Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2008/2203(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0039/2009

Ingediende teksten :

A6-0039/2009

Debatten :

Stemmingen :

PV 19/02/2009 - 5.5
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2009)0060

Aangenomen teksten
PDF 169kWORD 75k
Donderdag 19 februari 2009 - Brussel
Een bijzondere plaats voor kinderen in het externe optreden van de EU
P6_TA(2009)0060A6-0039/2009

Resolutie van het Europees Parlement van 19 februari 2009 over een bijzondere plaats voor kinderen in het externe optreden van de EU (2008/2203(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien de mededeling van de Commissie van 5 februari 2008 over een bijzondere plaats voor kinderen in het externe optreden van de EU (COM(2008)0055),

–   gezien het werkdocument van de Commissiediensten van 5 februari 2008 over kinderen in nood- en crisissituaties (SEC(2008)0135),

–   gezien het werkdocument van de Commissiediensten van 5 februari 2008 over het EU-actieplan inzake de rechten van kinderen in het externe optreden (SEC(2008)0136),

–   gezien de mededeling van de Commissie van 9 april 2008 over de EU als wereldpartner in het ontwikkelingsproces − Versnelde verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen (COM(2008)0177),

–   gezien de conclusies van de Raad van 26 mei 2008 betreffende de bevordering en bescherming van de rechten van het kind in het externe optreden van de Europese Unie − de ontwikkelings- en humanitaire dimensie,

–   gezien de conclusies van de Europese Raad van 19 en 20 juni 2008,

–   gezien de richtsnoeren van de EU ter bevordering en bescherming van de rechten van het kind, als vastgesteld door de Raad in december 2007,

–   gezien de richtsnoeren van de EU inzake kinderen en gewapende conflicten, als vastgesteld door de Raad in december 2003 en laatstelijk bijgewerkt in juni 2008,

–   gezien de checklist voor de integratie van de bescherming van kinderen die getroffen worden door een gewapend conflict in de EVDB-missies, als vastgesteld door de Raad in mei 2006,

–   gezien het op 20 november 1989 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aangenomen Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind (CRC) en de facultatieve protocollen daarbij,

–   gezien het door de Raad op 18 juni 2008 vastgestelde EU-actieplan inzake de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (MDG),

–   gezien de door de VN-Veiligheidsraad op zijn 5235ste zitting op 26 juli 2005 aangenomen VN-resolutie 1612 (2005) over kinderen en gewapende conflicten,

–   gezien de verdragen nr. 138 inzake de minimumleeftijd, aangenomen op 26 juni 1973 in Genève, respectievelijk nr. 182 inzake het verbod op en spoedmaatregelen ter uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO), aangenomen op 17 juni 1999 in Genève,

–   gezien de door de Algemene Vergadering op 8 september 2000 aangenomen Millenniumverklaring van de Verenigde Naties,

–   gezien het slotdocument "A world fit for Children" van de in mei 2002 op het VN-hoofdkantoor gehouden speciale zitting van de VN over kinderen,

–   gezien de studie van de VN-Secretaris-generaal over geweld tegen kinderen, die op 11 oktober 2006 aan de Algemene Vergadering van de VN werd voorgelegd,

–   gezien het verslag "Children and the Millennium Development Goals" dat in december 2007 door het United Nations International Children's Emergency Fund (UNICEF) voor de Verenigde Naties werd opgesteld,

–   gezien het door UNICEF in december 2007 gepubliceerde verslag "The state of the world's children 2008",

–   gezien het door de VN-afdeling economische en sociale zaken in augustus 2008 gepresenteerde verslag over de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling 2008,

–   gezien de verbintenissen van Parijs om te voorkomen dat kinderen illegaal worden gerekruteerd of ingezet door strijdkrachten of gewapende groeperingen alsook de beginselen en richtsnoeren van Parijs betreffende bij strijdkrachten of gewapende groeperingen ingezette kinderen, die op 5 en 6 februari 2007 door de in Parijs bijeengekomen ministers en vertegenwoordigers van landen werden aangenomen,

–   gezien het in 1990 door de Organisatie van de Afrikaanse Unie (OAU) aangenomen Afrikaans Handvest inzake de rechten en het welzijn van het kind, dat op 29 november 1999 in werking is getreden,

