogte moeten zijn dat zij het slachtoffer zijn geworden van dezelfde illegale praktijk en dat er een collectieve rechtszaak is aangespannen, ook indien dit in een andere lidstaat het geval is; wijst in dit opzicht op de bepalende rol die consumentenorganisaties en de Europese centra voor de consument (ECC-Net) kunnen spelen om dergelijke informatie aan zoveel mogelijk mensen te verstrekken, met name aan de kwetsbaarste consumenten

26. stelt voor een Europees onlineregister van aangespannen en lopende rechtszaken op te zetten om de samenwerking tussen de entiteiten die gerechtigd zijn tot collectieve actie te vergemakkelijken; benadrukt dat een dergelijke geïntegreerde Europese informatiebron voor daartoe gerechtigde entiteiten die bij de rechter collectief verhaal willen halen een nuttig instrument zou vormen om vast te stellen of er reeds een soortgelijke actie op stapel staat in een andere lidstaat; benadrukt het belang van de uitwisseling van optimale praktijken en de toepassing van de beste beschikbare technologie om de uitwisseling van informatie en de registratie en samenvoeging van zaken te vergemakkelijken;

Financiering van collectief verhaal

27. bevestigt dat de lidstaten, om collectief verhaal in de praktijk mogelijk te maken, conform hun nationale regelgeving adequate financieringsmechanismen beschikbaar moeten stellen die tevens zo zijn opgezet dat zij enerzijds de instelling van kansloze beroepen niet in de hand werken en dat anderzijds wordt voorkomen dat burgers geen toegang hebben tot de rechtspraak omdat zij over onvoldoende financiële middelen beschikken;

28. is zich ervan bewust dat sommige representatieve entiteiten wellicht niet in staat zijn om collectieve acties aan te spannen en dat er bij gebrek aan middelen wellicht slechts een zeer beperkt aantal zaken voor de rechter zal komen; verzoekt de Commissie derhalve zich grondig te beraden over de mogelijkheid tot instelling van een Europees fonds dat wordt gefinancierd met een deel van de boetes welke worden opgelegd aan ondernemingen die inbreuk plegen op het mededingingsrecht van de Unie; stelt voor dit fonds eventueel te gebruiken ter dekking van de kosten van grensoverschrijdende collectieve acties met een Europese dimensie, op voorwaarde dat de vertegenwoordigende entiteit aantoont dat de middelen voor dat doel zullen worden gebruikt; benadrukt dat er aldus meer middelen beschikbaar zouden komen om bedrieglijke praktijken te bestrijden, maar dat dit ook een billijke manier zou zijn om collectieve verhaalprocedures van consumenten te financieren, aangezien een deel van de boetes indirect weer bij de gelaedeerden terecht zou komen; is van oordeel dat schadevergoedingen in geen geval kunnen worden gebruikt om collectieve verhaalprocedures te financieren, aangezien alleen de door de eisers feitelijk geleden schade moet worden vergoed; wijst nadrukkelijk op de noodzaak om financiering door derden uit te sluiten, ten einde misbruiken en het ontstaan van een commerciële markt voor schadevergoedingsprocessen te voorkomen.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

6.10.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

30

2

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Adam Bielan, Lara Comi, António Fernando Correia De Campos, Jürgen Creutzmann, Christian Engström, Evelyne Gebhardt, Louis Grech, Małgorzata Handzlik, Iliana Ivanova, Edvard Kožušník, Kurt Lechner, Toine Manders, Hans-Peter Mayer, Phil Prendergast, Mitro Repo, Robert Rochefort, Zuzana Roithová, Christel Schaldemose, Andreas Schwab, Emilie Turunen, Bernadette Vergnaud, Barbara Weiler

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Marielle Gallo, Anna Hedh, Constance Le Grip, Emma McClarkin, Sylvana Rapti, Oreste Rossi, Wim van de Camp

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Alexander Alvaro, Monika Hohlmeier, Axel Voss, Pablo Zalba Bidegain

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

20.12.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

21

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Raffaele Baldassarre, Luigi Berlinguer, Sebastian Valentin Bodu, Françoise Castex, Christian Engström, Marielle Gallo, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Klaus-Heiner Lehne, Antonio López-Istúriz White, Antonio Masip Hidalgo, Alajos Mészáros, Bernhard Rapkay, Evelyn Regner, Francesco Enrico Speroni, Alexandra Thein, Diana Wallis, Cecilia Wikström, Tadeusz Zwiefka

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Jan Philipp Albrecht, Jean-Marie Cavada, Luis de Grandes Pascual, Kurt Lechner, Eva Lichtenberger