Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2008/2155(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0135/2009

Ingediende teksten :

A6-0135/2009

Debatten :

PV 24/03/2009 - 9
CRE 24/03/2009 - 9

Stemmingen :

PV 25/03/2009 - 3.19
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2009)0185

Aangenomen teksten
PDF 184kWORD 85k
Woensdag 25 maart 2009 - Straatsburg
Jaarverslagen 2007 EIB en EBWO
P6_TA(2009)0185A6-0135/2009

Resolutie van het Europees Parlement van 25 maart 2009 over de jaarverslagen van de Europese Investeringsbank en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling over 2007 (2008/2155(INI))

Het Europees Parlement,

-   gezien het jaarverslag van de Europese Investeringsbank (EIB) over 2007,

-   gezien het jaarverslag van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) over 2007,

-   gezien de artikelen 9, 266 en 267 van het EG-Verdrag en Protocol nr. 11 betreffende de statuten van de EIB,

-   gezien de Overeenkomst tot oprichting van de EBWO van 29 mei 1990,

-   gezien de artikelen 230 en 232 van het EG-Verdrag betreffende de taak van het Hof van Justitie,

-   gezien artikel 248 van het EG-Verdrag betreffende de taak van de Rekenkamer,

-   gezien Besluit 2006/1016/EG van de Raad van 19 december 2006 tot verlening van een garantie van de Gemeenschap voor verliezen van de Europese Investeringsbank op leningen en garanties voor projecten buiten de Gemeenschap(1),

-   gezien het arrest van het Hof van Justitie van 6 november 2008 over de rechtsgrondslag van Besluit 2006/1016/EG(2),

-   gezien Besluit 2008/847/EC van de Raad van 4 november 2008 inzake de toepasselijkheid op de Centraal-Aziatische landen van Besluit 2006/1016/EG tot verlening van een garantie van de Gemeenschap voor verliezen van de Europese Investeringsbank op leningen en garanties voor projecten buiten de Gemeenschap(3),

-   gezien Besluit 97/135/EG van de Raad van 17 februari 1997 inzake inschrijving door de Europese Gemeenschap op nieuwe aandelen die worden uitgegeven ingevolge het besluit om het kapitaal van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling te verdubbelen(4),

-   gezien de controle van de kapitaalmiddelen 3 van de EBWO in 2006 voor de periode 2006-2010,

-   gezien het verslag van de Commissie getiteld "Leningactiviteit van de Europese Gemeenschappen in 2007" (COM(2008)0590),

-   onder verwijzing naar zijn resolutie van 22 april 2008 over het jaarverslag van de Europese Investeringsbank over 2006(5),

-   onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 februari 2007 over het jaarverslag van de EIB over 2005(6),

-   onder verwijzing naar zijn resolutie van 16 januari 2003 over de activiteiten van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling(7),

-   gezien de resolutie van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa van 24 juni 2008 over de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling: een belangrijke partner voor verandering in overgangslanden,

-   gezien de partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan enerzijds en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten anderzijds die op 23 juni 2000 is ondertekend in Cotonou(8) (Overeenkomst van Cotonou),

-   gezien de Gemeenschappelijke verklaring van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad, het Europees Parlement en de Commissie betreffende het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie: de Europese consensus(9),

-   gezien de conclusies van de Raad van 14 mei 2008 over een investeringskader voor de Westelijke Balkan: versterking van de samenhang van bestaande financieringsinstrumenten voor de regio ter bevordering van groei en stabiliteit,

-   gezien het voorstel van de Commissie van 21 mei 2008 voor een verordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1638/2006 van 24 oktober 2006 houdende algemene bepalingen tot invoering van een Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (COM(2008)0308),

-   gezien het arrest van het Hof van Justitie van 10 juli 2003 over de bevoegdheid van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) om een onderzoek naar de EIB in te stellen(10),

-   gezien de uit hoofde van artikel 248, lid 3, van het EG-Verdrag gesloten en in juli 2007 verlengde Tripartiete Overeenkomst tussen de Rekenkamer, de EIB en de Commissie over de uitvoering van de controles door de Rekenkamer,

-   gezien het memorandum van overeenstemming tussen de Commissie, de EIB en de EBWO van 15 december 2006 over de onderlinge samenwerking in Oost-Europa en de Zuidelijke Kaukasus, Rusland en Centraal-Azië,

-   gezien het op 27 mei 2008 ondertekende memorandum van overeenstemming tussen de Commissie en de EIB ter bevordering van de coördinatie van het beleid van de Europese Unie inzake leningen in derde landen,

-   gezien het op 16 september 2008 ondertekende memorandum tussen de EIB, de Commissie en de nationale bevoegde autoriteiten over hun participatie in het Europees expertisecentrum op het gebied van publiek-private samenwerking,

-   gezien het werkprogramma van de EIB voor 2008-2010, dat op 20 november 2007 door de raad van bewind is goedgekeurd,