–   gelet op de Overeenkomst van Cotonou(1) als gewijzigd(2), met name op artikel 9 betreffende "Essentiële elementen op het gebied van de rechten van de mens, de democratische beginselen en de rechtsstaat, en fundamenteel element met betrekking tot goed bestuur" en artikel 26 betreffende "Jeugdzaken",

–   onder verwijzing naar de door de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU op 19 februari 2004 in Addis Abeba aangenomen resolutie over de rechten van kinderen en kindsoldaten(3),

–   gezien de resolutie van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU over de sociale gevolgen van kinderarbeid en strategieën voor de strijd tegen kinderarbeid, die is aangenomen in Port Moresby op 28 november 2008,

–   gelet op het op 13 december 2007 in Lissabon ondertekende Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en de geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, volgens hetwelk de Europese Unie, "sociale uitsluiting en discriminatie" bestrijdt, en "sociale rechtvaardigheid en bescherming, de gelijkheid van vrouwen en mannen, de solidariteit tussen generaties en de bescherming van de rechten van het kind" bevordert en in de betrekkingen met de rest van de wereld bijdraagt "tot de vrede, de veiligheid, de duurzame ontwikkeling van de aarde, de solidariteit en het wederzijds respect tussen de volkeren, de vrije en eerlijke handel, de uitbanning van armoede en de bescherming van de mensenrechten, in het bijzonder de rechten van het kind",

–   onder verwijzing naar de Gemeenschappelijke verklaring van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, het Europees Parlement en de Commissie betreffende het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie: "De Europese consensus"(4), en met name naar de eis bij de tenuitvoerlegging van het communautair ontwikkelingsbeleid stelselmatig rekening te houden met de rechten van het kind,

–   onder verwijzing naar de Gemeenschappelijke verklaring van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, het Europees Parlement en de Europese Commissie "De Europese consensus betreffende humanitaire hulp"(5), en met name naar de eis bijzondere aandacht te besteden aan kinderen en aan de leniging van hun specifieke noden,

–   gelet op het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name op artikel 24 betreffende de rechten van het kind,

–   gelet op het actieprogramma in Besluit nr. 293/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 januari 2000 tot vaststelling van een communautair actieprogramma (het programma Daphne) (2000-2003) betreffende preventieve maatregelen ter bestrijding van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen(6),

–   gezien de op 4 juni 2007 op het Europees Forum voor de rechten van het kind in Berlijn aangenomen politieke verklaring waarin opnieuw de wens wordt geuit dat zowel in het kader van het intern als het extern beleid van de Europese Unie stelselmatig met de rechten van het kind rekening wordt gehouden,

–   gezien het in juli 2004 door het Global Partners Forum gepubliceerde kaderconcept voor de bescherming, zorg en ondersteuning van wezen en kwetsbare kinderen in een wereld met HIV en AIDS,

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 3 juli 2003 over kinderhandel en kindsoldaten(7),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 5 juli 2005 inzake de uitbuiting van kinderen in ontwikkelingslanden, met speciale aandacht voor kinderarbeid(8),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 16 januari 2008 "Naar een EU-strategie voor de rechten van het kind"(9),

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en de adviezen van de Commissie buitenlandse zaken, de Commissie cultuur en onderwijs en de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A6-0039/2009),

A.   overwegende dat verwezenlijking van de rechten van kinderen doorslaggevend is voor hun individuele levenskansen en voor het maken van vorderingen bij de bestrijding van armoede,

B.   overwegende dat de rolmodellen die een maatschappij aan haar kinderen overdraagt beslissend zijn voor hun toekomst: voor hun toegang tot voeding en onderwijs, hun deelname aan het arbeidsproces, hun positie in relaties en hun lichamelijke en geestelijke gezondheid,

C.   overwegende dat de in het Verdrag inzake de rechten van het kind vastgelegde doelstellingen verre van verwezenlijkt zijn,

D.   overwegende dat van de 2,2 miljard kinderen ter wereld 1,9 miljard (86%) kinderen in ontwikkelingslanden leven, en meer dan 98% van de kinderen die in extreme armoede leven, in ontwikkelingslanden woonachtig zijn,

