Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2007/2048(DEC)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0112/2008

Ingediende teksten :

A6-0112/2008

Debatten :

PV 22/04/2008 - 4
CRE 22/04/2008 - 4

Stemmingen :

PV 22/04/2008 - 5.25
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2008)0149

Aangenomen teksten
PDF 271kWORD 77k
Dinsdag 22 april 2008 - Straatsburg
Kwijting 2006: Europees Bureau voor wederopbouw
P6_TA(2008)0149A6-0112/2008
Besluit
 Besluit
 Resolutie

1.Besluit van het Europees Parlement van 22 april 2008 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Bureau voor wederopbouw voor het begrotingsjaar 2006 (C6-0373/2007 – 2007/2048(DEC))

Het Europees Parlement,

–   gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Bureau voor wederopbouw voor het begrotingsjaar 2006(1),

–   gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de definitieve jaarrekening van het Europees Bureau voor wederopbouw voor het begrotingsjaar 2006, tezamen met de antwoorden van het Bureau(2),

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 12 februari 2008 (5843/2008 – C6-0084/2008),

–   gelet op het EG-Verdrag, en met name artikel 276,

–   gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(3), en met name artikel 185,

–   gelet op Verordening (EG) nr. 2667/2000 van de Raad van 5 december 2000 betreffende het Europees Bureau voor wederopbouw(4), en met name artikel 8,

–   gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002(5), en met name artikel 94,

–   gelet op artikel 71 van en bijlage V bij zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie buitenlandse zaken (A6-0112/2008),

1.   verleent de directeur van het Europees Bureau voor wederopbouw kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 2006;

2.   formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;

3.   verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van het Europees Bureau voor wederopbouw, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

(1) PB C 261 van 31.10.2007, blz. 13.
(2) PB C 309 van 19.12.2007, blz. 40.
(3) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1525/2007 (PB L 343 van 27.12.2007, blz. 9).
(4) PB L 306 van 7.12.2000, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1756/2006 (PB L 332 van 30.11.2006, blz. 18).
(5) PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


2.Besluit van het Europees Parlement van 22 april 2008 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Bureau voor wederopbouw voor het begrotingsjaar 2006 (C6-0373/2007 – 2007/2048(DEC))

Het Europees Parlement,

–   gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Bureau voor wederopbouw voor het begrotingsjaar 2006(1),

–   gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de definitieve jaarrekening van het Europees Bureau voor wederopbouw voor het begrotingsjaar 2006, tezamen met de antwoorden van het Bureau(2),

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 12 februari 2008 (5843/2008 – C6-0084/2008),

–   gelet op het EG-Verdrag, en met name artikel 276,

–   gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(3), en met name artikel 185,

–   gelet op Verordening (EG) nr. 2667/2000 van de Raad van 5 december 2000 betreffende het Europees Bureau voor wederopbouw(4), en met name artikel 8,

–   gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002(5), en met name artikel 94,

–   gelet op artikel 71 van en bijlage V bij zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie buitenlandse zaken (A6-0112/2008),

1.   neemt kennis van de definitieve jaarrekening van het Europees Bureau voor wederopbouw, zoals deze bij het verslag van de Europese Rekenkamer is gevoegd;

2.   gaat akkoord met de afsluiting van de rekeningen van het Europees Bureau voor wederopbouw voor het begrotingsjaar 2006;

3.   verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van het Europees Bureau voor wederopbouw, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).

(1) PB C 261 van 31.10.2007, blz. 13.
(2) PB C 309 van 19.12.2007, blz. 40.
(3) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1525/2007 (PB L 343 van 27.12.2007, blz. 9).
(4) PB L 306 van 7.12.2000, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1756/2006 (PB L 332 van 30.11.2006, blz. 18).
(5) PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.


