Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2008/0263(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0226/2009

Ingediende teksten :

A6-0226/2009

Debatten :

PV 22/04/2009 - 19
CRE 22/04/2009 - 19

Stemmingen :

PV 23/04/2009 - 8.9
CRE 23/04/2009 - 8.9
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2009)0283

Aangenomen teksten
PDF 393kWORD 133k
Donderdag 23 april 2009 - Straatsburg
Intelligente vervoerssystemen op het gebied van wegvervoer en voor interfaces met andere vervoerswijzen ***I
P6_TA(2009)0283A6-0226/2009
Resolutie
 Geconsolideerde tekst
 Bijlage
 Bijlage
 Bijlage

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het kader voor het toepassen van intelligente vervoerssystemen op het gebied van wegvervoer en voor interfaces met andere vervoerswijzen (COM(2008)0887 – C6-0512/2008 – 2008/0263(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2008)0887),

–   gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 71, lid 1 van het EG­Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0512/2008),

–   gelet op artikel 51 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme (A6-0226/2009),

1.   hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.   verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.   verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 23 april 2009 met het oog op de aanneming van Richtlijn 2009/…/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het kader voor het toepassen van intelligente vervoerssystemen op het gebied van wegvervoer en voor interfaces met andere vervoerswijzen
P6_TC1-COD(2008)0263

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 71, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie ║,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's(2),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)  Het toenemende wegvervoer dat samenhangt met de groei van de Europese economie en de mobiliteitseisen van de burgers, is een primaire oorzaak van toenemende congestie van het wegennet en toenemend energieverbruik, evenals van sociale en milieuproblemen.

(2)  Het antwoord op die belangrijke uitdagingen kan niet beperkt blijven tot traditionele maatregelen waaronder, met name, de uitbreiding van het bestaande wegennet. Innovatie zal een belangrijke rol moeten spelen bij het vinden van geschikte oplossingen voor de Gemeenschap.

(3)  Intelligente vervoerssystemen (ITS) zijn geavanceerde toepassingen die, zonder intelligentie als zodanig te belichamen, gericht zijn op het aanbieden van innovatieve diensten inzake soorten vervoer en verkeersbeheer, en die uiteenlopende gebruikers in staat stellen zich beter te informeren en veiliger, meer gecoördineerd en "slimmer" gebruik te maken van vervoersnetwerken.

(4)  Door informatie- en communicatietechnologie toe te passen op de sector van het wegvervoer en de interfaces daarvan met andere vervoerswijzen (ITS) kan een aanzienlijke bijdrage worden geleverd aan het verbeteren van de milieuprestaties, van de efficiëntie, met inbegrip van energie-efficiëntie, van de veiligheid van het wegvervoer en van de mobiliteit van passagiers en goederen, terwijl tegelijkertijd het functioneren van de interne markt en verhoogde competitiviteit en werkgelegenheid worden verzekerd.

(5)  Er is een aantal geavanceerde toepassingen en communautaire mechanismen ontwikkeld voor uiteenlopende soorten vervoer, zoals spoorwegvervoer (ERTMS en TAF-TSI), open zee en binnenwateren (LRITS, SafeSeaNet, VTMIS, RIS), luchtvervoer (SESAR) en vervoer over land, bij voorbeeld van levende dieren.

(6)  De vooruitgang die is geboekt bij de toepassing van informatie- en communicatietechnologieën op andere vervoerswijzen moet nu worden vertaald in ontwikkelingen in de sector van het wegvervoer, met name met het oog op betere integratie op dat gebied tussen wegvervoer en andere vervoerswijzen.

(7)  Sommige lidstaten zijn al bezig met nationale toepassingen van deze technologieën in de sector van het wegvervoer, maar die invoering blijft gefragmenteerd en ongecoördineerd, en biedt geen waarborgen voor de geografische continuïteit van ITS-diensten in de hele Gemeenschap.

(8)  Om ITS op een gecoördineerde en effectieve wijze in te voeren in de hele Gemeenschap, moeten gemeenschappelijke specificaties worden vastgesteld. In eerste instantie moet prioriteit worden gegeven aan vier belangrijke terreinen voor de ontwikkeling en invoering van ITS.

(9)  De gemeenschappelijke specificaties zouden onder andere rekening moeten houden met en voortbouwen op de ervaring en resultaten die reeds op dit gebied zijn verkregen, met name in de context van het initiatief eSafety(4), dat in april 2002 door de Commissie is opgestart. Het eSafety Forum is als onderdeel van dat initiatief door de Commissie opgericht voor het bevorderen en verder implementeren van aanbevelingen ter ondersteuning van de ontwikkeling, invoering en het gebruik van eSafety-systemen.

(10)  Voertuigen die voornamelijk wegens hun historische betekenis worden gebruikt en die oorspronkelijk geregistreerd waren, en/of waarvoor typegoedkeuring is verleend en/of die in gebruik zijn genomen voordat deze richtlijn en de daarbij behorende uitvoeringsmaatregelen van kracht werden, vallen niet onder de in onderhavige richtlijn neergelegde voorschriften en procedures.