E.   overwegende dat wereldwijd dagelijks meer dan 26 000 kinderen onder de vijf jaar sterven door oorzaken die grotendeels voorkomen hadden kunnen worden en dat uitgaande van de huidige tendens de MDG-doelstelling om kindersterfte met twee derde terug te dringen, niet voor 2045 zal worden bereikt,

F.   gelet op punt 9 van het actieprogramma dat werd goedgekeurd door de Vierde Wereldvrouwenconferentie, die van 4 tot 15 september 1995 in Beijing werd gehouden, en dat ook een fundamenteel beginsel is waarnaar in alle internationale conferenties van het vorige decennium betreffende de rechten van het kind werd verwezen,

G.   overwegende dat, indien het Verdrag van Lissabon door alle lidstaten wordt geratificeerd, de bescherming van de rechten van het kind een specifieke doelstelling zal worden van het extern beleid van de Europese Unie,

H.   overwegende dat de Commissie van de Raad de opdracht heeft gekregen na te gaan wat de impact van positieve stimulansen is voor de verkoop van zonder kinderarbeid vervaardigde producten, welke eventuele verdere maatregelen kunnen worden opgelegd voor producten die mits toepassing van de ergste vormen van kinderarbeid zijn vervaardigd en hierover verslag uit te brengen,

I.   overwegende dat het recht van kinderen op onderwijs niet-onderhandelbaar is en dat onderwijs en beroepsopleiding een belangrijke rol spelen in de strategie voor de geleidelijke afschaffing van kinderarbeid,

J.   overwegende dat de commerciële uitbuiting van kinderen een grove schending is van hun menselijke waardigheid en in strijd is met de beginselen van sociale rechtvaardigheid,

K.   overwegende dat kopers van goederen uit de ontwikkelingslanden in een sleutelpositie zitten als het erom gaat goederen die geheel of gedeeltelijk met kinderarbeid geproduceerd zijn, op te sporen en de aankoop ervan te weigeren, waardoor zij directe en effectieve economische druk kunnen uitoefenen,

1.   is verheugd over bovengenoemde mededeling van de Commissie over een bijzondere plaats voor kinderen in het externe optreden van de EU, de bijgaande werkdocumenten van de Commissiediensten alsook de conclusies van de Raad dienaangaande, als belangrijke stappen voorwaarts in de richting van een EU-strategie voor de rechten van het kind;

2.   beseft dat de EU-instellingen weliswaar steeds meer belang zijn gaan hechten aan de rechten van het kind, maar onderstreept dat er nog heel wat moet gebeuren om de politieke toezeggingen in praktijk te brengen; onderstreept dan ook dat zonder adequate financiering verwezenlijking van de plannen niet mogelijk is;

3.   onderstreept het belang van de verwezenlijking van de MDG's met betrekking tot inspanningen ter bescherming van de rechten van het kind en dringt er bij de lidstaten op aan hun toezeggingen voor wat betreft de beschikbaarstelling van adequate en voorzienbare financiële middelen volgens een budgettair tijdschema, met inachtneming van de termijn van 2010, na te komen;

4.   roept de Unie op om vastberaden verder te werken aan het elimineren van alle vormen van discriminatie van meisjes (vanaf het moment van conceptie) en toereikende middelen te reserveren voor het corrigeren van de uit deze discriminatie voortvloeiende asymmetrieën;

5.   is verheugd over de vier hoofdlijnen in het actieplan van de Commissie betreffende de rechten van kinderen in het externe EU-optreden, waaronder een globale, coherente op de rechten van het kind gebaseerde benadering;

6.   beseft dat een op de rechten van het kind gebaseerde aanpak is afgestemd op de in het Verdrag betreffende de rechten van het kind vastgelegde normen en beginselen en gericht is op de verwezenlijking ervan;

7.   dringt erop aan dat de Europese Gemeenschap toetreedt tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en andere overeenkomsten die betrekking hebben op de uitoefening van de rechten van het kind, op adoptie, seksuele uitbuiting, kinderarbeid, de bescherming van kinderen in gewapende conflicten en seksueel misbruik van kinderen;

