Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

RC-B6-0092/2008

Debatten :

PV 20/02/2008 - 10
CRE 20/02/2008 - 10

Stemmingen :

PV 21/02/2008 - 4.6
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2008)0065

Aangenomen teksten
PDF 132kWORD 52k
Donderdag 21 februari 2008 - Straatsburg
Zevende zitting van de Raad voor de mensenrechten van de Verenigde Naties
P6_TA(2008)0065RC-B6-0092/2008

Resolutie van het Europees Parlement van 21 februari 2008 over de zevende zitting van de Raad voor de mensenrechten van de Verenigde Naties

Het Europees Parlement,

–   onder verwijzing naar zijn vorige resoluties over de Commissie voor de mensenrechten van de Verenigde Naties sinds 1996, met name zijn resolutie van 7 juni 2007 over de vijfde zitting van de Raad voor de rechten van de mens van de VN (UNHRC)(1), alsmede die van 16 maart 2006 het resultaat van de onderhandelingen over de Raad voor de rechten van de mens en over de 62e zitting van de VN-mensenrechtencommissie(2), die van 29 januari 2004 over de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Naties(3), die van 9 juni 2005 over de hervorming van de Verenigde Naties(4), die van of 29 september 2005 over de resultaten van de Wereldtop van de Verenigde Naties van 14-16 september 2005(5) en die van 26 april 2007 over het jaarverslag over de mensenrechten in 2006 en het EU-beleid inzake de mensenrechten(6),

–   onder verwijzing naar zijn urgentieresoluties over mensenrechten en democratie,

–   gezien de resolutie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties A/RES/60/251 waarmee de Raad voor de mensenrechten van de VN UNHRC is opgericht,

–   gezien de vorige gewone en buitengewone zittingen van de UNHRC, met name de zesde gewone zitting, alsmede de zesde buitengewone zitting over schendingen van de mensenrechten als gevolg van Israëlische militaire aanvallen en razzia's in de bezette Palestijnse gebieden, met name de bezette Gazastrook, gehouden op 23-24 januari 2008,

–   gezien de komende zevende zitting van de UNHRC in maart 2008,

–   gezien de eerste en tweede ronde van de universele periodieke evaluatie (Universal Periodic Review, UPR) die zullen plaatshebben van 7 tot 18 april 2008 en van 5 tot 16 mei 2008;

–   gelet op artikel 103, lid 4 van zijn Reglement,

A.   overwegende dat eerbiediging, bevordering en garantie van het universele karakter van de mensenrechten een onderdeel is van het ethische en wettelijke acquis van de Europese Unie en een van de hoekstenen van de Europese eenheid en integriteit,

B.   overwegende dat de UNHRC een effectief forum biedt om de bescherming en bevordering van de mensenrechten binnen het kader van de VN te verbeteren,

C.   overwegende dat de zevende zitting van de UNHRC cruciaal zal zijn, omdat hierop voor het eerst een brede waaier van belangrijke kwesties zal worden onderzocht volgens de nieuwe werkmethoden die het gevolg zijn van de hervormingen op het gebied van institutionele opbouw die zijn goedgekeurd in 2006 en 2007 en omdat de werkwijze voor de UPR er zal worden bijgesteld,

D.   overwegende dat de geloofwaardigheid van de UNHRC afhangt van de uitvoering van deze hervormingen en mechanismen, die zo moeten worden geïmplementeerd dat de capaciteit van de UNHRC om schendingen van de mensenrechten overal ter wereld aan te pakken, vergroot,

E.   overwegende dat voor de zevende zitting van de UNHRC een ad-hocdelegatie van het Europees Parlement zal worden opgericht, net als het geval was de twee voorgaande jaren en ook voordien voor de voorganger van de UNHRC, de Commissie voor de mensenrechten van de VN,

Werk van de Raad voor de mensenrechten

1.   onderstreept de cruciale rol die de UNHRC binnen het VN-bestel speelt; herhaalt het standpunt dat de UNHRC er in de eerste plaats op moet blijven focussen schendingen van de mensenrechten aan te pakken, aangezien algemene politieke situaties onder de bevoegdheid van andere VN-organen vallen; benadrukt het specifieke karakter van de UNHRC: met name de belangrijke rol van de speciale procedures, de buitengewone zittingen, de UPR, de interactieve dialoog en de capaciteit van de UNHRC om dringende crisissen aan te pakken;

2.   neemt nota van de resultaten van het werk van de UNHRC; is tevreden met de uitvoering van het ambitieuze programma dat de UNHRC zichzelf heeft opgelegd, onder andere de herziening van zijn procedures en werkmethoden, met name de ontwikkeling en uitvoering van de UPR en de herziening van de speciale procedures;

