Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

RC-B6-0512/2007

Debatten :

PV 12/12/2007 - 12
CRE 12/12/2007 - 12

Stemmingen :

PV 13/12/2007 - 6.9

Aangenomen teksten :


Aangenomen teksten
PDF 121kWORD 44k
Donderdag 13 december 2007 - Straatsburg
Bestrijding van het opkomende extremisme in Europa
P6_TA(2007)0623RC-B6-0512/2007

Resolutie van het Europees Parlement van 13 december 2007 over de bestrijding van het opkomende extremisme in Europa

Het Europees Parlement,

–   onder verwijzing naar zijn vorige resoluties over racisme, vreemdelingenhaat en extremisme, met name die van 20 februari 1997 over racisme, vreemdelingenhaat en extreem rechts(1), die van 15 juni 2006 over de toename van het racistische en homofobe geweld in Europa(2) en de standpunt van het Parlement van 29 november 2007 over het voorstel voor een kaderbesluit van de Raad inzake de bestrijding van bepaalde vormen en uitingen van racisme en vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht(3),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 27 januari 2005 over de Holocaust, antisemitisme en racisme(4),

–   gelet op de artikelen 6, 7 en 29 van het EU-Verdrag en artikel 13 van het EG-Verdrag, op grond waarvan de Europese Unie en haar lidstaten gehouden zijn de mensenrechten en de fundamentele vrijheden te handhaven, en die de EU de middelen verschaffen om racisme, vreemdelingenhaat en discriminatie te bestrijden, alsmede het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest van de grondrechten) en Verordening (EG) nr. 168/2007 van de Raad van 15 februari 2007 tot oprichting van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten(5) (hierna: Bureau voor de grondrechten),

–   gezien de internationale instrumenten inzake de mensenrechten krachtens welke discriminatie op basis van ras en etnische afkomst verboden zijn, met name het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), die beide door alle lidstaten en vele derde landen zijn ondertekend,

–   gezien de activiteiten van de Europese Unie ter bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat, antisemitisme en homofobie, met name de twee antidiscriminatierichtlijnen (Richtlijn 2000/43/EG houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming(6), en Richtlijn 2000/78/EG tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep(7), alsmede het reeds aangehaalde kaderbesluit betreffende de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat,

–   gezien resolutie 1344 van 29 september 2003 van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa over het gevaar van extremistische partijen en bewegingen voor de democratie in Europa,

–   gezien het verslag over racisme en vreemdelingenhaat in de lidstaten van de EU, gepubliceerd door het Bureau voor de grondrechten,

–   gezien het document van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) getiteld "Hoe reageren op de uitdagingen die de door haat ingegeven incidenten in het OVSE-gebied vormen" van oktober 2006,

–   gelet op artikel 103, lid 4 van zijn Reglement,

A.   ernstig bezorgd over de opkomst in Europa van extremistische bewegingen, paramilitaire groepen en partijen, waarvan er sommige zelfs regeringsverantwoordelijkheid dragen, die hun ideologie, hun politieke theorieën, hun praktijken en hun gedrag baseren op discriminatie, met inbegrip van racisme, onverdraagzaamheid, het aanzetten tot religieuze haat, uitsluiting, vreemdelingenhaat, antisemitisme, onverdraagzaamheid jegens zigeuners, homofobie, vrouwenhaat en ultranationalisme, en overwegende dat verschillende Europese landen onlangs zijn geconfronteerd met haat, gewelddaden en moorden,

B.   ten zeerste bezorgd over de wervings- en gewelddadige propagandacampagne van het islamitische fundamentalisme, met terroristische aanslagen binnen de Europese Unie, ingegeven door haat tegen de Europese waarden en antisemitisme,

C.   overwegende dat deze extremistische ideologieën onverenigbaar zijn met de beginselen van vrijheid, democratie, eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden en de rechtsstaat, zoals verankerd in artikel 6 van het EU-Verdrag, waarin de waarden van diversiteit en gelijkheid tot uiting komen waarop de Europese Unie is gegrondvest,

D.   overwegende dat geen enkele lidstaat immuun is voor de intrinsieke bedreigingen die het extremisme inhoudt voor de democratie en dat het bestrijden van de verspreiding van xenofobe gedragingen en extremistische politieke bewegingen derhalve een uitdaging is voor Europa die een gezamenlijke en gecoördineerde aanpak vereist,

E.   overwegende dat sommige politieke partijen en bewegingen, waaronder ook partijen en bewegingen die thans in een aantal landen aan de macht zijn of op lokaal, nationaal of Europees niveau vertegenwoordigd zijn, welbewust onverdraagzaamheid en/of geweld gebaseerd op ras, etnische afkomst, nationaliteit, godsdienst en seksuele geaardheid een centrale plaats op hun agenda hebben gegeven,

F.   overwegende dat neonazistische, paramilitaire en andere extremismen hun gewelddadige aanvallen richten op een ruime waaier van kwetsbare bevolkingsgroepen, waaronder migranten, Roma, homoseksuelen, antiracistische activisten en daklozen,

G.   overwegende dat het voorhanden zijn van openbare en gemakkelijk toegankelijke websites die aanzetten tot haat, ernstige bezorgdheid doet ontstaan over de wijze waarop dit probleem moet worden aangepakt zonder dat de vrijheid van meningsuiting in het gedrang komt,

1.   veroordeelt met klem alle aanvallen die ingegeven zijn door racisme of haat; roept alle autoriteiten ertoe op al het mogelijke te doen om de daders te straffen; betuigt zijn solidariteit met alle slachtoffers van dergelijke aanvallen en hun families;