8.   verzoekt de Commissie en de lidstaten van de EU om de tenuitvoerlegging van het Verdrag van de VN inzake de rechten van het kind en de bijbehorende protocollen te bevorderen, en meer ondersteuning te bieden aan hervormingen van rechtsstelsels in derde landen die een betere bescherming van kinderen beogen;

9.   onderstreept dat bij alle maatregelen ter bescherming van de rechten van het kind de primaire rol van de ouders en naaste familie van het kind, alsook die van primaire verzorgers en voogden moet worden gerespecteerd, maar dat vooral de positie van moeders moet worden verbeterd;

10.   wijst er echter op dat het in het belang van het kind kan zijn om tijdelijk van zijn gezin gescheiden te worden wanneer er thuis problemen zijn, indien het om een beschermingsmaatregel gaat, met name in het geval van ouders met psychosociale of psychiatrische problemen, of wanneer er bewijs is van huiselijk geweld, mishandeling of sexueel misbruik;

11.   onderstreept dat het dringend noodzakelijk is bijzondere aandacht te besteden aan de meest kwetsbare en sociaal uitgesloten meisjes en jongens, waaronder kinderen met handicaps, migrantenkinderen, kinderen van minderheden, van hun familie gescheiden kinderen, kinderen zonder begeleiding en kinderen zonder ouderlijke zorg;

12.   onderstreept dat de EU, met het oog op de praktische tenuitvoerlegging van de op de rechten van het kind gebaseerde aanpak, moet overgaan tot een grondige analyse van de rechten van het kind, bij voorkeur in samenhang met de goedkeuring of herziening van de nationale, regionale en thematische strategiedocumenten, op grond waarvan maatregelen en programma's in het belang van het kind kunnen worden geselecteerd; vraagt in dit verband aan de Commissie dat zij het Parlement zo snel mogelijk of bij de tussentijdse toetsing van ontwikkelingsprogramma's, een overzicht geeft van kindgerelateerde acties en financiële toewijzingen;

13.   wijst erop dat de rechten van het kind stelselmatig in de politieke dialoog van de EU en de beleidsdiscussies met partnerlanden moeten worden opgenomen;

14.   verzoekt de Commissie een verslag op te stellen waaruit blijkt of de bestaande internationale overeenkomsten tussen de Europese Unie en derde landen reeds een bindende clausule betreffende de bescherming van de rechten van het kind bevatten, dan wel of er aan overeenkomsten alsnog een dergelijke clausule kan worden toegevoegd;

15.   acht het van belang dat de participatie van kinderen wordt geïnstitutionaliseerd en zowel in de partnerlanden als op EU-niveau financieel beter wordt ondersteund;

16.   steunt de verdere ontwikkeling van bestaande jongeren- en kindernetwerken als permanente platforms voor de inschakeling en raadpleging van de kinderen, en verzoekt de Commissie deze netwerken stelselmatig uit te nodigen om aan de debatten over de strategiedocumenten per land deel te nemen alsook hun deelname aan de uitwerking van nationale planningsinstrumenten te bevorderen;

17.   verzoekt de Commissie partnerlanden bij te staan bij de opstelling van kindervriendelijke begrotingsramingen, met name wanneer er sprake is van financiële steun van de EU en geïntegreerde allesomvattende nationale actieplannen voor kinderen te ontwikkelen met duidelijke ijkpunten, meetbare doelstellingen, tijdschema's en toetsings- en rapportagemechanismen inzake kinderrechten;

18.   dringt erop aan dat de algemene EU-begrotingssteun fondsen moet omvatten voor capaciteitsopbouw voor de desbetreffende ministeries (zoals de ministeries van sociale zaken, gezondheid, onderwijs en justitie) om te verzekeren dat deze de geschikte beleidsmaatregelen en instrumenten hebben om diensten voor kinderen te financieren en uit te voeren;

19.   onderstreept dat de EU in haar externe optreden de regeringen van derde landen ten stelligste ertoe moet aanmoedigen te voldoen aan de internationale normen inzake de rechten van het kind, vooral met betrekking tot het bieden van basisdiensten voor sociaal welzijn aan kinderen, zoals het verstrekken van gratis voeding op scholen en in crèches en de toegang tot gezondheidszorg; onderstreept tegelijkertijd dat het garanderen van billijke toegang tot onderwijs voor kinderen tijdens en na gewapende conflicten een belangrijke investering in de preventie van conflicten vormt;