3.Resolutie van het Europees Parlement van 22 april 2008 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Bureau voor wederopbouw voor het begrotingsjaar 2006 (C6-0373/2007 – 2007/2048(DEC))

Het Europees Parlement,

–   gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Bureau voor wederopbouw voor het begrotingsjaar 2006(1),

–   gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de definitieve jaarrekening van het Europees Bureau voor wederopbouw voor het begrotingsjaar 2006, tezamen met de antwoorden van het Bureau(2),

–   gezien de aanbeveling van de Raad van 12 februari 2008 (5843/2008 – C6-0084/2008),

–   gelet op het EG-Verdrag, en met name artikel 276,

–   gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(3), en met name artikel 185,

–   gelet op Verordening (EG) nr. 2667/2000 van de Raad van 5 december 2000 betreffende het Europees Bureau voor wederopbouw(4), en met name artikel 8,

–   gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002(5), en met name artikel 94,

–   gelet op artikel 71 van en bijlage V bij zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie buitenlandse zaken (A6-0112/2008),

A.   overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2006 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn,

B.   overwegende dat het Parlement de directeur van het Europees Bureau voor wederopbouw op 24 april 2007 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 2005(6) en dat het in zijn resolutie behorende bij het kwijtingsbesluit onder andere

   de maatregelen verwelkomt die het Bureau heeft getroffen om de gunning van opdrachten te verbeteren naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer in haar jaarverslagen over 2003 en 2004, hetgeen op verschillende gebieden tot meer transparantie heeft geleid;
   opmerkt dat de Rekenkamer in haar verslag over 2004 op basis van een onderzoek naar de operaties die waren toevertrouwd aan de VN-missie voor interim-bestuur in Kosovo (UNMIK), heeft vastgesteld dat het Bureau betalingen verrichtte zonder een behoorlijke financiële controle uit te oefenen en dat het grote moeite had om de operaties af te sluiten, vooral door het ontbreken van deugdelijke rekeningen met betrekking tot de projecten en voldoende motivering van de uitgaven;

Algemene punten die betrekking hebben op horizontale kwesties in verband met de EU-agentschappen en daardoor ook van belang zijn voor de kwijtingsprocedure voor elk agentschap afzonderlijk

1.   merkt op dat de begrotingen van de 24 agentschappen en andere satellietorganen die door de Rekenkamer worden gecontroleerd in 2006 in totaal 1 080,5 miljoen EUR bedroegen (de hoogste begroting is die van het Europees Bureau voor wederopbouw met 271 miljoen EUR en de laagste die van de Europese Politieacademie (CEPOL) met 5 miljoen EUR);

2.   wijst erop dat de reeks externe EU-organen die worden onderworpen aan audit en kwijting thans niet alleen meer de traditionele regelgevende agentschappen maar ook uitvoerende agentschappen omvatten die zijn opgericht om specifieke programma's ten uitvoer te leggen, en dat deze reeks in de nabije toekomst nog zal worden uitgebreid tot gezamenlijke ondernemingen die zijn opgezet als publiek-private partnerschappen (gezamenlijke technologie-initiatieven);

3.   merkt op dat het aantal agentschappen waarvoor kwijting moet worden verleend, zich wat het Parlement betreft als volgt heeft ontwikkeld: begrotingsjaar 2000: 8; 2001: 10; 2002: 11; 2003: 14; 2004: 14; 2005: 16; 2006: 20 regelgevende agentschappen en 2 uitvoerende agentschappen (2 agentschappen die onderworpen worden aan een audit door de Rekenkamer maar waarvoor een interne kwijtingsprocedure geldt niet meegerekend);

4.   komt daarom tot de conclusie dat de audit- en kwijtingsprocedure te log is geworden en niet meer in verhouding staat tot de relatieve omvang van de begrotingen van de agentschappen en satellietorganen; verzoekt zijn ter zake bevoegde commissie om een breed opgezet onderzoek te doen naar de kwijtingsprocedure voor de agentschappen en satellietorganen, met als doel een eenvoudiger en rationeler aanpak uit te werken, rekening houdend met het feit dat het aantal organen waarvoor in de toekomst een afzonderlijk kwijtingsverslag zal moeten worden opgesteld, almaar toeneemt;

