Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2007/2060(DEC)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0117/2008

Ingediende teksten :

A6-0117/2008

Debatten :

PV 22/04/2008 - 4
CRE 22/04/2008 - 4

Stemmingen :

PV 22/04/2008 - 5.22
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2008)0146

Aangenomen teksten
PDF 239kWORD 74k
Dinsdag 22 april 2008 - Straatsburg
Kwijting 2006: Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding
P6_TA(2008)0146A6-0117/2008
Besluit
 Besluit
 Resolutie

1.Besluit van het Europees Parlement van 22 april 2008 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor ziektepreventie en ­bestrijding voor het begrotingsjaar 2006 (C6-0386/2007 – 2007/2060(DEC))

Het Europees Parlement,

–   gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Centrum voor ziektepreventie en ­bestrijding voor het begrotingsjaar 2006(1),

–   gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de definitieve jaarrekening van het Europees Centrum voor ziektepreventie en ­bestrijding voor het begrotingsjaar 2006, tezamen met de antwoorden van het Centrum(2),

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 12 februari 2008 (5843/2008 – C6-0084/2008),

–   gelet op het EG-Verdrag, en met name artikel 276,

–   gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(3), en met name artikel 185,

–   gelet op Verordening (EG) nr. 851/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot oprichting van een Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding(4), en met name artikel 23,

–   gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002(5), en met name artikel 94,

–   gelet op artikel 71 van en bijlage V bij zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A6-0117/2008),

1.   verleent de directeur van het Europees Centrum voor ziektepreventie en ­bestrijding kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Centrum voor het begrotingsjaar 2006;

2.   formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.   verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van het Europees Centrum voor ziektepreventie en ­bestrijding, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

(1) PB C 261 van 31.10.07, blz. 49.
(2) PB C 309 van 19.12.2007, blz. 99.
(3) PB L 248 van 16.09.02, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1525/2007 (PB L 343 van 27.12.2007, blz. 9).
(4) PB L 142 van 30.4.2004, blz. 1.
(5) PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


2.Besluit van het Europees Parlement van 22 april 2008 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Centrum voor ziektepreventie en ­bestrijding voor het begrotingsjaar 2006 (C6-0386/2007 – 2007/2060(DEC))

Het Europees Parlement,

–   gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Centrum voor ziektepreventie en ­bestrijding voor het begrotingsjaar 2006(1),

–   gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de definitieve jaarrekening van het Europees Centrum voor ziektepreventie en ­bestrijding voor het begrotingsjaar 2006, tezamen met de antwoorden van het Centrum(2),

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 12 februari 2008 (5843/2008 – C6-0084/2008),

–   gelet op het EG-Verdrag, en met name artikel 276,

–   gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(3), en met name artikel 185,

–   gelet op Verordening (EG) nr. 851/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot oprichting van een Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding(4), en met name artikel 23,

–   gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002(5), en met name artikel 94,

–   gelet op artikel 71 van en bijlage V bij zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A6-0117/2008),

1.   neemt kennis van de definitieve jaarrekening van het Europees Centrum voor ziektepreventie en ­bestrijding, zoals deze bij het verslag van de Rekenkamer is gevoegd:

2.   gaat akkoord met de afsluiting van de rekeningen van het Europees Centrum voor ziektepreventie en ­bestrijding voor het begrotingsjaar 2006;

3.   verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van het Europees Centrum voor ziektepreventie en ­bestrijding, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

(1) PB C 261 van 31.10.07, blz. 49.
(2) PB C 309 van 19.12.2007, blz. 99.
(3) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1525/2007 (PB L 343 van 27.12.2007, blz. 9).
(4) PB L 142 van 30.4.2004, blz. 1.
(5) PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


3.Resolutie van het Europees Parlement van 22 april 2008 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor ziektepreventie en ­bestrijding voor het begrotingsjaar 2006 (C6-0386/2007 – 2007/2060(DEC))

Het Europees Parlement,

–   gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Centrum voor ziektepreventie en ­bestrijding voor het begrotingsjaar 2006(1),

–   gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de definitieve jaarrekening van het Europees Centrum voor ziektepreventie en ­bestrijding voor het begrotingsjaar 2006, tezamen met de antwoorden van het Centrum(2),