(11)  ITS moeten worden geënt op interoperabele systemen die zijn gebaseerd op open en publieke standaarden en zonder onderscheid beschikbaar zijn voor alle leveranciers en gebruikers van toepassingen en diensten.

(12)  In de toekomst moet de interoperabiliteit worden gewaarborgd van toepassingen en diensten die worden aangeboden door ITS-inzet, die er zo nodig eveneens voor zorgt dat ITS-toepassingen en -diensten te combineren zijn met voorgaande versies.

(13)  De invoering en het gebruik van ITS-toepassingen en diensten brengen de verwerking van persoonsgegevens met zich mee. Bij die verwerking moet de communautaire regelgeving in acht worden genomen, zoals neergelegd in onder meer Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens(5) en in Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie(6).

(14)  Voor de invoering en het gebruik van ITS-toepassingen en -diensten, met name verkeers- en reisinformatiediensten, zullen gegevens over wegen, verkeer en reizen moeten verwerkt die zijn opgenomen in documenten die door organen uit de overheidssector van de lidstaten worden bewaard. Bij de verwerking en het gebruik van die gegevens moet de regelgeving van de Gemeenschap, zoals neergelegd in Richtlijn 2003/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie(7), in acht worden genomen.

(15)  Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad(8) stelt een kader vast voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd, terwijl Richtlijnen 2002/24/EG(9) en 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad(10) respectievelijk betrekking hebben op de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen en op de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers en aanhangwagens, en verwisselbare getrokken machines. De bepalingen in deze richtlijnen hebben betrekking op in voertuigen geïnstalleerde, aan ITS gerelateerde apparatuur, maar zijn zij niet van toepassing op externe ITS-apparatuur en -software voor weginfrastructuur, waarvoor bijgevolg moet worden voorzien in nationale procedures voor typegoedkeuring.

(16)  Voor ITS-toepassingen en -diensten die een accurate en tijds- en plaatsbepaling vergen, moet een beroep worden gedaan op satellietinfrastructuur of een andere technologie die eenzelfde mate van precisie waarborgt(11), zoals specifieke communicatie over geringe afstand (DSRC).

(17)  Belangrijke belanghebbenden, zoals ITS-dienstaanbieders, verenigingen van gebruikers van ITS, vervoers- en infrastructuurexploitanten, vertegenwoordigers van fabrikanten, sociale partners, beroepsverenigingen en lokale autoriteiten zouden de mogelijkheid moeten hebben de Commissie advies ter verlenen over de commerciële en technische aspecten in verband met de invoering van ITS in de Gemeenschap.

(18)  De voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn nodige maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(12).

(19)  Met name zou de Commissie de bevoegdheid moeten om de bijlagen te wijzigen en de precieze specificaties voor de ontwikkeling, de implementatie en het gebruik van interoperabele ITS vast te stellen. Aangezien dit maatregelen van algemene streking zijn, met als doel niet-essentiële elementen van deze richtlijn te wijzigen, onder andere door haar aan te vullen met nieuwe, niet-essentiële elementen, kunnen zij worden goedgekeurd overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG.

(20)  Om een gecoördineerde aanpak te kunnen garanderen, moet de Commissie toezien op coherentie tussen de activiteiten van het door deze richtlijn opgerichte comité en die van het comité dat is opgericht bij Richtlijn 2004/52/EG van het Europese Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer in de Gemeenschap(13), het comité dat is opgericht bij Verordening (EEG) nr. 3821/85 van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer(14), en het comité bedoeld in Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd(15).

(21)  Aangezien de doelstellingen van deze richtlijn, het verzekeren van de gecoördineerde invoering en het gecoördineerd gebruik van interoperabele ITS in de hele Gemeenschap, niet voldoende kan worden bereikt door de lidstaten en bijgevolg, vanwege de omvang en de gevolgen, beter kan worden bereikt op gemeenschapsniveau, kan de Gemeenschap maatregelen goedkeuren, overeenkomstig het in artikel 5 van het EG-Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Volgens het evenredigheidsbeginsel zoals beschreven in dat artikel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om die doelstellingen te bereiken,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en werkingssfeer

Deze richtlijn stelt een kader vast voor de gecoördineerde en samenhangende invoering en het dito gebruik van ITS, waar onder interoperabele ITS, binnen de Gemeenschap en de ontwikkeling van de daarvoor benodigde specificaties.

Zij is van toepassing op alle ITS voor reizigers, voertuigen en infrastructuur en de interactie daarvan op het gebied van wegtransport met inbegrip van stedelijk vervoer, en de interfaces met andere vervoerswijzen.

De toepassing van de onderhavige richtlijn en de in artikel 4 bedoelde maatregelen laat de eisen van de lidstaten ten aanzien van openbare orde en veiligheid onverlet.