-   gezien de openbare raadplegingen die de EIB in 2008 heeft gehouden over haar Verklaring over milieu-en sociale normen en beginselen,

-   gezien het milieu- en sociaal beleid van de EBWO, dat op 12 mei 2008 door de raad van bewind is goedgekeurd,

-   gezien het energiebeleid van de EBWO, dat op 11 juli 2006 door de raad van bewind is goedgekeurd,

-   gezien het verslag van de EIB over de energiesector, dat op 31 januari 2006 door de raad van bewind is goedgekeurd,

-   gezien de nota van de EIB over de versterkte bijdrage van de EIB aan het energiebeleid van de EU van 5 juni 2007, die in juni 2007 door de raad van bewind is onderschreven,

-   gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van 11 en 12 december 2008 in Brussel over economische en financiële kwesties,

–   gezien het verslag van de EIB "SME Consultation 2007/2008 – Findings and Conclusions" van mei 2008 en de daaropvolgende modernisering en versterking van de steun van de EIB-groep aan het midden- en kleinbedrijf (MKB),

–   gezien de verklaring van de EIB over milieu- en sociale normen en beginselen van 18 maart 2008,

-   gezien de conclusies van de Raad Ecofin van 7 oktober 2008 en 2 december 2008 over de rol van de EIB in de ondersteuning van het MKB,

-   gezien de mededeling van de Commissie van 29 oktober 2008 getiteld "Van financiële crisis naar herstel: Een Europees actiekader" (COM(2008)0706),

-   gezien de mededeling van de Commissie van 26 november 2008 getiteld "Een Europees economisch herstelplan" (COM(2008)0800),

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

-   gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en het advies van de Commissie begrotingscontrole (A6-0135/2009),

A.   overwegende dat de EIB in 1957 bij het Verdrag van Rome is opgericht en dat de aandeelhouders, te weten de lidstaten, een kapitaal van 165 miljard EUR inbrengen,

B.   overwegende dat de EIB sinds 1963 activiteiten buiten de Gemeenschap onderneemt ter ondersteuning van het externe beleid van de Gemeenschap,

C.   overwegende dat de EBWO in 1991 is opgericht en dat de aandeelhouders, bestaande uit 61 derde landen, de Europese Gemeenschap en de EIB samen een kapitaal van 20 miljard EUR inbrengen,

D.   overwegende dat de lidstaten, de Europese Gemeenschap en de EIB samen 63% van de aandelen van de EBWO bezitten,

E.   overwegende dat de EIB volgens haar statuten tot taak heeft met een beroep op de kapitaalmarkten en op haar eigen middelen bij te dragen tot een evenwichtige en ongestoorde ontwikkeling van de gemeenschappelijke markt in het belang van de Gemeenschap,

F.   overwegende dat de EIB tijdens de huidige financiële crisis, nu bedrijven een enorm gebrek aan liquiditeit en krediet hebben, een belangrijke rol moet spelen in de economische herstelplannen van Europa en de lidstaten,

G.   overwegende dat de EBWO volgens haar statuten tot doel heeft tot de economische vooruitgang en de wederopbouw bij te dragen, de overgang naar een open markteconomie te bevorderen en particuliere initiatieven en ondernemingsgeest aan te moedigen in de Centraal- en Oost-Europese landen die de beginselen van een democratie met een meerpartijenstelsel, pluralisme en een markteconomie aanhangen en toepassen,

H.   overwegende dat de rol van de EIB als emittent van AAA-obligaties op de internationale kapitaalmarkten moet worden benadrukt en versterkt,

I.   overwegende dat de EBWO overeenkomstig artikel 11 van de Overeenkomst tot oprichting van de EBWO ten minste 60% van haar investeringen in de particuliere sector moet doen,

J.   overwegende dat de Overeenkomst tot oprichting van de EBWO bepaalt dat de Raad van gouverneurs ten minste om de vijf jaar de kapitaalvoorraad van de EBWO evalueert, en dat de komende evaluatie voor 2010 gepland is,

K.   overwegende dat op 1 oktober 2008 een stuurgroep van negen wijzen is opgericht voor het toezicht op en het beheer van de tussentijdse evaluatie van het mandaat van de EIB voor externe leningen overeenkomstig Besluit 2006/1016/EG,

L.   overwegende dat die tussentijdse evaluatie in nauw overleg met het Parlement en op basis van Besluit 2006/1016/EG moet worden verricht,

M.   overwegende dat er overeenkomstig Besluit 2006/1016/EG betreffende het mandaat van de EIB voor externe leningen in de periode 2007-2013 voor 25,8 miljard EUR aan leningen beschikbaar is, die als volgt per regio worden uitgesplitst: 8,7 miljard EUR voor de pretoetredingslanden, met inbegrip van Kroatië en Turkije, 8,7 miljard EUR voor de Middellandse Zeelanden, 3,7 miljard EUR voor Oost-Europa, de Zuidelijke Kaukasus en de Russische Federatie, 2,8 miljard EUR voor Latijns-Amerika, 1 miljard euro voor Azië en 0,9 miljard EUR voor de Republiek Zuid-Afrika,