20.   stelt vast dat ondanks de recente positieve ontwikkelingen de institutionele en personele middelen van de EU die voor de rechten van het kind worden ingezet, op EU-niveau vooralsnog ontoereikend blijven;

21.   beveelt aan een speciale EU-vertegenwoordiger te benoemen die erop toeziet dat het thema van de rechten van het kind de vereiste aandacht krijgt en de EU in dezen een voortrekkersrol vervult;

22.   is van oordeel dat er in elke delegatie van de Commissie iemand moet worden belast met de kinderproblematiek en verzoekt de Commissie en de lidstaten erop toe te zien dat alle medewerkers op besluitvormingsniveau alsook bij de missies/delegaties naar behoren zijn geschoold en over richtsnoeren beschikken met het oog op de inachtneming van de rechten van het kind in het externe optreden en veilige en doeltreffende kinderparticipatie;

23.   dringt erop aan dat de bescherming van de rechten van het kind overeenkomstig het VN Verdrag inzake de rechten van het kind een centrale plaats krijgt in het meerjarenprogramma van het Bureau voor de grondrechten van de Europese Unie; is van mening dat dit Bureau een netwerk moet opbouwen met internationale organisaties, ombudsmannen voor kinderen en niet-gouvernementele organisaties om te kunnen profiteren van hun opgebouwde kennis en ervaring;

24.   is verheugd over de toezegging van de Commissie om zich in te zetten voor de aanpak van schendingen van de rechten van het kind, zoals kinderarbeid, kinderhandel, het inzetten van kindsoldaten, de gevolgen voor kinderen van gewapende conflicten en alle andere vormen van geweld tegen kinderen, met inbegrip van seksuele uitbuiting en traditionele voor de gezondheid schadelijke gebruiken; onderstreept evenwel dat de nadruk op de diepere oorzaken en de voorkoming van schendingen van de rechten van het kind moet liggen;

25.   verzoekt de Commissie om de bestrijding van straffeloosheid deel te laten uitmaken van haar externe optreden en betrekkingen met derde landen, als een belangrijke maatregel om schendingen van de rechten van het kind te voorkomen;

26.   verzoekt de Commissie en de lidstaten prioriteit te verlenen aan de ontwikkeling van nationale kinderbeschermingsstrategieën en -systemen in partnerlanden ter ondersteuning van kinderen en families, alvorens de kinderen schade oplopen;

27.   roept de Commissie en de lidstaten op steun te verlenen aan institutionele structuren in partnerlanden voor de bescherming en de bevordering van kinderrechten, met inbegrip van onafhankelijke ombudspersonen;

28.   meent dat ook inspanningen moeten worden geleverd om het begrip van en het respect voor kinderrechten bij ouders en verzorgers te doen toenemen, alsook bij degenen die met kinderen werken zoals leraren en gezondheidswerkers;

29.   verzoekt de Raad en de Commissie om in het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid officiële geboorteregistratie als grondrecht en essentieel instrument voor de bescherming van de rechten van het kind op te nemen;

30.   erkent dat verzorging en opvoeding in de vroege kinderjaren deel uitmaken van de rechten van het kind, met inbegrip van inenting, ouderzorg en toegang tot crèche en kleuterschool, dat zich in de vroege kinderjaren essentiële ontwikkelingen voltrekken en dat ondervoeding en gebrek aan verzorging zowel tot lichamelijke als geestelijke gebreken kunnen leiden;

31.   onderstreept dat de verwezenlijking van MDG 2 betreffende universeel lagereschoolonderwijs en MDG 3 betreffende gelijke kansen voor mannen en vrouwen wezenlijk zijn voor de waarborging van de rechten van het kind;

32.   onderstreept dat doelgerichte acties voor meisjes nodig zijn om hun dezelfde kansen te geven als jongens om naar school te gaan, voldoende voedsel te krijgen, hun mening te kunnen uiten en toegang te krijgen tot gezondheidszorg;