Artikel 2

Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

   (a) "Intelligente vervoerssystemen (Intelligent Transport Systems, ITS)": systemen waarin informatie- en communicatietechnologie wordt toegepast, ter ondersteuning van het wegvervoer (met inbegrip van infrastructuur, voertuigen en gebruikers) en verkeers- en mobiliteitsbeheer en voor de interfaces met andere vervoerswijzen, waaronder de mogelijkheid van multimodale interoperabele kaartverkoop;
   (b) "interoperabiliteit": het vermogen van systemen en van de aan de basis daarvan liggende processen om onderling gegevens uit te wisselen en informatie en kennis te delen;
   (c) "ITS-toepassing": een operationeel instrument voor het toepassen van ITS;
   (d) "ITS-dienst": de invoering van een ITS-toepassing door een duidelijk omlijnd organisatorisch en operationeel kader met als doel bij te dragen aan ║ veiligheid, ║ efficiëntie, en comfort van de gebruikers en/of vervoers- en reisdiensten te faciliteren of te ondersteunen;
   (e) "ITS-dienstaanbieder": elke willekeurige aanbieder van een ITS-dienst, zij het openbaar of privé;
   (f) "ITS-gebruiker": elke willekeurige gebruiker van ITS-toepassingen of -diensten met inbegrip van reizigers, kwetsbare vervoersgebruikers, gebruikers en beheerders van weginfrastructuur, beheerders van wagenparken en noodhulpdiensten;
   (g) "nomadisch apparaat": een communicatie- of informatieapparaat dat door de bestuurder mee in een voertuig kan worden genomen om te gebruiken tijdens het rijden, zoals een mobiele telefoon, een navigatiesysteem of een zakcomputer;
   (h) "platform": de omvattende functionele, technische en operationele omgeving die de invoering, het aanbieden of de exploitatie van ITS-toepassingen en -diensten mogelijk maakt;
   (i) "kwetsbare vervoersgebruikers": niet gemotoriseerde weggebruikers zoals voetgangers, fietsers, motorrijders en gehandicapten of mensen met beperkte mobiliteit;
   (j) "minimumniveau van ITS-toepassingen en -diensten": het basisniveau van ITS-toepassingen en -diensten die onontbeerlijke bestanddelen van het trans-Europese vervoersnetwerk (TEN-T) vormen.

Artikel 3

Invoering van ITS

1.  De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de gecoördineerde invoering en gebruik van doelmatige interoperabele ITS-toepassingen en -diensten binnen de Gemeenschap te verzekeren.

2.  Indien mogelijk zien de lidstaten erop toe dat ITS-toepassingen en -diensten in de Gemeenschap te combineren zijn met voorgaande versies.

3.  In het bijzonder moeten de lidstaten:

   (a) erop toezien dat betrouwbare en regelmatig bijgewerkte relevante gegevens over wegvervoer beschikbaar worden gesteld aan ITS-gebruikers en ITS-dienstaanbieders;
   (b) erop toezien dat wegverkeers- en reisgegevens en andere relevante informatie kunnen worden uitgewisseld tussen de bevoegde verkeersinformatie- en controlecentra in verschillende regio's of in verschillende lidstaten;
   (c) ITS toepassen op alle vormen van vervoer en de interfaces daartussen, waardoor een hoog integratiepeil tussen alle soorten vervoer wordt gewaarborgd;
   (d) de nodige maatregelen nemen om ITS-systemen op veiligheidsgebied in voertuigen en weginfrastructuur te integreren en om veilige mens/machine-interfaces (HMI's) te ontwikkelen, met name voor nomadische apparaten;
   (e) de nodige maatregelen treffen om de verschillende ITS-toepassingen voor de uitwisseling van informatie en communicatie tussen voertuigen en de weginfrastructuur in één enkel platform te integreren;
   (f) geografische versplintering en discontinuïteit voorkomen.

4.  Voor ITS-toepassingen en -diensten die een wereldwijde, continue, accurate en gegarandeerde tijds- en plaatsbepaling vergen, moet gebruik worden gemaakt van een infrastructuur op basis van satellieten, of van een andere technologie met een gelijk precisieniveau zoals DSRC.

5.  Bij de goedkeuring van de in leden 1 en 2 bedoelde maatregelen, moeten de lidstaten eisen dat de in bijlage I genoemde beginsels worden geëerbiedigd.

6.  De lidstaten houden rekening met de morfologische eigenaardigheden van de geografisch ver afgelegen gebieden en de afstanden die moeten worden afgelegd om hen te bereiken, en zij maken indien nodig uitzondering op het in bijlage I geformuleerde beginsel dat de kosten in verhouding moeten staan tot de doelmatigheid.

Artikel 4

Specificaties

1.  De Commissie moet specificaties definiëren voor de invoering en het gebruik van ITS, ▌voor de volgende prioriteitsgebieden:

   (a) optimaal gebruik van weg-, verkeers- en reisgegevens;
   (b) continuïteit van ITS-diensten voor verkeers- en vrachtbeheer op de Europese vervoerscorridors en in stedelijke agglomeraties;
   (c) veiligheid op en van wegen;
   (d) integratie van het voertuig in de transportinfrastructuur.