3.   looft de positieve realisaties van het voorzitterschap van de UNHRC, met name de goede samenwerking ervan met het Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten OHCHR; verzoekt de EU om bij voorrang kandidaten met een hoog peil van integriteit te ondersteunen voor de verkiezing van de nieuwe voorzitter van de UNHRC die zal plaatshebben op 23 juni 2008;

4.   is tevreden met de organisatie van buitengewone zittingen, omdat deze zorgen voor een essentiële koppeling tussen ernstige schendingen van de mensenrechten en onafhankelijke deskundigheid; is evenwel bezorgd doordat de UNHRC er niet in slaagt op te treden om vele van de meest ernstige mensenrechtenschendingen in de wereld aan te pakken;

5.   merkt op dat buitengewone zittingen als doel hebben dringende crisissen aan te pakken, terwijl voortdurende mensenrechtenschendingen moeten worden aangepakt tijdens de gewone zitting, waar een grondigere analyse kan worden uitgevoerd en oplossingen kunnen worden gevonden voor de lange termijn;

6.   benadrukt dat buitengewone zittingen voorafgaande voorbereiding en gestructureerde werkmethoden vereisen om positieve resultaten te produceren; merkt in dit verband het welslagen van essentiële EU-initiatieven op;

7.   neemt nota van de directe impact van de buitengewone zitting over Birma die is gehouden in oktober 2007 in Genève, met de veroordeling van de repressie door de regering en het bezoek van de speciale rapporteur met het oog op het onderzoek naar de situatie van de mensenrechten in Birma; betreurt het ontbreken van follow-up en monitoring van de aanbevelingen van de bijzonder rapporteur, nu de mensenrechtensituatie in Birma verslechtert;

Verkiezing van nieuwe UNHRC-leden door de Algemene Vergadering van de VN

8.   vraagt dat in mei 2008 in alle regio's volwaardige verkiezingen worden gehouden, zodat een echte keuze onder de VN-lidstaten mogelijk is; betreurt dat voorheen sommige landen met problematische prestaties op het gebied van mensenrechten zijn verkozen, waardoor het verleden wordt begraven;

9.   verzoekt de Raad, de Commissie en de lidstaten te blijven aandringen op de vaststelling van lidmaatschapscriteria voor verkiezing in de UNHRC, inclusief de invoering van permanente uitnodigingen voor de speciale procedures, alsmede op controle op de daadwerkelijke nakoming van de verkiezingsbeloften van de VN-lidstaten; vraagt dat deze regel in afwachting van een hervorming als hierboven bedoeld, wordt toegepast bij de bepaling van de steun van de EU-lidstaten binnen de UNHRC voor kandidaatlanden;

Procedures en mechanismen
UPR

10.   ziet het UPR-mechanisme als een potentieel instrument om het universele karakter van de controle op de nakoming van de beloften en op de praktijk op het gebied van mensenrechten in de hele wereld te verbeteren, door alle VN-lidstaten aan dezelfde behandeling en controle te onderwerpen;

11.   wijst erop dat de UPR als doel heeft een objectieve evaluatie van de situatie in een land uit te voeren, om de terreinen van mensenrechtenschendingen aan te wijzen waar verbetering mogelijk is door de uitwisseling van goede praktijken en nauwere samenwerking, met als resultaat aanbevelingen en conclusies; verzoekt de EU-lidstaten en de Commissie in dit verband rekening met deze aanbevelingen en conclusies te houden bij de vaststelling van de doelstellingen en prioriteiten van de EU-bijstandsprogramma's;

12.   vraagt dat het UPR-proces, waarvan de eerste en tweede ronde zullen worden gehouden van 7 tot 18 april 2008 en van 5 tot 16 mei 2008, voldoet aan de verwachtingen die tot dusver zijn uitgesproken; vraagt de EU-lidstaten om de UPR uit te voeren in de geest van de reeds aangehaalde resolutie 60/251, op transparante en objectieve wijze; verzoekt de EU-lidstaten die aan de UPR worden onderworpen, kritisch te zijn over zichzelf en hun presentaties niet tot hun positieve verwezenlijkingen te beperken;

13.   merkt op dat een aantal kwesties nog steeds moet worden aangepakt, onder andere de selectie van de zogenaamde UPR-trojka's die de evaluatie van de VN-lidstaten op het gebied van mensenrechten zal vergemakkelijken; dringt er in deze samenhang bij de EU-lidstaten op aan niet te aanvaarden dat landen die worden geëvalueerd, vertrouwelijk de met hun evaluatie belaste landen kunnen weigeren;