N.   overwegende dat de door de EIB verstrekte leningen ter ondersteuning van EU-beleidsdoelstellingen in 2007 in totaal 47,8 miljard euro bedroegen, waarvan 41,4 miljard EUR in de EU en de EVA-landen en 6,4 miljard EUR in partner- en toetredingslanden,

O.   overwegende dat de leningsactiviteit van de EIB buiten de EU in 2007 als volgt per geografisch gebied kan worden uitgesplitst: Azië en Latijns-Amerika: 925 miljoen EUR, Oost-Europa, Zuidelijke Kaukasus en Rusland: 230 miljoen EUR, Middellandse Zeelanden: 1 438 miljoen EUR, pretoetredingslanden: 2 870 miljoen EUR, ACS-landen: 756 miljoen EUR en Zuid-Afrika: 113 miljoen EUR,

P.   overwegende dat de jaaromzet van de EBWO in 2007 5,6 miljard EUR bedroeg en 353 projecten omvatte in 29 landen in Centraal-Europa en de Baltische staten(11), Zuidoost-Europa(12), het westelijke GOS en de Kaukasus(13), Rusland en Centraal-Azië(14),

Q.   overwegende dat de investeringen van de EBWO in Rusland in 2007 tot 2,3 miljard EUR opliepen (terwijl de totale portfolio in Rusland tot 5,7 miljard EUR opliep), 83 projecten omvatten en 42% van de jaarlijkse vastleggingen van de bank uitmaakten (tegen 38% in 2006),

R.   overwegende dat de aandelenparticipaties van de EBWO zijn gestegen van 1 miljard EUR in 2006 tot 1,7 miljard EUR in 2007 en dat het percentage aandelen in de jaaromzet van de EBWO is gestegen van 20% in 2006 tot 30% in 2007,

S.   overwegende dat de Raad van gouverneurs van de EBWO op 28 oktober 2008 heeft besloten Turkije als begunstigde van EWBO-investeringen te aanvaarden, en dat de EBWO van plan is vóór eind 2010 450 miljoen EUR te investeren,

T.   overwegende dat de EIB al sinds 1965 projecten in Turkije financiert en ongeveer 10 miljard EUR heeft geïnvesteerd in alle belangrijke sectoren van de Turkse economie,

U.   overwegende dat de EIB overeenkomstig de Overeenkomst van Cotonou naast de verstrekking van leningen uit eigen middelen ook activiteiten in ACS-landen financiert uit een risicodragende financieringsfaciliteit waarvan de middelen uit het Europees Ontwikkelingsfonds komen,

V.   overwegende dat de financieringsstrategie van de EIB moet bijdragen tot de algemene doelstelling van ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat, en de naleving van internationale milieuovereenkomsten waarbij de Europese Gemeenschap of haar lidstaten partij zijn,

W.   overwegende dat de Europese Commissie, de lidstaten, de partnerlanden in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid (ENB), de internationale financiële instellingen en de Europese regionale en bilaterale financiële instellingen momenteel in het kader van een nabuurschapsinvesteringsfaciliteit (NIF) samenwerken om extra middelen uit te trekken voor infrastructuurprojecten in het hele ENB-gebied, voornamelijk in de energie-, transport- en milieusector,

X.   overwegende dat de EIB-groep het MKB actief blijft ondersteunen met leningen, alsook durfkapitaal en garanties op leningen, de laatste twee activiteiten via het Europees Investeringsfonds,

De doelstellingen en activiteiten van de EIB

1.   is verheugd over het jaarverslag van de EIB over 2007, met name met betrekking tot enerzijds financieringsactiviteiten van de EIB binnen de Europese Unie, die op zes beleidsprioriteiten gericht waren (voor economische en sociale cohesie zorgen, het initiatief Innovatie 2010 ten uitvoer leggen, trans-Europese vervoers- en toegangsnetwerken ontwikkelen, het midden- en kleinbedrijf ondersteunen, het milieu beschermen en verbeteren, en duurzame, concurrerende en continue energievoorziening verzekeren), en met betrekking tot anderzijds de uitvoering van het mandaat van de EIB voor externe leningen in derde landen;

2.   is verheugd over de doelstelling van de EIB om bij haar financieringsactiviteiten binnen de Europese Unie onder andere de klimaatverandering aan te pakken; herinnert er in dit verband aan dat daartoe milieuvriendelijke financieringscriteria moeten worden ontwikkeld, overeenkomstig de strategische doelstellingen van de Europese Unie om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen; verzoekt de EIB met klem haar energieleningen te richten op doelmatig energiegebruik, duurzame energie en onderzoek en ontwikkelingsinvesteringen in deze twee sectoren; verzoekt de EIB voorts een methode voor de beoordeling van het klimaateffect van de gefinancierde projecten vast te stellen en openbaar te maken, alsook een reeks beoordelingscriteria op grond waarvan zij projecten wegens hun negatieve effect op de klimaatverandering kan weigeren;