33.   dringt er bij de Unie op aan om in het kader van hulpprogramma's en de dialoog met de partnerlanden over het beleid prioriteit te verlenen aan het recht op onderwijs, vooral voor meisjes; benadrukt het belang van de bestrijding van de nog steeds bestaande discriminatie binnen arme gezinnen die geen schoolgeld voor al hun kinderen kunnen betalen en daarom alleen de jongens naar school sturen, ten koste van het onderwijs aan de meisjes;

34.   benadrukt dat onderwijsfaciliteiten en -programma's 'meisjesvriendelijk' moeten zijn en bijvoorbeeld alternatieve vormen van onderwijs buiten de officiële instellingen of flexibele uren voor meisjes die voor broers en zussen zorgen, moeten aanbieden;

35.   benadrukt dat investeren in onderwijs voor meisjes een investering is die de grootste invloed zal hebben op het gebied van armoedebestrijding, beperking van de bevolkingsaangroei, lagere zuigelingen- en kindersterfte, minder ondervoeding, stijgend schoolbezoek en betere gezondheid;

36.   benadrukt dat goed onderwijs, ook in conflictsituaties en bij onveiligheid, prioriteit moet krijgen en juicht het voornemen van de Commissie toe om onderwijs een speciale plaats in haar humanitaire hulpacties te geven; onderstreept de noodzaak van operationele richtsnoeren waarbij de EU zich verbindt onderwijs op te nemen in elke fase van haar humanitaire hulpverlening, overeenkomstig de minimumnormen die zijn vastgesteld door het Netwerk van Agentschappen voor Onderwijs in Noodsituaties, en vraagt voldoende financiering en personeel op EU-niveau om de nieuwe beleidstoezegging te implementeren;

37.   onderstreept dat geen enkel kind het fundamenteel recht op onderwijs mag worden ontnomen als gevolg van armoede en herhaalt zijn verzoek aan alle regeringen van de ontwikkelingslanden om een duidelijk tijdschema vast te stellen voor de snelle afschaffing van direct en indirect schoolgeld voor het basisonderwijs en tegelijk een hoog niveau van onderwijs te handhaven;

38.   beklemtoont dat projecten voor de ontwikkeling van de sociale vaardigheden, tolerantie, solidariteit en het milieubesef van kinderen, met name in de context van de strijd tegen de klimaatverandering, van het allerhoogste belang zijn in de betrekkingen van de EU met derde landen;

39.   herinnert eraan dat politieke toezeggingen voor coherente beleidsbeslissingen ter zake van armoedebestrijding, hoogwaardig onderwijs en mensenrechten van doorslaggevende betekenis zijn om de inzet van kinderarbeid te ontmoedigen;

40.   roept de Europese Gemeenschap en de lidstaten op tot krachtigere ondersteuning van eerlijke handel en etiketteringinitiatieven, die bedrijven ervan weerhouden gebruik te maken van kinderarbeid; beveelt aan dat de naleving van vrijwillige gedragscodes inzake fundamentele arbeidsrechten beter gecontroleerd moet worden en transparant moet worden voor de Europese consumenten; is van oordeel dat bij overheidsopdrachten naleving van de internationale regelgeving inzake kinderarbeid als voorwaarde moet worden gesteld;

41.   verwelkomt het initiatief van de Raad om een studie uit te voeren naar de gevolgen van stimuleringsmaatregelen op de verkoop van producten die zonder kinderarbeid gemaakt zijn en naar mogelijke bijkomende maatregelen, onder meer handelsgerelateerde maatregelen; verzoekt de Commissie het Parlement op de hoogte te houden van de opzet, de uitvoering en de resultaten van deze studie;

42.   spoort de Commissie aan een voorstel in te dienen voor een uniforme methode voor etikettering van in de Europese Unie ingevoerde producten, zodat kan worden vastgesteld dat deze in elk stadium van de productieketen vervaardigd zijn zonder het gebruik van kinderarbeid, door middel van bijvoorbeeld de vermelding "zonder kinderarbeid" op de verpakking van deze producten, waarbij tegelijk verzekerd wordt dat dit systeem in overeenstemming is met de internationale handelsvoorschriften van de WTO;