14.   vraagt de UNHRC-leden onafhankelijke deskundigen aan te stellen als hun vertegenwoordigers in de werkgroep die met de uitvoering van de UPR is belast; vraagt de EU-lidstaten het voortouw met betrekking tot de bevordering van deze aanpak te nemen door gemeenschappelijke richtsnoeren over de werkwijze voor de UPR vast te stellen;

15.   merkt op dat de participatie van de civiele maatschappij, verdedigers van de mensenrechten en de speciale procedures belangrijk is; herhaalt zijn standpunt dat hun conclusies en aanbevelingen de basis van een onafhankelijke en geloofwaardige evaluatie moeten zijn;

Herziening van de mandaten en benoeming van mandaathouders voor de speciale procedures

16.   benadrukt dat de speciale procedures de kern van het VN-mensenrechteninstrumentarium zijn en met name binnen de UNHRC een centrale rol spelen; bevestigt nogmaals dat de UNHRC-leden hun verplichting moeten nakomen om met betrekking tot de speciale procedures volledige medewerking te verlenen;

17.   benadrukt dat de geloofwaardigheid van de UNHRC zal afhangen van de nieuwe benoemingen van mandaathouders voor de speciale procedures in maart 2008;

18.   vraagt dat als mandaathouders personen worden benoemd met erkende deskundigheid op het gebied van mensenrechten, relevante ervaring, onafhankelijkheid, onpartijdigheid, persoonlijke integriteit en objectiviteit, alsmede een grondige kennis van het systeem van de speciale procedures;

19.   dringt er bij de regeringen, de NGO's en de beroepsverenigingen op dit gebied op aan de namen van kandidaten die in aanmerking komen voor opname in de openbare lijst van benoembare kandidaten die door het OHCHR wordt beheerd, toe te zenden;

20.   verzoekt de adviesgroep die met de evaluatie van de kandidaten voor de mandaten voor de speciale procedures en de formulering van aanbevelingen voor benoemingen aan het voorzitterschap van de Raad is belast, haar mandaat uit te voeren op objectieve en transparante wijze en haar keuzen te baseren op de criteria van professionalisme en persoonlijke integriteit;

21.   veroordeelt het besluit van de UNHRC de mandaten van de speciale rapporteurs voor Wit-Rusland en Cuba niet te verlengen;

22.   is tevreden met de verlenging van de landenmandaten van de speciale rapporteur voor Sudan en de onafhankelijke deskundigen voor Liberia, Haïti en Burundi;

23.   betreurt de steun van de EU voor het besluit van de UNHRC zijn deskundigengroep voor Darfur op te heffen; merkt op dat de follow-up van het werk van de deskundigengroep is toegevoegd aan het mandaat van de speciale rapporteur voor Sudan; is bijgevolg bezorgd dat door de vergroting van de werklast van deze speciale rapporteur, haar mandaat kan worden verzwakt;

24.   gelet op de aanzienlijke toegevoegde waarde van de deskundigengroepen, moedigt meer omzichtigheid bij de stopzetting van de mandaten van deze groepen in de toekomst aan;

25.   is tevreden met de verlenging van de thematische mandaten die tot nu toe zijn geëvalueerd;

26.   vraagt de EU-lidstaten ervoor te zorgen dat de mandaten van de speciale rapporteurs voor Birma en de Democratische Volksrepubliek Korea worden verlengd en dat de mandaten van de onafhankelijke deskundigen voor Somalië en de Democratische Republiek Congo worden verlengd;

27.   is tevreden met de creatie van een deskundigenmechanisme, met vijf onafhankelijke leden, voor de mensenrechten van inheemse volkeren;

28.   moedigt de zo spoedig mogelijke organisatie van debatten aan, alleszins nog in 2008, over de kwestie van geweld tegen vrouwen in al zijn verschijningsvormen en de vaststelling van prioriteiten voor de aanpak van deze kwestie in het kader van de toekomstige inspanningen en werkprogramma's van de UNHRC, als overeengekomen in resolutie van de Algemene Vergadering A/RES/61/143 van 19 december 2006 over het vergroten van de inspanningen om alle vormen van geweld tegen vrouwen uit te bannen;

29.   neemt nota van de goedkeuring op 18 juni 2007 van een gedragscode voor de mandaathouders voor de speciale procedures; vraagt de UNHRC deze gedragscode toe te passen in de geest van de reeds aangehaalde resolutie 60/251 en de onafhankelijkheid van de speciale procedures te eerbiedigen;