Principiële overwegingen

5.   verzoekt de Commissie vóór de oprichting van een nieuw agentschap of de hervorming van een bestaand agentschap duidelijke uitleg te verstrekken met betrekking tot de volgende punten: type agentschap, doelstellingen van het agentschap, interne bestuurstructuur, producten, diensten, belangrijkste procedures, doelgroep, cliënten en stakeholders van het agentschap, officiële betrekkingen met externe actoren, budgettaire verantwoordelijkheid, financiële planning, personeelsbeleid en personeelsomvang;

6.   verlangt dat voor elk agentschap een jaarlijkse prestatieovereenkomst wordt gesloten, die door dat agentschap en het bevoegde DG wordt opgesteld en waarin de belangrijkste doelstellingen voor het komende jaar, een financieel kader en duidelijke indicatoren om de prestaties te meten zijn opgenomen;

7.   dringt erop aan dat de resultaten die de agentschappen boeken regelmatig (en op ad hoc-basis) door de Europese Rekenkamer of een andere onafhankelijke auditinstantie worden gecontroleerd; is van oordeel dat deze zich niet zouden moeten beperken tot de traditionele elementen van financieel beheer en juiste besteding van openbare middelen, maar ook de administratieve efficiency en de doelmatigheid moeten omvatten, alsook een beoordeling van het financieel beheer van elk agentschap;

8.   is van oordeel dat bij agentschappen die hun begrotingsbehoeften permanent overschatten een technische korting moet worden toegepast op basis van de vacatures; denkt dat dit op den duur tot lagere bestemmingsontvangsten en daarmee tot lagere administratieve kosten voor de agentschappen zal leiden;

9.   beschouwt het als een ernstig probleem dat een aantal agentschappen kritiek hebben gekregen omdat ze zich niet aan de aanbestedingsregels, het Financieel Reglement, het ambtenarenstatuut enz. hebben gehouden; stelt dat de voornaamste oorzaak hiervan gelegen is in het feit dat de meeste regelingen en het Financieel Reglement opgesteld zijn voor de grotere instellingen en dat de meeste kleine agentschappen niet de minimaal vereiste omvang hebben om met deze regelgevingsvereisten om te kunnen gaan; verzoekt de Commissie daarom met spoed een oplossing hiervoor te zoeken teneinde de effectiviteit te bevorderen door de beheersfuncties van verscheidene agentschappen te bundelen zodat deze minimaal vereiste omvang wel bereikt wordt (met inachtneming van de noodzakelijke wijzigingen in de basisverordeningen voor de agentschappen en hun budgettaire onafhankelijkheid), dan wel met spoed specifieke regels voor de agentschappen te formuleren (met name uitvoeringsvoorschriften voor de agentschappen) zodat ze zich wel aan alle voorschriften kunnen houden;

10.   dringt erop aan dat de Commissie bij de opstelling van het voorlopig voorontwerp van begroting rekening houdt met de bestedingsresultaten van de verschillende agentschappen in de jaren daarvoor, met name het jaar n-1, en de door elk agentschap verlangde begroting dienovereenkomstig aanpast; verzoekt zijn ter zake bevoegde commissie deze aanpassing intact te laten en, mocht de Commissie in gebreke zijn gebleven, zelf de desbetreffende begroting bij te stellen tot een realistisch niveau dat op de absorptie- en bestedingscapaciteit van het desbetreffende agentschap afgestemd is;

11.   verwijst naar zijn kwijtingsbesluit voor het jaar 2005, waarin het de Commissie verzocht eens in de vijf jaar een onderzoek naar de toegevoegde waarde van elk bestaand agentschap te publiceren; verzoekt alle betrokken instellingen om in geval van een negatief oordeel over de toegevoegde waarde van een agentschap de noodzakelijke stappen te zetten om het mandaat van dat agentschap te herzien of het agentschap te sluiten; stelt vast dat de Commissie in 2007 niet één evaluatie heeft uitgevoerd; dringt er bij de Commissie op aan dat zij vóór het kwijtingsbesluit over 2007 ten minste vijf evaluaties voorlegt, te beginnen met de oudste agentschappen;

