Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

RC-B6-0167/2007

Debatten :

PV 25/04/2007 - 17
CRE 25/04/2007 - 17

Stemmingen :

PV 26/04/2007 - 8.11
CRE 26/04/2007 - 8.11
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :


Aangenomen teksten
PDF 130kWORD 47k
Donderdag 26 april 2007 - Straatsburg
Homofobie in Europa
P6_TA(2007)0167RC-B6-0167/2007

Resolutie van het Europees Parlement van 26 april 2007 over homofobie in Europa

Het Europees Parlement,

–   gelet op de internationale instrumenten die de mensenrechten en de fundamentele vrijheden waarborgen en discriminatie verbieden, met name het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM),

–   gelet op de artikelen 6 en 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 13 van het EG-Verdrag, op grond waarvan respectievelijk de Europese Unie en de Gemeenschap alsmede de lidstaten gehouden zijn de mensenrechten en de fundamentele vrijheden te handhaven en te zorgen voor middelen op Europees niveau om discriminatie en schendingen van de mensenrechten te bestrijden,

–   gelet op het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name artikel 21 daarvan, dat discriminatie op grond van seksuele geaardheid verbiedt,

–   gezien de werkzaamheden van de Europese Gemeenschap met het oog op de bestrijding van homofobie en discriminatie op grond van seksuele geaardheid, met name Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep(1), en Besluit nr. 771/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen (2007) ‐ Naar een rechtvaardige samenleving(2),

–   onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over homofobie, bescherming van minderheden en antidiscriminatiebeleid, en met name de resoluties van 18 januari 2006 over homofobie in Europa(3) en die van 15 juni 2006 over de toename van racistisch en homofoob geweld in Europa(4),

–   gelet op artikel 103, lid 4 van zijn Reglement,

A.   overwegende dat het Parlement in een aantal Europese landen toenemende haatuitingen tegen de LGBT (Lesbian, Gay, Bisexual, Transgender)-gemeenschap heeft gesignaleerd,

B.   overwegende dat verklaringen en acties van politieke en religieuze leiders een grote impact hebben op de publieke opinie, en dat zij dus een belangrijke verantwoordelijkheid dragen als het gaat om het leveren van een positieve bijdrage tot een klimaat van verdraagzaamheid en gelijkheid,

C.   overwegende dat de aanleiding tot deze resolutie, alsook tot de reeds aangehaalde resoluties, werd gevormd door de proliferatie van haat getuigende uitspraken en andere reeksen van zorgwekkende gebeurtenissen, zoals het verbieden door plaatselijke autoriteiten van gelijkheidsdemonstraties en gay pride-parades, het gebruik door vooraanstaande politici en religieuze leiders van opruiende of bedreigende taal of van haat getuigende uitspraken en de nalatigheid van de politie niet ingrijpt bij gewelddadige demonstraties van homofobe groeperingen, zelfs niet die die vreedzame demonstraties verstoren,

D.   overwegende dat er in de komende maanden in heel Europa en in de hele wereld evenementen voor gelijkheid en gay pride gepland zijn, waarbij deelnemers en organisatoren het doelwit zouden kunnen worden van fysiek geweld, in weerwil van hun fundamentele recht op vrijheid van meningsuiting en van samenkomst, zoals ook nog eens bevestigd werd door de mensenrechtencommissaris van de Raad van Europa,

E.   overwegende dat de 16-jarige Matteo uit Turijn recentelijk zelfmoord heeft gepleegd en twee afscheidsbrieven heeft achtergelaten waarin hij zijn daad verklaart met een verwijzing naar de pesterijen waaraan hij blootstond als gevolg van zijn seksuele geaardheid; dat maatschappelijke organisaties in het Verenigd Koninkrijk een toename van het aantal gevallen van homofobe intimidatie op middelbare scholen in het gehele land hebben gesignaleerd; dat in Nederland een homoseksuele man werd doodgeslagen alleen vanwege zijn seksuele geaardheid en zijn vrouwelijke voorkomen,

F.   overwegende dat het Parlement bij herhaling gevraagd heeft om vervollediging van het op artikel 13 van het EG-Verdrag gebaseerde anti-discriminatiewetgevingspakket, en de Commissie op geregelde tijdstippen verzoekt om een richtlijn voor te stellen inzake het verbod op discriminatie op grond van seksuele geaardheid in alle sectoren,

G.   overwegende dat het in zijn reeds aangehaalde resolutie van 15 juni 2006 reeds uiting had gegeven aan zijn ernstige verontrusting over de situatie in Europa en met name in Polen, en zijn veroordeling had uitgesproken over de tot haat en geweld aanzettende verklaringen van de leiders van de Bond van Poolse gezinnen, en met name van de vice-premier en de minister van Onderwijs,