2.   wijst erop dat de strijd tegen het extremisme geen negatieve weerslag mag hebben op de permanente verplichting om de grondrechten en de fundamentele rechtsbeginselen te eerbiedigen, met inbegrip van de vrijheid van meningsuiting en vereniging, als neergelegd in artikel 6 van het EU-Verdrag;

3.   betreurt dat sommige mainstreampartijen het passend hebben geacht extremistische partijen geloofwaardig en acceptabel te maken door ze te betrekken bij coalitieakkoorden, en daarbij hun morele integriteit hebben opgeofferd uit politiek winstbejag op korte termijn en opportunisme;

4.   constateert dat het groeiende aantal extremistische organisaties, die vaak neofascistische elementen bevatten, de angst in de samenleving kan vergroten, hetgeen kan leiden tot uitingen van racisme op een groot aantal terreinen, met inbegrip van werkgelegenheid, huisvesting, onderwijs, gezondheidszorg, ordehandhaving, toegang tot goederen en diensten, en de media;

5.   verzoekt de Commissie en de Raad het voortouw te nemen bij het zoeken naar passende politieke en juridische antwoorden, met name in het preventieve stadium ten aanzien van de vorming van jongeren en de voorlichting van het publiek, door in te gaan tegen totalitarisme en de beginselen van de mensenrechten en fundamentele vrijheden te verspreiden, teneinde de herinnering aan de Europese geschiedenis levend te houden; verzoekt de lidstaten een onderwijsbeleid te ontwikkelen dat gericht is op democratisch burgerschap, gebaseerd op de rechten en verantwoordelijkheden van de burgers;

6.   dringt er bij de Commissie op aan toe te zien op de volledige toepassing van de bestaande wetgeving die het aanzetten tot politiek en religieus geweld, racisme en vreemdelingenhaat verbiedt; vraagt de lidstaten toe te zien op de strikte tenuitvoerlegging en de voortdurende verbetering van de wetgeving tegen racisme, en op de informatiecampagnes en bewustmakingscampagnes in de media en onderwijsinstellingen;

7.   spoort alle democratische politieke krachten, ongeacht de ideologie, ertoe aan elke vorm van steun aan extremistische partijen van racistische of xenofobe aard, expliciet of impliciet, en dus welke alliantie ook met hun gekozen vertegenwoordigers, te vermijden;

8.   waarschuwt, met het oog op de Europese verkiezingen van 2009, voor de mogelijkheid dat extremistische partijen in het Europees Parlement vertegenwoordigd zijn en roept de fracties ertoe op de nodige maatregelen te treffen om te garanderen dat een democratische instelling niet wordt gebruikt als platform voor de financiering en verspreiding van antidemocratische boodschappen;

9.   roept de EU-instellingen ertoe op het Bureau voor de grondrechten een duidelijk mandaat te geven om een onderzoek in te stellen naar de structuren van extremistische groeperingen, teneinde na te gaan of sommige van deze groeperingen hun interne werkzaamheden niet over de hele Europese Unie of op regionaal niveau coördineren;

10.   herhaalt zijn overtuiging dat publieke personen moeten afzien van uitspraken die aanleiding of aanzet geven tot haat of stigmatisering van bevolkingsgroepen op grond van ras, etnische afkomst, godsdienst, handicap, seksuele geaardheid of nationaliteit; is van oordeel dat bij het aanpakken van tot haat aanzettende uitspraken het feit dat deze uitspraken zijn gedaan door bekende persoonlijkheden als een verzwarende omstandigheid moet worden beschouwd; veroordeelt met name de zorgwekkende verspreiding van antisemitisme;

11.   doet een beroep op de media om het publiek te informeren over de gevaren van tot haat aanzettende uitspraken en te helpen de beginselen en waarden van democratie, gelijkheid en verdraagzaamheid te bevorderen;

12.   verzoekt alle lidstaten ten minste in de mogelijkheid te voorzien dat op grond van gerechtelijke uitspraken overheidsgelden worden onthouden aan politieke partijen die geweld en terrorisme niet veroordelen en die zich niet houden aan de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, de democratie en de rechtsstaat, zoals vastgelegd in het EVRM en het Handvest van de grondrechten, en doet een beroep op de lidstaten die reeds over deze mogelijkheid beschikken om onverwijld daarvan gebruik te maken; verzoekt tevens de Commissie ervoor te zorgen dat geen middelen van de EU beschikbaar worden gesteld aan media die gebruikt worden als platform voor de ruime verspreiding van racistische, xenofobe en homofobe ideeën;

13.  verzoekt de Commissie NGO's en organisaties van de civil society te ondersteunen die zich tot doel hebben gesteld democratische waarden, menselijke waardigheid, solidariteit, sociale integratie, interculturele dialoog en sociaal bewustzijn wat betreft de gevaren van radicalisering en gewelddadig extremisme te bevorderen, en alle vormen van discriminatie te bestrijden;

14.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen van de lidstaten en de Raad van Europa.

(1) PB C 85 van 17.3.1997, blz. 150.
(2) PB C 300 E van 9.12.2006, blz. 491.
(3) Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0552.
(4) PB C 253 E van 13.10.2005, blz. 37.
(5) PB L 53 van 22.2.2007, blz. 1.
(6) PB L 180 van 19.7.2000, blz. 22.
(7) PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16.

Juridische mededeling - Privacybeleid