2.  De Commissie stelt specificaties vast voor de verplichte inzet en toepassing van het minimumniveau van ITS-toepassingen en -diensten, met name in onderstaande sectoren:

   (a) het aanbieden van diensten die EU-dekkende real-time verkeers- en reisinformatie verstrekken;
   (b) gegevens en procedures voor het verstrekken van kosteloze minimale universele verkeersinformatiediensten;
   (c) de geharmoniseerde invoering van eCall (automatische noodberichten) in heel Europa;
   (d) adequate maatregelen inzake veilige parkeerplaatsen voor vrachtwagens en bedrijfsvoertuigen en inzake telematisch gestuurde parkeer- en boekingssystemen.

3.  De Commissie moet specificaties bepalen voor de noodzakelijke inzet en toepassing van ITS die uitstijgen boven het minimale peil van ITS-toepassingen en -diensten voor de aanleg of het onderhoud van het trans-Europese wegennet (TERN) die door de Gemeenschap worden gecofinancierd.

4.  De specificaties moeten overeenkomen met de beginselen die worden genoemd in bijlage I en moeten ten minste de in bijlage II genoemde kernelementen omvatten.

5.  Ter waarborging van interoperabiliteit en verdeling van verantwoordelijkheden vult de Commissie waar nodig de in bijlage II opgesomde kernelementen aan met specificaties voor planning, tenuitvoerlegging en operationeel gebruik van ITS-diensten, en bepaalt zij de inhoud van diensten en de verplichtingen van aanbieders van diensten.

6.  In de specificaties worden eveneens de voorwaarden vastgelegd waarop de lidstaten in samenspraak met de Commissie aanvullende regels kunnen opleggen voor de verlening van deze diensten op hun gehele grondgebied of delen daarvan.

7.  De in de leden 1 tot en met 6 bedoelde maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 9, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

8.  De Commissie voert, voordat de in leden 5 en 6 bedoelde specificaties worden aangenomen, een geëigende effectbeoordeling uit.

9.  Aanvullende beginselen en/of kernelementen van specificaties waarin de onderhavige richtlijn niet voorziet, moeten overeenkomstig de in artikel 251 van het Verdrag bedoelde procedure worden toegevoegd aan de bijlagen I en/of II.

Artikel 5

Typegoedkeuring van aan weginfrastructuur gerelateerde ITS-apparatuur en -software

1.  Wanneer zulks noodzakelijk is omwille van de efficiëntie, met inbegrip van energie-efficiëntie, de veiligheid of beveiliging, of de bescherming van het milieu, moeten ITS-apparatuur en -softwaretoepassingen die buiten het toepassingsgebied van Richtlijnen 2002/24/EG, 2003/37/EG en 2007/46/EG vallen, voordat zij in gebruik worden genomen een typegoedkeuring krijgen.

2.  Voor de in lid 1 bedoelde ITS-apparatuur en softwaretoepassingen moeten de desbetreffende specificaties inzake betrouwbaarheid worden medegedeeld aan de nationale organen die verantwoordelijk zijn voor de typegoedkeuring van ITS-apparatuur en softwaretoepassingen waarop deze richtlijn van toepassing is.

3.  De lidstaten dienen de Commissie in kennis te stellen van de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor de typegoedkeuring van ITS-apparatuur en -softwaretoepassingen onder meer voor erkenning van de leveranciers van ITS-softwaretoepassingen, als bedoeld in deze richtlijn. De Commissie deelt die informatie mee aan de andere lidstaten.

4.  Door de nationale instanties van andere lidstaten als bedoeld in lid 3 uitgevaardigde typegoedkeuring worden door de andere lidstaten erkend.

5.  ITS-apparatuur en -software kunnen uitsluitend op de markt gebracht en in gebruik genomen worden, indien zij, wanneer zij naar behoren zijn geïnstalleerd en onderhouden en gebruikt worden voor het doel waarvoor zij bestemd zijn, de gezondheid en veiligheid van mensen en het milieu, overeenkomstig de desbetreffende Gemeenschapswetgeving, en, indien van toepassing, eigendom niet in gevaar brengen.

6.  ITS-apparatuur en -software worden geacht te voldoen aan de vastgestelde specificaties uit hoofde van artikel 4, indien zij voldoen aan de eventuele desbetreffende nationale of Europese normen overeenkomstig Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften inzake informatiemaatschappijdiensten(16).

Artikel 6

Comité technische normen en regelgeving

Indien een lidstaat of de Commissie van mening is dat de in artikel 5, lid 6 bedoelde normen niet geheel in overeenstemming zijn met de vastgestelde specificaties uit hoofde van artikel 4, stelt de betrokken lidstaat of de Commissie het bij artikel 5 van Richtlijn 98/34/EG ingestelde permanente comité daarvan gemotiveerd in kennis. Het comité brengt met spoed een advies uit.

In het licht van het advies van dit comité deelt de Commissie de lidstaten mede of de betrokken normen al dan niet moeten worden geschrapt uit de in artikel 5 van de onderhavige richtlijn bedoelde mededelingen.

Artikel 7

Regels betreffende privacy, beveiliging en hergebruik van informatie

1.  De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat de verzameling, opslag en verwerking van persoonsgegevens in de context van de werking van ITS wordt uitgevoerd overeenkomstig de communautaire regelgeving ter bescherming van de vrijheden en fundamentele rechten van het individu, met name Richtlijnen 95/46/EG en 2002/58/EG.