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 12 februari 2008 (5843/2008 – C6-0084/2008),

–   gelet op het EG-Verdrag, en met name artikel 276,

–   gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(3), en met name artikel 185,

–   gelet op Verordening (EG) nr. 851/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot oprichting van een Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding(4), en met name artikel 23,

–   gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002(5), en met name artikel 94,

–   gelet op artikel 71 van en bijlage V bij zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A6-0117/2008),

A.   overwegende dat de Rekenkamer verklaart redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de rekeningen betreffende het begrotingsjaar 2006 betrouwbaar zijn en de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig,

B.   overwegende dat het Parlement de directeur van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding op 24 april 2007 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 2005(6) en dat het in zijn resolutie behorende bij het kwijtingsbesluit onder andere

   aangaf dat de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2005 werd gekenmerkt door een laag vastleggingspercentage (84%) en een substantieel percentage overdrachten (35% in totaal en bijna 90% voor beleidsuitgaven), maar dat deze situatie gedeeltelijk toe te schrijven was aan problemen waar het Centrum in de opstartperiode mee te kampen had;
   betreurde dat er geen begrotingsvastleggingen waren gepleegd voor de uitgaven van het Centrum in 2005 voorafgaand aan het effectueren van wettelijke vastleggingen, en dat tijdens dezelfde periode alle betalingen van het Centrum door de rekenplichtige zijn verricht zonder dat de ordonnateur betalingsopdrachten had gegeven;
   constateerde dat de boekhouding van het Centrum in 2005, in strijd met het financieel reglement van het Centrum, niet volgens de methode van dubbel boekhouden is gevoerd, waardoor het risico bestaat dat er fouten zijn gemaakt;

Algemene punten die betrekking hebben op horizontale kwesties in verband met de EU-agentschappen en daardoor ook van belang zijn voor de kwijtingsprocedure voor elk agentschap afzonderlijk

1.   merkt op dat de begrotingen van de 24 agentschappen en andere satellietorganen die door de Rekenkamer worden gecontroleerd in 2006 in totaal 1 080,5 miljoen EUR bedroegen (de hoogste begroting is die van het Europees Bureau voor wederopbouw met 271 miljoen EUR en de laagste die van de Europese Politieacademie (CEPOL) met 5 miljoen EUR);

2.   merkt op dat de reeks externe EU-organen die onderworpen zijn aan boekhoudkundige controle en kwijting thans niet alleen de traditionele regelgevende agentschappen omvat, maar ook uitvoeringsagentschappen doe zijn opgericht om uitvoering te geven aan specifieke programma's, en dat hieronder in de toekomst ook gemeenschappelijke ondernemingen zullen vallen, die zijn opgezet in de vorm van publiek-private partnerschappen (gemzamenlijke technologie-initiatieven);

3.   merkt op dat het aantal agentschappen waarvoor kwijting moet worden verleend, zich wat het Parlement betreft als volgt heeft ontwikkeld: begrotingsjaar 2000: 8; 2001: 10; 2002: 11; 2003: 14; 2004: 14; 2005: 16; 2006: 20 regelgevende agentschappen en 2 uitvoerende agentschappen (2 agentschappen die onderworpen worden aan een audit door de Rekenkamer, maar waarvoor een interne kwijtingsprocedure geldt niet meegerekend);

4.   komt daarom tot de conclusie dat de audit- en kwijtingprocedure te log is geworden en niet evenredig is aan de omvang van de begrotingen van de verschillende agentschappen en satellietorganen; verzoekt zijn ter zake bevoegde commissie om een breed opgezet onderzoek te doen naar de kwijtingsprocedure voor de agentschappen en satellietorganen, met het doel om een eenvoudiger en rationeler aanpak te ontwerpen, gelet op het steeds toenemende aantal lichamen waarvoor in toekomstige jaren een afzonderlijk kwijtingverslag zal moeten worden opgesteld;

Principiële overwegingen

5.   verzoekt de Commissie duidelijke uitleg te verstrekken over de volgende punten, alvorens zij overgaat tot de oprichting van een nieuw agentschap of de hervorming van een bestaand agentschap: type agentschap, doelstellingen van het agentschap, interne bestuurstructuur, producten, diensten, belangrijkste procedures, doelgroep, cliënten en stakeholders van het agentschap, officiële betrekkingen met externe actoren, budgettaire verantwoordelijkheid, financiële planning, personeelsbeleid en personeelsomvang;