12.   is van oordeel dat de aanbevelingen van de Rekenkamer onverwijld moeten worden opgevolgd en dat de omvang van de aan de agentschappen verstrekte subsidies op hun reële financiële behoeften moet worden afgestemd; is voorts van oordeel dat wijzigingen in het Financieel Reglement ook in de financiële kaderregeling en in de verschillende specifieke financiële reglementen moeten worden aangebracht;

13.   vreest dat het grote aantal tijdelijke personeelsleden de kwaliteit van het werk in ongunstige zin kan beïnvloeden; verzoekt de Commissie daarom beter toe te zien op de toepassing van het Statuut van de ambtenaren door de agentschappen;

Presentatie van de rapporteringsdata

14.   merkt op dat de agentschappen geen standaardaanpak volgen voor de presentatie van hun activiteiten tijdens het desbetreffende begrotingsjaar, hun rekeningen en hun verslagen over budgettair en financieel beheer, noch voor wat betreft de vraag of de directeurs van de agentschappen een betrouwbaarheidsverklaring moeten opstellen; merkt op dat niet alle agentschappen een duidelijk onderscheid maken tussen a) de presentatie van hun werk aan het publiek en b) de technische rapportering over hun budgettair en financieel beheer;

15.   merkt op dat de vaste instructies van de Commissie voor de voorbereiding van activiteitenverslagen weliswaar niet expliciet voorschrijven dat de agentschappen een betrouwbaarheidsverklaring moeten opstellen, maar dat vele directeuren dat voor het jaar 2006 niettemin hebben gedaan, waarbij in één geval een belangrijk voorbehoud werd opgenomen;

16.   herinnert aan paragraaf 41 van zijn resolutie van 12 april 2005(7), waarin het de directeuren van de agentschappen verzoekt om met ingang van heden hun jaarlijkse activiteitenverslag, dat samen met financiële en beheersgegevens wordt gepresenteerd, vergezeld te doen gaan van een betrouwbaarheidsverklaring ten aanzien van de wettigheid en de regelmatigheid van werkzaamheden, analoog aan de verklaringen die de directeuren-generaal van de Commissie ondertekenen;

17.   verzoekt de Commissie haar permanente instructies aan de agentschappen dienovereenkomstig te amenderen;

18.   pleit er bovendien voor dat de Commissie tezamen met de agentschappen werkt aan een geharmoniseerd model dat van toepassing is op alle agentschappen en satellietorganen, en waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen

   een voor een breed publiek bestemd jaarverslag over de operaties, werkzaamheden en bereikte resultaten van het orgaan;
   de financiële staten en een verslag over de uitvoering van de begroting;
   een activiteitenverslag naar het voorbeeld van de activiteitenverslagen van de directeuren-generaal van de Commissie;
   een door de directeur van het orgaan ondertekende betrouwbaarheidsverklaring, tezamen met eventuele voorbehouden en opmerkingen waarvan hij het wenselijk acht dat zij onder de aandacht van de kwijtingsautoriteit worden gebracht;

Algemene conclusies van de Rekenkamer

19.   wijst op de conclusie van de Rekenkamer (jaarverslag, paragraaf 10.29(8)) dat de door de Commissie uit de communautaire begroting betaalde subsidies niet gebaseerd zijn op toereikend gemotiveerde ramingen van de kasbehoeften van de agentschappen en dat dit er, in combinatie met de omvang van de uit het voorgaande jaar overgedragen bedragen toe leidt dat zij aanzienlijke bedragen in kas hebben; wijst voorts op de aanbeveling van de Rekenkamer dat het niveau van de aan de agentschappen betaalde subsidies moet worden afgestemd op hun werkelijke behoeften aan kasmiddelen;

20.   merkt op dat eind 2006 nog 14 agentschappen het ABAC-boekhoudsysteem moesten invoeren (jaarverslag, voetnoot bij paragraaf 10.31);