2.  Ter waarborging van bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt het gebruik van anonieme gegevens voor de ITS-toepassing en/of -dienst, waar dit mogelijk is, aangemoedigd:

3.  Persoonlijke gegevens worden uitsluitend verwerkt indien verwerking noodzakelijk is voor de ITS-toepassing en/of -dienst.

4.  Bijzondere categorieën van gegevens als bedoeld in artikel 8 van Richtlijn 95/46/EG mogen alleen worden verwerkt wanneer de persoon waarop de gegevens betrekking hebben daartoe op basis van goede informatie toestemming heeft verleend.

5.  ▌De lidstaten zien erop toe dat ITS-gegevens en verslaglegging worden beschermd tegen misbruik, met inbegrip van onrechtmatige toegang, wijziging of verlies en dat zij niet mogen worden gebruikt voor andere doelen dan in deze richtlijn worden genoemd.

6.  Richtlijn 2003/98/EG is van toepassing.

Artikel 8

Programmering

1.  De Commissie stelt op de grondslag van de in bijlage II opgesomde kernelementen, voor het eerst uiterlijk ...(17)een jaarlijks werkprogramma op.

2.  De Commissie houdt rekening met de resultaten van de werkzaamheden die worden uitgevoerd door comités die zijn opgericht overeenkomstig andere wetsbesluiten van de Gemeenschap die betrekking hebben op de uiteenlopende sectoren van ITS, onder meer de in artikel 10 bedoelde Europese ITS-adviesgroep.

3.  De Commissie ziet er, in nauwe samenwerking met de lidstaten, op toe dat de inzet van ITS over het geheel genomen consistent is met en een aanvulling vormt op andere betrokken communautaire beleidsterreinen, programma's en acties.

4.  De Commissie werkt met betrekking tot de in bijlagen I en II opgenomen bepalingen actief samen met Europese en internationale normeringsorganen.

5.  De Commissie neemt volgens de in artikel 9, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure een besluit over:

   (a) aanneming en aanpassing van de jaarlijkse werkprogramma's;
   (b) bepaling van de voorrangssectoren van internationale samenwerking.

Het jaarlijkse werkprogramma en de voorrangssectoren voor internationale samenwerking worden bekend gemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

6.  Overeenkomstig de in artikel 9, lid 3 bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing, stelt de Commissie uiterlijk ...(18)een werkprogramma vast met doelen en termijnen voor de tenuitvoerlegging van de in bijlage II opgesomde kernelementen.

Artikel 9

Comité

1.  De Commissie wordt bijgestaan door het Europees ITS-comité ║, dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten en wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie.

2.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

3.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

Artikel 10

Europese ITS-adviesgroep

1.  De Commissie richt een Europese ITS-adviesgroep op, om haar te adviseren over de gehele zakelijke en technische aspecten van de invoering en het gebruik van ITS in de Gemeenschap. De groep zal worden samengesteld uit topvertegenwoordigers van relevante ITS-dienstaanbieders, verenigingen van gebruikers, vervoers- en infrastructuurexploitanten, fabrikanten, sociale partners, beroepsverenigingen, lokale overheid en andere relevante fora.

2.  De Commissie zorgt ervoor dat de vertegenwoordigers van de Europese ITS-Adviesgroep vakbekwaam zijn en dat de bedrijfssectoren en gebruikers die de gevolgen ondervinden van maatregelen die de Commissie eventueel uit hoofde van onderhavige richtlijn voorstelt, naar behoren in de Groep vertegenwoordigd zijn.

3.  De Europese ITS-Adviesgroep heeft tot taak een technisch advies op te stellen over de formulering van de in artikel 4 bedoelde specificaties.

4.  De werkzaamheden van de Europese ITS-Adviesgroep worden op doorzichtige wijze uitgevoerd.

Artikel 11

Verslaglegging

1.  De lidstaten dienen ten laatste ...(19) bij de Commissie een gedetailleerd verslag in over hun nationale activiteiten en projecten met betrekking tot de prioritaire terreinen volgens artikel 4, lid 1, waarin ten minste de informatie de in bijlage III vastgestelde informatie is opgenomen.

2.  De lidstaten delen ten laatste ...(20)* hun plannen voor nationale ITS-maatregelen in de volgende vijf jaar, met ten minste de in bijlage III vastgelegde informatie, mee aan de Commissie.

3.  De lidstaten brengen daarna jaarlijks verslag uit over ║ bij de tenuitvoerlegging van deze plannen de geboekte vooruitgang.

4.  De Commissie brengt halfjaarlijks aan het Europees Parlement en aan de Raad verslag uit over de voortgang die is geboekt met de tenuitvoerlegging van onderhavige richtlijn, vergezeld van een analyse van het functioneren van de in bijlagen I en II uiteengezette voorschriften, en zij beoordeelt in hoeverre het noodzakelijk is deze richtlijn te wijzigen.