30.   steunt de inspanningen van het coördinatiecomité van de speciale procedures met betrekking tot de opstelling van een geschikte procedure volgens welke de gedragscode en andere relevante documenten, inclusief het handboek van de speciale procedures, het best kunnen worden uitgevoerd om de capaciteit ervan ter bescherming en bevordering van de mensenrechten te vergroten; verzoekt het coördinatiecomité van de speciale procedures op efficiënte en transparante wijze te werk te gaan, ter voorkoming van technische debatten die de debatten ten gronde kunnen vertragen en de mandaten van de speciale procedures hinderen;

Klachtenprocedure

31.   merkt op dat de klachtenprocedure die als onderdeel van het proces van institutionele opbouw van de UNHRC is geschetst, erg lijkt op de oude procedure 1503; vraagt een nieuw proces dat efficiënter is om situaties van duidelijke ernstige schendingen van de mensenrechten aan te wijzen, te voorkomen en aan te pakken;

Betrokkenheid van de EU

32.   erkent dat de EU en haar lidstaten in het eerste jaar van de werkzaamheden van de UNHRC actief bij deze werkzaamheden waren betrokken;

33.   is tevreden met de deelname van de EU aan de moeilijke onderhandelingen op de zesde gewone zitting, met name om positieve resultaten te behalen met betrekking tot de verlenging van de mandaten van de speciale procedures;

34.   wijst erop dat de EU met één stem moet spreken om mensenrechtenkwesties aan te pakken, maar ook op het feit dat het belangrijk is dat elke EU-lidstaat het EU-standpunt ondersteunt, om hieraan meer gewicht te geven;

35.   verzoekt de EU haar eigen resolutie te ondersteunen om naar een consensus te zoeken voor de aanpak van de huidige schendingen van de mensenrechten in het kader van de blokkade in de Gazastrook en de raketaanvallen tegen Israël;

36.   vraagt nauwere samenwerking met het OHCHR en het behoud van de onafhankelijkheid hiervan door de toekenning eraan van adequate financiering;

37.   vraagt blijvende steun voor de speciale procedures in de vorm van geld en personeel; spreekt zijn steun uit voor het Europees instrument voor democratie en mensenrechten(7), aangezien dit een belangrijke financieringsbron voor de speciale procedures is; is tevreden met de initiatieven van het voorzitterschap van de werkgroep mensenrechten (COHOM) met betrekking tot de intensivering van de samenwerking hiervan met de speciale rapporteurs, met name door systematische uitnodigingen voor relevante vergaderingen;

38.   vraagt de Commissie en de Raad een gemeenschappelijk standpunt goed te keuren om ervoor te zorgen dat de EU-lidstaten alle internationale mensenrechteninstrumenten automatisch ondertekenen en ratificeren;

39.   neemt nota van de inspanningen van de EU met betrekking tot de goedkeuring van resoluties bij consensus; vraagt de EU-lidstaten hun inspanningen om contacten met landen van andere regionale groepen te onderhouden, voort te zetten, om voor ruime steun voor resoluties ter verbetering van de bescherming en de bevordering van de mensenrechten te zorgen; verzoekt de EU doeltreffender gebruik van haar hulp en politieke steun voor derde landen te maken, om deze een stimulans te bieden om met de UNHRC samen te werken;

40.   machtigt de delegatie van het Europees Parlement naar de zevende zitting van de UNHRC om de in deze resolutie geformuleerde punten van bezorgdheid naar voren te brengen, verzoekt de delegatie verslag over haar bezoek bij de Subcommissie mensenrechten uit te brengen en acht het wenselijk voort delegaties van het Europees Parlement naar relevante zittingen van de UNHRC te blijven zenden;

o
o   o

41.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de VN-Veiligheidsraad, de Secretaris-generaal van de VN, de voorzitter van de 62ste Algemene Vergadering van de VN, de voorzitter van de UNHRC, de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten en de door de Commissie buitenlandse zaken opgerichte EU-VN-werkgroep.

(1) Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0235.
(2) PB C 291 E van 30.11.2006, blz. 409.
(3) PB C 96 E van 21.4.2004, blz. 79.
(4) PB C 124 E van 25.5.2006, blz. 549.
(5) PB C 227 E van 21.9.2006, blz. 582.
(6) Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0165.
(7) Verordening (EG) nr. 1889/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot instelling van een financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld (PB L 386 van 29.12.2006, blz. 1).

Juridische mededeling - Privacybeleid