3.   stelt vast dat de EIB de enige op het Verdrag gebaseerde financiële instelling is en dat het merendeel van haar activiteiten op projecten in de lidstaten gericht is, terwijl er overeenkomstig Besluit 2006/1016/EG ook in derde landen een steeds belangrijkere rol voor de EIB is weggelegd;

4.   stelt vast dat de EIB bij haar activiteiten in derde landen uitvoering heeft gegeven aan de door de Raad vastgestelde beleidsdoelstellingen; is van mening dat de EIB, binnen haar bevoegdheidsgebieden, in de verschillende landen een samenhangend leningbeleid moet voeren, waardoor de verschillende EU-actoren en -instrumenten op eenvoudige wijze kunnen samenwerken, en de Europese Unie op flexibele wijze kan inspelen op de sterk uiteenlopende omstandigheden in de verschillende landen, dat de activiteiten in overeenstemming is met de millenniumdoelstellingen, en dat het mogelijk maakt om zowel aan het publiek als aan het Parlement verantwoording af te leggen over het gebruik en de doelmatigheid van de door de EU verstrekte middelen;

5.   wijst andermaal op zijn overtuiging dat investeringen in het openbaar vervoer een belangrijk element vormen van het Europees Economisch Herstelplan; herhaalt in dit verband ervan overtuigd te zijn dat de EIB een doorslaggevende rol kan spelen bij de herstructurering van het Europees vervoer langs groene lijnen; verzoekt de EIB dan ook met klem aanzienlijk meer steun te geven aan spoorwegvervoer, openbaar vervoer in steden, intermodaal vervoer en vervoersbeheer;

6.   is van mening dat de activiteiten van de EIB ook in overeenstemming moeten zijn met de doelstellingen en verbintenissen van de Europese Unie in het kader van de Verenigde Naties (zoals het Kyotoprotocol); verzoekt de EIB daarom jaarlijks aan het Parlement verslag uit te brengen over de verwezenlijking van de doelstellingen van de EU en de VN bij haar activiteiten in ontwikkelingslanden;

7.   stelt met tevredenheid vast dat de EIB de laatste jaren stelselmatig gevolg heeft gegeven aan de aanbevelingen van het Parlement; beveelt aan dat dit openbaar wordt gemaakt in het jaarverslag van de EIB;

8.   verzoekt de EIB de aard en eindbestemming van haar globale leningen ter ondersteuning van het MKB beter te controleren en doorzichtig te maken;

9.   wat het toezicht op de EIB betreft:

   a) herinnert eraan dat de EIB, waarvan de taken politiek omschreven zijn, niet aan traditioneel prudentieel toezicht is onderworpen; is van mening dat er niettemin toezicht op de werkmethoden van de EIB nodig is;
   b) stelt voor om het auditcomité van de EIB te versterken door de drie leden en de drie waarnemers van het comité aan te vullen met twee leden die bij nationale toezichthoudende autoriteiten werkzaam zijn;
   c) is verheugd over de technische samenwerking tussen de EIB en de nationale toezichthoudende autoriteit in Luxemburg, maar verzoekt om intensivering van deze samenwerking;
   d) verzoekt de Commissie en de lidstaten om de mogelijkheden te onderzoeken voor een ruimere herziening van de regelingen voor het toezicht op de financiële activiteiten van de EIB, dat zou kunnen worden uitgeoefend door een toekomstig Europees systeem voor prudentieel toezicht, teneinde toe te zien op de kwaliteit van de financiële situatie van de EIB en de correcte meting van de resultaten ervan, en ervoor te zorgen dat de professionele gedragsregels in acht worden genomen;

10.   is verheugd over de ontwikkeling en publicatie van het operationele sectorbeleid van de EIB voor de sectoren energie, vervoer en water in 2007 en erkent dat daarmee een belangrijke stap is gezet in de richting van meer transparantie in de leningsactiviteiten van de EIB;

11.   is verheugd over de herziening van het beleid inzake openbaarmaking van informatie van de EIB teneinde rekening te houden met de desbetreffende bepalingen van de Aarhus-verordening(15); is verheugd over de publicatie van het overzichtsverslag 2007 van de evaluatie van de verrichtingen van de EIB en moedigt de EIB aan de activiteiten van haar afdeling Evaluatie van de verrichtingen verder uit te breiden;

12.   is verheugd over de herziening van de verklaring van de EIB over milieu- en sociale normen en beginselen; is van mening dat de EIB voldoende middelen moet uittrekken voor de toepassing van de herziene verklaring en verslag moet uitbrengen over het functioneren ervan;