H.   overwegende dat de vice-premier en de minister van Onderwijs van de Poolse regering een wetsontwerp hebben aangekondigd waarin "homoseksuele propaganda" op scholen strafbaar wordt gesteld, en nader hebben toegelicht wat dat wetsontwerp gaat inhouden, namelijk de bepaling dat schooldirecteuren, leraren en leerlingen kunnen worden bestraft met ontslag/verwijdering, boetes of gevangenisstraf als er op scholen wordt geijverd voor de LGBT-rechten,

I.   overwegende dat in maart 2007 de Poolse minister van Onderwijs heeft bevestigd dat er aan zo'n wet wordt gewerkt en verklaard heeft dat leraren die voor hun homoseksualiteit uitkomen, zullen worden ontslagen; dat diverse leden van de Poolse regering uiteenlopend gereageerd hebben, maar het in het midden hebben gelaten of het wetsontwerp daadwerkelijk zal worden ingediend,

J.   overwegende dat de Poolse vice-premier en de Poolse minister van Onderwijs hebben verklaard te wensen dat er ook op Europees niveau dergelijke wetten worden aangenomen,

K.   overwegende dat het wetsvoorstel de steun heeft gekregen van de Poolse premier, die verklaard heeft dat het bevorderen bij schoolgaande kinderen van een homoseksuele leefwijze als alternatief voor een normaal leven te ver gaat, en dat dergelijke initiatieven binnen scholen een halt moet worden toegeroepen; dat hiermee een verkeerde interpretatie wordt gegeven aan onderwijs en verdraagzaamheid,

L.   overwegende dat de Poolse ombudsman voor kinderen verklaard heeft dat zij een lijst aan het opstellen is van banen waarvoor homoseksuelen ongeschikt zijn,

M.   overwegende dat het openbaar ministerie in juni 2006 onderzoeken heeft gelast naar de financiering van LGBT-organisaties in verband met "criminele bewegingen" en hun aanwezigheid in scholen, om sporen van criminele activiteiten te ontdekken, maar dat dit onderzoek geen enkel resultaat heeft opgeleverd,

N.   overwegende dat de Poolse regering op 8 juni 2006 het hoofd van het centrum voor lerarenopleiding heeft ontslagen en de verspreiding van een officiële anti-discriminatiehandleiding van de Raad van Europa heeft verboden; dat het nieuwe hoofd van het centrum op 9 oktober 2006 heeft verklaard dat er geen ongepaste voorbeelden op scholen aanwezig horen te zijn, omdat het doel van de school is het onderscheid tussen goed en kwaad, mooi en lelijk uit te leggen en dat de school duidelijk moet maken dat homoseksuele praktijken leiden tot drama's, leegte en ontaarding,

O.   overwegende dat de secretaris-generaal van de Raad van Europa, Terry Davis, op de beschreven gebeurtenissen heeft gereageerd met de verklaring dat het de Poolse regering vrij staat te besluiten of zij het lesmateriaal van de Raad van Europa voor het onderwijs op het gebied van de mensenrechten wil gebruiken of niet, maar dat het gebruiken van dat lesmateriaal weliswaar facultatief is, maar de in het materiaal vervatte waarden en beginselen zeker niet; dat hij verder zijn bezorgdheid heeft uitgesproken over het feit dat "bepaald beleid dat homofobie en homofoob gedrag in de hand werkt, door de regering wordt geaccepteerd"

P.   overwegende dat de Poolse regering ook heeft geweigerd door LGBT-organisaties gesponsorde projecten in het kader van het Europese programma Youth te financieren, en dit besluit uiteen heeft gezet in een schrijven aan deze organisaties waarin verklaard wordt dat "het beleid van het ministerie geen acties ondersteunt om homoseksueel gedrag en handelen onder de jongeren te propageren, ...[en] het dus ook niet de rol van het ministerie is om de samenwerking met homoseksuele organisaties te ondersteunen",

Q.   overwegende dat er ook een aantal positieve ontwikkelingen te melden zijn, zoals de geslaagde gay pride-parade in Warschau in juni 2006, de massale demonstratie voor verdraagzaamheid en democratie in Warschau in november 2006 na het verbod op een demonstratie voor verdraagzaamheid in Poznan, de bescherming van de mars voor de rechten van homoseksuelen in Krakow in april 2007 en het feit dat gay pride-parades niet langer stelselmatig verboden worden,

R.   overwegende dat het Parlement het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat gevraagd heeft een onderzoek in te stellen naar het opkomen van racisme, xenofobie en homofobe onverdraagzaamheid in Polen, en de Commissie gevraagd heeft te verifiëren of het optreden en de uitspraken van de Poolse minister van Onderwijs in overeenstemming zijn met artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en te wijzen op de sancties die op overtreding van dat artikel staan, maar dat de Commissie geen gevolg heeft gegeven aan die verzoeken,