21.   neemt kennis van de opmerking van de Rekenkamer (jaarverslag, paragraaf 1.25) over de opgelopen financiële lasten voor niet-opgenomen verlof die bij sommige agentschappen werden geregistreerd; wijst erop dat de Rekenkamer haar betrouwbaarheidsverklaring voor drie agentschappen ( namelijk het Europees Centrum voor de Ontwikkeling van de Beroepsopleiding (CEDEFOP), de CEPOL en het Europees Spoorwegagentschap) van kanttekeningen heeft voorzien met betrekking tot het begrotingsjaar 2006 (voor 2005 was dat het geval bij: het CEDEFOP, de Europese autoriteit voor voedselveiligheid en het Europees Bureau voor wederopbouw);

Interne audit

22.   herinnert eraan dat de intern controleur van de Commissie krachtens artikel 185, lid 3 van het Financieel Reglement ook als intern controleur fungeert voor de regelgevende agentschappen die uit de EU-begroting worden gefinancierd; wijst erop dat de intern controleur aan de raad van bestuur en de directeur van elk agentschap verslag uitbrengt;

23.   vestigt de aandacht op het volgende voorbehoud dat is opgenomen in het jaarlijkse activiteitenverslag van de intern controleur voor 2006:"

De interne financieel controleur van de Commissie is niet in staat te voldoen aan de verplichting die hem krachtens artikel 185 van het Financieel Reglement is opgelegd om als intern financieel controleur van de communautaire organen te fungeren, omdat het hem hiervoor aan de nodige personele middelen ontbreekt

"

24.   neemt evenwel nota van de opmerking van de intern controleur in zijn activiteitenverslag voor 2006 dat, nu de Commissie de Dienst interne audit (IAS) extra personeel ter beschikking heeft gesteld, alle werkzame regelgevende agentschappen vanaf 2007 op jaarbasis zullen worden gecontroleerd;

25.   stelt vast dat het aantal regelgevende en uitvoerende agentschappen en gemeenschappelijke ondernemingen die krachtens artikel 185 van het Financieel Reglement door de IAS moeten worden gecontroleerd, almaar toeneemt; verzoekt de Commissie de terzake bevoegde commissie van het Parlement te laten weten of de IAS over voldoende personeel beschikt om de financiën van al deze organen de komende jaren op jaarbasis te kunnen controleren;

26.   merkt op dat artikel 72, lid 5, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 bepaalt dat alle agentschappen de kwijtingsautoriteit en de Commissie ieder jaar een verslag moeten voorleggen dat is opgesteld door hun directeur en waarin een samenvatting wordt gegeven van het aantal en de soort interne audits die door de intern financieel controleur zijn uitgevoerd, de aanbevelingen die daarin werden gedaan en het gevolg dat aan deze aanbevelingen is gegeven; verzoekt de agentschappen aan te geven of dit gebeurd is en, zo ja, op welke wijze;

27.   vestigt wat de interne controlecapaciteit betreft, vooral met betrekking tot de kleinere agentschappen, de aandacht op een voorstel dat de intern financieel controleur op 14 september 2006 aan de bevoegde commissie van het Parlement heeft gedaan en waarin hij te kennen geeft dat kleinere agentschappen toestemming zouden moeten krijgen om interne auditdiensten tegen betaling door de privésector te laten verrichten;

Beoordeling van de agentschappen

28.   herinnert aan de gemeenschappelijke verklaring waarover Parlement, Raad en Commissie(9) het bij het overleg vóór de ECOFIN-begrotingsraad van 13 juli 2007 eens zijn geworden en waarin een oproep wordt gedaan voor het opstellen van i) een lijst met de agentschappen die de Commissie wil beoordelen en ii) een lijst van de agentschappen die reeds zijn beoordeeld, met een samenvatting van de voornaamste bevindingen;

Tuchtprocedures

29.   wijst erop dat bepaalde agentschappen vanwege hun geringe omvang moeite hebben om tuchtcommissies samen te stellen bestaande uit personeel met een passende rang en dat het Bureau voor onderzoek en discipline van de Commissie (IDOC) niet bevoegd is voor de agentschappen; verzoekt de agentschappen zich te beraden over de oprichting van een gemeenschappelijke tuchtraad voor de respectieve agentschappen;