13.   benadrukt dat de EIB een "zero tolerance"-beleid moet voeren met betrekking tot fraude en corruptie en is in dit verband ingenomen met de herziening van haar antifraudebeleid en haar beleid ter bestrijding van corruptie, witwassen en financiering van terrorisme; maakt zich er echter zorgen over dat deze beleidsgebieden in hoge mate passief lijken te blijven; herhaalt haar verzoeken aan de EIB om bij de uitvoering van deze beleidsgebieden maatregelen op te nemen die gericht zijn op:

   a) een administratief uitsluitingsmechanisme voor bedrijven waarvan de EIB en andere multilaterale ontwikkelingsbanken hebben aangetoond dat ze zich schuldig hebben gemaakt aan corruptie;
   b) een beleid ter bescherming van klokkenluiders; en
   c) een uitbreiding van haar onderzoeksfunctie en een versterking van de preventieve en opsporende rol in dat kader;

14.   is verheugd over het bestaan van een ad-hoc-commissie ethiek (die zich met name met vraagstukken na beëindiging van de dienstbetrekking bezighoudt) en een onafhankelijke compliance-officer; wenst echter op de hoogte te worden gehouden van de status en de concrete werkzaamheden van deze dienst;

15.   feliciteert de EIB met de ondertekening in oktober 2007 in Washington van de intentieverklaring over goed ondernemingsbestuur in opkomende markten; merkt op dat deze intentieverklaring mede is ondertekend door de instellingen voor ontwikkelingsfinanciering en dat zij goed ondernemingsbestuur bovenaan hun agenda voor duurzame ontwikkeling in opkomende markten plaatst;

16.   is verheugd dat de directie van de EIB de EIB-beleidsregeling v oor klachtenafhandeling heeft goedgekeurd; herhaalt zijn verzoek aan de EIB om haar interne klachtenregeling te herzien en nieuwe richtsnoeren op te stellen voor beroepsprocedures die alle door de EIB gefinancierde operaties zouden moeten omvatten;

17.   neemt kennis van het positieve advies van de externe audit en van de conclusies in het jaarverslag van het Audit-Comité, voor de controle van de boekhouding; herhaalt, in het licht van de huidige financiële en economische crisis, haar oproep dat de EIB aan dezelfde prudentiële regels als kredietinstellingen en aan daadwerkelijk prudentieel toezicht wordt onderworpen;

De doelstellingen en activiteiten van de EBWO

18.   is verheugd over het jaarverslag van de EBWO over 2007, met name over het feit dat de investeringsactiviteiten van de EBWO vooral gericht waren op landen in een vroege of tussenfase van overgang, alsook over de vooruitgang die de EBWO heeft geboekt met het financieren van projecten in het kader van haar initiatief voor duurzame energie, waarbij prioriteit moet worden gegeven aan energieprojecten die van belang zijn voor de EU;

19.   stelt vast dat de EBWO hoofdzakelijk in derde landen actief is, maar ook in de lidstaten nog een aantal belangrijke activiteiten heeft;

20.   stelt voorts vast dat de internationale en regionale context van de rol van de EBWO sinds 1991 sterk is veranderd en dat het mandaat van de EBWO in deze nieuwe omgeving moet worden uitgevoerd, aangezien de EBWO op de marktomstandigheden inspeelt en haar activiteiten verder naar het zuiden en het oosten verlegt;

21.   erkent dat de werkomgeving steeds meer uitdagingen inhoudt naarmate het ondernemingsklimaat moeilijker wordt, de lokale tegenhangers minder ervaring hebben en er vaker zorgen rijzen over de integriteit;

22.   is van mening dat de EBWO haar activiteiten op het gebied van technische bijstand en consultancy moet opvoeren om normen inzake goed bestuur te bevorderen en ervoor te zorgen dat de projecten op lokaal niveau in de nabuurlanden van de EU naar behoren worden beheerd;

23.   is verheugd over de vooruitgang die de EBWO in 2008 heeft geboekt met de invoering van gender mainstreaming; roept beide banken op om de gender mainstreaming in hun institutionele structuren en hun externe beleid te versterken;

Samenwerking tussen de EIB en de EBWO en met andere internationale, regionale en nationale financieringsinstellingen

24.   stelt vast dat de EIB en de EBWO steeds vaker activiteiten financieren in dezelfde geografische gebieden buiten de Europese Unie, bijvoorbeeld in Oost-Europa, de Zuidelijke Kaukasus, Rusland en de Westelijke Balkan, en in de nabije toekomst ook in Turkije;

25.   merkt op dat er in de landen waar beide banken actief zijn, momenteel drie verschillende soorten samenwerking tussen de EIB en de EBWO zijn: voor Oost-Europa is er een memorandum van overeenstemming waarbij de EBWO de leiding heeft en gezamenlijke investeringen de algemene regel zijn, in de Westelijke Balkan is er een verschuiving van concurrentie of parallelle activiteiten naar samenwerking door het bundelen van middelen, en sinds kort is er een overeenkomst op basis van een afbakening van specifieke en gemeenschappelijke bevoegdheidsgebieden, waarbij per geval wordt beslist welke bank de leiding neemt, net als in het geval van de samenwerking in Turkije;