6.   verlangt dat er voor elk agentschap een jaarlijkse prestatieovereenkomst wordt gesloten, die door dat agentschap en het bevoegde DG wordt opgesteld en die de belangrijkste doelstellingen voor het komende jaar, een financieel kader en duidelijke indicatoren om de prestaties te meten moet omvatten;

7.   dringt erop aan dat de resultaten die de agentschappen boeken regelmatig (en op ad hoc-basis) door de Europese Rekenkamer of een andere onafhankelijke auditinstantie worden gecontroleerd; is van oordeel dat deze zich niet zouden moeten beperken tot de traditionele elementen van financieel beheer en juiste besteding van openbare middelen, maar ook de administratieve efficiency en de doelmatigheid moeten omvatten, alsook een beoordeling van het financieel beheer van elk agentschap;

8.   is van oordeel dat bij agentschappen die hun begrotingsbehoeften permanent overschatten een technische korting moet worden toegepast op basis van de vacante posten; denkt dat dit op den duur tot lagere bestemmingsontvangsten en daarmee tot lagere administratieve kosten voor de agentschappen zal leiden;

9.   beschouwt het als een ernstig probleem dat een aantal agentschappen bekritiseerd is, omdat ze zich niet aan de aanbestedingsregels, het Financieel Reglement, het Statuut van de ambtenaren enz. houden; stelt dat de voornaamste oorzaak hiervan gelegen is in het feit dat de meeste regelingen en het Financieel Reglement opgesteld zijn voor de grotere instellingen en dat de meeste kleine agentschappen niet groot genoeg zijn om aan deze regelgevingsvereisten te kunnen voldoen; verzoekt de Commissie daarom met spoed een oplossing hiervoor te zoeken om de efficiency te vergroten door bundeling van de administratieve taken van verscheidene agentschappen, zodat deze minimaal vereiste omvang wel bereikt wordt (met inachtneming van de noodzakelijke wijzigingen in de basisverordeningen voor de agentschappen en hun budgettaire onafhankelijkheid), dan wel met spoed specifieke regels voor de agentschappen op te stellen (met name uitvoeringsvoorschriften voor de agentschappen) zodat ze aan alle voorschriften kunnen voldoen;

10.   dringt erop aan dat de Commissie bij de opstelling van het voorlopig voorontwerp van begroting rekening houdt met de bestedingsresultaten van de verschillende agentschappen in de jaren daarvoor, met name het jaar n-1, en de door elk agentschap verlangde begroting dienovereenkomstig aanpast; verzoekt zijn terzake bevoegde commissie deze aanpassing intact te laten en, mocht de Commissie in gebreke zijn gebleven, zelf de desbetreffende begroting bij te stellen tot een realistisch niveau dat op de absorptie- en bestedingscapaciteit van het desbetreffende agentschap afgestemd is;

11.   verwijst naar zijn kwijtingsbesluit voor het jaar 2005, waarin het de Commissie verzocht eens in de vijf jaar een onderzoek naar de toegevoegde waarde van elk bestaand agentschap te publiceren; verzoekt alle betrokken instellingen om in geval van een negatief oordeel over de toegevoegde waarde van een agentschap de noodzakelijke stappen te zetten om het mandaat van dat agentschap te herzien of het agentschap te sluiten; stelt vast dat de Commissie in 2007 niet één evaluatie heeft uitgevoerd; dringt er bij de Commissie op aan dat zij vóór het kwijtingsbesluit over 2007 ten minste vijf evaluaties voorlegt, te beginnen met de oudste agentschappen;

12.   is van mening dat de aanbevelingen van de Rekenkamer onmiddellijk moeten worden uitgevoerd en dat het niveau van de aan de agentschappen betaalde subsidies moet worden afgestemd op hun werkelijke behoeften aan kasmiddelen; is verder van mening dat de wijzigingen op het algemene Financieel Reglement verwerkt moeten worden in de financiële kaderregeling van de agentschappen en in hun diverse specifieke financiële voorschriften;