Ontwerp van interinstitutioneel akkoord

30.   herinnert aan het ontwerp van de Commissie voor een interinstitutioneel akkoord betreffende een kader voor Europese regelgevende agentschappen (COM(2005)0059), dat de oprichting beoogt van een horizontaal kader voor de oprichting, structuur, werkwijze, evaluatie en controle van de Europese regelgevende agentschappen; merkt op dat dit ontwerp een nuttig initiatief vormt in het streven naar rationalisering van de oprichting en exploitatie van agentschappen; vestigt de aandacht op de verklaring in het samenvattend verslag van de Commissie over 2006 (par. 3.1, COM(2007)0274) dat na de publicatie van het voorstel verdere vooruitgang bij de onderhandelingen weliswaar voor enige tijd geblokkeerd raakte, maar dat de inhoudelijke discussie eind 2006 door de Raad werd hervat; betreurt dat het niet mogelijk bleek de aanneming daarvan een stap dichterbij te brengen;

31.   is dan ook ingenomen met de toezegging van de Commissie dat zij in de loop van 2008 een mededeling zal voorleggen over de toekomst van de regelgevende agentschappen;

Agentschappen met eigen financiering

32.   wijst erop dat voor de twee agentschappen met eigen financiering aan de directeur kwijting wordt verleend door de raad van bestuur; stelt vast dat beide aanzienlijke overschotten hebben opgebouwd, die afkomstig zijn uit voorgaande jaren:

   Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM), kasmiddelen en equivalenten daarvan: 281 miljoen EUR(10);
   Communautair Bureau voor plantenrassen (CPVO), kasmiddelen en equivalenten daarvan: 18 miljoen EUR(11);

Specifieke punten

33.   complimenteert het Europees Bureau voor wederopbouw met de uitmuntende bijdrage die het heeft geleverd aan de ontwikkeling en versterking van de stabiliteit in de regio dankzij de verschillende programma's die het heeft opgezet en de verantwoorde wijze waarop het programma CARDS blijkt te worden beheerd;

34.   is van oordeel dat het Bureau met zijn werk een opmerkelijke bijdrage heeft geleverd tot de ontwikkeling van de regio en dat het zijn opdracht naar tevredenheid heeft uitgevoerd; neemt kennis van het besluit tot opheffing van het Bureau in 2008 om de bijstand aan Servië, Kosovo, Montenegro en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië over te dragen aan de vertegenwoordigingen van de Commissie ter plaatse; beklemtoont dat de opgebouwde ervaring en deskundigheid aan de desbetreffende delegaties van de Commissie moeten worden overgedragen, onder meer door overplaatsing van personeel van het Bureau met het oog op de aansturing van de desbetreffende programma's door de bewuste delegaties;

35.   herhaalt in dat verband zijn verzoek om door de Commissie regelmatig op de hoogte te worden gehouden omtrent de overdracht van activiteiten van het Bureau naar de delegaties;

36.   spreekt zijn waardering uit voor de directeur en zijn personeel, die in zeer moeilijke omstandigheden werken en daardoor het imago en de zichtbaarheid van de EU aanmerkelijk hebben verbeterd;

37.   is van mening dat het Bureau niet alleen beschikt over de systemen (logistiek, IT-systemen en dergelijke) om na geschillen snel omvangrijke steunbedragen te implementeren, maar dat het met name blijk heeft gegeven van de beschikbaarheid van een hoog niveau van deskundigheid en kennis op het gebied van wederopbouw na oorlogen;

38.   stelt zich op het standpunt dat de Commissie, van zodra zij het beheer overneemt van het nieuwe instrument voor pretoetredingssteun met het oog op de uitvoering van aan de Gemeenschapswetgeving gerelateerde taken in verband met de Balkan, zij uiteindelijk bij de Raad een nieuwe taakomschrijving voor het Bureau moet indienen, daar dit - zoals overeengekomen - zijn werkzaamheden op de Balkan tegen eind 2008 moet beëindigen en moet worden omgevormd tot een echt Europees bureau voor buitenlandse operaties;