26.   merkt op dat de doelstellingen, de expertise en de werkwijze van de twee banken verschillen en dat er niet zomaar een lijn kan worden getrokken tussen de verstrekking van leningen aan de openbare sector en die aan de particuliere sector; wijst erop dat er steeds meer gemeenschappelijke gebieden zijn waarop beide banken vaardigheden ontwikkelen, bijvoorbeeld de financiering van het MKB, energie en klimaatverandering en publiek-private samenwerkingsprojecten (PPS); benadrukt in dit verband dat er nauwere samenwerking nodig is;

27.   is van mening dat de activiteiten van de EIB en de EBWO in de landen waar beide banken actief zijn, niet met elkaar mogen concurreren maar elkaar moeten aanvullen op basis van de comparatieve voordelen van elke bank, en dat dubbele kosten voor de cliënt vermeden moeten worden;

28.   beveelt daarom, met het oog op een betere structurele samenwerking tussen de EIB en de EBWO in landen waar beide banken actief zijn, aan dat:

   a) beide banken het werk beter functioneel verdelen en zich meer gaan specialiseren teneinde zich te concentreren op hun respectieve vaardigheden en sterke punten;
   b) de EIB zich meer gaat specialiseren in het financieren van particuliere en openbare infrastructuur en projecten op grotere schaal, waaronder ook PPS-investeringen en directe buitenlandse investeringen door EU-bedrijven, en dat de EBWO zich meer gaat specialiseren in investeringen op kleinere schaal, de institutionele opbouw, privatisering, handelsbevordering, financiële markten en directe participaties, teneinde de normen inzake corporate governance te bevorderen;
   c) de soorten projecten, sectoren en producten worden omschreven die voor beide banken van belang kunnen zijn, voor zover deze kunnen leiden tot een betere bundeling van kennis en middelen, zoals de financiering van het MKB en tot meer investeringen om de klimaatverandering tegen te gaan, bijvoorbeeld ter bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen en ter vermindering van broeikasgassen; op deze gebieden van gemeenschappelijk belang moet pragmatisch en per geval te werk worden gegaan, moet bij elk cofinancieringsproject één instelling de leiding krijgen zodat dubbel werk wordt vermeden, en is de wederzijdse erkenning van procedures een eerste vereiste; de gefinancierde projecten moeten in dit verband voldoen aan de EU-normen, bijvoorbeeld met betrekking tot het tegengaan van klimaatverandering of de eerbiediging van sociale rechten, ongeacht of de EIB dan wel de EBWO de leiding heeft;
   d) in beide instellingen duidelijke samenwerkingsmechanismen tot stand worden gebracht, zowel van boven af als in het veld;
   e) beide banken ten behoeve van hun aandeelhouders, de stakeholders en de begunstigde landen een concreet voorstel doen voor een meer consistente samenwerking, waarbij onder meer over gemeenschappelijke normen wordt nagedacht;
   f) beide banken regelmatig aan de Commissie verslag uitbrengen over hun samenwerking;
   g) de Commissie jaarlijks aan het Parlement en de Raad verslag uitbrengt over de beoordeling van het effect en de doeltreffendheid van de financieringsactiviteiten van de EIB en de EBWO en hun respectieve bijdrage aan de verwezenlijking van doelstellingen van het externe beleid van de Europese Unie, en over hun onderlinge samenwerking en hun samenwerking met andere financiële instellingen; en
   h) in het Parlement jaarlijks hoorzittingen worden gehouden met de voorzitters van beide banken en de commissaris voor Economische en monetaire zaken;

29.   beveelt de aandeelhouders van de EIB aan om op langere termijn een grotere deelneming van de EIB in de EBWO te overwegen, bijvoorbeeld bij een kapitaalsverhoging of indien een van de huidige aandeelhouders van de EBWO overweegt om zich terug te trekken; is van mening dat dit op langere termijn bevorderlijk kan zijn voor de coherentie van het beleid en de specialisatie van de twee banken vanuit zowel functioneel als geografisch oogpunt;

30.   is van mening dat overlapping een wildgroei van EU-instrumenten voor externe bijstand moet worden voorkomen; roept op tot nauwere samenwerking met regionale en nationale ontwikkelingsinstanties en -agentschappen in de Europese Unie, teneinde voor efficiënte financiering te zorgen door overlapping en dubbel werk te voorkomen, een coherente aanpak te garanderen en de invloed van de Europese Unie meer zichtbaarheid te geven; steunt in dit verband de mogelijkheid van wederzijdse delegatie en erkenning van procedures;

31.   herinnert aan het belang van het feit dat in "De Europese consensus" is overeengekomen dat de synergieën tussen de door de EIB en andere financiële instellingen ondersteunde programma's en de door de Gemeenschap gefinancierde programma's moet worden versterkt om een maximaal effect voor de begunstigde landen te waarborgen; benadrukt dat daarbij met name rekening moet worden gehouden met de belangen van de begunstigden;