43.   wijst met name op MDG 4 − terugdringen van de kindersterfte − en MDG 6 − bestrijding van HIV/AIDS, malaria en andere overdraagbare ziekten − en dringt er bij de Gemeenschap en andere donoren op aan de openbare gezondheidszorgsystemen te versterken die de gehele bevolking kostenefficiënte kraam- zuigelingen- en kindergeneeskundige zorg verlenen en specifieke aan bepaalde ziekten gerelateerde maatregelen te nemen, zoals de verstrekking van muskietennetten tegen malaria en antiretrovirale geneesmiddelen;

44.   betreurt de druk die wordt uitgeoefend om het beleid in het kader van de seksuele en reproductieve gezondheid te ondermijnen, hetgeen een toename van ongewenste zwangerschappen en van abortus onder gevaarlijke omstandigheden bij jonge vrouwen tot gevolg heeft; dringt er bij de EU met klem op aan niet te bezuinigen op de financiële middelen voor het volledige scala aan maatregelen ter bevordering van de seksuele en reproductieve gezondheid, ten einde MDG 5 betreffende de gezondheid van zwangere vrouwen en moeders te verwezenlijken;

45.   merkt op dat de voedselprijscrisis bijzonder nadelige gevolgen heeft voor kinderen en onderstreept de noodzaak van brede strategieën voor het verhogen van de voedselzekerheid, wat niet alleen toegang tot voldoende voedsel betekent maar ook toegang tot geschikte micronutriënten, veilig water, hygiëne en rioolwaterzuivering, gezondheidszorg, adequate kinderverzorging en een gezond milieu;

46.   juicht het indrukwekkende beleidskader van de Europese Unie voor de aanpak van de tragische situatie van bij gewapende conflicten betrokken kinderen toe en dringt aan op meer controle-, bewustmakings- en scholingsmechanismen om een ter zake adequate tenuitvoerlegging ter plaatse te waarborgen;

47.   meent dat aan alle EVDB-missies een adviseur kinderbescherming zou moeten deelnemen, en benadrukt dat in de opleiding van het personeel voor EVDB-missies ook aandacht moet worden besteed aan kwesties inzake kinderbescherming;

48.   benadrukt dat in de programma's inzake ontwapening, demobilisatie en re-integratie (DDR) die ondersteund worden door EVDB-missies, rekening moet worden gehouden met de specifieke behoeften van kinderen;

49.   vraagt dat extra aandacht gaat naar de behoeften van kindmoeders in conflict- en postconflictsituaties, aan vluchtelingenmeisjes en ontheemde meisjes, alsook aan meisjes die het slachtoffer zijn van verkrachting en seksueel geweld;

50.   vraagt de Commissie te investeren in programma's voor de preventie en bestrijding van seksueel en genderspecifiek geweld tegen jongens en meisjes, die moeten voorzien in de ter beschikkingstelling van kits voor profylaxe na blootstelling om HIV-besmetting te voorkomen, steun voor diensten voor herstel en maatschappelijke re-integratie en mechanismen voor vertrouwelijke rapportage;

51.   onderstreept dat de EU ook steun moet verlenen aan maatregelen ter bestrijding van stigmatisering en discriminatie, aangezien kwetsbare meisjes of jonge vrouwen vaak door hun gemeenschap worden verstoten, bijvoorbeeld de meisjes of vrouwen die HIV-positief zijn, het slachtoffer zijn van verkrachting of seksueel geweld, kinderen hebben gekregen door verkrachting of een abortus hebben ondergaan;

52.   vestigt de aandacht op de bijzonder moeilijke situatie van kinderen met HIV en AIDS, alsook van kinderen die ten gevolge van AIDS wezen zijn geworden; veroordeelt in het bijzonder verkrachtingen van vrouwen en meisjes die gebaseerd zijn op de overtuiging dat geslachtsverkeer met een meisje dat nog maagd is AIDS zou kunnen genezen, en vraagt dat er gebruik wordt gemaakt van lokale voorlichtingscampagnes om deze foute veronderstelling uit de wereld te helpen en zo in de eerste plaats meisjes beter te beschermen;

53.   wijst op de noodzaak om het VN-Verdrag inzake de bescherming van de rechten van alle migrerende werknemers en hun gezinsleden na te leven, teneinde zo de rechten van kinderen van migrantenfamilies te waarborgen;