Met name brengt de Commissie halfjaarlijks aan het Europees Parlement en de Raad verslaag uit over de stand van de financiering en zo nodig doet zij een voorstel voor de financiering van de tenuitvoerlegging van het minimumniveau van ITS-toepassingen en -diensten.

Artikel 12

Omzetting

1.  De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om ten laatste ...(21) aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie onverwijld de tekst van deze bepalingen mee alsmede een transponeringstabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.  De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van nationale wetgeving mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 13

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 14

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te ║

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De voorzitter De voorzitter

(1) Advies van 13 mei 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) PB C ...
(3) Standpunt van het Europees Parlement van 23 april 2009.
(4) http://www.esafetysupport.org/download/European_Commission/048-esafety.pdf.
(5) PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.
(6) PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37.
(7) PB L 345 van 31.12.2003, blz. 90.
(8) PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1.
(9) PB L 124 van 9.5.2002, blz. 1.
(10) PB L 171 van 9.7.2003, blz. 1.
(11) Zie Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad ║ (PB L 3 van 5.1.2005, blz. 1) en Verordening (EG) nr. 683/2008 van het Europees Parlement en de Raad ║ (PB L 196 van 24.7.2008, blz. 1).
(12) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
(13) PB L 166 van 30.4.2004, blz. 124.
(14) PB L 370 van 31.12.1985, blz. 8.
(15) PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1.
(16) PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.
(17)* PB: drie maanden na inwerkingtreding van deze richtlijn
(18)* PB: zes maanden na inwerkingtreding van de deze richtlijn.
(19)* PB: Zes maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn.
(20)** PB: Twee jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn.
(21)* PB:12 maandenna de inwerkingtreding van deze richtlijn.


BIJLAGE I

BEGINSELEN VOOR DE INVOERING VAN ITS ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 3

De selectie en invoering van ITS-toepassingen en -diensten gebeurt op basis van een beoordeling van de behoeften en overeenkomstig de volgende beginselen:

   (a) effectiviteit: het vermogen een tastbare bijdrage te leveren tot het oplossen van de belangrijkste uitdagingen aangaande wegvervoer in Europa (bijvoorbeeld het reduceren van congestie, verlagen van uitstoot, verbeteren van energie-efficiëntie, het tot stand brengen van een grotere veiligheid en betere beveiliging, het aanpakken van problemen in verband met kwetsbare vervoersgebruikers);
   (b) kosteffectiviteit: de verhouding tussen kosten en baten met betrekking tot het halen van doelstellingen;
   (c) geografische continuïteit: het vermogen naadloze diensten te leveren in de hele Gemeenschap en aan haar buitengrenzen, met name op het TEN-T;
   (d) interoperabiliteit: het vermogen van systemen om onderling gegevens uit te wisselen en om informatie en kennis te kunnen delen;
   (e) ontwikkelingsstadium: het ontwikkelingsniveau;
   (f) intermodaliteit − overheveling van vracht van het wegvervoer naar de korte vaart, spoorwegvervoer, binnenscheepvaart of een combinatie van soorten vervoer waarbij het traject over de weg zo doelmatig mogelijk is.


BIJLAGE II

KERNELEMENTEN VAN DE SPECIFICATIES ALS BEDOELD IN ARTIKEL 4

(1)  Optimaal gebruik van weg-, verkeers- en reisgegevens

De specificaties voor het optimale gebruik van weg-, verkeers- en reisgegevens omvatten onder andere:

  (a) de definitie van de eisen inzake de accuraatheid en grensoverschrijdende beschikbaarheid voor ITS-gebruikers van verkeers- en reisinformatie in real-time, met name:
   de beschikbaarheid van accurate gegevens over openbare wegen en real-time verkeersgegevens die worden gebruikt voor verkeers- en reisinformatie in real-time voor ITS-dienstaanbieders,
   faciliteren van elektronische uitwisseling tussen de relevante overheid en belanghebbenden en de bevoegde ITS-dienstaanbieders, grensover-schrijdend,
   het tijdig bijwerken van gegevens over openbare wegen en verkeersgegevens die worden gebruikt voor real-time verkeers- en reisinformatie door de bevoegde overheid en belanghebbenden,
   het tijdig bijwerken van real-time verkeers- en reisinformatie door de ITS-dienstaanbieders;
  (b) de definitie van de eisen inzake het door de bevoegde overheid verzamelen van weg- en verkeersgegevens (met inbegrip van bijvoorbeeld verkeerscirculatieplannen, verkeersregels en aanbevolen routes, met name voor vrachtwagens) en voor het verstrekken van die gegevens aan ITS-dienstaanbieders, met name:
   de beschikbaarheid voor ITS-dienstaanbieders van gegevens over openbare wegen en verkeer (met inbegrip van bijvoorbeeld verkeerscirculatieplannen, verkeersregels en aanbevolen routes) die zijn verzameld door de bevoegde overheid,
   het mogelijk maken van elektronisch uitwisselen tussen de bevoegde overheid en de ITS-dienstaanbieders,
   het tijdig bijwerken van gegevens over openbare wegen en verkeer (met inbegrip van verkeerscirculatieplannen, verkeersregels en aanbevolen routes) door de bevoegde overheid,
   het tijdig bijwerken van de ITS-diensten en -toepassingen onder gebruikmaking van deze gegevens over openbare wegen en verkeer door de ITS-dienstaanbieders;
  (c) de definitie van de eisen inzake de accuraatheid en het ter beschikking stellen van gegevens over openbare wegen aan makers en dienstaanbieders van digitale kaarten, met name:
   de beschikbaarheid voor makers en dienstaanbieders van digitale kaarten, van gegevens over openbare wegen en verkeer die worden gebruikt voor digitale kaarten,
   het faciliteren van elektronische uitwisseling tussen de bevoegde overheid en belanghebbenden en de makers en aanbieders van digitale kaarten,
   het tijdig bijwerken van gegevens over openbare wegen en verkeer voor digitale kaarten door de bevoegde overheid en belanghebbenden,
   het tijdig bijwerken van de digitale kaarten door makers en dienstaanbieders van digitale kaarten;
  (d) de definitie van minimumvereisten voor het gratis verstrekken aan alle weggebruikers van "universele verkeersboodschappen", evenals de minimale inhoud daarvan, met name:
   het gebruik van een gestandaardiseerde lijst van veiligheidsgerelateerde verkeersgebeurtenissen ("universele verkeersboodschappen") die gratis aan ITS-gebruikers moeten worden doorgegeven,
   de compatibiliteit en de integratie van "universele verkeersboodschappen" in ITS-diensten voor verkeers- en reisinformatie in real-time.