32.   erkent dat de EIB en de EBWO met andere internationale en regionale financieringsinstellingen, zoals de Wereldbank, de Aziatische Ontwikkelingsbank en de Afrikaanse Ontwikkelingsbank, moeten samenwerken om meer effect te boeken in gebieden die verder van de Europese Unie af liggen en om overlapping en dubbel werk bij financieringsactiviteiten te voorkomen; is echter van mening dat de EIB een hoofdrol moet spelen in het propageren van de milieu-, sociale en ontwikkelingsdoelstellingen van de Europese Unie bij multinationale ontwikkelingsbanken en -instellingen;

33.   stelt vast dat multinationale ontwikkelingsbanken en -instellingen een positief effect op de ontwikkelingslanden hebben; vindt dat dat effect nader moet worden onderzocht en dat verdere activiteiten moeten worden overwogen in de context van de doelstellingen en activiteiten van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF); stelt voor om de financiering van grondbezit, mits aan milieu- en sociale doelstellingen wordt voldaan, in aanmerking te laten komen als investeringskosten in het kader van het externe mandaat van de EIB, aangezien grondbezit essentieel is voor de interne ontwikkeling, met name in Afrikaanse landen;

De wereldwijde financiële crisis en de implicaties voor de EIB en de EBWO

34.   benadrukt de belangrijke rol die in het Europees economisch herstelplan aan de EIB is toegewezen, met name wat het optrekken van de financiering voor het MKB, energie uit hernieuwbare bronnen en schoon vervoer betreft; is verheugd over het besluit om het volume van de EIB-leningen in 2009 en 2010 met 30% (15 miljard EUR) te vergroten en over het besluit om het geplaatste kapitaal van de EIB met 67 miljard EUR te verhogen tot 232 miljard EUR, in overeenstemming met de Lissabonstrategie; dringt er bij de lidstaten echter met klem op aan het EIB-kapitaal zodanig op te voeren dat gewaarborgd is dat haar vermogen leningen te verstrekken is afgestemd op de financiële middellangetermijnbehoeften van industrie en zakenwereld, indien zulks nodig is ter ondersteuning van groene en duurzame werkgelegenheid; benadrukt dat met deze extra middelen langetermijneffecten moeten worden nagestreefd; is van mening dat de grotere verantwoordelijkheden adequate menselijke en financiële middelen alsook meer transparantie en verantwoording van de activiteiten van de EIB noodzakelijk maken;

35.   moedigt een versterking aan van de risicodelingsregelingen tussen commerciële banken en de EIB bij het verstrekken van financiering voor het MKB; roept echter op tot waakzaamheid met betrekking tot het gebruik dat commerciële banken van de leningen van de EIB maken en verzoekt dat hierover tussen de commerciële banken en de EIB een gedragscode wordt afgesproken; merkt ook op dat de lijst van banken die als intermediair voor de EIB optreden, moet worden geactualiseerd;

36.   is van mening dat de EIB en de Commissie de uitvoering van projecten in de zwaarst door de crisis getroffen lidstaten en sectoren moet bespoedigen; acht het in dit verband belangrijk een beroep te doen op de expertise van programma's voor technische bijstand zoals Jaspers, Jeremie, Jessica en Jasmine teneinde de verdeling van structurele steun te versnellen;

37.   merkt op dat de Europese Unie de EIB in reactie op de financiële crisis heeft gevraagd haar steun voor PPS-projecten te bespoedigen; roept de EIB en de EBWO op om dergelijke projecten slechts uit te voeren als zij betaalbaar zijn en reële voordelen bieden; is in dit verband van mening dat er verbeteringen nodig zijn op het vlak van openbaarheid van informatie, prijs-kwaliteitverhouding en beoordeling van de betaalbaarheid;

38.   roept de lidstaten op om volop gebruik te maken van instrumenten als durfkapitaal, globale leningen en micro-kredietfaciliteiten die door de programma's en faciliteiten van de EIB worden aangeboden;

39.   merkt op dat de leningsactiviteit van de EIB zowel binnen als buiten de Europese Unie gestaag is toegenomen en momenteel het voornaamste instrument voor het opnemen en verstrekken van leningen op EU-niveau is; merkt voorts op dat er, ook vanuit Azië, een grote vraag is naar door de EIB uitgegeven obligaties; roept de EIB en haar gouverneurs daarom op om dit leenpotentieel maximaal te benutten door met name in euro's uitgedrukte obligaties op de wereldmarkt uit te geven teneinde als door overheidsbeleid gestuurde bank langetermijndoelstellingen te ondersteunen en de economische vertraging tegen te gaan in de Europese Unie en haar buurlanden;

40.   verzoekt de Commissie en de EIB met aandrang om gezamenlijk te onderzoeken hoe de kredietcrisis in de reële economie kan worden overwonnen met behulp van nieuwe, innovatieve financiële instrumenten;

41.   is verheugd over het besluit van de EBWO om haar jaaromzet in 2009 met ongeveer 20% te verhogen tot ongeveer 7 miljard EUR teneinde de huidige financiële en economische crisis te verzachten, en stelt vast dat de helft van de 1 miljard aan extra uitgaven in 2009 voor Centraal- en Oost-Europa bestemd is;