54.   verzoekt de EU om het thematische programma inzake asiel en migratie, dat deel uitmaakt van het Instrument voor ontwikkelingssamenwerking, in te zetten voor het verlenen van steun aan zeer kwetsbare groepen, zoals migrantenkinderen en arme kinderen;

55.   doet een beroep op de Europese Unie om in haar externe optreden specifieke aandacht te schenken aan de situatie van kinderen die worden geconfronteerd met discriminatie, met inbegrip van kinderen die met de wet in aanraking komen en kinderen die van hun vrijheid worden beroofd en in gesloten inrichtingen worden geplaatst; onderstreept dat kinderen gemakkelijker toegang zouden moeten krijgen tot de rechter en tot gespecialiseerde bijstand, en dat hun leeftijd in aanmerking moet worden genomen tijdens de gehele gerechtelijke procedure door middel van speciale beschermingsmaatregelen;

56.   verzoekt de Raad en de Commissie om bij het opstellen van hulpprogramma's en onderhandelingen met derde landen over actieplannen inzake justitie en binnenlandse zaken de kwestie van de jeugdrechtspraak aan de orde te stellen waarbij niet alleen moet worden gelet op de ratificatie van de desbetreffende internationale en regionale regelgeving, maar ook op de daadwerkelijke toepassing ervan;

57.   verlangt van de Commissie en de lidstaten een coherenter beleid ter zake van kinderen en inachtneming van de rechten van het kind op andere belangrijke beleidsterreinen zoals veiligheid, klimaatverandering, migratie en de doeltreffendheid van hulp;

58.   vraagt dat alle communautaire beleidsmaatregelen die van invloed kunnen zijn op kinderen in derde landen, vóór goedkeuring worden onderworpen aan een systematische beoordeling inzake de gevolgen voor kinderrechten, alsook aan latere beoordelingen; onderstreept dat kinderen als een aparte en onderscheiden groep moeten worden beschouwd aangezien zij niet op dezelfde manier als volwassenen gevolgen ondergaan;

59.   verwelkomt het initiatief dat gelanceerd wordt in bovengenoemde conclusies van de Raad om de werkverdeling op het gebied van kinderrechten beter te coördineren en te verdiepen, door de bestaand beleid en bestaande activiteiten van de Commissie en de lidstaten in een aantal proeflanden in kaart te brengen;

60.   is bezorgd over het feit dat er nog steeds geen proeflanden zijn aangewezen en vraagt de lidstaten nauw samen te werken met de Commissie om ervoor te zorgen dat deze taak snel wordt uitgevoerd;

61.   verzoekt de Commissie procedures, criteria en indicatoren uit te werken om ervoor te zorgen dat de "gewone" kinderrechten niet uit het oog worden verloren en is het eens met de Commissie dat naast het centraal stellen van de rechten van het kind, ook specifieke acties in het kader van de geografische fondsen en het Europees Ontwikkelingsfonds, eventueel in niet-centrale sectoren, moeten worden ondernomen;

62.   is van oordeel dat het Parlement op een nog beter afgestemde en gecoördineerde wijze controle kan uitoefenen op het nakomen van de EU-verplichtingen inzake de waarborging van de rechten van het kind, bijvoorbeeld in het kader van het jaarverslag over de mensenrechten;

63.   stelt voor dat de interparlementaire vergaderingen (PPV ACS-EU, Eurolat, Euromediterrane parlementaire vergadering) kinderorganisaties van het gastland uitnodigen op hun bijeenkomsten en steunt de oprichting van interregionale jeugdfora, zoals een Euro-Afrikaans jongerenplatform;

64.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en de parlementen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties en de co-voorzitters van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU.

(1) Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3).
(2) PB L 209 van 11.8.2005, blz. 27.
(3) PB C 26 van 29.1.2004, blz. 17.
(4) PB C 46 van 24.2.2006, blz. 1.
(5) PB C 25 van 30.1.2008, blz. 1.
(6) PB L 34 van 9.2.2000, blz. 1.
(7) PB C 74 E van 24.3.2004, blz. 854.
(8) PB C 157 E van 6.7.2006, blz. 84.
(9) Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0012.

Juridische mededeling - Privacybeleid