Presentatie van de rapporteringsdata

13.   merkt op dat de agentschappen geen standaardaanpak hanteren ten aanzien van de presentatie van hun activiteiten tijdens het desbetreffende begrotingsjaar en hun rekeningen en hun verslagen over hun budgettair en financieel beheer, en evenmin ten aanzien van de vraag of de verklaring van verzekering moet worden opgesteld door de directeur van het agentschap; merkt op dat niet alle agentschappen een duidelijk onderscheid maken tussen a) de presentatie van hun werk aan het publiek en b) de technische rapportering over hun budgettair en financieel beheer;

14.   merkt op dat de permanente instructies van de Commissie voor de voorbereiding van activiteitenverslagen weliswaar niet expliciet verlangen dat een agentschap een verklaring van verzekering opstelt, maar dat vele directeuren dat voor 2006 wel hebben gedaan, waarbij in één geval een belangrijk voorbehoud werd opgenomen;

15.   herinnert aan zijn resolutie van 12 april 2005(7), waarin de directeuren van de agentschappen verzocht worden om hun jaarlijkse activiteitenverslag, dat samen met financiële en beheersgegevens wordt gepresenteerd, in het vervolg vergezeld te doen gaan van een betrouwbaarheidsverklaring ten aanzien van de wettigheid en de regelmatigheid van de verrichtingen, analoog met de verklaringen die de directeuren-generaal van de Commissie ondertekenen;

16.   verzoekt de Commissie haar permanente instructies aan de agentschappen in die zin te amenderen;

17.   stelt bovendien voor dat de Commissie tezamen met de agentschappen moet werken aan een geharmoniseerd model dat van toepassing is op alle agentschappen en satellietorganen, en waarin onderscheid wordt gemaakt tussen:

   een jaarverslag bestemd voor een breed publiek over de operaties en werkzaamheden van het orgaan en de bereikte resultaten;
   de financiële data en een verslag over de uitvoering van de begroting;
   een activiteitenverslag naar het voorbeeld van de activiteitenverslagen van de directeuren-generaal van de Commissie;
   een verklaring van verzekering, ondertekend door de directeur van het orgaan, tezamen met eventuele voorbehouden en opmerkingen waarvan hij het wenselijk acht dat zij onder de aandacht van de kwijtingsautoriteit worden gebracht;

Algemene conclusies van de Rekenkamer

18.   wijst op de conclusie van de Rekenkamer (Jaarverslag paragraaf 10.29(8)) dat de betaling van subsidies uit de communautaire begroting door de Commissie niet berust op voldoende onderbouwde ramingen van de behoeften aan kasmiddelen van de agentschappen en dat dit in combinatie met de omvang van de overdrachten met zich meebrengt dat ze over aanzienlijke kassaldi beschikken; wijst voorts op de aanbeveling van de Rekenkamer dat het niveau van de aan de agentschappen betaalde subsidies moet worden afgestemd op hun werkelijke behoeften aan kasmiddelen;

19.   merkt op dat 14 agentschappen het ABAC boekhoudingsysteem nog moesten invoeren eind 2006 (jaarverslag, voetnoot bij paragraaf 10.31);

20.   neemt kennis van de opmerking van de Rekenkamer (jaarverslag, paragraaf 1.25) over de opgelopen financiële lasten voor niet-opgenomen verlof die bij sommige agentschappen worden geboekt; wijst erop dat de Rekenkamer opmerkingen plaatst bij zijn betrouwbaarheidsverklaring voor drie agentschappen (Europees Centrum voor de Ontwikkeling van de Beroepsopleiding (CEDEFOP), CEPOL en het Europees Spoorwegagentschap) voor het begrotingsjaar 2006 (2005: het CEDEFOP, de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en het Europees Bureau voor wederopbouw);

Interne audit

21.   herinnert eraan dat de interne financieel controleur van de Commissie volgens artikel 185, lid 3 van het Financieel Reglement ook de intern financieel controleur is van de reguleringsagentschappen die geld ontvangen uit de EU-begroting; wijst erop dat de interne financieel controleur verslag uitbrengt aan de raad van bestuur en de directeur van elk agentschap;

22.   vestigt de aandacht op het volgende voorbehoud dat is opgenomen in het jaarlijkse activiteitenverslag van de intern controleur voor 2006:"