1.   wijst erop dat de Europese Unie in de allereerste plaats een gemeenschap van waarden is en dat de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, de democratie en de rechtsstaat, gelijkheid en non-discriminatie tot de waarden behoren die haar het naast aan het hart liggen;

2.   bevestigt dat de EU-instellingen en de lidstaten de plicht hebben ervoor te zorgen dat de mensenrechten van de in Europa wonende burgers geëerbiedigd, beschermd en bevorderd worden, zoals bepaald in het EVRM, het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en de Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming(5) en Richtlijn 2000/78/EG van de Raad;

3.   verzoekt de Commissie andermaal om ervoor te zorgen dat discriminatie op grond van seksuele geaardheid in alle sectoren wordt tegengegaan middels de vervollediging van het anti-discriminatiepakket krachtens artikel 13 van het EG-Verdrag, omdat lesbiennes, gays, biseksuelen en andere personen die aan veelvuldige vormen van discriminatie blootstaan, anders het risico blijven lopen gediscrimineerd te worden; roept op tot wereldwijde decriminalisering van homoseksualiteit;

4.   is voornemens 17 mei uitroepen tot jaarlijkse internationale dag tegen homofobie;

5.   roept de Commissie op om vaart te zetten achter de beoordeling van de uitvoering van de anti-discriminatierichtlijnen en de lidstaten voor de rechterbank te dagen wanneer zij de hun verplichtingen krachtens het Gemeenschapsrecht niet nakomen;

6.   herinnert alle lidstaten eraan dat volgens de rechtspraak van Europese Hof voor de rechten van de mens, de vrijheid van vereniging ook geldt wanneer de standpunten van hen die dat recht uitoefenen, niet die van de meerderheid van de maatschappij zijn, en dat het discriminerend verbieden van pride-parades en het onvoldoende beschermen van de deelnemers daaraan dus in strijd zijn met de beginselen van het EVRM; verzoekt alle bevoegde autoriteiten, met name op lokaal niveau, om dergelijke parades toe te staan en de deelnemers daaraan naar behoren te beschermen;

7.   veroordeelt discriminerende uitlatingen van politieke en religieuze leiders aan het adres van homoseksuelen, omdat zij aanzetten tot haat en geweld, ook als zij later weer worden ingetrokken; verzoekt de hiërarchie van de respectieve organisaties ook hun veroordeling uit te spreken;

8.   verzoekt alle lidstaten opnieuw om wetgeving voor te stellen om een eind te maken aan de discriminatie waaraan paren van gelijk geslacht zijn blootgesteld, en verzoekt de Commissie met voorstellen te komen om ervoor te zorgen dat het beginsel van wederzijdse erkenning ook op dit terrein wordt toegepast, zodat het vrije verkeer van alle personen binnen de Europese Unie zonder discriminatie kan plaatsvinden;

9.   geeft uiting aan zijn solidariteit met en zijn steun aan activisten voor de grondrechten en voorvechters van gelijke rechten voor leden van de LGBT-gemeenschap;

10.   doet een dringend beroep op de bevoegde Poolse autoriteiten om zich te onthouden van het voorstellen of aannemen van wetgeving zoals die beschreven door de Poolse vice-premier en de Poolse minister van Onderwijs, of van het uitvoeren van intimiderende maatregelen ten aanzien van LGBT-organisaties;

11.   roept de bevoegde Poolse autoriteiten op om publiekelijk hun veroordeling uit te spreken over en maatregelen te nemen tegen uitspraken van politieke leiders die aanzetten tot discriminatie en haat op grond van seksuele geaardheid; is van oordeel dat elk ander gedrag een schending van artikel 6 van het EU-Verdrag zou betekenen;

12.   verzoekt de Poolse autoriteiten de tenuitvoerlegging van het Europese Jaar van de gelijke kansen 2007 te vergemakkelijken, en verzoekt de Commissie om toezicht te houden op tenuitvoerlegging daarvan, en met name van de clausule op grond waarvan aan financiering de voorwaarde is verbonden dat in de nationale programma's alle vormen van discriminatie gelijkelijk aan bod komen;

13.   verzoekt de Conferentie van voorzitters toestemming te verlenen om een delegatie naar Polen te sturen voor een fact-finding missie, teneinde een duidelijk beeld te krijgen van de situatie en in dialoog te treden met alle betrokken partijen;

14.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad, de regeringen van de lidstaten en de kandidaat-lidstaten, en de Raad van Europa.

(1) PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16.
(2) PB L 146 van 31.5.2006, blz. 1.
(3) PB C 287 E van 24.11.2006, blz. 179.
(4) Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0273.
(5) PB L 180 van 19.7.2000, blz. 22.

Juridische mededeling - Privacybeleid