39.   is van mening dat de toekenning van een nieuwe taakomschrijving aan dit succesvolle bureau de meest doeltreffende manier zou zijn om bij externe operaties de nieuwe taken te kunnen uitvoeren die niet door de Commissiediensten in Brussel of door de Commissiedelegaties kunnen worden verricht;

40.   is van mening dat het Bureau via deze nieuwe taakomschrijving een bijzonder effectieve rol zou kunnen vervullen in gebieden die niet voor traditionele ontwikkelingshulp in aanmerking komen; is eveneens van mening dat de zichtbaarheid van de EU hierdoor aanmerkelijk zou worden verbeterd;

41.   wijst erop dat de Rekenkamer met betrekking tot het begrotingsjaar 2006 opmerkt dat het bestedingspercentage van de begroting weliswaar bevredigend was, maar dat niettemin de aandacht van het Bureau wordt gevestigd op het bedrag aan kredieten dat nog moet worden vastgelegd, hetgeen betekent dat het Bureau de uitvoering van zijn programma's nauwlettend moet volgen aangezien zijn mandaat eind 2008 verstrijkt;

42.   merkt voorts op dat de Rekenkamer constateert dat het boekhoudsysteem en het interne controlesysteem in vergelijking met de voorgaande jaren zijn verbeterd, met name wat betreft het toezicht op de door externe organen beheerde middelen en de toepassing van de procedures voor het plaatsen van opdrachten;

43.   herinnert eraan dat het Europees Bureau voor wederopbouw van alle aan de kwijtingsprocedure onderworpen agentschappen verreweg het grootste budget (voor 2006: 271 miljoen EUR) heeft;

44.   maakt echter uit de rekeningen van het Bureau op dat het totale bedrag aan kredieten dat naar 2007 is overgedragen 678 miljoen EUR bedraagt;

45.   verzoekt de Commissie de bevoegde commissie van het Parlement te laten weten wat er zal gebeuren met het aan het einde van het mandaat van het Bureau resterende kredietsaldo;

46.   merkt op dat de directeur van het Bureau op 30 mei 2007 een betrouwbaarheidsverklaring zonder voorbehoud heeft ondertekend;

47.   merkt op dat de Dienst interne audit eind 2004 een conformiteitsonderzoek heeft uitgevoerd naar de effectiviteit en de prestaties van de vijf locaties waar het Bureau is gevestigd, en dat er in de loop van 2006 door de leiding van het Bureau een reeks stappen zijn ondernomen om de door de interne auditdienst aan de orde gestelde punten op te lossen;

48.   verzoekt de Commissie het mandaat van het Bureau, dat in 2008 verstrijkt, te herzien en het Bureau om te vormen tot een agentschap voor de uitvoering van bepaalde operaties in de externe beleidssfeer van de EU, met name in postcrisisgebieden.

(1) PB C 261 van 31.10.2007, blz. 13.
(2) PB C 309 van 19.12.2007, blz. 40.
(3) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1525/2007 (PB L 343 van 27.12.2007, blz. 9).
(4) PB L 306 van 7.12.2000, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1756/2006 (PB L 332 van 30.11.2006, blz. 18).
(5) PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
(6) PB L 187 van 15.7.2008, blz. 182.
(7) Resolutie van het Europees Parlement houdende opmerkingen bij het besluit over het verlenen van kwijting aan de directeur van het Europees Bureau voor wederopbouw voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 2003 (PB L 196 van 27.7.2005, blz. 61).
(8) PB C 273 van 15.11.2007, blz. 1.
(9) Raadsdocument DS 605/1/07 Rev 1.
(10) Bron: Verslag over de jaarrekening van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt betreffende het begrotingsjaar 2006, vergezeld van de antwoorden van het Bureau (PB C 309 van 19.12.2007, blz. 141).
(11) Bron: Verslag over de jaarrekening van het Communautair Bureau voor plantenrassen betreffende het begrotingsjaar 2006, vergezeld van de antwoorden van het Bureau (PB C 309 van 19.12.2007, blz. 135).

Juridische mededeling - Privacybeleid