De intern financieel controleur van de Commissie is niet in staat om te voldoen aan de verplichting die hem in artikel 185 van het Financieel Reglement is opgelegd om als intern financieel controleur van de communautaire organen te fungeren, omdat het hem ontbreekt aan de personele middelen daarvoor

"

23.   neemt evenwel nota van de opmerking van de intern controleur in zijn activiteitenverslag 2006 dat de financiën van alle werkzame regelgevende agentschappen vanaf 2007 op jaarbasis gecontroleerd zullen worden, nu de Commissie de Interne Accountantsdienst (IAS) extra personeel ter beschikking heeft gesteld;

24.   stelt vast dat het aantal regelgevende en uitvoerende agentschappen en gemeenschappelijke ondernemingen die krachtens artikel 185 van het Financieel Reglement door de IAS gecontroleerd moeten worden, steeds verder toeneemt; verzoekt de Commissie zijn bevoegde commissie mede te delen of de IAS over voldoende personeel zal beschikken om de financiën van al deze organen de komende jaren jaarlijks te kunnen controleren;

25.   merkt op dat artikel 72, lid 5 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 bepaalt dat alle agentschappen de kwijtingsautoriteit en de Commissie ieder jaar een verslag moeten voorleggen dat is opgesteld door hun directeur en waarin een samenvatting wordt gegeven van het aantal en de soort interne audits die door de intern financieel controleur zijn uitgevoerd, de aanbevelingen die daarin werden gedaan en het gevolg dat aan deze aanbevelingen is gegeven; verzoekt de agentschappen mede te delen of dit ook is gebeurd en, zo ja, op welke wijze;

26.   neemt ten aanzien van het vermogen van de interne accountantsdienst om met name de kleinere agentschappen te controleren, nota van een voorstel dat de intern controleur op 14 september 2006 voor de bevoegde commissie van het Parlement heeft gedaan, namelijk om toe te staan dat de kleinere agentschappen gebruik kunnen maken van particuliere accountantsdiensten;

Beoordeling van de agentschappen

27.   herinnert aan de gemeenschappelijke verklaring(9) waar het Parlement, de Raad en de Commissie het over eens zijn geworden bij het overleg vóór de ECOFIN-begrotingsraad van 13 juli 2007 en waarin wordt opgeroepen een lijst op te stellen van i) de agentschappen die de Commissie wil beoordelen, en ii) de agentschappen die reeds zijn beoordeeld met een samenvatting van de voornaamste bevindingen;

Tuchtprocedures

28.   wijst erop dat afzonderlijke agentschappen vanwege hun geringe omvang moeite hebben om tuchtcommissies bestaande uit personeel met een passende rang samen te stellen en dat het Bureau voor onderzoek en discipline van de Commissie (IDO) niet bevoegd is voor de agentschappen; verzoekt de agentschappen om de oprichting te overwegen van een gemeenschappelijke tuchtraad voor de verschillende agentschappen;

Ontwerp van interinstitutioneel akkoord

29.   herinnert aan het ontwerp van de Commissie voor een interinstitutioneel akkoord voor een operationeel kader voor de Europese regelgevende agentschappen (COM(2005)0059), dat de oprichting beoogt van een horizontaal kader voor de oprichting, structuur, werkwijze, evaluatie en controle van de Europese regelgevende agentschappen; merkt op dat dit ontwerp een nuttig initiatief vormt in het streven naar rationalisering van de oprichting en exploitatie van de agentschappen; neemt nota van de opmerking van de Commissie in haar syntheseverslag 2006 (paragraaf 3.1, COM(2007)0274) dat hoewel er na de publicatie van het voorstel aanvankelijk weinig schot zat in de onderhandelingen, de inhoudelijke discussie eind 2006 weer is begonnen in de Raad; betreurt het dat het niet mogelijk is geweest de aanneming ervan dichterbij te brengen;

30.   begroet dan ook de toezegging van de Commissie dat zij in de loop van 2008 een mededeling over de toekomst van de regelgevende agentschappen zal voorleggen;

Agentschappen met eigen financiering

31.   wijst erop dat voor de twee agentschappen met eigen financiering aan de directeur kwijting wordt verleend door de raad van bestuur; stelt vast dat beide aanzienlijke overschotten hebben opgebouwd, die afkomstig zijn uit voorgaande jaren:

   Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM), kasmiddelen en equivalenten daarvan: 281 miljoen EUR(10);
   Communautair Bureau voor plantenrassen (CPVO), kasmiddelen en equivalenten daarvan: 18 miljoen EUR(11);

Specifieke punten

32.   is van mening dat het Centrum een belangrijke instelling is voor de versterking en ontwikkeling van Europese ziektebewaking, alarmsystemen en gezaghebbende wetenschappelijke adviezen over risico's van nieuwe en opkomende besmettelijke ziekten; merkt met tevredenheid op dat het Centrum in 2006 een aanzienlijk aantal producten en diensten heeft kunnen ontwikkelen om zijn functie te vervullen;

33.   neemt nota van de opmerking van de Rekenkamer in zijn verslag over 2006 dat bijna 45% van de gedurende het jaar aangegane vastleggingen werd overgedragen, en dat gedurende de tweede helft van 2006 een groot aantal overschrijvingen heeft plaatsgevonden, voornamelijk omdat de personeelsbehoeften verkeerd waren ingeschat, zonder dat de raad van bestuur van het Centrum daarvan tijdig in kennis was gesteld;

34.   uit zijn bezorgdheid over de bevinding van de Rekenkamer dat opnieuw juridische toezeggingen zijn gedaan zonder dat daarvoor vantevoren begrotingsmiddelen waren gereserveerd, hetgeen in strijd is met het Financieel Reglement;

35.   roept het Centrum op de nodige maatregelen te nemen in reactie op de bevinding van de Rekenkamer dat de rechten van toegang tot het geautomatiseerde begrotingsbeheersysteem niet altijd strookten met de door de directeur verleende machtigingen en dat de rekenplichtige de belangrijkste vastleggings- en betalingsprocedures nog niet heeft gevalideerd;

36.   neemt kennis van de antwoorden van het Centrum, waarin staat dat:

   interne capaciteit is gecreëerd en maatregelen zijn genomen om de tekortkomingen aan te pakken, alsook om de interne controlesystemen te verbeteren;
   het Centrum een veiligheidsofficier voor het financieel systeem (SI2) heeft aangesteld en voor capaciteit voor interne controle heeft gezorgd;

37.   neemt kennis van de informatie in de economische resultatenrekening van het Centrum dat het in 2006 op basis van inkomsten ten belope van 15,8 miljoen EUR een economisch resultaat van 5,3 miljoen EUR heeft geboekt, met een totaal cashbedrag in de bank van 7,2 miljoen EUR, en dat op de balans een aan de Commissie terug te betalen bedrag van 400 000 EUR voor prefinanciering staat;

38.   herinnert eraan dat de begroting van het Centrum is gegroeid van 4,53 miljoen EUR in 2005 naar 17,15 miljoen EUR in 2006, en dat het aantal personeelsleden is gestegen van 43 naar 85; wijst erop dat het Centrum niet alleen door de Rekenkamer is gecontroleerd, maar ook door de Commissie in mei 2006 aan de hand van de IAS, resulterend in een actieplan, en dat het Centrum in 2006 een controlecommissie in het leven heeft geroepen;

39.   is verheugd over de opname in het jaarverslag van het Centrum van de 24 interne controlenormen; is van oordeel dat dit nuttig is, en navolging door de andere agentschappen verdient.

(1) PB C 261 van 31.10.07, blz. 49.
(2) PB C 309 van 19.12.2007, blz. 99.
(3) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1525/2007 (PB L 343 van 27.12.2007, blz. 9).
(4) PB L 142 van 30.4.2004, blz. 1.
(5) PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
(6) PB L 187 van 15.7.2008, blz. 170.
(7) Alle resoluties over de agentschappen zijn gepubliceerd in PB L 196 van 27.7.2005.
(8) PB C 273 van 15.11.2007, blz. 1.
(9) Raadsdocument DS 605/1/07 Rev 1.
(10) Bron: Verslag over de jaarrekening van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt betreffende het begrotingsjaar 2006, vergezeld van de antwoorden van het Bureau (PB C 309 van 19.12.2007, blz. 141).
(11) Bron: Verslag over de jaarrekening van het Communautair Bureau voor plantenrassen betreffende het begrotingsjaar 2006, vergezeld van de antwoorden van het Bureau (PB C 309 van 19.12.2007, blz. 135).

Juridische mededeling - Privacybeleid