(2)  Continuïteit van ITS-diensten voor verkeers- en vrachtbeheer op de Europese vervoerscorridors en in stedelijke agglomeraties

De specificaties voor de continuïteit en interoperabiliteit van de diensten voor verkeer- en vrachtbeheer voor de Europese vervoerscorridors en in stedelijke agglomeraties omvatten het volgende:

  (a) de definitie van de minimale/noodzakelijke eisen voor de continuïteit van ITS-diensten voor vracht en passagiers via vervoerscorridors en verschillende transportwijzen, met name:
   het faciliteren van elektronische uitwisseling van verkeersgegevens en informatie door de bevoegde verkeersinformatie-/controlecentra uit verschillende landen, regio's, stedelijke en interstedelijke gebieden,
   het gebruik van gestandaardiseerde informatiestromen of verkeersinterfaces tussen de bevoegde verkeersinformatie-/controlecentra;
  (b) de definitie van de nodige maatregelen om innovatieve ITS-technologieën (radiofrequentie-identificatie (RFID, DSRC of Galileo/Egnos) te gebruiken bij het tot stand brengen van ITS-toepassingen (met name het volgen en traceren van vracht onderweg en voor verschillende vervoerswijzen) voor de goederenlogistiek (eFreight), met name:
   de beschikbaarheid van relevante TS-technologieën voor en het gebruik ervan door ontwikkelaars van ITS-toepassingen,
   de integratie van de resultaten van lokalisatie (door bv. RFID, DSRC en/of Galileo/EGNOS) in hulpmiddelen en centra voor verkeersbeheer;
  (c) de definitie van de nodige maatregelen voor het ontwikkelen van een ITS-architectuur voor stedelijke mobiliteit, met inbegrip van een geïntegreerde en multimodale aanpak voor reisplanning, de vraag naar vervoer en verkeersbeheer, met name:
   de beschikbaarheid voor stedelijke controlecentra van gegevens over openbaar vervoer, reisplanning, vraag naar vervoer, en verkeers- en parkeergegevens,
   het faciliteren van de elektronische uitwisseling van multimodale gegevens tussen de verschillende stedelijke controlecentra voor openbaar of privévervoer,
   de integratie van alle relevante gegevens en informatie in één enkele architectuur;
   (d) bepaling van de maatregelen die noodzakelijk zijn om te zorgen voor naadloze ITS-diensten in de Gemeenschap en aan haar buitengrenzen.

(3)  Verkeersveiligheid

De specificaties voor ITS-toepassingen voor verkeersveiligheid omvatten het volgende:

  (a) de definitie van de nodige maatregelen voor de geharmoniseerde introductie van pan-Europees eCall, dat omvat:
   de beschikbaarheid van de vereiste voertuigeigen ITS-gegevens die moeten worden uitgewisseld,
   de beschikbaarheid van de nodige apparatuur in de (noodhulp)centra van de weginfrastructuur (Public Service Access Points) die de door de voertuigen uitgezonden gegevens ontvangen,
   het faciliteren van elektronische uitwisseling van gegevens tussen de voertuigen en de (noodhulp)centra van de weginfrastructuur (Public Service Access Points);
   (b) de vaststelling van de nodige maatregelen om de veiligheid van weggebruikers te garanderen met betrekking tot de HMI aan boord en het gebruik van nomadische apparaten, evenals de beveiliging van de communicatie in voertuigen;
   (c) de bepaling van maatregelen tot waarborging van de veiligheid van kwetsbare vervoersgebruikers door middel van systemen voor mobiliteitsbeheer voor aanbieders en gebruikers van diensten, met betrekking tot de inzet van geavanceerde hulpsystemen voor bestuurders (Advanced Driver Assistance Systems, (ADAS)) en HMI;
   (d) de definitie van de nodige maatregelen om de veiligheid en het comfort van kwetsbare weggebruikers te garanderen bij alle ITS-toepassingen;
  (e) de definitie van de nodige maatregelen om veilige parkeerplaatsen te bieden voor vrachtwagens en bedrijfsvoertuigen en op ITS-gebaseerde parkeer- en reserveringssystemen, met name:
   de beschikbaarheid van voldoende parkeerfaciliteiten,
   de beschikbaarheid van parkeerinformatie voor gebruikers,
   het mogelijk maken van elektronische uitwisseling van gegevens tussen parkeerplaatsen, centra en de voertuigen,
   de integratie van relevante ITS-technologieën in zowel voertuigen als parkeerfaciliteiten om de informatie betreffende beschikbare parkeerplaatsen bij te werken met het oog op reserveringen.

(4)  Integratie van het voertuig in de vervoersinfrastructuur

De specificaties voor ITS voor de integratie van het voertuig in de vervoersinfrastructuur omvatten het volgende:

  (a) de definitie van de nodige maatregelen voor het integreren van verschillende ITS-toepassingen in een open platform aan boord van voertuigen, in het bijzonder gebaseerd op:
   de identificatie van functionele vereisten van bestaande of geplande ITS-toepassingen,
   de definitie van een open architectuur die interoperabiliteit en/of onderlinge verbinding met infrastructuursystemen en -faciliteiten garandeert,
   de "plug and play" integratie van toekomstige nieuwe of opgewaardeerde ITS-toepassingen in een open platform aan boord van het voertuig,
   het gebruik van standaardiseringsprocessen voor de goedkeuring van de architectuur, en de open specificaties aan boord van voertuigen;
  (b) de definitie van de nodige maatregelen ter bevordering van de ontwikkeling en implementatie van coöperatieve (voertuiginfrastructuur-)systemen, met name:
   het faciliteren van de uitwisseling van gegevens en informatie tussen voertuigen onderling, tussen voertuig en infrastructuur, en tussen infrastructuren onderling,
   de beschikbaarheid aan de respectieve partijen (voertuig of weginfrastructuur) van de uit te wisselen relevante gegevens of informatie,
   het gebruik van een gestandaardiseerd berichtformaat voor deze uitwisseling van gegevens tussen het voertuig en de infrastructuur,
   de definitie van een communicatie-infrastructuur voor elk type uitwisseling van gegevens en informatie tussen voertuigen onderling, tussen het voertuig en de infrastructuur en tussen de infrastructuur en de infrastructuur,
   de bepaling van een raamwerk van regelgeving over de HMI om aansprakelijkheidsproblemen aan te pakken en met het oog op een betrouwbaarder aanpassing van functionele ITS-veiligheidsaspecten aan het menselijk gedrag,
   het gebruik van normaliseringsprocessen om de respectieve architecturen goed te keuren.


BIJLAGE III

RIchtsnoeren voor de inhoud van VERSLAGEN inzake nationale ITS-acties als bedoeld in artikel 11

(1)  De rapporten met betrekking tot de prioritaire terreinen die zijn vastgelegd in artikel 4, lid 1, en die worden verschaft door de lidstaten overeenkomstig artikel 11 dekken het nationale beleidsniveau. Indien dat relevant is, kan in de verslagen ook informatie over het regionale of lokale beleidsniveau worden opgenomen.

(2)  Het overeenkomstig artikel 11, lid 1, te verstrekken verslag moet ten minste de volgende informatie bevatten:

   (a) de huidige nationale strategie inzake ITS;
   (b) de doelstellingen en de onderbouwing daarvan;
   (c) een korte beschrijving van de status van de invoering en randvoorwaarden van ITS;
   (d) prioritaire terreinen voor huidige acties en gerelateerde maatregelen;
   (e) een indicatie hoe deze strategie en deze acties of maatregelen bijdragen aan de gecoördineerde en interoperabele invoering van ITS-toepassingen en de continuïteit van diensten in de Gemeenschap (zie artikel 4, lid 1).

(3)  Het overeenkomstig artikel 11, lid 2, in te dienen verslag moet ten minste de volgende informatie bevatten:

   (a) de nationale strategie met betrekking tot ITS, met inbegrip van de doelstellingen daarvan;
   (b) een gedetailleerde beschrijving van de invoering en de randvoorwaarden van ITS;
   (c) de geplande prioritaire terreinen voor acties en daarmee samenhangende maatregelen, met inbegrip van een indicatie over hoe de in artikel 4, lid 1, vastgelegde prioritaire terreinen worden aangepakt;
  (d) een gedetailleerde toelichting van de tenuitvoerlegging van huidige en geplande acties wat betreft:
   instrumenten,
   hulpbronnen,
   raadpleging en actieve belanghebbenden,
   mijlpalen,
   toezicht.

Juridische mededeling - Privacybeleid