42.   benadrukt dat er in deze tijden van kredietkrapte meer aandacht is voor de rol van de twee banken binnen en buiten de Europese Unie; verzoekt beide banken om hun verbintenissen ten aanzien van derde landen zelfs in economisch moeilijke tijden na te komen;

43.   stelt voor dat de EIB, na een grondig onderzoek van het effect van de financiële crisis op de reële economie, wordt verzocht haar steun aan de nieuwe lidstaten te verhogen; wijst er voorts op dat het belangrijk is om de particuliere sector bij het herstabiliseren van deze economieën te betrekken; is verheugd dat de EBWO haar activiteiten in de nieuwe lidstaten heeft opgevoerd en dat een aantal internationale financiële instellingen (EBWO, EIB, Europees Investeringsfonds en Wereldbankgroep) onlangs een gezamenlijk actieplan heeft vastgesteld om de bankstelsels en de leningverstrekking aan de reële economie in Centraal- en Oost-Europa te ondersteunen; beveelt echter aan dat de definitie van "overgangslanden" wordt heroverwogen en dat de stopzetting van de activiteiten van de EBWO binnen de Europese Unie te gepasten tijde wordt geëvalueerd;

44.   stelt met tevredenheid vast dat de blootstelling van de EIB en de EBWO aan de financiële crisis vrij beperkt blijft, hoewel de EBWO in 2008 door de daling van de aandelenmarkten haar eerste verlies van dit decennium heeft geboekt;

De gevolgen van het arrest van het Hof van Justitie voor het externe mandaat van de EIB

45.   is verheugd over het arrest van het Hof van Justitie van 6 november 2008 over de rechtsgrondslag van Besluit 2006/1016/EG;

46.   beveelt aan dat het Parlement, de Raad en de Commissie naar aanleiding van dit arrest spoedig tot overeenstemming komen, opdat enerzijds de bevoegdheden van het Parlement volledig in acht worden genomen en anderzijds de continuïteit van de externe financiële activiteiten van de EIB wordt gegarandeerd; benadrukt dat dit een tijdelijke oplossing vormt met een precieze einddatum, namelijk tot de tussentijdse evaluatie in 2010;

47.   is van mening dat het van het grootste belang is om in overeenstemming met het arrest van het Hof van Justitie een besluit ter vervanging van Besluit 2006/1016/EG vast te stellen, en erkent dat de aan de gang zijnde tussentijdse evaluatie van de externe leningsactiviteit van de EIB en de samenwerkingsregelingen, die in 2010 moet zijn afgerond, moet worden aangegrepen om een echte, brede discussie over de doelstellingen van de Unie en de middelen van de EIB te voeren, waaraan het Parlement als medewetgever ten volle zal deelnemen; verzoekt de Commissie om ten volle rekening te houden met de aanbevelingen in deze resolutie wanneer zij na de tussentijdse evaluatie een nieuw voorstel voor een besluit betreffende het mandaat van de EIB voor externe leningen opstelt;

48.   beveelt aan dat de stuurgroep zijn werkzaamheden begin 2010 afrondt en verzoekt de voorzitter van de stuurgroep spoedig daarna aan het Parlement en de Raad verslag uit te brengen over de conclusies van de stuurgroep; kijkt uit naar de conclusies van de stuurgroep en verzoekt de stuurgroep rekening te houden met de aanbevelingen in deze resolutie en in eerdere resoluties van het Parlement; vraagt dat de stuurgroep het Parlement regelmatig over zijn vorderingen informeert;

o
o   o

49.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese Investeringsbank, de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling en de regeringen en parlementen van de lidstaten.

(1) PB L 414 van 30.12.2006, blz. 95.
(2) Zaak C-155/07, Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie, nog niet in de Jurisprudentie gepubliceerd.
(3) PB L 301 van 12.11.2008, blz. 13.
(4) PB L 52 van 22.2.1997, blz. 15.
(5) Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0132.
(6) PB C 287 E van 29.11.2007, blz. 544.
(7) PB C 38 E van 12.2.2004, blz. 313.
(8) PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.
(9) PB C 46 van 24.2.2006, blz. 1.
(10) Zaak C-15/00, Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Europese Centrale Bank, Jurisprudentie 2003, blz. I-7281.
(11) Kroatië, Tsjechië, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Slowakije en Slovenië.
(12) Albanië, Bosnië-Herzegovina, Bulgarije, VJR Macedonië, Montenegro, Roemenië en Servië.
(13) Armenië, Azerbeidzjan, Wit-Rusland, Georgië, Moldavië en Oekraïne.
(14) Kazachstan, Kirgizië, Mongolië, Tadzjikistan, Turkmenistan en Oezbekistan.
(15) Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen (PB L 264 van 25.9.2006, blz. 13).

Juridische mededeling - Privacybeleid